4 minute read

DE FAMILIE BERNULIE IN DRUTEN

(DEEL 4, SLOT)

Wil van Rossum / Martin Bergevoet

Johannes Arnoldus Bernulie

Johannes Arnoldus Bernulie werd geboren in Druten op 15 januari 1817 als zoon van Henricus Theodorus Bernulie en Christina Petrus van Kessel (zie voor hen: Tweestromenland nr. 189, p. 23 ev.). Hij overleed op 21 juni 1870 in Druten en was van beroep schipper. Hij woonde in Druten en ook soms in Maasbommel. Hij voldeed zijn militaire dienstplicht als huzaar bij de 7e Compagnie, in het garnizoen van Maastricht.

Johannes Arnoldus Bernulie trouwde op 9 juli 1851 in Appeltern met Joanna (roepnaam: Anna) van Hemmen, geboren op 31 januari 1821 in Maasbommel. Zij was dochter van korenmolenaar Stephanus van Hemmen en Gertrudis van Elk. Anna overleed op 21 januari 1874 in Druten.

Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren:

1. Geertruda Bernulje, geboren op 17 mei 1852 in Beek en Donk, overleden op 30 maart 1931 in Nijmegen. Zij trouwde op 14 februari 1884 in Nijmegen met Joannes Kersten.

2. Aloysius Henricus Bernulie, geboren op 27 april 1853 in Druten en overleden op 11 juli 1853 in Maasbommel.

3. Christina Maria Bernulie, geboren op 4 februari 1855 in Appeltern, overleden op 28 april 1855 in Gouda.

4. Jacoba Bernulie, geboren op 7 april 1856 in Druten, overleden op 24 december 1950 in Stratum bij Eindhoven. Zij trouwde op 16 januari 1884 in Stratum met de timmerman Joannes van Deursen.

5. Henricus Godefridus Bernulie, geboren op 13 december 1857 in Zaltbommel, overleden op 29 maart 1858 in Someren.

6. Christina Bernulie, geboren op 18 januari 1859 in Rossum, overleden op 25 september 1859 in Deurne en Liessel.

7. Henricus Bernulie, geboren op 24 februari 1860 in Druten, overleden op 15 januari 1867 in Druten.

8. Stephanus Bernulie, geboren op 1 oktober 1861 in Druten en daar overleden op 3 november van datzelfde jaar.

9. Christina Bernulie, geboren op 9 mei 1863 in Druten en daar op 20 juli van dat jaar overleden.

Een aantal kinderen werd, zoals de geboorteakte van Geertruda vermeldt, geboren aan boord van een schip, mogelijk van een Rijnaak als hierna afgebeeld. Zij werden geboren “aan boord van hun schip, liggende in de Zuid Willems Vaart”1. Misschien is het te wijten aan de slechte leefomstandigheden aan boord dat zo veel van de kinderen van dit gezin vroegtijdig overleden. De kindersterfte was in die tijd sowieso nog schrikbarend hoog.

Leonardus Bernuly

Leonardus Bernuly werd geboren op 11-01-1826 te Druten, eveneens als zoon van Henricus Theodorus Bernulie en Christina Petrus van Kessel (zie voor hen: Tweestromenland nr. 189, p.23 ev.). Hij overleed op 27-02-1907 te Maastricht en werd daar op 2 maart van dat jaar begraven. Hij was priester en behoorde tot de Franciscanerorde, ook wel Minderbroeders genoemd. De verblijfplaats van de orde in Maastricht wisselde nogal eens ten gevolge van de veranderende politieke situatie. Het eerste klooster was al sinds 1638 en ook nog in de tijd van Leonardus in gebruik bij het garnizoen van Maastricht. Nu doet het dienst als onderkomen van het Regionaal Historisch Centrum Limburg.

Het tweede klooster werd door Franse revolutionairen in 1796 opgeheven toen de kerkelijke goederen werden genationaliseerd. Tegenwoordig is het bestuur van de Universiteit van Maastricht er gevestigd. Toen de Francisca- nen in 1853 terug mochten keren in Maastricht, werd een derde klooster gesticht. Plaats van vestiging was aan de Tongersestraat-Patersbaan. In dat klooster zal Leonardus zijn laatste levensdagen hebben gesleten.

De Binnenvaart2

De binnenvaart in Nederland bestaat al heel lang, getuige het grote aantal schepen dat werd gevonden bij het zandwinningsproject “Over de Maas” bij Alphen in Gelderland. Daar vond de werkgroep Expeditie Over de Maas onder leiding van archeoloog Nils Kerkhoven het tot dusver grootste scheepskerkhof van Nederland. In totaal gaat het om zo’n zeventien scheepswrakken die variëren van een uitermate zeldzame boomkano uit de laat-Romeinse tijd, middeleeuwse aken en punters tot een laatmiddeleeuwse rivierpraam. Daarnaast werd een enorme hoeveelheid los materiaal gevonden, zoals spanten, leggers, boordplanken, ankers en bootshaken.

In de Middeleeuwen was het veelal de zogenaamde beurtvaart die gebruik maakte van de rivieren: schippers voeren op vaste tijden en vaak om de beurt tussen bepaalde bestemmingen in binnen- en buitenland heen en weer. In de 19e eeuw ontstond naast de beurtvaart zoiets als een ‘wilde vaart’ op de binnenlandse vaarwegen die oogluikend werd toegestaan. Dat wil zeggen dat schippers niet langer meer op vaste routes voeren, maar hun tochten lieten afhangen van waar vracht geladen of gelost moest worden. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd er in het binnenland nog vrijwel uitsluitend gevaren met zeilschepen, alleen op de Rijn voeren toen al stoomschepen, dikwijls met sleepschepen.

De “wilde vaart” bracht met zich mee dat huisvesting op de wal steeds minder belangrijk werd en de schippers het grootste deel van het jaar op hun schip doorbrachten, met hun gezin. Een groeiend aantal had op den duur zelfs geen vaste verblijfplaats op de wal meer.

Vanaf eind 18e eeuw4 kende de vaart hier te lande zowel vrije vaart-schippers als beurtschippers met een grote diversiteit aan vracht als kisten, pakketten, div. bulkwaren etc. Belangrijk waren de beurtschippers ook als vervoerders van geld en andere kostbaarheden! Daartoe hadden zij een of meer grote ijzeren kisten aan boord. Zo ontwikkelde de Drutense beurtschipper De Kat, die o.a. op Dordrecht voer, zich tot ‘kassier’ (= bankier) in Dordt; zijn bank heeft tot in de 20ste eeuw in Dordrecht bestaan! Men maakte soms ook een aristocratiseringsproces door en kocht heerlijkheden; zo ontstond o.a. de familie De Kat van Hardinxveld etc. (zie Ned. Patriciaat). De schepen van de vrije vaart waren dikwijls groter en juist vanuit Druten zien wij diverse families overstappen op aken, die het kolenvervoer vanuit Keulen en Duisburg gingen regelen nadat rond 1780 de turf opraakte. In het tolregister van Nijmegen worden al talrijke aken leeg of geladen genoemd (1806). Er was de hele 19de eeuw al een levendige handel met steden als Rotterdam, Keulen, Duisburg en Antwerpen. Ook uit de Couranten blijkt, dat er al in de 19de eeuw druk gevaren werd met schepen, die niet gespecialiseerd waren in beurtvaart. Tot en met de 18de eeuw lijkt het er wel op dat de beurtvaart bevoorrecht was, maar vanaf de Napoleontische tijd werd de vaart kennelijk al geliberaliseerd.

Noten

1. Geboorteregister Beek en Donk 1852, archiefnummer 50, inventarisnummer 401, aktenummer 11.

2. Noot van de redactie. Ons redactielid Heimerick Tromp heeft enige kanttekeningen gemaakt bij de originele tekst van Van Rossum.

3. De hierna binnen het kader opgenomen tekst is een aanvulling van ons redactielid Heimerick Tromp.

This article is from: