8 minute read
VERS VAN DE PERS: HET VERHAAL VAN GELDERLAND
De eerlijkheid gebied mij om te beginnen met te zeggen dat ik enigszins allergisch ben voor titels die beginnen met ‘Canon van …’ of ‘Verhaal van …’. Alsof alles vaststaat en onveranderlijk is. Maar niets is zo veranderlijk als geschiedenis. Er worden steeds nieuwe bronnen gevonden of theorieën bedacht, waardoor er steeds anders tegen de geschiedenis wordt aangekeken. Dolly Verhoeven geeft dat in de Introductie in deel 1 ook zelf al aan. Het Verhaal van Gelderland is een levend verhaal, dat steeds weer aangevuld en doorverteld wordt.
Dit gezegd zijnde kom ik op Het Verhaal van Gelderland Vier kloeke delen, verschenen eind november 2022. Die doen de stand van zaken met betrekking tot de geschiedenis van het grondgebied van de huidige provincie Gelderland uit de doeken. Een groot aantal auteurs is er onder leiding van prof. dr. Dolly Verhoeven, bijzonder hoogleraar Gelderse geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, een hele tijd mee bezig geweest. Het resultaat mag er zijn, zeker ook door de prachtige uitvoering met heel veel nieuw kaart- en beeldmateriaal. Het voert te ver om alle vier de delen uitgebreid te bespreken, maar een paar zaken mogen en moeten toch wel genoemd worden. Daartoe zal ik een poging wagen, met speciale aandacht voor Tweestromenland. Ik begin met een algemene opmerking. Dolly Verhoeven geeft in haar Introductie in het eerste deel aan dat de auteurs aangewezen waren op de beschikbare literatuur. Voor aanvullend onderzoek was weinig of geen tijd. Bovendien werden vanwege corona de onderzoeksmogelijkheden vanaf 2020 aanzienlijk beperkt door de gedeeltelijke sluiting van archieven en bibliotheken. Dat euvel is helaas op meerdere plaatsen in de boeken merkbaar. Mijns inziens redelijk voor de hand liggende literatuur over plaatsen in en onderwerpen over Tweestromenland is niet benut.
Het eerste deel, met als titel Gelderland voor het Gelderland werd, behelst de hele pre- en vroege historie tot 1025. Het zal niet verbazen dat in dit deel het landschap regeert over de mensen die er verblijven. Zo gaat de hoofdstroom van de sterk meanderende Waal tot in de 3e eeuw van onze jaartelling vanaf Tiel door het bed van de Linge. Pas na die tijd zal de Waal naar het zuiden afbuigen om samen te vloeien met de Maas. Voor mij nieuw is het gegeven dat de Bataven een mengvolk zijn van lokale Eburonen, Kelten en Chatten. Natuurlijk komen de vondsten bij Dreumel (5 scheepsresten uit de Romeinse tijd) en het grote aantal romeinse villa’s (vooral langs de Waalkant) ter sprake. Evenals de concentratie van (Keltische) glazen armbanden in het Rivierengebied en dan met name in Tweestromenland.
Wat mij wel opgevallen is betreft de zeer summiere vermelding van de La-Tènecultuur in relatie tot Maas en Waal. Daar zijn toch meerdere ijzertijdvindplaatsen bekend met Kalenderbergaardewerk, dat uit die periode stamt. En de Hallstattcultuur waarvan in onze streek ook sporen te vinden zijn wordt in het geheel niet genoemd. Wat ook niet genoemd wordt is de mogelijke relatie tussen de (zuidelijke) Romeinse weg vanuit Nijmegen naar het westen en de benamingen (Oude) Koningsstraat in Maas en Waal. Ook mis ik de discussie over de ligging van de plaats Ad Duodecimum aan deze zuidelijke weg. Vanaf ca. 250 n.C. trekken de Romeinen zich voor en na terug en begint de Germanisering van onze streken. In ons gebied vestigen zich de Franken. Uit de Merovingische periode (450-750) zijn vondsten uit het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen bekend. In de Karolingische en Ottoonse tijd (750-1025) doet het Christendom in onze streken zijn intrede, opgelegd van hogerhand. Maar dat de kerstening van onze streek alleen vanuit Keulen heeft plaatsgevonden waag ik te betwijfelen. Onze streek was juist een plek waar drie bekeringsinvloeden bij elkaar kwamen: Keulen, Utrecht en Maastricht.
In die tijd is het opmerkelijk dat de meeste handelsplaatsen in onze streek aan de Waal liggen en niet aan de Maas. Nog twee bijzondere zaken: de relatief dichte bevolking van onze streek in de Romeinse en Karolingische tijd en de opkomst van het motte-kasteel tegen het eind van de beschreven periode.
Deel 2, Gelderland als zelfstandig graafschap en hertogdom, omspant de periode van 1025 tot 1543. De bewering dat de ar hie van erden ee en a el re el en i ijk ijn a e heiden van die van l hen . durf ik niet te onderschrijven. Rond 1300 werden door de graaf van Gelre grote gebieden uitgegeven voor ontginning (p. 120). Opmerkelijk daarbij is de ontginning van het komgrondengebied Lindenholt/Honicholt bij Neerbosch, namelijk als cope met uiteindelijk 52 hoeves. Door deze ontginningen werd ook een eerste aanzet gegeven tot waterbeheersing door dorpspolderbesturen.
Uit de roerige periode van de strijd tussen de hertogelijke broers Eduard en Reinald III wordt de moord op Em(m)erik/Heimerick van Druten in de parochiekerk onder de consecratie vermeld, evenals de inname van kasteel Bunsweerd bij Beuningen (p. 152). De Slag bij Niftrik (1388) wordt uiteraard vermeld (p. 183), evenals de daarop volgende opmars van de Franse koning richting Gelre-Gulick. De dreigende verovering van Gelre werd door een knieval van de Gelderse hertog voor de Franse koning afgewend. Dat daarna de (handels)banden tussen Gelre en Frankrijk opbloeiden wordt niet vermeld. Ook niet de moord op hertog Lodewijk van Orleans en zijn Horssense schildknaap Jacobus van Mekeren op 23 november 1407, een van de meest schokkende gebeurtenissen uit de laat-middeleeuwse Europese geschiedenis. Dit is uitgebreid beschreven in Tweestromenland 178 (dec. 2018) en B&M Gelre 111 (2020).
De ultieme pelgrimsreis was die naar het H. Land (p. 205). Daarbij worden wel de hertogen Willem van Gulik (1391), Arnold van Egmond (1450) en Adolf van Egmond genoemd, maar niet Dirk I van Bronckhorst, heer van Batenburg, die daar in 1450 ook heen trok en waarover een historielied bekend is. Een opmerkelijk feit is de reis van Albrecht Dürer in 1520 vanuit Nijmegen naar Tiel en van daar naar Heerewaarden, Maasbommel en Den Bosch (p. 302). Maar (Maas)bommel is onlogisch in deze route: zou (Zalt)bommel niet meer voor de hand liggen?
Uiteraard worden ook de activiteiten van Luther vanaf 1517 beschreven (p. 311-312). De eerste vermelding van Lutherse volgelingen dateert van 1523 in Harderwijk. Maar over Reginald/Reynerus Wolfe uit Druten, die zich rond 1530 als geleerde en vrome Lutherse boekverkoper in Londen vestigde en later daar een beroemd boekdrukker zou worden geen woord (Zie Tweestromenland nr. 164 (juli 2015).
Gelderland als Nederlands gewest is de titel van het derde deel en omvat de periode 1543-1795. Dat de steden eind 15e-begin 16e eeuw versterkt werden met bolwerken, dubbele grachten en aarden wallen klopt helemaal, maar dat dit het gevolg was van de uitvinding van het geschut blijft buiten beschouwing. Ook de impact dat deze uitbreidingen hadden op de omgeving wordt niet vermeld. Dat de protestanten in 1566 hun gang konden gaan in het gebied van Willem van Batenburg is natuurlijk bekend, evenals de avonturen en dood van de gebroeders Gijsbert en Diederick van Bronckhorst-Batenburg (p. 56 ev.).
Ets van de onthoofding van de Gebroeders Van BronckhorstBatenburg in het Rijksmuseum Amsterdam. (Bron:Wikimedia Commons)
Leden van dit geslacht worden trouwens consequent Van Batenburg genoemd.
In het Land van Maas en Waal kwam de Reformatie nooit echt van de grond, vooral door toedoen van ambtman Jacob Mom (moet dat trouwens niet Momm zijn?) (p. 124). Maar dat onze streek tot het bisdom Den Bosch zou behoren is volstrekt onjuist (p. 144). Wij hoorden van oudsher tot het aartsdiakonaat Xanten van het bisdom Keulen, en vanaf 1559 tot het diocees Roermond. Dat bleef de he n van da i d in . e a aa e districten Nijmegen (incl. Maas en Waal) en Cuyk gingen toen het apostolisch-vicariaat van Grave vormen, dat pas in 1840 bij het latere bisdom Den Bosch werd gevoegd.
Een belangrijke rol in het op gang houden van het kerkelijk leven in onze streek speelden de Jezuïeten uit Ravenstein (p. 201 en p. 306). Maar de simpele vermelding dat ‘ook andere geestelijke orden’ hier missiewerk verrichten doet geen recht aan het vele werk van de paters Franciscanen uit Megen in vooral het Land van Maas en Waal. En dan wordt op de valreep nog aandacht besteed aan de inval van de Franse troepen onder bevel van generaal Pichegru in oktober 1794 (p. 341). Die zouden in een bloe- dige veldslag de Engelsen bij Druten hebben verslagen. Maar uit onderzoek van enkele jaren gleden is gebleken dat die ‘slag’ er nooit is geweest…. (zie Wikipedia, Slag bij i ijk .
Charles Howard Hodges, portret van generaal Jean-Charles Pichegru, 1795. (Bron: Wikimedia Commons).
Gelderland in het Koninkrijk der Nederlanden is de titel van het vierde deel van Het Verhaal van Gelderland en beslaat de periode van 1795 tot 2020. Ook hier wordt de ‘slag bij Druten’ vermeld (p. 29). Dat de kerken in 1794 door de katholieken konden worden overgenomen van de protestanten (p. 35 ev.) was – in het geval van Druten – met schriftelijke toestemming van Pichegru zelf. De pret was voor de katholieken trouwens van zeer korte duur en de kwestie werd pas bij de Staatsregeling van 1798 geregeld door te bepalen dat de groepering met de meeste aanhangers de kerk mocht hebben.
Dat koning Willem III in 1861 zeer begaan was met de la h er van de dijkd r raak in eneden ee en is bekend, maar dat er voor hem een monument daar werd opgericht staat niet in het boek. Wèl dat er geld werd ingezameld – voornamelijk buiten de streek – voor een ‘Watersnoodbijbel’. De redding van Johanna van Beek wordt trouwens ook niet genoemd.
Monument ter herdenking van de watersnoodvan 1861 aan de Waalbandijk in Beneden-Leeuwen. (Bron: Wikimedia Commons).
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 leidde de benoeming van katholieken in ambten die doorgaans door protestanten waren vervuld regelmatig tot ophef (p. 138-139). De strijd voor gelijkberechtiging van het bijzonder onderwijs werkte als katalysator voor de verzuiling. Maar de schoolstrijd in Appeltern (1844-1855), die zelfs tot ingrijpen van Thorbecke leidde, wordt niet vermeld, terwijl daar in 1985 toch een boek van H.J. Carpay over is verschenen.. De dijkdoorbraak in de nieuwjaarsnacht 1925-1926 liep voor de hele streek desastreus af (p. 233). De regering vond het niet nodig dit tot nationale ramp te verklaren, en de vergoeding van de enorme schade werd zeer slecht geregeld. Maar het boek Wee de vergetenen van H. van Heiningen is niet geraadpleegd. Dan was ook duidelijk geworden dat de Actie Bouwman (p. 247) daarin een voorname voedingsbron vond. Ook dat Bouwman later in NSB-kringen terechtkwam komt in het besproken boek niet voor. doortrekking van de Maas en Waalweg naar deze brug, en daarmee de aansluiting op de A15, volgt in 2010. Pas toen was Maas en Waal redelijk ontsloten, maar over dit alles geen woord.
Dat het op het Gelderse platteland niet gewoon is om ‘door te leren’ is bekend (p. 298). Maar de komst van de hbs Pax Christi in Druten (1959) brengt daarin voor Tweestromenland een grote verandering. We lezen er echter niets over.
Rond 1970 werd Gelderland door diverse oost-west snelwegen met de Randstad en Duitsland verbonden, maar snelle noord-zuidverbindingen waren schaarser (p. 287). De toegezegde bruggen over de Waal bij Druten en de Maas bij Megen zijn er nooit gekomen, terwijl de Noord-Zuidweg wel werd aangelegd. De doortrekking van de A73 komt pas in 1979 gereed, en dan nog maar tot Druten (de N273, Maas en Waalweg). De hele toestand om de komst van de Prins Willem Alexanderbrug bij Tiel (1974, eerst als tolbrug) wordt niet besproken. De
Ondanks de gemelde tekortkomingen en het wat magere gebruik van beeldmateriaal uit Tweestromenland (niet aanwezig?, niet gezocht?) is Het Verhaal van Gelderland toch een aanrader voor iedereen die wil weten hoe de huidige stand van de historische kennis over onze provincie, en daarmee ook onze streek, er voor staat. Het hele boek (vier delen) is verkrijgbaar in elke boekhandel voor € 100,-. U krijgt daar ruim 5 kilo boek voor in een kartonnen cassette. Het ISBN is: 9789024442560.
Voor de volledigheid: de bij deze bespreking geplaatste afbeeldingen komen niet voor in Het Verhaal van Gelderland.