1
Dit is Mohammed Mohammed en Islam GESCHREVEN DOOR R. Pincer
Copyright Š 2019 door R.Spencer Alle rechten gereserveerd. Geen deel van deze publicatie mag worden gereproduceerd, gedistribueerd of verzonden, op welke manier dan ook, elektronisch, mechanisch, inclusief fotokopie, opnemen of welke andere informatieopslag en leessysteem, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever, met uitzondering van een reviewer die wenst korte passages te citeren in relatie tot kritische artikels en geschreven commentaren en review voor het opnemen in magazines, kranten, en uitzendingen.
RegneryÂŽ is een geregistreerd handelsmerk van Salem Communications Holding Corporation Eerste Paperback gepubliceerd in 2007 (ISBN 978-1-59698-528-5)
2
Mohammed: Een eerlijke kijk op zijn invloedrijke (en gewelddadige) leven In De Waarheid over Mohammed, schetst de Bestseller auteur van de New York Times een eerlijk en pakkend portret van de stichter van Islam, dat niet beperkt wordt door angst of begrensd wordt door politieke correctheid. Hierbij is de schrijver bereid is om de harde feiten over Mohammeds leven onder ogen te zien, die nog steeds invloed uitoefenen in de wereld van vandaag. Spencer geeft details Mohammeds ontwikkeling van een prediker van verdoemenis en het hellevuur tot een politiek en militair leider, die zijn invloed uitbreidde door intimidatie en geweld, en zijn aan medestrijders lugubere beloften deed over fysieke geneugten in het Paradijs als zij in zijn zaak gedood zouden worden. Hij verklaart hoe de leerstellingen in Koran met betrekking tot het oorlog voeren tegen de ongelovigen zich ontwikkelde – om de hegemonie te vestigen van Islamitische wet met een constante oorlog als laatste fase. Spencer laat ook de waarheid zien over de heel gelegen komende “openbaringen”, die zijn eigen losbandigheid rechtvaardigde; zijn vreugde over de wrede executies van zijn vijanden; en boven alles, zijn duidelijke bevelen om niet-Moslims te bekeren tot Islam – of hen te dwingen tot onderwerping door de discriminerende wetten te accepteren van de Islamitische wet. Het ware karakter van Islam erkennen is cruciaal, oordeelt Spencer. Elke burger (en beleidsmaker) die vrijheid liefheeft, zou het boek De Waarheid over Mohammed moeten lezen en overdenken. __________________________________________________________________________________
Lof voor De Waarheid over Mohammed “Een onverschrokken verslag waarbij Robert Spencer zijn zoektocht houdt om mythen te ontkrachten, om onwetendheid te behandelen, en om de ogen te openen door de harde waarheid over Islam. Als wij de oorlog tegen Terreur moeten winnen, moeten wij hoe Mohammed werkelijk geleefd heeft – en waarom hij de belangrijkste inspiratiebron is voor wereldwijde jihad. Dit boek is een bedreiging voor ‘de religie van de vrede’ propaganda die het Westen in de greep lijkt te hebben, en waarmee het in slaap weet te wiegen. Deel een slag uit om te overleven: lees het boek.” – Michelle Malkin, nationaal erkende columnist en besteller auteur “In een tijd waarin het vrome narratief van Mohammed een overheersende greep heeft op het Westen, biedt Robert Spencer ons een zeldzame sceptische biografie aan van Mohammed, de profeet van Islam. Hierin baseert hij zich uitsluitend op erkende Islamitische bronnen. Het boek De Waarheid over Mohammed betoogt dat ‘de woorden en daden van Mohammed al 1400 jaar Moslims aanzetten om daden van geweld te plegen.’” – Daniel Pipes, directeur van Midden Oosten Forum en auteur van Slaaf Soldaten van Islam
Robert Spencer is de directeur van Jihad Watch, een programma van de David Horowitz Freedom Center, en auteur van de New York Times bestseller “De Politiek Incorrecte Gids ® van Islam (en de Kruistochten),” en auteur van andere boeken over Islam en terrorisme, inclusief de (Engelse) titels: “Islam Ontsluierd: Schokkende vragen over ’s Werelds Snelst Groeiende Religie” en “Voorwaarts Moslim Soldaten: Hoe Jihad nog steeds Amerika en het Westen bedreigt.” Tevens is hij auteur van acht monografen en honderden artikelen. Hij woont in een niet bekend en veilig onderduikadres.
US $18.99 Canada $23.99
3
INHOUDSOPGAVE Chronologie van Mohammeds leven
8
Namen en plaatsen
9
Hoofdstuk 1: Waarom een biografie van Mohammed vandaag de dag relevant is ............. 12 Is Islam een religie van vrede? Waarom dit relevant is ............................................... 12 Duellerende Mohammedanen .................................................................................... 13 Waarom Mohammed ertoe doet ................................................................................ 15 Beleefde onwaarheden zijn nutteloos......................................................................... 18 Het doel van dit boek................................................................................................... 19 Waarom ik dit boek niet wilde schrijven ..................................................................... 19 Dood aan de “lasteraars”............................................................................................. 21 Het verdedigen van vrijheid van meningsuiting .......................................................... 22 Algemene opmerkingen .............................................................................................. 23 Hoofdstuk 2: Een zoektocht naar de historische Mohammed ............................................ 24 Kunnen wij echt iets te weten komen over Mohammed? .......................................... 24 De Koran ...................................................................................................................... 25 De Hadith ..................................................................................................................... 27 De Sira (biografie) ........................................................................................................ 29 Historische feiten en het Moslim geloof ..................................................................... 32 Hoofdstuk 3: Mohammed wordt een profeet ................................................................... 34 Arabië voor de tijd van Mohammed............................................................................ 34 Mohammeds vroege leven .......................................................................................... 36 Khadija ......................................................................................................................... 37 De eerste visitatie ........................................................................................................ 38 De suïcidale wanhoop keert terug............................................................................... 41
4
Hoofdstuk 4: Mohammeds openbaringen en hun bronnen ............................................... 43 Kopiëren vanuit het Judaïsme ..................................................................................... 43 “Fabelen uit de Oudheid” ............................................................................................ 45 Gekopieerd van het Christendom................................................................................ 46 Nog meer teksten geleend en gekopieerd .................................................................. 50 Openbaringen die heel gelegen komen? ..................................................................... 51 De consequenties ........................................................................................................ 56 Hedendaags in verlegenheid brengen ......................................................................... 58 Hoofdstuk 5: Een onheilsprofeet die waarschuwt voor een grote straf .............................. 60 Moeilijkheden met de Quraish .................................................................................... 60 De evolutie van het bevel om tot oorlog over te gaan ................................................ 62 De Duivelsverzen ......................................................................................................... 64 De Nachtreis (zonder getuigen) ................................................................................... 67 Hoofdstuk 6: Mohammed wordt een krijgsheer ................................................................ 71 De Hijra ........................................................................................................................ 71 Het verdrag tussen de Moslims en de Joden............................................................... 72 De bekering van Abdullah en oplopende spanningen met de Rabbijnen ................... 73 De Hypocrieten ............................................................................................................ 76 De overval op Nakhla ................................................................................................... 76 De Breuk met de Joden en de verandering van de qibla (richting van gebed) ........... 78 Hoofdstuk 7: “Oorlog is bedrog” ....................................................................................... 81 De Slag bij Badr ............................................................................................................ 81 Allah vecht voor de Moslims ....................................................................................... 83 Het probleem van de roofbuit ..................................................................................... 85 De Qaynuqa Joden ....................................................................................................... 86 Woede naar de Joden en Christenen toe .................................................................... 88 Executies en bedrog..................................................................................................... 89 De Quraish slaan terug ................................................................................................ 90 Twijfels wegnemen na (de Slag om) Uhud .................................................................. 92 De deportatie van de Banu Nadir ................................................................................ 93
5
Hoofdstuk 8: “Terreur zaaien in hun hart” ........................................................................ 95 De Slag om de Loopgraaf (of Gracht) .......................................................................... 95 Afrekenen met de Banu Qurayzah .............................................................................. 99 Excuses zoeken voor een bloedbad (en genocide) .................................................... 101 De vrouwen van de Banu Mustaliq............................................................................ 102 Abdullah bin Ubayy en het bidden voor iemands vijanden....................................... 103 Het Verdrag met de Hudaybiyya ............................................................................... 104 De roofoverval bij Khaybar ........................................................................................ 106 De vergiftiging van Mohammed ................................................................................ 107 De roofbuit van Khaybar ............................................................................................ 108 Hoofdstuk 9: Overwinnend door terreur en angst ............................................................110 De verovering van Mekka .......................................................................................... 110 Afvalligen moeten worden gedood ........................................................................... 111 Mohammed bij de Kaäba........................................................................................... 113 De Slag om Hunayn en de verovering van Arabië ..................................................... 114 Uitnodigen tot Islam .................................................................................................. 115 De overval op Tabuk .................................................................................................. 116 Het innen van de Djizja belasting .............................................................................. 119 Laatste Pelgrimstocht: de rechten van vrouwen & de verdrijving van de heidenen 120 De moord op de dichters ........................................................................................... 122 Mohammeds uiteindelijke ziekte .............................................................................. 123 Na Mohammed .......................................................................................................... 125
Hoofdstuk 10: Mohammeds nalatenschap ......................................................................127 De oorlog tegen terreur ............................................................................................. 127 Pedofiele profeet? ..................................................................................................... 127 Vrouwenhaat? ........................................................................................................... 129 Draconische straffen .................................................................................................. 130 Krijger-profeet? ......................................................................................................... 131 Islamitische tolerantie? ............................................................................................. 132 Een meer vriendelijke en zachtaardige Mohammed................................................. 137 De verering van Mohammed ..................................................................................... 138 Het imiteren van Mohammed vandaag de dag ......................................................... 139
6
Een beangstigende realiteit ....................................................................................... 142 Wat zou gedaan moeten worden? ............................................................................ 143
Dankwoord .......................................................................................................................................... 146 Verwijzingen ........................................................................................................................................ 147
Korte samenvatting In “De Waarheid over Mohammed” zul je onder andere het volgende leren: De waarheid van Mohammeds meervoudige huwelijken (inclusief met een 9-jarig meisje). Hoe Mohammed wettelijke standaarden invoerde, die het praktisch onmogelijk maken om bijvoorbeeld verkrachting te bewijzen in Islamitische landen. Dat de Islamitische wet discrimineert naar geslacht: vrouwen hebben minder rechten in zakelijk en familierecht De Islamitische wet van Mohammed discriminerende bepalingen bevat over niet-Moslims, die het leven van niet-Moslims moeilijker en lastiger maakt, waaronder de discriminerende Djizja-belasting. Hoe Mohammeds voorbeeld jihadisme en terrorisme inspireert en rechtvaardigt. Hoe Mohammed door de jaren heen veranderde in een krijger-profeet, die met zijn verzen veel invloed had op mensen, en naar believen zaken kon veranderen of herroepen. De echte incident met de “Duivelsverzen” (en niet de versie van Salman Rusdie), dat vandaag een schandaal blijft voor Moslims. Hoe Mohammeds gebrekkige kennis van Judaïsme en Christendom invloed heeft gehad op zijn Islamitische theologie – en hoe dit de relaties van Moslims met Joden en Christenen tot op de dag van vandaag blijft beïnvloeden en kleuren. Meer informatie over Robert Spencer op de achterflap van dit boek.
7
Chronologie van Mohammeds leven (Alle data zijn een benadering) 570
Mohammed wordt geboren in Mekka
595
Mohammed huwt Khadija, die later de eerste Moslim wordt
610
Mohammed ontvangt wat vervolgens wordt gelooft als zijn eerste openbaring van de engel Gabriël en de openbaring van Allah
613
Mohammed begint met prediking Islam in het openbaar in Mekka
615
Onenigheid met de Qurassh veroorzaakt enkele Moslims om Arabië te verlaten voor Abessinië.
619
Khadija sterft
619
Het incident met de Satanische verzen
620
De nachtelijke reis: Mohammed verklaart dat hij naar het Paradijs is gedragen, en andere profeten heeft ontmoet
622
De Hijra: Mohammed en de Moslims vluchten naar Medina
624
De Nakhla inval en het begin van het geweld in de naam van Islam
624
De slag om Badr: de Moslims belegeren de Joodse Qaynuqa stam en verbannen hen uit Medina
625
Het slag om Uhud: de heidense Mekkanen verslaan de Moslims
625
De belegering en verbanning van de Joodse Nadir stam uit Medina
627
De slag van de gracht (loopgraaf): de Joodse Qurayzah stan verraad Mohammed
627
Mohammed onthooft de mannen van Qurayzah stam en maakt van de vrouwen en kinderen slaven
628
Mohammed sluit het Verdrag van Hudaybiyya met de heidense Mekkanen
628
Mohammed wordt vergiftigd in Khaybar
630
Mohammed en de Moslims veroveren Mekka
630
De Moslims zegevieren in de Slag van Hunayn en veroveren Ta’if; Mohammed wordt leider
630
Oorlog tegen de Christenen: de expeditie naar Tabuk
631
De Arabische stammen blijven buiten de Islamitische heerschappij accepteren Islam
632
Mohammed sterft in Medina op 8 Juli
8
Namen en plaatsen Abdullah bin Jahsh: de Moslim krijger die de eerste Moslim aanval uitvoerde (in Nakhla) op Mohammeds bevel Abdullah bin Salam: een Joodse rabbijn die een vroege bekeerling tot Islam werd Andullah bin Ubayy: een leider van de “Hypocrieten”, onoprechte Moslims die Mohammed tegenwerkten Abu ‘Afak: een dichter die Mohammed bespotte in zijn verzen en werd vermoord op Mohammeds bevel Abu Bakr: Een van Mohammeds vroegste metgezellen en zijn opvolger als leider van de Moslims (Kalief) Abu Jahl: Een leider van de heidense Quraysh die zich verzette tegen Mohammed Abu Lahag: Mohammeds oom, die hem dwarsboomde en vervloekt werd in de Koran (111:1-5) Abu Sufyan: Een leider van de heidense Quraysh, die Mohammed tegenstond, maar zich later tot Islam bekeerde Aisha: Mohammeds favoriete vrouw; hij huwde haar toen ze zes jaar oud was en consumeerde het huwelijk toen ze negen jaar was Al-‘Aqaba: Een stad waar de vroege Moslims een loyaliteitsgelofte doen aan mohammed Al-Lat: Een van de godinnen die aanbeden werden door de heidense Quraysh Al-’Uzza: Een van de godinnen die aanbeden werden door de heidense Quraysh Ali: Mohammeds schoonzoon, die shi'itische Moslims beschouwen als zijn rechtmatige opvolger; hij regeerde kort als de vierde Kalief, na Abu Bakr, Umar en Uthman Asma bint Marwan: Een dichteres die Mohammed bespotte in haar verzen en werd vermoord op bevel van Mohammed Badr: Een Arabische stad ongeveer 100 km van Medina, van waaruit de Moslims hun eerste grote militaire overwinning behaalden, tegen de Quraish stam in 624 Bahira: Een Syrische Christelijke monnik, die volgens Islamitische traditie, dat hij de jongen Mohammed herkende als een profeet Bukhari: Een verzamelaar van de tradities van Mohammed, uit de negende eeuw, die Moslims over het algemeen als betrouwbaar erkennen Buraq: een mythisch wezen, een paard met een mensengezicht, die naar verluidt Mohammed van Mekka naar Jeruzalem bracht, en vanuit daar naar het Paradijs tijdens een nachtelijke reis.
9
Chosroes: De Perzische keizer in Mohammeds dagen, die Mohammed tot Islam riep Gabriël: De engel die verondersteld wordt Allah’s openbaringen aan Mohammed gegeven te hebben Ghatafan: de heidense Arabische stam die, samen met de Quraish, een belegering legden rond Medina in de Slag van de Loopgraaf Hafsa: een van Mohammeds vrouwen Heraclius: De Byzantijnse keizer in Mohammeds dagen, die Mohammed tot Islam opriep Hudaybiyya: Een stad ongeveer 14 km van Mekka, waar Mohammed het vredesbestand sloot met de Quraish-stam Hunayn: Een droge rivierbedding nabij Mekka, waar Mohammed het laatste verzet tegen hem op grote schaal versloeg in Arabië Ibn Ishaq: Mohammeds eerste biograaf (704-773) Ibn Sa’d: Een vroeger opsteller van biografische tradities over Mohammed (d. 845) Jezuzalem: De stad van waaruit Mohammed naar verluidt naar de het Paradijs te zijn opgestegen tijdens zijn Nachtreis Ka’b bin Al-Ashaf: Een Joodse dichter, die met Mohammed spotte in zijn verzen, en vervolgens werd vermoord op bevel van Mohammed Ka’bah: een heilige plaats voor pelgrims in Mekka, die Mohammed schoongeveegd had van afgodenbeelden, en veranderde in een plaats voor de Islamitische pelgrimstocht. Khadija: Mohammeds eerste vrouw en eerste bekeerlinge Khalid bin al-Walid: Een bekend Moslimkrijger Khaybar: Een oase nabij Medina die Mohammed aanviel, waarbij hij de Joden verbande die daar woonden Kinana ibn Rabi: Een Joodse leider bij Khaybar, die gemarteld werd en gedood op bevel van Mohammed, omdat die weigerde een locatie prijs te geven waar een schat verborgen was Manat: een van de godinnen die aanbeden werden door de heidense Quraish-stam Maria de Kopt: Mohammeds bijvrouw en moeder van zijn zoon Ibrahim, die stierf in de kindertijd Mekka: Mohammeds geboorteplaats, de belangrijkste stad voor handen en pelgrims in preIslamitisch Arabië Medina: Een Arabische stad ten noorden van Mekka, waarin Mohammed als eerste een politiek en militair leider werd nadat hij daar naartoe gevlucht was (Hijra) Mohammed: de Profeet van Islam (570-632)
10
Mohammed bin Maslama: Een vroege Moslim die verschillende moordaanslagen pleegde op bevel van Mohammed Nadir: Een Joodse stam in Medina. Mohammed belegerde en verbande hen. Nakhla: Een Arabische stad, van waaruit de Moslims hun eerste militaire overvallen pleegden tegen de Quraish Qaynuqa: Een Joodse stam in Medina. Mohammed belegerde en verbande hen. Quraish: De heidense Arabieren van Mekka. Mohammed behoorde bij deze stam, maar zij verwierpen zijn profetische boodschap Qurayzah: Een Joodse stam van Medina. Mohammed hield toezicht op hun massaslachting nadat zij een bestand verbraken met de Moslims Sa’d bin Mu’adh: De Moslimkrijger die zijn eigen vonnis uitsprak, met Mohammeds toestemming, tegen de Quraish stam Safiyya bint Huyayy: Vrouw van Kinana ibn Rabi. Mohammed nam haar tot zijn eigen vrouw nadat hij haar man Kinana vermoordde Tabuk: Een noord-westerse Arabische stad, van waaruit Mohammed een expeditie leidde tegen de Byzantijnen Ta’if: Een stad ten zuiden van Mekka, waarvan de inwoners aanvankelijk Mohammed afwezen, maar later veroverd werd door de Moslims Uhud: Een berg nabij Mekka, waar de Quraish de Moslims versloegen bij de Slag om Badr Umar: Een van Mohammeds eerste metgezellen en opvolger van Abu Bakr als leider van de Moslims (Kalief) Waraqa: Khadija’s oom en een Christelijke priester. Hij wordt verondersteld om Mohammeds profetische status te hebben bevestigd Zayd bin Haritha: Mohammeds geadopteerde zoon, en eerste echtgenoot van Zaynab bint Jahsh Zaynab bint Jahsh: Mohammeds schoondochter, vrouw van zijn geadopteerde zoon, die hij vervolgens trouwde, toen hij een openbaring meedeelde, dat Allah zei dat hij met haar moest trouwen.
11
Hoofdstuk 1
Waarom een biografie van Mohammed vandaag de dag relevant is
Hoe de “Islam is vredelievend” mantra nog steeds het Westerse beleid domineert Moslims presenteren Mohammed: praten ze wel over dezelfde persoon? Waarom het relevant is wat Mohammed voor persoon was Waarom dit boek gevaarlijk is
Is Islam een religie van vrede? Waarom dit relevant is VIJF jaar sinds de ‘oorlog met terrorisme’ begonnen is, is het nog steeds alledaags gebruik om Islam een religie van vrede te noemen. Het is ook alledaags om deze term vrede ironisch of spottend te gebruiken, met in het achterhoofd de gewelddadige misdaden die in de naam van Islam worden gepleegd. Een kleine minderheid van extremisten zouden naar verluidt de religie hebben gekaapt, maar in de tussentijd hebben jihadistische Moslims de verkiezingen gewonnen in de Palestijnse Autoriteit en elders. De nieuwe, door Amerika gesteunde Iraakse en Afghaanse grondwetten, hebben de Islamitische wet, de sharia, omarmd als de hoogste wet van het land, en de principes van de sharia zijn verankerd in hun grondwet (en dit is inclusief de doodstraf voor Christelijke bekeerlingen). En de overgrote meerderheid van de vredelievende Moslims laten geen enkel teken zien van verzet of veroordeling van de wereldwijde Islamitische jihadstrijd, die wordt gevochten in hun naam. Er is steeds meer bewijs dat jihadistisch geweld eigenlijk erg populair is onder Moslims wereldwijd, en dit heeft de Westerse autoriteiten er niet toe gebracht om hun inzichten over Islam bij te stellen. Op 10 April 2006 beantwoorde President George Bush vragen van afgestudeerde studenten bij de Internationale school van John Hopkins Universiteit in Washington, D.C. Een student leidde een vraag in met een aantal beweringen over Mohammed, de Profeet van Islam:
12
Goede morgen, Meneer de President. Ik heb een meer algemene vraag over de inspanningen die de Verenigde Staten doen om de rest van de wereld te democratiseren. Velen zien de inspanningen van de Verenigde Staten om de wereld te democratiseren – in het bijzonder landen in het Midden-Oosten – als iets dat opgelegd wordt en wat een inbreuk is op hun soevereine rechten. Als je beschouwt dat het in feite Mohammed was, die de eerste bekende grondwet van de wereld formuleerde – ik refereer aan de constitutie die hij schreef voor de stad Medina – en zijn leven en de principes die hij in deze constitutie uiteenzette, zoals opkomen voor het welzijn van vrouwen, kinderen en armen, en als een gelijke leven onder zijn mensen, geschillen oplossen tussen rivaliserende clans in Arabië. En hij gaf elke man en vrouw in het parlement het recht om te kiezen, en garandeerde respect voor alle religies, en ironisch gezien zijn dit dezelfde principes die wij zo hoogachten in onze eigen Constitutie. Daarom vraag ik mij af hoe de door jullie gevormde Irak Studie Groep in opdracht van V.S. Instituut voor Vrede, deze opvallende overeenkomsten kunnen onderzoeken en zo een nieuwe relatie te smeden met de Irakese bevolking. En (hoe jullie) de Amerikanen kunnen onderwijzen over de democratische principes die inherent zijn aan Islam? De president reageerde heel edelmoedig, en nam dit portret van Mohammed als vanzelfsprekend: Ik zeg niet tegen de landen, jullie moeten op ons lijken, en doen zoals wij doen, maar ik zeg, weet je, geef jullie volk een kans om vrij te zijn. En ik denk dat het noodzakelijk is voor Amerika om leiding te nemen in deze zaak. Ik denk dat het…ik denk dat het vitaal is voor onze toekomst dat wij vrijheid bevorderen, en in dit geval, voor het Midden-Oosten. En zoals jij zegt, dat het niet noodzakelijkerwijs ingaat tegen wat de Profeet Mohammed heeft gezegd.(1)
Duellerende Mohammedanen Het is heel erg merkwaardig, dat zo weinig Moslimlanden, waarin Mohammed werkelijk wordt geëerd, vrijheid en democratie aanmoedigen, en ook vrouwen gelijke rechten geven. Maar het idee van Mohammed als een kampioen van deze waarden, is niet iets wat alleen leefde in de vragensteller hierboven aan de president. De Moslimschrijver Farida Khanam portretteert hem als een nederig, zachtmoedig, vol liefde en vol mededogen: Zijn hart was vol van intensieve liefde voor heel de mensheid, ongeacht welke kaste iemand behoorde, of welk geloof of welke kleur iemand had. Eens adviseerde hij zijn metgezellen om alle mensen als zijn broeders en zusters te beschouwen. Hij voegde er aan toe: “Jullie zijn allemaal Adams nakomelingen en Adam was uit klei geboren.” Dit vertelt ons wat voor bewustwording Mohammed aan mensen wilde geven. Zijn missie was om mensen op de hoogte te brengen de realiteit dat alle mensen verbonden zijn, ongeacht dat zij uit verschillende landen kwamen, en schijnbaar verschillend van elkaar zijn, met betrekking tot kleur, taal, kleding, en cultuur. 13
Daarom kan een gepaste relatie tussen alle mensen alleen verwezenlijkt worden, als zij elkaar als broeders en zusters beschouwen. Alleen dan zullen geschikte gevoelens van liefde en respect de overhand hebben in de wereld.(2) Islamitische apologeten en hedendaagse academici hebben dezelfde ideeën als een echo uitgesproken. Mohammed “was, per slot van rekening,” zegt Islamitische geleerde Carl Ernst, “een charismatische persoon die bekend stond om zijn integriteit.”(3) Biograaf van Mohammed, Ar-Raqeeq Al-Makhtum (De verzegelde Nectar) won zijn eerste prijs in een internationale competitie die in Mekka werd gehouden in 1979, schreef dat “de Profeet zowel perfectie in natuur als perfectie in manieren combineerde . . . De Profeet is de meest juiste, meest degelijke, de meest betrouwbare in spraak, en de meest betrouwbare van allen.”(4) Op dezelfde manier drong Ibrahim Hooper, van de Raad van Amerikaanse Islamitische Relaties (CAIR), bij Moslims erop aan, om Mohammeds voorbeeld te imiteren. De Amerikaanse Moslimorganisatie CAIR, is een organisatie die zegt dat zij “het begrip van Islam wil verbeteren, door dialoog te bevorderen, en burgerrechten, en Amerikaanse Moslims krachtiger wil maken.” Dit is wat hij zei in de nasleep van de rellen van de Mohammed Cartoonrellen in eind 2005, toen de protesten internationaal uitbraken als gevolg van de satirische tekeningen. Hij spoorde Moslims aan om Mohammeds voorbeeld te volgen:(5) Jullie moeten geen kwaad doen aan hen die je kwaad doen, maar met hen omgaan in vergevingsgezindheid en vriendelijkheid (Sahih Al-Bukhari). Deze beschrijving van de Profeet Mohammed van Islam is een samenvatting van hoe hij reageerde op persoonlijke aanvallen en misbruik. Islamitische tradities beschouwen een aantal gevallen waarin de Profeet de mogelijkheid had om terug te slaan, naar degenen die hem aanvielen, maar hij hield zich in . . . . Als Moslims moeten wij een stap terugnemen en onszelf afvragen, “Wat zou Mohammed doen?”(6) Maar de internationale rellen en de moorden die vanwege deze cartoons werden gepleegd – over het algemeen werd dit door de daders ervan gezien als een wraak voor de vermeende belediging van Mohammed – suggereerde dat Hoopers visie in geen geval universeel geaccepteerd was onder Moslims. Sommige Moslims deden zelfs een beroep op Mohammeds voorbeeld op de exact tegengestelde wijze van Hoopers pleidooi voor terughoudendheid. Sjeik Omar Bakri Mohammed, die zelf een aanhanger was van Osama bin Laden, en vele jaren jihad predikte in Groot-Brittannië , voordat hij het land verliet in de nasleep van de aanslagen in Londen op 7 Juli 2005, verklaarde dat Mohammed zelf de cartoonisten dood zou willen hebben: “De belediging is nu opgenomen door iedereen, Moslim en niet-Moslim, en iedereen veroordeelt de cartoonisten en de tekeningen zelf. Echter, in Islam zegt God en de boodschapper Mohammed zegt, dat een ieder die een profeet beledigd, dat hij gestraft en geëxecuteerd moet worden. Deze man [die deze cartoon getekend heef] moet berecht worden en als het bewezen wordt, moet ie geëxecuteerd worden.”(7) De Engelse jihadistische groep Al-Ghurabaa, de opvolger van Bakri’s Al-Muhajiroun organisatie, maakte een vergelijkbare verklaring openbaar, waarbij zij refereerden aan incidenten in Mohammeds leven om deze positie te rechtvaardigen: In de dagen van de Boodschapper Mohammed (moge vrede en zegen op hem zijn) waren er individuen zoals deze, die hem beledigden en onteerden, en op hen werd 14
Islamitische berechting uitgevoerd. Zulke mensen werden niet getolereerd in het verleden en door de geschiedenis van Islam heen werden ze berecht volgens de Sharia (Islamitische wet). Kort na deze incidenten begonnen mensen te realiseren dat het beledigen van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) niet iets wat licht opgevat moet worden, en door dat te doen kun je vermoord worden, een concept dat velen vandaag de dag vergeten schijnen te hebben.(9) In April 2006 kondigde de Moedjahedien Raad aan, die geleid werd door Abu Musab al-Zarqawi, de toenmalige leider van al-Qaeda in Irak, dat het een Christen had vermoord in Mosul, vanwege “deze onzuivere kruisvaarder onze geliefde profeet Mohammed beledigde.”(10) Mukhlas, een dader van de jihadistische aanslagen op Bali, liet hetzelfde geluid horen: Als jullie nog een beetje geloof hebben in jullie harten, zijn jullie je vergeten dat het doden van de vijanden van Islam, een daad is die een beloning heeft boven geen andere . . . . Zijn jullie je er niet van bewust dat de Profeet Mohammed, het model (en voorbeeld) voor ons allen is, en de vier rechtmatige Kaliefen gingen erop uit om de ongelovigen te doden, als een van hun voornaamste activiteiten, en de Profeet voerde 77 jihad operaties uit, in de eerste 10 jaar als leider van de Moslimgemeenschap in Medina.(11) De meeste geleerden van Islam in het Westen, zullen zeggen da Mukhlas zijn eigen religie niet goed begrijpt, en een verkeerd beeld geeft van de profeet ervan. Karen Armstrong, die een biografie schreef over Mohammed: Een Biografie van Mohammed (Titel in het Engels), verklaarde dat de 11 kapers “Mohammed in gedachten hadden, toen aan boord van het vliegtuig stapten. ‘Wees optimistisch,’ werd hun verteld in de documenten die naar verluidt werden gevonden in hun bagage, ‘de Profeet was altijd optimistisch.’” Echter, Armstrong gaat verder, “het idee dat Mohammed optimistisch zou denken over de slachtpartij die in zijn naam gepleegd zou worden op 11 September, doet hem oneer aan, omdat, zoals ik in deze bladzijden zal proberen te tonen, Mohammed een groot deel van zijn leven wijdde, aan het juist voorkomen van dit soort lukrake willekeurige slachtpartijen. . . . Mohammed zweerde juist dit soort geweld af, en streefde juist een beleid na van geweldloosheid die Ghandi evenaarde.”(12)
Waarom Mohammed ertoe doet Maar hoe was Mohammed eigenlijk? Deze vraag is elke dag meer nijpend – want als hij werkelijk een man van vrede was, dan kan men redelijke hoop hebben dat zijn voorbeeld de spil zou zijn van de hervormingspogingen in de Islamitische wereld, en dan zou de invloed van jihadistische terrorisme vanzelf minder worden. Als hij werkelijk voorstander was van democratie en gelijkheid van de geslachten, dan zou men heel profijtelijk zijn voorbeeld kunnen oproepen bij Moslims, die hem respecteren als het hoogste voorbeeld van menselijk gedrag, en zij zouden deze idealen vanzelf uitwerken in de Islamitische wereld. Maar als de jihad terroristen gelijk hebben om zijn voorbeeld te gebruiken om hun daden te rechtvaardigen, dan zullen de Islamitische hervormers opnieuw een respectvolle ‘her-evaluatie moeten uitvoeren, om uit te zoeken welke plaats Mohammed inneemt binnen ‘de Islam, iets wat werkelijk een moeilijke onderneming zal worden.
15
Westerse niet-Moslims zouden een antwoord hierop moeten hebben, zodat wij het publieke beleid overeenkomstig hierop kunnen aanpassen. Het algemene onderscheid dat wordt gemaakt tussen “Islam” en “Islamisme”, wordt klakkeloos zonder vragen geaccepteerd, door de overgrote meerderheid van de analisten van het overheidsbeleid, opiniemakers, wetgevers en diplomaten, en dit berust op het idee dat er een kern, of misschien een originele vorm van Islam bestaat, dat geen oorlog voorschrijft tegen niet-Moslims. Hierin heeft “Islamisme” de reputatie om een soort Moslimimitatie van fascisme te zijn, en verder niets van doen heeft met de werkelijke leerstellingen in de Islam. Toen bijvoorbeekd in Juni 2006 zeventien Moslims werden gearresteerd in Canada op verdenking van het beramen van aanslagen tegen het Canadese Parlementsgebouw en andere bekende gebouwen, haastte de Canadese krant Ottowa Citizen om de liberale vroomheden opnieuw te bevestigen: In 2001 brachten ze hun oorlog tegen het Westen naar twee grote Amerikaanse steden. Vervolgens waren Spanje en Engeland aan de beurt (resp. 2004 en 2005). In Nederland, slachtten zij de filmmaker midden af op straat (2004). Australiërs kregen hun deel bij de aanslagen op Bali (2002). Laten wij duidelijk zijn wie we bedoelen met “zij.” Wij bedoelen de Islamisten. Niet de Moslims, maar Islamisten. Een Moslim is iemand die Islam praktiseert, een grote religie. Een Islamist is iemand voor wie Islam niet alleen een religie is, maar een politieke ideologie. Islamisten willen een zuivere Islamitische maatschappij vestigen, die geregeerd wordt door de meest strikte interpretatie van Islam. Islamisme heeft apocalyptische echo’s van een andere duizendjarige ideologie, namelijk Fascisme (denk aan het Duizendjarige Rijk). Islamisme is totalitair, utopisch en gewelddadig – net zoals fascisme is het expansionistisch.(13) Op dezelfde manier, na de jihadistische aanslagen in Londen, verklaarde de Britse premier Tony Blair: “Wij weten dat deze mensen handelen in de naam van Islam, maar wij weten ook dat de overgrote meerderheid van de Moslims, zowel hier in ons land als elders, fatsoenlijke en degelijke mensen zijn, die zich aan de wet houden, en die dit soort van terrorisme afschuwelijk vinden, net zoveel als wij dat vinden.”(14) Groot-Brittannië, net zoals de landen in continentaal West-Europa heeft veel ingezet op deze aanname – met name met betrekking tot het immigratiebeleid. Vanzelfsprekend, zelfs al zouden de jihadisten gelijk hebben over Mohammed, betekent dat niet dat de alle of zelfs de meeste Moslims geen fatsoenlijke en degelijke mensen zijn, die zich niet aan de houden, en niet tegen terrorisme zijn. In Islam, net zoals in andere religieuze tradities, is er een spectrum van opvattingen, kennis en ijver. Iemand kan er niet vanuit gaan, dat als iemand zich een Moslim noemt, dat hij alles weet over de Koran en het leven van Mohammed. Dit is in het bijzonder waar, omdat Islam in feite een Arabische religie is, en Moslims moeten de dagelijkse gebeden, en de Koran in het Arabisch leren, wat de taal van Allah zou zijn. Om te bidden in een andere taal, dat is in Islam onacceptabel. En omdat de meeste Moslims vandaag de dag geen vloeiend Arabisch spreken, en de Koran in moeilijk klassiek 7de eeuws Arabisch is geschreven (en de meeste Engelse of Nederlandse vertalingen zijn net zo moeilijk geschreven in oudEngels of oud-Nederlands), betekent dit dat veel Moslims, en zelfs degenen die vrij serieus zijn in hun geloof, alleen een vaag begrip hebben van wat de tekst werkelijk zegt.
16
Ongeacht deze moeilijkheden, kunnen de teksten wel degelijk gelezen en begrepen worden. En als vredelievende Moslims geen weerwoord hebben, wanneer jihadisten hen wijzen op Mohammeds voorbeeld om geweld te rechtvaardigen, zullen hun gelederen altijd kwetsbaar blijven voor het rekruteren van jihadisten, die zichzelf presenteren als de vertolkers van “pure Islam”, die heel getrouw Mohammeds voorbeeld willen volgen. De Koran en de Islamitische traditie zijn er duidelijk over: hierin wordt Mohammed het ultieme voorbeeld van gedrag genoemd, voor de Moslims om na te volgen. Zijn belang voor honderden miljoenen Moslims wereldwijd, is geworteld in de Koran, het heilige boek van de Moslims. In het kort is hij “een excellent voorbeeld van gedrag” (Koran 33:21). Hij vertoont “een verheven standaard van karakter” (66:4), en zeker, “wie hem gehoorzaamd als Boodschapper [Mohammed], die gehoorzaamt Allah” (4:80). De Koran vertelt Moslims veelvuldig om Allah en Mohammed te gehoorzamen: terwijl het heilige boek van de Moslims het voor lief neemt dat Mohammed feilbaar persoon is (die dus fouten kan maken), instrueert het Moslims herhaaldelijk om Mohammed te gehoorzamen (3:32; 3:132; 4:13; 4:59; 4:69; 5:92; 8:1; 8:20; 8:46; 9:71; 24:47; 24:51; 24:52; 24:56; 33:33; 47:33; 49:14; 58:13; 64:12) Elke toegewijde Moslims zal dit serieus nemen. Muqtedar Khan, van het Centrum van Islamstudies en Democratie, verklaart: Geen religieus leider had zoveel invloed op zijn volgelingen, dan Mohammed (vrede zij met hem), de laatste Profeet van Islam . . . En Mohammed als laatste boodschapper van God geniet superioriteit als het op openbaring aankomt – de Koran en de tradities. Zoveel, dat de woorden, daden, en het zwijgen (dat wat hij zag en niet verbood) van Mohammed een onafhankelijke bron van Islamitische wet werd. Moslims gehoorzamen dit niet alleen, als een deel van religieuze naleven en praktiseren, zij proberen ook om hun Profeet te imiteren en na te volgen, in elk aspect van hun leven. En dus is Mohammed zowel het medium as de bron van de goddelijke wet.(15) Zowel hervormingsgezinde Moslims als bloeddorstige jihadisten roepen Mohammeds voorbeeld aan om hun daden te rechtvaardigen, en de vraag is welke groep de overhand zal hebben in de toekomst, en welke groep de Islamitische wereld zal leiden, die in de greep is van een religieuze opleving, en bijzonder vijandig is naar Amerika en het Westen. Het antwoord op deze vraag zal grotendeels bepaalt worden door Mohammed zelf – door wie hij volgens Islamitische teksten werkelijk was, en wat hij deed. Door deze Islamitische teksten te bestuderen, en wat ze zeggen over de profeet die de religie stichtte, kunnen we iets leren over Mohammed zelf, zelfs als er geen “historische zoektocht naar de figuur Mohammed”, net zoals er een grote zoektocht is geweest naar de historische Jezus. De ware identiteit, de woorden, en de daden van de Profeet van Islam, zijn maar oppervlakkig bestudeerd door geleerden en historici, en dit is deels te wijten aan het gebrek aan vroege, betrouwbare bronnen, en een soort diep ingewortelde Islamitische weerstand met betrekking tot het ter discussie stellen van de geaccepteerde Islamitische overtuigingen, zelfs als dit ondervragen geen betrekking heeft op een polemische pennenstrijd waarbij doctrines worden aangevallen of weerlegd. Terwijl historisch gezien critici van de Bijbel vrij waren en een grote invloed hebben gehad op het Christelijke en postChristelijke Westen, zijn in de Islamitische wereld zulke studies vrijwel niet aanwezig. De weinige geleerden die wel in dit werkveld opereren, zoals Christoph Luxenberg, ontvangen doodsbedreigingen en publiceren daarom onder een pseudoniem. 17
Maar alhoewel de uiteindelijke zoektocht naar de historische Mohammed fascinerend en belangrijk lijkt te zijn, uiteindelijk zal dit niet de richting en koers van de Islamitische wereld bepalen de komende decennia. Het is erg onwaarschijnlijk dat zulke publicaties een significant publiek zullen vinden in de Islamitische wereld dat hier oren naar heeft. Wat echter wel heel invloedrijk zal zijn, is hoe de persoon Mohammed in de Koran en andere Islamitische bronnen verschijnt – in het bijzonder de Hadith, de tradities van de Profeet, die in grote mate de basis van het Islamitische praktijk en vroomheid hebben bepaald. Deze strijd is al gaande. Leden van de jihadgroepen claimen al de Koran en Hadith als hun bondgenoten in een poging om culturele Moslims over te halen. Moslim extremisten zijn smalle weggetjes overgegaan in de binnenlanden om vredelievende Moslimgemeenschappen de gewelddadige Islam te prediken als “pure Islam” en roepen Moslims op om terug te gaan naar wat zij presenteren als de volledige inachtneming van hun religie. En deze volledige inachtneming betreft het oorlog voeren tegen niet-Moslims met als doel om een hegemonie te vestigen van een Islamitische maatschappelijke structuur.(16) Bij dit rekruteren draait het niet alleen om de Koran en andere sleutelteksten in Islamitische bronnen, maar vooral om de historische figuur van Mohammed zelf.
Beleefde onwaarheden zijn nutteloos Veel beleidsmakers en geleerden willen zo’n kritische onderzoekslijn niet volgen, omdat de conclusies ervan beangstigend kunnen zijn. Als de terroristen niet een vredelievende religie “gekaapt” hebben, en als zij niet de wezenlijke Islamitische kern geperverteerd hebben, wat dan? Wil je een wereldwijde oorlog zien? Wil je dat de Verenigde Staten alle 57 landen aanpakt, die meedoen aan de Islamitische Organisatie van Coöperatie (Organisation of Islamic Conference) die in 1969 is gesticht? (Waarvan NAVO bondgenoot Turkije ook deel van uitmaakt?) Een prominent politiek analist verklaarde zelfs dat alhoewel het idee dat Islam een vredelievende religie is, “een beleefd verzinsel blijkt, het wel een invloedrijke fictie is. Invloedrijke Moslims geloven dat het waar is, en het is cruciaal dat deze overwinnen in de worsteling die Moslims ervaren om te bepalen wie zij zijn. In de strijd om zelfdefinitie. In plaats van hen te verachten, en hen af te wijzen, zouden wij hen moeten helpen, en moeten doen wat wij kunnen om hen te ondersteunen. Zoals de Koning van Jordanië, die een anti-terrorisme initiatief is begonnen, en Iraks Ayatollah Sistani, die consistent is geweest in het veroordelen van terrorisme. Wat de kleine theologische verschillen en details ook mogen zijn, religieuze tradities nemen verschillende uiterlijke aspecten aan na verloop van tijd. Sommige mensen vroegen zich af of Christendom een religie van vrede was 300 jaar geleden, toen rivaliserende Christelijke prinsen oorlog voerden over zaken die het geloof aanging.”(17) Het verschil is dat geen Christen ooit overtuigend kan beweren dat Jezus, de prins van vrede, geweld zou hebben geleerd, of iets wat zijn voorschriften zou tegenspreken “dat degenen die leven van het zwaard zullen omkomen door het zwaard,” of “als iemand je op de wang slaat, keer hen ook de andere toe,” en “dat je aan Keizer Caesar (belasting) moet geven wat hem toekomt.” Maar Mohammed onderwees geweld. En als Mohammed een doctrine van geweld tegen ongelovigen leerde, als hij religie en overheid samenvoegde, zal het de strijdende Moedjahedien over de hele wereld geen zelfs geen klein beetje veranderen, als wij net doen alsof dat niet zo is. Die zullen namelijk doorgaan en een beroep doen op de authentieke leerstellingen, om zo hun acties te rechtvaardigen. Het feit dat deze waarheid heel ongemakkelijk is, is geen reden om deze realiteit te verwisselen met “beleefde onwaarheden”. Het gaat hier om feit of fictie, en beleefde excuses veranderen hier niets aan.
18
Als Mohammeds eigen leven en zijn onderwijs de bron zijn van het jihadgeweld, dan zal het identificeren van deze waarheden de Islamitische landen niet verplichten om direct oorlog te voeren met Amerika. Wat het met name zal doen is het bevorderen van helder en intelligent overheidsbeleid, en zo een eerlijke hervorming mogelijk maken binnen Islam zelf. Een dergelijk beleid zou op de feiten zijn gebaseerd, op de ongemakkelijke waarheid, en niet op beleefde onwaarheden.
Het doel van dit boek Dit boek is geen veelomvattende biografie van de Profeet van Islam, alhoewel het een algemeen overzicht geeft van de loopbaan en het traject van zijn carrière. Het is in de eerste plaats vooral een onderzoek naar de aspecten van zijn leven die niet-Moslims problematisch vinden, en die door Moslims vandaag de dag gebruikt worden om gewelddadige acties uit te voeren of ander gedrag te laten zien, die niet in overeenstemming zijn met Westerse noties van mensenrechten en de waardigheid van een persoon. Westerse lezers zullen vernemen waarom gematigde Moslims – waar de Westerse regeringen en wetshandhavingsfunctionarissen zoveel hun hoop op stellen – zo zwak en gemarginaliseerd overkomen in vergelijking met jihadistische groeperingen in de Islamitische wereld. En zij zullen leren waarom Moslims Mohammeds voorbeeld zo overtuigend vinden, en waarom dat voorbeeld gebruikt kan worden om zulke zeer uiteenlopende acties te rechtvaardigen. Later in het boek zal ik laten zien, dat de populaire visies die van Mohammed en Islam in de Westerse wereld zijn gevormd (en in de Engelssprekende wereld), die juist de vooringenomenheid onthullen van degenen die zulke vertekende beelden hebben geschapen.
Waarom ik dit boek niet wilde schrijven Begin 2006 barstte een Moslimwoede uit over heel de wereld over de beruchte Deense cartoons van de Profeet Mohammed. De cartoons zelf waren veel minder aanstootgevend, dan de cartoons die gewoonlijk werden geplaatst in elke Amerikaanse krant, van presidenten, presidentskandidaten, en andere politici. Er waren twaalf cartoons in totaal, waarvan er negen erg onschuldig waren, terwijl drie een verbinding legden tussen Islam en geweld. Alhoewel het idee van geweld vanwege cartoons en striptekeningen idioot lijken voor de meeste niet-Moslims, lokte de “crisis” verschillende diplomatieke acties uit, en officiële discussies, internationale boycots en het bedreigen van onschuldige zakenmensen en ambassadepersoneel. Hier een paar voorbeelden in de hoogtijdagen van de cartooncrisis: ❖ Gaza: Eind Januari namen schutters een EU kantoor in beslag, en eisten verontschuldigingen van Denemarken en Noorwegen (waar een andere publicatie een herdruk maakte van de cartoons).(18) De volgende dag schreeuwen demonstranten “Oorlog tegen Denemarken, dood aan Denemarken,” terwijl zij Deense vlaggen verbrandden. Islamitische Jihadleider Nafez Azzam zei: “Wij voelen grote woede vanwege de voortdurende aanvallen op Islam en de Profeet van Islam en wij eisen van de Deense regering om een duidelijke openbare excuus te maken voor deze verkeerde misdaad.”(19) ❖ Arabische ministers van Binnenlandse zaken, die elkaar in Tunis ontmoetten, verklaarden: “Wij vragen de Deense autoriteiten om de noodzakelijke stappen te nemen om degenen te straffen die verantwoordelijk zijn voor dit kwaad, en om actie te ondernemen om te voorkomen dat dit zich gaat herhalen.”(20) ❖ Libië en Saoedi-Arabië riepen hun ambassadeurs terug van Kopenhagen. 19
❖ In Saoedi-Arabië sloeg een woedende volksmenigte twee medewerkers van een Deens bedrijf Arla Foods. ❖ Door de Islamitische wereld werd Arla Foods onderworpen aan een verlammende boycot – een boycot die werd ondersteund door Moslims wereldwijd.(21) ❖ Iraakse minister van buitenlandse zaken Hoshiyar Zebari maakte zijn beklag kenbaar bij de Deense minister in Bagdad, toen Deense soldaten in een staat van alertheid werden gebracht toen er een fatwa uitgesproken werd, ten tijde van het bekend worden van de cartoons.(22) Deze incidenten werden gevolgd door diplomatieke protesten van de Moslim Wereld Liga, een organisatie van Islamitische Conference en andere organisaties. Er waren protesten in Kashmir, doodsbedreigingen vanuit Pakistan, enzovoort.(23) Zelfs Bill Clinton moest zijn show opzetten, door deze cartoons af te wijzen, zoals hij het verwoordde “deze totaal buitensporige cartoons tegen Islam”. Hij tierde ook zelfgenoegzaam: “Dus weet je nu wat wij aan het doen zijn? … Het vervangen van antisemitische vooroordelen met anti-Islamitische?”(24) Is dat zo? Nee, natuurlijk niet, maar zijn vraag was niet helemaal waar het over ging. De cartoons waren niet een manifestatie van anti-Islamitische vooroordelen: kritiek op Mohammed of zelfs op Islam, is niet, en het zou niet gelijk moeten staan aan anti-Semitisme. Islam is niet een ras, en de problemen zijn niet het gevolg van het zaaien van angst of verspreiden van nep-nieuws. Dit is geen fictie, maar het zijn feiten – feiten die herhaaldelijk zijn benadrukt door Moslims wereldwijd, en zij plegen geweld in de naam van Islam, en rechtvaardigen dat geweld door de leringen van Islam. Door kennis te nemen van het feit dat er een connectie is tussen Islam en geweld, zoals de cartoons doen, is simpelweg een bewustwording van wat al herhaaldelijk is verklaard door figuren zoals Osama bin Laden, Ayman al-Zawahri, Abu Musab al-Zarqawi, Omar Bakri, Abu Hamza, Abu Bakir Bashir en zoveel andere jihadisten. Interpreteren al deze mannen, en zo velen met hen, de Koran en Islam op een verkeerde wijze? Stellen zij het verkeerd voor? Deze vraag, zo cruciaal als het lijkt, is niet erg relevant voor een ethische evaluatie van de cartoons. Het feit is dat deze en andere jihad terroristen, Mohammeds voorbeeld erbij halen, zijn woorden en daden, als hun inspiratiebron. Enkele van de cartoons wijzen alleen simpelweg naar dit feit. Uiteindelijk is de controverse over de cartoons een kwestie van vrijheid van meningsuiting, vrijheid van expressie. Toen de zaak internationale bekendheid verwierf, liet het een belangrijk kloof zien tussen de Islamitische wereld en het post-Christelijke Westen voor wat betreft vrijheid van meningsuiting en vrijheid van expressie. En zolang het Westen doorgaat met het brengen van hulde aan de afgoden van tolerantie, multiculturalisme en pluralisme, zal het zijn moeilijk verworven vrijheden vrijwillig opgeven. Vrijheid van meningsuiting houdt juist in, dat er vrijheid is om te ergeren, kwetsen, prikkelen, belachelijk te maken en aanstoot te geven. Als dat niet zo is, dat is het inhoudsloos. Een leeg ijdel woord. Niet-aanstootgevende taal heeft immers niet de bescherming van een grondwet nodig. (Of zoals in Amerika de bekendeEerste grondwetswijzing (First Amendment) in het jaar 1791 die het Congres (bij ons de Tweede Kamer) verbiedt om wetten aan te nemen die een godsdienst boven een andere plaatst, een staatsgodsdienst in te stellen, en ook geen wetten aan te nemen die de rechten beperken van godsdienstuitoefening, vrije meningsuiting, persvrijheid en vrijheid van vereniging). Het idee dat een bepaald personage of ideologie verboden terrein is voor kritisch onderzoek, of zelfs bespotting, betekent dat de vrijheid van meningsuiting in een soort ideologische dwangbuis wordt geplaatst. Westerlingen kunnen dit heel goed bevatten als het aankomt op Christendom, zelfs wanneer men iets bijtends of aanstootgevends publiceert, zoals Andre Serrano’s
20
Piss Christ of Chris Ofili’s met pornografie omgeven Heilige Maagd Maria. Maar hetzelfde liedje gaat niet op voor een Islamitische context Maar dit is waar het juist het meeste nodig is. De cartoon controverse, zo onbelangrijk als het lijkt te zijn, groeide uit tot een steeds grotere uitdaging voor de Westerse opvattingen over pluralisme en vrijheid van meningsuiting. De krant die oorspronkelijk de cartoons publiceerde, Jyllands-Posten, en de Deense premier Anders Fogh Rasmussen beperkten zich door te zeggen dat zij in wezen spijt hadden dat de Moslims aanstoot namen, en dat het niet zo bedoeld was. Maar de oproepen van Moslims gaan veel verder, zoals de vraag om “degenen te straffen die verantwoordelijk waren”, zoals Arabische ministers eisten, of zoals een Belgische imam zei dat de cartoons beschouwd moeten worden als een “schending van de mensenrechten.” Zelfs de Europese Unie bestrafte de Denen voor de verkeerde afhandeling van de controverse, en waren zich ogenschijnlijk niet bewust van het feit, dat het gevaarlijk is om Islam en Mohammed verheven te plaatsen boven alle kritiek, en dat het verbod op sarcasme of kritiek juist heel gevaarlijk is voor een vrije maatschappij. Anders krijg je dezelfde situatie die zich voordoet in een land als Nood-Korea, waar men geen kritiek mag hebben op de “geliefde grote leider” of op het Marxisme als maatschappijvorm. Werkelijk, dit zou de doodsteek betekenen voor een vrije samenleving. De Organisatie van Islamitische Conferenties had in een bijeenkomst in Mekka in December 2005 besloten om de cartoons als een laaghartige les te beschouwen in het gevaar dat schuilt in het Westerse secularisme. De Moslimwoede over de cartoons was niet een spontane gebeurtenis, maar het verspreidde zich snel over de Moslimwereld.(25) Er werden ten minste 139 mensen gedood, en 823 mensen raakten gewond in de internationale rellen over de cartoons, en bovendien leven de cartoonisten onder voortdurende doodsbedreigingen. (26) (Aanvulling: in Januari 2015 was er een aanslag op een kantoor van Charlie Hebdo in Parijs, uitgevoerd door twee Moslimbroers die uitgerust waren met vesten en Kalasjnikovs. Zij schoten een gewonde politieman, die al neergeschoten was, later in koele bloede van dichtbij neer, zoals ooggetuigen zagen vanaf hun balkons en ramen. Er waren in totaal 12 doden en 11 gewonden. Het brein achter de aanslag was Abu Hamza, die een goede vriend was van de twee broers).
Dood aan de “lasteraars” De cartoonrel was geen uniek fenomeen. In September 2004 maakte de Nederlandse filmmaker Theo van Gogh de film Submission (onderwerping), die op Nederlandse TV werd uitgezonden. Het geesteskind was Ayaan Hirschi Ali, een ex-Moslim en tevens lid van het Nederlandse parlement. Zij schreef het script en deed de voice-over. De film liet beelden zien van de mishandelde Moslim vrouwen, van geslagen vrouwen die transparante gewaden droegen, waardoorheen hun borsten zichtbaar waren, met verzen van de Koran op hun lichamen geschreven. (De film werd uitgezonden door het tv-programma Zomergasten.) Op 2 November 2004 werd van Gogh doodgeschoten op straat in Amsterdam. De dader was een jonge Moslim, Mohammed Bouyeri. Nadat hij meerdere keren geschoten had, stak hij hem herhaaldelijk op hem in, sneed zijn keel open met een slagersmes, en liet een briefje achter met daarin verzen uit de Koran en doodsbedreigingen aan het adres van andere publieke figuren die tegenstander waren van de toevloed van immigranten in Nederland.(27) Dit soort moordpartijen hebben een overvloedig aantal precedenten in de Islamitische wereld. In 1947 vermoordden Islamitische radicalen de Iraanse advocaat Ahmad Kasravi in de rechtszaal, terwijl hij zichzelf verdedigde tegen de aanklacht dat hij Islam had aangevallen en beledigd. Vier jaar later vermoorden leden van de radicale Moslimgroep Fadayan-e Islam de Iraanse premier Haji-Ali Razmara, 21
nadat een groep Moslimgeestelijken een fatwa hadden uitgeroepen die opriep tot zijn dood. In 1992 werd de Egyptische schrijver Faraj Foda vermoord door Moslims, die woedend waren over zijn “geloofsafval” van Islam – een andere overtreding waarvoor in traditionele Islamitische wet de doodstraf staat. Foda’s landgenoot, de Nobelprijswinnaar en romanschrijver Naguib Mahfouz werd in 1994 neergestoken na beschuldigingen van blasfemie. Onder de paraplu van Pakistaanse blasfemiewetten, worden veel niet-Moslims gearresteerd, gemarteld en gedood, op basis van het geringste bewijs. En natuurlijk is er de beroemde fatwa van Ayatollah Khomeini tegen de romanschrijver Salman Rusdie. Van Gogh had zonder twijfel de bedoeling om met de korte film Submission te provoceren en zelfs te beledigen. Hij was de achterkleinzoon van Vincent van Gogh’s broer, en hij was een welbekende en controversiële figuur in het Nederlandse medialandschap. In de jaren daarvoor had hij al Joden en Christenen aangevallen, met genoeg heftigheid om formele klachten uit te lokken. Maar na de film Submission, bleven de doodsbedreigingen binnenkomen. Ayaan Hirschi Ali erkende dat “de kritiek van van Gogh legitiem was. Maar wanneer iemand moet sterven voor zijn mening, dan is wat hij heeft gedaan niet langer van belang. Dat is het moment wanneer wij moeten staan voor onze basisrechten. Anders bevestigen wij juist de moordenaar, en geven wij toe, en geven hem een goede reden om deze persoon de vermoorden.”(28)
Het verdedigen van vrijheid van meningsuiting De vrije wereld zou resoluut achter Denemarken moeten staan, en gereed moeten zijn om de vrijheid van expressie moeten verdedigen. Maar dat deed men niet. Na de moord op van Gogh, zou de wereld de vrijheid van meningsuiting hebben moeten verdedigen. Maar dat deed men niet. Het Westen zou hebben moeten protesteren tegen de Islamitische intolerantie en het geweld, en men zou daartegen het eigen Joods-Christelijke erfgoed moeten promoten, en nadruk moeten leggen op de waardigheid van de individuele persoon, van waaruit het recht op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van geweten en religie. Maar dat deed men niet. Onverdedigd achterlaten, zwakte tonen, zwijgen en toegeven. Dit is de manier om onze rechten van vrijheid van meningsuiting te verliezen. Dit is de reden waarom ik na een grote aarzeling en onzekerheid dit boek heb geschreven. Ik ben mij volledig bewust van de mogelijke risico’s. Maar de kwestie Mohammed – wie hij was, wat hij deed, en wat hij geloofde – is een belangrijke sleutel om het hedendaagse wereldwijde conflict te begrijpen met de jihadisten, en wij moeten hier iets aan doen. Het onderwerp is provocatief – en mogelijk zelfs dodelijk. Maar ik wil laten zien wat Moslimbronnen over Mohammed zeggen – bronnen die door de meeste Moslims als betrouwbaar (Sahih) geacht worden. En ik zal enkele implicaties toelichten. Het is niet noodzakelijk – en het is ook niet mijn bedoeling – om Mohammed te beledigen, of om hem te bespotten, parodiëren of belachelijk te maken. Ik wil alleen nauwgezet en accuraat weergeven wat hij zei en wat hij deed met betrekking tot bepaalde onderwerpen. Maar in deze gebieden raken de gemoederen al snel verhit. Ondanks dat, is dit de reden waarom dit moet geschreven moest worden. Vrijheid van onderzoek en verslag, ende zoektocht naar de waarheid zouden niet tot zwijgen moeten worden gebracht door een kleine groep. Een kleine groep die zelfs bereid is te intimideren of geweld te gebruiken om mensen tot zwijgen te brengen, omdat deze kleine minderheid niet kan accepteren wat er geschreven wordt.
22
Halve waarheden en propaganda die bedoeld zijn om de tegenstanders van deze vrijheid tot bedaren te brengen en te kalmeren, kunnen niet baten op de lange termijn. Een ding is duidelijk: als niemand bereid is zulke risico’s te nemen, dan zal de vrijheid van meningsuiting langzaam een relikwie uit het verleden worden.
Algemene opmerkingen Bij het schrijven van dit boek heb ik alleen vertrouwd op Islamitische bronnen bij het beschrijven van het leven van Mohammed: het eerste biografisch materiaal in de Islamitische traditie, zal ik in hoofdstuk 3 nader toelichten, net zoals de Engelse vertalingen van de Koran die door de Moslims Abdullah Yusuf Ali en Mohammed Marmaduke Pickthall vertaald zijn. (Koranische nummering van de verzen is niet standaard, daarom, als je een vertaling gebruikt anders dan die van Ali of Pickthall, wees er bewust van dat de verzen die aangehaald zijn, enkele verzen verwijderd kunnen zijn van de locatie die ik heb gespecificeerd). In dit materiaal is er enige afwijking van de manier waarop namen worden overgezet vanuit het Arabisch, zodat af en toe de namen op de ene manier worden gespeld door mijzelf, en door een bron op een iets andere manier, maar ik heb getracht om dit tot een minimum te beperken. Op dezelfde manier, heb ik in alle gevallen gerefereerd naar de godheid van Islam als “Allah,” terwijl de Engelse vertalingen van de vroegste Moslim biografie van Mohammed, naar dezelfde godheid wordt verwezen als “God” – zoals ik zal illustreren in mijn citaten uit de biografie in dit boek. Natuurlijk hoort het woord “Allah” niet exclusief toe aan Islam, want de Arabisch sprekende Christenen en Joden gebruikten dit woord om de godheid van Christenen en Joden aan te duiden (29:46). Echter, de traditionele Islam wijst de Christelijke doctrines af, van bijvoorbeeld de Drie-eenheid, de goddelijkheid van Jezus, en andere. Sterker nog, Islam classificeert Judaïsme en Christendom als een “afvalligheid” en verdraaiing van Islam. Om deze reden lijkt het mij redelijk, om net zoals de Engels sprekende Moslims, om het Arabische woord “Allah” te gebruiken voor de Islamitische godheid in het Engels. Ik hoop dat ik hierdoor geen verdere verwarring geef.
23
Hoofdstuk 2
Een zoektocht naar de historische Mohammed
Waarom de Koran niet begrepen kan worden, zonder de Hadith Het onderscheiden van feit en fictie – en waarom dit onmogelijk is De beste vroege bronnen met details over Mohammeds leven Waarom de historische feiten en gangbare overtuigingen van Moslims over Mohammed niet overeenkomen
Kunnen wij echt iets te weten komen over Mohammed? DE MEESTE WESTERSE MOSLIMS weten in praktijk weinig over de Profeet van Islam. Terwijl zelfs in het post-Christelijke Westen de algemene feiten van Jezus Christus bekend zijn, en veel mensen zelfs enkele details van het leven van Gautama Boeddha kunnen opsommen, dat hij verlicht werd toen hij onder een bodhiboom mediteerde, is de figuur van Mohammed voor de meeste niet-Moslims nog steeds bijzonder onduidelijk en vaag. Moslims zouden zeggen dat niet-Moslims uit eigen keuze onwetend zijn over Mohammed, en dat zij het ook niet willen weten. Islamitische woordvoerders houden algemeen vol dat we veel te weten kunnen komen over Mohammed. Muqtedar Khan van het Centrum van Islam Studies en Democratie verkondigde een algemene aanname toen hij zei: “Een buitengewoon aspect van Mohammeds leven is dat hij leefde in het volle licht van de geschiedenis. Er gedetailleerde verslagen beschikbaar over zijn leven, die wij kunnen lezen. Van geen vergelijkbaar religieus figuur is het leven en de tijd zo gedetailleerd opgetekend as het leven van Mohammed.”(1) Het was de Franse geleerde Ernest Renan, die het eerst schreef in 1851 dat Mohammed leefde “in het volle licht van de geschiedenis.”
24
De Koran De Koran bevat bepaalde details over bepaalde incidenten in het leven van de Profeet, maar het bevat geen doorlopende verhaallijn – en de incidenten die het wel noemt zijn vaak indirect en incompleet, alsof het publiek de uitkomst van het verhaal al weet. Volgens de traditionele Moslimvisie, heeft Allah elk woord in de Koran gedicteerd aan de Profeet Mohammed door de Engel Gabriël. De Koran is volgende de Islamitische traditie een perfecte kopie van een eeuwig boek – de umm al-kitab, of Moeder van alle boeken – die voor altijd heeft bestaan bij Allah. Het is stukje bij beetje overhandigd tijdens zijn 23-jarige profetische carrière. Allah zelf is de enige spreker door praktisch de hele Koran heen. (Nu en dan schijnt Mohammed een beetje onthuld te hebben met betrekking tot dit punt: soera 48:27 bijvoorbeeld, bevat de woorden “als Allah het wil” – wat een vreemde spreekwijze is voor Allah om zelf te gebruiken.) Maar meestal spreekt hij rechtstreeks tot Mohammed, en geeft hij instructies over wat voor wetten in te voeren: “Ze vragen je met betrekking tot de gang van zaken bij de vrouw. Zeg: Zij zijn een pijn en verontreiniging: dus blijf weg van vrouwen in hun periode, en benader hen niet totdat zij gereinigd zijn. Maar wanneer zij zich gereinigd hebben, mag je ze op elke manier benaderen, op elke tijd of op elke plaats die voor je door Allah bevolen is. Want Allah houdt van degenen die constant tot Hem keren, en Hij houdt van hen die zichzelf puur en rein houden” (2:222). Maar vaak is het onderwerp ter sprake niet zo rechttoe rechtaan: het lezen van de Koran is op vele plaatsen net alsof je een kamer binnenwandelt waar twee gesprekken tegelijk plaatsvinden, met mensen die je maar nauwelijks kent. Wanneer Islamitische apologeten zeggen dat terroristen jihadteksten in de Koran “buiten de context” citeren, negeren zij het feit dat de Koran zelf weinig context biedt. Het verwijst frequent naar mensen en gebeurtenissen, zonder de moeite te nemen om te verklaren wat er precies gaande is. De eerste vijf verzen van de zesen-zestigste Soera in de Koran bijvoorbeeld – en ik vraag om enige inschikkelijkheid als we ingaan op de exegese van de Koran, die wat verwarrend kan blijken – zeggen dit:
O Profeet! Waarom verbied je wat Allah voor je wettig heeft gemaakt? Zoekt je het behagen van je vrouwen? En Allah is Vergevensgezind, Genadevol. Allah heeft het annuleren van uw eed voor je verplicht gesteld en Allah is uw Beschermer en Hij is Alwetend, Alwijs. Toen de profeet een woord aan een van zijn vrouwen toevertrouwde en zij het daarna ruchtbaar maakte (aan een andere), deelde Allah hem dit mede. Hij maakte een deel ervan bekend en verzweeg een ander deel. En toen hij het haar vertelde, zei zij: "Wie gaf u hiervan kennis?" Hij zei: "De Alwetende, de van alles op de hoogte is, heeft mij er bericht van gegeven." Als je beide (vrouwen) zich bekeren en tot Allah wenden en jullie je hart hiertoe neigen (dan is het wel) – Maar indien je samenspant tegen hem (de profeet), dan is Allah zeker zijn Beschermer, bovendien heeft hij zijn helpers die hem ondersteunen: Gabriël, de rechtvaardigen onder de gelovigen en de engelen. Indien hij zich van je scheidt, dan is het mogelijk dat zijn Heer hem betere vrouwen dan jou zal geven, die Moslim zijn en onderdanig, gelovig, gehoorzaam, berouwvol, vroom, gewend te vasten, weduwen of maagden (66:1-5).
25
Het is onmogelijk uit deze passage op te maken, van wat de Profeet voor verboden hield, nu wel voor hem toegestaan is door Allah. Of op te maken hoe hij probeerde zijn consorten te behagen, en onder welke omstandigheden Allah toestaat dat eden worden gebroken, of welk geheim Allah later aan Mohammed vertelde dat zijn consorten niet wist. Ook is niet duidelijk welke twee consorten nu precies worden vermaand, en dat zij zich zouden moeten bekeren en niet samenzweren tegen Mohammed, en anders zouden zij gescheiden worden. De hele passage – en er zijn velen zoals deze in de Koran – is heel ondoorzichtig voor een ieder die niet direct betrokken is bij de gebeurtenissen. Maar de Islamitische traditie vult het verhaal in – en de context wordt gegeven door een vroege Moslim, Abdullah bin ‘Abbas, die Kalief Umar, een kompaan van de Profeet en zijn tweede opvolger als leider van de Moslimgemeenschap (Oemmah), die hem vragen stelt over deze Koran passage. Gedurende de pelgrimstocht naar Mekka – de Hadj – ontmoet Abdullah Umar en stelde hem een vraag: “O Leider van de gelovigen! Wie waren de twee vrouwen van de vrouwen van de Profeet, waarvan Allah zei: “Als je beide vrouwen zich bekeren en tot Allah wenden (66:4)’?” Umar antwoordde, “ik ben verbaasd om je vraag, O Ibn ‘Abbas. Zij waren Aisha en Hafsa.” Volgens Umar, had een van Mohammeds vrouwen met de naam Hafsa, Mohammed boos gemaakt door hem gelijk een antwoord terug te geven. Dus toen Umar vernam dat Mohammed zich van al zijn vrouwen gescheiden had, was hij niet verbaasd, en riep hij uit: “Hafsa is een geruïneerde loser! Ik verwachtte al dat het een keer zou gebeuren.” Umar ging naar Mohammed toe, die hem aanvankelijk niet wilde ontvangen of spreken. “Ik groette hem, en terwijl ik nog stond, zei ik: ‘Ben je van al je vrouwen gescheiden?’’ Hij hief zijn ogen op, keek naar mij en antwoordde negatief.” Umar beklaagde zich toen dat zijn vrouw ongehoorzaam was geworden, als gevolg van de invloed van enkele van de recente vrouwelijke Moslimbekeerlingen. Toen Umar dat zei “moest de Profeet lachen.” En hij lachte opnieuw toen Umar vertelde dat hij Hafsa had gezegd dat zij niets terug zou moeten zeggen aan Mohammed. En Mohammeds vrouw Aisha, vertelde hij haar, zou ermee weg kunnen komen, omdat zij veel knapper was en Mohammed haar meer liefhad. Umar verklaarde aan Abdullah dat “de Profeet tot zijn vrouwen inging, omwille van het geheim dat Hafsa had onthuld aan Aisha, en hij zei dat hij een maand lang zijn vrouwen niet zou opzoeken, omdat hij boos was op hen toen Allah hem vermaand had (voor zijn eed dat hij Maria niet zou benaderen). Toen 29 dagen voorbij waren gegaan, ging de Profeet als eerste naar Aisha.”(2) Maar Umar onthult Hafsa’s geheim niet. Volgens sommige uitleggers, was het Hafsa die Mohammed in bed had betrapt met een van zijn bijvrouwen (slavinnen), namelijk Maria de Koptische, op een dag waarin hij geacht werd met Hafsa om te gaan. Mohammed beloofde dat hij weg zou blijven van Maria en vroeg Hafsa om de zaak geheim te houden, maar Hafsa vertelde het aan Aisha. Toen kwam Allah het verhaal binnenwandelen met de openbaring van Soera 66, met de dreiging om te scheiden, waarmee Mohammed wordt bevrijd van zijn eed om weg te blijven van Maria de Koptische.(3) Maar een andere traditie legt de zaak heel anders uit. Aisha verklaart: De Profeet was gewend om een lange tijd met Zainab bint Jahsh door te brengen [een andere van zijn vrouwen] en honing te drinken in haar huis. Dus Hafsa en ik besloten dat als de Profeet tot een van ons zou komen, dat wij tot hem zouden 26
zeggen, “Ik ruik de geur van Maghafir (een vreselijk ruikende soort hars) bij je. Heb je Maghafir gegeten?” En dus bezocht de Profeet een van hen en zij sprak op deze manier. De Profeet zei, “Maakt niet uit, ik heb wat honing meegenomen uit het huis van Zainab bint Jahsh, maar ik zal het nooit meer drinken.” En dus werd er geopenbaard: “O Profeet! Waarom verban jij, en houd jij voor verboden, wat Allah jou toestaat … Als je twee (vrouwen van de Profeet) zich bekeren, en terugkeren naar Allah, “ (66:1-4), daarbij verwijzend naar Aisha en Hafsa. “Toen de Profeet een geheime zaak onthuld had aan enkele van zijn vrouwen,” (66:3), namelijk zijn uitspraak: maar ik heb wat honing meegebracht.(4) In dit scenario betreft de openbaring van Soera 66 alleen de jaloezie van zijn vrouwen (of misschien zijn Mohammeds slechte adem) en zijn eed om te stoppen om honing te drinken. In dit geval is honing, juist datgene wat de Profeet eerst voor verboden hield, maar wat Allah wettelijk toestond. In dat geval probeerde Mohammed zijn consorten te behagen door te beloven om honing op te geven, en stond Allah hem toe om zijn eed te verbreken, en zijn dwalende vrouwen te bedreigen met een scheiding. In een andere Hadith eist Umar de eer op voor het inspireren van deze bijzondere openbaring: “Een keer maakten de vrouwen van de Profeet een verenigd front tegen de Profeet en ik zei tot hen, ‘Het kan zijn dat als hij (de Profeet) van jullie (allemaal) gaat scheiden, dat zijn Heer (Allah) hem in plaats van jullie veel betere vrouwen gaat geven dan jullie.’ Dus dit vers [(vers 66:5) is hetzelfde als wat ik had gezegd] werd geopenbaard.”(5) Afgezien van de vraag over de aard van de goddelijke openbaringen met betrekking tot de orale hygiëne van de Profeet of de ruzies en jaloezieën van zijn vrouwen, is het duidelijk dat geen van de traditionele Islamitische verklaringen voor de cryptische en zinspelende uitspraken in Soera 66 alleen vanuit de Koran gereconstrueerd kunnen worden.
De Hadith Misschien reagerend op de fragmentarische kwaliteit van de verhaallijn in de Koran, werkten de vroege Moslims twee hoofdbronnen uit, waarin ze een context voor de Koran verschaften: de tafsir (commentaar op de Koran) en de Hadith (de tradities van de Profeet Mohammed). Een aanzienlijk aantal (alhoewel niet alle) van de Hadith zijn tevens ook Tafsir. Het geeft de asbab an-nazool, of de omstandigheden van de openbaring voor verzen in de Koran (zoals wij zojuist hebben gezien met Soera 66 in de Koran) – en deze kunnen belangrijke implicaties hebben voor hoe een vers moet worden toegepast in het moderne tijdperk. Een Hadith bijvoorbeeld vertelt opnieuw een gebeurtenis waarbij Mohammed een vers uit de Koran reciteerde waarin hij Moslims uitscheldt die geen deelnemen aan de jihad: “Van de gelovigen die stilzitten … zijn niet gelijk aan degenen die strijden in de weg van Allah met hun welvaart en levens. Allah schenkt aan degenen die met hun levens en welvaart strijden een hogere rank dan degenen, die thuiszitten. Allah belooft het goede voor een ieder, maar hij verleent degenen die strijden en ijveren een grotere beloning dan degenen die een zittend leven lijden” (4:95), Op een moment tijdens Mohammeds recitatie, sprak een blinde man hardop: “O Allah’s Boodschapper! Als ik de macht had, dan zou ik zeker deelnemen in Jihad.” Vervolgens “zond Allah een boodschap neer, en onthulde een nieuwe openbaring aan Zijn Boodschapper” en er
27
kwam een aanvulling op dit vers: de blinde vriend werd verwijderd uit deze veroordeling. Dit was de aanvulling “behalve degenen die een pijnlijk gebrek hebben.”(6) De Soenna, (letterlijk manieren of voorbeelden), van de Profeet, die een groot deel van de Hadith omvat, is de tweede bron van autoriteit, naast de Koran, en het bevat een grote hoeveelheid informatie over Mohammed. Juist vanuit de Soenna zijn de meeste wetten uitgewerkt, die de Islamitische samenleving karakteriseert, en onderscheidt van andere maatschappijen. De Soenna is zo belangrijk in de Islamitische gedachtegang, dat volgens de Islamitische geleerde Ahmad Von Denffer, “er een overeenstemming is onder Moslimgeleerden dat de inhoud van de Soenna [in aanvulling op de Koran] ook van Allah afkomstig is. Daardoor worden zij beschreven alsof die ook het resultaat zijn van een of andere vorm van inspiratie.”(7) Vanuit het standpunt bezien van 1400 jaar later, is het haast onmogelijk met enige zekerheid te zeggen wat in deze grote massa van informatie authentiek is en wat niet. Moslims zelf erkennen dat er een groot aantal nagemaakte ahadith (meervoud van Hadith verzen) zijn, die opgeschreven werden om de visies en praktijken van bepaalde partijen in die periode in de vroege geschiedenis van de Moslimgemeenschap een wettige goedkeuring te geven met de ‘zegel van de Profeet’. Dit maakt de vraag van wat de historische Mohammed werkelijk gezegd heeft, nagenoeg onmogelijk. Maar dat betekent niet dat de Hadith geen relevantie hebben voor Moslims. In reactie op de verwarring als gevolg van de snelle toename en proliferatie van de nagemaakte ahadith verzen, zijn verschillende Moslims relatief vroeg in de geschiedenis van de Islam, begonnen om de woorden en daden van de Profeet te categoriseren in meer of minder betrouwbaar, en meer of minder authentiek of definitief.(8) In de negende eeuw zwierven Islamitische geleerden de hele Islamitische wereld over, en verzamelden daarbij de toen bestaande tradities over Mohammed. Vervolgens probeerden zij door de overgrote hoeveelheid ahadith te spitten, en deed men een poging om te bepalen welke betrouwbaar waren en welke niet. Het selectieproces was omvangrijk. De Imam Mohammed Ibn Ismail al-Bukhari (810-870), die de meeste gerespecteerde en gezaghebbende hadith-collecties verzamelde, heeft naar zeggen 300 duizend ahadith-verzen verzameld. Deze staat bekend als Sahih Bukhari). Hij onderzocht deze nauwkeurig, en probeerde elke ahadith te herleiden tot de Profeet zelf, via een onderscheidbare keten van overbrenging (isnad). Uiteindelijk koos hij en publiceerde hij 2000 afzonderlijke ahadith verzen als authentiek, en herhalingen brengen het aantal ahadith in zijn verzameling tot meer dan zeven duizend. Sahih Bukhari alleen beslaat 7 boeken in luxe en weelderige Engels-Arabische edities, gepubliceerd in Saoedi-Arabië. Naast het feit dat ze een context geven voor het enorme aantal verzen in de Koran, geeft het de lezers inzicht in Mohammeds privéleven, zijn wijsheid en voorbeeld in een grote variëteit aan onderwerpen, inclusief wassingen, karakteristiek gedrag bij het gebed, begrafenissen, de verplichte aalmoezen (zakat), de verplichte pelgrimstocht naar Mekka (hadj), het vasten, goede manieren, het verkopen en handelen, het lenen van geld, hypotheken, wilsbeschikkingen en testamenten, trouwen en scheiden, erfenissen, jihad, het onderwerpen en straffen van ongelovigen, bloedgeld, en veel meer – zelfs de interpretatie van dromen. Sahih Bukhari is maar één van de zes lange collecties, die Moslims over het algemeen als betrouwbaar beschouwen. Onder deze Sahih Sittah, oftewel betrouwbare verzamelingen, is er ook een andere die de naam sahih draagt – wat betrouwbaar betekend. Dit is Sahih Muslim, die opgesteld is door Muslim ibn al-Hajjaj al Qushayri (821-875). De andere collecties worden gezien als minder gezaghebbend, na Bukhari en Muslim, maar genieten nog steeds veel respect: Sunan 28
Abu Dawud door Abu Dawud as-Sijistani (d. 888); Sunan Ibn Majah door Mohammed ibn Majah (d.896), Sunan At-Tirmidhi door Abi ‘Eesaa Mohammed At-Tirmidhi (824-893), en Sunan AnNasai door Ahmed ibn Shu’ayb ab-Nasai (d. 915). Ook erg gerespecteerd, alhoewel niet gerekend tot de Sahih Sittah, zijn verschillende andere collecties, die bekend staan als Muwatta Imam Malik (of simpelweg Muwatta Malik). Imam Malik, of de lange naam Malik bin Anas bin Malik Abu Amir Al-Asbahi (715-801), leefde het dichtste bij de periode van het leven van Mohammed, van alle collecties van de ahadith – en hij werd ongeveer 80 jaar na de dood van de Profeet geboren. De studie van de ahadith collecties is een erg complexe en tijd consumerende bezigheid. Geleerden rangschikken individuele tradities al naar gelang de betrouwbaarheid, en geven etiketten als “solide”, “zwak”, “nagemaakt,” enzovoort. Als een traditie in Bukhari of Muslim verschijnt, dan beschouwen Moslimgeleerden het als een grote aanwijzing van betrouwbaarheid, en als het in beide voorkomt, dan ziet men de authenticiteit als vrijwel verzekerd – ten minste vanuit traditioneel standpunt bezien. En dit is niet alleen de mening van Moslimgeleerden, maar van alledaagse Moslims: Bukhari en Muslim worden beschouwd als uitmuntende bronnen. Een Islamitische internetbron verzekerde lezers “dat er niets op deze site de vaste principes van Islamitische wet schendt,” geeft een korte samenvatting van de overheersende opinie van Moslims: “Sahih Bukhari wordt onderscheiden door zijn [zo] sterke betrouwbaarheid”; en Sahih Muslims, zegt het: “Van de 300.000 Hadith (verzen) die zijn geevalueerd, zijn er bij benadering 4000 – verdeeld over 42 boeken – geselecteerd om opgenomen te worden in zijn collectie, gebaseerd op strenge selectiecriteria.”(9) Bukhari en Muslim, en in minder mate de andere collecties van Sahih Sittah, blijven de gouden standaard voor ahadith. De Engelse vertaler van Sahih Muslim, Abdul Hamid Siddiqi, verklaart dat de hadiths “die herkenbaar zijn als absoluut authentiek, worden in deze twee uitmuntende verzamelingen opgenomen,” en dat “zelfs van deze twee, bezet Bukhari een hogere plaats in vergelijking met (de verzameling van) Muslim.”(10)
De Sira (biografie) Dan is er de Sira, of biografie van Mohammed. Met de Hadith en de Koran vormt het de Soenna. De eerste volledige biografie van de Profeet van Islam verscheen 150 jaar na zijn dood. De eerste biograaf van de Profeet was Mohammed Ibn Ishaq Ibn Yasar, algemeen bekend als Ibn Ishaq (704-773). Terwijl veel biografische juweeltjes in andere bronnen voorkomen, niet in het minst de Koran, Ibn Ishaq’s Sirat Rasul Allah (Biografie van de Profeet van Allah) was de eerste poging om continue verhaallijn te verschaffen van Mohammeds leven. Jammer genoeg is de originele vorm van het boek in het verleden verloren gegaan. Het bestaat alleen nog in een later gereviseerde en verkorte versie (alhoewel nog steeds erg lang), die gecompileerd is door Ibn Hisham, die stierf in 834, 60 jaar na Ibn Ishaq, en het wordt in fragmenten geciteerd door vroege Moslimschrijvers, inclusief een andere historicus, Mohammed Ibn Jarir at-Tabari (839-923). Ibn Hisham verklaart dat de versie die hij weglaat, met ander materiaal van Ibn Ishaq’s biografie, “dingen die te schandelijk zijn om over te praten, en zaken die bepaalde mensen zouden bedroeven, en zulke verslagen zoals die van al-Bakka’i vertelden mij dat ik het niet als betrouwbaar kon accepteren.”(11) Enkele van deze “schandelijke” zaken bewoog Malik ibn Anas (715-801), hijzelf de samensteller van een gerespecteerde hadith verzameling, Muwatta, om Ibn Ishaq “een antichrist” te noemen, en te beklagen dat de biograaf 29
“tradities beschrijft op autoriteit van de Joden.” Malik en Ibn Ishaq verzoenden later met elkaar, en talloze andere vroege Moslim autoriteiten bevestigen de betrouwbaarheid van de biograaf. Een Moslim die hem al vele jaren kende, verklaarde dat “geen van de inwoners van Medina afkeurend over hem sprak”, en een andere tijdgenoot noemde hem “betrouwbaar in de tradities.”(12) Moslims hebben het werk van Ibn Ishaq over het algemeen geaccepteerd als betrouwbaar, gebaseerd op het feit dat de afkeer die enkele vroege Moslims zoals Malik voor hem hadden, niet gebaseerd was op het feit dat zijn historische materiaal niet betrouwbaar was, maar van zijn geschreven stukken over Islamitische wet. Hij werd er van verdacht om wettelijke tradities te citeren met een incomplete of ontoereikende keten van overlevering, en daar de autoriteit op baseerde (alhoewel hij nauwkeurig zulke ketens van overdracht in zijn werk opnam voor de meeste van zijn historische verslagen). Hij werd ook beschuldigd van Sjiitische neigingen en andere afwijkingen van orthodoxie. Maar de grote Islamitische jurist Ahmed ibn Hanbal (780855) vatte de overheersende visie samen: “in maghazi [Mohammeds militaire campagnes] en zulke zaken waarvan Ibn Ishaq zei dat het gewoon opgeschreven kon worden, maar in wettelijke aangelegenheden was verdere bevestiging noodzakelijk.”(13) Met andere woorden, hij is een goede bron voor de geschiedenis, maar niet voor wetgeving. Echter, het werk ‘Life of Muhammed’ (het leven van Mohammed’) beschrijft (vertaald in het Engels in 1955) is zo onbeschaamd hagiografisch, dat de nauwkeurigheid ervan twijfelachtig is. De biograaf van de Profeet was een gelovige Moslim, die erg ijverig was om Mohammed te portretteren als een groter-dan-het-leven figuur. Hij vertelt over een incident, waarbij een gevangen genomen vrouw, waarvan de man was geëxecuteerd op bevel van Mohammed, het eten van de Profeet vergiftigde, maar de Profeet had een bovennatuurlijk besef van de daad van de vrouw, en hij spuwde op het vergiftigde eten, en riep uit, “Dit botje vertelt mij dat het is vergiftigd.”(14) Bij een andere geval waren zijn manschappen een loopgraaf aan het graven voor een veldslag en zij stuitten op een grote rots die niemand kon bewegen. De Profeet spuwde op wat water en besprenkelde de rots ermee, waarop het obstakel “verpulverde alsof het zacht was, en dusdanig dat het niet een bijl of schop kon weerstaan.”(15) Wat dan ook zijn betrouwbaarheid als een historicus mocht zijn, veel van het portret van Mohammed dat Ibn Ishaq’s schetste, is door de eeuwen heen in het algehele bewustzijn van Moslims gekomen. Veel gebeurtenissen in het leven van de Profeet, die later invloedrijk werden in de Islamitische geschiedenis, hebben geen andere bron dan Ibn Ishaq. Latere berichtgeving van vroege Moslimhistorici waren volledig afhankelijk van zijn werk. Hij wordt gelezen en gerespecteerd door hedendaagse Moslims, en Moslim boekwinkels hebben nog steeds kopieën van zijn biografie liggen tussen moderne verslagen over de Profeet.(16) Hedendaagse Moslim historici loven zijn nauwkeurigheid: Luitenant-Generaal A.I. Akram van het Pakistaanse Leger maakte een biografie over het leven van Khalid bin Waleed – een van de compagnons van de Profeet Mohammed, die ook de bijnaam “Zwaard van Allah” had. Hierin verklaart hij dat het werk van Ibn Hasham: “van onschatbare waarde is, en een verkorte verzie van het laatste pionierende werk, Seerah Rasoolullah, door Mohammed bin Ishaq. … Mohammed bin Ishaq (die stierf in 150 of 151 AH(17)), is zonder twijfel een belangrijke autoriteit met betrekking tot de literatuur van de Seerah (Profetische biografie) en Maghazi (de veldslagen). Elk werk dat na hem kwam, is afhankelijk van zijn werk. En alhoewel 30
zijn werk in zijn geheel verloren is gegaan, is het vereeuwigd in de prachtige, bewaard gebleven verkorte samenvatting ervan, door Ibn Hasman. … Ibn Ishaq’s werk is opmerkelijk in zijn uitstekende, rigoureuze methodologie en zijn literaire stijl is er een van het hoogste niveau van elegantie en schoonheid. Het is ook nauwelijks verbazingwekkend dat wanneer wij in herinnering brengen dat Ibn Ishaq een ontwikkelde geleerde was, niet alleen in de Arabische taal, maar ook in de wetenschap van de hadith.”(18) De Islamitische schrijver Javeed Akhter, de auteur van “De Zeven fases van het Leven van Profeet Mohammeds” (titel in Engels), is het hiermee eens: “Was Ibn Ishaq betrouwbaar? Hij schijnt heel zorgvuldig te zijn in zijn geschriften. Zodra hij twijfelde, laat hij de tekst vooraf gaan aan een verklaring met het woord ‘Za’ama’ (hij beweert, hij voert aan).”(19) In een onderzoek van Moslim historici, schrijft Salah Zaimeche – van een Moslim organisatie ‘Stichting voor Wetenschap, Technologie en Beschaving’ het volgende over Ibn Ishaq: “Hij corrigeert de hadiths, en verwijdert elke legende en elk dichtkunst uit zijn verklaringen, die niet aan de betrouwbare kant staan. De acties en daden van de Profeet (VZMH20) zijn nauwgezet genoteerd, en zijn veldslagen zijn beschreven tot in de allerkleinste details.”(21) En zijn moderne biografie van de Profeet (die gedistribueerd is door de Raad van Amerikaanse-Islamitische relaties of CAIR, een groep die zichzelf profileert als een voorvechter voor mensenrechten organisatie, die opkomt voor de rechten van Moslims in Amerika), schrijft de Islamitische apologeet Yahiya Emerick lovend over Ibn Ishaq’s Biografie van Mohammed (Sirat Rasul Allah), als “een van de eerste pogingen om een complete biografie te presenteren van Mohammed, door gebruik te maken van een brede variëteit aan bronmateriaal.” (22) Een recente Islamitische geleerde (en zoals Abu Bakr, een Moslimbekeerling) Martin Lings (1909-2005), wiens biografie ‘Mohammed: Zijn Leven Gebaseerd op de Vroegste Bronnen (Titel in Engels), wordt gerespecteerd door zowel Moslims als niet-Moslims (en Ling won zelfs prijzen in Egypte en Pakistan), hoofdzakelijk berust op drie bronnen: Ibn Ishaq’s biografie, een kroniek van de veldslagen van Mohammed door Mohammed ibn Umar al-Waqidi’s (overleden in 823), en tenslotte de tradities die verzameld zijn door al-Waqidi’s secretaris, Mohammed Ibn Sa’id (overleden 845), met als titel: Kitab Al-Tabaqat Al-Kabur (Het Boek van de Hoogste Klassen, dat in het Engels is uitgegeven met de titel ‘The Book of the Major Classes’). De laatste twee werken zijn een generatie later tot stand gekomen dan het werk van Ibn Ishaq, en daarom heeft de biografie Sirat Rasul Allah (Ibn Ishaq) nog steeds de trotse plaats in de geschiedenis als de voornaamste bron van informatie over Mohammed. Martin Ling gebruikt ook de het werk “De Geschiedenis van de Boodschappers en de Koningen” (Ta’rikh ar-Rasul wa ‘l-Muluk) door Tabari, en Bukhari Muslim, en andere bronnen van de hadith. Ik zal in dit boek voornamelijk refereren aan deze bronnen, en hoofdzakelijk aan Ibn Ishaq, omdat zijn werk het oudste chronologische werk is, maar ik zal ook refereren aan Ibn Sa’id, die onder vele Moslimgeleerden als meer betrouwbaar gezien wordt in zijn overdracht van hadith dan al-Waqidi.23 Ik zal ook uitgebreid gebruik maken van Sahih Bukhari en Sahih Muslim, net als andere hadith verzamelingen die door Moslims als betrouwbaar worden gezien. Dit allemaal om een beeld te construeren van Mohammed vanuit Islamitische bronnen, en juist het beeld dat vrome Moslims mogen krijgen, als zij de bronnen onderzoeken over zijn leven en de zegswijzen van hun Profeet.
31
Historische feiten en het Moslim geloof Kunnen wij wat te weten komen over Mohammed, als wij de Koran, de Hadith en de Sira gebruiken? Historische zekerheid is moeilijk vast te stellen met een tekst die zo onafgewerkt en ruw afgewerkt is als de Koran, of met een zoveel foute informatie overspoelde Hadith, en een biografie als de Sira die pas 150 jaar later tot stand is gekomen. En zelfs de Koran, naar de mening van veel moderne historici “zoals wij het nu hebben, is het niet het werk van Mohammed of ‘Uthman-ische redacteuren … maar het is de neerslag van de resulterende sociale en culturele druk gedurende de eerste twee Islamitische eeuwen.”24 Terwijl Islamitische apologeten over het algemeen met trots beweren dat de tekst in de Koran nooit is gewijzigd of veranderd, en dat er geen varianten of andere versies bestaan, zijn er enkele indicaties in zelfs Islamitische tradities dat dit niet helemaal waar is. Een vroege Moslimbron, Anas ibn Malik, verteld dat na een veldslag waarin veel Moslims gedood werden, dat de Koran oorspronkelijk een bericht bevatte van de omgebrachte Moslims naar de levenden: “Toen lazen wij een lange tijd een vers in al-Qur’an (Koran), die of vergeten was of verwijderd. (Het was): breng aan ons volk [de boodschap] over van dat wij onze Heer ontmoetten, die erg verheugd op ons was, en wij waren verheugd in Hem.”(25) Enkele Westerse geleerden, zoals de pionierende Hadith-expert Ignaz Goldziher (1850-1921), net als John Wansbrough, Patricia Crone, Michael Cook, Christoph Luxenberg en anderen, hebben in de tussentijd baanbrekend werk gedaan in het onderzoeken welke ahadith werkelijk de woorden en daden van Mohammed weergeven, wat hij werkelijk zei en deed, en welke ahadith verwezen moet worden naar het rijk van de vrome fabelen – werk dat vaak duidelijk afwijkt van de ontvangen wijsheid van de Moslimgeleerden van de Hadith.(26) Vanuit een strikt historisch standpunt, is het onmogelijk om met zekerheid te zeggen of een man met de naam Mohammed werkelijk bestaan heeft, en als dat wel zo was, of hij werkelijk wel gezegd en gedaan heeft wat werkelijk aan hem toegeschreven wordt. Hij heeft met alle waarschijnlijkheid wel bestaan – in het bijzonder van de geregistreerde aspecten van zijn leven die acuut gênant voor hedendaagse Moslims (en op verschillende niveaus door de hele geschiedenis heen) die worden geconfronteerd met de moeilijkheid om deze te verzoenen met de moderne gevoeligheden. Het is moeilijk om voor te stellen dat een vrome biograaf, die Mohammed als heilig wil voorstellen, Mohammeds huwelijk met een 9-jarig meisje verzonnen zou hebben, of zijn huwelijk met zijn ex-schoondochter (vrouw van zijn geadopteerde zoon). Moslims hebben hiermee geworsteld, en hebben door de eeuwen heen geprobeerd deze aspecten te verklaren. Als een schrijver, redacteur of verzamelaar dit heel simpel naar de vergetelheid verwezen kon hebben, dan zouden ze dit waarschijnlijk hebben gedaan. Maar toch zijn er sommige historici die geloven dat Mohammed die tot ons komt vanuit de Koran, Hadith en Sira, een mengsel is van verschillende figuren, die later vormgegeven is om het Arabisch imperialisme een duidelijk mythologisch (en ethisch) fundament te geven. Anderen hebben in twijfel getrokken of de Mohammed uit de geschiedenis werkelijk wel verbonden was met Mekka en Medina, of dat het verhaal in deze vorm gegoten was, met als doel om de meest belangrijke Arabische handelscentra op de kaart te zetten. Deze historische speculaties hebben nauwelijks enige invloed op de Islamitische doctrine of praktijk. Voor ons doel in dit boek is het minder belangrijk te weten wat werkelijk in Mohammeds leven is gebeurd, en het is belangrijker om te weten wat Moslims over het algemeen accepteren als wat er gebeurd is, want dit laatste vormt de basis van het 32
Moslimgeloof, de praktijk en de wet. Het is belangrijk om te weten wie de Mohammed in de geschiedenis was, en misschien meer belangrijk de Mohammed te kennen die de levens van zoveel Moslims wereldwijd beïnvloedt en dit blijft doen. Het populaire beeld van Mohammed, en het overgrote deel van Islamitische wetgeving, worden geaccepteerd door miljoenen Moslims vandaag de dag, en worden zelfs gezien als de werkelijke wet van Allah, die is uitgewerkt in de woorden en daden die opgeschreven zijn in de Hadith, die orthodoxe scholen van jurisprudentie en geestelijken als authentiek beschouwen. Dit is het beeld van Mohammed die Moslims wereldwijd inspireert, ten goede of ten kwade, en dit blijft een feit, en het maakt hierin niet uit hoe het gesteld is met de historische betrouwbaarheid van het materiaal. Miljoenen Moslims kijken naar de Mohammed in de Koran, de Hadith, en Sira, voor leiding om te kijken hoe ze deze man kunnen imiteren, die de Islamitische traditie al-insan al-kamil noemt, ofwel de Perfecte Man. Dit concept heeft een significante rol gespeeld in het Islamitische mysticisme. De geleerde Itzchak Weismann, die jihad voerde tegen de Fransen in wat tegenwoordig Algerije heet, en de mystieke gedachtegang bediscussieerde van Amir ‘Abd al-Qadir al-Jaza’iri (1808-1883), heeft ooit verklaard dat in sommige Islamitische tradities Mohammed “de Perfecte Man is, en het ideaal voor de mensheid. In de strikte zin heeft alleen Mohammed deze perfecte staat bereikt, omdat het alleen hij was aan wie de Goddelijke namen geopenbaard werden, in complete harmonie en perfectie.”(27) Terwijl sommige minder mystiek aangelegde Moslims dit een overdreven manier van verering vinden, is de toewijding aan Mohammed onder Moslims wereldwijd zeker niet minder vurig. Dit is waarom het noodzakelijk is vandaag de dag dat Westerlingen bekendheid krijgen met deze zeldzame en fascinerende figuur.
33
Hoofdstuk 3
Mohammed wordt een profeet
De religies en goden van Arabië voor Islam Moslim tradities: de Joden en Christenen verwachtten een profeet Mohammeds eerste visie: een engel – of iets anders? Mohammeds angst en zelfmoordgedachten Hoe Mohammed zichzelf overtuigde een profeet te zijn
Arabië voor de tijd van Mohammed MOHAMMED INTRODUCEERDE ISLAM in Arabie, dat toentertijd een mengelmoes was van culturen en religies. Mohammeds eigen stam, de Quraish, was een heidense stam. DE Quraish woonden in de stad Mekka, dat een centrum was van handel en pelgrimage: reizigers van de omliggende gebieden kwamen er doorheen. De Quraish hadden een lucratieve handel van de pelgrims die naar het lokale heiligdom kwamen, de Kaäba, dat onderdak bood aan talloze heidense afgodsbeelden – maar als belangrijkste een beeld van de afgod Hubal. De lokale goden van alle stammen in de regio waren aanwezig in het heiligdom, samen met andere voorwerpen die verafgood werden, zoals bomen en stenen. Een van deze goden was “Allah,” die toen nog niet geïdentificeerd werd als de afzonderlijke god van Islam, en deze zou een van de goden van de Quraish kunnen zijn geweest. Ook belangrijk waren de drie godinnen die erg geliefd waren door de stammen in de regio, namelijk al-Lat, al-‘Uzza en Manat, deze zouden een belangrijke rol spelen in Mohammeds profetische carrière. Vanwege de centrale rol die Mekka speelde in zowel commercie als religie in de regio, hadden de Quraish een aanzienlijke invloed. Met name, zoals wij zullen zien, doordat de Quraish Mohammed afwezen als profeet, lokte dit een aanzienlijke reactie op bij de andere stammen, terwijl zijn acceptatie later, weer de andere stammen ertoe aanzette om zich ook tot Islam te bekeren. Het heidense Arabië was een ruw landschap met onbehouwen kerels. Bloedveten waren veelvoorkomend, en de mensen waren bij wijze van spreken net zo hard en onverzettelijk als het woestijnland. Vrouwen werden beschouwd als roerend goed, dat je kon bezitten. Kind 34
huwelijken (zelfs met meisjes die zo jong waren als 8 of 9 jaar) en babymoord op meisjes waren gangbare praktijk, en vrouwen werden beschouwd als handelswaar. Later zou de Koran uitvaren tegen babymoord op meisjes en dat het vergelding zou krijgen op de Dag van het Oordeel: Wanneer de zon stopt met schijnen Wanneer de sterren naar beneden vallen, en de bergen weggeblazen worden Wanneer de kamelen, groot en klein, onbewaakt achtergelaten worden En de wilde dieren samengebracht worden Wanneer de zeeën verlicht worden en de zielen van mensen samengebracht worden Wanneer het babymeisje dat levend begraven wordt, wordt gevraagd waarom het is gedood Wanneer de boeken van de daden van mensen geopend worden en de hemel naakt openligt Wanneer de hel fel brandt, en het Paradijs nabij komt: Dan zal elke ziel weten wat het heeft gedaan (81:1-14) Over kind huwelijken, echter, zou de Koran een heel verschillende boodschap laten horen. Joden en Christenen woonden ook in het gebied. Christenen waren gecentreerd rond Najran, in het zuidelijk deel van Arabië, nabij Jemen – waar er een Joods Koninkrijk was geweest in de 6de eeuw, onder de heerschappij van Masruq Dhu Nawas. Er waren ook concentraties van Christenen in andere gebieden in Arabië – meestal van ketterse groepen die het Byzantijnse Rijk hadden verlaten om de vervolging en overlast te ontsnappen. Dit waren onder andere de Gnostici, die geloofden dat de fysieke materie slecht was en zich overgaven aan kosmische speculaties die alleen aangehangen werden door een geselecteerde groep van ingewijden. Een andere Christelijke groep waren de Nestorianen, die verbannen werden na het derde oecumenische concilie (gehouden in Efeze in 431) als gevolg van hun weigering om de eenheid van Jezus goddelijke Persoonlijkheid te belijden, en in hun ogen Maria dus te belijden als de Moeder van God. De Nestorianen vertrokken uit het Byzantijnse Rijk, en gingen naar Perzië, waar zij verwelkomd werden. Vanuit het gebied van de Eufraat startten zij een hele serie van ijverige evangelisatiecampagnes in de 6de eeuw, waarbij ze bekeerlingen wierven in Arabië. Aan het eind van de zesde eeuw, bekeerde Numan III, de heerser van noordoost Arabische koninkrijk van de Lakhmiden, zich tot het Christendom. In noordwest Arabië was het koninkrijk van de Ghassaniden ook Christelijk, met een sterke invloed van weer een andere ketterse groep, de Monofysieten, die argumenteerden dat Jezus menselijke natuur opgegaan was in zijn goddelijke natuur. De Monofysieten waren bittere rivalen van de Nestorianen. De Ghassaniden waren vazalstaten van Byzantijnen, en de Lakhmiden van de Perzen – en beide machten gebruikten deze Arabische staten om zichzelf te beschermen tegen de overvallen van de Bedoeïenen die meer in het zuiden van Arabië leefden. Er was zelfs een grotere Joodse aanwezigheid in Arabië. Prominente Joodse stammen bevonden zich in Jemen en in de Khaybar Oase, die zo’n 160 kilometer verwijderd is van Medina. In Medina zelf waren er drie machtige Joodse stammen: de Banu Qaynuqa, Banu Nadir, en Banu Qurayzah. Er waren ook drie Joodse stammen in Mekka. Deze Joodse stammen zouden later een prominente plaats innemen in het verhaal van Mohammed, wiens volledige naam Mohammed ibn Abdullah ibn Abd al-Muttalib was.
35
Mohammeds vroege leven Volgens de traditie werd Mohammed in Mekka geboren op 20 April 570 (of 26 April volgens de Sjiieten). De traditie zegt dat zijn vader al snel stierf nadat hij geboren was, en zijn moeder stierf toen hij 6 jaar oud was. Daarvoor werd hij toevertrouwd aan een pleegmoeder en een voedster, zoals gebruikelijk was in die dagen. De Islamitische traditie wijdt later uitgebreid uit met een aantal biografische verhalen die in lijn waren met zijn profetische status, en waarin hij een soort heiligenstatus verkreeg. Een verhaal komt van zijn moeder, Aminah, die gezegd zou hebben: “Toen ik van hem beviel, scheen er een licht uit mijn baarmoeder, die de paleizen van Syrië verlichtten.”1 Moslims geloven dat er destijds, dus rond de geboorte van Mohammed, een profeet verwacht werd in Arabië. En Moslims geloven dat Joodse en Christelijke Geschriften zijn komst profeteerden. Ibn Ishaq vertelt bijvoorbeeld het verhaal dat er iets vreemds gebeurde bij Mohammeds pleegmoeder, toen zij hem terugbracht naar zijn moeder: “een aantal van Abessiniaanse Christenen zagen hem met haar, toen zij hem terugbracht nadat zij hem gespeend had. Zij keken naar hem, en stelden vragen over hem, en bestudeerden hem aandachtig, en zeiden tot haar, ‘Laten wij deze jongen nemen, en hem naar de koning van ons land brengen, want hij zal een grote toekomst hebben. Wij weten alles over hem.’ De persoon die mij dit vertelde, beweerde dat zij hen moeilijk van zich af kon houden.”2 Op dezelfde wijze is er het verhaal van Mohammeds oom Talib, die zijn voogd was. Hij nam hem een aantal jaar later mee op een lange reis naar de stad Busra om de Christelijke monnik Bahira te bezoeken. Alhoewel Mohammed toen nog een jongen was, “toen Bahira hem zag, bekeek hij hem van dichtbij, keek naar zijn lichaam, en vond sporen van zijn beschrijving (in de Christelijke boeken).”3 Deze verhalen over de Christelijke verwachting van de komst en advent van Mohammed zouden de bewering in de Koran bevestigen dat Jezus zelf gesproken zou hebben over de komst van Mohammed: “En herinner dat Jezus, de zoon van Maria, zei: ‘O Kinderen van Israël! Ik ben de boodschapper van Allah, tot jullie (gezonden), en bevestig de Wet die voor mij kwam, en gaf Goede tijdingen van een Boodschapper die na mij zou komen, wiens naam Ahmed zal zijn’” (61:6). “Ahmed” is een variant van Mohammed, en Moslims identificeren nu de Heilige Geest die Jezus beloofde te zenden in de Bijbel (Johannes 14:16) als de Profeet van Islam. (Wat technisch gezien niet kan, want Mohammed is geen onzichtbare geest die overal tegelijk kan zijn en in mensen kan zijn, maar dat terzijde). Mohammed ondersteunde dit idee (van Bijbelse verwachting) tijdens zijn profetische carrière ook, en zei bijvoorbeeld: “Ik ben (het antwoord van) het gebed van mijn voorvader Ibrahim [Abraham], en ‘Isa Ibn Maryan [Jezus zoon van Maria] gaf goed nieuws over mij.”4 De jonge Mohammed demonstreerde zijn speciale band met Allah, onder andere in een gesprek met de monnik Bahira, die de heidense godinnen al-Lat en al-‘Uzza aanriep. De toekomstige Profeet van Islam zou dit allemaal niet hebben: “Vraag mij niet door al-Lat en al‘Uzza, want bij Allah is niets meer hatelijk dan deze twee.” Bahira stelde hem vervolgens meerdere vragen, en Mohammed antwoordde deze vragen met dat hij de verwachte toekomstige profeet was. Bahira “keek naar zijn rug, en zag toen de zegel van profeetschap tussen zijn schouders, op dezelfde plaats als in zijn boek beschreven was.” Bahira vertelde toen Abu Talib: “Neem je neefje mee terug naar zijn land, en bescherm hem voor de Joden, voor Allah! Als zij hem zien, en over hem te weten komen wat wij weten, dan zullen ze hem kwaad 36
willen doen. En een grote toekomst ligt in het verschiet voor dit neefje van ons, dus neem hem snel mee naar huis.”5 Hij voegde er aan toe: “de Joden zijn zeker zijn vijanden, en hij is de Profeet van deze mensen, en hij is een Arabier en de Joden zijn jaloers op hem, en wensen dat hij een Israëliet zou moeten zijn. Dus bescherm de zoon van je broer.”6 Dit is in overeenstemming met een andere Islamitische fabel over Mohammeds geboorte: een Jood, die hoorde dat hij geboren was, vroeg om het kind te mogen zien. Toen hij hem zag, en volgens Ibn Sa’d, “de moedervlek op zijn rug opmerkte” – waarvan werd gezegd dat dit het teken was van de Profeet die komen moest – “viel hij in een zwijm.” Toen hij weer terug bij zinnen kwam, verklaarde hij: “Het profeetschap is van de Israëlieten weggegaan, en de Geschriften zijn uit hun handen weggegaan. Er is geschreven dat hij met hem zal vechten en hun Schriftgeleerden zal doden.” Dit is nogal een onthullende verklaring als een vroege Moslimvisie op de missie van Mohammed.7 Hier klinken twee terugkerende thema’s door van de Islamitische denken: de veronderstelling dat de Christenen (en Joden) wisten dat Mohammed zou komen, maar hen afwezen door welwillende ongehoorzaamheid aan het bevel van Allah – en dat de Joden de meeste onverbeterlijke vijanden zijn van de Moslims. De Koran klaagt de Joden expliciet aan, en verklaart: “Zo vaak als zij een vuur aansteken voor oorlog, dan dooft Allah het uit. Hun inspanningen zijn erop gericht om het land te corrumperen, en Allah heeft corrupte mensen niet lief” (5:64). Joden en heidenen worden nog erger dan de Christenen erg negatief afgeschilderd: “Het ergste van de vijanden van de gelovigen, zullen jullie bevinden, zijn de Joden en de Heidenen. En het degenen die zullen zeggen “wij zijn Christenen,” zullen het vriendschappelijkst zijn jegens de gelovigen (Moslims). Dat zijn degenen onder de geleerden die toegewijd zijn aan leren en niet arrogant zijn” (5:82). Alhoewel de Koran behoorlijk hard uithaalt naar Christenen in andere teksten in de Koran (zij die Jezus de Zoon van God beschouwen zijn onder de “vloek van Allah” in Soera 9:30), was het karakter van Bahira misschien gecreëerd met het beeld van een vriendelijke Christen in gedachten. Er moet worden opgemerkt, dat er in de geschiedenis geen vermelding is dat Christenen een profeet in Arabië verwachtten 540 jaar na de dood van Jezus, en ook is er geen enkele vermelding in welk Christelijk boek ook, dat er een Arabische profeet zou moeten komen (afgezien van de enkele tekst die vermelding maakt, dat de heilige Paulus tijd doorbracht in Arabië, na zijn bekering en zijn terugkeer naar Damascus). Ook is er geen enkele vermelding van een Christelijke ketter die zo’n geloof zou hebben aangehangen. De kerk was toentertijd goed gevestigd en werd geleid door Paus Gregorius de Grote, en er was geen enkele reden waarom de gevestigde kerk op zoek zou zijn naar nieuwe profeten of nieuwe ketterijen. Het is dan ook vreemd dat de Moslims Mohammed in de context plaatsen van de Christelijke geschiedenis, ten tijde van eind 6de en begin 7de eeuw.
Khadija Mohammeds kindertijd was relatief rustig en zonder veel gebeurtenissen, maar volgens de Islamitische traditie wachtte hem een grote bestemming: hij werd geacht om het agrarische beroep af te wijzen met de woorden, “ik ben opgegroeid voor jihad, en ik ben niet opgegroeid voor landbouw.”8 De keten van gebeurtenissen werd in gang gezet die hem zouden veranderen in een leider en een inspiratiebron voor alle jihadisten, toen hij een verre nicht ontmoette met de naam Khadija bin Khuwaylid, van wie Ibn Ishaq zegt “een koopvrouw met waardigheid en 37
rijkdom.”9 Zonder Khadija zou Mohammed waarschijnlijk nooit profeet zijn geworden. Zij was vijftien jaar ouder dan Mohammed, toen ze elkaar ontmoetten, en zij was een vrouw van aanzienlijke prestaties en goed ontwikkeld. Zij huurde hem als een reizende verkoper naar Syrië, om daar goederen te verhandelen. Zij zond een slavenjongen met hem mee, genaamd Maysara. Op hun weg terug naar Mekka, zag Maysara in de brandende hitte twee engelen die Mohammed beschermden. In Mekka vertelde Maysara aan Khadija wat hij had gezien. Khadija was ook onder de indruk dat Mohammed onderweg haar rijkdom had verdubbeld. Zij vroeg hem ten huwelijk, alhoewel zij 40 jaar was en Mohammed 25 jaar. Sporen van Mohammeds carrière als een verkoper verschijnen ook in de Koran, dat de ongelovigen vermaant in een taal die afgeleid is van de wereld van commercie: “En zij (de bewoners van Mekka) zeggen: Als wij de leiding met je [Mohammed] zouden volgen, dan zouden wij van ons land worden weggevoerd." Hebben we voor hen geen veilig heiligdom opgericht waarheen allerlei producten heen worden gebracht als een voorziening in Onze aanwezigheid? Maar de meesten onder hen wisten het niet." (28:57) Werkelijk van zulke ongelovigen wordt gezegd “Zij zijn het die dwaling hebben aanvaard in ruil voor de rechte weg, maar hun handelwijze heeft hun geen gewin gebracht, en ook worden zij niet geleid” (2:16). Khadija had een neef met de naam Waraqa bin Neufal bin Asad bin ‘Abdul-‘Uzza bin Qusai. Hij was een bekeerling was van Judaisme naar Christendom, en hij was priester die “de geschriften bestudeerd had, dat een profeet zou opkomen onder dit volk.” 10 Khadija vertelde hem over Maysara’s visie en dit onroerde Warraqa diep: “Als dit waar is, Khadija,” zei Warraqa, “zeker, dan is Mohammed de Profeet van zijn volk. Ik wist dat een profeet onder het volk verwacht werd. Zijn tijd is nu gekomen.”11 Warraqa zou later een vitale rol spelen in Mohammeds vroege profetische carrière, maar niet eerder dan 15 jaar later, nadat volgens de Islamitische traditie, talloze heidense waarzeggers, Joodse rabbijnen, en Christelijke monniken Mohammeds profetische status opmerkten. Volgens een vroege Moslim, Asim bin Umar bin Qatada, hadden de Joden voordat Mohammed op het toneel verscheen, in het gebied de gewoonte om tot de Arabieren te zeggen: “De tijd van een profeet die gezonden zou worden, is nu gekomen. Wij zullen jullie doden met zijn hulp.” Maar toen Mohammed werkelijk begon te prediken, verklaart Asim vervolgens, “geloofden wij in hem, maar ontkenden hem.”12 De Koran beklaagt hun ‘verdorvenheid’: “En wanneer er een Boek van Allah naar hen toekomt, dat bevestigt wat bij hen is [in de Thora] – alhoewel zij vanouds voor overwinning hadden gebeden tegen degenen zonder geloof – en wanneer er iemand naar hen toekomt die zij (zouden moeten) herkennen, dan weigeren ze daarin te geloven, maar de vloek van Allah is op degene zonder geloof” (2:89). De repercussies van deze afwijzing zouden doorklinken in onze hedendaagse wereld.
De eerste visitatie Toen Mohammed volwassen was, was hij volgens zijn vroege volgeling Ali “niet buitengewoon lang, maar ook niet extreem klein. Hij had onder zijn vrienden een gemiddelde lengte. Zijn haar was niet gekruld maar ook niet gegolfd. Het was er tussenin. … Zijn gezicht was niet gezwollen, of vlezig compact. Het was mooi rond. Zijn mond was wit. Hij had grote zwarte ogen met langharige wenkbrauwen. Zijn gewrichten en schouders waren behoorlijk groot. … Bij het lopen tilde hij zijn voeten van de grond alsof hij in waterige modderpoel wandelde.” 13 En ander zei: “Wanneer hij wandelde, had hij de neiging om voorover te hangen, alsof hij over een 38
helling wandelde.”14 Volgens weer een andere vroege Moslim, had hij “een breed gezicht met roodachtige (brede) ogen, en smalle hielen.”15 Weer een ander maakt melding dat hij “vlezige palmen en vlezige voeten had”, en dat hij “een knap gezicht had. Ik heb nooit zo’n iemand gezien na hem.”16 Tussen zijn schouders was er een (grote) moedervlek, die de monnik Bahira zo geïmponeerd had: een Moslim beschreef dit als “de zegen van zijn profeetschap” en als iets “dat lijkt op een vuist … en daarom heen waren er moedervlekken alsof er wratten omheen waren.”17 Later in zijn leven, toen zijn haren en baard grijs begonnen te worden, begon hij ze te verven met henna, en vertelde zijn volgelingen: “Zeker, het beste waarmee je de kleur van haar kunt veranderen en al-henna en indigo. … Verf je grijze haren, maar niet zodat het lijkt op wat de Joden en Christenen doen,” die gewend waren om het zwart te verven.18 Het is niet ongewoon voor hedendaagse Moedjahedien (jihadgroepen) om hun haar met henna te verven, om zo hun profeet te imiteren. Mohammed zou zichzelf tot een profeet van Allah uitroepen – (in zijn ogen) de enige ware God – toen hij ongeveer 40 jaar oud was. In het begin was hij er veel minder zeker van wat er van hem zou worden. Later zou hij hier veel duidelijker in worden. Volgens een verslag van Aisha, het jonge meisje dat veel later zijn favoriete vrouw zou worden, werd Mohammed tot profeet verkozen, omdat hij zichzelf toewijdde om lange perioden te bidden. Een nacht tijdens de maand van Ramadan, was hij tijdens gebed in vervoering, en had hij een visioen: Het eerste begin van de (Goddelijke) Openbaring van Allah’s Boodschapper was in de vorm van een goede rechtvaardige (ware) dromen, die werkelijkheid werden alsof het helder licht was midden op de dag. (En toen de liefde van de afzondering aan hem verleend was.) Hij had de gewoonte om zich af te zonderen in (de grot van) Hira, waar hij gewoonlijk (Allah alleen) ging aanbidden, en dat continue voor vele (dagen en) nachten. … totdat plotseling de Waarheid op hem neerdaalde, terwijl hij in de grot van Hira was.19 Mohammed kon eerst niet de bron identificeren van de droom of “de Waarheid” die op hem neerdaalde. Het was pas later dat geloofde dat hij bezocht werd door de engel Gabriël, die Allah gezonden had. Ibn Sa’d vermeldt een Moslimtraditie die claimt dat een Engel met de naam Seraphel oorspronkelijk Mohammed visiteerde, maar dat dit na drie jaar vervangen werd door Gabriël. Hij maakt ook melding van het feit dat “de geleerden en zij die bedreven zijn in Siraliteratuur” deze traditie tegenspreken, en volhouden dat alleen Gabriël aan Mohammed verscheen.20 Niettemin is het moeilijk te begrijpen hoe iemand het idee gehad zou hebben, dat een andere engel betrokken was bij het bezoek aan Mohammed, als Mohammed er zelf absoluut zeker van was, dat Gabriël hem vanaf het begin bezocht had. In elk geval kwam de engel tot Mohammed, en beval hem om lezen en te reciteren wat hij las. Mohammed antwoordde, “ik weet niet hoe ik moet lezen.’” Het spirituele wezen echter, duldde geen tegenspraak. Hij forceerde zijn wil op Mohammed, op een angstaanjagende manier: (De Profeet voegde toe), “De Engel pakte mij (met dwang) en drukte mij zo hard neer, dat ik het bijna niet meer kon dragen. Hij liet hem toen los, en opnieuw vroeg hij mij om te lezen, en ik antwoordde, “ik weet niet hoe ik moet lezen.’ Daarop 39
pakte hij mij opnieuw en drukte mij een tweede keer, zodat ik het bijna niet meer kon verdragen. Hij liet mij los, en vroeg mij opnieuw te lezen, maar opnieuw antwoordde ik, ‘Ik weet niet hoe ik moet lezen (of, wat zal ik lezen?).’ Vervolgens pakte hij mij voor de derde keer, en drukte mij en liet mij los, en zei, ‘Lees! In de Naam van je Heer, Die (alles wat bestaat) gecreëerd heeft. Hij creëerde de mens uit een klomp. Lees! En Jouw Heer is Meest Genereus… [tot] .. dat wat hij niet weet.’ (V. 96:5)”21 Dit is de bekende eerste openbaring van de Koran, die je nu kunt lezen in Soera 96:1-5. Het begon met wat Mohammed voorstelde als een serie berichten van Allah. En die zouden voortduren in de 23 jaar daarop – de rest van Mohammeds leven. Zijn volgelingen waren toegewijd deze berichten te onthouden en op te schrijven, en schreven het op wat er beschikbaar was om op te schrijven. Na zijn dood werden de berichten verzameld in de Koran. In het begin beschouwde Mohammed zijn spirituele ontmoeting als een behoorlijk beroerende ontmoeting. Hij “leed toen veel pijn, en zijn gezicht was met stof gekleurd.” 22 Hij vroeg zich af, of hij bezeten was door een demonische geest, en overwoog zelfs zelfmoord: Ik zal naar de top van de berg gaan, en mijzelf daar naar beneden laten vallen, zodat ik mijzelf zal doden en wat rust kan vinden. Dus ging ik heen om dat doen, en toen ik halverwege de berg was, hoorde ik den stem vanuit de hemel, die zei: “O Mohammed! Jij bent een apostel van God, en Ik ben Gabriël.” Ik hief mijn hoofd omhoog naar de hemel, om te zien (wie met mij sprak), en zie, Gabriël – in de vorm van een man met benen aan beide zijden van de horizon – zei, “O Mohammed! Jij bent de apostel van God, en ik ben Gabriël.”23 Mohammed keerde terug naar Khadija met een geweldige benardheid en angst. Volgens Aisha: “Toen Allah’s Boodschapper daarmee terugkeerde (met de Openbaring), met een sterk kloppend hart, en met trillende spieren tussen zijn nek en schouders, keerde hij terug naar Khadija (zijn vrouw) en zei, ‘Bedek mij!’ Zij bedekte hem, totdat zijn angst over was, en daarna zei hij, ‘O Khadija! Wat is er met mij aan de hand? Ik was bang dat mij iets slechts zou overkomen.’ Toen vertelde hij haar wat er gebeurd was.”24 En hij vertelde opnieuw over zijn aanvankelijke angsten: “Wee aan mij, een dichter of bezetene.”25 Hij bedoelde “dichter” in de zin van iemand die een extatische en mogelijk demonische visioen had ontvangen. Khadija scheen meer vertrouwen in hem te hebben, dan Mohammed had in zichzelf.26 Zij ging toen op weg Waraqa te zien, en vertelde hem wat Mohammed haar had verteld, en wat hij had meegemaakt in de grot van Hira. Waraqa riep uit: “Heilig! Heilig! Zeker, door Hem in wiens hand de ziel van Waraqa is, als jij de waarheid tot mij gesproken hebt, O Khadija. De grootste Naam [dat is Gabriël] is tot hem gekomen, die in vroeger tijden tot Mozes sprak, en zie hij is de Profeet van zijn volk. Wens hem toe dat hij een goed hart heeft.”27 Khadija vertelde Mohammed wat Waraqa had gezegd, en zo verminderde zij de ongerustheid van Mohammed. Volgens een ander verslag, ging zij met Mohammed mee om Waraqa te bezoeken: … die, tijdens de [pre-Islamitische] Periode van Onwetendheid een Christen werd, en was gewend om te schrijven met Hebreeuwse letters. Hij schreef vanuit het 40
Evangelie in het Hebreeuws net zoveel als Allah hem wenste te schrijven. Hij was een oude man, en had zijn zicht verloren. Khadija zei tot Waraqa, “Luister naar het verhaal van je neef, O mijn neef!” Waraqa vroeg, “O mijn neefje! Wat heb je gezien?” Allah’s Apostel beschreef wat hij had gezien. Waraqa zei, “Dit is dezelfde (engel Gabriël) die de geheimen bewaarde, die Allah aan Mozes vertelde.”28 Toen gaf Waraqa de waarschuwing van een nieuwe profeet: “Ik zou willen dat ik jong was, en de tijd kunnen beleven dat je volk je zal afwijzen.” Allah’s Boodschapper vroeg, “Zullen zij mij uitdrijven?” Waraqa antwoordde bevestigend en zei, “Een ieder(e man) die met iets dergelijks kwam, met wat jij vertelt, wordt met vijandschap tegemoet getreden, en als ik zou leven tot de dag wanneer jij overgeleverd zal worden, dan zou ik je sterk ondersteunen.”29 Toen kuste Waraqa de nieuwe profeet op het voorhoofd en wenste hem het beste.30 Als een laatste test van zijn profeetschap, vroeg Khadija aan Mohammed, “O zoon van mijn oom, ben jij in staat om mij te vertellen over je bezoeker, wanneer hij weer tot je komt?” Toen Mohammed haar vertelde dat hij dat kon doen, vertelde zij een betrouwbare methode om te bepalen of de geest een goede of kwade geest was: Dus toen Gabriël tot hen kwam, zoals hij gewoon was, zei de apostel tot Khadija, “Dit is Gabriël, die zojuist tot mij gekomen is.” “Sta op, O zoon van mijn oom,” zei ze, “en ga hier zitten aan mijn linkerdij.” De Apostel deed op deze manier, en zij zei, “Kun je hem zien?” “Ja,” zei hij. Zij vroeg, “Keer jezelf om, en zit nu aan mijn rechterdij.” Hij deed aldus, en zei vroeg, “Kun je hem zien?” Toen hij zei dat hij hem kon zien, vroeg zij of zij bij haar op schoot kon zitten. Toen hij dit gedaan had, vroeg zij opnieuw of hij hem kon zien. En toen hij ‘ja’ zei, onthulde zij haar vorm (naaktheid) en deed haar kleed af, terwijl de apostel op haar schoot zat. Toen vroeg ze, “Kun je hem zien?” En hij antwoordde, “Nee.” Zij zei, “O zoon van mijn oom, verheug je, en wees bemoedigd, bij God hij is een engel en niet de satan.”31 Toen zij “haar vormen onthulde,” vertrok de engel. Strenge Moslims dringen erop aan dat vrouwen gesluierd moeten worden, vanwege, onder andere, deze onderliggende aanname: het zicht van een ongesluierde vrouw is zo rampzalig en zo diep zondig, dat het zelfs ervoor zorgt dat engelen moeten vluchten.
De suïcidale wanhoop keert terug Zonder de zorg van Khadija (die Mohammeds enige vrouw bleef tot haar dood), en de bevestiging van Waraqa, zou de wereld waarschijnlijk nooit Islam hebben gekend. Snel nadat Waraqa het geestelijke wezen had geïdentificeerd dat aan Mohammed was verschenen, stierf de oude man. De Profeet die hij door zijn spreken gezalfd had, viel terug in wanhoop, die zo intens was dat hij opnieuw zelfmoord overwoog:
41
Maar na een paar dagen stierf Waraqa en de Goddelijke Openbaringen waren voor een tijd gegestopt, en de Profeet werd zo terneergeslagen, dat hij verscheidene keren overwoog om zichzelf van een bergtop naar beneden te laten vallen, en elke keer dat hij de berg opging, om zichzelf daar neer te werpen, zou Gabriël aan hem verschijnen en zeggen, “O Mohammed! Jij bent werkelijk Allah’s Boodschapper in waarheid,” waarop zijn hart weer rustig werd en hij gekalmeerd werd en terug naar huis ging. Dit scenario speelde zich blijkbaar telkens af, wanneer Mohammed te lang moest wachten voor het verschijnen van Gabriël: “En wanneer de wachtperiode van het komen van een Openbaring te lang zou duren, zou hij doen als daarvoor, maar telkens wanneer hij de top van de berg bereikte, zou Gabriël opnieuw voor hem verschijnen, en tegen hem zeggen wat hij daarvoor had gezegd.”32 In een ander verhaal, reageerde Mohammed op het hervatten van de openbaringen, op dezelfde manier als de eerste keer. Hij verklaarde: De Goddelijke Inspiratie was een korte periode vertraagd, maar plotseling, terwijl ik wandelde, hoorde ik een stem in de lucht, en wanneer ik naar boven keek, richting de lucht, zag ik een engel die tot mij verschenen was in de Hira Grot, en hij zat op een stoel, die tussen de hemel en de aarde geplaatst was. Ik was zo bang vanwege de engel, dat ik op de grond viel. Ik kwam tot mijn familie, en zei (tot hen), “Bedek mij! (met een deken), bedek mij!”33 De spirituele boodschapper gaf mij deze boodschap: O jij die (met een mantel) bedekt bent! Sta op en geef hun de waarschuwing! En je Heer doet machtig dingen bij je! En houd je kleren vrij van vlekken! En vlucht alle gruwelijke zaken! En verwacht, niet door te geven, dat jezelf zult toenemen! Maar, omwille van (de zaak van) je Heer, wees geduldig en consistent! (Koran 47:1-7) Mohammed twijfelde niet langer dat deze bezoeker Gabriël was – maar anderen deden dat wel. Een van de eerste Moslims, Jundab bin ‘Abdullah, verhaalt: “Gabriël kwam niet tot de Profeet (voor een bepaalde tijd) en dus zei een van de vrouwen van de Quraish, ‘Zijn Satan heeft hem verlaten.’ Dus kwam de Goddelijke Openbaring: ‘Tegen de voormiddag (na zonsopkomst) en ’s nachts wanneer het donker is (en het stilstaat). Jouw Heer (O Mohammed) heeft je niet verlaten en haat je ook niet.’ ([Koran] V.93-1-3)”34 Zoals wij zullen zien, was Mohammed veelvuldig gefrustreerd door figuren die sceptisch waren over zijn prediking, en met verschrikkelijke consequenties.
42
Hoofdstuk 4
Mohammeds openbaringen en hun bronnen
Islamitisch plagiaat. Kopiëren van het Judaïsme, Christendom en Zoroastrianisme Mohammeds woedende antwoorden op beschuldigingen dat hij materiaal gekopieerd had De voordelen van profeetschap: openbaringen die hem gelegen kwamen Negatieve consequenties voor vrouwen, en anderen vanuit deze openbaringen Islamitische apologetische pogingen om in verlegenheid brengend materiaal onder het tapijt te vegen.
Kopiëren vanuit het Judaïsme EEN VAN DE MEEST ZWARE EN AANHOUDENDE UITDAGING van Mohammeds claim een profeet te zijn, zowel tijdens zijn 23 jaren durende carrière, als door de hele geschiedenis van de Islam heen, is zijn blijkbare grote afhankelijkheid van geschriften van het Judaïsme, Christendom en van andere bronnen. Veel waarnemers in de geschiedenis hebben geschreven over de talloze en duidelijke overeenkomsten tussen Islam en Judaïsme, inclusief het “pure” monotheïsme, de opvolging van de profeten, de verspreiding en uitbreiding van de wetten, naar een heilige stad keren bij gebed, enzovoort. Mohammed had als een jonge handelsreiziger zonder twijfel uitgebreide contacten met de veelvermogende Joodse stammen in en rondom Mekka. Mohammed respecteerde hen, en zocht zelfs hun goedkeuring voor zijn profetische missie. In feite positioneert Mohammed zich direct middenin de geschiedenis van de Joden, en met name wat hun ‘redding’ betreft. Volgens het schema van de Koran, is Mohammed de laatste en belangrijkste in een hele reeks van opeenvolgende profeten, inclusief de Bijbelse tijdlijn van de daar beschreven profeten en vele andere. Nadat Satan Adam en Eva verleidt had om zichzelf van de waarheid af te keren (in een verhaal dat rechtstreeks uit Genesis gehaald is, met een aantal belangrijke wijzigingen en verfraaiingen), zond Allah profeten om mensen terug te roepen naar de echte verering en aanbidding. Verschillende passages in de Koran sommen zowel 43
profeten uit de Joodse als Christelijke geschriften: “Wij gaven hem Isaak en Jakob, alle (drie) geleid, en daarvoor hebben Wij Noach geleid, onder zijn nageslacht, David, Salomo, Job, Jozef, Mozes en Aaron. Dus belonen Wij degenen die goed doen. En Zacharia en Johannes, en Jezus en Elia: allemaal in de gelederen van de rechtvaardigen, en Ismael en Elisa, en Jona en Lot: tot hen allen waren Wij gunstig gezind boven alle naties” (6:84-86). Allah voegt Mohammed toe aan deze illustere groep: “Zie! Wij inspireerden Je, net zoals wij Noach inspireerden, en de profeten na hem, en net als Wij Abraham en Ismael en Isaak en Jakob en de stammen, en Jezus, en Job, en Jona, en Aaron en Salomo inspireerden, en net zoals wij David begunstigden met de Psalmen” (4:163). Net zoals het geval is met de Bijbelse profeten, is de Koran vol met verhalen uit de Bijbel. De twaalfde Soera vertelt een verhaal van Jozef en zijn broers, alhoewel aantal delen eruit geknipt zijn, zoals dat het belang van Israël als een natie. De ark van Noach verschijnt in 10, Jona en de walvis komen in Soera 37 voor. Mozes heeft een prominente rol door het hele boek heen – in het bijzonder in een merkwaardige serie van allegorische verhalen in Soera 18. Men kan verwachten dat, als Mohammed zichzelf wilde presenteren als een profeet in de Bijbelse reeks, hij in ieder geval wat Bijbels materiaal zou herhalen. Maar sommige verhalen in de Koran over Bijbelse figuren komen details voor die uit andere bronnen komen dan de Bijbel zelf – in het bijzonder de Talmoed. De Talmoedische geschriften, die rond de eerste eeuw na Christus waren opgesteld, circuleerden onder Arabische Joden in de tijd van Mohammed, en enkele van de verhalen die afweken van Bijbelse verhalen, en toevoegingen waren, belandden uiteindelijk in de Koran. In de versie in de Koran van “het verhaal van de twee zonen van Adam” (Koran 5:27), Kaïn en Abel, zend Allah Kaïn een raaf om hem te laten zien wat hij met het dode lichaam van zijn broer moet doen: “Allah zend een raaf, die op de grond krabde, om hem te laten zien hoe hij de schaamte van zijn broer moest verbergen. ‘Wee mij! Zei hij, ‘Was ik maar de raaf gelijk, zodat ik het lijk van mijn broer kon verbergen.’ En toen kreeg bij berouw” (5:31). De raaf verschijnt niet in het verhaal van Kaïn en Abel in Genesis (in de Bijbel), maar het komt voor in verschillende Joodse rabbijnse documenten, inclusief Pirqe de-Rabbi Eliezer, een hervertelling van Bijbelse geschiedenis vanaf de schepping tot het wandelen van de Israëlieten in de woestijn. Islamitische apologeten wijzen er op dat de Pirqe de-Rabbi Eliezer in zijn huidige vorm uit de achtste of negende eeuw dateert, net als verschillende andere geschriften waarin he verhaal van de raaf verschijnt – dus het is mogelijk dat de rabbijnen het verhaal geleend hebben van Mohammed. Echter, de volgende vers in de Koran – dat een van de meest gevierde en meest geciteerde verzen in het gehele boek zijn, in ieder geval in Westerse landen vandaag de dag – laat duidelijk zien waar het verhaal vandaan komt, en vanwaar het gekopieerd is. Koran 5:32 zegt: Wij schreven de kinderen van Israël (de Israëlieten) voor, dat wie ook een mens doodt – tenzij het gebeurt vanwege het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land – dan was het alsof hij de gehele mensheid had gedood: en als iemand het leven redt van een ander, dan was het alsof hij het leven van het leven had geschonken aan de gehele mensheid. En alhoewel Onze boodschappers met duidelijke tekenen tot hen kwamen en toch – werden er daarna excessen gepleegd in het land.
44
Er is geen reden vermeld, waarom dit bevel tegen moord na het verhaal komt van Kaïn en Abel, want de moord op Kaïn bracht de gehele mensheid niet in gevaar (zij waren in het verhaal met weinigen op aarde). Ook wordt het ook niet duidelijk uit de context. Maar het wordt wel duidelijk als je de Talmoed leest: Wij vinden het gezegd in het geval waarom Kain zijn broer vermoord, “De stem van het bloeden van je broer schreeuwt” (Genesis 4:10). Hier is bloeden niet in enkelvoud gezegd, maar bloeden in meervoud, dat is zijn eigen bloed en het bloed van zijn nakomelingen. De mens werd in enkelvoud geschapen, om te laten zien dat een ieder die een enkel individu doodt, het hem toegerekend zal worden alsof hij een heel ras (nageslacht) heeft neergeslagen, maar dat iemand die een leven van een enkel individu behoudt, dan wordt het voor hem gerekend alsof hij een heel nageslacht heeft bewaard.(1) Hier in de Talmoed is er een duidelijke connectie tussen het doden van Abel en het doden van het hele menselijke ras, dit komt namelijk uit de interpretatie van het meervoud van het woord “bloeden” (of oude vertaling des bloeds) in Genesis 4:10. (In Hebreeuwse vertaling komt dit wel goed uit, in vele Nederlandse vertalingen trouwens niet). In de Koran vind je geen (missing) link naar een Bijbelvers. De afwezigheid van deze verbinding in de Koran lijkt erop te wijzen dat de opstellers ervan heel erg afhankelijk waren van Joodse bronnen. Talloze lezers door de eeuwen heen waren zich hiervan niet bewust. Op dezelfde manier is er een verhaal in de Koran, waarin de patriarch Abraham enkele afgodsbeelden van zijn vader en zijn volk kapotslaat. Het volk werd woedend en gooide Abraham in een vuur, maar Allah dooft de vlammen en redt Abraham: “Zij zeiden: ‘Verbrandt hem en bescherm uw goden indien je iets wilt doen! Wij zeiden: "O vuur, wees koel en onschadelijk voor Abraham!’” (21:68-69). Het verhaal van Abraham die in het vuur werd gegooid, verschijnt in de Talmoed – Midrash Genesis Rabbah, die opgesteld werd in de 6de eeuw na Christus.(2)
“Fabelen uit de Oudheid” Er zijn veel van zulke echo’s in de Koran, en de pre-Islamitische afgeleiden van deze verhalen waren algemeen bekend, en circuleerden onder vele van zijn toehoorders. Enkele van deze grimassen zijn opgeschreven in de Koran: “Wij hebben het (eerder) gehoord. Als wij willen, zouden wij (woorden) als deze zeggen: het zijn niets anders dan fabelen der ouden" (8:31). “Dit werd ons en onze voorvaderen ook beloofd, maar het zijn slechts fabelen der ouden!” (23:83). Allah antwoord rechtstreeks op deze beschuldiging in de Koran: “maar de ongelovigen zeggen: ‘Dit is niets anders dan een leugen die hij (de Profeet) heeft verzonnen, en anderen hebben hen hierbij geholpen.’ Maar het is waar dat zij degenen zijn die een onrechtvaardigheid en leugen uiten. En zij zeggen: ‘Dit zijn fabelen der ouden, hij heeft ze laten neerschrijven en zij worden hem 's morgens en 's avonds voorgelezen.’ Zeg: "Hij, Die de geheimen der hemelen en der aarde kent, heeft het (de Koran) neergezonden. Werkelijk, Hij is Vergevensgezind, Genadevol’” (25:4-6). Mohammeds lasteraars uiten deze beschuldiging uit de hardheid van hun hart: “Er zijn sommigen van hen, die (doen alsof zij) naar u luisteren, maar Wij hebben sluiers over hun hart gelegd en hun oren verstopt, zodat zij niet begrijpen. En al zagen zij elk teken, 45
zouden zij er toch niet in geloven. Wanneer zij tot u komen redetwisten zij met u, en de ongelovigen zeggen: ‘Dit zijn niets dan fabelen der ouden’" (6:25). Mohammed reageerde met woede op een persoon die deze beschuldiging uitte. In een openbaring maakt Allah duidelijk dat de man een onwettige bastaard was (“ongeboren”) en beloofde dat hij hem op de neus zou brandmerken (Koran 68:10-16).(3) Mohammed getuigde standvastig de zekerheid dat elke eerlijke lezer profetieën van zijn komst zouden vinden in de Geschriften van de Mensen van het Boek – dat wil zeggen, de Joden en Christenen: “De ongelovigen zeggen: ‘Jij bent geen boodschapper.’ Zeg: "Er is voldoende getuigenis, Allah is voldoende getuige tussen mij en jou, en de getuigen hebben de kennis van het Boek’ (Koran 13:43). De oprechte Joden en Christenen zouden simpelweg Moslims worden: “Zij aan wie Wij het Boek voorheen gaven, geloven er in (de openbaring)” Koran 28:53). En zij die zich niet tot Islam bekeerden, zouden eraan herinnerd moeten worden dat Moslims, Joden en Christenen allemaal dezelfde godheid aanbidden: “twist met de mensen van het Boek slechts op goede wijze….onze God en uw God is Eén” (Koran 29:46). Allah vertelt Moslims zelfs om de Joden en Christenen te raadplegen, in het geval dat zij twijfelen aan wat hij geopenbaard heeft: “En als jij (Mohammed) in twijfel bent over hetgeen Wij tot je hebben geopenbaard, vraagt dan degenen die het Boek vóór u hebben gelezen. Inderdaad, de waarheid is van uw Heer komt tot u. Behoor daarom niet tot de twijfelaars” (Koran 10:94). Het was alleen koppigheid van de Mensen van het Boek dat hen weerhield om Mohammed ter erkennen als profeet en de Koran als waarheidsgetrouwheid. En uiteindelijk zou die koppigheid ertoe leiden dat Mohammed zich fel tegen hen zou keren, en dat hij zichzelf zou opwerken als een superieur van de nieuwe gemeenschap – en metterdaad ook als superieur van anderen: “Jullie (Moslims) zijn het beste van alle mensen” of “het beste volk uit de mensheid”. De tekst gaat verder met: “jullie gebieden wat goed is, verbieden wat kwaad is en geloven in Allah. En, indien de mensen van het Boek hadden geloofd, zou het zeker beter voor hen zijn geweest. Sommigen van hen zijn gelovigen, maar de meesten van hen zijn corrupte overtreders” (Koran 3:110). De overtuiging dat zij “het beste van alle mensen” zijn, en gelijktijdig de Mensen van het Boek verdenken van corruptie, is erg gemeengoed in de Moslimwereld, zelfs vandaag de dag. Sociale ongelijkheden en onrechtvaardigheden worden toegeschreven aan de ongelovigen. En jihadisten wereldwijd houden vol dat alleen strikte naleving van Islam de Moslims “het beste van alle mensen” kunnen laten zijn.
Gekopieerd van het Christendom In enkele versies van de verslagen van Waraqa bin Naufal, erkent hij Mohammed als een profeet, en hierin schrijft Waraqa het Evangelie niet in het Hebreeuws, maar in het Arabisch.(4) Het doel van deze tekstvarianten zou mogelijk kunnen zijn om Waraqa te distantiëren van de Joden, en waarvan sommigen beweerden dat hij Mohammed zelfs de Koran onderwees. Allah geeft antwoord op de beschuldigingen in de Koran: “Wij weten zeker wat zij zeggen, ‘Het is slechts èèn man die hem onderwijst.’ De tong (taal) van degenen waar zij zo slecht naar wijzen is vreemd, terwijl zijn taal Arabisch is, puur en duidelijk” (16:103). Deze vreemdeling zou ook iemand anders kunnen zijn, en Waraqa was ook niet de enige geleerde Jood, Christen of heiden die contact had met Mohammed. Een andere was de 46
mysterieuze cruciale figuur van de vroege Islam, Salman de Perziër. Het Arabische woord dat hier vertaald is, is Ajami, wat Perzisch of Iraans betekent. In het Arabisch wordt hij Salman AlFarisi genoemd, wat gewoon de Perziër betekent. De herhaalde nadruk die de Koran geeft op het feit dat het in het Arabisch geschreven is, zou op een angstvallige bezorgdheid kunnen wijzen dat elke verdenking van een vreemde (of Perzische) invloed geweerd is. En dan is er een individu zonder naam, die volgens de Hadith, “een Christen was, die Islam omarmde en Surat-al-Baqarah [Soera 2 van de Koran] las en Al-Imran [Soera 3], en hij had de gewoonte om de openbaringen van de Profeet op te schrijven.” Met andere woorden, hij schreef Mohammeds recitaties van de Koran over in geschreven vorm. Uiteindelijk hielp dit hem uit de droom dat zij goddelijk geïnspireerd waren, want “later keerde hij opnieuw terug naar het Christendom, en was gewend om te zeggen: ‘Mohammed weet niets, behalve datgene wat ik voor hem opgeschreven heb.” De traditie beweert dat de zonde van deze man zo erg was, dat toen hij gestorven was, de aarde zelf zijn lichaam niet wilde accepteren, en nadat men verschillende pogingen had ondernomen om hem te begraven, waarbij de aarde zijn lichaam uitspuwde, gaven zij het uiteindelijk op.(5) Dat de profetische missie was bevestigd door een Christelijke bekeerling vanuit het Judaïsme, is nogal een bron van schaamte voor Moslims, en enkele Moslim bronnen ontkennen zelfs dat Waraqa een Christen was. Daarentegen zijn er hedendaagse geleerden die beweren dat Waraqa eigenlijk Mohammed in werkelijkheid afwees, en dat de tekst van Ibn Hishams versie van de Sira later gecorrumpeerd is. Zij wijzen erop dat dat er geen verslag is in de volumineuze hadith verzamelingen dat Waraqa zich echt tot Islam bekeerd zou hebben, noch details over zijn dood – een argument vanuit de oorverdovende stilte, om zeker te zijn, maar ook een vreemde eigenaardige nalatigheid. Immers, de volumineuze boeken bevatten een grote hoeveelheid materiaal met daarin beschrijvingen van Mohammeds activiteiten tot in de kleinste details, en gebeurtenissen van de vroegste Moslimgemeenschap, maar niets over de bekering en dood van Waraqa. De bekering van een Christelijke priester, de neef van Mohammed en zijn vrouw, zou toch een enorme gebeurtenis geweest moeten zijn. Niettemin is er geen twijfel dat de heersende stroming in Islam het feit accepteert dat Waraqa Mohammeds profetische status erkend zou hebben, en dat Waraqa zich tot Islam bekeerde, en dat de Bijbel – ten minste in de onveranderde originele staat (zoals Moslims zeggen) – de komst van Mohammed voorspeld zou hebben. En toch achtervolgt deze verdenking islam al eeuwen, namelijk dat Waraqa een aanzienlijk deel van de inhoud van de openbaringen aan Mohammed onderwezen heeft, van wat Mohammed representeerde als een goddelijke openbaring in de Koran. Door de eeuwen heen is er geen manier om de precieze relatie te bepalen tussen Mohammed en Waraqa, en er is geen mogelijkheid om te zeggen of de neef van zijn vrouw de bron van dit alles was. Wat echter wel onbetwistbaar is, mede doordat de Koran later is ontstaan, is het feit dat de Koran veel materiaal heeft overgenomen van Joodse en Christelijke bronnen. Ook is duidelijk dat sommige van de “fabelen der Ouden” die hun weg gevonden hebben in de Koran, niet van de canonieke Evangeliën afkomstig zijn, maar van beslist heterodoxe en afwijkende bronnen (die Christenen als ketters zagen) – en dergelijke verhalen zou Mohammed waarschijnlijk veelvuldig tegenkomen in Arabië, waar ketterse Christenen de overhand hadden. De Jezus van de Koran, alhoewel niet goddelijk, is eveneens een krachtige wonderdoener. Hij spreekt zelfs bij zijn geboorte in zijn wieg: “Hij zal tot mensen in zijn wieg spreken, en bij de aanvang van zijn mannelijkheid, en hij zal een rechtvaardig leven leiden” (3:46). Maria, die dit wist, verwijst degenen die aan haar kuisheid twijfelden direct door naar Jezus, terwijl ze de baby 47
zagen: “Maar zij wees naar de baby. Zij zeiden: ‘Hoe kunnen wij tot een baby praten als hij slechts een baby in de wieg is?’ Hij zei: ‘ik ben werkelijk een dienaar van Allah: Hij heeft mij openbaring gegeven en hij heeft mij profeet gemakt. En hij zegent mij waar ik ook ben, en heef mij bevolen tot gebed en liefdadigheid, zolang als ik leef. En (Hij) heeft mij aardig gemaakt naar mijn moeder toe, en niet heerszuchtig of miserabel, en daarom is er vrede op mij op de dag dat ik werd geboren, en de dag dat ik sterf, en de dag dat ik (opnieuw) zal opstaan ten leven!’” (19:29-33). Het Kindheidsevangelie van Thomas (Ook wel Arabisch of Syrisch kindheidsevangelie genoemd) is een geschrift dat dateert uit de zesde eeuw, maar de eerste verwijzing ernaar door kerkvader Irenaeus dateert uit 185 na Chr. Hierin komt het verhaal voor: “Jezus sprak, en toen Hij in zijn wieg lag, zei hij tegen Maria zijn moeder: ik ben Jezus, de Zoon van God, het Logos (woord), die u hebt voortgebracht, toen de Engel Gabriël het aan je bekend maakte. En mijn Vader heeft mij gezonden voor de redding van de wereld.”(6) In hetzelfde Kindheidsevangelie komt dit verhaal voor: Nu, toen de Heer Jezus zijn zeven jaar had volbracht na zijn geboorte, was hij op een bepaalde leeftijd bezig met (het omgaan) met jongens van zijn leeftijd. Want zij waren in klei aan het spelen, van waaruit zijn beelden van ezels, runderen, vogels en andere dieren aan het maken waren. En een van hen schepte op over zijn vaardigheid, en was zijn eigen maaksel aan het prijzen. Toen zei de Heer Jezus tegen de jongens: De beelden die ik heb gemaakt zal ik bevel geven om te wandelen. De jongens vroegen Hem of hij dan de zoon van de Schepper was. En de Heer Jezus gaf het bevel om te wandelen, en zij begonnen onmiddellijk te wandelen. En wanneer hij hen permissie gaf stil te staan, stonden ze stil. En hij maakte afbeeldingen van vogels en mussen, en die vlogen wanneer hij hen bevel gaf te vliegen, en stonden stil wanneer hij hen bevel gaf stil te staan, en ze aten en dronken wanneer Hij hen wat voedsel en drinken gaf. Nadat de jongens weggingen en hun ouders verteld hadden, zeiden hun vaders tot hen: Mijn zonen, zorg ervoor dat je geen gezelschap meer hebt met hem, want hij is een tovenaar, en vlucht weg van hem, daarom vermijdt hem, en speel hierna niet meer opnieuw met hem.(7) En op dezelfde manier komt het verhaal voor in de Koran, maar deze geeft er een draai aan, namelijk het onderwerp van de ontrouw van de Joodse ongelovigen: Dan zal Allah: "O Jezus, zoon van Maria, gedenk Mijn gunst aan u en uw moeder, toen Ik u met de geest van heiligheid versterkte, dat gij als kind en op middelbare leeftijd tot het volk sprak en toen Ik u het Boek en de wijsheid en de Thora en het Evangelie onderwees en toen u door Mijn gebod uit klei de vorm van een vogel maakte, dan er in blies en het een vogel werd door Mijn gebod; en toen u de blinden en de melaatsen door Mijn gebod hebt genezen en de doden opgewekt; en toen Ik de kinderen Israëls er van weerhield, (u te doden), toen u met duidelijke tekenen tot hen kwam en degenen onder hen die verwierpen, zeiden: "Dit is niets, dan klaarblijkelijke tovenarij." (5:110) Mohammeds ervaringen met de Christelijke ketterse groepen kan ook zijn visie over de kruisiging van Christus verklaren. Moslims geloven dat hij levend naar de hemel is opgenomen, 48
en nooit de dood heeft geproefd. Het zou in deze visie verkeerd voor Allah geweest zijn om een van zijn profeten te laten sterven met schande en vernedering. En dus heeft Allah een plaatsvervanger gegeven, waardoor het leek alsof hij aan het kruis was geslagen. De Joden geloofden dat zij werkelijk Jezus kruisigden, maar eigenlijk werd een bedrieger gekruisigd: “zij sloegen Hem niet, en kruisigden Hem ook niet, maar het leek voor hen alsof zij dat deden” (4:157)! Dit is nauw verwant aan de visie van enkele Christelijke ketterse groepen over Jezus, namelijk de Gnostici. De Gnostici hielden vast aan de opvatting dat fysieke natuur (de materie) slecht was, en dat Jezus, als de redder van de wereld, daarom niet een fysiek lichaam kon hebben gehad, en ook zeker niet gekruisigd kon zijn. God liet het daarom lijken alsof hij op het Kruis was – of volgens Gnostische teksten – hij liet Judas op Jezus lijken, en plaatste hem op het Kruis in plaats van de Heer. Het feit dat de Koran dit vers presenteert als het oplossen van een geschilpunt (“zij die hierin (van mening) verschillen, zijn vol met twijfels, met geen [echte] kennis, maar alleen een vermoeden om te volgen, en zij doodden hem voorzeker niet,” 4:157) – suggereert dat Mohammed mogelijk het gekibbel heeft meegekregen van rivaliserende Christelijke groeperingen, en deze openbaring wilde presenteren als een uiteindelijke oplossing van dit geschil. Men moet niet aannemen dat Mohammed de teksten heeft gelezen van de ketterse Christelijke groeperingen, die de Koran zo beïnvloed lijkt hebben. Het is veel waarschijnlijker dat hij deze teksten ergens heeft opgevangen, of zelf is geleerd, of dat hij het reciteren van deze teksten heeft gehoord, want de teksten zijn niet woord-voor-woord overgenomen in de Koran. Deze toe-eigening van Bijbels materiaal, suggereert dat hij alleen oppervlakkig bekend was met de verhalen die hij opnieuw vertelde. Zo is er het verhaal van de geboorte van Jezus, waarbij de familieleden van Maria haar aanroepen als “zuster van Aäron” (19:28). Het lijkt erop dat Mohammed, en tevens zijn tijdgenoten, de Bijbelse Miriam, de zus van Mozes, verwarden met Maria, de moeder van Jezus. De twee namen zijn identiek in het Arabisch: Maryam. Echter, toen een van Mohammeds volgelingen hiermee werd geconfronteerd door de Christenen van Najran, keerde hij terug naar Mohammed, en stelde hem vragen over deze kwestie. De Profeet van Islam had al een verklaring klaarliggen: “De mensen (van oude tijden) waren gewend om namen te geven (aan hun personen) die genoemd werden naar de namen van de Apostelen en de vrome personen die voor hen waren geweest.” (8). Daarom werd Maria, de Moeder van Jezus “zus van Aäron” genoemd, als teken van eer, en niet als een foutieve benaming. Deze verwarring komt bovenop de vaak herhaalde claim dat Mohammed analfabeet was. Deze claim, van zijn analfabetisme, is zelfs de hoeksteen geworden van de Islamitische apologetiek, want het maakt het des te miraculeuzer dat de sublieme poëzie van de Koran – die naar hem verwijst als “de Profeet die niet kon lezen of schrijven [al-ommiyya], die zij beschreven zullen vinden in de Thora en het Evangelie (die) met hen (zijn)” (7:157). Vanuit het perspectief van de Moslims, is het onbelangrijk dat een deel dat in de Koran beschreven is, een echo heeft in eerdere bronnen, voordat de Koran opgesteld was, of het nu canonieke of niet-canonieke bronnen zijn. De traditionele Islamitische theologie onderwijst namelijk dat de eerdere openbaringen gecorrumpeerd en veranderd zijn, en dus was het nodig dat de Koran verscheen, en deze correctie aan mensen verschafte – maar omdat de originele vorm van de eerdere openbaringen volledig in overeenstemming was met de Koran, zou het niet verbazingwekkend zijn dat enkele vroegere boeken voorafschaduwingen laten zien van de Koran. 49
Voor veel Moslims is het feit dat delen van de openbaringen in de Koran ook in vroegere boeken voorkomen, louter een bevestiging van hun vooronderstelling dat de Koran de rol heeft om als correctie te dienen van deze eerdere bronnen, en deze te vervangen. Mohammed zelf sprak ronduit over de rol die hij aan Islam toekende, namelijk om Judaïsme en Christendom te vervangen, en hij gebruikte zelfs een parabel (vertelling) van Jezus om te verklaren hoe dat in zijn werk zou gaan.(9)
Nog meer teksten geleend en gekopieerd De beschrijvingen in de Koran over het Paradijs, zijn heel levendig en komen frequent voor. De gezegende mensen zullen worden versierd “met armbanden van goud en parels” (22:23) en “gekleed worden met verfijnde zijde en rijk versierd” (44:53). Hij zal rusten op “groene kussens en prachtige rijk versierde kleden” (55:76), en “op gouden tronen zitten ingelegd met kostbare (edel)stenen” (56:15) en zij zullen “gouden drinkbekers” zien, en “gouden schalen” – met daarop “alles wat een ziel kan verlangen, en alles waar de ogen plezier in kunnen hebben,” inclusief “een overvloed aan fruit” (43:71, 73), met tevens “dadels en granaatappels” (55:68). Er valt ook het “vlees van vogels” te genieten, “en alles wat men kan verlangen” (Koran 56:21). Het Paradijs zelfs bestaat uit “tuinen, met rivieren die naar beneden stromen” (3:198; 3:136; 13:35; 15:45; 22:23). Daarin zijn “twee waterbronnen, die water geven met een voortdurende overvloed” (55:66), tezamen met “rivieren van melk, waarvan de smaak nooit veranderd, en rivieren van wijn, die een vreugde zijn voor een ieder die daaruit drinkt, en rivieren van pure en zuivere honing” (47:15) Deze genoemde wijn is “zonder koppigheid” zodat degenen die daaruit drinken niet zullen lijden aan “dronkenschap” (37:47). “In de Tuinen achterover leunend op verheven tronen, zullen de “gezegende mensen” niet de grote hitte van de zon zien, en ook niet de grote kou van de maan. En de schaduw van de bomen zal dicht over hen zijn, en de trossen fruit zullen laag hangen” (76:13-14). Het voedsel en het comfort zal nooit opraken: “het voedsel ervan is eeuwigdurend, en ook de schaduw ervan” (13:35). En boven alles, natuurlijk, zullen er “wellustige vrouwen van dezelfde leeftijd” zijn (78:31): “die een heel bescheiden blik zullen hebben, met mooie prachtige ogen” (37:48), “mooie meisjes die prachtige, grote en glanzende ogen hebben” (44:54), “vergelijkbaar met robijnen en koraal” (55:58) en aan wie de gezegende mensen zullen worden “verenigd” (52:20). Deze vrouwen zullen “meiden zijn, die kuis zijn, hun blikken in bedwang houden, en geen man of Djinn [geestelijk wezen] heeft nog aangeraakt” (55:56). Allah heeft “hen maagden gemaakt” (56:36), en volgens de Islamitische traditie, zullen zij maagden blijven voor altijd. Ook zullen “er jonge toegewijde mannelijke dienaren rondgaan en hen dienen, die als parels goed bewaakt zijn” (52:24), “die jeugdig zijn en zij zullen niet verouderen” (56:17): “als je ze ziet, dan zou je denken dat het rondgestrooide parels zijn” (76:19). Vanzelfsprekend, kan men geen van dit alles terugvinden in Joodse en Christelijke geschriften, maar wel in de geschriften van de Zoroastrianen in Perzië, die voor de komst van Islam in aanzienlijk mate aanwezig waren in gebieden van het Perzische Rijk. Volgens historicus W. St. Clair Tisdall, die pionierend werk in zijn monografie “De Sources of Islam” (De bronnen van Islam), dat hij later uitbreidde in een boek en in andere geschriften, “de boeken van de Zoroastrianen en Hindoes … hebben veel overeenkomsten met wat wij terugvinden in de Koran en de Hadith. Dus het in het Paradijs, wordt Moslims verteld, zijn er ‘houris met fijne donkere 50
ogen,’ en opnieuw ‘houris met grote donkere ogen, die lijken op parels die verborgen zijn in hun schelp.” … De term houris is afgeleid van bronnen uit de Avestaanse en Pehlavi-literatuur (houris dat zijn vrouwelijke metgezellen die trouwe gelovigen begeleiden in het Paradijs). Op dezelfde manier zijn de volgende begrippen afgeleid: Djinn voor genii (bovennatuurlijke wezens), en bihisht (Paradijs), wat in Avestaans ‘het betere land’ betekent. Wij hebben ook erg vergelijkbare verhalen in oud-Hindoeïstische geschriften, met daarin beschreven hemelse regionen met daarin jongens en meisjes die lijken op de houris en ghilman (huursoldaten) in de Koran.”(10)
Openbaringen die heel gelegen komen? Aisha vroeg eens aan Mohammed hoe het was om een openbaring te ontvangen, en wat voor ervaring het was. En hij antwoordde: “Soms is het (ontvangen van een openbaring) als het luiden van een bel, en deze vorm van Inspiratie is het moeilijkste van allemaal, en deze toestand gaat voorbij nadat ik heb begrepen wat geïnspireerd is. Soms komt een Engel in de vorm van een mens en praat met mij, en dan begrijp ik wat hij zegt.”(11) Een andere keer verklaarde hij: “De openbaring put mij uit op twee manieren – Gabriel brengt het en draagt het aan mij over als een mens naar een ander mens, en dat maakt mij rusteloos. En het put mij uit net als het geluid van een bel, totdat het mijn hart binnengaat, en dit maakt mij niet rusteloos.”(12) Aisha merkte op: “Zodra een openbaring neerdaalde op Allah’s Boodschapper (moge vrede met hem zijn), zelfs tijdens koude dagen, dan ging zijn voorhoofd transpireren.”(13) En ook, zodra er inspiratie tot hem kwam, “voelde hij om die reden een beladen last, en daarom veranderde zijn gezicht van kleur,” en “dan liet hij zijn hoofd zakken, en ook de hoofden van zijn Metgezellen lieten hun hoofd zakken, en wanneer (deze toestand) over was, liet hij zijn hoofd weer omhoog komen.”(14) Een Moslim vertelde eens: “Ik wens dat ik Allah’s Apostel zou kunnen zien op het moment dat hij goddelijk geïnspireerd is.” Een ander stelde Mohammed vriendelijk een vraag. Mohammed “wachtte een tijdje, en toen daalde de Goddelijke Inspiratie op hem neer. … Het gezicht van de Profeet was rood, en hij bleef een tijdje zwaar ademen, en toen was hij ineens opgelucht.” Toen gaf hij een antwoord naar degene die de vraag stelde.(15) Enkele van de moeilijkheden die niet-Moslims hebben om Mohammed als een profeet te accepteren, komt vanwege de omstandigheden waarbij vele van zijn openbaringen zijn ontvangen. Zoals wij zullen zien, ontving hij tijdens zijn profetische carrière veelvuldig openbaringen die een direct antwoord gaven op critici, of die een oplossing boden in een betwiste zaak, of waarin hij zijn specifieke perspectief gaf op een serie van gebeurtenissen. Bij meer dan een paar gelegenheden leken deze openbaringen Allah’s ongerustheid aan te geven om zijn profeet zijn bijzondere hartenwensen te geven – zoals in het beruchte verhaal over Mohammeds vrouwen, Zaynab bint Jahsh. Zaynab was getrouwd met Mohammeds geadopteerde zoon Zayd bin Haritha – een verbintenis die geen van hen hadden gewild, volgens de traditionele Islamitische traditie, maar waarbij Mohammed met nadruk beweerde: het zou de gelijkheid van alle gelovigen laten zien, want Zaynab was van een notabele familie, terwijl Zayd alleen een bevrijde slaaf was. Mohammed ontving een goddelijke validering voor zijn aandringen: “Het betaamt de gelovige man of vrouw niet, wanneer Allah en Zijn boodschapper over een zaak hebben beslist, dat zij een eigen keuze zouden hebben in die zaak. En wie Allah en Zijn boodschapper niet gehoorzaamt, is zeker duidelijk op het verkeerde pad” (Koran 33:36).
51
Zaynab bint Jahsh was blijkbaar een opmerkelijk mooie vrouw. Volgens de Tafsir al-Jalalayn, een oud-Islamitisch commentaar op de Koran, “viel Mohammeds oog op haar,” na haar huwelijk met Zayd, “en de liefde voor Zaynab bloeide op in zijn hart.”(16) Op een dag zocht bij Zayd op, en ging naar hun huis, en zag haar toevallig alleen een overhemd dragen. Zaynab riep toen hardop “Hij is niet hier, Boodschapper van God. Kom binnen, jij die mij net zo dierbaar bent, als mijn vader en moeder!” Maar de Profeet van Islam haastte zich weg in behoorlijke gemoedsonrust, en mompelde iets wat niet hoorbaar was, en zei toen hoorbaar “Glorie voor God de Almachtige! Glorie aan God, die de harten beweegt en om kan draaien.”(17) Zayd was opgezadeld met een huwelijk dat hij niet wilde, en zag zijn weg uit. Hij ging naar Mohammed toe om hem te zien, en sprak dezelfde woorden die Zaynab sprak: “Boodschapper van God, ik heb gehoord dat je tot mijn huis gekomen bent. Waarom ben je niet naar binnen gegaan, jij die mij zo lief bent als mijn vader en moeder?” Toen begreep hij het punt: “Boodschapper van God, misschien heeft Zaynab je bewondering aangewakkerd, en daarom zal ik mij van haar scheiden.” Mohammed vertelde hem: “Hou je vrouw voor jezelf, en vrees Allah” (Koran 33:37). Zayd keerde vele keren terug, maar Mohammed zou alleen zijn vermaning herhalen. Aisha merkte later op, “Als Allah’s Apostel iets zou achterhouden (van de Koran), dan zij hij het in dit Vers hebben gedaan.” (18) Uiteindelijk scheidde Zayd toch van zijn vrouw, doordat kort Allah tussenbeide kwam met een openbaring. Volgens Moslim historicus Abu Ja’fat Mohammed bin Jarir al-Tabari (839-923) was Mohammed aan het praten met Aisha, toen “hij flauwviel”. Toen lachte hij, en vroeg, “Wie zal naar Zaynab toegaan, en haar het goede nieuws vertellen, en zegt dat God haar in een huwelijk met mij verbindt?” Hij reciteerde toen een openbaring die Allah hem zojuist gegeven had, waarbij hij een uitbrander kreeg omdat hij meer bezorgd was om wat mensen van hem zouden denken, en daardoor weigerde om met Zaynab te trouwen (Koran 33:37). En dus nam Mohammed Zaynab tot zich als zijn vrouw, en werd Mohammed door een directe openbaring van Allah beschermd, en werd zijn naam gezuiverd voor de schijn van een schandaal. Tot op deze dag reciteren Moslims de verzen in de Koran, waarin de Profeet gewaarschuwd wordt de giften van Alla niet af te wijzen, en niet te aarzelen om te trouwen met zijn voormalige schoondochter. Zijn nieuwe vrouw, en de omstandigheden van zijn verloving maakten Aisha bezorgd. “Ik voelde mij erg ongemakkelijk, omdat ik hoorde over haar schoonheid en een ander ding, over grootste en meest verheven zaken – wat God voor haar had gedaan door haar ten huwelijk te geven. Ik zei dat ze hierover zou opscheppen ten koste van ons.”(19) En zeker, Zaynab deed dat ook, en zei tegen Mohammed en zijn overige vrouwen: “Jullie zijn door jullie familie uitgehuwelijkt, terwijl ik door Allah (met de Profeet) getrouwd ben van boven de zeven hemelen.”(20) Waarop Aisha antwoordde:" Ik ben degene wiens onschuld uit de hemel is geopenbaard" – en hiermee hangt een ander verhaal samen wat betrekking heeft op de twijfelachtige omstandigheden van Mohammeds openbaringen.(21) Mohammed had toen recent vrouwen bevolen een sluier te dragen. En toen Aisha hem een keer vergezelde naar een slagveld, werd zij gedragen in een draagstoel met gordijnen, op de rug van een kameel. Deze verplichte sluiering, heeft toen een crisis veroorzaakt, waarvan de gevolgen nog steeds voelbaar zijn in de islamitische wereld. Aisha vertelt het zelf het verhaal: Wij kampeerden toen wij de stad Medina naderden. Toen kondigde hij aan dat men ’s nachts ging vertrekken. Ik stond op toen hij het vertrek aankondigde, en ging weg van het legerkamp, en na het doen van mijn natuurlijke behoeften, keerde ik terug 52
naar mij rijdier. Ik raakte mijn hals aan, en merkte dat ik mijn halsketting miste die gemaakt was van Zifar-parels (dat is een Jemenitische parels deels zwart en deels wit). Dus keerde ik terug om mijn halsketting te zoeken, want dit hield mij bezig. (In de tussentijd) de mensen die mij gewoonlijk op mijn kameel tilden, kwamen aanzette en namen mijn Hawdaj (hier: draagstoel met gordijnen) en tilden die op de rug van mijn kameel, waarop ik gewoonlijk reed, en zij veronderstelden dat ik erin zat. In die dagen waren vrouwen licht van gewicht, want zij werden niet dik, en het vlees bedekte hun lichamen niet overvloedig, omdat ze gewend waren maar weinig te eten. En dus merkten de mensen het verschil niet in het gewicht van de Hawdaj als zij die optilden, en het op de kameel plaatsten. In die tijd was ik nog een jonge dame. Zij lieten de kameel omhoogkomen en zij vertrokken (samen met de kameel). Ik vond mijn halsketting nadat het leger was vertrokken. Het bevel om gesluierd te zijn, betekende dat niemand haar kon aankijken of met haar spreken, en haar gewicht maakte ook geen verschil uit, en men kon het verschil niet merken of zij nu wel of niet aanwezig was in de Hawdaj (de draagstoel). En ook was Mohammeds vrouw gestrand in de wildernis. Terwijl ik in mijn rustplaats zat, werd ik overmand door slaap en ik ging slapen. Safwan bin Al-Muattal As-Sulami Adh-Dhakwani was in de achterhoede van het leger. Toen hij mijn rustplaats bereikte, zag hij het figuur van een slapend persoon, en hij herkende mij toen hij mij zag, want hij had mij eerder gezien, voor(dat) verplichte sluiering (voorgeschreven werd). Dus ik werd wakker, en toen hij mij herkende reciteerde hij de Istirja’ (d.w.z. “Inna lillahi wa inna llaihi raji’un” [Zeker, aan Allah behoren wij toe en werkelijk wij zullen tot hem terugkeren”]).(22) Ik sluierde onmiddellijk mijn gezicht met mijn hoofddoek, en met Allah’s hulp, spraken wij geen enkel woord en ik hoorde hem ook geen enkel woord meer zeggen, naast de Istirja’. Hij klom van zijn kameel af, en liet het neerknielen, en zette zijn voet op de voorpoten, en toen klom ik erop en reed erop. Toen hij vertrok om de kameel te leiden die mij droeg, haalden wij het leger in tijdens de extreme hitte van de middag, terwijl zij onderweg gestopt waren (en een rustpauze namen). Aisha was alleen geweest met een man die niet haar echtgenoot was. Voor sommigen was dat voldoende om geruchten te laten circuleren over haar: “(Vanwege die gebeurtenis) hadden sommige mensen vernietiging over zichzelf gebracht,” zei Aisha, “en degene die de Ifk (d.w.z. lasterpraat) nog meer verspreidden, waren ‘Abdullah bin Ubai Saluk – samen met drie anderen (inclusief een man met de naam Mistah bin Uthatha en ze zuster van Zaynab bint Jahsh), en samen met wat tweederangs figuren. De geruchten gingen rond, en zelfs Mohammed werd hierdoor geraakt, en trok zich terug van Aisha, die verklaart: Nadat wij van Medina terugkeerden, werd ik een maand ziek, De mensen waren valse verklaringen aan het verspreiden van de lasteraars, terwijl ik mij niet bewust was van dat alles, maar ik voelde dat in mijn aanwezige ziekte, want ik ontving niet de gewoonlijke vriendelijkheid van Allah’s Boodschapper, die weigerde mij te ontvangen wanneer ik ziek werd. (Maar nu) Allah’s Boodschapper kwam alleen, 53
groette mij en zei, ‘Hoe is het met die (dame)?’ en vertrok meteen. Dit wekte mijn twijfels, maar ik ontdekte gaan kwaad (d.w.z. laster) totdat ik herstelde van mijn kwaal en naar buiten ging met Umm Mistah [dat is Mistah’s moeder] naar AlManasi’ waar wij gewoonlijk onze behoeften deden … Mistah’s moeder zou Aisha uiteindelijk inlichten over de geruchten, die natuurlijk aan alreeds ziekelijke Aisha alleen maar slechter deed voelen: En dus werd mijn kwaal erger, en toen ik mijn huis bereikte kwam Allah’s Boodschapper naar mij toe, en nadat hij mij gegroet had, en zei ‘Hoe is het ermee, (dame)?’ vroeg ik, ‘Zul je mij toestaan om naar mijn ouders te gaan?’ zodat ik zeker kon zijn over het nieuws via hen. Allah’s Boodschapper stond het mij toe (en ik ging naar mijn ouders) en vroeg mijn moeder, ‘O moeder! Waar praten de mensen over?’ Zij zei, ‘O mijn dochter! Maak je geen zorgen, want er is bijna geen charmante vrouw die door haar echtgenoot geliefd wordt, en wiens echtgenoot meerdere vrouwen naast haar heeft, dat zij (d.w.z. de vrouwen) fouten bij haar vinden.’ Ik zei, ‘Subhan Allah! [Glorie zij aan Allah!] Praten de mensen werkelijk op deze manier?’ Ik bleef die nacht huilen, tot het aanbreken van de dag, en ik kon niet stoppen met huilen, en ik sliep niet, toen in de ochtend opnieuw, bleef ik huilen. En zij had een goede reden te huilen: Mohammed geloofde klaarblijkelijk de geruchten, alhoewel er ook mensen waren die Aisha verdedigden: (Toen de Goddelijke Openbaring uitgesteld werd), riep Allah’s Boodschapper ‘Ali bin Abi Talib en Usama bin Zaid bij zich, om hen advies te vragen over dat hij van mij wilde scheiden. Usama bin Zaid zei wat hij wist over mijn onschuld, en het respect dat hij voor mij had. Usama zei, “(O Allah’s Boodschapper!) Zij is je vrouw, en wij weten niets anders, dan goeds over haar (te zeggen).” Behoorlijk onbeleefd herinnert Ali Mohammed eraan, dat er “genoeg vrouwen” beschikbaar zijn voor de Profeet (Ali zou later een grote heilige worden van de Sjiitische Moslims). Aisha zou dit nooit meer vergeten, en betwistte later Ali’s claim dat Mohammed hem als opvolger aangewezen had: “Wanneer heeft hij (Mohammed) zijn wil aangegeven, en hem aangewezen en benoemd? Zeker, toen hij stierf rustte hij tegen mijn borst, en hij vroeg om een wasvat, en viel neer in die toestand, en ik kon zelfs niet waarnemen dat hij gestorven was, dus wanneer heeft hij zijn wil bekend gemaakt en hem aangewezen?”).(23) Aisha’s verhaal gaat verder: ‘Ali bin Abi Talib zei, “O Allah’s Boodschapper! Allah plaatst je niet in moeilijkheden, en er zijn genoeg andere vrouwen dan zij, nu, vraag de dienstmeid (Aisha’s slavin), die zal je de waarheid vertellen.” Daarop vroeg Allah’s Boodschapper Barrira (d.w.z. de dienstmeid) en zei, “O Barrira! Heb jij iets gezien wat je argwaan heeft gewekt?” Barrira zei tot hem, “Bij Hem, Die je de Waarheid gezonden heeft, ik heb nooit iets bij haar gezien (d.w.z. Aisha) dat ik zou verbergen, behalve dat zij een jong meisje is, die het (brood)deeg van haar familie onbedekt achterlaat, zodat de huisgeiten komen en het opeten.” 54
Mohammed was hiermee tevreden, en keerde zich tegen Aisha’s beschuldigers. Aisha vertelt haar ervaring: Dus op die dag, stond Allah’s Boodschapper op de preekstoel en klaagde over ‘Abdullah bin Ubai (bin Salul) voor zijn Metgezellen24 en zei: “O jullie Moslims! Wie zal mij helpen en de pijn verlichten die deze man mij heeft aangedaan, met zijn slechte bericht over mij familie? Door Allah, ik kan niets anders dan goed over mijn familie denken, en zij hebben een man beschuldigd waarover ik niets anders dan goed over kan denken, en hij heeft betrad nooit mijn huis, als ik afwezig was” … Die hele dag bleef ik huilen en mijn tranen hielden niet op, en ik kon niet slapen. In de ochtend waren mijn ouders bij mij, en ik huilde twee nachten en een dag lang, en mijn tranen hielden niet op, en ik kon niet slapen, totdat ik dacht dat mijn lever zou barsten vanwege mijn gehuil. Terwijl mijn ouders bij me zaten en ik huilde, vroeg een Ansari vrouw mij toestemming om binnen te komen, en ik liet haar binnen. Zij kwam, en ging zitten, en begon met mij te huilen. Terwijl wij in die toestand waren, kwam Allah’s Boodschapper binnen, groette ons en ging zitten. Hij had niet meer bij mij gezeten, vanaf de dag dat de lasterpraat begon. Er was een maand voorbij gegaan, waarbij hij nog steeds geen Goddelijke Openbaring had ontvangen over mijn zaak. Allah’s Boodschapper reciteerde toen de Tashahhud (d.w.z. La ilaha illallah wa anna Muhammad ur-Rasul Allah – niemand heeft het recht om aanbeden te worden dan Allah en Mohammed is Allah’s boodschapper) en toen zei hij, “’Nu terzake [Amma Ba’du], O ‘Aisha! Ik ben geïnformeerd zo-en-zo over jou. En als je onschuldig bent, dan zal Allah snel je onschuld aantonen, en als je een zonde begaan hebt, dan bekeer dan tot Allah, en vraag hem vergeving, want als iemand zijn zonden belijdt, en Allah om vergeving vraagt, zal accepteert Allah zijn vergeving.” Vanaf dat moment begon Aisha terug te vechten tegen haar aanklagers, en citeerde zelfs de Koran om zichzelf te verdedigen: Toen Allah’s Boodschapper zijn toespraak beëindigd had, hielden mijn tranen volledig op, en bleef er geen enkele druppel over. Ik zei tegen mijn vader, “Antwoord Allah’s Boodschapper omwille van mij over wat gezegd is.” Mijn vader zei, “Bij Allah, ik weet niet wat ik moet zeggen tegen Allah’s Boodschapper.” Toen zei ik tegen mijn moeder, “Antwoord Allah’s Boodschapper namens mij wat betreft hij gezegd heeft.” Zij zei, “Bij Allah, ik weet niet wat ik moet zeggen tegen Allah’s Boodschapper.” Ondanks het feit dat ik een jong meisje was en weinig kennis van de Koran had, zei ik: “Bij Allah, ik weet zonder twijfel dat je deze (laster)praat gehoord hebt, zodat het vast in je gedachten is gaan zitten, en dat je het als een waarheid hebt aangenomen. Nu, als ik je vertel dat ik onschuldig ben, zul je mij niet geloven. En als ik foutief tegen je zeg dat ik schuldig ben, en Allah weet dat ik onschuldig ben, dan zul je mij zeker geloven.” [Koran 12:18]. … Toen keerde ik mij naar de andere kant van mijn bed, en hoopte dat Allah mijn onschuld zou bewijzen. En Allah doet dat: 55
In waarheid, Allah’s Boodschapper was nog niet opgestaan, en niemand had het huis nog verlaten voordat de Goddelijke Openbaring tot Allah’s Boodschapper kwam. Dus overviel hem dezelfde toestand als wanneer hij gewoonlijk in verviel (wanneer hij Goddelijke inspiratie ontving). Het zweet druppelde van zijn lichaam, alsof de druppels parels waren, en alhoewel het een (koude) winterse dag was, en dat was voordat een belangrijke gewichtige zaak aan hem werd geopenbaard. Toen deze toestand van Allah’s Boodschapper voorbij was, stond hij lachend op, en het eerste woord dat hij sprak was, “O Aisha! Allah heeft mij je onschuld verklaart!” (V. 24.11-21).(25) Hier is de volledige passage in de Koran, waarin Aisha onschuldig wordt verklaard, en waarin Moslims een uitbrander krijgen die de beschuldigingen hebben geloofd, en hiermee zet het de toon in de wijze waarop misdaden op het vlak van seksuele onzuiverheid worden afgehandeld, en dit blijft deel van de Islamitische wet tot op de huidige dag: Waarom brachten zij geen vier getuigen (om dit te bewijzen)? Daar zij geen getuigen hebben meegebracht, zijn zij in de ogen van Allah leugenaars. En als het niet aan de genade van Allah’s gelegen heeft, en Zijn barmhartigheid jegens u in deze wereld en in het Hiernamaals, dan zou u een grote ondergang overkomen zijn vanwege datgene wat u (lasterlijk) gemompeld hebt. Toen u uit uw mond datgene uitte, waarvan u geen kennis had, en het verwelkomde met uw tong, zag u het als een kleine zaak. In het oog van Allah is het een grote zaak. Daarom toen u het hoorde, zei u niet: Het is niet aan ons om zoiets uit te spreken. Glorie zij aan U (O Allah)! Dit is een afschuwelijke laster. (Koran 24:13-20)
De consequenties Mohammed had Aisha zeker erg lief, en hij was duidelijk opgelucht toen de openbaring van haar onschuld aan hem geopenbaard werd door Allah. Maar deze gang van zaken, lijkt erop te wijzen, net als in het geval van Zaynab, dat Allah zich vooral bekommert om de persoonlijke zaken van de Profeet, en dat de openbaringen in de Koran nogal erg specifiek gericht zijn op de persoonlijke omstandigheden; omstandigheden die nogal een verrassende wending maken in nogal lokale aangelegenheden. Zelfs Aisha was verbaasd: “Maar bij Allah, ik dacht niet dat Allah enige Goddelijke Openbaring zou geven (om mijn onschuld te bevestigen), dat gereciteerd zou worden, want ik acht mijzelf te onbelangrijk om over gesproken te worden in de Goddelijke Openbaring van Allah, dat geopenbaard wordt om gereciteerd te worden. Maar ik hoopte dat Allah’s Boodschapper een droom mocht hebben, waarin Allah mijn onschuld zou onthullen.”(26) Zeker weten, dat vele anderen ook verbaasd geweest zouden zijn door de eeuwen heen. In het geval van Zaynab, net als bij Aisha, was er een expliciete rechtvaardiging, en deze rechtvaardiging gaat verder dan alleen Mohammeds onmiddellijke verlangens: Moslims worden door het verhaal van Zaynab geïnstrueerd dat een man de gescheiden vrouw van zijn geadopteerde zoon mag trouwen – hoe merkwaardig dit ook mag zijn dat er enige behoefte was voor wetgeving over zo’n uitzonderlijke zaak op welke tijd dan ook, laat staat dat dit een buitengewoon serieus incident was, waarbij de Profeet van Allah betrokken moest worden, en 56
de goddelijke openbaring. Een direct gevolg hiervan is dat adoptie verzwakt is in de Islamitische cultuur. Zayd werd niet langer “Zayd bin Mohammed” genoemd (d.w.z. Zayd zoon van Mohammed), maar “Zayd bin Haritha,” naar de naam van zijn vader bij geboorte. De Koran zegt hierover: “Allah heeft voor geen man twee harten in zijn (ene) binnenste gemaakt. En noch heeft Hij uw vrouwen van wie u (gaat) scheiden, door Zihar (uit te spreken), door haar moeder te noemen, tot uw moeders gemaakt. Noch heeft Hij uw aangenomen zonen tot uw (werkelijke) zonen gemaakt. Dat is (alleen) maar een manier van spreken, door uw mond, maar Allah vertelt (u) de waarheid, en Hij wijst de (rechte) weg (Koran 33:4).(27) En de valse beschuldigingen tegen Aisha bracht de vereiste dat er vier mannelijke getuigen moesten zijn, om een misdaad aan te tonen van overspel of gerelateerde onberadenheden. In het geval van seksueel wangedrag, zijn er vier mannelijke getuigen vereist om de daad aan te tonen – in overeenstemming met de openbaring die tot Mohammed kwam om zijn jeugdige vrouw vrij te spreken en haar naam te zuiveren (Koran 24:13).(28) En alleen Aisha’s woord telde niet mee om de valsheid van de beschuldiging aan te tonen. Tot op heden beperkt de Islamitische wet de geldigheid van het getuigenis van een vrouw – in het bijzonder met betrekking tot zaken die gaan over seksuele immoraliteit. De Koran zegt hierover: “En roep twee mannelijke getuigen onder jullie op, en als er geen twee mannen zijn, dan één man en twee vrouwen, die jullie geschikt achten om als getuigen te dienen. Dit zodat, wanneer één van de twee vrouwen zich zou vergissen, de een de andere indachtig zal maken” (2:282). En Islamitische juridische theoretici hebben de geldigheid van een vrouwelijke getuigenis beperkt tot zaken die – in de woorden van een Islamitisch juridische handleiding, “zaken met betrekking tot eigendom, of transacties van eigendom, zoals verkoop.”(29) In andere gevallen kunnen alleen mannen getuigen. Als gevolg hiervan, is het vandaag de dag praktisch onmogelijk om verkrachting te bewijzen in landen die de dictaten van de Sharia volgen. Gewetenloze Moslimmannen kunnen verkrachting begaan zonder daarvoor gestraft te worden: zolang zij maar de aanklacht ontkennen en er geen andere getuigen bij zijn geweest, gaan ze vrijuit. Dit is simpelweg vanwege het feit dat de verklaring van de vrouw niet toelaatbaar is, en minder waard dan die van een man. En nog erger, als een vrouw een man beschuldigd van verkrachting, kan het zelfs zijn dat ze zichzelf beschuldigt. Als de vereiste getuigen niet gevonden kunnen worden, dan wordt de aanklacht van verkrachting, een toelating van overspel. Dit verklaart ook het grimmige feit dat zoveel als 75 procent van alle vrouwen in de gevangenissen in Pakistan, in feite achter de tralies zitten vanwege de misdaad een slachtoffer te zijn van verkrachting.(30) Diverse opvallende recente zaken in Nigeria, die veel aandacht trokken, hebben laten zien dat aanklachten voor verkrachting omgezet konden worden in straffen voor slachtoffers voor ontucht en overspel. In deze zaken hebben de Islamitische autoriteiten de aanklacht van de slachtoffers omgezet in doodstraffen voor overspel en ontucht. De doodstraffen werden pas omgezet in gevangenisstraffen na hevige internationale druk en kritiek van mensenrechtenorganisaties.(31) Deze misbruikzaken zijn overigens extreem bestendig tegen kritiek en hervorming – en de uitkomsten van deze zaken zijn per slot van rekening gebaseerd op het voorbeeld van de Profeet, die in de ogen van Moslims het perfecte rolmodel is voor menselijk gedrag.
57
Hedendaags in verlegenheid brengen Veel hedendaagse Moslims en woordvoerders van Islam worden werkelijk in verlegenheid gebracht door deze voorbeelden en dit materiaal – of zij willen pogingen ondernemen om de feiten te verdoezelen, of lezers hierover niets te laten weten. In het boek Life and Work of Muhammed (Het leven en de werken van Mohammed) van Yahiya Emerick, wordt het volgende verteld over Zaynab bin Jahsh, namelijk dat de Profeet haar alleen trouwde, omdat “zij net was gescheiden van Zayd bin Harithah, vanwege zijn nederige achtergrond.”(32) In het boek maakt de auteur geen enkele vermelding van de verwarring die Mohammed ervoer, toen hij haar bijna ongekleed in huis zag rondlopen, en de daarop volgende goddelijke openbaring in Soera 33. De schrijver vermeld Mohammeds adoptie van Zayd en zijn resulterende naamsverandering Zayd bin Mohammed (zoon van Mohammed), zonder iets te noemen over de verandering van zijn naam in Zayd bin Haritha.(33) Mohammed Husayn Haykal, in zijn boek Life of Muhammed (Leven van Mohammed) sputtert tegen in verontwaardiging tegen de “Oriëntalisten”, dat zij het verhaal van Zaynab gebruiken om de naam van Mohammed te besmeuren: Westerse Oriëntalisten en missionarissen, pauzeren in hun spreken, en denken diep na, om hun wrok en verbeelding te uiten en te ventileren. In dit hoofdstuk van Mohammeds biografie, doen sommigen buitensporige moeite om een beeld van een sensuele Zaynab neer te zetten. Zij zeggen dat toen Mohammed haar zag, zij half naakt was, en dat haar fijne haren de helft van haar lichaam bedekte, en dat elke curve van haar lichaam vol begeerte en passie was. Anderen verhalen dat toen Mohammed de deur opende, dat een windvlaag de gordijnen opzij waaide in de slaapkamer van Zaynab, waardoor Mohammed een glimp van haar halfnaakte lichaam kon opvangen in haar nachthemd. Zij vertellen hun lezers dat deze glimp die hij opving van haar, het hart van Mohammed op hol bracht, en dat hij extreem gepassioneerd was in zijn liefde en verlangen voor vrouwen. Zij vertellen dat Mohammed zijn geheime verlangen verborgen had, alhoewel hij het niet eens voor lang geheim kon houden! Deze en vele hierop lijkende beelden zijn moeizaam afgeschilderd door Oriëntalisten en missionarissen, en men kan ze lezen in de werken van Muir, Dermenghem, Washington Irving, Lammens en anderen. Men kan niet ontkennen dat deze verhalen gebaseerd zijn op verslagen van fantasievolle Moslim biografen en Hadith boeken. Maar deze boeken zijn twijfelachtig. En het is erg betreurenswaardig dat onze auteurs deze verhalen zonder nader onderzoek hebben overgenomen. Het is onvergeeflijk dat deze geleerden deze “Fata morgana’s” hebben afgebeeld, met betrekking tot Mohammeds relaties met vrouwen, en luchtspiegelingen waarvan men dacht dat die voldoende gerechtvaardigd waren door het feit dat Mohammed een meervoud van vrouwen had getrouwd, meest waarschijnlijk negen, of zelfs meer volgens sommige versies. De schrijver Haykal reageert hierop door te beweren dat zelfs als het verhaal van Zaynab’s huwelijk met Mohammed waar zou zijn, dat het nog steeds “geen fout of gebrek vormt in het profeetschap van Mohammed, in zijn eigen grootheid, of dat van zijn boodschap.” Waarom niet? Omdat “de regels die wetten zijn voor de mensen (mensheid) in zijn algemeen, niet van toepassing zijn voor de groten (der aarde). Sterker nog, zij zijn niet van toepassing op 58
profeten, de boodschappers van God.” En buiten deze behoorlijk Romantische visie “het feit is dat Mohammed geen man was die overgeleverd was aan passie en verlangen zoals de Oriëntalisten en missionarissen heb hebben afgebeeld. Hij trouwde zijn vrouwen niet met lust, verlangen of liefde. Indien enkele Moslimschrijvers in bepaalde perioden in de geschiedenis zichzelf hebben toegestaan zulke dingen toe te schrijven aan de Profeet, en daarmee met een goede intentie een argument presenteerden aan de vijanden van Islam, is dat vanwege het feit dat hun conservatisme ervoor zorgde dat zij een materialistische visie van dingen adopteerden. Op die manier hebben zij Mohammed afgebeeld als een overtreffende trap in alles wat betreft de lusten van deze wereld. Maar het beeld dat zij schetsten is duidelijk verkeerd. De geschiedenis van Mohammed ontkent dit helemaal, en de logica van Mohammeds leven is geheel consistent hiermee.”(34) In tegenstelling hiermee, begint de auteur Karen Armstrong met een meer realistisch beeld. Zij vermeldt zelfs Aisha’s scherpe commentaar nadat Mohammed zijn goddelijke vermaning ontving, toen hij twijfelde om met Zaynab te trouwen: “Zeker, uw Heer heeft haast om uw verzoek in te willigen.” Maar dan verklaart zij dat “Moslims vandaag ontkennen dat Mohammed Zaynab trouwde vanwege lust, en inderdaad, lijkt het onwaarschijnlijk dat een vrouw van 39 jaar, die heel haar leven op de rand van ondervoeding geleefd had, en blootgesteld was aan de genadeloze hitte van de Arabische zon, zo’n storm aan emoties zou veroorzaken in iemands binnenste, laat staan dat dit het geval was voor een neef die haar al kende vanaf de kindertijd.”(35) Dit weerspreekt echter de verklaringen uit de vroegste bronnen, zoals wij al hebben gezien, waarin Mohammed inderdaad overstelpt werd door een storm van emoties, toen hij Zaynab zag die alleen haar onderkleding aan had, en Zayd vertelt zelfs zijn adoptievader dat hij van haar zou scheiden, als zij “uw bewondering heeft geprikkeld.” Wat betreft de geruchten die in die tijd rondgingen over Aisha: de schrijver Armstrong zegt helemaal niets over de gevolgen van het feit dat Mohammed haar niet op haar (Aisha’s) woord wilde geloven, maar dat hij klaarblijkelijk eerst een goddelijke openbaring nodig had om haar te onschuld te geloven en haar te vrijwaren. Het is op zijn minst eigenaardig te noemen dat Aisha niet naar haar kant van het verhaal gevraagd werd, en dat er eerst een goddelijke openbaring nodig zou zijn. Armstrong vertelt ook niets over hoe Moslimvrouwen als gevolg van deze gang van zaken hebben moeten lijden door de geschiedenis heen. In tegenstelling, zij ziet alleen Aisha’s “waardige manier waarop ze met de situatie omging” en dat dit het bewijs is “hoe Islam de vrouw vertrouwen kan geven.”(36) En ook zegt auteur Armstrong niets over een andere verklaring die Aisha ooit maakte: “ik heb geen enkele vrouw zoveel zien lijden, als de gelovig vrouw.”(37) En zij lijden nog steeds.
59
Hoofdstuk 5
Een onheilsprofeet die waarschuwt voor een grote straf
Aanvankelijke oppositie naar Mohammed toe vanuit zijn eigen stam De evolutie van de leerstellingen van Koran: van vrede naar oorlog tegen de ongelovigen De Satanische verzen: Mohammeds poging op zijn tegenstanders voor zich te winnen Hoe Islamitische apologeten het incident met de Satanische verzen weg proberen te verklaren Mohammeds Nachtelijke reis naar Jeruzalem (en niemand zag hem).
Moeilijkheden met de Quraish NADAT MOHAMMED VASTBERADENER WERD OVER ZIJN EIGEN ROEPING ALS PROFEET, met hulp van Khadija en Waraqa, begint hij privégesprekken te voeren met mensen over de nieuwe religie. Aan het begin was het onderwerp van zijn gepreek eenvoudig monotheïsme: “Het is Gods religie, waarin Hij mij gekozen heeft voor Zijn doel, en (Hij heeft) Zijn apostelen ook gestuurd. Ik roep je op tot God, de Ene die zonder een metgezel (of deelgenoot) is, om Hem te aanbidden, en om al-Lat en al-‘Uzza af te zweren.”1 Zijn vrouw Khadija werd de eerste Moslim, gevolgd door Ali bin Abu Talib, die toen een jongen was van 10 jaar, die later zou opdoemen in het schisma tussen de Soennieten en Sjiieten, naast een paar anderen. Drie jaar na zijn aanvankelijke visitatie van wat later Gabriël zou zijn, die plaatsvond rond het jaar 610, zou Allah hem opdragen om “(in het openbaar) af te kondigen wat je bevolen is, en zich af te wenden van de polytheisten.2 Mohammed droeg zijn eigen verwanten, de Quraish stam, op om een berg te beklimmen, en een oproep te doen aan de verschillende Quraish familieclans en volksstammen in de omgeving. Hij vroeg hen “Veronderstel dat ik jullie vertel dat er een (vijandige) cavalerie in de vallei is, zouden jullie mij geloven?” Zij antwoordden, “Ja, want wij hebben niets anders gezien, dan dat jij de waarheid verteld.” Mohammeds antwoord was: “Ik ben iemand die waarschuwt, voordat er een geweldige straf komt. 60
Deze vrome waarschuwing ergerde Mohammeds oom, Abu Lahab, die de profetische claims van zijn (jongere) neefje niet geloofde. Hij riep uit naar Mohammed, “Moge je handen deze dag helemaal vergaan. Is het met dit doel dat jullie ons (vandaag) bijeengebracht hebt?”3 Abu Lahab keerde zich naar de bijeengekomen Quraish, en hij verklaarde, “Jullie gastheer heeft jullie betoverd.”4 Allah gaf antwoord via Mohammed in een nieuwe openbaring: “Moge de handen van Abu Lahab vergaan! Moge hijzelf vergaan! Niets zal hem baten, niet zijn welvaart en winst. Hij al verbrand worden in een vlammend vuur, en zijn vrouw, overladen met maden, zal hij een touw zijn nek hebben!” (Koran 111:1-5). Een Hadith informeert ons dat Abu Lahab “inderdaad vergaan is.”5 De Hadith vermeld niet de manier van zijn dood, maar een mogelijke oorzaak kan uitgesloten worden: op dit punt in de geschiedenis voerden de Moslims nog geen gewelddadige aanvallen uit op hun vijanden. Yahiya Emerick gaf het verhaal een hele andere draai in zijn apologetische biografie van Mohammed. Nadat Mohammed zijn boodschap afgeleverd had, zei hij, “Abu Lahab, die dichtbij stond, vervloekte Mohammed op een boze toon, en vertelde hem dat hij zou sterven. Mohammed hield zijn mond, omdat hij bekend was met een oude gedragscode om respect te hebben voor oudere mensen. Al snel daarna werd een kleine couplet van het vers toegevoegd in een openbaring, waarin Abu Lahab verteld werd dat hij degene was die gedoemd was.”6 Mohammed ging door met prediken, maar met weinig resultaat. Zijn tegenstanders vroegen hem waarom hij geen wonderen kon doen, en vroegen hem om bergen in de buurt van Mekka in goud te veranderen, of deze bergen geheel te verwijderen, zodat hun landbouw makkelijker zou zijn. Allah antwoordde tot Mohammed: “Als je wilt ben Ik geduldig en geef Ik hen meer tijd, maar als je wil, zal Ik doen wat je vraagt. Maar als zij ongelovig blijven, dan zullen ze worden vernietigd, net zoals de landen en naties voor hen vernietigd werden.”7 Mohammed vroeg dat hen meer tijd gegund werd, en vertelde zijn vijanden dat de Koran het wonder was. Een keer vroegen de Quraish hem of hij Gabriël of een andere engel naar hen kon sturen, die hen kon vertellen om in hem te geloven: “O Mohammed, als (alleen maar) een engel met je gezonden zou zijn, om tot mensen te spreken, en om samen met je gezien te worden!” 8 Maar Allah gaf antwoord in een openbaring dat als Hij een engel zou sturen, dat “Wij een engel zouden aanstellen, en zouden hem als mens doen voorkomen en zo zouden Wij voor hen nog verwarrender maken, wat zij verwarren.” (Koran 6:9). Hij troostte Mohammed en vertelde hem dat het een algemeen lot was van de profeten voor zijn tijd: (Vele) boodschappers werden bespot voor je, maar de spotters worden gevangen en ingesloten door datgene zij bespotten” (Koran 6:10). Alhoewel de Moslims tot dusver alleen maar een kleine groep waren, begon de connectie met geweld al heel vroeg in de geschiedenis van Islam. Ibn Ishaq vertelt het volgende verhaal: Toen de metgezellen van de apostel baden, gingen zij naar een nauw dal, zodat hun volk hen niet zou zien bidden. En terwijl Sa’d bin Abu Waqqas met een aantal van de metgezellen van de Profeet samen kwamen in een nauw bergdal bij Mekka, kwam een horde polytheisten voorbij, net waar zij aan het bidden waren, en zij werden ruw onderbroken. Zij gaven hen de schuld wat zij aan het doen waren, totdat er klappen uitgedeeld werden, en bij die gelegenheid sloeg Sa’d een polytheist met een kaakbeen (stuk bot) van een kameel en verwondde hem. Dit was het eerste bloed dat vloeide in (de geschiedenis van) Islam.9 61
Veel meer bloed zou vloeien te zijner tijd. Maar Mohammed begon zijn profetische carrière niet als een krijger en soldaat, alhoewel hij deelnaam in twee lokale oorlogen tussen zijn Quraish stam en een naburige stam.10 Hij beperkte zijn activiteiten eerst tot alleen prediken, alhoewel hij de heidense stammen bedreigde met vernietiging. Hoe veel steden hebben Wij volledig vernietigd vanwege hun ongerechtigheden, en hebben een ander volk ervoor in de plaats gezet? En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen (probeerden) zij ervoor te vluchten. "Vlucht niet en keer terug tot de goede dingen (genoegens) van dit leven, die jullie zijn gegeven, en jullie woningen opdat jullie ondervraagd zult worden." Zij antwoordden: "Wee ons, zeker, wij waren onrechtvaardig." En hun geroep hield niet op, totdat Wij hen lieten neervallen als een grasveld dat gemaaid wordt en dat uitblust werd. (Koran 21:11-15) De Quraish waren volledig verrast door de moorden die gepleegd werden door Sa’d bin Abu Waqqas, en net zoals Mohammed begon hij hen steeds heviger aan te vallen, en hun goden. En niet verrassend, begonnen zij Islam en de profeet steeds meer als een bedreiging te zien. Na verloop van tijd begonnen zij terug te slaan. Volgens Ibn Ishaq, probeerden zij “dwaze mensen tegen hem op te zetten, die hem (Mohammed) een leugenaar noemden, hem beledigden en hem beschuldigden een dichter te zijn, een tovenaar, een waarzegger en zelfs dat hij bezeten was. Echter, de profeet ging door met het verkondigen wat God hem had opgedragen. En hij wilde niets verhullen, en riep de afkeer op van zijn tijdgenoten, doordat hij hun goden beledigde en minachtte, en hun afgoden vaarwel zei, en afviel van hun religie door hen ongelovigen te noemen.”11 De situatie werd zelfs zo beroerd tussen de Moslims en de Quraish, dat Mohammed zijn kleine krijgsbende vertelde: “Als jullie naar Abessinië (Ethiopië) zouden gaan (dat zou beter voor jullie zijn), want de koning zal onrechtvaardigheid niet tolereren, en het is een vriendelijk land, tot de tijd dat Allah jullie zal verlossen van deze tegenspoed.”12 (De zinnen in Koran en Hadith lopen niet altijd goed). Een aantal Moslims volgde zijn advies op, maar Mohammed bleef zelf in Mekka achter, en bleef doorgaan met zijn pogingen om de Quraish tot Islam over te halen.
De evolutie van het bevel om tot oorlog over te gaan Op een gelegenheid werd Mohammeds frustratie zo groot, en kookte hij zo over van woede, dat het hem niet lukte om de Quraish te bekeren, dat hij uitriep dat de Quraish allemaal afgeslacht zouden worden. Dit ging als volgt: Mohammed benaderde een groep Quraish bij de Kaäba, kuste de (heidense) zwarte steen, en liep drie keer rond het (heidense) heiligdom. Na het derde rondje stopte hij en riep uit: “Willen jullie naar mij luisteren, O Quraish? Bij degene die mijn leven in Zijn hand houdt, ik zal jullie laten afslachten!”13 Dit was een profetie van Mohammed, dat later onmiskenbaar waar zou blijken. Mohammeds boodschappers begonnen van karakter te veranderen, en hun ware aard te laten zien. Vroeg in zijn carrière gebeurde het dat er een groep van twaalf bekeerlingen van de Khazraj stam uit Medina zich met Mohammed verzamelden in de stad Al-‘Aqabah, wat nu bekend staat als “de Eerste Belofte bij al-‘Aqabah”: dat wil zeggen een eed van trouw aan de Profeet van Islam. Een van hen verklaarde: “Wij gaven trouw aan de apostel, dat wij niets gelijk 62
met God zullen verklaren (deelgenoten), niet stelen, geen overspel plegen, niet onze eigen nageslacht doden, niet onze naaste bespotten, en hem niet ongehoorzaam zijn in wat juist is. Als wij dit opvolgen, dan zal het Paradijs voor ons zijn. En als wij een van deze zonden zouden plegen, dan zullen wij in deze wereld gestraft worden, en zal dat als boetedoening dienen. (Echter) als de zonde verhuld is tot op de Dag van de Opstanding, dan zou het aan God zijn om te beslissen wie gestraft moet worden en wie vergeven zal worden.”14 (Aanvullende informatie vertaler: de vroege Moslims zouden onder bevel van Mohammed dingen doen als: stelen, rooftochten houden, executies, genocide en seks met gevangen genomen vrouwen, dit ter volledigheid). In deze belofte werd niets gezegd over oorlog voeren in de naam van Islam. Maar een jaar later, zo rond het jaar 622, zou dat veranderen. Aanvankelijk, zo verklaart Ibn Ishaqm “had de apostel geen toestemming gekregen om te vechten of om bloed te vergieten. … Hem werd simpelweg alleen bevolen om mensen tot God te roepen, en om beledigingen te verdragen en de onwetenden te vergeven. De Quraish vervolgde zijn volgelingen, en verleidden hen tot hun eigen religie, terwijl zij anderen van hun land uitwezen. Zij moesten kiezen: of hun religie opgeven, of thuis verkeerd behandeld te worden, of uit hun land te vluchten, waarbij sommigen naar Abessinië vluchtten en weer anderen naar Medina.” Maar nu was de tijd van vergeving voorbij: Maar toen werden de Quraish brutaal naar God (Allah) en wezen Zijn goedgunstige doel af, en beschuldigden Zijn profeet van leugenaar te zijn, en behandelden en verbanden hen die Hem dienden, en zijn eenheid verkondigden, en in Zijn profeet geloofden, en vast hielden aan Zijn religie, gaf Hij Zijn apostel toestemming om met hen te vechten, en zichzelf te beschermen tegen hen die hem verkeerd behandelden en hem slecht behandelden.15 En toen verklaarde Ibn Ishaq het verloop van de openbaring om oorlog te voeren. Eerst verklaart hij dat Allah Moslims toestaat om een defensieve oorlog te voeren: Zeker, God zal degenen helpen die Hem helpen. God is Almachtig. Als wij degenen sterk maken in het land, die gebed zullen instellen, en (andere zaken zullen verplichten, zoals) het geven van giften aan armen, het gelasten dat men vriendelijk moet zijn, en het verbieden van overtreding van de wet. Aan God behoord het einde van de zaken toe.16 De bedoeling is: “Ik heb hen toegestaan te vechten, alleen omdat zij verkeerd en onrechtvaardig behandeld zijn, terwijl hun enige overtreding tegen mensen is dat zij God aanbidden. Wanneer zijn de overheersende hand hebben, zullen wij gebed instellen, en het geven aan armen, vriendelijkheid instellen, en zonde verbieden, en de Profeet en zijn metgezellen zijn allemaal hiervoor.”17 “Wanneer zij de overheersende hand hebben,” betekent in andere woorden, dat zij een Islamitische staat vestigen, waarin Moslims regelmatig bidden, de belasting aan armen (zakat) betalen, en Islamitische wetten uitvaardigen (“verbieden de wet te overtreden”). Maar dit was niet Allah’s laatste woord over de omstandigheden waarin Moslims zouden moeten vechten:
63
Toen zond God dit neer tot hem: “Vecht met hen, totdat er geen verleiding meer is,” d.w.z. totdat er geen gelovige meer is die verleidt wordt tot een andere religie. “En de religie is van God,”, d.w.z. totdat alleen God (Allah) aanbeden wordt en geëerd wordt.18 Het vers uit de Koran dat Ibn Ishaq hier aanhaalt (2:193) beveelt veel meer dan alleen defensieve oorlog: Moslims moeten vechten totdat “de religie van God (Allah) is” – met andere woorden, totdat alleen Allah aanbeden wordt. De Islamitische wet die later zou komen, die gebaseerd is op verklaringen van Mohammed, zou niet-Moslims drie opties aanbieden: bekering tot Islam, onderwerping als ondergeschikten onder Islamitische wet, of oorlog.
De Duivelsverzen Terwijl Mohammeds pogingen om zijn stamleden tot zijn nieuwe religie over te halen telkens op niets uitliepen, werd Mohammed zover gebracht, wat nu bekend staat als het incident met de Duivelsverzen, dat vereeuwigd is in de beruchte roman van Salman Rushdie. In 1989 vaardigde De Ayatollah Khomeini van Iran een fatwa uit, waarbij hij Moslims wereldwijd opriep om Rusdie te vermoorden – een doodstraf die voortdurend opnieuw bevestigd is door Iraanse leiders, alhoewel geen Moslim het tot nu toe uitgevoerd heeft. (Rusdie moest al in 1989 onder politiebescherming geplaatst worden, en moest op een geheim adres wonen). Volgens de Islamitische traditie, heeft inderdaad de Duivel (Satan) en niet Allah, het eerst tot Mohammed gesproken, wat afgeleid kan worden uit wat Mohammed zelf heeft gezegd. De verzen die de Duivel aan de Profeet van Islam gaf, zijn sindsdien algemeen bekend als “de Duivelsverzen.” Mohammed was gefrustreerd over het feit dat het hem niet lukte zijn eigen stamgenoten, de Quraish, te bekeren tot Islam. Volgens Ibn Ishaq, in een gedeelte van zijn Sira dat door Tabari bewaard is gebleven, “was de apostel bezorgd om de welvaart van zijn volk, en wenste hen aan te trekken zoveel als hij kon.” In feite “verlangde hij naar een manier om hen aan te trekken” en hen over te halen. Uiteindelijk waren het juist de leiders van de Quraish die bij hem kwamen met een aanbod. Zij zouden hem vrouwen en geld geven, en hem zelfs zijn koning maken, als hij in ruil daarvoor hun geaardheid en hun toestand zou accepteren. “Dit is wat wij je willen geven, Mohammed, dus onthoud je van het bespotten van onze goden, en spreek geen kwaad over hen. En als je dat niet wilt doen, dan bieden wij je een manier aan, dat voor zowel jou als ons tot voordeel zal zijn.” “En wat is dat?” vroeg de Profeet van Islam. “Je zult onze goden, al-Lat en al-‘Uzza, voor èèn jaar aanbidden, en wij zullen jouw god voor een jaar aanbidden.” (In het Nederlands wordt ook wel gesproken van al-Laat, al-'Oezza en Manaat) Mohammed antwoordde: “Laat mij eerst zien wat voor openbaring tot mij komt van mijn Heer.”19 En aanvankelijk waren de reacties van de Profeet van Islam erg negatief: Allah vertelde hem om de ongelovigen te vertellen dat Moslims niet aanbidden wat zij aanbidden. (Koran 109:1-6) Maar de Quraish hielden aan: “Mohammed, kom en laten wij aanbidden wat jij aanbidt, en dan zul jij aanbidden wat wij aanbidden, en wij zullen je deelgenot maken in alles wat jij onderneemt.” Maar Allah vertelde Mohammed om stevig stand te houden. (Koran 39:64-66) Maar achter deze onvermurwbare houding, verlangde Mohammed een manier te vinden om uit deze impasse te raken: “Toen de apostel zag dat zijn mensen hem de rug toekeerden, deed 64
het hem pijn dat zij vervreemd werden van wat hij hun van God gebracht had, en hij verlangde naar een boodschap dat zijn volk met hem zou verzoenen.”20 Hij zei: “Ik zou willen dat Allah niets geopenbaard zou hebben, dat aanstootgevend voor hen is.”21 En uiteindelijk kwam hij tot een oplossing. Hij ontving een openbaring die verklaarde dat het legitiem was voor Moslims om te bidden tot al-Lat, al-‘Uzza en Manat – de drie godinnen die door de heidense Quraish werden aanbeden – als bemiddelaars voor Allah.22 Maar zijn pijn en frustratie om door zijn eigen volksgenoten te worden afgewezen, had de overhand gekregen: deze nieuwe boodschap was direct in tegenspraak met wat hij de jaren daarvoor had gepredikt. Hij had de goden al-Lat, al-‘Uzza en Manat bespot als valse goden, vanaf het begin van zijn afkondiging van zijn profeetschap, en zelfs daarvoor als men het verhaal moet geloven van zijn ontmoeting als jongen met de Syrische monnik Bahira. Kon men nu zijn compromisloos monotheïsme naar de prullenbak verwijzen, omwille van verzoening met zijn eigen volk? Verzoening leek werkelijk plaats te vinden. De Quraish waren erg opgetogen, en bogen zich zelfs neer, samen met Mohammed en de Moslims, nadat Mohammed een nieuwe openbaring gereciteerd had. Ibn Ishaq doet verslag: “Toen ging ieder zijn eigen weg, en de Quraish vertrokken, en ze waren verheugd wat over hun goden werd gezegd, en zeiden, ‘Mohammed heeft over onze goden gesproken op een prachtige manier. Hij beweerde in wat hij las dat zij de verheven Gharaniq zijn, wiens voorspraak (in gebed naar hun goden) is goedgekeurd.’”23 Het woord verspreidde zich snel onder de Moslims: “de Quraish hebben Islam geaccepteerd.”24 Omdat er vrede op handen leek te zijn, keerden zelfs diverse Moslims veilig terug, die eerder naar Abessinië waren gevlucht. Maar een belangrijke speler in het gehele drama was niet erg blij: de engel Gabriël, degene die verscheen aan Mohammed en die aan de wieg stond van de geboorte van Islam. Hij kwam tot Mohammed en zei: “Wat heb je gedaan, Mohammed? Je hebt deze mensen iets voorgeschreven, wat ik je niet gebracht heb, en je hebt iets gezegd, wat ik je niet heb gezegd.” Mohammed begon zich te realiseren hoe ernstig hij de hele onderneming in opspraak gebracht had. “Ik heb dingen verzonnen tegen God en heb Hem woorden toegeschreven die Hij niet heeft gesproken.”25 Hij was bitter bedroefd en had grote angst” voor Allah, vanwege het feit dat hij toestond dat zijn boodschap vervalst werd door Satan, de duivel. En Allah gaf Mohammed een strenge waarschuwing (Koran 17:73-75), maar was toch genadig naar zijn profeet toe: En dus stuurde God (een openbaring) naar beneden, want Hij was genadig voor hem, en troostte hem en belichtte de zaak en vertelde hem dat elke profeet en apostel voor hem (dezelfde dingen) verlangde als hij (naar) verlangde, en dat zij wilden wat hij wilde, en dat Satan iets in de boodschap gevoegd had, wat op zijn tong lag. Dus God annuleerde wat Satan had gesuggereerd, en God bevestigde Zijn verzen, namelijk dat je (hij) net zoals de andere profeten en apostelen was.26 Deze geruststelling is vastgelegd in de Koran: “Nooit zonden Wij een boodschapper of profeet voor jou, maar toen hij een (zijn boodschap) verkondigde, bracht Satan wat (ijdelheid) in zijn verlangen, en Allah zal Zijn Tekenen bevestigen (en vestigen), want Allah is vol Kennis en Wijsheid” (22:52). Inderdaad was het een test voor de ongelovigen: “Zodat Hij wat Satan inblaast tot een beproeving moge maken voor degenen in wiens hart een ziekte is en wiens hart verhard is – voorzeker, de onrechtvaardigen zijn in groot verzet (22:53). 65
Daarom, zegt Ibn Ishaq, “verlichtte Allah zijn droefheid, en liet hem veilig voelen van zijn angsten.” Hij zond een nieuwe openbaring om Satans woorden over al-Lat, al-‘Uzza en Manat te vervangen: Heb je gedacht aan Al-Lat en Al-‘Uzza en Manat, de derde, de andere? Zijn die van jou mannelijk en die van Hem vrouwelijk? Dat zou inderdaad een oneerlijke verdeling zijn! Het zijn slechts namen die jullie hebben gegeven, jullie en jullie vaders, waarvoor Allah geen waarborg heeft gegeven. Zij volgen maar een vermoeden, en datgene waar zij zelf naar verlangen. Maar nu is leiding neergezonden van hun Heer en is tot hen gekomen. (Koran 53:19-23) Met andere woorden, heeft Allah alleen dochters, terwijl de ongelovigen zonen hebben (“zijn die van jou mannelijk en die van Hem vrouwelijk”)? Voor een Arabier uit de zevende eeuw zou dit belachelijk klinken. En bovendien, al-Lat, al-‘Uzza en Manat zijn alleen maar verzinsels van een heidense verbeelding, “namen die jullie hebben gegeven, jullie en de voorvaderen, voor wie Allah geen waarborg heeft gegeven.” Mohammed keerde terug tot zijn compromisloos monotheïsme. Het is niet verwonderlijk dat ommezwaai de spanningen met de Quraysh allemaal maar verder deed oplaaien. Ibn Ishaq herinnert zich dat de polytheïsten deze episode begonnen te gebruiken tegen hem: Toen de teniet verklaring, van wat Satan in de mond van de Profeet had gelegd, van God kwam, zeiden de Quraish: "Mohammed, heeft zich bekeerd van wat hij zei over de positie van uw goden bij Allah, en veranderde het en bracht iets anders.” Nu waren de twee woorden die Satan in de mond van de apostel had gelegd, in de mond van elke polytheist en zij werden meer en meer vijandig naar de Moslims toe, en naar de volgelingen van de apostel.27 Het incident van de Duivelsverzen hebben de Moslims uiteraard eeuwenlang in acute verlegenheid gebracht. Inderdaad werpt het een schaduw over de waarheidsgetrouwheid van Mohammeds gehele claim van een profeet van God te zijn. Als Satan woorden in Mohammeds mond kon leggen, en hem doen laten geloven dat het openbaringen van Allah zijn, wie zal zeggen of Satan Mohammed als spreekbuis gebruikt heeft bij andere gelegenheden? En dus hebben de Islamitische geleerden, apologeten en historici de Duivelsverzen aangevallen met een bijzondere grote woestheid. Mohammed Husein Haykal betoogt in zijn boek “Life of Muhammed” (Het leven van Mohammed) dat dit incident zelfs nooit heeft plaatsgevonden, want, zo redeneert hij, Mohammed is een profeet: Het verhaal heeft de aandacht van westerse Oriëntalisten getrokken, die het als waar hebben aangenomen, en het herhaald hebben tot in het oneindige. … Het is een verhaal dat duidelijk incoherent is bij het minste onderzoek. Het is in tegenspraak met de onfeilbaarheid van elke profeet bij het overbrengen van de boodschap van zijn Heer. Hij verwondert zich over het feit dat sommige moslimgeleerden geloven dat het waar is. Maar hij voegt er snel aan toe: “Ibn Ishaq, van zijn kant, aarzelde helemaal niet om het een 66
verzinsel te verklaren van de zindiqs [niet-moslims die hun ongeloof verbergen, valselijk doen alsof dat ze lid zijn van de Oemmah; vooral Zoroastrianen en Manicheans].”28 De Moslim auteur Yahiya Emerick noemt het incident met de Duivelsverzen helemaal niet, en legt uit dat de moslims die naar Abessinië (Ethiopië) waren geëmigreerd, begonnen terug te keren zodra "het bericht uit Mekka kwam van reizende kooplieden dat de situatie voor de Moslims was verbeterd als gevolg van de bekering van een hooggeplaatste edelman."29 Karen Armstrong ontkent zelfs de authenticiteit van het verhaal: 'We moeten hier duidelijk over zijn, dat veel moslims geloven dat dit verhaal apocrief (onbetrouwbaar) is. Ze wijs erop dat er geen duidelijke verwijzing naar is in de Koran, en dat het niet genoemd wordt door Ibn Ishaq in de vroegste en meest betrouwbare verslag van Mohammeds leven …”30 Het is echter niet zeker dat Ibn Ishaq het incident niet vermeldt. Tabari schrijft zijn versie toe aan Ibn Ishaq en zou geen reden hebben gehad om dit te zeggen als het niet was. 31 Ibn Sa'd merkt het incident ook op.32 Het is moeilijk in te zien hoe en waarom zo'n verhaal verzonnen zou zijn, en waarom het als authentiek geaccepteerd zou zijn door zulke vrome Moslims als Ibn Ishaq, Ibn Sa'd en Tabari. Evenals het geaccepteerd is door de Koran commentator Zamakhshari (1074-1143) eeuwen later, die het waarschijnlijk niet verteld zou hebben, als hij de bronnen niet vertrouwd had. Net zoals bij veel andere onderzoeksgebieden, is het getuigenis van de vroegere Islamitische bronnen hier overtuigend. Alhoewel gebeurtenissen op andere manieren kunnen worden verklaard, kunnen degenen die graag zouden willen dat de Duivelsverzen nooit hadden plaatsgevonden, niet om het feit heen, dat deze gebeurtenissen zijn opgetekend door mensen die geloofden dat het werkelijk de Profeet van Allah was, en zij geloofden niet dat dit verzinsels waren van Mohammeds vijanden. In de Hadith verzameling van Bukhari wordt ons verteld, dat bij een gelegenheid waarbij Soera 53 gereciteerd werd, dat Mohammed samen met de heidenen neerbogen ter aarde, dus zowel Mohammed als de heidenen.33 Soera 53 bevat een verwijzing naar de godinnen al-Lat, al-‘Uzza en Manat. Er is geen ander incident vermeld, door wie dan ook, tijdens Mohammeds profetische carrière, waarbij de ongelovigen (al-Mushrikun) zich samen met de Moslims neerbogen ter aarde nadat een passage uit de Koran gereciteerd (voorgelezen) werd. Tot op de dag van vandaag zijn Moslims over het algemeen niet welkom om mee te doen aan het gebed met Moslims. (Sterker nog: in veel landen staan bordjes op deuren van gebedsruimtes van Moskeeën: alleen voor Moslims. In Westerse landen is dit vanwege discriminatiewetten verboden, maar informeel wordt je wel de toegang ontzegt). Dus de vraag rijst: waarom waren de ongelovigen toen aanwezig bij het reciteren van deze Soera?
De Nachtreis Het was rond deze tijd dat Mohammed zijn beroemde Nachtreis maakte (Miraj of Hemelvaart), die de Islamitische traditie ziet als een wonderbaarlijke reis van Mekka naar Jeruzalem. Er waren geen getuigen. Volgens deze traditie steeg Mohammed in Jeruzalem op naar de hemel, vanaf de Tempelberg en ontmoette hij andere profeten. Het enige wat de Koran hierover zegt is dit: “Glorie aan Hem (Allah), Die Zijn dienaar in een nachtelijke Reis meenam van de Heilige Moskee naar de Verste Moskee (die het verst weg is), waarvan Wij de omgeving hebben gezegend, zodat Wij hem enkele van Onze tekenen kunnen tonen: want Hij is de Ene die (alles) ziet en hoort” (17:1) Er is geen vermelding in de Koran van de “Verste Moskee”, en er is 67
ook geen vermelding dat dit in Jeruzalem zou zijn, maar in de Hadith is er wel een duidelijke vermelding dat de locatie Jeruzalem is. Het visioen was net zo dramatisch als zijn eerste ontmoeting met de engel Gabriël. Mohammed beschreef het visioen aan een van de Moslims, dat het begon “terwijl ik op de grond lag in Al-Hatim of Al-Hijr,” dat is een gebied in Mekka dat tegenover de Kaäba ligt, die door de Islamitische traditie geïdentificeerd wordt als een begraafplaats van Hagar en Ismaël, toen “Gabriel kwam, en me bewoog met zijn voet. Ik ging rechtop zitten maar zag niets en ging weer liggen. Hij kwam een tweede keer en bewoog me met zijn voet. Ik ging rechtop zitten maar zag niets en ging weer liggen. Hij kwam voor de derde keer bij me en bewoog me met zijn voet.”34 En "plotseling kwam er iemand naar me toe en sneed mijn lichaam van hier tot hier open" - en hij gebaarde van zijn keel naar zijn schaamstreek. En degene die tot hem was gekomen, vervolgde Mohammed, "haalde toen mijn hart tevoorschijn. Toen werd mij een gouden dienblad vol Geloof gebracht en mijn hart werd gewassen en gevuld (met Geloof) en keerde toen terug naar zijn oorspronkelijke plaats. Toen werd mij een wit dier gebracht dat kleiner was dan een ezel en groter dan een muilezel.”35 Dit was de Buraq die Mohammed verder omschreef als "een wit en lang dier, groter dan een muilezel maar kleiner dan een ezel, die zijn hoef op een afstand zou plaatsen gelijk aan het gezichtsveld."36 Het was, zei hij, "half muilezel, half ezel, met vleugels aan de zijkanten waarmee hij zijn voeten voortstuwde.” "Toen ik erop wilde klimmen," verklaarde Mohammed," werd hij schuw. Gabriël legde zijn hand op de manen en zei: 'Schaam je je niet, een Buraq, om je zo te gedragen? Bij God, niemand meer eerbaar voor God dan Mohammed heeft u ooit bereden.' Het dier schaamde zich zo dat hij in het zweet uitbarstte en bleef staan zodat ik hem kon beklimmen.”37 Ze gingen naar de Tempelberg en van daaruit naar de hemel zelf: "Ik werd erdoor gedragen en Gabriël vertrok met mij tot we de dichtstbijzijnde hemel bereikten. Toen hij vroeg dat de poort geopend zou worden, werd hem gevraagd: 'Wie is het?' Gabriël antwoordde: 'Gabriël.' Er werd gevraagd: 'Wie is er in gezelschap met u?' Gabriël antwoordde: 'Mohammed.' Er werd gevraagd: 'Is Mohammed geroepen?' Gabriel antwoordde bevestigend. Vervolgens werd er gezegd: 'Hij wordt verwelkomd. Wat een geweldig bezoek is het van hem!’'' Mohammed gaat de eerste hemel binnen, waar hij Adam ontmoet. Gabriël spoort Mohammed aan: “Dit is je vader, Adam. Groet hem met respect.” De Profeet van Islam begroet de eerste man die antwoordt op een behoorlijke manier: 'Jij bent welkom, o vrome zoon en vrome profeet. ” Gabriël neemt Mohammed mee naar de tweede hemel, waar het dezelfde scene zich afspeelt bij de poort, en eenmaal binnen begroeten Johannes de Doper en Jezus hem: "Je bent welkom, O vrome broer en vrome profeet.” In de derde hemel, begroet Jozef hem met dezelfde woorden, en Mohammed en Gabriël gaan verder, en worden begroet door weer andere profeten op andere niveaus van de hemel. Mozes is in de zesde hemel en deze situatie geeft weer een klap naar de Joden toe. “Toen ik hem verliet,” zei Mohammed, “moest hij huilen . Iemand vroeg hem, ‘Waarom huil je?' Mozes zei: 'Ik huil omdat er na mij een jonge man is gezonden (Mohammed als profeet, wiens volgelingen in grotere aantallen het paradijs zullen betreden dan mijn volgelingen.’'' In de zevende hemel ontmoet Mohammed Abraham, en heeft daar nog meer visioenen en ontvangt hij het bevel dat de moslims dagelijks vijftig keer moeten bidden. Toen Mohammed aan zijn terugreis begon, kwam hij langs Mozes, die hem vroeg: “Wat is je bevolen wat moet je doen?”
68
Mohammed antwoordde: “Ik heb de opdracht gekregen om vijftig gebeden per dag te bidden.” Mozes gaf hem wat advies: “Uw volgelingen kunnen geen vijftig gebeden per dag verdragen, en (ik zweer) bij Allah, ik heb voor jullie (ook) mensen getest, en ik heb mijn best gedaan met het verbannen Israël (maar tevergeefs). Ga terug naar je Heer en vraag daar voor vermindering van de last van uw volgelingen." Dus keerde Mohammed terug naar Allah en kreeg daar vermindering, en het aantal dagelijkse gebeden werd teruggebracht tot veertig. Maar Mozes dacht nog steeds dat het te veel was. De Profeet van de Islam bleef heen en weer gaan tussen Mozes en Allah, totdat het aantal dagelijkse gebeden voor de Moslims slechts vijf was. Op dit punt betwijfelde Mozes nog steeds dat Mohammeds volgelingen opgewassen waren voor deze uitdaging en hij zei opnieuw: “Uw volgelingen kunnen niet vijf gebeden per dag verdragen, en heb ik ongetwijfeld eerder dan jij ervaring met de mensen gehad, en ik heb mijn best gedaan met verbannen Israël, dus ga terug naar je Heer en vraag daar om reductie, zodat de last van je volgelingen verminderd kan worden." Maar deze keer zou Mohammed niet teruggaan. “Ik heb zoveel van mijn Heer gevraagd dat ik me schaam, maar ik ben nu tevreden en geef me over aan Allah's Bevel." En toen hij wegging, zei hij: "Ik hoorde een stem zeggen: 'Ik heb Mijn Bevel doorgegeven, en heb de last verminderd voor Mijn Aanbidders.''38 De profeet van Islam beschreef ook de andere profeten voor zijn volgelingen: “In de nacht van mijn Al-Isra (Nachtelijke Reis [naar de hemel]), zag ik (de profeet) Mozes (Musa) die er mager uitzag, en hij had sluik haar, en hij zag er uit als iemand van de Shanu’a stam. En ik zag Jezus (Isa) en die had een gemiddelde lengte, en zijn gezicht was rood alsof hij net uit de badkamer was gekomen. En ikzelf lijk meer op Profeet Abraham (Ibrahim) dan dat al zijn nakomelingen op hem lijken. Daarna kreeg ik twee bekers, een met melk en de andere met wijn. Gabriël zei, 'Drink maar wat je zelf wilt.' Ik nam de beker melk en dronk het op. Gabriël zei, ‘ Je hebt geaccepteerd wat natuurlijk is (ware religie, d.w.z. Islam) en als je de wijn had genomen, dan zouden je volgelingen zijn afgedwaald.'"39 Toen ze de verhalen van zijn Nachtreis hoorden, spotten de Quraish de Profeet van Islam opnieuw: "Bij God, dit is gewoon ronduit absurd! Een (tocht per) karavaan naar Syrië duurt een maand, en teruggaan duur nog eens een maand. En kan Mohammed kan de terugreis in één nacht maken?” Uitgedaagd door sommigen die in Jeruzalem waren geweest, claimde Mohammed nog een wonder te hebben meegemaakt in verband met de Nachtreis: "Toen de mensen van de Quraish mij niet geloofden, stond ik op in Al-Hijr en Allah toonde Jeruzalem voor mij, en Ik begon het aan hen te beschrijven, terwijl ik ernaar keek.”40 Toen hem werd gevraagd hoeveel deuren er in de “verste Moskee” waren, en herinnerde Mohammed zich later: “Ik had (het aantal deuren) nog niet geteld, dus begon ik er naar te kijken en telde ze een voor een en gaf hen vervolgens informatie over. Ik gaf hun ook informatie over hun karavaan die onderweg was en hun uiterlijke tekens. En (bij aankomst) zagen ze er zo uit, als ik hen had beschreven.”41 Echter, blijkbaar waren zijn beschrijvingen van Jeruzalem niet erg overtuigend: zelfs sommige Moslims verlieten hun geloof en probeerden Mohammeds meest trouwe volgeling, Abu Bakr, over te halen hetzelfde te doen. Abu Bakr reageerde minachtend: “Als hij het zegt, dan is het waar. En wat is er zo verrassend aan? Hij vertelt mij dat communicatie van God uit de hemel plaatsvindt met hem, in een uur, of op een dag, en ik geloof hem. En dit is veel uitzonderlijker dan alles waar jullie nu tegen aan lopen en over verbazen!”42
69
Allah troostte Mohammed: "Zie! We hebben u gezegd dat uw Heer de mensheid beproefd met dit visioen en zo hun zo hen omsingelt: “Zie, Wij gaven u het visioen dat Wij u toonden, en het is slechts een beproeving voor de mensen. Net zoals de Vervloekte Boom (die genoemd wordt) in de Koran: En Wij leggen verschrikking (terreur) in hen (in hun binnenste), maar het laat de overtreding alleen maar toenemen!” (Koran 17:60) Later lijkt Mohammed de claim ingetrokken te hebben dat dit een reis in het lichaam was. Aisha verklaarde: “Het lichaam van de apostel bleef waar het was, maar God verwijderde zijn geest 's nachts."43 The Nachtreis is stevig verankerd in het islamitische bewustzijn, zodanig dat het tegenwoordig de basis vormt van de islamitische claim op Jeruzalem, en dat Jeruzalem een van de heilige steden van Islam is. Maar toen Mohammed er het eerst over sprak, maakte hij de slechte relatie die hij al met de Quraish had, alleen maar erger.
70
Hoofdstuk 6
Mohammed wordt een krijgsheer
Het echte begin van Islam: Mohammed wordt een militaire leider Het verbond tussen Moslims en Joden, en hoe de relaties verbroken werden De overval en rooftocht op Nakhla en het begin van het Islamitisch geweld De definitieve breuk met de Joden Mohammeds bevelen om overspelers te stenigen
De Hijra IN HET JAAR 622, NA JAREN VAN SPANNINGEN MET DE QURAISH, VLUCHTTEN MOHAMMED en zijn volgelingen vanuit Mekka naar een naburige stad Yathrib – wat nu bekend staat als Medina (wat een afkorting is van Medinat al-Nabi, of Stad van de Profeet). Dit deed hij op uitnodiging van enkele Moslimbekeerlingen in die stad. Dit was 13 jaar na het begin van zijn profetische carrière.1 De vlucht of emigratie (Hijra of Hidjra) van Mohammed en de Moslims van Mekka naar Medina is een keerpunt in de geschiedenis van de Moslimgemeenschap. Zij zouden niet langer een kleine vervolgde minderheid vormen. Mohammed was nu veel meer dan alleen een apocalyptische prediker: hij was nu een politieke en militaire leider. Het is opmerkelijk dat het jaar van de Hijra, het eerste jaar is van de Moslim kalender, en niet het jaar bijvoorbeeld van Mohammeds geboorte of van zijn eerste openbaring; zaken waarvan men zou kunnen verwachten dat deze het begin markeren van de Moslim-kalender. Het begin van de Islam als politieke en sociale entiteit is het begin van de kalender – voor moslims een gebeurtenis die bijna net zo belangrijk is als de Uittocht voor Joden. Eenmaal gevestigd in Medina, begon het karakter van Mohammeds openbaringen te veranderen. De korte en pakkende poëtische apocalyptiek van de eerste Mekkaanse soera's van de Koran – (die zich nu voornamelijk achterin het boek bevinden, aangezien de Koran niet chronologisch is, maar gerangschikt is van het langste hoofdstuk naar het kortste) – begon plaats te maken voor lang, prozaïsch materiaal, met telkens terugkerende redeneringen die vaak van het onderwerp afdwalen. Veel teksten betroffen het maken van wetten voor de nieuwe gemeenschap. Veel van deze wetten zijn opgesteld in dialoogvorm en in de vorm van een debat 71
met de Joden van Medina. De aankomst van Mohammed in de stad bracht hem in de nabijheid van de drie Joodse stammen daar, de Banu Qaynuqa, Banu Nadir en Banu Qurayzah. Vanaf het begin van zijn profetische carrière werd Mohammed sterk beïnvloed door het Judaïsme – en hij situeerde zichzelf op de lijst van Joodse profeten. Hij adopteerde zelf Joodse gebruiken, zoals het verbieden van varkensvlees voor zijn volgelingen, het invoeren van het dagelijkse gebruik van de Moslims om verschillende keren per dag te bidden, en andere aspecten van Joodse rituelen. Vanaf de periode in Medina probeerde hij hun acceptatie te verkrijgen voor zijn profetische status. De eerste anderhalf jaar na de aankomst in Medina liet hij zelfs de Moslims met hun hoofd naar Jeruzalem bidden.2
Het verdrag tussen de Moslims en de Joden Tijdens die periode sloot Mohammed een verdrag met de Joodse stammen in Medina – volgens de Moslims de eerste “grondwet van de wereld.” Ibn Ishaq beschrijft dit als een “vriendschappelijke overeenkomst” tussen de Joden en de Moslims. Het bevat ook instructies voor twee groepen moslims, de emigranten (muhajiroun), de moslims die uit Mekka kwamen, en de helpers (ansari), de moslims die zich in Medina bekeerden. Dit document bevestigt het scherpe onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen dat een kenmerk zou blijken door heel de Islamitische geschiedenis heen. De Joden werden verschillende rechten verleend, minder rechten dan Moslims, dat een voorafschaduwing zou blijken van de behandeling van de dhimmi’s (de mensen van het Boek of onderworpen mensen in Islamitische landen). Sommige kenmerken van deze overeenkomst werden later vervangen door openbaringen die Mohammed later in zijn carrière zou ontvingen. Hierdoor werd het leven van vele niet-Moslims zelfs nog moeilijker, en de uitkomsten hiervan zijn nog steeds merkbaar vandaag de dag. Het verdragsdocument begint met de verklaring dat alle moslims, of ze nu in Mekka of Medina wonen, één enkele gemeenschap vormen – dit is weer een ander principe dat Moslims in de loop van de geschiedenis hebben bevestigd, hoewel het niet altijd uniform zou worden gehandhaafd. Vooral toen niet-Arabieren zich bij de Oemmah wilden aansluiten. Hier wordt de eenheid van alle gelovigen afgebakend, en een scherp onderscheid gemaakt tussen gelovigen en niet-gelovigen: Een gelovige zal de vrijgelatene van een andere moslim niet als bondgenoot tegen hem nemen. De godvrezende gelovigen zullen tegen de opstandige zijn of degene die onrecht, zonde of vijandschap of corruptie tussen gelovigen wil verspreiden; de hand van een ieder zal tegen hem zijn, ook al is hij een zoon van een van hen. Een gelovige zal een gelovige niet doden omwille van een ongelovige, noch zal hij een ongelovige helpen tegen een gelovige. Gods bescherming is één (zaak), de minste van hen mag namens hen een vreemdeling bescherming geven. Gelovigen zijn vrienden van elkaar, de een met de ander, waarbij ze buitenstaanders uitsluiten. … De vrede van de gelovigen is ondeelbaar. Er zal geen afzonderlijke vrede worden gesloten wanneer gelovigen vechten op de weg (in de zaak) van God. De voorwaarden moeten voor iedereen eerlijk en billijk zijn. Bij elke rooftocht (inval of roofoverval) moet een berijder een andere achter zich laten rijden. De gelovigen moeten elkaars bloed wreken op de 72
weg van God. De godvrezende gelovigen genieten de beste en meest oprechte begeleiding. Geen enkele polytheïst zal het eigendom of een persoon van de Quraish onder zijn hoede nemen, noch zal hij tussenbeide komen tegen een gelovige. Een ieder die wordt veroordeeld voor het doden van een gelovige zonder goede reden, zal worden onderworpen aan vergelding, tenzij de nabestaanden tevreden zijn (met bloedgeld), en de gelovigen zullen als één man tegen hem zijn, en zij moeten verplicht actie tegen hem ondernemen. Het document beschrijft ook de rechten en verantwoordelijkheden van buitenstaanders, en schetst in relatief algemene bewoordingen de rechten van de Banu Auf (de Auf-stam) en andere Joodse stammen, schrijft wederzijdse verdediging voor en verbiedt elke samenwerking met de Quraish: Aan de Jood die ons volgt, behoort hulp en gelijkheid toe. Er zal hem geen onrecht worden aangedaan, noch zullen zijn vijanden worden geholpen. De Joden zullen een bijdrage geven aan de oorlogskosten, zolang ze met de gelovigen vechten. De Joden van de Banu ‘Auf vormen één gemeenschap met de gelovigen (de Joden hebben hun religie en de Moslims hebben ook hun eigen religie), hun vrijgelatenen en hun personen, behalve degenen die zich onrechtvaardig en zondig gedragen, want zij kwetsen alleen maar zichzelf en hun families. Hetzelfde geldt voor de joden van de B. al-Najjar, B. al-Harith, B. Sa'ida, B. Jusham, B. al-Aus, B. Tha'laba en de Jafna, een clan van de Tha'laba en de B. al-Shutayba. “De joden van de Banu Auf zijn één gemeenschap met de gelovigen” is een opmerkelijke verklaring, en deze verklaring wordt veelvuldig en onvermoeibaar geciteerd door hedendaagse Islamitische apologeten. Deze verklaring zou echter in het leven van Moslims spoedig worden vervangen door verklaringen van een heel ander soort. En bovendien had de bepaling inzake wederzijdse verdediging één uitzondering. De joden kwamen met de Moslims overeen om samen te vechten “behalve in het geval van een heilige oorlog.”3 En dit is geen betekenisloze clausule.
De bekering van Abdullah en oplopende spanningen met de Rabbijnen Ondanks het verdrag dat dat door deze overeenkomst werd gesuggereerd (als die echt bestond - noch Mohammed, noch de joodse leiders vermelden het in hun latere interactie), verslechterde de relatie van Mohammed met de Joodse leiders van Medina gestaag. Ze konden het idee niet accepteren dat er een profeet uit de geslachtslijn van de heidenen kon opstaan en beginnen, die zei dat hij opvolger was van Abraham en Mozes. De Joden waren op kritisch hierover, en zoals Ibn Ishaq het zegt, “irriteerden zij de apostel met vragen.”4 Maar een van de rabbijnen van Medina, al-Husayn, die ook bekend stond als Abdullah bin Salam (sommigen zeggen dat Mohammed hem na zijn bekering hernoemde tot Abdullah), was niet vijandig tegenover de Moslims. In navolging van de verhalen van de monnik Bahira en anderen die Mohammed herkenden aan de hand van beschrijvingen in de Joodse en Christelijke geschriften, was Abdullah diep onder de indruk: "Toen ik over de apostel hoorde, kende ik zijn beschrijving, naam en het tijdstip waarop hij verscheen. En ik wist dat hij degene 73
was waar we op wachtten, en ik verheugde me daar enorm over, alhoewel ik erover bleef zwijgen totdat de apostel naar Medina kwam." Toen Abdullah hoorde dat Mohammed naar Medina verhuisde, riep hij: 'Allahoe akbar' - Allah is groter - en haastte zich om hem te zien.5 Toen hij toestemming kreeg om in de aanwezigheid te zijn, vroeg hij hem “dingen die niemand zou kunnen weten, tenzij hij een Profeet is. Wat is het eerste voorteken van het Uur? Wat is de eerste maaltijd van de mensen in het paradijs? En wat zorgt ervoor dat een baby eruit ziet als zijn vader of moeder?" De Profeet vertelde hem koeltjes: “Zojuist heeft Jibril (Gabriël) mij daarover geïnformeerd” Abdullah was verbaasd. “Gabriël?” “Ja,” zei Mohammed. “Hij, is de vijand van de Joden onder de engelen,” verklaarde Abdullah, waarop Mohammed een vers uit de Koran reciteerde: “Zeg, een ieder die vijand van Gabriël is – want hij brengt (openbaring) in uw hart naar de wil van Allah, en bevestigt wat voorheen gebeurt is, en geeft leiding en blijde boodschap voor een ieder die gelooft – Wie een vijand van Allah en Zijn engelen en zijn boodschappers is, zeker! Allah is een vijand van een ieder die het geloof verwerpt.” (Koran 2:97) En hij vervolgde met het beantwoorden van de vragen van Abdullah: Wat betreft de eerste voorteken van het Uur, het zal een vuur zijn dat de mensen verzamelen van oost naar west. En wat betreft de eerste maaltijd van de mensen van het Paradijs, het zal (een extra) kwab van een vislever zijn. En als de ontlading van een man voorafgaat aan die van de vrouw, dan lijkt het kind op de vader, en als de ontlading van de vrouw voorafgaat aan die van de man, dan lijkt het kind op de moeder. Toen hij deze antwoorden hoorde, bekeerde Abdullah zich onmiddellijk tot Islam en vermaande fel zijn eigen mensen, en riep uit: “Ik getuig dat La ilaha illallah (niemand heeft het recht om aanbeden te worden behalve Allah) en dat jij de Boodschapper van Allah bent, O Allah’s Boodschapper. En de joden zijn leugenaars, en als ze zouden weten dat ik de Islam heb omarmd, zouden ze me ervan beschuldigen een leugenaar te zijn.”6 Abdullah vertelde dat hij "een moslim werd, en toen ik terugkwam naar mijn huis gaf ik mijn familie het bevel hetzelfde te doen.”7 Hij vroeg Mohammed om hulp bij het opleggen van een val voor de Joden: “De Joden zijn een natie van leugenaars. En ik zou willen dat je me naar een van je huizen zou brengen en me zou verbergen voor hen. En vraag hen dan over mij, zodat zij je kunnen vertellen wat voor positie ik onder hen bekleedde, voordat dat ik Moslim ben geworden. (En vertel hen dan dat ik Moslim ben). Want als ze het van tevoren weten, zullen ze lasterlijke leugens tegen mij uiten." Mohammed stemde toe, riep de Joodse leiders op om samen met Abdullah naar hem toe te komen, en vroeg hen wat ze van Abdullah dachten, maar verborg het (dat hij Moslim was geworden). Ze antwoordden: "Hij is onze leider en de zoon van onze hoofdman, onze rabbi en een geleerde man.” Mohammed vroeg hen, “Wat zou je denken als ‘Abdullah bin Salam Islam zou omarmen?” De Joodse leiders antwoordden: "Moge Allah hem hiervoor beschermen!" De val was dichtgeklapt. Abdullah verscheen en riep uit: "Ik getuig dat La ilaha illallah (niemand heeft het recht om aanbeden te worden behalve Allah) en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is.8 O Joden, vrees God en accepteer wat Hij je gezonden heeft. Want 74
door God weet jij, dat hij de apostel van God is. Je zult hem in de Thora beschreven zien en dat hij daar genoemd wordt. Ik getuig dat hij de apostel van God is, ik geloof in hem, ik geloof dat hij waar is en ik erken hem."9 Maar de Joden zeiden nu: "Abdullah is de ergste onder ons en de zoon van de ergste onder ons." Abdullah riep uit: "O Allah’s boodschapper! Dit is waar ik bang voor was!"10 Hij vertelde later: "Ik herinnerde de apostel eraan, dat ik had gezegd dat ze dit zouden doen, want het waren verraderlijke, leugenachtige en boze mensen."11 Dergelijke verhalen zouden door de geschiedenis heen bij Moslims alleen maar het idee versterken, dat de Joodse (en ook Christelijke) geschriften getuigenis geven over Mohammed in duidelijke bewoordingen. Een andere Moslimtraditie is dat Mohammed naar een joods seminarie ging, waar hij de rabbijnen uitdaagde: “Breng de meest geleerden onder u naar voren.” Toen de meest geleerde man naar voren kwam, sprak hij vervolgens privé met Mohammed. Uiteindelijk vroeg Mohammed hem: "Weet je dat ik de apostel van Allah ben?" De rabbijn antwoordde: "Bij Allah! Ja, en de mensen weten, dat ik het weet. Voorwaar, uw eigenschappen en kwaliteiten worden duidelijk vermeld in de Thora, maar ze zijn jaloers op u."12 Het was slechts de zondige hardnekkigheid van de Joden en Christenen, die hen belette dit te erkennen - inderdaad, deze zonde was zo groot, dat ze zelfs gedreven werden om hun Geschriften te veranderen om alle verwijzingen naar Mohammed te verwijderen. Dit idee, dat de Joden en Christenen beschouwd worden als “zondige afvalligen” van de waarheid van Islam, zou de hoeksteen worden van het Islamitische denken met betrekking tot niet-Moslims. Mohammed schreef een kort gebed voor de Moslims, dat bekend staat als de Fatiha (Opening), en dit werd de hoeksteen van het Moslim gebed – (het wordt zeventien keer per dag gereciteerd of voorgedragen door de Moslim, die dagelijks de vijf rituele gebeden verricht) – en het gebed is ook de eerste soera van de Koran: In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle. Alle lof zij Allah, Heer der Werelden, de Barmhartige, de Genadevolle. Meester van de Dag des Oordeels, U (alleen) aanbidden wij; U (alleen) vragen wij om hulp. Toon ons het rechte pad, het pad van degenen die U begunstigde, Niet het (pad) van degenen die Uw woede verdienen, noch van degenen die afdwalen. (Koran 1: 1-7) Dit gebed dat onder Moslims dezelfde status heeft als het “Onze Vader” voor Christenen, heeft een polemisch (en ruzieachtig) toontje. Van oudsher hebben Moslim geestelijken de Joden geïdentificeerd als mensen die de woede van Allah verdienen, en de Christenen met mensen die afgedwaald zijn. De Koran commentator Ibn Kathir (volledige naam Isma'il bin 'Amrbin Kathiral Dimashqi) (1301-1372) vertegenwoordigt een brede hoofdstroom in de Islamitische traditie. De Moslimgeleerde Ahmad von Denffer noemt zijn Korancommentaar (tafsir) een van de "meest bekende en meest waardevolle boeken van de tafsir" en merkt op die "van het grootste belang zijn voor de Moslims."13 Daarin legt Ibn Kathir uit dat "de paden van de Christenen en de Joden, twee paden zijn die de gelovigen moeten vermijden en waarvan men bewust moet zijn. Het pad van de gelovige (hier: de Moslim) is het pad van kennis en waarheid en het naleven ervan. Ter 75
vergelijking: Joden stopten met het beoefenen van hun religie , terwijl de Christenen de ware kennis verloren. Dit is de reden waarom 'woede' op de Joden neerkwam, terwijl de beschrijving 'op een dwaalspoor gebracht' meer van toepassing is voor de Christenen.”14
De Hypocrieten (en huichelaars) Op dit punt aangekomen, volgens Ibn Ishaq, spanden sommige van de hypocrieten (munafiqin) van Medina samen met de Joden in een gemeenschappelijk verzet tegen Mohammed. De hypocrieten waren leden van de stammen van Medina die Moslim waren geworden. Zij hadden zich uit angst bekeerd en vanwege gemakzuchtige overwegingen. Zij begonnen, volgens de vroege Moslimbronnen, te fungeren als een vijfde kolom binnen de Moslimgemeenschap. De Koran is vol woedende scheldwoorden over hen, vanwege hun complotten tegen Mohammed. Mohammed ontving ook openbaringen die de huichelaars beschuldigden vanwege hun oneerlijkheid, en hen waarschuwden voor de vreselijke straf die hen te wachten stond. Ook waren deze openbaringen vol met frustratie en woede vanwege hun dubbelhartigheid. (Koran 2: 8-15) Een hele Soera van de Koran is gewijd aan de onoprechtheid en het bedrog van de Hypocrieten, waarin Allah zweert hen niet te zullen vergeven: Dat is omdat zij het geloof omhelsden en daarna verwierpen. Daarom is een zegel op hun hart gedrukt en zij begrijpen het niet. En wanneer je hen ziet, behaagt hun uiterlijk je en als zij spreken luister je naar hen. Zij lijken op (waardeloze en ijdele) aangeklede stukken hout (niet in staat om op zichzelf te staan). (Koran 63:3-4) Op een gegeven moment zag Mohammed een groep van deze Hypocrieten samen in de Moskee praten en hij beval dat ze uit de Moskee werden gezet. Dit werd gedaan, zegt Ibn Ishaq, “met enig geweld.” 'Umara bin Hazm ging voor Zayd bin 'Amr staan, die een lange baard had, en greep hem daarbij en sleepte hem gewelddadig de moskee uit. Vervolgens balde hij zijn vuisten, sloeg hem in zijn borst en sloeg op de grond, terwijl Zayd intussen riep: “Je hebt mijn huid eraf gerukt!” “God zal zich van je verwijderen, jij huichelaar,” antwoordde hij, “God heeft een ergere straf voor jou in petto, dus kom nooit meer in de buurt van de Moskee van de apostel!”15
De overval op Nakhla Met zijn nieuwe, sterkere uitvalsbasis in Medina, had Mohammed meer zelfvertrouwen in het confronteren van de Quraish. De Moslims begonnen Quraish-karavanen aan te vallen, en de goederen van deze (commerciële) transporten te stelen en de berijders (handelaren) te doden. Mohammed zelf leidde veel van deze overvallen. Mohammeds eerste overval was op een plaats die bekend staat als Al-Abwa of Waddan, waar de Profeet van Islam hoopte een Quraish-karavaan te ontmoeten en te overmeesteren. Ze 76
vonden daar geen enkele Quraish, maar tijdens de expeditie vaardigde Mohammed een noodlottig bevelschrift uit, toen een van de Moslims hem een vraag stelde: De Profeet kwam langs mij op een plaats genaamd Al-Abwa’ of Waddan, en hem werd gevraagd of het toegestaan was om Al-Mushrikun [ongelovige] krijgers 's nachts aan te vallen met de kans hun vrouwen en kinderen aan gevaar bloot te stellen. De profeet antwoordde: "Zij (de vrouwen en kinderen) zijn van hen (d.w.z. Al-Mushrikun)."16 Vanaf dat moment zouden onschuldige niet-Moslim vrouwen en kinderen legitiem doelwit worden en het lot van de mannelijke ongelovigen ondergaan. Deze invallen waren niet alleen bedoeld om wraak te nemen op de mensen die de Profeet verwierpen die onder hen was opgestaan. Ze dienden een belangrijk economisch doel en hielden de Moslimbeweging betaalkrachtig. Ze werden ook de aanleiding voor het ontstaan van enkele belangrijke elementen van de Islamitische theologie. Een voorbeeld hiervan is een berucht incident, waarbij een groep Moslims een overval uitvoerde op een Quraish-karavaan in Nakhla, een nederzetting niet ver van Mekka. Mohammed stuurde een van zijn meest vertrouwde luitenants, Abdullah bin Jahsh, samen met acht van de emigranten – allemaal figuren die al lange tijd Moslim waren, en samen met Mohammed van Mekka naar Medina waren vertrokken. Hij gaf Abdullah een brief met het bevel, die hij die pas mocht openen nadat hij twee dagen gereisd had. Abdullah ging hiermee akkoord en las de brief na een reis van twee dagen. “Als je deze brief van mij hebt gelezen, reis dan door tot je Nakhla bereikt hebt, wat tussen Mekka en Al-Ta'if ligt. Wacht daar op de Quraish en probeer te ontdekken wat ze daar doen." Abdullah leek al een vermoeden te hebben dat deze missie gevaarlijk zou zijn; hij vertelde de anderen: "De apostel heeft me bevolen om naar Nakhla te gaan om daar te wachten op de Quraish, en om inlichtingen over hen terug te brengen. Hij heeft me verboden om druk uit te oefenen op een van jullie, dus als iemand martelaarschap wenst, laat hem dan naar voren komen. En wie dat niet wil, laat hem weer teruggaan. En wat mij betreft, ik ga door zoals de profeet mij heeft bevolen.'' Iedereen ging met hem mee. Abdullah gebruikte het woord "martelaarschap" net zoals hedendaagse jihad-terroristen dat ook doen: verwijzend naar een ieder die (in de woorden van een openbaring die veel later tot Mohammed kwam) "doodt en wordt gedood" voor Allah (Koran 9:111). Dit in scherp contrast met de Christelijke betekenis van “martelaarschap”, in de zin van lijden en gedood worden door toedoen van onrechtvaardigen omwille van het geloof. Abdullah en zijn bende krijgers kwamen een karavaan van de Quraish tegen die leer en rozijnen vervoerde. Ze overwogen de kwestie: “Als wij ze vanavond met rust laten, dan zullen zij het heilige gebied binnenkomen en zullen ze vervolgens veilig voor ons zijn. Maar als wij hen doden, dan zullen wij hen in de heilige maand doden” – want het was immers de laatste dag van de heilige maand Rajab, toen vechten verboden was. Ze besloten, volgens Ibn Ishaq, “zoveel mogelijk van hen te doden en in beslag te nemen wat ze hadden.” Op de weg terug naar huis in Medina legde Abdullah een vijfde van de buit opzij voor Mohammed. Toen ze terugkeerden naar het Moslimkamp, weigerde Mohammed mee te doen en te delen in de buit of iets met hen te maken te hebben, en zei alleen: "Ik heb jullie niet opgedragen om te vechten in de heilige maand." Hij werd ook in een politiek ongemakkelijke positie geplaatst, want de Quraish
77
begonnen te zeggen: "Mohammed en zijn metgezellen hebben de heilige maand geschonden, en zij hebben bloed vergoten, buit genomen en mannen gevangen genomen."17 Maar toen kwam er een behulpzame openbaring van Allah, waarin werd uitgelegd dat de oppositie van de Quraish tegen Mohammed meer aanstootgevend was in de ogen van Allah, dan de overtreding van het schenden van de heilige maand door de Moslims: de overval was daarom gerechtvaardigd. "Zij ondervragen u, Mohammed, met betrekking tot oorlogvoering in de heilige maand. Zeg: oorlogvoering daarin is een grote overtreding, maar om mensen af te keren van de weg van Allah, en om niet in Hem te geloven en in de Onaantastbare Plaats van Aanbidding, en Zijn volk vandaar te verdrijven, is een grotere overtreding voor Allah. Want vervolging is erger dan doden" (Koran 2:214). Met andere woorden: welke zonde de Nakhla-overvallers ook hadden begaan bij het overtreden van de heilige maand, dat was niets vergeleken met de zonden van de Quraish. Ibn Ishaq legde dit vers als volgt uit: "Zij hebben jullie van de weg van God weerhouden met hun ongeloof in Hem en zij hebben jullie van de heilige moskee verdreven toen jullie er met hun mensen samenkwamen. Dit is een meer serieuze zaak bij God dan het doden van degenen die jullie hebben gedood.”18 Toen hij eenmaal deze openbaring ontving, nam Mohammed de buit in ontvangst en de gevangenen van Abdullah. Abdullah was erg opgelucht, en vroeg: “Kunnen wij hopen dat dit zal gelden als een overval, waarvoor wij als strijders de beloning zullen ontvangen?” Ook hier antwoordde Allah in een openbaring: "Zie! Degenen die geloven en degenen die emigreren (om aan de vervolging te ontsnappen) en zich inspannen in de weg van Allah, zij hebben hoop op Allah's genade. Allah is Vergevensgezind, Genadevol" (Koran 2:218). De verlossing van Abdullah en zijn groep emigranten was voltooid. Dit was een gedenkwaardig incident, want het zou een patroon bepalen: het goede werd geïdentificeerd met alles wat de Moslims ten goede kwam, en het kwade met alles wat hen schaadde, zonder verwijzing naar een grotere meer algemene morele standaard. Morele absolute waarden werden terzijde geschoven ten gunste van het overkoepelende principe van opportuniteit.
De Breuk met de Joden en de verandering van de qibla (richting van gebed) Mohammed bleef een beroep doen op de Joden om zijn profetische status te aanvaarden. Hij schreef een brief aan de Joden van Khaybar, een oase ongeveer 150 km ten noorden van Medina, waarin hij uitlegde wie hij was en waarom ze zijn beweringen moesten aanvaarden. De brief begon met het citeren van de Koran en beweerde dat de joden hetzelfde materiaal in hun eigen Geschriften zouden vinden (Die claim komt voor in Koran 48:29). Vervolgens daagde Mohammed hen rechtstreeks uit om in hun boeken te zoeken naar tekenen van zijn komst: Ik bezweer u door God, en door wat Hij tot u heeft gezonden, door het Manna (hemels broodmeel) en de kwartels (soort fazant) die Hij u voor uw voedsel als voedsel heeft gegeven, en door de zee voor uw vaderen te verdrogen, toen Hij hen verloste van Farao en zijn werken, dat je mij zult vertellen: In wat Hij tot jullie heeft gezonden, vinden jullie daarin niet, dat jullie in Mohammed moeten geloven?19
78
Hierin citeerde Mohammed een deel van wat tegenwoordig het beroemdste vers is in de gehele Koran, namelijk 2:256, dat ook een stelregel bevat: "Er is geen dwang in religie." Het daaropvolgende lot van de Joden van Arabië geeft echter aan, dat dit vers zelfs in de tijd van Mohammed, niet werd beschouwd als een open uitnodiging voor religieus pluralisme. Laat staan dat dit beschouwd werd als een oproep aan Moslims om vreedzaam naast elkaar te leven als gelijken met niet-Moslims. Enkele hints hiervan zouden direct duidelijk worden in de nasleep van de gebeurtenissen als gevolg van zijn brief aan de Joden van Khaybar. Sommige Joden beantwoordden de uitdaging van Mohammed op de enige manier die ze konden. Een van hen legde uit dat Mohammed "ons niets heeft gebracht wat wij herkennen (in de Geschriften) en dat hij niet degene is waarover we met je spraken" – dat wil zeggen, dat hij niet de Messias is, waarover de Joden hebben gesproken met de Arabieren, voordat Mohammed zijn profetische carrière begon. Mohammed ontving als reactie hierop een openbaring: “En wanneer er een geschrift van Allah tot hen kwam, vervullend datgene, dat bij hen was, hoewel zij voordien om overwinning over de ongelovigen hadden gebeden, toen dat tot hen kwam, herkenden zij het niet en verwierpen het. Daarom rust Gods vloek op de ongelovigen” (Koran 2:89). Een andere Joodse leider merkte op: "Er heeft nooit een verbond met ons gesloten over Mohammed." En Allah reageerde opnieuw via zijn Profeet: “Hoe kwam dat? Telkens wanneer zij een verbond aangingen, schond een gedeelte van hen het. Nee, de meesten van hen geloven niet” (Koran 2:100). Rond de tijd van de Nakhla-aanval begon Mohammed het idee op te geven dat de Joden hem ooit als profeet zouden accepteren. Voordien, op het moment van de Nachtreis, maakte hij al indirect aanspraak op een sterkere band met Abraham dan zij: "Ik lijk op Profeet Ibrahim (Abraham) meer dan al zijn nakomelingen doen.”20 Op dit punt ontving hij een openbaring van Allah die de moslims instrueerde met hun hoofd in de richting van Mekka te bidden in plaats van Jeruzalem en tevens verklaarde hij dat de gebeden in de richting van Jeruzalem slechts een test waren voor de gelovigen. Toen openbaarde Allah de nieuwe qibla (richting van rituelen) en vertelde Mohammed dat het hem vreugde zou brengen: "We zien het keren van je gezicht (als leidraad) naar de hemel: nu zullen Wij jullie gezicht naar een Qibla keren die jullie zal behagen. Keer dan je gezicht in de richting van de heilige moskee [in Mekka]: Waar je ook bent, draai je gezicht in die richting." De openbaring beweerde zelfs dat de Joden en Christenen ("de mensen van het boek") wisten dat de nieuwe gebedsrichting van de Moslims de juiste was: "De Mensen van het Boek weten heel goed dat dit de waarheid is van hun Heer. Allah let wel op wat ze doen" (Koran 2:143-144). Andersdenkenden werden gewaarschuwd: "Dus op welke plaats je ook begint (met bidden), draai je gezicht in de richting van de heilige Moskee. …" (Koran 2:150). Het nieuws verspreidde zich snel onder de Moslims. "Terwijl sommige mensen in Quba ochtendgebed aan het uitvoeren waren, kwam een man naar hen toe, die zei: 'Gisteravond zijn er Koran verzen geopenbaard, waarbij de profeet heeft bevolen dat wij ons gezicht naar de Kaäba [in Mekka] moeten richten, en wij moeten dit onder ogen zien.' Dus draaiden zij hun lichamen in de richting van de Kaäba, terwijl ze hun aangenomen houding behielden. Daarvoor richtten ze hun gezicht naar Jeruzalem (Sham).”21 79
Sommige tradities vermelden dat enkele rabbijnen op dat moment naar Mohammed toe kwamen en hem vertelden dat ze hem als profeet zouden accepteren en Islam zouden accepteren, als hij de gebeden van zijn volk terug naar Jeruzalem zou keren.22 De profeet van de Islam weigerde dit te doen en ontving een andere openbaring: "De dwazen onder de mensen zullen zeggen: 'Wat heeft hen afgewend van de Qibla (richting) waaraan ze gewend waren?' Zeg: Aan Allah behoren zowel het oosten als het westen: Hij leidt wie Hij wil naar een rechte weg" (2:142). Vertrekkend van zijn eerdere neiging om de Joden als autoriteiten aan te spreken op wat Allah had geopenbaard, begon Mohammed hen te bekritiseren, omdat ze delen van die openbaring verborgen hielden. Bij een gelegenheid daagde de Profeet van de Islam hen uit voor een gepaste straf bij een tweetal dat beschuldigd werd van overspel: "Wat vind je in de Thora," vroeg Mohammed hen, "over de wettelijk voorgeschreven straf van Ar-Rajm (steniging)?" De Joden antwoordden: “We verkondigen hun misdaad (hardop) en geven hen (zweep)slagen.” Op dit punt echter, haastte Abdullah bin Salam, de voormalige rabbijn en bekeerling van Islam, zich tot Mohammeds hulp. “Je vertelt een leugen,” zei Abdullah. “De Thora bevat het bevel tot steniging (Rajm).” Een van de Joden begon toen voor te lezen uit de Thora, maar hij sloeg het vers over dat steniging voor overspel voorschreef, en bedekte het met zijn hand.23 "Steek uw hand op!" riep Abdullah, en, in het vers dat naar behoren werd gelezen, riep Mohammed uit: "Wee u Joden! Wat heeft u ertoe gebracht het oordeel van God (in de Geschriften), dat u in uw handen houdt, naast u neer te leggen?" En hij beweerde: "Ik ben de eerste die het bevel van God en Zijn Boek nieuw leven inblaast en in praktijk brengt.”24 Mohammed beval het echtpaar te stenigen tot de dood intrad. En een andere Moslim herinnerde zich, “” Ik zag de man over de vrouw leunen om haar te beschermen tegen de stenen."25 Dit voorval onthult niet alleen het scherpe onderscheid tussen Joodse en Islamitische concepten van mededogen, maar ook het contrast tussen Mohammeds leer en dat van Jezus ("laat hij die zonder zonde is, de eerste steen werpen") kon niet duidelijker zijn. En dit verschil heeft de Islamitische en Christelijke geschiedenis en cultuur gevormd, en hun bijbehorende ideeën van barmhartigheid en rechtvaardigheid.
80
Hoofdstuk 7
“Oorlog is bedrog”
Het Slag bij Badr: Islam’s eerste Jihad overwinning De theologische verklaring van de Slag om Badr Controverses over oorlogsbuit Mohammeds oorlogvoering tegen de Joodse stammen Mohammed beveelt de executie van zijn tegenstanders De Quraish slaan terug: de Slag bij Uhud
De Slag bij Badr TOEN DE RELATIE TUSSEN DE MOSIMS EN DE JODEN GESTAAG VERSLECHTERDE, kwam er een moment waarop de relaties met de Quraish definitief verbroken werden. De aanhoudende aanvallen van de Moslims op Quraish-karavanen, bespoedigden het moment waarop de eerste grote strijd aanbrak met de Moslims. Mohammed hoorde dat een grote Quraish-karavaan, beladen met geld en goederen, uit Syrië kwam. “Dit is de karavaan van de Qoeraish die grote rijkdom bezit,” vertelde hij zijn volgelingen. "Het is waarschijnlijk dat Allah dit alles aan jullie als (oorlogs)buit zal willen geven."1 Ibn Ishaq vermeldt dat “het volk zijn oproep beantwoordde, sommigen gretig, anderen met tegenzin, omdat ze niet dachten dat de apostel tot oorlog zou overgaan.” Mohammed ontving een openbaring van Allah, waarin hij de Moslims uitschold die terughoudend waren om oorlog te voeren voor de Profeet van de Islam: "Degenen die geloven zeggen: 'Waarom wordt er geen soera (voor ons) neergezonden?' Maar als een soera met een eenvoudige of afdoende betekenis wordt onthuld, en daarin het vechten wordt genoemd, dan zult u diegenen, in wiens harten een ziekte is, vol bezwijming zien, en naar u zien kijken met een blik alsof zij de dood al naderen” (Koran 47:20). Allah zei tegen de volgelingen van Mohammed dat ze hevig moesten vechten en hun vijanden moesten onthoofden: “Daarom, wanneer u de ongelovigen (in de strijd) ontmoet, sla dan [met uw zwaard] op hun nek. Eindelijk, wanneer u hen grondig hebt onderworpen, bind hen dan stevig vast met een band. Als de oorlog opgehouden is, en haar lasten neerlegt, laat hen dan vrij 81
uit gunst of voor losgeld." Hij herinnerde hen eraan, dat dit zijn wil was, en dat hij hen een test gaf: "Zo (wordt u geboden): maar als het de wil van Allah was geweest, had Hij zeker (Eigenhandig) vergelding van hen kunnen eisen; maar (Hij laat u vechten) om u te testen, sommigen met anderen. Maar degenen die zijn gedood op de Weg van Allah, Hij zal hun daden nooit verloren laten gaan" (Koran 47: 4). Mohammed vertrok naar Mekka om de overval te leiden. Hij wist dat de Quraish hun karavaan deze keer met een leger zouden verdedigen, maar hij had er vertrouwen in: “Ga erop uit een goed hart,” zei hij tegen zijn mannen, “want God heeft mij een van de twee zaken beloofd” - dat wil zeggen, ofwel de karavaan of het leger. “En door God, het is alsof ik de vijand nu al ter aarde zie liggen.”2 Toen hij de Quraish naar de Moslims zag marcheren, bad hij: “O God, hier komen de Quraish met al hun ijdelheid en trots, en zij strijden met U en noemen Uw apostel een Leugenaar. O God, sta mij bij, met de hulp die U mij beloofde. Vernietig ze deze morgen!"3 Een van de Quraish-leiders was Abu Jahl – (wat “Vader van Onwetendheid" betekent, een naam die hem is gegeven door Moslim kroniekschrijvers; zijn echte naam was 'Amr ibn Hisham). Deze Abu Jahl wist ook, dat er een beslissend moment nabij was. Voor de strijd begin, smeerde hij olie op een maliënkolder en verklaarde: "Nee, bij God, we zullen niet terugkeren, totdat God beslist tussen ons en Mohammed."4 En deze keer waren de Quraish veel beter voorbereid dan in Nakhla om de Moslims het hoofd te bieden. Ze trokken erop uit om Mohammeds met 300 man tegemoet te treden, met een kracht van bijna duizend man.5 Mohammed scheen deze aantallen niet te hebben verwacht en hij riep uit in bezorgdheid tot Allah: "O God, als deze groep vandaag omkomt, zult u niet meer aanbeden worden." Maar na een korte rust voelde Mohammed zich al beter en vertelde zijn belangrijkste volgeling Abu Bakr, die hem zou opvolgen als de leider van de Moslims: "Wees moedig, o Abu Bakr. Gods hulp is tot u gekomen. Hier houdt Gabriël de teugel van een paard in handen om het te leiden. Het stof is op zijn voortanden."6 Mohammed liep statig tussen zijn troepen en sprak een gedenkwaardige belofte uit – een belofte die Moslimkrijgers door de eeuwen heen moed heeft ingesproken: 'Bij God, in wiens hand de ziel van Mohammed is, geen man zal omkomen deze dag, die tegen hen vecht met standvastige moed en erop uittrekt en zich niet terugtrekt, maar God zal ervoor zorgen dat hij het paradijs binnengaat.” Een van de verzamelde Moslimstrijders, 'Umayr bin al-Humam, riep uit: “Goed, goed! Is er niets tussen mij en het ingaan in het Paradijs, behalve om gedood te worden door deze mannen?” Hij wierp enkele dadels weg die hij aan het eten was, haastte zich in het midden van de strijd en vocht tot hij werd gedood. Op dezelfde manier vroeg een andere Moslimstrijder, 'Auf bin Harith, aan Mohammed: “O apostel van God, wat maakt de Heer aan het lachen met vreugde om Zijn dienstknecht?” Mohammed antwoordde: "Als hij zich zonder maliënkolder in het midden van de vijand stort." Vervolgens wierp ‘Auf bin Harith zijn maliënkolder af en stortte zich in het heetst van de strijd en vocht vasthoudend totdat hij werd gedood.7 De Profeet van de Islam pakte een paar steentjes op en gooide die in de richting van de Quraish, en zei: "Wat zijn die gezichten!" Vervolgens beval hij de Moslims om (in groepen) erop uit te trekken.8 Ondanks hun superieure aantal werden de Quraish verdreven. Sommige Moslimtradities zeggen dat Mohammed zelf heeft deelgenomen aan de gevechten. Anderen zeggen dat het waarschijnlijker was, dat hij zijn volgelingen vanaf de zijlijn aanspoorde. In ieder geval was het een gelegenheid voor hem om de jaren van frustratie, wrok en haat te wreken, doordat zijn eigen volk hem had afgewezen. Een van zijn volgelingen herinnerde zich later een 82
vloek die Mohammed had uitgesproken over de leiders van de Quraish: "De Profeet zei: 'O Allah! Vernietig de leiders van de Quraish, O Allah! Vernietig Abu Jahl bin Hisham, 'Utba bin Rabi'a, Shaiba bin Rabi'a, 'Uqba bin Abi Mu' ait, 'Umaiya bin Khalaf (of Ubai bin Kalaf).’”9 Al deze mannen werden gevangen genomen of gedood tijdens de slag bij Badr. Een Quraishleider die in deze vloek genoemd werd, 'Uqba, pleitte voor zijn leven: “Maar wie zal voor mijn kinderen zorgen, o Mohammed?” In de confrontatie had 'Uqba kameelmest, bloed en ingewanden op de profeet van de Islam geworpen, tot grote vreugde van de Quraish-opperhoofden, terwijl Mohammed zich in gebed neerknielde.10 Mohammed had een vloek over hen uitgesproken, en nu werd die vervuld. Wie zou er voor 'Uqba's kinderen zorgen? “De Hel,” verklaarde Mohammed, en hij beval dat 'Uqba gedood moest worden.11 Abu Jahl van de Quraish werd ook geëxecuteerd; hij werd onthoofd. De Moslim die trots zijn hoofd afsneed, droeg de trofee naar Mohammed: “Ik sneed zijn hoofd af en bracht het naar de apostel en zei: 'Dit is het hoofd van de vijand van God, Abu Jahl.'” Mohammed was opgetogen. “Bij God bij Wie er geen ander is, is het wel?” riep hij uit, en Mohammed dankte Allah voor de dood van zijn vijand.12 Volgens een ander verslag vermoordden twee jonge Moslims Abu Jahl terwijl hij "tussen de mensen wandelde." Een van de moordenaars legt uit waarom: "Ik ben geïnformeerd over de manier waarop Allah's Boodschapper misbruikt (beledigd) is. Bij Hem in Wiens Handen mijn ziel is, als ik hem zou zien, dan zal mijn lichaam zijn lichaam niet verlaten, voordat een van ons zijn noodlot heeft ontmoet." Nadat het verrichten van de daad, gingen zij naar de Profeet van de Islam, die vroeg: “Wie van jullie heeft hem vermoord?” Beide jongeren antwoordden: “Ik heb hem vermoord.” Mohammed bedacht een manier om de onenigheid op te lossen en vroeg hen: “Heb je je zwaarden schoongemaakt?” Ze antwoordden dat ze dat niet hadden gedaan, dus inspecteerde Mohammed hun wapens en kondigde aan: "Ongetwijfeld hebben jullie hem allebei gedood en de buit van de overledene zal aan Mu'adh bin 'Amr bin Al-Jamuh worden gegeven,", en die was een van de moordenaars.13 De lichamen van al degenen die in de vloek werden genoemd, werden in een put gegooid. Zoals een ooggetuige zich herinnerde: “Later zag ik ze allemaal omkomen tijdens de slag om Badr en hun lichamen werden in een put gegooid, behalve het lichaam van Umaiya of Ubai, omdat hij een dikke man was, en toen er aan hem werd getrokken, werden de delen van zijn lichaam werd gescheiden voordat hij in de put werd gegooid."14 Vervolgens beschimpte Mohammed de doden als "mensen van de put" en stelde hij hen een theologische vraag: "Hebben jullie ontdekt, wat God jullie beloofd heeft, of het waar is? Ik heb gezien dat wat mijn Heer mij beloofd heeft waar is.” Op de vraag waarom hij met dode lichamen sprak, antwoordde hij: “Je kunt wat ik zeg niet beter horen dan zij, maar zij kunnen mij niet antwoorden.”15
Allah vecht voor de Moslims De overwinning bij de Slag om Badr was een keerpunt voor de Moslims. Het werd het materiaal voor de legende, een hoeksteen van de nieuwe religie. Mohammed ontving zelfs een openbaring waarin werd aangekondigd dat legers van engelen zich bij de Moslims voegden om de Quraish te slaan - en dat soortgelijke hulp in de toekomst zou komen voor Moslims die trouw bleven aan Allah: "Allah heeft jullie geholpen bij Badr, toen jullie nog een verachtelijk kleine troepenmacht waren. Vrees dan Allah, en je mag Hem je dankbaarheid tonen. Denk eraan dat 83
je tegen de Trouwe zei: 'Is het niet genoeg voor jou, dat Allah je zou helpen met 3000 engelen die speciaal naar beneden gezonden zijn? Ja, als je standvastig blijft en goed handelt, zelfs als de vijand hier in een haastige spoed op je af komt stormen, zal je Heer je helpen met vijfduizend engelen die een geweldige slachtpartij zullen uitvoeren" (Koran 3: 123-125). Allah zei tegen Mohammed: “Bedenk dat je de hulp van uw Heer smeekte, en dat Hij je antwoordde: 'Ik zal je bijstaan met duizend engelen, gelederen op gelederen.' ... Denk eraan dat uw Heer de engelen inspireerde (met de boodschap): 'Ik ben met u, en geef de gelovigen standvastigheid. Ik zal terreur (angst) zaaien in de harten van de ongelovigen, en sla hen op hun nek en sla al hun vingertoppen er af.' Dit omdat ze tegen Allah en zijn boodschapper vochten: als iemand tegen Allah en zijn boodschapper strijdt, is Allah streng in het straffen" (Koran 8: 9, 12-13). Het laatste vers, met de aansporing aan de engelen om de vijanden van Allah en Mohammed te onthoofden, is de basis geworden van de belangrijkste rechtvaardiging voor de Islamitische praktijk - toen en nu - van het onthoofden van gegijzelden en krijgsgevangenen. Ibn Ishaq zegt dat Mohammed een andere openbaring ontving, die diverse ex-Moslims naar de hel stuurde, die aan de zijde van de Quraish hadden meegevochten: "Wanneer engelen de zielen nemen van degenen, die in zonde sterven tegen hun ziel, zeggen ze: 'In wat voor (benarde situatie) ben jij?' Ze antwoorden: 'Wij waren op aarde zwak en onderdrukt' Zeg dan: 'Was de aarde van Allah niet ruim genoeg om je van het kwaad af te bewegen?' Zulke mannen zullen hun verblijfplaats in de Hel vinden. Wat een kwade bestemming!" (Koran 4:99). Weer een andere openbaring van Allah benadrukte dat vroomheid, niet militaire macht, de overwinning op Badr bracht: "Er is al een teken voor jullie geweest in de twee legers die elkaar ontmoet hebben in de strijd: de èèn vocht voor de zaak van Allah, de ander weerstond (de zaak van) Allah; de eersten zagen met hun eigen ogen tweemaal hun aantal. Maar Allah steunt degenen die Hem behagen met Zijn hulp. Hierin is een waarschuwing voor wie ogen hebben om te zien" (Koran 3:13). Allah waarschuwde de Quraish om niet nog een aanval uit te voeren en vertelde hen dat ze opnieuw verslagen zouden worden, ongeacht hoe talrijker ze waren dan de Moslims. (8:19) Weer een andere passage in de Koran beweert dat de moslims slechts passieve instrumenten waren bij de Slag om Badr. Zelfs de steentjes die Mohammed naar de Quraish gooide, werden niet door hem geworpen, maar door Allah: "Het is niet jullie die ze neersloegen, maar het was Allah. Toen je (een handvol stof), naar hen gooide, was dit niet jouw daad, maar die van Allah: opdat Hij de gelovigen op de proef zou stellen door een genadige beproeving van Zichzelf, zodat Hij de Gelovigen zal testen met een genadige beproeving. Het is Allah die (alle dingen) hoort en weet" (8:17). En Allah zou zulke overwinningen aan vrome Moslims schenken, ook al werden ze werden ze nog meer in aantal overtroffen dan bij de Slag om Badr, en ook al hadden ze nog minder kans om te winnen: "O profeet! Ronsel de gelovigen voor de strijd. Als er twintig onder u zijn, geduldig en volhardend, zullen ze tweehonderd (man) overwinnen. Als het er honderd zijn, zullen ze duizend ongelovigen overwinnen: want dit (ongelovige volk) is een volk zonder begrip" (Koran 8:65). Dit werden een terugkerend thema in de Jihad-literatuur door de eeuwen heen, tot op de dag van vandaag: vroomheid zal leiden tot een militaire overwinning, en Allah zal engelen sturen om aan de kant van de gelovige Moslims te vechten, en ze zullen zelfs een overweldigende overwinning behalen. De overwinning in Badr blijft als een echo door de geschiedenis heen naklinken. Toen in mei 2004 een Amerikaanse gijzelaar Nicholas Berg werd onthoofd, riep de Iraakse jihadleider Abu Musab al-Zarqawi de grote strijd aan: "Wordt het niet tijd voor jullie 84
[Moslims] om het pad van de Jihad te bewandelen en het zwaard te dragen van de Profeet der profeten? ... De Profeet, de meest barmhartige, beval [zijn leger] om de nek van enkele gevangenen in [de slag om] Badr te slaan (onthoofden) en hen te doden. … En hij gaf een goed voorbeeld voor ons."16
Het probleem van de roofbuit Allah beloonde degenen die hij de overwinning had verleend. Er was een grote roofbuit voor de overwinnaars – deze was zelfs zo groot dat het een twistpunt werd. Er dreigde zelfs zoveel verdeeldheid onder de soldaten, dat Allah er zelf over sprak in een hoofdstuk van de Koran dat volledig was gewijd aan reflecties over de Slag om Badr: het achtste hoofdstuk, getiteld Al-Anfal, "de Oorlogsbuit" of "Buit." Allah waarschuwt de Moslims, dat zij de buit die in Badr is gewonnen, moeten beschouwen als iets wat alleen het eigendom van Mohammed is: "Ze vragen je over dingen die als oorlogsbuit worden genomen. Zeg: ‘De oorlogsbuit behoort alleen toe aan Allah en de boodschapper. Vreest daarom Allah en regel (uw geschillen) onderling en gehoorzaam Allah en Zijn boodschapper als jullie geloven.’" (8:1). Uiteindelijk verdeelde Mohammed de buit gelijk onder de Moslims, maar hield een vijfde deel voor zichzelf. (8:41). Dit was in overeenstemming met een speciaal voorrecht dat Allah aan Mohammed verleende. Mohammed legde uit: "Ik heb vijf (dingen) gekregen, die aan geen van de Profeten vóór mij zijn gegeven." Deze omvatten het feit dat "Allah mij door ontzag liet overwinnen (door Zijn vijanden te beangstigen)"en "de buit is Halal (geoorloofd) gemaakt voor mij (en is niet gemaakt voor iemand anders)."17 Mohammed gebruikte dit voorrecht bij Badr, toen twee van zijn belangrijkste metgezellen, Abu Bakr en Umar, het niet met elkaar eens waren over wat ze zouden moeten doen met de gevangenen: De Moslims hadden die dag (d.w.z. de dag van de Slag om Badr) zeventig personen gedood en zeventig personen gevangen genomen. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei tegen Abu Bakr en 'Umar (Allah zij tevreden met hen): Wat is jullie mening over deze gevangenen? Abu Bakr zei: Ze zijn onze vrienden en verwanten. Ik denk dat je hen moet vrijlaten nadat je losgeld van hen hebt gekregen. Dit zal voor ons een bron van kracht zijn tegen de ongelovigen. Het is heel goed mogelijk dat Allah hen naar de Islam leidt. Het losgeld zou de buit voor de Moslims nog meer vergroten. Maar Umar was het daar niet mee eens: Toen zei de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem): Wat is jouw mening, Ibn Khattab [dat wil zeggen, Umar]? Hij zei: Boodschapper van Allah. Ik ben niet dezelfde mening toegedaan als Abu Bakr. Ik ben van mening dat u ze aan ons moet overhandigen, zodat we hun hoofd kunnen afhakken. Overhandig 'Aqil aan 'Ali zodat hij zijn hoofd mag afhakken, en geef zo en zo aan mij over zodat ik zijn hoofd mag afhakken. Ze zijn onder hen de leiders van de ongelovigen en zijn ook veteranen.
85
Mohammed koos de zijde van Abu Bakr, maar de volgende dag was Umar geschokt om Mohammed en Abu Bakr te zien huilen. "Boodschapper van Allah," riep hij uit, "waarom laten jij en je Metgezel tranen?" Mohammed antwoordde: "Ik huil om wat er met je metgezellen is gebeurd, omdat ze losgeld (van de gevangenen) hebben genomen. Mij werd de marteling al getoond, waaraan ze werden onderworpen. Het werd mij getoond, zo duidelijk als deze boom dichtbij staat." En hij wees naar een nabijgelegen boom. De Profeet van de Islam verwees naar de martelingen van het hellevuur, want Allah koos de zijde van Umar en openbaarde aan Mohammed dat "het niet voor een profeet is om gevangenen te hebben, totdat hij een slachtpartij in het land heeft gebracht." Hij berispte Mohammed hevig, omdat hij liever buit wilde hebben in plaats van te doen wat Allah wilde door een slachtpartij aan te richten: "U verlangt de verlokking van deze wereld en Allah verlangt (voor u) het Hiernamaals, en Allah is Machtig, Wijs." Echter, de Metgezellen zouden de martelingen worden bespaard, die hen anders te wachten stonden, vanwege het feit dat Allah Mohammed daarvoor al toestemming gegeven had om buit te nemen: "Als er geen verordening van Allah was geweest, die al eerder was afgekondigd, dan was er een verschrikkelijke straf over jullie gekomen vanwege wat jullie genomen hebben. Geniet nu maar van wat jullie hebben genomen, en zie het als wettig en goed, en houd je aan de plicht naar Allah toe. Voorwaar, Allah is vergevensgezind, barmhartig" (8:6769).18 Sindsdien hebben talloze Moslims het concept ter harte genomen, dat het doden van de vijanden van Allah helpt om, volgens Ibn Isaq, "de religie te manifesteren die Hij wil manifesteren."19 De Moslims waren van een kleine, verachte gemeenschap uitgegroeid tot een aanzienlijke kracht waarmee de heidense Arabieren rekening moesten houden. Ze begonnen terreur te zaaien in het hart van hun vijanden: En maak alles gereed wat je hebt in de strijd tegen hen, en breng al je krachten in stelling, inclusief oorlogspaarden, om terreur te zaaien bij (in de harten van) de vijanden, de vijanden van Allah en jouw vijanden, en anderen aan hun kant, die je misschien niet kent, maar die Allah wel kent. Wat je ook in de zaak van Allah zult uitgeven, het zal je teruggegeven worden, en je zult niet onrechtvaardig behandeld worden” (Koran 8:60). De slag bij Badr was het eerste praktische voorbeeld van wat bekend zou worden als de Islamitische doctrine van de jihad.
De Qaynuqa Joden Overweldigd door de overwinning, voerde Mohammed zijn operaties op om overvallen te plegen. Tijdens een van deze roofovervallen, tegen de heidense Ghatafan-stam, werd hij door een vijandelijke krijger verrast, terwijl hij aan het rusten was. De krijger vroeg hem: “Wie zal je vandaag tegen mij beschermen?” De Profeet van de Islam antwoordde koeltjes "Allah" – waarna de krijger zijn zwaard liet vallen. Mohammed greep het snel aan en vroeg: "Wie zal je tegen mij beschermen?" “Niemand,“ antwoordde de krijger, en hij reciteerde de Shahada, de Islamitische geloofsbelijdenis (“er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn profeet”), en werd een Moslim.20 Rond deze tijd begon Mohammeds houding naar de Joodse stammen in de regio te verharden. Zijn profetische oproepen benadrukten meer en meer de aardse kastijding te benadrukken, meer dan de straf in de volgende wereld – en wel aardse kastijding door toedoen 86
van Moslims en als gevolg van het handelen van de Moslims. Allah gaf hem een openbaring, die hem toestond verdragen te verbreken die hij had gesloten met diverse groepen – groepen waarvan hij vreesde dat die hem zouden verraden: "Als u vreest dat u verraden kunt worden door welke groep dan ook, verraad hen en gooi (hun verbond) naar hen terug, want Allah heeft de verrader niet lief" (Koran 8:58). Nadat hij deze openbaring had ontvangen, zei Mohammed: "Ik vrees de Banu Qaynuqa" – dit was een Joodse stam met wie hij een wapenstilstand had.21 Hij nam zich voor om tegen hen op te treden. Terwijl hij het centrum van de markt van de Qaynuqa binnenliep, kondigde de profeet van Islam te midden van de menigte aan: “O joden, pas op, want God brengt de wraak over jullie die Hij op de Qoeraish heeft gebracht. En wordt daarom Moslim. Jullie weten dat ik een profeet ben die is gezonden – jullie zullen dat in jullie Geschriften zien en daarin Gods verbond met jullie vinden.” Hij ondersteunde deze bedreiging met een openbaring van Allah: "Zeg tegen degenen die het Geloof verwerpen: 'Binnenkort zullen jullie overwonnen worden en in de Hel verzameld worden, inderdaad een slecht bed (om op te liggen)! Er was al een teken voor je in de twee legers die elkaar ontmoetten (in gevecht): de ene vocht voor de zaak van Allah, de andere verzette zich tegen Allah; deze zagen met hun eigen ogen tweemaal hun eigen aantal. Maar Allah steunt degenen die Hem behagen met Zijn hulp. Hierin is een waarschuwing voor wie ogen hebben om te zien" (Koran 3:10). De twee legers die elkaar natuurlijk ontmoetten, waren de Moslims en de Quraish in Badr. De Qaynuqa-Joden antwoordden met minachting door denigrerend over hem te spreken, waardoor de Profeet van de Islam nog veel woedender werd, te meer omdat hij hoopte dat de Joden hem als een profeet zouden accepteren: "O Mohammed, je lijkt te denken dat wij jouw volk zijn. Misleid jezelf niet, doordat je een volk tegenkwam zonder kennis van oorlog en je de overhand over hen kreeg, want God (is getuige dat), als we je bevechten, je zult ontdekken dat we echte mannen zijn!"22 De troepen van Mohammed belegerden de Qaynuqa Joden, totdat ze hem onvoorwaardelijke overgave aanboden. Maar de Qaynuqa hadden allianties gesloten met de Moslims, en sommigen van hen kwamen naar voren om hun zaak voor de Profeet van de Islam te bepleiten. Mohammed wilde dat alle mannen van de Qynuqa-stam ter dood werden gebracht.23 Maar een Moslim, een van de Hypocrieten, genaamd Abdullah bin Ubayy, vertelde Mohammed: "O Mohammed, wees vriendelijk met mijn cliënten." Mohammed negeerde hem, dus herhaalde Abdullah het verzoek, waarop de Profeet van de Islam zijn gezicht van Abdullah afwendde. Abdullah bin Ubayy, heethoofd als hij was, ving Mohammed toen heftig bij de kraag van zijn jas, waarna volgens Ibn Ishaq “de apostel zo boos werd, dat zijn gezicht bijna zwart zag van woede.” Mohammed zei tegen Abdullah: "Schaam je! Laat mij los!” Maar Abdullah antwoordde: “Nee, bij God, ik zal je niet laten gaan, totdat je vriendelijk met mijn klanten omgaat. Driehonderd mannen met maliënkolder en vierhonderd man zonder, beschermden mij tegen al mijn vijanden. Zou je ze dan op èèn ochtend in stukken willen hakken? Bij God, ik ben een man die bezorgd is dat de omstandigheden kunnen veranderen." Mohammed willigde toen zijn verzoek in en stemde ermee in de Qaynuqa te sparen, zolang ze hun eigendom als buit aan de Moslims overdroegen en Medina verlieten, wat ze vervolgens onmiddellijk deden. Toch was Mohammed ontevreden met de alliantie die Abdullah met de Joodse stam had gesloten. Het was op dit punt dat hij een belangrijke openbaring ontving over de relaties die zouden moeten gelden tussen Moslims en niet-Moslims: "O jullie die geloven! Neem niet de Joden en de Christenen als uw vrienden en beschermers: zij zijn slechts vrienden en beschermers van elkaar. En degenen onder jullie, die zich tot hen keren (voor vriendschap), behoren (ook) tot 87
hen. Zeker, Allah leidt een volk niet onrechtvaardig" (Koran 5:51). En Allah berispte degenen die, net als Abdullah bin Ubayy, vreesden voor een verlies van zakelijke vooruitzichten vanwege de tegenslag van de Qaynuqa. (5:52).24
Woede naar de Joden en Christenen toe Het is duidelijk dat het pleidooi van Abdullah bin Ubayy om de levens van deze Joodse stam te sparen niet helemaal lekker zat bij Mohammed, en hij werd almaar bozer naar de Joden toe. Een openbaring die hij had ontvangen verklaard dat de Joden onder de vloek van Allah vielen, vanwege het (vermeende) veranderen van de inhoud van zijn eerdere openbaringen, en dat de meesten van hen niet te vertrouwen waren: "Maar vanwege het schenden van hun verbond, vervloekten Wij hen en verhardden hun hart. Zij veranderden de woorden die op hun (juiste) plaats stonden en vergaten een groot deel van de (vermanende) boodschap die hen werd gezonden. Toch zul je ze zien dat ze oneerlijk blijven, op een paar na. Toch raadde Allah barmhartigheid aan: "Maar vergeef hen en zie (hun wandaden) over het hoofd: want Allah heeft de goede mensen lief" (Koran 5:13). Vergeef ze, maar geef elke hoop op hun bekering tot de Islam op: "Verwacht je dat ze in u zullen geloven? Terwijl een groep van hen naar het woord van Allah luisterde en het daarna veranderde, nadat zij het hadden begrepen, tegen beter weten in (Koran 2:75). Een delegatie van Christenen kwam uit Najran om met Mohammed over theologie te discussiëren, en de profeet van de Islam was niet minder ongeduldig met hen, dan hen. Hij was bijzonder verbolgen over hun belijdenis van Jezus als de Zoon van God, want – zoals hij vaak herhaalde – "Het past niet bij (de Majesteit van) Allah dat Hij een zoon voor Zichzelf zou nemen" (Koran 19:35). De Profeet van de Islam nam de rol weer op zich om de ‘fouten’ van de Christelijke theologie te corrigeren: “Zij die zeggen: ‘Zie! Allah is de Messias, zoon van Maria,’ hebben inderdaad niet geloofd. Zeg: wie kan dan iets doen tegen Allah, als Hij de Messias zoon van Maria wilde vernietigen, en zijn moeder en iedereen op aarde? Allah is de Soevereiniteit van de hemelen en de aarde en alles wat tussen hen is. Hij schept wat Hij wil. En Allah is in staat om alle dingen te doen" (5:17). Volgens Mohammed was Jezus niet goddelijk en werd Jezus niet gekruisigd - en de Profeet van de Islam berispte de Joden, omdat ze opscheppen dat ze hem inderdaad hadden gekruisigd: “En vanwege hun gezegde: we hebben de Messias gedood, Jezus, de zoon van Maria, de boodschapper van Allah – ze hebben hem niet gedood en hem niet gekruisigd, maar het leek voor hen alsof dat zo was. En zie! Degenen die het daar niet mee eens zijn, twijfelen eraan. En zij hebben er geen kennis van, behalve een vermoeden die ze nastreven. Ze doodden hem zeker niet" (Koran 4: 157). Mohammed demonstreerde alleen een vaag begrip van de Christelijke leer van de Drieëenheid. Hij kondigde een andere openbaring aan, dat Jezus zelf deze leerstelling zou ontkennen, als hij hierom door Allah ondervraagd zou worden: "En toen Allah zei: 'O Jezus, zoon van Maria! Heb je tot de mensheid gezegd: “Neem mij en mijn moeder voor twee goden naast Allah”?' Hij zei: "Wees verheerlijkt! Het was niet van mij om datgene te uiten, waar ik geen recht op had. Zoals ik het altijd al zei, en U weet het. U weet wat er in mijn gedachten omgaat, en dat ik niet weet wat er in uw gedachten zit. Zie! U, alleen U, bent de Kenner van verborgen dingen”’ (Koran 5:116). Hoe kwamen de Christenen dan aan deze ideeën? Omdat ze volgens Mohammed afdwaalden van wat Jezus eigenlijk had onderwezen: "En met degenen die zeggen: 'Zie, wij zijn Christenen, 88
wij sloten een verbond, maar zij vergaten dat deel waarin zij werden vermaand. Daarom hebben Wij vijandschap en haat aangewakkerd onder hen tot de Dag der Opstanding, wanneer Allah hen zal informeren over hun daden" (5:14). Mohammed riep zowel Joden als Christenen op tot Islam en presenteerde het als de correctie van het Jodendom en het Christendom van zijn tijd, en het herstel van de oorspronkelijke boodschappen van Mozes en Jezus: "O mensen van de Geschriften! Nu is onze boodschapper tot jullie gekomen, hij heeft jullie veel uitgelegd van wat jullie in de Geschriften verborgen hielden, en heeft jullie veel vergeven. Nu is het licht van Allah tot jullie gekomen en zijn de duidelijke Geschriften tot jullie gekomen. …" (5:15-16).
Executies en bedrog Na de Slag bij Badr en de aanval op de Qaynuqa-Joden, richtte de Profeet van de Islam zijn woede op de Joodse dichter Ka'b bin Al-Ashraf, die volgens Ibn Ishaq "liefdesverzen van een beledigende aard over de Moslimvrouwen schreef"25 Verbolgen vroeg Mohammed zijn volgelingen: "Wie is bereid Ka'b bin Al-Ashraf te vermoorden, die Allah heeft gekwetst en Zijn apostel?"26 Hij vond een vrijwilliger, namelijk een jonge enthousiaste Moslim genaamd Muhammad bin Maslama: "Boodschapper van Allah, wil jij dat ik hem doodt?" De Profeet van de Islam antwoordde bevestigend en Mohammed bin Maslama deed een verzoek: “Sta mij dan toe een (vals) ding te zeggen (d.w.z om dichter Ka'b te bedriegen).” De Profeet van de Islam koos opnieuw het pad van opportunisme over morele absolute waarden, en zei: “Je mag het zeggen.” Vervolgens ging Mohammed bin Maslama naar Ka'b en begon te klagen over zijn meester. “Die man [d.w.z. Mohammed] eist Sadaqa [dat wil zeggen, zakat of aalmoezen] van ons, en hij heeft ons verontrust, en ik ben gekomen om iets van je te lenen.” Ka'b was niet verrast en riep uit: "Bij Allah, je zult moe worden van hem!"27 Muhammad bin Maslama speelde zijn rol tot het uiterste. “De komst van deze man [d.w.z. de Profeet] is een grote beproeving voor ons. Het heeft de vijandigheid van de Arabieren uitgelokt, en ze zijn allemaal tegen ons. De wegen zijn onbegaanbaar geworden, zodat onze families in nood verkeren en ontbering lijden, en wij en onze families zijn in grote nood."28 Mohammed bin Maslama bood Ka'b toen een afspraak aan, in een poging de dichter in te schakelen om hem te helpen Islam en de Profeet te verlaten: "Nu wij hem gevolgd zijn, willen wij hem niet verlaten, tenzij en totdat we zien hoe zijn einde zal zijn. Nu willen wij dat je van ons twee kameelladingen aan voedsel van ons leent.” Het zou niet de laatste keer in de geschiedenis zijn, dat een Moslim beweerde ontgoocheld te zijn over Mohammed en zijn religie. En ook niet de laatste keer dat iemand geïnteresseerd is in het sluiten van een deal met niet-Moslims. En het zou ook niet de laatste keer zijn dat niet-Moslims worden misleid, ten koste van hun leven. Ka'b stemde in met het plan van Mohammed bin Maslama, maar hij voegde voorwaarde toe: “Ja, (ik zal je lenen), maar je moet mij iets in onderpand geven. Geef je vrouwen aan mij als onderpand.” Muhammad bin Maslama geloofde het niet: "Hoe kunnen wij onze vrouwen aan u als onderpand geven, terwijl jij een van de knapste Arabieren bent?" Uiteindelijk sloten ze een overeenkomst onder gewijzigde voorwaarden, en Muhammad bin Maslama beloofde die avond terug te keren. Dat deed hij, samen met zijn pleegbroer Abu Na'ila en enkele anderen. Nu hij het 89
vertrouwen van Ka'b had gewonnen, werden Mohammed bin Maslama en de mannen met hem toegelaten in Ka'b's aanwezigheid. Om dicht genoeg bij Ka'b te komen, om hem vervolgens gemakkelijk te kunnen doden, vroeg Mohammed bin Maslama Ka'b’s of hij zijn parfum kon bewonderen: "Ik heb nog nooit een betere geur geroken dan deze. … Sta je mij toe, om even te ruiken?" Ka'b stemde toe. De metgezellen van Mohammed bin Maslama roken het ook. Mohammed bin Maslama hield Ka'b vervolgens in wurggreep vast en gebood zijn metgezellen: "Pak hem!" Ze doodden Ka'b en haastten zich vervolgens om de Profeet te informeren, terwijl zij het (onthoofde) hoofd van Ka’b met zich meedroegen.29 Toen Mohammed het nieuws hoorde, riep hij verheugd uit: “Allahoe akbar!” En hij prees Allah voor de dood van zijn vijand.30 De verontwaardigde Joden zeiden tegen Mohammed: "Onze chef is verraderlijk vermoord." Volgens Ibn Sa'd, “herinnerde Mohammed hen aan de wandaden van de dichter Sa’d en hoe hij hen had geprovoceerd en uitgedaagd, en hen uiteindelijk had aangespoord om met hen (Moslims) te vechten en hoe hij hen had geschaad.”31 Met andere woorden, de moord kwam na intense provocatie - een verdedigingstactiek die jihadisten tot op de dag van vandaag gebruiken om hun acties te rechtvaardigen. Na de moord op K'ab gaf Mohammed een algeheel bevel: “Dood elke Jood die in jouw macht valt.”32 Dit was geen militair bevel: het eerste slachtoffer was een Joodse koopman, Ibn Sunayna, die “sociale en zakelijke relaties” met de Moslims had. De moordenaar, Muhayissa, werd voor de daad berispt door zijn broer Huwayissa, die nog geen Moslim was. Muhayissa had geen berouw. Hij zei tegen zijn broer: “Als degene die mij had opgedragen hem te vermoorden, mij had opgedragen jou te doden, dan had ik je kop eraf gehakt.” Huwayissa was onder de indruk: "Bij God, een religie die je hiertoe kan brengen is verbazingwekkend!" En hij werd vervolgens Moslim.33 De wereld ziet nog steeds zulke wonderen, zelfs vandaag de dag: Mohammed Robert Heft, een Canadese bekeerling tot de Islam, die een aantal van de zeventien in juni 2006 gearresteerde jihad-terreurplotters persoonlijk kende, legde uit dat hij persoonlijk een gevecht had doorgemaakt met extremisme, waarbij hij zelfs een moment had meegemaakt, dat hij zijn ouders zou hebben vermoord, als men zijn inzet voor de Islam niet had verstoord.34 Muhayissa en Huwayissa zouden het 1400 jaar al eerder begrepen hebben. Bij een andere gelegenheid stond Mohammed een van zijn volgelingen toe, om opnieuw bedrog gebruiken om een van zijn vijanden te doden, Sufyan ibn Khalid al-Hudhali. Hij had namelijk de Profeet van de Islam zelf met de duivel vergeleken: “Als je hem ziet,” zei hij tegen de sluipmoordenaar, "zult je bang en verbijsterd zijn en je zult denken aan de Satan." Toen de missie volbracht was en Sufyan gedood was, prees Mohammed de moordenaar en gaf hem een staf en zei: “Loop ermee naar het paradijs.”35
De Quraish slaan terug Na hun vernedering in Badr, verlangden de Quraish naar wraak. Ze verzamelden drieduizend soldaten tegen duizend Moslims bij een berg nabij Mekka genaamd Uhud. Mohammed droeg twee maliënkolders en leidde, zwaaiend met een zwaard, de Moslims de strijd in. Mohammed was vol vertrouwen: toen een van de Moslims hem vroeg: "O apostel, moeten we niet de hulp inroepen van onze bondgenoten, de Joden?" De Profeet van de Islam antwoordde: "We hebben ze niet nodig."36 Wellicht bedacht hij zich toen, hoe verbitterd zijn relatie met de Joden was geworden. 90
Deze keer waren de Quraish veel vastberadener en werden de Moslims op de vlucht gejaagd. Mohammed zelf vocht samen met zijn mannen en verwondde een Quraish-krijger genaamd Ubayy bin Khalaf in de nek. Jaren eerder had Ubayy de nieuwe profeet in Mekka beschimpt: "Mohammed, ik heb een paard genaamd 'Aud, die ik elke dag aan het voeren ben, met vele maten van maïs. Ik zal je doden als ik erop rijd." Mohammed antwoordde: "Nee, ik zal je doden, als God het wil." Ubayy herinnerde zich, dat toen hij terugkeerde naar het kamp van de Quraish, licht gewond was in de nek en hij riep uit: "Door God ! Mohammed heeft mij vermoord." Toen de Quraish antwoordden: "Bij God! Je hebt de moed verloren. Je bent helemaal niet gewond,” drong Ubayy erop aan: “Hij zei in Mekka tegen mij dat hij mij zou vermoorden, en bij God, als hij op me had gespuugd, dan zou hij me hebben vermoord.” Hij stierf terwijl hij naar Mekka werd gebracht, gedood door de krijgerprofeet, net zoals hij had voorspeld.37 Aisha vertelde later dat de Moslims aanvankelijk bij Uhud aan de winnende hand waren, maar toen werden de linies verbroken toen er verwarring in het leger ontstond, als gevolg van een bovennatuurlijke tussenkomst: "Satan, Allah's vloek zij op hem, riep hardop, 'O Aanbidders van Allah, pas op voor wat er zich achter jullie bevind!' Daarop keerden de (Moslim) strijdkrachten de frontlinie de rug toe en begonnen te vechten met de achterste linies."38 In alle verwarring werd het gezicht van de Profeet van de Islam bebloed en werd er een tand uitgeslagen; er gingen zelfs geruchten over het slagveld dat hij was gedood. Mohammed spoelde het bloed van zijn gezicht en zwoer wraak: "De toorn van God is hevig tegen hem, die het gezicht van Zijn profeet heeft bebloed."39 Hij klaagde opnieuw over de dat de Quraish hem hadden afgewezen, terwijl hij de man was die Allah had uitgekozen om een profeet te zijn: “Hoe kan een natie slagen en succesvol zijn, dat het gezicht van hun Profeet hebben verwond?"40 Maar Allah vermaande hem: "Het is niet jouw (Mohammeds) zorg of Hij hen laat begaan of hen straft, want zij zijn boosdoeners" (Koran 3:128). Toen Abu Sufyan, de leider van de Quraish, de Moslims bespotte, bevestigde Mohammed dat de Quraish inderdaad allemaal boosdoeners waren. Hij vertelde zijn luitenant Umar dat hij hen moest antwoorden: “God is de hoogste en heerlijkste. We zijn niet gelijk. Onze doden zijn in het paradijs, maar uw doden zijn in de hel.”41 Mohammed zwoer opnieuw wraak, toen hij het lichaam van zijn oom Hamza vond. Hamza was gedood in Uhud en zijn lichaam was vreselijk verminkt door een vrouw genaamd Hind bint 'Utba, die Hamza's neus en oren had afgesneden en een deel van zijn lever had gegeten. Ze deed dit als wraak voor de moord op haar vader, broer, oom en oudste zoon, die de Moslims in Badr hadden gedood. Mohammed aarzelde niet om de cyclus van wraak te verlengen: "Als God mij in de toekomst de overwinning op de Quraish geeft," riep hij uit, "zal ik 30 van hun mannen verminken." Geraakt door zijn verdriet en woede, legden zijn volgelingen een soortgelijke gelofte af: "Bij God, als God ons in de toekomst de overwinning op hen geeft, zullen we hen verminken zoals geen Arabier ooit iemand heeft verminkt.”42 Soortgelijke incidenten vullen de kranten nog steeds. Na jihadistische aanvallen in Irak of Israël beschouwen jihadstrijders alle tegenmaatregelen van Amerikaanse of Israëlische strijdkrachten als niet-uitgelokte aanvallen, die een snelle en felle wraak verdienen. Sinds Moslims begonnen zijn in de voetstappen van hun Profeet te treden, en daarbij te vechten zoals hun krijgerprofeet dat ook deed, is dit hun ultieme gedragsnorm. Het is niet “de andere de wang toekeren,” maar het is het vergelden van elke misdaad en gruweldaad aan de vijanden, in een cyclus van geweld. En elk bestand dat gesloten wordt, heeft de bedoeling om vervolgens op krachten te komen, om de vijand vervolgens op een later tijdstip te vergelden. 91
Hamza's moordenaar, Wahshi, ontdekte dat Mohammed zijn wraak niet op hem zou kunnen uitvoeren, als hij Moslim werd. Wahshi reciteerde prompt de Shahada en ging naar de Profeet van de Islam toe. Mohammed vroeg hem het verhaal te vertellen over hoe hij zijn oom had gedood en zei toen: "Wee u, verberg uw gezicht voor mij en laat mij je nooit meer zien."43 Wahshi deed wat hem werd gezegd en overleefde de profeet. Wat ook langer dan Profeet leefde, was het onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen, zodanig zelfs dat moslims altijd zouden aarzelen om andere Moslims te vermoorden (behalve natuurlijk degenen die zij als ketters of afvalligen beschouwden). Maar altijd zouden zij het leven van niet-Moslims minder waard achten.
Twijfels wegnemen na (de Slag om) Uhud Men zou kunnen verwachten dat de nederlaag bij Uhud het geloof van de Moslims zou doen laten wankelen. Zeker aangezien Mohammed na de slag om Badr er vaak op had aangedrongen dat Allah zelf voor de Moslims zou vechten. Maar Mohammed stond klaar met nog meer openbaringen. Deze keer was het thema van de openbaringen dat de Moslims verslagen werden, omdat ze Allah ongehoorzaam waren geweest en zich meer op buit hadden gericht dan op overwinning. (Koran 3:152). Een andere openbaring spoorde de Moslims aan, moedig door te vechten en verzekerde hen dat hun leven niet in gevaar was tot de dag dat Allah had besloten dat ze moesten sterven: "Evenmin kan een ziel sterven, tenzij Allah daar toestemming voor geeft, en de termijn wordt vastgelegd alsof het opgeschreven is. Als iemand in dit leven een beloning verlangt, dan zullen Wij het aan hem geven. En als iemand in het Hiernamaals een beloning wil, dan zullen Wij die aan hem geven. En Wij zullen degenen snel belonen die (ons dienen) met dankbaarheid" (Koran 3:145). Allah herinnerde hen dat Hij de Moslims geholpen had in het verleden en maakte de toekomstige hulp afhankelijk van hun gehoorzaamheid: "Allah heeft jullie geholpen bij Badr, toen jullie een verachtelijke kleine legermacht vormden; vrees dan Allah en toon zo je dankbaarheid. Herinner je dat je tegen de Trouwe gelovige zei: 'Is het niet genoeg voor u dat Allah u zou helpen met drieduizend engelen, die (speciaal) neergezonden worden?' Ja, als je standvastig blijft en op de juiste manier handelt, zelfs indien de vijand in een haastige spoed op je af stormt, zou je Heer je helpen met vijfduizend engelen die een geweldige slachtpartij aanrichten" (Koran 3: 123-127). Opnieuw werd een patroon zichtbaar: wanneer er dingen misgaan voor de Moslims, beweren Moslimleiders dat dit komt omdat ze niet Islamitisch genoeg zijn. In 1948 verklaarde Sayyid Qutb, de grote theoreticus van de Moslimbroederschap – de eerste moderne Islamitische terreurgroep – dat “we alleen maar hoeven te kijken om te zien dat onze sociale situatie zo slecht is als het maar kan zijn”. Hij refereerde naar de situatie in de Islamitische wereld. “Wij zetten voortdurend al onze eigen spirituele erfgoed opzij, al onze intellectuele gaven en alle oplossingen die onthuld worden die door een blik op deze dingen. Wij schuiven onze eigen fundamentele principes en leerstellingen terzijde, en we brengen (daarvoor in de plaats) de principes van democratie of socialisme of communisme.”44 Met andere woorden, de enige weg naar succes is Islam, en alle mislukkingen komen voort uit het verlaten van de Islam. Na de slag bij Uhud beloofde Allah de Moslims dat de overwinning spoedig weer aan hun kant zou staan, mits zij uitsluitend van hem afhankelijk zouden zijn en elke overeenkomsten met niet-Moslims verwierpen. (Koran 3:149-151). 92
Het sterke theologische verband tussen overwinning en gehoorzaamheid enerzijds en nederlaag en ongehoorzaamheid anderzijds, werd versterkt na de overwinning van de Moslims in een later gevecht, de Slag om de Loopgraaf (of Gracht) in het jaar 627. Mohammed ontving opnieuw een openbaring die de overwinning toeschreef aan Allah’s bovennatuurlijke tussenkomst: "O jullie die geloven! Denk aan Allah’s gunst voor u, toen er leger tegen u optrekten, en Wij zonden een grote wind en daarna kon u de legers niet meer zien" (Koran 33:9).
De deportatie van de Banu Nadir Niet lang na de Slag bij Uhud spanden enkele leden van een Joodse stam, de Banu Nadir, samen om Mohammed te doden door een grote steen op zijn hoofd te laten vallen, toen hij een van hun huizen passeerde. Sommige Moslims hoorden van het complot en waarschuwden Mohammed. In plaats van de Nadir-leiders op te roepen de schuldige mannen over te dragen, zond Mohammed een afgezant naar de gehele Nadir stam met de boodschap: "Verlaat mijn land en woon niet meer bij mij. Jullie hebben verraad gepleegd." Zijn boodschapper was Muhammad bin Maslama (de moordenaar van Ka'b bin Al-Ashraf), een lid van de Aws-stam van Medina, met wie de Nadir vroeger een verbond hadden gesloten. Maar toen de mannen van de Nadir protesteerden en een beroep deden op dat verbond, antwoordde het hulpje Mohammed bin Maslama: "De harten zijn veranderd en daarnaast heeft Islam de oude verbonden vernietigd."45 Abdullah bin Ubayy en enkele van de andere Hypocrieten drongen er bij de Banu Nadir op aan om niet weg te gaan en beloofden hen te zullen helpen als ze werden aangevallen. De Nadir vertrouwden hierop, men zei toen tegen Mohammed: "We zullen onze nederzettingen niet verlaten, en doe daarom wat je geschikt acht." Mohammed deed iets wat heel kenmerkend is voor de handelwijze van jihad-strijders door de eeuwen heen: men verschuift de verantwoordelijkheid af op de vijand. En dus vertelde Mohammed de Moslims: "De joden hebben ons de oorlog verklaard."46 Allah gaf hem een openbaring en verzekerde hem dat de Hypocrieten net zo vals zouden blijken te zijn naar de Joden toe, als zij naar Mohammed waren geweest. Hij beloofde de Profeet van de Islam overwinning te geven over de Nadir Joden. Had Hij hen niet de overwinning gegeven op degenen die “de laatste tijd hen voorgingen,” de Qaynuqa Joden? Allah zou "terreur" zaaien in het hart van de Joden: "Waarlijk, jullie zijn sterker (dan zij) vanwege de terreur in hun hart, (gezonden) door Allah" (Koran 59: 11-17). De Profeet van Islam beval de Moslims om tegen de stam op te trekken en hen te belegeren. Tijdens het beleg beval hij dat de dadelpalmen van de Banu Nadir zouden worden verbrand.47 De Nadir vroegen hem verbaasd: "Mohammed, je hebt moedwillige vernietiging verboden en de schuldigen ervan beschuldigd. Waarom kap je en verbrand je dan onze palmbomen?"48 Allah rechtvaardigde Mohammeds actie in een nieuwe openbaring: "Welke palmbomen jullie ook omhakken of kaal op hun wortels laat staan, Allah stond het toe, zodat Hij de boze lieden zou verwarren" (Koran 59:5). Islamitische apologeten citeren vaak Mohammeds verbod op moedwillige vernietiging – maar vermelden niet Mohammeds eigen overtreding van dit decreet, en Allah's goedkeuring van deze overtreding. Het beleg van de Banu Nadir duurde twee weken, voordat ze ermee instemden in ballingschap te gaan. Mohammed stond de Joden toe, om mee te nemen wat ze op hun kamelen konden dragen, maar eiste dat ze alle wapens zouden overhandigen.49 Sommige Nadir vernietigden hun eigen huizen.50 Wat de Joden niet mee konden nemen, werd Mohammeds persoonlijke eigendom, dat hij verdeelde het als buit onder de muhajiroun, d.w.z. de Moslims 93
die met hem waren geëmigreerd van Mekka naar Medina.51 Hij bewaarde ook een deel ervan voor zijn eigen uitgaven en om zich voor te bereiden op toekomstige jihadoorlogen, zoals Umar later vertelde: "De eigendommen die door Banu Nadir werden achtergelaten, werden door Allah aan Zijn Apostel geschonken. …Deze eigendommen waren in het bijzonder bedoeld voor de Heilige Profeet (vrede zij met hem). Hij zou de jaarlijkse uitgaven voor zijn familie betalen uit de inkomsten daarvan, en het resterende bedrag zou hij besteden aan het kopen van paarden en wapens als voorbereiding op Jihad.”52 Mohammed stond bekend als een man met een eenvoudige smaak: hij hield niet van weelderig uiterlijk vertoon, woonde niet in rijk versierde vertrekken of gaf zich niet over aan pracht en praal. Hij gaf zoveel mogelijk uit aan jihad, zoveel als hij kon. In een openbaring vertelde Allah aan Mohammed dat het juist de goddelijke terreur was, waardoor de Banu Nadir verslagen waren, en dat ze allemaal op weg waren naar de hel: "Maar de (toorn van) Allah kwam tot hen, vanuit vestingen van waaruit ze Hem niet verwachtten, en zaaide angst in hun hart, zodat ze hun (eigen) woningen vernietigden door hun eigen handen en de handen van de gelovigen. …En als Allah geen bevel had gegeven voor hun, dan zou Hij hen zeker in deze wereld hebben gestraft. En in het hiernamaals is er voor hen (zeker) de straf van het vuur" (Koran 59: 2-3). De overgebleven Joden van Medina waren als volgende aan de beurt om de wraak van Mohammed te ontvangen.
94
Hoofdstuk 8
Terreur zaaien in hun hart
De Slag om de Loopgraaf en Mohammeds imperialistische ambities Mohammed en het bloedbad van de Joodse Qurayzah stam Het misbruik van de vrouwen van de Mustaliq stam Het Verdrag van Hudaybiyya: een regeling op de juiste tijd kwam De belegering van Khaybar en de vergiftiging van Mohammed
De Slag om de Loopgraaf (Gracht) NA DE VERDRIJVING VAN DE QAYNUQA EN DE NADIR JODEN UIT MEDINA, BENADERDEN ENKELE overgebleven Joden de Quraish, en boden aan om een alliantie te vormen tegen Mohammed en de Moslims. De Quraish accepteerden het graag en vroegen hen: “Jullie, O Joden, zijn de eerste mensen uit de Geschriften en kennen de (ware) aard van ons geschil met Mohammed. Is onze religie de beste of is die van hem?”1 De Joden antwoordden, zoals onder de omstandigheden zouden doen vermoeden, dat de heidense Quraish-religie natuurlijk beter was. Toen Mohammed hiervan hoorde, gaf Allah hem een openbaring: “Heb je gezien dat degenen, aan wie een deel van de Geschriften is gegeven, hoe zij geloven in afgoden en valse godheden, en hoe zij zeggen over degenen (afgodendienaars) die niet geloven: 'Zij worden beter en meer terecht geleid dan degenen die geloven? Zij zijn degenen die Allah heeft vervloekt, en jij (O Mohammed) zult voor degenen, die Allah heeft vervloekt, geen helper vinden" (Koran 4: 51-52). Mohammed werd tevoren gewaarschuwd voor deze nieuwe alliantie, en had al een greppel gegraven rond Medina. Deze enorme inspanning vereiste veel mankracht: veel van de Moslims die tot deze dienst werden gedwongen, zouden echter stiekem weggaan. Slechts enkelen zouden Mohammed toestemming vragen om te vertrekken, en sommigen van hen boden slechts een onbeduidend excuus aan. Mohammed ontving dienovereenkomstig nog een openbaring, en waarschuwde hen, dat ware Moslims de bevelen van de profeet van de Islam niet lichtvaardig moeten opnemen:
95
Zij die in alleen in Allah en Zijn boodschapper geloven, zijn de ware gelovigen, en als ze bij hem zijn voor een gemeenschappelijke missie, niet wegsluipen totdat ze hem om toestemming hebben gevraagd. Degenen die hem om toestemming vragen, zijn degenen die werkelijk in Allah en Zijn boodschapper geloven…. Beschouw de uitnodiging van de Boodschapper niet (op dezelfde wijze) zoals jullie onder elkaar uitnodigingen afhandelt. Allah kent degenen onder u die wegsluipen onder de dekmantel van een of ander excuus: laat daarom degenen die tegen zijn (Mohammeds) gebod ingaan, weten dat hen een zware rampspoed hen overkomt, of een pijnlijke straf (van Allah) tot hen zal komen (Koran 24: 62-63). Dergelijke incidenten versterkten alleen verheven status die Mohammed had gekregen onder de Moslims, namelijk om namens God opdrachten uit te delen. Toen bijvoorbeeld de rellen over de Deense Mohammed-cartoons eind 2005 en begin 2006 de wereld op hun kop zetten, waren veel niet-Moslims erg verbaasd over de hevige woede van de Moslims wereldwijd. Minstens een deel van die woede kan worden toegeschreven aan het feit dat Allah in de Koran keer op keer nogal bekommerd is om zijn Profeet, en Allah is zelfs bereid te bevelen wat Mohammed (op dat moment) zal behagen. In de gedachtegang van iemand die de Koran als een authentieke openbaring accepteert, wordt Mohammed zo in een bijzonder belangrijke positie geplaatst. Tijdens het graven van de greppel of loopgraaf had Mohammed visioenen van het veroveren van de gebieden die grenzen aan Arabië. Dit verhaal heeft zijn eigen unieke rolverdeling, maar onbekend is wie dit verhaal in de wereld heeft geholpen, Mohammed of de Moslimgemeenschap, maar het geeft wel duidelijk de imperialistische motieven aan die de vroege Moslims hadden voor de gebieden rond Arabië. Een van de eerste Moslims, Salman de Perziër, werkte aan de greppel toen hij problemen kreeg met een bijzonder grote rots. “De apostel,” legde Salman uit, “was dichtbij, en zag mij hakken en zag ook hoe moeilijk het was. Hij sprong de greppel in, nam de houweel uit mijn hand en gaf zo'n klap dat de bliksem onder de houwer zichtbaar was”2 Deze bliksemflits “schoot naar buiten en verlichtte alles tussen de twee stukken grond met zwarte steen – d.w.z. de twee stukken zwarte steen van Medina – net als een lamp in een donkere kamer.” Mohammed schreeuwde het uit met de Islamitische overwinningskreet 'Allahoe akbar', en alle Moslims reageerden daarop met hetzelfde geroep.3 Dit gebeurde opnieuw en daarna een derde keer, op precies dezelfde manier als eerst. Uiteindelijk vroeg Salman aan Mohammed: "O jij, die dierbaarder is dan een vader of moeder, wat is de betekenis van dit licht onder je pikhouweel, als je (de rots) slaat?" De Profeet van de Islam antwoordde: “Zag je dat echt, Salman? De eerste (flits) betekent dat God de Yaman voor mij heeft geopend; de tweede Syrië en het westen (geopend zijn); en de derde (flits), dat het oosten (geopend is).”4 Een andere versie van hetzelfde verhaal, verklaarde dat Mohammed zei: "Ik sloeg mijn eerste slag en je zag de flits weer uitdoven, zodat de paleizen van al-Hirah [in wat nu zuidelijk Irak is] en al-Madai'in van Kisra [de winterhoofdstad van het Sassanische rijk] voor mij werden verlicht alsof het tanden van honden waren, en Gabriël informeerde mij dat mijn natie over hen zou overwinnen.” De tweede klap verlichtte op dezelfde manier "de paleizen van de bleke mannen in de landen van de Byzantijnen" en de derde "de paleizen van San'a” – dat is het huidige Jemen.5 Gabriël beloofde Mohammed de overwinning op elk van hen, en herhaalde dit driemaal: "Wees verheugd, de overwinning zal tot hen komen!"
96
Hierop antwoordde Mohammed: "Geprezen zij God! De belofte van Degene die waar en trouw is! Hij heeft ons overwinning beloofd na de tegenspoed." Tientallen jaren later, toen de in deze legende genoemde landen inderdaad werden veroverd door de krijgers van de jihad, zei een oude Moslim altijd: "Verover waar je maar wilt, door God. En je hebt geen stad overwonnen, en zult geen stad overwinnen tot de Dag van de Opstanding, zonder dat de sleutels voor die tijd al aan Mohammed gegeven zijn door God.”6 Maar al die veroveringen waren nog ver in de toekomst, en op dat moment was er alleen nog maar de belegering van Medina. Terwijl de Quraysh, samen met een andere stam, de Ghatafan (in de Islamitische traditie collectief bekend als "de Geconfedereerden"), Medina belegerden, verhinderde de loopgraaf de indringers om de stad binnen te komen, maar de Moslims waren niet in staat hen te dwingen om de belegering te beëindigen. Om het nog erger te maken, verbrak een stam van Joden in Medina, de Banu Qurayzah, hun verbond met de Profeet van de Islam (misschien nadat ze geïnformeerd waren over het lot van de Banu Qaynuqa en Banu Nadir) en begon samen te werken met de Quraysh.7 Mohammed stuurde spionnen onder de Qurayzah om erachter te komen of het waar was wat hij hoorde, en of ze hun overeenkomst met hem echt hadden verbroken. Toen het slechte nieuws werd bevestigd, toonde hij zich sterk te midden van de angstige Moslims van zijn volk en zei hij alleen: "God is de grootste! Verblijd u, jullie, het volk van de Moslims!"8 Toen de inmiddels drie weken lange belegering maar voortduurde, werd de situatie van de Moslims erg benard. De omstandigheden waren zelfs zo slecht dat een Moslim bittere opmerkingen maakte over Mohammeds territoriale ambities en zijn plannen voor de twee grootmachten die toen aan Arabië grensden: het Perzische rijk van Chosroes en het OostRomeinse (Byzantijnse) rijk van Caesar: "Mohammed beloofde ons dat wij de schatten van Chosroes en Caesar zouden verkrijgen, maar vandaag kan niemand van ons zich veilig voelen om even zijn behoeften te doen!”9 De Hypocrieten wezen op de ironie van Mohammeds claims, en dat zijn visioenen maar erg moeilijk te rijmen waren met de actuele situatie van de Moslims. Mohammed reageerde daarop met, verbazingwekkend genoeg, een openbaring van Allah, waarin hij zei: "En zie! De huichelaars en degenen in wiens hart een ziekte is zeggen wel: 'Allah en zijn Boodschapper hebben ons niets dan waanvoorstellingen beloofd!'" (Koran 33:12). Mohammed vervloekte de Hypocrieten omdat zij de Moslims aan het demoraliseren waren, en noemde het zelfs een verraderlijke samenzweringen met de vijanden van de Islam. Mohammed ontving vervolgens een openbaring om zijn claim te ondersteunen (Koran 33: 1314). Allah vertelde Mohammed ook, dat hij zijn mensen moest vertellen, dat deserteren nutteloos zou zijn: "Zeg: 'Ervoor wegrennen zal je niets baten, als je wegrent voor de dood of de slachting. En zelfs als (je ontsnapt), zul je niet meer dan een korte (onderbreking) mogen genieten!'' (Koran 33:16). Mohammed zond ondertussen boden om vredesonderhandelingen voor te stellen en bood de Quraish een derde van de oogst van Medina aan, als ze zich zouden terugtrekken. Maar een van de Moslims, Sa'd ibn Mu'adh, herinnnerde hem aan de verheven status van de Moslims, en vertelde Mohammed dat het een schande was om maar te overwegen om de heidense Quraish een gelijke of hogere positie te geven dan de Moslims in Medina, en dat het een schande was dat de Moslims een mindere moesten innemen: "Nu God ons Islam heeft gegeven, en God ons er naartoe heeft geleid en ons heeft gesterkt met uw aanwezigheid, zullen wij dan onze rijkdom aan hen geven? Wij hoeven dit niet te doen! Bij God, wij zullen hen alleen het zwaard aanbieden, totdat God oordeelt tussen ons en hen." 97
Mohammed antwoordde: "Zoals je wilt", en ging niet verder met het idee om hen hulde te brengen.10 Toen het beleg maar voortduurde, daagde een krijger van de Quraish, Amr, de Moslims uit om één man uit te zenden voor lijf-aan-lijfgevechten. Ook beschimpte hij de Moslims, dat Mohammeds beloften over het Paradijs maar onzin waren: “Waar is de tuin waarvan jullie zeggen dat degenen daar terecht zullen komen, die de strijd verliezen (omkomen)? Kunnen jullie geen man sturen om met mij te vechten?" Zoals te verwachten was, had Amr familieleden onder de Moslims. Mohammed kwam zelf uit Mekka, de thuisbasis van de Quraish. Zijn neef was Ali, de neef en schoonzoon van Mohammed en later een gerespecteerde persoon binnen de Sjiitische Islam. Tegen zijn oom zei Ali: "Ik nodig u uit voor God en zijn apostel en voor de Islam." Amr wees de ouverture af en weigerde af te stappen. Maar hij voegde eraan toe: O zoon van mijn broer, ik wil je niet doden.” Ali was minder sentimenteel. Hij antwoordde tegen zijn oom: “Maar ik wil je wel doden,” en deed dat vervolgens.11 Islamitische loyaliteit ging namelijk veel dieper dan bloedblanden. De Qurayzah hadden overeengestemd om de Moslims van een kant aan te vallen, terwijl de Quraish hen van de andere kant belegerden. Maar toen veranderden de gebeurtenissen, en werd de situatie gunstig voor de Moslims. Een nieuwe bekeerling tot de Islam, Nu'aym bin Mas'ud, kwam met een voorstel bij de Profeet: aangezien zijn eigen volk, de Ghatafan, niet op de hoogte was, dat hij Moslim was geworden, kon Mohammed hem misschien gebruiken om een voordeel te behalen ten opzichte van zijn vijanden. Mohammed herkende onmiddellijk het potentieel van de situatie en zei: "Je bent maar één man onder ons, dus ga en wek wantrouwen op bij de vijand, om hen zo van ons af te leiden, als je dat lukt, want oorlog is bedrog."12 Nu'aym ging naar de Qurayzah Joden en herinnerde hen eraan, dat er veel meer op het spel stond dan de Quraish en Ghatafan. Uiteindelijk waren hun vrouwen en eigendommen dichtbij, terwijl die van de Quraish helemaal in Mekka waren. De Qurayzah moesten enige zekerheid verkrijgen van de Quraish, dat zij inderdaad zouden vechten om hen te verdedigen: ze vroegen daarom om gijzelaars, en enkele Quraish-leiders zouden als waarborg moeten dienen, die vervolgens zouden worden vrijgelaten zodra Mohammed en de Moslims waren verslagen. De Qurayzah accepteerde zijn suggestie, waarop Nu'aym zich naar de leiders van de Quraish en Ghatafan haastte en hen vertelde dat de Joden twijfels hadden over hun bondgenootschap, en zich wilden verzoenen met Mohammed. Nu’aym zei dat zij naar de Profeet van Islam waren gegaan, en hem de hoofden aanboden van sommige van de Quraish en Ghatafan, en dat Mohammed dit geaccepteerd had. 'Dus,' concludeerde Nu'aym, 'als de Joden je boden sturen om gijzelaars te eisen, stuur dan geen enkele man naar hen toe.”13 Kort daarna stuurde Abu Sufyan, een Quraish-chef, de Qurayzah het bericht dat de aanval onmiddellijk moest beginnen. Maar de Qurayzah protesteerden, omdat het de Sabbat was en ook, "we zullen niet samen met jullie vechten tegen Mohammed, totdat jullie ons gijzelaars hebben gegeven, die we als zekerheid kunnen vasthouden, totdat we een einde maken aan Mohammed. Want wij vrezen dat als de strijd hevig tegen jullie tekeer gaat, en jullie zwaar te lijden hebben, dat jullie de strijd zullen verlaten en onmiddellijk naar uw land terug zullen keren en ons zullen verlaten. En terwijl de man in ons land is, en wij hem niet alleen aankunnen.” Natuurlijk bevestigde dit antwoord alleen de vermoedens van de Quraish die Nu'aym had geuit, en verontwaardigd weigerden zij om gijzelaars te sturen. Rond deze tijd waaide er ook
98
een sterke wind, waardoor het voor de Quraish onmogelijk was om hun tenten overeind te houden of vuur aan te steken. Abu Sufyan had er genoeg van. Hij zei tegen zijn mannen: "O Quraish, we zijn niet een permanent kamp, en onze paarden en kamelen sterven. Daarnaast hebben de Banu Qurayza zich niet aan hun woord gebroken en hebben wij verontrustende berichten over hen gehoord. Je kunt het natuurgeweld van de wind zie, die ervoor zorgt dat wij geen kookpotten met vuur kunnen gebruiken, en ook kunnen wij niet op onze tenten rekenen. Ga weg, want ik ga!"14 De Quraish begonnen hun posities rond Medina te verlaten, en al snel volgde de Ghatafan. De misleiding van Nu'aym had de belegering verbroken en had Islam gered.
Afrekenen met de Banu Qurayzah Na de succesvolle oplossing van de Slag om de Loopgraaf (ook wel Geul of Gracht genoemd) zorgde de engel Gabriël ervoor dat Mohammed de rekeningen met de Qurayzah-joden kon vereffenen. Aisha vertelt: "Toen Allah's Boodschapper terugkeerde op de dag (van de strijd) AlKhandaq (d.w.z. de Loopgraaf), deed hij zijn wapens af en nam een bad. Toen kwam Djibriël (Gabriël) wiens hoofd bedekt was met stof, en Hij zei: ‘Je hebt je wapens neergelegd! Bij Allah, ik heb mijn wapens nog niet neergelegd.’ Allah's Boodschapper zei: 'Waarheen (moet ik gaan)?' Djibriël zei: 'Op deze manier' wijzend naar de volksstam van de Bani Quraiza. Dus ging de Boodschapper van Allah op pad om op weg naar hen."15 Toen zijn legers de vestingwerken van de Qurayzah naderden, sprak Mohammed ze aan met woorden en uitdrukkingen die bekende uitspraken zijn geworden bij Islamitische jihadisten wanneer zij tegenwoordig over Joden spreken – een manier van spreken dat ook in de Koran terechtkwam: 'Jullie zijn broeders van apen, God heeft jullie te schande gemaakt u en heeft Zijn wraak op jullie gebracht?" De Koran zegt zelfs op drie plaatsen (2:62-65; 5:59-60 en 7:166) dat Allah de Joden die de heilige dag Sabbat ontheiligden veranderde in varkens en apen. De Qurayzah Joden probeerden zijn toorn te verzachten door te zeggen: "O Abu'l-Qasim [Mohammed], je bent geen barbaars persoon." Maar de Profeet van de Islam was niet in de stemming om verzoenend te zijn. Hij vertelde de Moslims die bij hem waren, dat een krijger die langs een witte muilezel kwam, eigenlijk Gabriël was, “die naar Banu Qurayza is gestuurd om hun kastelen te laten schudden en hun schrik (terreur) in hun harten te zaaien.” De Moslims belegerden de Qurayzah-bolwerken gedurende vijfentwintig dagen, totdat ze volgens Ibn Ishaq "zwaar onder druk werden gezet, " en, zoals Mohammed had gewaarschuwd: "God zaaide terreur in hun hart."16 Het zaaien van terreur en angst in hun harten, kan ook een van de keuzes zijn geweest die door hun eigen chef Ka'b ibn Asad, gemaakt zijn, die het verdrag met Mohammed had gesloten en verbroken. De eerste keuze was om Mohammed en de Islam te accepteren, "want door God is het u duidelijk geworden, dat hij een profeet is die is gezonden, en dat hij het is, die in uw Geschriften vermeld is. En op die manier kan uw leven worden gered, uw eigendom, en uw vrouwen en kinderen."17 De tweede keuze was om hun vrouwen en kinderen te doden, en zo “geen zware lasten achter te laten,” en te vechten tegen Mohammed. De derde keuze was om de Profeet op een Sabbat in een hinderlaag te lokken. De Qurayzah verwierp al deze drie opties, en koos er zelfs voor om zich over te geven aan de Moslims. Na enige beraadslaging besloot Mohammed het lot van de stam in handen te geven van de Moslimstrijder Sa'd bin Mu'adh. Deze Sa'd was een lid van de Aws-stam, die eerder een alliantie 99
met de Joden van Medina had gevormd, dus misschien dacht Mohammed dat de Qurayzah zijn oordeel als onpartijdig zou accepteren. Of althans, het zou zo moeten lijken voor de volgelingen van de Profeet van Islam, die anders zijn eigen uitspraak in twijfel zouden kunnen trekken vanwege de nauwe banden die veel Moslims hadden met de Joden van Medina. Toen Sa'd op zijn ezel reed, zei Mohammed tegen hem: “Deze mensen zijn bereid je oordeel te aanvaarden.” Sa'd antwoordde: “Ik geef het oordeel dat hun krijgers moeten worden gedood en dat hun kinderen en vrouwen gevangen moeten worden genomen.” De Profeet van Islam was tevreden. "O Sa'd! Je hebt onder hen geoordeeld met (of vergelijkbaar met) het oordeel van de Koning (d.w.z. Allah)."18 Hij bevestigde het oordeel van Sa'd als dat van Allah zelf: "Jij hebt beslist ter bevestiging van het oordeel van Allah boven de zeven hemelen.”19 (Later, toen Sa'd stierf, vermeldt Ibn Ishaq verschillende vroege Moslim tradities die beweren dat de troon van Allah schudde.20) Sa'd's straf werd naar behoren uitgevoerd, en Mohammed nam daar zelf actief deel aan. Volgens Ibn Ishaq, "ging de apostel naar de markt van Medina (die vandaag de dag nog steeds de markt is) en groef daar loopgraven. Vervolgens liet hij [de mannen van de Qurayzah] halen en sloeg hun hoofd af in die loopgraven, en de mannen werden in groepen naar hem gebracht." Een van de felste vijanden van de Profeet onder de Qurayzah stam, Huyayy, verkondigde: "Gods gebod is juist. Een boek en een decreet en een bloedbad zijn nu geschreven tegen de Zonen van Israël." Toen sloeg Mohammed zijn hoofd af. Met het oog op het oordeel om de mannen te doden en de vrouwen en kinderen tot slaaf te maken, legde èèn van de gevangenen, Attiyah al-Qurazi, uit hoe de Moslims bepaalden wie een man was en wie niet: "Ik behoorde tot de gevangenen van Banu Qurayzah. Zij (de Metgezellen) onderzochten ons, en degenen bij wie het haar op het schaambeen (schaamhaar) al begonnen was met groeien, werden gedood. En degenen bij wie dat niet zo was, werden niet gedood. Ik behoorde tot degenen die geen haar hadden gegroeid (ik overleefde)."21 Ibn Ishaq noemt het aantal mannen die toen werden afgeslacht in het bloedbad: “600 tot 700 in totaal, hoewel sommigen het aantal op 800 of 900 zetten."22 Ibn Sa'd zegt "dat ze tussen de zeshonderd en zevenhonderd waren."23 de Qurayzah werden in groepen naar Mohammed geleid, iemand vroeg Ka'b bin Asad wat er gebeurde. “Begrijp je het nooit?” antwoordde de radeloze leider van de Qurayzah. "Zie je niet dat de aanklager nooit stopt, en dat degenen die worden weggenomen niet terugkeren? Bij Allah is het de dood!"24 Deze massamoord wordt ruimschoots bevestigd in verschillende andere ahadith. Een hadith geeft een samenvatting van hoe Mohammed omging met de drie joodse stammen van Medina: "Bani An-Nadir en Bani Quraiza vochten (tegen de Profeet die hun vredesverdrag schond), dus verbande de Profeet de Bani An-Nadir en stond hij de Bani Quraiza toe om in hun woonplaats te blijven (in Medina) en niets van hen af te nemen, totdat ze weer tegen de profeet zouden vechten. Hij doodde vervolgens hun mannen en verdeelde hun vrouwen, kinderen en eigendommen onder de Moslims, maar sommigen van hen kwamen bij de Profeet en hij schonk hen veiligheid en zij omarmden de Islam. Hij verbood alle Joden uit Medina. Het waren de Joden van Bani Qainuqa', de stam van ‘Abdullah bin Salam en de Joden van Bani Haritha en alle andere Joden van Medina.”25 Allah stuurde ook een openbaring naar de aarde die zijdelings refereert naar het bloedbad: "En degenen die hen hielpen uit de mensen van het Boek – Allah nam de vestingen van hen af en zaaide terreur in hun hart [vervulde hun hart met ontzetting]. (Dus) sommigen heb jij gedood,
100
en anderen je tot gevangenen gemaakt" (Koran 33:26). En Mohammed leverde opnieuw openbaringen die de overwinning alleen toeschreven aan Allah (Koran 33: 9-11). Ondertussen kwam Mohammeds koele houding en vertrouwen in Allah goed van pas, toen de zaken er het minst gunstig voorstonden voor de Moslims. Allah gaf hem een openbaring en vertelde de Moslims hem te imiteren: "Je hebt inderdaad in de Boodschapper van Allah een prachtig (gedrags)patroon voor iedereen gezien, wiens hoop is op Allah en de Laatste Dag, en hij is veel bezig Allah te loven" (Koran 33:21). Meer passend bij zijn verheven status, ontving Mohammed ook een openbaring, waarin Allah de Moslims aanspoort om niet zo vertrouwelijk om te gaan met hun profeet of zijn vrouwen: O u die gelooft! Betreed de woningen van de Profeet niet voor een maaltijd zonder op de juiste tijd te wachten, als u niet eerst toestemming krijgt. Maar als u wordt uitgenodigd, ga dan naar binnen. En als u gegeten hebt, vertrekt dan, en blijft niet hangen voor een gesprek. Zie! Dat zou de Profeet ergeren, en hij zou je (zelfs) schuwen (in verlegenheid brengen). Maar Allah aarzelt niet om de waarheid te zeggen. En als u iets van hen (de vrouwen van de profeet) vraagt, vraag het dan van achter een gordijn. Dat is zuiverder voor je hart en voor hun hart. En het is niet aan jou om de boodschapper van Allah te irriteren, noch dat je ooit met zijn vrouwen na hem zou trouwen. Zie! Dat zou in Allah’s ogen een grote (overtreding) zijn. (Koran 33:53)
Excuses zoeken voor een bloedbad (en genocide) Het bloedbad van de Banu Qurayzah is begrijpelijkerwijs een bron van schaamte voor Moslims. Verschillende Moslim apologeten hebben geprobeerd het incident helemaal te ontkennen of het aantal slachtoffers te minimaliseren. Een Islamitische geleerde, W.N. Arafat, publiceerde in 1976 een lang artikel, waarin hij beweerde dat het bloedbad nooit heeft plaatsgevonden, voornamelijk om de anachronistische reden dat het de Islamitische wet zou hebben geschonden.26 Dit is nogal een vreemd argument, aangezien Mohammed zijn principes gemakkelijk opzij zette bij andere gelegenheden. Zo is er bijvoorbeeld het incident waarbij de Moslims de Quraish aanvielen en doodden tijdens de heilige maand, en een incident waarbij Mohammed sterke (fysieke) aantrekkingskracht voelde voor tot Zaynab bint Jahsh en dit hem in de war bracht. Anderen wijzen op het verraad van de Banu Qurayzah als rechtvaardigingsgrond voor de misdaden van Sa'd's en Mohammeds goedkeuring ervan. Met betrekking tot het oordeel van Sa’d zegt Yahiya Emerick in zijn biografie van Mohammed dat "Mohammed niet tussenbeide kwam, omdat hij vrijwillig zijn recht opgegeven om het oordeel te kunnen wijzigen.” Hij herhaalt niet de woorden van Mohammed, waarmee het oordeel van Sa'd bevestigd wordt als het oordeel van Allah.27 Karen Armstrong voert als argument aan dat "het niet juist is om het incident te beoordelen aan de hand van (een-en-)twintigste-eeuwse normen" en dat "in het begin van de zevende eeuw niet van een Arabische chef verwacht werd, dat hij verraders als de Qurayzah genade zou tonen.”28 Dat is misschien waar, maar Armstrong mist het grotere plaatje, zoals het geval is bij alle incidenten in Mohammeds leven. Want Moslims over de gehele wereld zien in Mohammed nog steeds "een uitstekend voorbeeld van gedrag" (Koran 33:21). In juli 2006, toen de Israëlische 101
troepen zich voorbereidden om Gaza binnen te gaan, in de nasleep van een ontvoering van een Israëlische soldaat door Hamas, verklaarde een schrijver op een Brits Moslim internetforum: "Ik ben deze vuile, smerige Israëlische honden zo zat. Moge Allah hen vervloeken en ze allemaal vernietigen, en mogen ze hetzelfde lot ondergaan als Banu Qurayzah!"29 Niemand beschuldigde hem van, van het onwettig toepassen van 7de eeuwse voorbeelden in de huidige tijd.
De vrouwen van de Banu Mustaliq Mohammed was nu de onbetwiste meester van Medina, en hij als Profeet van Islam had hij een onmiddellijk economisch voordeel. Een hadith vermeldt dat "mensen een deel van hun dadelpalmen aan de profeet gaven (als een geschenk), totdat hij Bani Quraiza en Bani An-Nadir veroverde, waarna hij hun gunsten begon terug te geven."30 Maar degenen die zijn consolidatie van macht uitdaagden over heel Arabië bleven nog steeds bestaan. Hij kreeg bericht dat de Banu al-Mustaliq, een Arabische stam die verwant is aan de Quraish, zich in strijd aan het verzamelen waren tegen de Moslims, dus stuurde hij meteen de Moslims op pad om hen aan te vallen. En Allah, volgens Ibn Ishaq, "liet de Banu al-Mustaliq op de vlucht slaan, en doodde sommigen van hen en gaf hun vrouwen, kinderen en bezittingen als buit aan de apostel."31 Er waren, volgens een van de Moslimstrijders, Abu Sa'id al-Khadri, "een aantal uitstekende Arabische vrouwen" aanwezig onder de gevangenen van de Banu Mustaliq. “Wij verlangden naar hen, want wij leden onder de afwezigheid van onze vrouwen, (maar tegelijkertijd) wilden wij ook losgeld voor hen.” De Koran stond hen toe geslachtsgemeenschap te hebben met slavinnen die in de strijd gevangen waren genomen - "die gevangenen die je rechterhand bezit" (4:24) – maar als ze de vrouwen als slaven wilden houden, konden ze geen losgeld innen voor hen. “En dus”, legde Abu Sa'id uit, “hebben wij besloten om seks met hen te hebben, maar door ‘azl te praktiseren” – d.w.z. terugtrekking of coitus interruptus. Mohammed vertelde hen echter dat dit niet nodig was: "Het maakt niet uit als je het niet doet, want elke ziel die geboren zal worden tot aan de Dag der Opstanding zal geboren worden."32 Concepties en geboorten kwamn alleen aan Allah toe. Vanuit 21-ste eeuw perspectief, is dit een van de meest problematische aspecten van het gedrag van Mohammeds. In het bijzonder Mohammeds status als "een uitstekend gedragsmodel": de behandeling van vrouwen als oorlogsbuit, zonder rekening te houden met hun wil of hun rechten. Zelfs in een hedendaags Islamitisch juridisch handboek staat dat wanneer een vrouw gevangen wordt genomen, haar “vorige huwelijk onmiddellijk wordt ontbonden.”33 Als bijvoorbeeld een jihadstrijder haar gevangen neemt, heeft ze daar geen zeggenschap over. Het aantal vrouwen dat hierdoor slachtoffer is geworden in de loop van de eeuwen en als gevolg van Islam, kan niet worden berekend. En zelfs vandaag de dag worden vrouwen maar al te vaak behandeld als handelswaar in de hele islamitische wereld. Natuurlijk komt dit fenomeen in variërende mate tot uiting in allerlei culturen en samenlevingen, maar in de Islamitische wereld is het bijzonder moeilijk uit te roeien, vanwege de profetische bekrachtiging en wettiging die het fenomeen heeft ontvangen. Mohammed nam deel aan het in bezit nemen en houden van vrouwelijke gevangenen. En hij kreeg een vrouw uit de Banu Mustaliq, maar op een manier die laat zien dat een vrouw in gevangenschap in bijzondere omstandigheden soms wel iets te zeggen had over haar lot. Onder de gevangenen van de Mustaliq bevond zich een opvallend mooie vrouw genaamd Juwayriya, die de Profeet van de Islam door loting had toegewezen aan een van zijn neven, Thabit bin Qays 102
bin al-Shammas. Juwayriya dacht dat dit beneden haar status was, omdat ze de dochter was van het hoofd van de Mustaliq. Dus ging ze naar Mohammed om beroep en bezwaar aan te tekenen: “Je kunt zien in welke staat ik ben gebracht. Ik ben door het lot toegewezen aan Thabit of zijn neef en heb hem een akte voor mijn losgeld gegeven en ben gekomen om je hulp te vragen in deze zaak." Mohammed antwoordde: "Wil je iets beters dan dat? Ik zal je schuld kwijtschelden en met je trouwen." Zijn huwelijk met Juwayriya maakte de Mustaliq-stam directe familie van de Profeet. En op de dag dat hij met haar trouwde, werden om deze reden 100 door de Moslims tot slaaf gemaakte familieleden vrijgelaten uit de slavernij.34 Mohammed veranderde de naam van de vrouw. Zij heette oorspronkelijk Barra, wat Vroom betekent. De Profeet van de Islam zei: "Ik vond het niet prettig om te zeggen: hij was uit Barra (vrome) gekomen."35
Abdullah bin Ubayy en het bidden voor iemands vijanden Kort na deze strijd, begon Abdullah bin Ubayy, een van de Hypocrieten, die de Profeet van Islam had geïrriteerd met zijn plannen en pleidooien voor de Joodse stammen van de Qaynuqa en Nadir, begon Mohammed meer openlijk uit te dagen. Hij riep de Medinanen op, om op te staan tegen de Moslims die uit Mekka waren gekomen en hen uit de stad te verdrijven. “Niets past zo goed bij ons en de rondzwervers van de Quraish,” riep hij uit, “zoals een oude gezegde: ‘Voer een hond en het zal je verslinden.’ Bij Allah, als wij terugkeren naar Medina, zullen de sterkeren de zwakkeren verdrijven.”36 Maar toen verschillende Moslims dit aan Mohammed meldden, ontkende Abdullah bin Ubayy dat hij dit had gezegd, en de Profeet van de Islam accepteerde deze ontkenning en geloofde hem. Umar twijfelde echter nog steeds aan Abdullah bin Ubayy en ging naar Mohammed met een aanbod: "Sta mij toe dat ik deze Hypocriet de nek zou doorslaan." Mohammed weigerde: "Laat hem (begaan), het volk mag niet zeggen dat Mohammed zijn metgezellen vermoordt."37 Toen kwam de Abdullah’s zoon naar Mohammed, en bood hem aan om zijn vader te vermoorden. De jonge man hoopte daardoor zichzelf te redden van het dilemma van het moeten wreken van de moord op zijn vader, door de man te doden die Mohammed stuurde om het leven van zijn vader te beëindigen: Ik heb gehoord dat je Abdullah b. Ubayy wilt doden, door datgene wat je over hem hebt gehoord. Als je het moet doen, beveel me dan om het te doen. En dan breng ik je zijn hoofd, want de al-Khazraj weten dat zij geen man hebben die meer plichtsgetrouw naar zijn vader is, dan ik. En ik ben bang dat als je iemand anders beveelt om hem te doden, dat mijn ziel mijzelf niet zal toestaan om de moordenaar van mijn vader onder ons te zien wandelen, en ik zal hem dan (misschien) doden, en zo kan dan een gelovige gedood worden voor een ongelovige, en zodoende zou ik naar de hel gaan.38 Opnieuw is hier de Islamitische loyaliteit veel groter dan de bloed- en familiebanden. Maar Mohammed weigerde en zei: "Nee, maar laten we vriendelijk met hem omgaan en veel (profijt) halen uit zijn gezelschap zo lang als hij nog bij ons is."39 De vriendelijkheid van Mohammed veranderde de houding Abdullah bin Ubayy niet, waardoor hij tot aan zijn dood op gespannen voet stond met de Profeet van Islam. Mohammed
103
gaf hem echter nooit op en hij bad zelfs bij zijn graf nadat hij gestorven was. Umar, die toen bij hem was, was verbijsterd: "Allah's Boodschapper, voer jij nu gebeden uit voor deze man, terwijl Allah jou verboden heeft om voor hem te bidden?" Mohammed antwoordde door een vers uit de Koran te interpreteren: "Of je nu om hun vergeving vraagt of niet, (hun zonde is onvergeeflijk): (zelfs) als je zeventig keer om vergeving vraagt, zal Allah hen niet vergeven, omdat ze Allah en Zijn Boodschapper hebben afgewezen. En Allah leidt degenen die opstandig rebels zijn niet"(9:80). Hij vertelde Umar dat Allah hem een keuze had gegeven door te zeggen: "Of u nu om vergeving vraagt of niet ..." en hij zei dat, terwijl hij wist dat 70 gebeden vruchteloos zouden zijn, maar hij had wel hoop voor meer dan 70 gebeden. Maar Allah maakte een einde aan deze edelmoedigheid in een nieuwe openbaring: "En bid nooit (O Mohammed) voor een van hen die sterft, noch bij zijn graf. Zie! Ze geloofden niet in Allah en Zijn boodschapper en stierven terwijl ze kwaaddoeners waren "(Koran 9:84).40 Daarna stopte Mohammed met het bidden bij de graven van degenen die tegen hem waren.41 Het is opmerkelijk dat wanneer Yahiya Emerick het verhaal vertelt van Mohammeds moeilijkheden met Abdullah bin Ubayy, hij de conclusie trekt: "Hij werd snel ziek en op zijn sterfbed kwam Mohammed hem te bezoeken en vroeg God om hem te vergeven, terwijl hij zijn verbijsterde metgezellen vertelde dat hij hoopte dat God dat zou doen.”42 Emerick zegt niets over de goddelijke berisping die Mohammed ontving voor deze blijk van barmhartigheid, nadat hij op het graf van Abdullah had gebeden.
Het Verdrag met de Hudaybiyya Nog een ander belangrijk Islamitisch principe werd geformuleerd door het Verdrag van Hudaybiyya en de gebeurtenissen die daar plaatvonden. In het jaar 628 had Mohammed een visioen waarin hij de pelgrimstocht naar Mekka maakte – een heidens gebruik, dat hij heel graag deel wilde laten uitmaken van Islam, maar dit was tot nu toe voorkomen doordat de Quraish controle hadden over Mekka. Maar tegen die tijd gaf hij de Moslims opdracht zich voor te bereiden om een pelgrimstocht naar Mekka, en hij rukte op naar de stad op met vijftienhonderd mannen. De Quraish ontmoetten hem buiten de stad en de twee partijen sloten een wapenstilstand van tien jaar (hudna), wat bekend staat als het Verdrag van Hudaybiyya. Sommige vooraanstaande Moslims waren niet tevreden met het vooruitzicht van een wapenstilstand. Ze hadden tenslotte de belegering van de Quraish in Medina verbroken en waren nu machtiger dan ooit. Zouden ze hun militaire macht verkwanselen door te onderhandelen, alleen maar om een pelgrimstocht te kunnen maken? Een woedende Umar ging naar Abu Bakr en zei: "Is hij niet Gods apostel, en zijn wij geen Moslims en zijn zij geen polytheïsten? Waarom zouden we dan instemmen met iets dat onze religie verlaagd?" Beiden mannen gingen naar Mohammed, maar die probeerde hen gerust te stellen: "Ik ben Gods slaaf en Zijn apostel. Ik zal niet tegen Zijn gebod ingaan en Hij zal mij niet een verliezer laten zijn."43 Maar het leek er zeker niet op dat het verdrag in het voordeel van de Moslims werd gesloten. Toen de tijd rijp was om de overeenkomst op papier te zetten, riep Mohammed Ali op en vroeg hem te schrijven: "In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle." Maar de Quraishonderhandelaar, Suhayl bin 'Amr, hield hem tegen: “Ik herken dit niet, maar schrijf 'In uw naam, o Allah.” Mohammed vertelde Ali dat hij moest schrijven wat Suhayl hem opdroeg.
104
Maar Suhayl was nog niet klaar. Toen Mohammed Ali opdroeg om verder te schrijven: "Dit is wat Mohammed, de apostel van God heeft afgesproken met Suhayl bin 'Amr", protesteerde hij opnieuw. “Als ik getuige ben dat je Gods apostel zou zijn,” zei Suhayl tegen Mohammed, “dan zou ik je niet hebben bevochten. Schrijf je eigen naam en de naam van je vader op.” Opnieuw vertelde de Profeet van Islam, tot groot ongenoegen van zijn volgelingen, aan Ali dat hij het document moest schrijven, zoals Suhayl dat wenste. Het verdrag dat er uiteindelijk kwam te liggen, begon als volgt: Dit is wat Mohammed bin 'Abdullah is overeengekomen met Suhayl bin 'Amr: ze zijn overeengekomen om de oorlog tien jaar opzij te zetten, waarin mannen veilig zijn en zich van vijandelijkheden onthouden, op voorwaarde dat als iemand zonder toestemming van zijn voogd naar Mohammed komt, dat hij (Mohammed) hem (de persoon) naar hen [naar de Quraish] terug zal sturen. En als iemand met Mohammed – naar de Quraish komt, zullen ze die persoon niet laten terugkeren. We zullen elkaar geen vijandschap naar elkaar tonen en er zal geen geheim voorbehoud of kwade trouw zijn. Hij die een verplichting of overeenkomst met Mohammed wil aangaan, mag dat doen en hij die een verplichting en overeenkomst met de Quraish wil aangaan, mag dat ook doen. De Quraish voegden eraan toe: 'Jullie [Moslims] moeten dit jaar bij ons weggaan en Mekka niet tegen onze wil betreden. En volgend jaar zullen we plaats voor je maken en kun je de stad met je metgezellen betreden en daar drie nachten verblijven. Je mag de wapens van een berijder dragen, maar moeten de zwaarden in hun houders laten. Meer kunnen jullie niet naar binnen brengen."44 Mohammed had zijn mannen geschokt door in te stemmen met bepalingen die zeer nadelig leken voor de Moslims: degenen die de Quraish ontvluchtten en hun toevlucht zochten bij de Moslims, zouden worden teruggestuurd naar de Quraish, terwijl degenen die de Moslims ontvluchtten en hun toevlucht zochten bij de Quraish niet zouden worden teruggestuurd naar de Moslims. Het verdrag werd toch gesloten, en Mohammed hield vol dat de Moslims hadden gewonnen, ondanks alle schijn van het tegendeel. Hij bracht een nieuwe openbaring van Allah voort: "Voorwaar, Wij hebben u een duidelijke overwinning verleend" (Koran 48:1). Mohammed onthulde ook in een openbaring, dat "Allah u veel roofbuit belooft, die u buit zult nemen, en dit is u al van tevoren gegeven. En ook zijn de handen van mensen voor u bespaard gebleven, opdat het een teken mag zijn u en de gelovigen, dat Hij u mag leiden op het rechte pad" (Koran 48:1820). Als een van zijn volgelingen nog steeds sceptisch zouden zijn, dan zouden hun angst spoedig worden gestild. Een vrouw van de Quraish, Umm Kulthum, sloot zich aan bij de Moslims in Medina. En haar twee broers kwamen naar Mohammed en vroegen hen terug te keren "in overeenstemming met de overeenkomst tussen hem en de Quraish in Hudaybiya."45 Maar Mohammed weigerde: Allah verbood het. Hij gaf Mohammed een nieuwe openbaring: "O jullie die geloven! Als er tot u gelovige vrouwelijke vluchtelingen tot jullie komen, onderzoek en test hen: Allah weet het beste wat betreft hun geloof: als jullie er zeker van zijn dat zij gelovigen zijn, stuur hen dan niet terug naar de ongelovigen" (Koran 60:10).
105
Door te weigeren Umm Kulthum terug te sturen naar de Quraish, verbrak Mohammed het verdrag. Hoewel Moslimapologeten in de loop van de geschiedenis hebben beweerd dat de Quraish het als eerste hebben overtreden, kwam dit incident vóór al die van de Quraysh waar moslims naar verwijzen als verdragsschendingen. Emerick beweert dat Mohammed zijn zaak baseerde op een beetje legale haarsplitsing: het verdrag bepaalde dat de moslims elke man die naar hen toekwam naar de Qoeraisj zouden terugkeren, niet elke vrouw. * 6 Zelfs als dat waar is, zou Mohammed spoedig - als Emerick erkent - begon ook mannen uit de Quraysh te aanvaarden, waardoor het verdrag definitief werd verbroken.47 Het op deze manier verbreken van het verdrag zou het principe versterken dat niets goed was behalve wat voordelig was voor de islam, en niets slechts dan wat belemmerde Islam. Nadat het verdrag formeel was verworpen, verkondigden islamitische juristen het principe dat wapenstilstanden in het algemeen slechts tijdelijk konden worden gesloten voor een periode van maximaal tien jaar, en dat ze alleen konden worden aangegaan om de verzwakte moslimkrachten in staat te stellen kracht te verzamelen om vecht opnieuw meer effectief. Latere gebeurtenissen zouden de duistere implicaties van deze episode illustreren.
De roofoverval bij Khaybar Allah had de Moslims “veel roofbuit” beloofd, nadat zij ontstemd waren door het Verdrag van Hudaybiyya (Koran 48:19). Misschien om deze belofte waar te maken, leidde Mohammed hen naar de Khaybar-oase, die werd bewoond door Joden - veel van hen waren ballingen uit Medina. Een van de Moslims herinnerde zich later: "Toen de apostel een volk overviel, wachtte hij tot de ochtend. Als hij een oproep tot gebed hoorde, hield hij zich in; als hij niets hoorde, viel hij aan. We kwamen 's nachts bij Khaybar aan en de apostel bracht daar de nacht door, en toen de ochtend kwam, hoorde hij de oproep tot gebed niet, dus vertrok hij en wij vertrokken met hem… We ontmoetten de arbeiders van Khaybar die 's ochtends naar buiten kwamen met hun schoppen en manden. Toen ze de apostel en zijn leger zagen, riepen ze: ‘Mohammed met zijn kracht,’ en draaiden zij zich om en vluchtten. De apostel riep: "Allah Akbar! Khaybar zal vernietigd worden. Als we aankomen op het centrale plein, dan is het voor hun een slechte ochtend, zij zijn al gewaarschuwd!’”48 De opmars van de Moslims was onverbiddelijk. “De apostel, “ aldus Ibn Ishaq, “greep de bezitting stuk voor stuk en hij veroverde de forten één voor één toen hij bij hen kwam.”49 Ibn Sa'd meldt dat de strijd hevig was: de “polytheïsten ... doodden een groot aantal [van Mohammed's] Metgezellen en hij [Mohammed] bracht ook een zeer groot aantal van hen ter dood… Hij doodde drieënnegentig mannen van de Joden."50 Mohammed en zijn mannen boden het fajr-gebed, ofwel het Islamitische ochtendgebed, aan – voordat het licht was, en ging Khaybar zelf binnen. De Moslims gingen onmiddellijk op zoek naar de rijkdommen van de inwoners. Kinana bin al-Rabi, een Joodse leider van Khaybar, die verondersteld werd de schat van de Banu Nadir te hebben gekregen, werd voor Mohammed gebracht. Kinana ontkende te weten waar deze schat was, maar Mohammed drong er bij hem op aan: "Weet je dat als we het vinden en zien dat je het hebt, ik je zal doden?" Kinana zei ja. Een deel van de schat werd toch gevonden. Om de rest te vinden, gaf Mohammed bevelen met betrekking tot Kinana: "Martel hem, totdat je bij hem eruit haalt wat hij weet." Een van de Moslims maakte een vuur op Kinana's borst, maar Kinana wilde zijn geheim niet prijsgeven. Toen
106
hij op het punt stond te sterven, liet hij hem onthoofden. De beul was Mohammed bin Maslama, die ook tevens de moordenaar van de dichter Ka'b bin Al-Ashraf was. Mohammed stemde ermee in om de mensen van Khaybar in ballingschap te laten gaan, zodat ze, net als bij de Banu Nadir, zoveel mogelijk van hun eigendommen konden behouden, maar alleen zoveel als zij zelf konden dragen.52 Hij beval hen echter wel al hun goud en zilver achter te laten.53 Hij was van plan hen allemaal te verdrijven, maar sommige boeren smeekten hem om hen toe te staan te blijven, en ze zouden de helft van hun Jaarlijks opbrengst afstaan.54 Mohammed stemde ermee in: “Ik zal je toestaan om hier door te gaan, maar wel zolang wij jullie toestaan.”55 Hij waarschuwde hen: “Als we je willen verdrijven, zullen we je verdrijven.”56 Ze hadden echter geen enkele rechten meer, en konden ook niet meer rekenen op de goede wil en verdraagzaamheid van Mohammed en de Moslims. En inderdaad, toen de Moslims een schat ontdekten die sommige van de Khaybar-joden verborgen hadden gehouden, gaf hij het bevel om de vrouwen van de stam tot slaaf te maken en het land van de daders in beslag te nemen.57 Een hadith merkt op dat "de Profeet hun strijders liet doden, en hun nakomelingen en vrouwen als gevangenen tot slaaf maakten."58 Later, tijdens het kalifaat van Umar (634-644), werden de Joden die in Khaybar bleven verbannen naar Syrië en tevens werd de rest van hun land in beslag genomen.59
De vergiftiging van Mohammed Een van de Joodse vrouwen van Khaybar, Zaynab bint al-Harith, werd binnengebracht om een maaltijd voor Mohammed te maken. Ze bereidde een geroosterd lam – en vergiftigde het. Mohammed nam een hap en spuugde het uit en riep uit: "Dit bot vertelt me dat het vergiftigd is." Een tafelgenoot, Bishr bin al-Bara, had er al wat gegeten en stierf kort daarna. Zaynab bint al-Harith bekende snel en legde aan Mohammed uit: "Je weet wat je mijn volk hebt aangedaan. Ik zei tegen mezelf: als hij een koning is, zal ik mezelf geruststellen en als hij een Profeet is, dan zal hij geïnformeerd worden (van wat ik heb gedaan)." Omdat zij aldus zijn impliciet zijn Profeetschap had erkend, spaarde Mohammed haar leven.60 Echter, volgens een andere traditie liet hij haar ter dood brengen.61 Het gif had een duidelijk effect op hem. Na het incident merkte een van de Moslims op: "Ik bleef het effect van het gif op het gehemelte van de mond van Allah's Boodschapper zien."62 Op zijn sterfbed, drie jaar na de vergiftiging, zei Mohammed tegen Bishr's zus: "Dit is de tijd waarin Ik een dodelijke pijn voel, van wat ik at met je broer in Khaybar”63 En ook riep het uit naar Aisha: “O' Aisha! Ik voel nog steeds de pijn veroorzaakt door de maaltijd die ik at in Khaybar, en op dit moment voel ik mij alsof mijn aorta wordt afgesneden vanwege dat gif.”64 Een andere traditie stelt dat de vergiftiging niet het werk is van een individuele vrouw, maar dat het een complot is van de Joden, die opnieuw worden afgebeeld als onverbeterlijke leugenaars en samenzweerders. Volgens deze versie gaven de Joden Mohammed na de verovering van Khaybar het geschenk van een geroosterd schaap dat was vergiftigd. Mohammed voelde het complot aan en gaf het bevel: "Laten alle Joden die hier zijn geweest, zich hier voor mij samenkomen." Toen dit gedaan was, zei Mohammed: "Ik ga jullie een vraag stellen. Willen jullie de waarheid vertellen?" Na hun bevestigende antwoord vroeg hij: “Wie is jullie vader?” Bij het horen van hun antwoord (dat niet in de traditie is vastgelegd), verklaarde de Profeet van de Islam: 'Jullie hebben een leugen verteld,” en gaf hen het juiste antwoord.
107
De Joden erkenden dat Mohammed gelijk had. Vervolgens vroeg hij hun: “Wil je me nu de waarheid vertellen, als ik je iets vraag?” Na opnieuw een bevestigend antwoord te hebben ontvangen, vroeg hij: "Wie zijn de mensen van het hellevuur?" Volgens een hadith antwoordden ze: "We zullen een korte tijd in het (helle)vuur verblijven en daarna zul jij ons vervangen." Mohammed zou niets van dit alles hebben: "Jullie mogen daarin vervloekt en vernederd worden! Bij Allah, wij zullen jullie daar nooit vervangen." En nogmaals: “Wil je me nu de waarheid vertellen als ik je een vraag stel?” Na opnieuw een verzekering te hebben ontvangen dat ze dat zouden doen, vroeg Mohammed: "Hebben jullie dit schaap vergiftigd?" Zij gaven toe dat ze het inderdaad hadden vergiftigd. Na gevraagd te hebben waarom, antwoordden zij net als Zaynab bint al-Harith: "We wilden weten of je een leugenaar was, in in dat geval zouden wij je kwijtraken, en als je een Profeet bent, dan zou het gif je geen kwaad doen."65
De roofbuit van Khaybar Toen Khaybar eenmaal veroverd was, werd het tijd om de buit te verdelen. Aisha herinnerde zich, dat zodra de Moslims de Khaybar-oase binnenkwamen, zij het uitriepen: "Nu zullen we onze dadels opeten!"66 Een van de Moslimstrijders, Dihya bin Khalifa, kwam naar Mohammed en zei: "O Allah's Profeet! Geef mij een slavin uit de gevangenen." De Profeet van de Islam handelde welgevallig en vertelde Dihya: “Ga en neem een slavin voor jezelf.” Dihya koos een vrouw genaamd Safiyya bint Huyayy.67 Safiyya was de dochter van Huyayy bin Akhtab, die de Joden van de Banu Qurayzah ertoe had gebracht hun bondgenootschap met Mohammed te verwerpen. Mohammed had Huyayy samen met de rest van de mannen van de Qurayzah gedood. Safiyya's echtgenoot was Kinana ibn Rabi, die net was gemarteld en vermoord door de jihad strijders. Eenmaal gevangen genomen, had ze de aandacht gekregen en de bewondering opgewekt van de krijgers van Islam gewonnen, die tegen hun Profeet zeiden: "We hebben geen vrouw gezien zoals zij onder de krijgsgevangenen."68 Een man voegde eraan toe: "O Allah's boodschapper! Je hebt (de vrouw) Safiyya Huyai aan (de Moslimstrijder) Dihya gegeven en zij is de belangrijkste minnares (onder de dames) van de stammen van Quraiza en An-Nadir. Zij behoort aan niemand anders toe dan jou (Mohammed)”69 Mohammed riep toen vervolgens Dihya en Safiyya op. Toen de Profeet van Islam Safiyya zag, zei hij tegen Dihya: “Neem een andere slavin (voor jezelf) dan zij onder de gevangenen." Mohammed liet haar toen onmiddellijk vrij en trouwde zelf met haar – aangezien ze ermee instemde zich tot de Islam te bekeren, was ze in staat om boven de positie van slavin verheven te worden. Die avond was Safiyya gekleed als een bruid en werd er haastig een bruiloftsfeest geregeld. Toen ze uit Khaybar vertrokken, stopte Mohammed de karavaan zodra ze uit de oase waren. Hij zette vervolgens een tent op, en consumeerde het huwelijk met Safiyya (had gemeenschap met haar).70 In de traditie werden de gevoelens van deze vrouw niet vermeld; gevoelens die ze als vrouw moet hebben gehad, waarbij ze op een enkele dag weduwe werd, daarna als slavin gevangen werd genomen, vervolgens weggegeven aan een jihadstrijder, en vervolgens weer weggegeven aan de Profeet van Islam als een oorlogstrofee, en daarbij ook nog eens gemeenschap moest hebben met de Profeet van Islam.
108
Khaybar is een lijfspreuk geworden voor hedendaagse jihadisten. Het gezang is populair onder Palestijnen en hun bondgenoten: "Khaybar, Khaybar, o Joden, het leger van Mohammed zal terugkeren."71 Dat kan niets anders betekenen dan de vernietiging van de staat IsraĂŤl, zo zeker als het Joodse bolwerk van Khaybar werd vernietigd.
109
Hoofdstuk 9
Overwinnend door terreur en angst
Mohammed wordt de heerser van Mekka Mohammed beveelt de executie van een ieder die Islam verlaat Mohammed wordt de heerser van heel Arabië Mohammeds roept de heersers van naburige staten op tot Islam De Tabuk expeditie en oorlog tegen Christenen en Joden Het kardinaal belang van de heffing van extra belasting op niet-Moslims Mohammed laatste ziekbed en dood Na Mohammed: het Islamitische schisma om macht en invloed
De verovering van Mekka DE TIJD WAS NU RIJP VOOR DE VEROVERING VAN MEKKA en Mohammeds triomfantelijke terugkeer naar zijn thuishonk, van waaruit hij als boodschapper van Allah was begonnen. Hij beval zijn mannen zich voor te bereiden op een uitstapje naar Mekka en bad: "O God, neem ogen en oren van de Quraish [in beslag], zodat we hen kunnen verrassen in hun land."1 De verrassing werd bijna weggegeven door een Moslim die een brief stuurde aan de Quraish, waarin zij geïnformeerd werden over de plannen van Mohammed; de moslims onderschepten de brief echter. De verrader, Hatib bin Abu Balta'a, legde uit dat hij een gelovige Moslim was, maar hij had familieleden onder de Quraish, waaronder een zoon. Mohammed vergaf hem omdat Hatib een veteraan was van de Slag bij Badr. Vervolgens ontving hij nog een openbaring van Allah, waarin hij Hatib vertelde dat zijn gevoelens van kinderlijke vroomheid jegens de Quraish als Moslim misplaatst waren (merk de manipulatie hier op, doordat Moslimleiders dreigen met het oordeel ‘kinderlijk’): Uw banden met uw verwanten en uw kinderen zullen u niets baten op de Dag van de Opstanding. Hij zal je scheiden. Allah ziet wat je doet. Er is een goed voorbeeld voor je in Abraham en degenen met hem, toen ze hun volk vertelden: Zie! We zijn onschuldig (en zijn niet schuldig) voor alles wat jullie naast Allah aanbidden. En er 110
is eeuwige vijandschap en haat ontstaan tussen jullie en ons, totdat je alleen in Allah gelooft. (Koran 60: 1-4) Mohammed marcheerde toen naar Mekka met een leger van, volgens sommige rapporten, 10.000 Moslims.2 Mohammed had zijn mannen het bevel gegeven om 's nachts veel extra vuren aan te steken, zodat het leek alsof zijn leger veel groter was. Toen de Mekkanen de omvang van hun troepen zagen, terwijl hun mannen zich buiten de stad verzamelden, wisten ze dat alles verloren was. Veel van de meest opvallende Quraish-krijgers deserteerden, en bekeerden zich tot Islam en sloten zich aan bij de troepen van Mohammed. Zodra de troepen vorderden, werden ze opgewacht door Abu Sufyan zelf, die een bittere tegenstander van Mohammed was als leider van de Quraish; maar nu wilde Abu Sufyan zelf Moslim worden. Eenmaal toegelaten in de aanwezigheid van Mohammed, reciteerde Abu Sufyan een gedicht met de volgende regels: Ik was als iemand die verdwaalde in de duisternis van de nacht, Maar nu word ik op het goede spoor geleid. Ik kon mezelf niet leiden, en hij die mij door God overwon, Was degene die ik uit alle macht had verdreven. Volgens Ibn Ishaq “sloeg Mohammed hem op de borst,” toen hij in het gedicht de regel reciteerde: "hij die mij met God overwon, was degene die ik uit alle macht had verdreven.” En Mohammed zei: “Dat heb je inderdaad gedaan!”3 Maar toen zei Mohammed: “Wee aan jou, Abu Sufyan, wordt het niet tijd dat je erkend dat ik Gods apostel ben? En Abu Sufyan antwoordde: “Op dit punt heb ik nog steeds enkele twijfels.”4 Toen zei een luitenant van Mohammed leger het volgende tegen Abu Safyan: “Onderwerp je en getuig dat er geen God is dan Allah, en dat Mohammed de apostel van God is, en anders zul je je hoofd verliezen.”5 Abu Sufyan voldeed aan hun wensen en onderwierp zich op straffe van onthoofding.
Afvalligen moeten worden gedood Toen Mohammed volgens Ibn Sa'd geforceerd de stad Mekka binnenging, “omarmde het volk Islam gewillig of onvrijwillig.”6 De Profeet van Islam had de Moslims het bevel gegeven om alleen die individuen of groepen aan te vallen, die zich verzetten tegen hun opmars in de stad. Dit gold niet voor een kleine groep mensen, die op de zwarte lijst stonden om geëxecuteerd te worden, zoals enkele leiders en afvalligen (ex-Moslims). Deze mensen werden gedood, ondanks het feit dat enkelen van hen een toevlucht hadden gezocht in de Kaäba zelf. Een van de mensen die op de zwarte lijst stonden was Abdullah bin Sa'd, een voormalige Moslim die ooit door Mohammed was aangesteld om de Koranische openbaringen op te schrijven. Maar hij was vervolgens afvallig geworden en keerde terug naar de Quraish. Hij werd gevonden en samen met zijn broer naar Mohammed gebracht. Hij smeekte de Profeet van Islam om genade: "Accepteer de trouw van Abdullah, apostel van Allah!" Abdullah herhaalde dit twee keer, maar Mohammed bleef onbewogen. Nadat Abdullah het een derde keer had herhaald, accepteerde Mohammed zijn clementie. Zodra Abdullah was vertrokken, wendde Mohammed zich tot de Moslims die in de kamer aanwezig waren en hij vroeg hen: “Was er geen wijze man onder jullie, die tegen hem zou
111
opkomen, toen hij zag dat ik mijn hand onthield om hem te doden, en zijn [belofte om] trouw [te zijn] accepteerde?" De metgezellen waren ontzet, en antwoordden: "We wisten niet dat je het in je hart had, apostel van Allah! Waarom gaf je ons geen signaal met je ogen?'' De Profeet van Islam antwoordde: “Het is niet aan te raden, dat een Profeet bedrieglijke trucs uitvoert met de ogen.”7 Afvalligheid van Islam is voor Mohammed altijd het hoogste kwaad geweest. Toen hij de Heerser van Medina was, kwamen enkele herders en veehouders naar de stad en accepteerden gelijk Islam. Maar ze hadden een hekel aan het klimaat van Medina, dus gaf Mohammed hen wat kamelen en een herder; eenmaal weg uit Medina doodden zij de herder, lieten de kamelen vrij en deden afstand van Islam. Mohammed liet ze achtervolgen. Toen ze werden gepakt, beval hij dat hun handen en voeten werden geamputeerd (in overeenstemming met Koran 5:33, dat bepaalt dat degenen die "corruptie in het land" veroorzaken) worden gestraft door de amputatie van hun handen en voeten aan weerszijden) en hun ogen werden uitgestoken met verhitte ijzeren staven. En vervolgens werden zij in de woestijn achtergelaten om te sterven. Mohammed gaf het bevel, dat hun smeekbede om water moest worden afgewezen.8 De tradities maken duidelijk, dat een van de belangrijkste redenen waarom de straf zo zwaar was, was dat deze mannen eerst Moslim waren geweest, maar daarna “'afvallig” waren geworden en “overlopers” waren. Mohammed gaf voor zijn eigen gemeenschap van gelovigen dat geen enkele Moslim ter dood kon worden gebracht, behalve voor moord, onwettige geslachtsgemeenschap en geloofsafval.9 Hij zei ronduit: 'Wie zijn Islamitische religie heeft veranderd, doodt hem dan.”10 Islamitische apologeten in het Westen beweren dat, in de woorden van Ibrahim B. Syed, president van de Islamic Research Foundation International in Louisville, Kentucky, "er geen historisch bewijs is [in de Geschriften], wat erop wijst dat Mohammed (vzmh), of een van zijn metgezellen, ooit iemand ter dood hebben veroordeeld wegens afvalligheid.”11 Deze beweringen gaan echter ten koste van de geloofwaardigheid van deze apologeten. Dit soort beweringen mogen misschien erg geruststellend zijn voor niet-Moslims, die graag willen geloven dat de doodstraffen die uitgesproken worden over bijvoorbeeld Moslims die zich naar het Christendom bekeren, slechts een abnormaliteit en een afwijking zijn van de normaal. Zoals de ex-Moslim Abdul Rahman, een Afghaanse burger die zich tot Christendom bekeerde, en die in 2006 werd veroordeeld tot de doodstraf, waarbij zijn straf na hevige internationale druk werd omgezet in een gevangenisstraf. Helaas komt de bewering van Ibrahim B. Syed, dat er geen historisch bewijs is dat Mohammed de executie van afvalligen beval, gewoon niet overeen met de feiten van Mohammeds leven. Dat dergelijke beweringen onbetwist blijven, onderstreept alleen maar het feit dat het erg belangrijk is dat westerlingen goed geïnformeerd moeten worden over de feitelijke woorden en daden van Mohammed. Deze kennis over de woorden en daden van Mohammed (in Koran, Tafsir en Hadith), maken de acties van Islamitische staten veel begrijpelijker dan de (politiek correcte) woorden van Islamitische apologeten in het Westen. Er stonden verschillende anderen personen in Mekka op de lijst van degenen die onmiddellijk moesten worden gedood: Abdullah bin Khatal, een andere afvallige van de Islam; al-Huwayrith bin Nuqaydh, die Mohammed en enkele anderen had beledigd.12
112
Mohammed bij de Kaäba Toen de stad eenmaal volledig tot bedaren was gebracht, reed de Profeet van Islam op een kameel naar de Kaäba. Hij zag dat de plaats volstond met afgoden – 360 in totaal - en citeerde zijn Koran: "Waarheid is gekomen en onwaarheid is verdwenen. Zie, het bedrog zal altijd verdwijnen" (17:81). Hij beval dat alle afgoden (afgodsbeelden) zouden worden verbrand, behalve een icoon van Jezus en Maria.13 Vervolgens stond hij voor de deur van het heiligdom en kondigde aan: Elke aanspraak en elk voorrecht wordt door mij herroepen, en elke bloed(verwantschap) of elk eigendom wordt door mij afgeschaft. Alleen de voogdij over de tempel en het drenken van de pelgrims wordt in stand gehouden. Voor degenen die onbedoeld op een quasi-opzettelijke manier gedood zijn door een knuppel of zweep, voor hem is [straf voor het doden en de verbreken van het vredesverdrag] het ergst: honderd kamelen, waarvan veertig zwanger zijn. O [jullie] Quraish, God heeft van jullie de hoogmoed ontnomen van het heidendom en het vereren van uw voorouders. De mens komt voort uit Adam en Adam is voortgekomen uit stof. De Quraish-leiders waren bijeengekomen en luisterden aandachtig, en waren in afwachting op wat de Profeet van Islam over hun lot zou meedelen. Ten slotte wendde hij zich tot hen en vroeg: “O Quraish, wat denken jullie dat ik met jullie ga doen?” Ze antwoordden dat ze er zeker van waren, dat hij op het punt stond hen goed te doen: “Je bent een nobele broer, zoon van een nobele broer.” En dat was ook zo. “Ga je gang,” zei de Profeet van Islam, “want jij bent de vrijgelatene.” Hij spaarde echter hun leven, volgens de vroege Islamtraditie, "God had hem macht gegeven over hun levens en zij waren zijn buit."14 De mensen van Mekka kwamen nu bijeen om hulde te brengen aan Mohammed. Het was het hoogtepunt van zijn profetische carrière; acht jaar nadat hij uit zijn geboortestad was verbannen, lag de stad nu aan zijn voeten. Een van zijn belangrijkste metgezellen, Umar, deed alle mannen beloven, dat zij Allah en Mohammed zouden gehoorzamen. En de profeet keek toe. Toen de mannen hiermee klaar waren, naderden de vrouwen – inclusief Hind bint 'Utba, de vrouw die het lichaam van Mohammeds oom Hamza had verminkt bij de Slag bij Uhud. Hind, naderde Mohammed vermomd en versluierd, bang voor hoe hij haar zou straffen. Mohammed gaf haar vervolgens een reeks Islamitische morele instructies: associeer geen anderen [deelgenoten] met Allah, steel niet, pleeg geen overspel en andere instructies. Toen zij daarop antwoordde, realiseerde hij zich dat het Hind was, waarop ze hem om vergeving vroeg. Toen hij tegen haar zei: “En je zult je kinderen niet doden,” zei Hind tegen Mohammed: “Ik heb ze opgevoed toen ze klein waren en zodra ze volwassen waren heb jij hen gedood op de dag van Badr, dus jij bent degene die van hen af moet weten!” Dit maakte Umar hartelijk aan het lachen. Als eerbetoon aan de vrouwen die aanvaard waren, overhandigde Ali Mohammed de sleutel van de Kaäba, maar Mohammed gaf deze terug aan de verzorger van het heiligdom, dat toen het centrum van heidense pelgrimstochten was. Mohammed zei: "Hier is uw sleutel, vandaag is een dag van goede trouw."15
113
De dag na de verovering van Mekka, doodde een van de Moslims een heiden. Mohammed hield daarop deze toespraak, waarin hij de heiligheid van Mekka benadrukte en hij verbood het doden binnen de grenzen van Mekka: God maakte Mekka heilig op de dag dat Hij hemel en aarde schiep, en het is het grootste heiligdom tot aan de opstandingsdag. Het is niet geoorloofd dat iemand die in God gelooft, en in de Laatste dag gelooft, in deze stad bloed vergiet, of bomen daarin kapt. … Als iemand zegt ‘de apostel heeft mensen gedood in Mekka,’ zeg dan dat God Zijn apostel heeft toegestaan het te doen, maar Hij staat jullie dat niet toe. … Als iemand wordt gedood na mijn verblijf hier, heeft zijn volk een keuze: ze kunnen het leven van de moordenaar eisen of bloedgeld eisen.16
De Slag om Hunayn en de verovering van Arabië Mohammed was de heerser van Mekka, maar er was nog een groot obstakel tussen hem en de verovering van heel Arabië. Malik ibn 'Awf, een lid van de Thaqif-stam van de stad Ta'if, ten zuiden van Mekka, begon een strijdmacht bijeen te brengen om de Moslims te bestrijden. Het volk van Ta'if had Mohammed afgewezen en behandelden hem slecht toen hij hen tien jaar eerder zijn profetische claim voorlegde. Zij waren historische rivalen van de Quraish en zagen de bekering van de Quraish tot de Islam met lede ogen aan en met minachting. Malik verzamelde een strijdmacht en ging erop uit de Moslims tegemoet. Mohammed ontmoette hen met een leger van 12.000 man en zei: "We zullen vandaag niet het slechtste af zijn, vanwege gebrek aan aantallen."17 De twee strijdkrachten ontmoetten elkaar bij een wadi – een droge rivierbedding – genaamd Hunayn, vlakbij Mekka. Malik en zijn mannen waren als eerste gearriveerd en namen posities in. Dit gaf hen een enorm tactisch voordeel. Ondanks hun grotere aantallen werden de Moslims op de vlucht geslagen. Toen ze vluchtten, riep Mohammed: "Waar ga jullie heen, mannen? Kom naar mij. Ik ben Gods apostel. Ik ben Mohammed, de zoon van 'Abdullah.”18 Sommige Moslims vergaarden moed, en geleidelijk begon het tij te keren – alhoewel een enorme verliezen aan levens werden geleden aan beide kanten. De Moslims hadden uiteindelijk de overhand en vernietigden de laatste grote legermacht die tussen de Profeet van Islam en de beheersing van Arabië in stond. Na de strijd ontving Mohammed nog een openbaring waarin hij uitlegde dat de Moslims hadden gewonnen vanwege bovennatuurlijke hulp: "Toen zond Allah Zijn gemoedsrust neer op Zijn boodschapper en de gelovigen, en zond gastheren, die jullie niet konden zien, en strafte degenen die niet geloofden." (9:26) Nu Malik was verslagen, veroverden de Moslims korte tijd daarna Ta'if met weinig weerstand. Op weg naar de stad stopte Mohammed onder een boom en toen hij een woning vond dat naar zijn smaak was, stuurde hij de eigenaar een bericht: “Kom naar buiten of we zullen je muur vernietigen.”19 Maar de eigenaar weigerde voor Mohammed te verschijnen, dus vernietigden de Moslims inderdaad zijn woning en zijn eigendom.20 Toen Mohammed echter de stamleden van de Ta'if voor Islam probeerde te winnen, was hij mild en toegevend voor hen. In zijn verdeling van de buit gaf hij ook de voorkeur aan enkele van de recente bekeerlingen onder de Quraish, in de hoop hun trouw aan de Islam te versterken. Zijn vriendjespolitiek leidde echter
114
tot gemopper. Een Moslim benaderde hem moedig: “Mohammed, ik heb gezien wat je vandaag hebt gedaan, … ik denk niet dat je rechtvaardig bent geweest.' De Profeet van Islam reageerde ongelovig: "Als er geen gerechtigheid bij mij te vinden is, waar vind je die dan?"21 Inderdaad, Moslims hebben eeuwen daarna alleen nog maar rechtvaardigheid in Mohammed gezocht, en alleen in hem. Zijn woorden en daden zijn voor Moslims het grootste ‘voorbeeld van gedrag’ en vormen de enige absolute norm binnen de Islam: alles wat bevolen is door Mohammed, en alles wat hij gedaan heeft is goed, behalve incidentele uitzonderingen, zoals de voorval met de Duivelsverzen.
Uitnodigingen tot Islam De Profeet van Islam kreeg nu weinig tegenstand en werd de heerser van heel Arabië. Hij richtte zijn blik op een nog grotere steengroeve en kreeg een oog op de aangrenzende Byzantijnse en Perzische gebieden. Eerder had hij een reeks brieven geschreven aan de heersers van de grote naties rond Arabië, waarin hij hen opriep tot zijn nieuwe geloof. Aan Heraclius, de Oost-Romeinse keizer in Constantinopel, schreef hij: Nu dan, ik nodig je uit voor Islam (d.w.z. overgave aan Allah), omarm Islam en je zult veilig zijn; omarm Islam en Allah zal je een dubbele beloning geven. Maar als je deze uitnodiging afwijst van deze uitnodiging tot afwijst, bent u verantwoordelijk voor het misleiden van de boeren (d.w.z. uw natie).22 Vervolgens citeerde de brief de Koran: "Zeg: 'O Mensen van het Boek (d.w.z. Christenen)! Kom tot overeenstemming tussen ons en u: dat we niemand anders dan Allah zullen aanbidden, en dat we geen partner aan Hem zullen toeschrijven, en dat niemand van ons anderen voor heren zullen nemen naast Allah.'" (3:64) Heraclius accepteerde Islam niet, en al snel wisten de Byzantijnen heel goed dat de krijgers van de jihad inderdaad geen veiligheid verleenden aan degenen die zo'n keuze hadden gemaakt. Misschien had Heraclius hier enig idee van; volgens een hadith wendde hij zich na het voorlezen van de brief tot de tolk en merkte op: "Als wat u zegt waar is, dan zal hij (de Profeet) de plaats onder mijn voeten overnemen."23 Volgens sommige tradities die door Ibn Sa'd en anderen zijn doorgegeven wilde Heraclius Islam wel aanvaarden, maar zijn edelen “liepen weg als wilde ezels, snuivend en met hun kruisen omhoog geheven.” Om vrede met hen te houden, liet Heraclius dit idee varen.24 Mohammed kreeg ook geen bevredigend antwoord van Chosroes, heerser van de Perzen. Na het lezen van de brief van de Profeet scheurde Chosroes deze minachtend in stukken. Toen het nieuws hierover Mohammed bereikte, riep hij hardop tot Allah, en bad dat de Perzische keizer en zijn volgelingen aan stukken gescheurd zouden worden.25 “Als Khosrau [Chosroes] omkomt, zal er geen Khosrau (meer) na hem zijn, en wanneer Caesar omkomt, zal er geen Caesar meer zijn na hem. Door Hem in Wiens handen Mohammeds leven is, zult u de schatten van beiden uitgeven en besteden in de zaak van Allah."26 De Profeet van Islam heeft deze expansionistische verplichting gecodificeerd in de Islamitische wet en daarmee was het een van de noodzakelijke taken van zijn nieuwe gemeenschap. Hij ontving een openbaring van Allah die de Moslims opdroeg om tegen Joden en Christenen te vechten, totdat ze de Islamitische hegemonie accepteerden, gesymboliseerd door 115
betaling van een hoofdelijke belasting op alleen niet-Moslims (jizya), en het onderworpen zijn aan discriminerende voorschriften, die ervoor zouden zorgen dat ze voortdurend herinnerd zouden worden aan hun ondergeschikte positie (Koran 9:29). Hij vertelde zijn volgelingen om deze ‘ongelovigen’ bekering tot Islam aan te bieden, zoals hij ook de heersers had aangeboden. En als zij zouden weigerden, dan werd hen de gelegenheid aangeboden om eer te bewijzen als vazallen van de Islamitische staat, en als ze dat ook weigerden, dan was alleen nog maar de optie oorlog mogelijk.27 De Joden en Christenen die ermee instemden de Djizja te betalen (de belasting op niet-Moslims), stonden bekend als dhimmis, wat 'beschermde' of 'schuldige' mensen betekent – het Arabische woord betekent beide. Ze waren "beschermd" omdat ze, als Mensen van het Boek, echte openbaringen ("het Boek") van Allah hadden ontvangen en daardoor verschilden in status van doorgewinterde heidenen en afgodendienaars zoals Hindoes en Boeddhisten. (Historisch gezien werden de laatste twee groepen nog slechter behandeld door Islamitische veroveraars, hoewel hun Moslim overheersers hen in de praktijk uiteindelijk de dhimmi-status gaven.) Ze waren "schuldig" omdat ze niet alleen Mohammed als profeet hadden afgewezen, maar ook (zoals door Moslims gezegd wordt) omdat zij de legitieme openbaringen die ze van Allah hebben ontvangen verdraaiden zouden hebben. Vanwege die “schuld” schrijft de Islamitische wet voor dat Joden en Christenen wel in Islamitische staten mogen wonen, maar niet als gelijken met Moslims. Een Moslimjurist legde uit dat de Kalief “jihad (strijd) moet voeren tegen degenen die zich tegen de Islam verzetten, nadat ze daartoe zijn geroepen, totdat ze zich onderwerpen, of het accepteren om te leven als een beschermde dhimmi-gemeenschap – zodat Allah's rechten, moge Hij worden verheven, ‘als meest verheven worden gemaakt boven alle [andere] religies' (Koran 9:33).”28 Terwijl Joden, Christenen en andere niet-Moslims hun religies mogen beoefenen, moeten ze dit doen onder streng beperkende omstandigheden, die hen herinneren aan hun tweederangs status bij alles wat zij doen. Mohammed breidde de discriminerende wetten van de dhimmi status uit naar andere groepen, zoals de Zoroastrianen – een Perzische religieuze sekte. Toen een pas bekeerde hoofdman met leidinggevende positie de Profeet van Islam schreef en hem vroeg wat hij met de Zoroastrianen en Joden in zijn domeinen moest doen, antwoordde Mohammed: "Hij die een Magiër of een Jood blijft, zal de Djizja betalen." En hij beschreef de Zoroastrianen in termen die de basis legden voor het idee van de Moslims dat een niet-Moslim (altijd) onrein is: behalve dat de zij de Djizja moesten betalen, vertelde hij hen dat Moslims geen vlees mochten eten die de niet-Moslims hadden geslacht.29
De overval op Tabuk Nadat hij zijn volgelingen had bevolen oorlog te voeren tegen Christenen, besloot Mohammed een voorbeeld te geven voor zijn volgelingen. In 631 gaf hij de Moslims het bevel om de voorbereidingen te treffen voor een inval op Tabuk, dat toen deel uitmaakte van het Byzantijnse rijk. Maar veel Moslims waren terughoudend. Een van hen kwam naar de Profeet van Islam en vroeg om verontschuldigd te worden: “Wil je me toestaan om achter te blijven en mij niet in verleiding te brengen, want iedereen weet dat ik sterk verslaafd ben aan vrouwen en ik ben bang dat als ik de Byzantijnse vrouwen zie, dat ik mijzelf niet in bedwang kan houden."30 Mohammed gaf hem toestemming, maar ontving toen een openbaring van Allah, waarbij mensen werden geteld, die zulke verzoeken onder de Hypocrieten (huichelaars) deden: "En 116
onder hen zijn degenen die zeggen: ‘Geef mij verlof en stel mij niet op de proef.’ Voorzeker, zij zijn reeds op de proef gesteld. De hel zal de ongelovigen zeker omvatten” (Koran 9:49) Anderen smeekten weg te mogen, vanwege de brandende hitte van de zon in Arabië in die tijd van het jaar, waarbij een expeditie bijzonder moeilijk was – en deze gebeurtenissen zorgden ervoor dat Mohammed een nieuwe openbaring fabriceerde: "En ze zeiden: Ga niet uit in de hitte! Zeg: Het vuur van de hel is intenser dan deze hitte, als zij het maar begrepen." (9:81). De reis in de woestijn was inderdaad erg moeizaam. Toen Mohammed en zijn grote Moslimleger bij de Byzantijnse vestingen aankwamen, in het noordwesten van Arabië, ontdekten zij dat de Byzantijnse troepen zich hadden teruggetrokken om zo confrontatie te vermijden. Maar de tocht was niet voor niets: Mohammed accepteerde de onderwerping van verschillende gebiedsleiders, die ermee instemden de jizya te betalen en zich te onderwerpen aan de “bescherming van de Moslims.” Een van hen, Ukaydir bin 'Abdul-Malik, was de Christelijke heerser van de regio Duma. Jihad-strijders onder leiding van de woeste Khalid bin alWalid namen hem gevangen, terwijl ze op jacht waren naar vee. De broer van Ukaydir werd gedood tijdens het strijdgewoel. De Moslims grepen het kleed van goudbrokaat dat Ukaydir droeg en overhandigde het aan Mohammed, die er vervolgens om moest spotten: "Door Hem in wiens hand mijn leven is, de tafelservetten van Sa'd b. Mu'adh zijn beter dan dit [kleed]."31 Sa’d was overigens een Moslimstrijder die de massa-executie van de Qurayzah-Joden beval. Ukaydir stemde ermee in de jizya te betalen, en Mohammed koos ervoor om hem niet ter dood te brengen. Kort daarna keerde de Profeet van Islam terug naar Medina, waar hij zijn hoofdkwartier had, zelfs na de verovering van Mekka. Openbaringen die Mohammed ontving tijdens en na de overval op Tabuk, behoorden tot de meest hardvochtige en discriminerende woorden die hij ooit over Joden en Christenen had gezegd. Deze openbaringen beweerden dat Joden Ezra een zoon van God noemden, net zoals christenen Christus de Zoon van God noemden, en verklaarden dat beide groepen daardoor de vloek van Allah hadden opgelopen. (Koran 9:30). Allah had de Christenen uitgekozen voor een portie stevige kritiek: Zij nemen hun priesters, monniken en hun geleerde mensen als hun heren genomen naast Allah. En (zij nemen als hun Heer) Christus, de zoon van Maria; toch werd hun geboden slechts één God te aanbidden… Er zijn inderdaad velen onder de priesters en monniken, die in de onwaarheid de menselijke rijkdommen verslinden en (hen) belemmeren en afleiden van de weg van Allah. En er zijn hen die goud en zilver ophopen en het niet besteden voor de zaak van Allah: verkondig hun een zeer zware straf. Op de Dag waarop (de rijkdom) in het vuur van de Hel verhit zal worden, en daarmee ook hun voorhoofd, hun zijden en hun ruggen worden gebrandmerkt: "Dit is de (schat) die u voor uzelf begraven hebt, ondervindt daarom nu de gevolgen (van de schatten) die u voor uzelf verzameld hebt! " (Koran 9:31, 34-35). Mohammeds woede zou zich ook kunnen uitstrekken tot Moslims die de boodschapper van Allah negeerden. Op de terugweg van Tabuk ontving hij nieuws over een Moskee die een groep Moslims had gebouwd tegen zijn wil en zonder zijn autoriteit. Allah gaf hem vervolgens een openbaring die de kwaadaardige bedoeling van de bouwers duidelijk maakte: "Ze zullen 117
inderdaad zweren dat hun bedoeling niets dan goed is, maar Allah verklaart dat ze zeker leugenaars zijn" (Koran 9:107). Mohammed beval zijn volgelingen dat de moskee tot de grond toe afgebrand zou worden.32 De Profeet van Islam ontving nog meer openbaringen door degenen die hadden geweigerd mee te gaan op expeditie naar Tabuk. Allah herinnerde de Moslims eraan dat hun eerste plicht jegens hem en zijn profeet was, en dat degenen die weigerden jihad te voeren een vreselijke straf zouden krijgen: Verkiest u het leven van deze wereld boven het Hiernamaals? Maar weinig is de troost van dit leven, vergeleken met het Hiernamaals. Tenzij dat u uitgaat, zal Hij u straffen met een zware straf en anderen in uw plaats stellen… (Koran 9: 38-39) Niet dat Mohammed hun hulp nodig had: ... Allah hielp hem inderdaad, toen de ongelovigen hem verdreven: hij had niet meer dan één metgezel; zij waren beiden in de grot, en hij zei tegen zijn metgezel: "Vrees niet, want Allah is met ons.” Toen zond Allah Zijn vrede over hem, en versterkte hem met krachten die u niet zag, en vernederde de woorden van de ongelovigen tot de diepste diepten (Koran 9:40) Alhoewel Mohammed deze hulp misschien niet nodig had, is jihad omwille van Allah – (jihad fi sabil Allah, die in de Islamitische theologie gewapende strijd aanduidt om de hegemonie van de Islamitische sociale orde te vestigen) – de beste daad die een Moslim kan verrichten (Koran 9:41). De Profeet van Islam benadrukte dit bij vele gelegenheden. Op een keer vroeg een man hem: “Leid me naar een daad, die gelijk staat aan Jihad (in beloning)." Mohammed antwoordde: "Ik vind zo'n daad niet."33 Voor de Moslims die hem niet naar Tabuk hadden vergezeld, had Mohammed erg harde woorden van Allah. Hij gaf openbaringen waarin ze werden beschuldigd het gemakkelijke leven te verkiezen boven de zware reis van de jihad: Als er onmiddellijk winst (in zicht) was geweest en de reis gemakkelijk was geweest, zouden ze u (allemaal) ongetwijfeld hebben gevolgd, maar de afstand was lang (en woog zwaar) op hen. Ze zouden inderdaad zweren bij Allah: "Als we zouden kunnen, dan waren wij zeker met u meegegaan": Ze zouden hun eigen ziel vernietigen, want Allah weet dat zij zeker liegen. (Koran 9:42) Allah bestrafte zelfs zijn Profeet, omdat hij diverse Moslims had toegestaan niet deel te nemen aan de Tabuk-expeditie. (Koran 9:43) Hij vertelde Mohammed dat ware Moslims niet aarzelden om jihad te voeren, zelfs tot op het punt dat ze hun eigendommen en hun levens riskeerden. Degenen die dit weigerden, waren geen echte gelovigen. (Koran 9: 44-45) Een groep die door Allah eruit werd uitgelicht voor bijzonder harde kritiek waren de Bedoeïenen-Arabieren: "Deze rondzwervende Arabieren zijn hardnekkiger in hun ongeloof en huichelarij, en zij zullen eerder geneigd zijn de bevelen die Allah aan Zijn boodschapper heeft geopenbaard te negeren. En Allah is Alwetend, Wijs" (Koran 9:97). Allah beschuldigde enkele
118
van de Bedoeïenen van samenzwering tegen Mohammed en waarschuwde dat hun complotten averechts zouden werken. (9:98). Mohammed reciteerde een openbaring die hem vertelde streng te zijn tegen zulke (hypocriete) huichelaars – en tegen alle huichelaars, alhoewel hun samenzweringen tegen hem waren mislukt: "O profeet! Wees hard naar de ongelovigen en de Hypocrieten en bestrijdt hen, en wees standvastig tegen hen. Hun verblijfplaats is de Hel, inderdaad een slecht toevluchtsoord. Ze zweren bij Allah dat ze niets (kwaadaardig) zeiden, maar inderdaad uitten ze godslastering, en ze deden het nadat ze de Islam hadden aanvaard ... " (Koran 9:73-74). Dit “harde streven” was, in de context van Mohammeds omstandigheden, onmiskenbaar een militair bevel. Dit bevel ging met de belofte gepaard, dat het Paradijs gegarandeerd was voor degenen die “zullen vechten op de weg van Allah en zullen doden en gedood zullen worden” (Koran 9:111). Een andere keer zei Mohammed: "Mij is opgedragen om tegen mensen te vechten, totdat ze getuigen dat er geen god is dan Allah, en een ieder gelooft (dat) ik de boodschapper (van de Heer) ben, in alles wat ik heb gedaan. En als ze dat doen, dan worden hun levens en hun rijkdommen gegarandeerd beschermd namens mij, behalve als dat wettelijk anders geregeld is, en hun zaken berusten bij Allah."34 Het tegengestelde is ook waar: als ze geen Moslims worden, dan zijn hun levens (bloed) en hun rijkdommen niet beschermd, en wordt hen ook geen bescherming verleent door Moslims.
Het innen van de Djizja belasting Mohammed was nu de onbetwiste leider van Arabië. De Arabische heersers en stammen die zich nog niet aan zijn autoriteit hadden onderworpen, begonnen nu naar Medina te reizen om zijn religie te accepteren en hem eer te bewijzen. Mohammed stuurde jihadstrijders naar de landen en gebieden van degenen die niet kwamen. Hij stuurde de vreselijke strijder Khalid bin al-Walid naar de al-Harith-stam. Mohammed gaf hem bevel om hen allemaal op te roepen tot Islam, en dan drie dagen te wachten, voordat hij hen aan zou vallen. En ook om de strijd te staken als zij zich wel zouden bekeren. Khalid gaf daarom de boodschap over aan de stamleiders: "Als jullie de Islam accepteren, zullen jullie veilig zijn" – waarna de stam zich bekeerde. Khalid bracht de Profeet van Islam op de hoogte en stuurde een afvaardiging van de stam naar Medina om Mohammed te zien, die hen vertelde: “Als Khalid mij niet had geschreven dat jullie Islam hadden geaccepteerd en niet hadden gevochten, zou ik het hoofd van ieder van jullie onder je voeten hebben gegooid [d.w.z. afgehakt].”35 Vanuit Himyar in Zuid-Arabië kwam een brief waarin Mohammed werd geïnformeerd dat de koningen uit de regio Islam hadden geaccepteerd en oorlog voerden in naam van Allah tegen de overgebleven heidenen in het gebied. Mohammed was verheugd en vertelde hen dat "uw boodschapper mij bereikte bij mijn terugkeer uit het land van de Byzantijnen. En dat hij ons in Medina ontmoette. En hij bracht uw boodschap en uw nieuws aan ons over en bracht ons op de hoogte van uw Islam [het nieuws dat u zich tot Islam bekeerd hebt] en dat u nu de Polytheïsten aan het doden bent. God heeft geleid u met Zijn leiding.” Hij beschreef hun verplichtingen als Moslims en zei dat Joden en Christenen in hun domeinen moesten worden uitgenodigd om zich tot Islam te bekeren, maar als ze weigerden, “hoefden zij zich niet af te keren” van hun religies. Integendeel, de Jood of Christen in deze nieuwe Moslimlanden "moeten de hoofdelijke belastingen betalen – voor elke volwassene, man of vrouw, vrije of slaaf, één volledige dinar" – en hij gaf instructies hoe dat bedrag moest worden 119
berekend - "of het bedrag gelijkwaardig in de waarde in de vorm van kleding.” Hij herinnerde de koningen eraan dat de levens van de Joden en Christenen afhingen van hun betaling van deze belasting: “Hij die dat aan Gods apostel betaalt, heeft de garantie van God en zijn apostel, en hij die het niet betaalt, is de vijand van God en zijn apostel."36 Uiteindelijk stelde de Profeet van Islam vast dat Joden en Christenen helemaal niet meer in Arabië zouden worden toegelaten. “Ik zal de Joden en Christenen van het Arabische schiereiland verdrijven,” zei hij tegen zijn metgezellen, “en ik zal alleen Moslims laten overblijven.”37 Hij gaf precies zo'n bevel op zijn sterfbed. Tegenwoordig streeft het Koninkrijk van Saoedi-Arabië er ijverig naar dat de wensen van de Profeet in dit opzicht nauwgezet worden nageleefd. De djizja belasting was zo belangrijk omdat het, naast het plegen van overvallen, met overigens wisselende resultaten, de belangrijkste inkomstenbron van de Moslims was. Dit is bijvoorbeeld duidelijk af te leiden in een brief die Mohammed stuurde naar een Joodse stam, de Banu Janbah. Eerst verzekert hij hen dat "er onder de garantie van Allah en de garantie van Zijn Apostel geen wreedheid of onderdrukking zal zijn. Voorwaar, de Apostel van Allah zal jullie verdedigen.” Echter: "Voorwaar, het is bindend voor u om een vierde van de opbrengst van uw dadelpalmen te betalen, en een vierde van uw vangst uit de rivieren, en een vierde van wat je vrouwen spinnen [aan kleding maken]."38 Op dezelfde manier schreef Mohammed aan een Christelijke heerser: Ik zal niet met je vechten, zonder dat ik je van tevoren schrijf. Dus, sluit je aan bij de Islam of betaal de Djizja. Gehoorzaam Allah en Zijn Apostel en de boodschappers van Zijn Apostel, eer hen en kleed hen in mooie kleren... Voorzie Zayd van goede kleren. Als mijn boodschappers blij met jullie zullen zijn, zal ik ook blij met jullie zijn… Betaal drie wasaq gerst aan Harmalah ...39 Deze drukkende zware belastingen die Joden en Christenen moesten afdragen in Moslim gebieden, was de voorwaarde om met de Moslims in vrede te kunnen samenleven. En deze belastingen vormden belangrijkste bron van inkomsten voor de grote Islamitische rijken, die op hun beurt de jihad exporteerden en fenomeen van jihad meenamen naar Afrika, Europa en Azië.40
De laatste Pelgrimstocht: de rechten van vrouwen en de verdrijving van de heidenen Na zijn terugkeer uit Tabuk maakte Mohammed nog een laatste pelgrimstocht naar Mekka, waarin hij de Moslims instrueerde hoe ze de hadj moesten uitvoeren, de grote pelgrimstocht die alle Moslims minstens één keer tijdens hun leven naar Mekka moeten maken. Hij sprak de pelgrims toe en formuleerde diverse vereisten, waaronder de verklaring dat "God heeft besloten dat er geen woekerrente zal zijn." Met de gebruikelijke uitzonderingen gemaakt voor de nietgelovigen, hebben Moslims dit verbod in de loop van de geschiedenis min of meer nauwgezet opgevolgd; in onze eigen tijd heeft dit geleid tot het verlenen van renteloze leningen en andere regelingen om Moslims in het Westen tegemoet te komen. Mohammed stelde ook de Islamitische maankalender vast als bestaande uit twaalf maanden, zonder een extra maand om het verschil tussen de maan- en zonnekalenders goed te maken. 120
Dit heeft als gevolg dat de Islamitische maanden niet op vaste tijden plaatsvinden, maar zich door het jaar heen verplaatsen (ten opzichte van onze zonnekalender). Daarna wendde hij zich tot de relatie tussen mannen en vrouwen: Je hebt rechten over je vrouwen en zij hebben rechten over jou. Je hebt het recht dat zij het bed niet verontreinigen en dat zij zich niet met openlijke ongepastheid gedragen. Als ze dat wel doen, dan staat God je toe om hen in aparte kamers te plaatsen en ze te slaan, maar niet met hevigheid. Als zij zich van deze dingen onthouden, dan hebben zij het recht op hun voedsel en kleding met vriendelijkheid. Leg deze bevelen je vrouwen vriendelijk op, want zij zijn gevangenen en u hebt geen controle over hun personen. Zij zijn alleen door God aan je toevertrouwd, en je mag van hun persoon genieten door de woorden van God. …41 Dit was in overeenstemming met de (eerdere) openbaringen die Mohammed van Allah had ontvangen met betrekking tot vrouwen. Zo had Mohammed onder andere een openbaring ontvangen over het slaan van ongehoorzame vrouwen: Dus goede vrouwen zijn gehoorzaam, die het geheim bewaren dat Allah heeft bewaakt. Wat degenen betreft van wie je rebellie vreest: vermaan hen en verban hen naar afzonderlijke bedden en gesel hen. Als ze je dan gehoorzamen, zoek dan geen weg tegen hen. (Koran 4:34) Mohammed gaf de ongelovigen ook vier maanden om Arabië te verlaten. Hij gaf hen ook een openbaring van Allah, waarin zij nog een keer tot de Islam werden opgeroepen. (Koran 9: 1-3). Deze ongelovigen waren heidense Arabieren, maar geen Joden en Christenen – vandaar dat hier geen melding wordt gemaakt van de Djizja-belasting, die hij al aan de Christenen en Joden had opgelegd. Voor Joden en Christenen waren de keuzes simpelweg: bekering, onderwerping of oorlog. Voor de heidenen waren de keuzes alleen: bekering of oorlog. Hij merkte trouwens op dat alleen die ongelovigen die zich tot de Islam hadden bekeerd, de allianties zouden mogen houden die zij met de Moslims hadden gevormd. Na een vier maanden durende garantieperiode, zouden de Moslims alle anderen doden, zodra de veiligheidsperiode was verstreken: Als zij zich bekeren, en regelmatig bidden en regelmatig liefdadigheid beoefenen, open dan de weg voor hen: want Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (Koran 9: 4-6) Het “zich bekeren, en regelmatig bidden en regelmatig liefdadigheid beoefenen” betekent in praktijk het aannemen van Islam: in het Arabisch zijn de woorden die hier worden gebruikt salat voor gebeden en zakat voor naastenliefde: twee begrippen die bekend zijn geworden als de Zuilen van Islam. Alleen bekering tot Islam zou het leven van de ongelovige redden, en alleen de hoop dat ze de Islam zouden accepteren, zou hen genade van de Moslims opleveren, want de zonden van de ongelovigen waren flagrant. (Koran 9: 6-11) Dus toen de Islamitische jihadlegers het Hindoeïstische India binnenvielen, waren ze veel gewelddadiger en onmenselijker dan in Europa – want de Christenen in Europa hadden de 121
mogelijkheid om als dhimmi's te leven (en de Djizja te betalen), terwijl de heidense Indiërs deze mogelijkheid niet hadden (hoewel ze om praktische redenen later de dhimmi-status kregen). Historicus Sita Ram Goel merkt op dat de Islamitische indringers van India geen respect hadden voor de oorlogscodes die daar eeuwenlang heersten: Het Islamitisch imperialisme kwam met een heel andere code: de Soenna [traditie] van de Profeet. Deze [Islamitische Soenna] vereiste dat zijn krijgers na een beslissende overwinning op het slagveld de hulpeloze burgerbevolking moesten aanvallen. Het vereiste dat ze dorpen en steden moesten plunderen en platbranden, nadat de verdedigers stierven tijdens de gevechten of waren gevlucht. De koeien, de Brahmanen en de Bhikshu's kregen hun speciale aandacht bij massamoorden op niet-strijders [burgers]. De tempels en kloosters waren hun speciale doelwit in een orgie van plundering en brandstichting. Degenen die ze niet doodden, werden gevangen genomen en verkocht als slaven. De omvang van de roofbuit, die zelfs uit de lichamen van de doden werden gehaald, was een maat voor het succes van de militaire missie. En ze deden dit allemaal als Moedjahediens (heilige krijgers) en doders van kafir [ongelovigen] in dienst van Allah en zijn laatste Profeet.42
De moord op de dichters Mohammed was op dit punt vastbesloten elk overblijfsel van oppositie tegen zijn bewind uit te roeien. Hij richtte zijn blik nu op twee dichters, Abu 'Afak en' Asma bint Marwan, die hem en zijn profetische pretenties in hun gedichten hadden bespot. Abu 'Afak had de reputatie meer dan honderd jaar oud te zijn. En hij had het aangedurfd om Mohammed in een vers in zijn gedicht te bekritiseren vanwege de moord op een andere tegenstander. Mohammed vroeg zijn mannen: "Wie zal voor mij met deze schurk afhandelen?" Hij vond een bereidwillige vrijwilliger bij een jonge Moslim genaamd Salim bin 'Umayr, die de oude dichter had gedood, terwijl hij lag te slapen.43 'Asma bint Marwan, een dichteres, was woedend toen ze hoorde van de moord op Abu' Afak. Ze schreef denigrerende verzen waarin de mannen van Medina beschuldigd werden dat “een vreemdeling” gehoorzaamden, “die niet uit jullie midden kwam.” Zij vroeg in het gedicht: “Is er geen trotse man, die hem onverwachts zou kunnen aanvallen, en de hoop zou kunnen afsnijden van degenen die alles van hem verwachten?”44 Toen Mohammed hiervan hoorde, zocht hij een vrijwilliger om haar te vermoorden: "Wie zal voor mij Marwan's dochter kunnen laten verdwijnen?" Een Moslim genaamd 'Umayr bin' Adiy al-Khatmi nam de uitdaging aan en doodde haar diezelfde avond, samen met haar ongeboren kind. Maar nadat hij de daad had verricht, begon 'Umayr zich zorgen te maken dat hij misschien een ernstige zonde had begaan. Mohammed stelde hem gerust: "Jij hebt God en Zijn apostel erg geholpen, O 'Umayr!” Maar zou hij zijn straf ontlopen? De Profeet van Islam antwoordde: “Twee geiten zullen hun hoofd niet willen stoten vanwege haar.” De mannen van 'Asma bint Marwan's stam, de Banu Khatma, “zagen de kracht van Islam” in haar moord – aldus Ibn Ishaq. Ze erkenden vervolgens Mohammed als de profeet van Allah.45
122
Mohammeds uiteindelijke ziekte Mohammed was bezig met het consolideren van zijn macht en het plannen van verdere uitbreiding van zijn ontluikende rijk – hij had zojuist jihadstrijders bevolen in de Byzantijnse gebieden van Syrië en Palestina binnen te trekken – toen hij ziek werd. Volgens de Islamitische traditie zag hij al zijn einde naderen. Een paar maanden nadat zijn laatste ziekte begon, ontving hij een laatste, korte Koranische openbaring, en hij geloofde dat het hem opdroeg om Allah's genade te vragen ter voorbereiding op zijn eigen dood: "Wanneer de hulp van Allah komt en de overwinning, en U grote menigten mensen de religie van Allah ziet binnengaan, vier [dan] de lof van uw Heer en bidt om Zijn vergeving, want die komt Hem toe, en hij aanvaard Berouw" (Koran 110:1-3).46 Aisha zei later dat hij haar vertelde: "Gabriël reciteerde de Koran eens per jaar voor mij en voor dit jaar was het twee keer en dus merkte ik dat mijn dood nabij was.”47 De laatste ziekte van de Profeet van Islam begon op een dag toen Aisha klaagde over een hoofdpijn. Mohammed zei dat hij wenste dat hij langer dan haar zou mogen leven, maar hij wist dat dit niet zo mocht zijn. Verwijzend naar haar hoofdpijn zei hij: "Ik zou willen dat dit was gebeurd, terwijl ik nog leefde, want dan zou ik Allah's vergeving voor jou vragen en Allah voor jou aanroepen." Aisha reageerde hierop met scherpe speelsheid: "Bij Allah, ik denk dat als je zou willen dat ik zou sterven, en als dit zou gebeuren, dan zou je het laatste deel van de dag slapen met een van je vrouwen!" Maar Mohammed was niet in de stemming om speels te zijn. Hij vertelde Aisha dat hij een hoofdpijn had die erger was dan die van haar, en dat zijn ziekte terminaal zou kunnen zijn.48 Naarmate zijn ziekte voortschreed, werd hij ongerust over het feit dat hij moest verhuizen en elke nacht in het huis van een andere vrouw moest doorbrengen, zoals zijn gewoonte was sinds hij polygamie begon te praktiseren. Hij schreeuwde angstig: “Waar zal ik morgen zijn? Waar zal ik morgen zijn?” Uiteindelijk lieten zijn andere vrouwen hem in het huis van zijn favoriete vrouw verblijven, namelijk die van Aisha.49 Zoals we hebben gezien, ervoer hij een pijn, die hem deed denken aan zijn vergiftiging in Khaybar, enkele jaren eerder: "O 'Aisha! Ik voel nog steeds de pijn veroorzaakt door de maaltijd die ik at in Khaybar, en op dit moment heb ik het gevoel alsof mijn aorta doorgesneden wordt vanwege dat gif gesneden."50 Terwijl hij ziek lag, reciteerde hij keer op keer de twee soera's van de Koran die nu aan het einde van het boek zijn geplaatst, die samen bekend staan als Al-Mu'awwidhatan (de twee soera's om toevlucht te zoeken bij Allah voor het kwaad): Zeg: Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer van de Dageraad Van het kwaad van geschapen dingen; Van het onheil van de duisternis zoals het zich verspreidt; Van het kwaad van degenen die geheime kunsten beoefenen; En van het onheil van de jaloerse terwijl hij jaloers is. (113:1-5) Zeg: ik zoek mijn toevlucht bij de Heer van de mensheid, De koning (of heerser) van de mensheid, De god (of rechter) van de mensheid, Opdat Hij mij bevrijdt van het kwade van de influisteringen van de duivel Die in het hart van mensen fluistert 123
Vanuit het midden van de geesten (djin) en mensen (114: 1-6)51 Hij vroeg de gelovigen die zich bij zijn ziektebed hadden verzameld om hem iets te geven om op te schrijven, “zodat ik voor jullie iets kan opschrijven, waarna jullie nooit meer zullen afdwalen.” Maar in plaats daarvan begonnen de Moslims te kibbelen over hoe ziek Mohammed werkelijk was, totdat hij hen bevel gaf de kamer uit te gaan. Maar voordat ze vertrokken, gaf hij hun twee bevelen: “Verdrijf de Al-Mushrikun [d.w.z. polytheïsten, heidenen, afgodendienaars en die niet geloven in de Eenheid van Allah en in Zijn Boodschapper Mohammed] van het Arabische Schiereiland. En respecteer en geef geschenken aan de buitenlandse delegaties zoals u mij hebt zien doen, toen ik met hen omging.”52 (De tekst tussen haakjes is toegevoegd door de Saoedische vertaler van de hadith van Bukhari; het woord Al-Mushrikun wordt algemeen vertaald als “ongelovigen.”) De ongelovigen waren vaak in zijn gedachten, ook al lag hij ziek op bed. Sommige Islamitische tradities beweren zelfs dat de Joden Mohammed hadden "betoverd."53 Toen sommige van zijn vrouwen begonnen te praten over een prachtige kerk die zij in Abessinië hadden gezien, versierd met prachtige iconen, ging Mohammed rechtop zitten en zei: "Dat zijn de mensen die, wanneer een vrome man sterft onder hen, een plaats van aanbidding maken bij zijn graf en vervolgens plaatsen zij die iconen in het graf. Dat zijn de ergste schepselen in de ogen van Allah."54 Hij voegde eraan toe: "Allah vervloekte de Joden en de Christenen, omdat ze de graven van hun Profeten veranderden in plaatsen van verering.”55 Aisha merkte op dat als Mohammed dit niet had gezegd, “zijn graf opvallend versierd zou zijn geweest.”56 Op een gegeven moment gaven degenen die zich rond zijn bed verzamelden medicijnen aan Mohammed, zij negeerden zelfs zijn protesterende gebaren, en goten het medicijn in mijn mond. Toen hij zich wat beter voelde, vroeg hij: “Heb ik je niet verboden medicijnen in mijn mond te gieten?” Ze antwoordden dat ze dachten dat hij gewoon een typische patiënt was, die zijn afkeer van medicijnen uitte, maar Mohammed was niet tevreden. Hij gaf als straf het bevel dat iedereen die aanwezig was geweest, toen hij het medicijn kreeg, nu medicijnen in zijn eigen mond zou krijgen.57 Terugkijkend op zijn profetische carrière merkte Mohammed op: "Ik ben gestuurd met de kortste uitdrukkingen met de breedste betekenissen, en ik heb overwonnen door terreur (in de harten van de vijand te zaaien), en terwijl ik sliep, werden de sleutels van de schatten van de wereld in mijn hand gelegd en aan mij gegeven.”58 Dit is een van zijn meest opmerkelijke uitspraken. Het is waar dat zijn Koran vrij kort is (hij kon zelf niet lezen en schrijven), vooral in vergelijking met het Oude en zelfs het Nieuwe testament. En of de inhoud ervan werkelijk de “breedste betekenis” heeft, is een onderwerp van discussie voor theologen. Dat hij "overwon door terreur" valt niet te ontkennen, gezien de tumultueuze geschiedenis van zijn profetische carrière, met zijn invallen, roofovervallen, oorlogen, moorden, massa-executies, genocide en zijn etnische zuivering. Mohammed verwees natuurlijk niet naar terreur in de moderne zin van terrorisme, maar naar de terreur die Allah in de harten van ongelovigen zou zaaien (vgl. Koran 3:151; 7: 4-5; 8:12; 8:60; enz.) – iets wat lijkt op wat Joden en Christenen kennen als de ‘vreze des Heren’ of vrees voor God. Maar voor hem was die angst onafscheidelijk van de angst die zijn krijgers in de harten van hun tegenstanders moesten zaaien, want voor hem waren zij de instrumenten van Allah's wraak. En de Islamitische theologie beloofde deze Islamitische krijgers een grote buit in deze huidige wereld en eindeloze fysieke genoegens in de volgende, als ze maar (radicaal) vochten 124
voor de zaak van Islam. En zo werden “de sleutels van de schatten van deze wereld" in Mohammeds hand gegeven. Die schatten zouden toebehoren aan de Moslims zijn – door middel van terreur, de terreur van Allah. (In de hedendaagse wereld zie je ook dat Moslims vinden dat alle schatten van het Westen toebehoren aan de Moslims). Eindelijk kwam het einde voor Mohammed. Aisha zei: "Het was een van de gunsten die Allah mij schonk, dat Allah's Boodschapper de laatste adem uitblies in mijn huis, net op een dag dat het mijn beurt was dat hij bij mij verbleef. En hij leunde tegen mijn borst, en Allah liet mijn speeksel vermengen met zijn speeksel bij zijn dood."59 Ze merkte op dat "de Boodschapper van Allah stierf, toen hij 63 jaar oud was."60 Het was 8 juni 632. Mohammed, de heerser van Arabië, de stichter en Profeet van Islam, liet heel weinig eigendommen achter. Hij had de meeste van zijn middelen besteed aan de zaak van de jihad. Het enige dat hij de wereld zeker heeft geschonken, was de religie van Islam. En door de eeuwen heen zouden de Moslims hem verheerlijkten als het beste rolmodel en het voorbeeld van gedrag. Ook zouden Moslims met de grootste ernst zijn bevelen serieus nemen om namens hem oorlog te voeren.
Na Mohammed De Profeet van Islam liet geen duidelijke opvolger achter; zijn dodelijke ziekte kwam kennelijk te plotseling. Hij had dochters, maar hij had geen zoon. De enige jongen die hem werd geboren, Ibrahim, wiens moeder Mohammeds bijvrouw Maria de Kopten was, stierf toen het slechts zestien maanden oud was ("Als Ibrahim had geleefd," verklaarde Mohammed, "had ik elke Kopt vrijgesteld van de hoofdelijke belasting" – dat wil zeggen, de Djizya.61) Volgens sommige tradities benoemde Mohammed Abu Bakr als zijn opvolger: Aisha noemde hem als degene die Mohammed zou hebben gekozen, als hij iemand zou kiezen om hem op te volgen.62 Het is veelbetekenend dat Mohammed tijdens zijn laatste ziekte beval dat Abu Bakr zijn plaats innam bij het leiden van de Moslims in gebed.63 En inderdaad, na de dood van Mohammed werd Abu Bakr de eerste kalief. Maar een kleine groep van Moslims hield vol dat Mohammed eigenlijk Ali als zijn opvolger had aangesteld. Volgens één traditie vraagt Mohammed aan Ali: "Ben je niet tevreden met mij, dat ik [voor je] ben, wat Mozes was voor Aäron?"64 Dit suggereert opvolging, want in de Koran zegt Mozes tegen Aäron: "Neem mijn plaats in onder het volk" (7:142). Aisha bespotte echter het idee dat Mohammed Ali had uitgekozen om hem op te volgen (misschien had ze nog steeds in gedachten de arrogante manier waarop Ali jaren daarvoor Mohammed eraan herinnerde dat vrouwen overvloedig waren toen ze werd beschuldigd van overspel). Toen sommigen zeiden dat Mohammed eigenlijk Ali als opvolger had gewild, antwoordde ze: "Wanneer heeft hij hem door zijn wil en per testament benoemd? Voorwaar, toen hij stierf rustte hij tegen mijn borst (of: in mijn schoot), vroeg hij om een waskom en toen zakte hij in elkaar. En terwijl hij in die toestand was, kon ik niet eens waarnemen of hij was gestorven, dus wanneer heeft hij hem bij per testament aangesteld?"65 De controverse bleef doorsmeulen tijdens de vroege jaren van Islam, toen Abu Bakr werd opgevolgd door Umar en vervolgens door Uthman. Elk van hen werd tegengewerkt door een groep Moslims, die erop aandrongen dat de opvolger van Mohammed alleen iemand uit de eigen familie van Mohammed moest zijn (Ali was Mohammeds neef en schoonzoon, de
125
echtgenoot van zijn dochter Fatima). Uiteindelijk werd hij gekozen als vierde kalief in 656, maar werd vermoord in 661. De Shi’at Ali, of de Partij van Ali, in de volksmond bekend als de Sjiieten, gaf niet op. Het schisma werd steeds erger, en de afsplitsing van de grotere groep Moslims werd steeds groter, en werd steeds bitterder, en gaat nog steeds door tot op de dag van vandaag. Door de eeuwen heen ontwikkelden de Sjiieten uitingen van Islamitische vroomheid die soms sterk verschillen van de normen van de grotere Moslimgemeenschap, de Soennieten (zo genoemd vanwege hun zelfbenoemde naleving van de Soenna of de tradities van Mohammed). Sjiitische Moslims vormen slechts ongeveer 15 procent van de wereldwijde Moslimgemeenschap, maar heeft een grote meerderheid in Iran, een meerderheid in Irak, en belangrijke minderheden in andere Moslimlanden. Zij blijven echter een kracht waarmee de Soennieten rekening mee moeten houden. Het Soennitische-Sjiitische schisma binnen de Islam heeft door de eeuwen heen tot aanzienlijk geweld geleid en dreigt in de eenentwintigste eeuw opnieuw uit te barsten in een open oorlog in Irak, Pakistan en elders. Het is een erfenis die volledig in overeenstemming is met de houding en het gedrag van de Profeet van Islam.
126
Hoofdstuk 10
Mohammeds nalatenschap
Was Mohammed een pedofiel? Was Mohammed een misogyn? Mohammeds oorlogszuchtige voorbeeld Islamitische draconische maatregelen en straffen Is Islam werkelijk tolerant ten opzichte van andere religies? Mohammeds zachte kanten Hoe jihadisten vandaag de dag Mohammed willen imiteren Wat er moet gebeuren
De oorlog tegen terreur BIJ DE TERREUR-AANSLAGEN DIE OP 11 SEPTEMBER 2001 WERDEN UITGEVOERD DOOR JIHADISTEN, werd Mohammed meer dan ooit tevoren in de Westerse wereld een controversieel figuur. Talloze analisten en commentatoren hebben beweringen over hem gemaakt en de religie die hij stichtte, zonder ooit de moeite te hebben genomen om het feitelijke verslag te onderzoeken. Zij hebben een goed excuus, aangezien kennis over Mohammed in het Westen altijd vaag en onvolledig is geweest. Echter, verschillende zaken in Islam zijn voor de Oorlog tegen Terreur nog steeds relevant, en tevens voor de relatie tussen Moslims en de nietMoslimwereld. Onwetendheid wordt dus in het Westen steeds meer een luxe die men zich niet kan veroorloven. Omdat jihadisten (en ook gewone Moslims) over de hele wereld Mohammed als hun voorbeeld en gids aanroepen, is het van cruciaal belang om te weten wat Mohammed echt zei en hoe hij leefde.
Pedofiele profeet? In 2002 zei Jerry Vines, voormalig president van de Southern Baptist Convention: "Het christendom is gesticht door de uit een maagd geboren Jezus Christus. De Islam is gesticht door 127
Mohammed, een door demonen bezeten pedofiel met twaalf vrouwen, en zijn laatste was een 9-jarig meisje.”1 De Raad voor Amerikaans-Islamitische Relaties (CAIR) riep president Bush en religieuze leiders op om de "roekeloze, islamofobe verklaringen" van Vines aan de kaak te stellen en te herroepen.2 Toch kan er weinig twijfel bestaan over deze feiten. Volgens de ahadith, gerapporteerd door Bukhari, “trouwde de Profeet van Islam met Aisha toen ze een meisje van zes jaar oud was, en hij consumeerde [dat wil zeggen, voltooide] dat huwelijk toen ze 9 jaar oud was.”3 Hij was in deze tijd iets ouder dan 50 jaar – hij was begin vijftig. Veel Islamitische apologeten beweren, ondanks deze verslagen – dat Aisha eigenlijk een stuk ouder was. Karen Armstrong beweert dat "Tabari zegt, dat ze zo jong was, dat ze bij haar ouders thuis verbleef en dat het huwelijk daar later voltrokken [geconsumeerd] werd toen ze de puberteit had bereikt."4 Helaas is het onwaarschijnlijk dat haar lezers boekdelen van Tabari bij de hand hebben gehad om haar bewering te controleren; in tegenstelling tot wat Armstrong beweert, citeert de Moslimhistoricus Aisha aldus: "De Boodschapper van God trouwde met mij toen ik 7 jaar was, en mijn huwelijk werd voltrokken toen ik 9 jaar was."5 Andere Moslimwoordvoerders erkennen echter wat de verslagen zeggen. Islamitische geleerde Muhammad Ali Al-Hanooti zei dat Mohammeds huwelijk met Aisha de wil van Allah was, en "Allah is gewoonlijk niet degene met wie we in discussie mogen gaan met betrekking tot enige verordening of gebod. De Koran zegt: ‘Hij is niet ondervraagd voor wat Hij doet, maar zij (mensen) worden ondervraagd voor wat ze doen.' Aisha trouwde toen ze negen was, toen de profeet (vzmh) stierf, ze was negentien.… Wat is er mis met haar huwelijk van zes of negen of wat dan ook?”6 Kind huwelijken kwamen veelvuldig voor in Arabië in de zevende eeuw. Het is opmerkelijk dat er in de Koran of Hadith van Mohammed geen vermelding te vinden is dat hij zijn huwelijk met Aisha moest verdedigen – in schril contrast met zijn overduidelijke verdedigende houding over zijn huwelijk met zijn voormalige schoondochter Zaynab bint Jahsh. Bovendien beschrijft de Koran een cultuur waarin kind huwelijken als vanzelfsprekend worden beschouwd. In de richtlijnen over de wachttijd die nodig is om te bepalen of de vrouw zwanger is voordat men van haar mag scheiden, staat er: "Als u twijfelt over de vrouwen die niet meer menstrueren, weet dan dat hun wachttijd drie maanden zal zijn. Hetzelfde geldt voor degenen die nog niet menstrueren" (Koran 65:4; nadruk toegevoegd). In deze openbaring stelt Allah een scenario voor waarin een pre-puberale vrouw niet alleen getrouwd is, maar ook gescheiden door haar man. Dus was Mohammed een pedofiel? Het concept van pedofilie als manifestatie van een afwijkende seksualiteit bestond in de zevende eeuw niet. Door met Aisha te trouwen deed Mohammed niet meer en niet minder dan wat veel mannen van zijn tijd deden, en niemand dacht er twee keer over na, tot veel pas veel later. Vanuit dit perspectief is de lading van de woorden van Vines een beetje anachronistisch. Echter, met betrekking tot Mohammeds status voor Moslims als het beste voorbeeld van menselijk gedrag, wordt zijn huwelijk met Aisha wel problematisch. Er ontstaan ook problemen wanneer een dergelijke actie dwangmatig wordt verwijderd uit de historische context en wordt voorgesteld als een paradigma voor mensen van alle tijden en plaatsen. Toch is dit precies wat er bij de Oemmah (wereldwijde Moslimgemeenschap) is gebeurd. Veel Moslims, in navolging van de Profeet van Islam, hebben zelfs in moderne tijden kind bruidjes genomen. Op sommige plaatsen heeft dit zelfs de zegen van de wet: artikel 1041 van het burgerlijk wetboek van de Islamitische Republiek Iran stelt dat meisjes verloofd kunnen zijn vòòr de leeftijd van 9 jaar en getrouwd zijn wanneer ze 9 jaar zijn: 128
"Huwelijk voor de puberteit (negen volle maanjaren voor meisjes) is verboden. Een huwelijk dat is aangegaan vóór het bereiken van de puberteit met toestemming van de voogd is geldig, op voorwaarde dat de belangen van de bewaarder naar behoren worden gerespecteerd."7 De Ayatollah Khomeini trouwde zelf met een 10 jarig meisje, toen hij achtentwintig jaar oud was.8 Khomeini noemde het huwelijk met een pre-puberaal meisje “een goddelijke zegen,” en adviseerde de gelovigen: “Doe je best om ervoor te zorgen dat je dochters hun eerste bloed niet zien in uw eigen huis."9 Time Magazine meldde in 2001: In Iran is de wettelijke leeftijd 9 jaar voor een huwelijk met meisjes, en 14 jaar voor jongens. De wet is van tijd tot tijd uitgebuit door pedofielen, die met arme jonge meisjes uit de provincies trouwen, hen gebruiken en vervolgens hen in de steek laten. In 2000 stemde het Iraanse parlement om de minimumleeftijd voor meisjes te verhogen tot 14 jaar, maar dit jaar sprak een wetgevende toezichthoudende instantie, die gedomineerd werd door traditionele geestelijken, een veto uit over de Actie. Een poging van conservatieven om de wettelijke minimumleeftijd van vijftien jaar voor meisjes voor Jemen af te schaffen, mislukte eveneens, maar lokale experts zeggen dat het toch zelden wordt nageleefd. (Het begin van de puberteit wordt algemeen beschouwd als een geschikt moment voor de voltooiing van een huwelijk.)10 Het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) meldt dat meer dan de helft van de meisjes in Afghanistan en Bangladesh is getrouwd voordat ze de leeftijd van achttien jaar bereiken.11 Begin 2002 zagen onderzoekers in vluchtelingenkampen in Afghanistan en Pakistan, dat de helft van de meisjes op 13-jarige leeftijd al getrouwd was. In een Afghaans vluchtelingenkamp waren meer dan twee op de drie meisjes van de tweede klas van de lagere school (leeftijd 7 tot 8 jaar) al verloofd of getrouwd, en vrijwel alle meisjes die ouder waren, waren allemaal al getrouwd. Een tienjarig meisje was verloofd met een man van zestig jaar.12 Dit is de prijs die vrouwen moesten betalen door heel de Islamitische geschiedenis heen. En dit is ook de prijs die meisjes blijven betalen voor de status van Mohammed als "een uitstekend voorbeeld van gedrag" (Koran 33:21).
Vrouwenhaat? Mohammed had veel vrouwen. Lijsten met het aantal vrouwen variëren, maar bevatten gewoonlijk elf tot dertien vrouwen. De Islamitische traditie belooft hem bovenmenselijke dapperheid: “Gabriël bracht een ketel waaruit ik at,” zegt hij, “en ik kreeg de seksuele kracht (geslachtsgemeenschap) dat gelijk staat aan veertig mannen.”13 Hedendaagse Islamitische apologeten beweren daarentegen stellig dat zijn vele huwelijken niet gesloten waren uit lust, maar met het oog op het versterken van politieke allianties. Een Moslim biograaf van de Profeet van Islam onderzoekt de omstandigheden van elk van zijn huwelijken en concludeert: "We zien dus dat achter elk van deze huwelijken een aantal solide reden verscholen was; passie en lust waren er niet bij."14 Alhoewel het simpelweg onmogelijk is om zoiets vast te stellen, is er geen twijfel over mogelijk dat de wetten die Mohammed voor vrouwen heeft vastgesteld, hen tot op de dag van vandaag tal van nadelen hebben opgeleverd in Islamitische samenlevingen. 129
De Koran vergelijkt een vrouw met een veld (een akker), om door een man te worden gebruikt zoals hij zelf wil: "Uw vrouwen zijn een akker voor u (om te cultiveren), dus ga naar uw akker zoals u het wilt"(2:223). De Koran verklaart ook dat het getuigenis van een vrouw de helft minder waard is dan het getuigenis van een man: "Haal twee getuigen uit uw eigen mannen, en als er geen twee mannen zijn, dan zijn èèn man en twee vrouwen, zoals u verkiest, uw getuigen, zodat als een van hen een fout maakt, de ander haar eraan kan herinneren" (2:282). Het stelt mannen in staat om met vier vrouwen te trouwen en zelfs seks te hebben met slavinnen ("gevangenen die uw rechterhanden bezitten"). En ook: "Als u vreest dat u niet in staat zult zijn om rechtvaardig met de wezen om te gaan, trouw dan met vrouwen van uw keuze, twee of drie of vier, maar als u vreest dat u niet in staat zult zijn om rechtvaardig (met hen) te handelen, dan is er slechts één of (een gevangene) die uw rechterhand bezit, dat zal geschikter zijn om te voorkomen dat u onrecht doet" (4:3). De Koran regelt ook dat de erfenis van een zoon tweemaal zo groot moet zijn als die van een dochter: "Allah leidt u (dus) met betrekking tot uw kinderen (erfenis): aan de man, een deel dat gelijk is aan dat van twee vrouwen" (4:11). Het ergste van alles is dat de Koran de echtgenoten vertelt hun ongehoorzame vrouwen te slaan: "Mannen hebben de leiding over vrouwen, omdat Allah de een ertoe heeft gebracht de ander te overtreffen, en omdat ze hun bezittingen (inkomen) besteden (voor de steun van vrouwen). Dus goede vrouwen zijn de gehoorzame, die in het geheim bewaken wat Allah (voor hen) heeft bewaakt. Wat betreft degenen van wie u opstand vreest, vermaan hen en verban hen naar een apart bed, en gesel hen” (4:34). Mohammed zegt ook dat de hel gevuld zal zijn met meer vrouwen dan mannen: "O vrouwen! Geef aalmoezen, want ik heb gezien dat de meerderheid van de bewoners van het hellevuur bestaan uit jullie (vrouwen). Jullie vloeken vaak en zijn ondankbaar voor jullie echtgenoten. Ik heb niemand gezien die zo gebrekkig is in intelligentie dan jullie (vrouwen) en niemand die zo gebrekkig is in religie dan jullie. Een voorzichtige, verstandige man kan door sommigen van jullie op een dwaalspoor worden gebracht.”15 Met dit soort uitspraken van Mohammed, die in de Koran te vinden zijn, is het dus niet vreemd dat vrouwen in de Islamitische wereld veel lijden als gevolg van zulke ongelijkheden.
Draconische straffen Twee harde straffen – steniging voor overspel en amputatie wegens diefstal – definiëren de Islamitische sharia voor veel Westerlingen, en ze staan symbool voor de pre-middeleeuwse hardheid en deze wetten worden ongeschiktheid geacht voor de hedendaagse wereld. Echter, het zal heel moeilijk zijn om ertegen op te treden, omdat het kernelementen zijn van de shariawetgeving, die diep verankerd zijn in de Islamitische cultuur. In een beroemd voorbeeld, daagde Mohammed de Joden uit, vanwege het feit dat zij de straf voor steniging voor overspel in de Thora verborgen hielden. Islamitische apologeten in het Westen wijzen graag op het punt dat de Koran deze opdracht niet bevat. Het beveelt alleen zweepslagen aan in plaats van steniging: "De vrouw en de man die zich schuldig hebben gemaakt aan overspel of hoererij (onzedelijkheid), sla elk van hen met honderd zweepslagen. Laat medelijden je niet beïnvloeden in hun zaak, want het is een zaak die door Allah is voorgeschreven, als je in Allah gelooft en in de Laatste Dag: en laat een groep Gelovigen getuige zijn van hun straf" (24:2). Allah geeft ook opdracht dat overspelige vrouwen tot hun dood toe in 130
hun huis worden opgesloten: "Als een van uw vrouwen zich schuldig maakt aan onzedelijkheid, neem dan het bewijs van vier (betrouwbare) getuigen onder u tegen hen, en als ze getuigen, beperk hen dan in hun huizen tot de dood hen opeist, of totdat Allah voor hen een (andere) weg voorschrijft" (Koran 4:15). Deze straffen zijn streng genoeg, maar ze lijken tenminste enige hoop te houden dat de traditionele Islamitische straf voor steniging voor overspel – die nog steeds wordt uitgevoerd in landen die de Sharia volledig hebben ingevoerd – kan worden verzacht. Die hoop is echter een illusie. De Hadith zegt dat het verhaal meer inhoudt. Volgens Umar bevatte de Koran oorspronkelijk een vers waarin steniging voor overspel werd voorgeschreven, maar het werd onbedoeld geschrapt: Allah stuurde Mohammed met de waarheid en openbaarde het Boek (de Koran) aan hem, en onder de verzen die Allah openbaarde, was het vers van de Rajm (de steniging van gehuwde personen – man of vrouw) die illegale geslachtsgemeenschap plegen, en wij reciteerden dit vers en begrepen het en memoriseerden het. Allah's Boodschapper heeft de straf van steniging uitgevoerd en dat deden wij ook na hem. Ik ben bang dat iemand na een lange tijd zal zeggen: "Bij Allah, we vinden het vers van de Rajm niet in Allah’s Boek," en daardoor zullen ze afdwalen door een verplichting achterwege te laten die Allah heeft geopenbaard. En de straf van de Rajm moet worden opgelegd aan elke gehuwde persoon (man en vrouw) die illegale geslachtsgemeenschap pleegt als het vereiste bewijs beschikbaar is of als er conceptie of een bekentenis is.16 Het is voor Islamitische hervormers moeilijk, zo niet onmogelijk, om op dit gebied vooruitgang te boeken, wanneer Umar specifiek een waarschuwing heeft gegeven voor degenen die steniging achterwege willen laten. De straf voor amputatie wegens diefstal, wordt nog sterker bevestigd door een vers dat in de Koran is blijven staan: "Wat de dief betreft, man of vrouw, hak zijn of haar handen af: (dit is) een straf van Allah voor hun misdaad, bij wijze van voorbeeld. En Allah is verheven in kracht" (5:38). De bindende woorden van Allah, die toen van toepassing waren, en ook nu en voor altijd van toepassing zijn.
Krijger-profeet? Ibn Ishaq meldt dat Mohammed heeft deelgenomen aan 27 veldslagen (het materiaal tussen haakjes dat begint met "T" hieronder verwijst naar Tabari's versie van hetzelfde materiaal): De apostel nam persoonlijk deel aan 27 (T: 6) invallen: Waddan, de inval van al-Abwa '. Buwat in de richting van Radwa. 'Ushayra in de vallei van Yanbu'. Het eerste gevecht in Badr in achtervolging op de Kurz b. Jabir. De grote slag van Badr waarin God de leiders van de Quraish doodde (T: en hun edelen en namen velen gevangen). Banu Sulaym tot hij al-Kudr bereikte. 131
Al-Sawiq achtervolgt Abu. Sufyan b. Harb (T: totdat hij Qarqara al-Kudr bereikte). Ghatafan (T: richting Najd), dit is de inval van Dhu Amarr. Bahran, een mijn in de Hijaz (T: boven al-Furu '). Uhud. Hamra'u'l-Asad. Banu Nadir. Dhatu'l-Riqa' van Nakhl. De laatste slag van Badr. Dumatu'l-Jandal. Al-Khandaq. Banul Qurayza. Banu Lihyan van Hudhayl. Dhu Qarad. Banu'l-Mustaliq van Khuza'a. Al-Hudaybiya was niet van plan om te vechten waar de polytheïsten zijn passage tegenstonden. Khaybar. Daarna ging hij door na de voltooide pelgrimstocht. De bezetting van: Mekka. Hunayn. Al-Ta'if. Tabuk. Mohammed was betrokken bij 9 gevechten: Badr; Uhud; al-Khandaq; Qurayza; al-Mustaliq; Khaybar; het beroep; Hunayn; en alTa'if.17 Ook hier is Mohammeds voorbeeld maatgevend. We hebben gezien hoe jihadisten vandaag Badr en Khaybar aanroepen om Moslims aan te sporen om te vechten volgens het voorbeeld van de Profeet. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, vol te houden dat de Islam een religie van vrede is, terwijl oorlog voeren en roofbuit verzamelen de voornaamste bezigheden waren van de Profeet van Islam. Oprechte Islamitische hervormers zouden deze feiten onder ogen moeten zien, in plaats van ze te negeren of te verdoezelen. En tevens moet er een manier gevonden worden om te bedenken hoe Moslims zich kunnen terugtrekken uit de stelling dat Mohammeds voorbeeld in alle opzichten normatief is. Als ze dat niet doen, is één uitkomst zeker: het bloedvergieten in naam van Islam en in navolging van de Profeet zal dan onverminderd doorgaan.
Islamitische tolerantie? De Koran zegt: "Degenen die geloven (in de Koran), en degenen die de Joodse (geschriften) volgen, en de Christenen en de Sabeërs, een ieder die in Allah en in de Laatste Dag gelooft en rechtvaardigheid doet, zullen hun beloning hebben bij hun Heer. Er zal bij hen geen vrees zijn, noch zullen zij treuren" (2:62; vgl. 5:69 en 22:17). Moslimwoordvoerders in het Westen citeren zulke verzen graag en benadrukken de overeenkomst tussen de Islam en het Christendom – en soms zelfs tussen Islam en het Jodendom. Ze hebben een vreedzaam beeld geschetst van het respect dat Islam heeft voor haar zusterreligies, de "Abrahamitische religies" – en hebben 132
daardoor veel Joden en Christenen het vertrouwen gegeven dat Westerse landen in grote aantallen Moslim immigranten kunnen accepteren zonder noemenswaardige verstoring van hun pluralistische samenlevingen. Het grote gewicht van het getuigenis die de Profeet van Islam in de Koran en de Hadith heeft achtergelaten, is niet in het voordeel van tolerantie en harmonie tussen Moslims en nietMoslims, maar juist het tegenovergestelde. Een fundamenteel onderdeel van de opvatting van de Koran over niet-Moslims, is het vaak herhaalde en onverzoenlijke geloof in zijn eigen absolute waarheid, waarbij geen rivaal wordt toegestaan: "De religie voor Allah is de Islam" (3:19), of, zoals een andere vertaling zegt: "Het enige ware geloof in Gods ogen is Islam." De meeste Joden en Christenen ("mensen van het boek") zijn kwaaddoeners: "Als de mensen van het Boek alleen maar geloof zouden hebben, zou dat het beste voor hen zijn: onder hen zijn sommigen die geloof hebben, maar de meesten van hen zijn perverse overtreders" (Koran 3: 110). Zoals we hebben gezien, impliceert de Koran dat Joden en Christenen na de tijd van Mohammed afvalligen zijn, omdat zij zijn profeetschap hebben afgewezen, en daarom zijn zij ‘corrupt en boosaardig’. Mohammed beschuldigt de Joden en Christenen; de Christenen worden door hem veroordeeld omdat zij geloven dat Jezus werd gekruisigd, en Joden omdat ze geloven dat ze hem hebben gekruisigd: "Zij zeiden (opschepperig): 'We hebben Christus Jezus gedood, de zoon van Maria, de boodschapper van Allah,' maar ze doodden hem niet, en kruisigden hem niet, maar zo leek het aan hen getoond te worden. En degenen die daarin verschillen [van mening] zijn vol twijfels, zonder (zekere) kennis, maar zij hebben alleen een vermoeden dat ze moeten volgen, want voorzeker zij doodden hem niet" (Koran 4:157). Het idee dat Joden en Christenen vervloekt zijn, komt meerdere keren terug in de Koran. Beiden hebben Allah en zijn boodschapper Mohammed afgewezen: Allah heeft voorheen een verbond gesloten met de kinderen van Israël. … Maar vanwege hun schending van hun verbond, hebben Wij hen vervloekt, en hebben hun hart verhard; zij veranderden de woorden van hun (juiste) plaats (context) en vergaten een groot deel van de boodschap die aan hun werd gestuurd. … Ook degenen die zichzelf Christenen noemen, Wij sloten met hen een verbond, maar zij vergaten een groot deel van de boodschap die hen werd gestuurd: dus vervreemdden Wij hen, met vijandschap en haat tussen de een en de ander, tot de dag des oordeels. (Koran 5:12-16) De Koran staat zo ver af van de moderne begrippen van tolerantie en vreedzaam samenleven, dat het zelfs Moslims waarschuwt om geen vriendschappen te sluiten met Joden en Christenen – blijkbaar met inbegrip van degenen die "zich onderworpen voelen" en de Djizja betalen: "O jullie die geloven! Neem de Joden en de Christenen niet als uw vrienden en beschermers. Ze zijn slechts vrienden en beschermers van elkaar. En degene onder jullie die zich tot (wel) hen keert (voor vriendschap) is èèn van hen. Voorwaar, Allah leidt geen onrechtvaardig volk." (5:51). Dit alles in beschouwing nemend, is het erg ironisch dat de Koran ook Joden en Christenen bekritiseert omdat ze onverdraagzaam zouden zijn. Allah waarschuwt Mohammed dat "de Joden of de Christenen nooit met u tevreden zullen zijn, tenzij je hun vorm van religie volgt. Zeg: ‘De leiding van Allah, dat is de (enige) leiding.’ Als jullie hun verlangens zouden volgen nadat de kennis tot jullie is gekomen, dan zullen jullie geen beschermer of helper tegen Allah vinden" (2:120; vgl. 2:135). 133
Een hadith versterkt dit alles: Op de Dag van de Wederopstanding zal een oproermaker aankondigen: "Laat elk volk volgen wat zij gewoonlijk aanbaden." Dan zal niemand van degenen die gewend waren om iets anders te aanbidden dan Allah, zoals afgoden en andere godheden, in de hel vallen, totdat er niemand anders overblijft dan degenen die Allah aanbidden, zowel degenen die gehoorzaam waren (d.w.z. goed) als degenen die die ongehoorzaam waren (d.w.z. slecht) en de overgebleven partij van het volk van de Geschriften. Dan zullen de Joden worden opgeroepen en zal tot hen worden gezegd: 'Wie was je gewend om te aanbidden?' Ze zullen zeggen: 'We aanbaden Ezra, de zoon van Allah.' Er zal tegen hen gezegd worden: ‘Jullie zijn leugenaars, want Allah heeft nooit iemand als vrouw of zoon genomen. Wat wil je nou?' Ze zullen zeggen: 'O onze Heer! We hebben dorst, dus geef ons wat te drinken.' Zij zullen als volgt worden aangesproken: 'Wil je drinken, ‘ waarop zij zullen worden verzameld in de Hel (het vuur), die eruit zal zien als een luchtspiegeling, waarvan de verschillende kanten elkaar zullen vernietigen. Dan zullen ze in het vuur vallen. Daarna zullen de Christenen worden opgeroepen en zal tot hen worden gezegd: 'Wie was je gewend om te aanbidden?' Ze zullen zeggen: 'We aanbaden Jezus, de zoon van Allah.' Er zal tegen hen gezegd worden: 'Jullie zijn leugenaars, want Allah heeft nooit iemand als vrouw of zoon genomen', dan zal er tot hen gezegd worden: 'Wat wil je?' Zij zullen zeggen wat de voormalige mensen hebben gezegd. Dan zal er (in de bijeenkomst) niemand overblijven dan degenen die Allah (alleen, de echte Heer der Werelden) aanbidden, of ze nu gehoorzaam of ongehoorzaam waren.18 Jezus zal de zaken aan het einde van de wereld rechtzetten. Volgens de Islamitische eschatologie zal Hij terugkeren om de dhimmi-status van niet-Moslims in Islamitische samenlevingen te beëindigen – en dus niet door een nieuw tijdperk van gelijkheid en harmonie te beginnen, maar door het Christendom af te schaffen en de Islam aan iedereen op te leggen. Zoals Mohammed het uitlegde: Bij Hem in Wiens Handen mijn ziel is, zeker (Jezus) zal de zoon van Maria spoedig onder jullie neerdalen en de mensheid rechtvaardig oordelen (als een Rechtvaardige Heerser); hij zal de Kruizen verbreken en de varkens doden en er zal geen Djizja meer zijn (d.w.z. discriminatiebelasting geheven op niet-Moslims).19 Een andere traditie zegt het op deze manier: "Hij zal het kruis verbreken, varkens doden en de Djizja afschaffen. Allah zal alle religies vernietigen, behalve de Islam." En in een andere hadith heeft Mohammed gezegd: "Hoe zullen jullie zijn (reageren) wanneer de zoon van Maria (d.w.z. Jezus) onder jullie neerdaalt en hij mensen zal oordelen volgens de wet van de Koran en niet volgens de wet van het Evangelie."20 In de tussentijd zal het met de Joden een stuk beter gaan (in de eindtijd). Mohammed zei: "Het laatste uur zal niet komen, voordat de Moslims zullen vechten tegen de Joden en de Moslims zullen hen doden, totdat de Joden zich achter een steen of een boom zullen verschuilen en een steen of een boom zou zeggen: Moslim, of de dienaar van Allah, er verschuilt zich een Jood achter mij: kom en dood hem."21 134
Combineer deze poging van Islam om de Joden en Christenen te ontdoen van elke legitimiteit met betrekking tot hun religie, tezamen met de discriminerende opmerkingen in de Koran, en daarbovenop nog de aansporingen van Mohammed om te vechten tegen Joden en Christenen, dan is het geen wonder dat de Islamitische wereld door de eeuwen heen op gespannen voet staat met Joden en Christenen. Naarmate de verschillende stromingen (scholen) van Islamitische jurisprudentie zich ontwikkelden, bouwden hun religieuze fundament op deze teksten in de Hadith en de Koran, en dit was de basis van de juridische structuur voor de behandeling van niet-Moslims. De kenmerken hiervan bleven door de eeuwen heen opmerkelijk consistent en onder alle juridische scholen. Als voorbeeld wordt hier de hedendaagse Saoedische sjeik Marzouq Salem Al-Ghamdi genoemd, die in een vrijdagpreek in een Saoedische Moskee, uitlegde op welke manier een Islamitische samenleving de aanwezigheid van nietMoslims in haar midden zou moeten tolereren: Als er ongelovigen onder de Moslims wonen, in overeenstemming met de voorwaarden die door de Profeet zijn uiteengezet, daar is verder niets mis mee, mits ze Djizja betalen aan de Islamitische schatkist (extra belastingen op nietMoslims). Andere voorwaarden zijn ... dat ze geen kerk of een klooster mogen renoveren, een vernielde kerk niet mogen herbouwen, dat ze drie dagen lang elke Moslim onderdak en eten moeten geven die onverwacht op bezoek komt in hun huizen ... dat zij verplicht moeten opstaan wanneer een Moslim wil zitten, dat ze Moslims niet imiteren in kleding of in spraak, dat zij niet mogen paardrijden, en ook geen zwaarden mogen bezitten, en zich niet mogen bewapenen met welk soort wapen dan ook; dat ze geen wijn mogen verkopen, dat zij geen kruis mogen laten zien, geen kerkklokken mogen luiden, hun stem niet mogen verheffen tijdens gebed, dat ze hun haar van voren afscheren om hen gemakkelijk herkenbaar te maken, en dat zij niemand mogen opzetten tegen andere Moslims, en dat zij een Moslim niet mogen slaan. Als ze deze voorwaarden schenden, hebben ze geen bescherming.22 In deze preek herhaalt de sjeik slechts de klassieke termen van Islamitische jurisprudentie voor de behandeling van niet-Moslims in Islamitische samenlevingen – en hij koppelt deze termen expliciet aan Mohammeds voorbeeld. We hebben al gezien hoe vasthoudend Mohammed was over de collectie van de djizja-belasting. Ondertussen werd de tweederangs status voor Christenen en Joden opgelegd door de bepaling in de Koran 9:29 dat ze "zich onderworpen moesten voelen." Dit werd voor het eerst volledig verwoord door Mohammeds luitenant Umar tijdens zijn kalifaat (634 tot 644), met woorden die opvallende gelijkenis vertonen met de vrijdagpreek die Sjeik Marzouq hield in een Moskee in Saoedi-ArabiÍ. De Christenen die dit pact met Umar sloten, moesten (onder dwang) het volgende beloven: We hebben een voorwaarde aan onszelf gesteld, dat we in onze gebieden geen klooster, kerk of heiligdom voor een monnik zullen oprichten, noch een plaats van aanbidding zullen herstellen die hersteld moet worden, noch een van die plaatsen zullen gebruiken voor vijandschap tegen Moslims. ‌ We zullen niet ... voorkomen dat een van onze medemensen de Islam omarmt, als ze daarvoor kiezen. We zullen Moslims respecteren, en opstaan van de plaatsen waar we zitten, als zij (Moslims) 135
ervoor kiezen om daar te zitten. We zullen niet hun kleding, petten, tulbanden, sandalen, kapsels, spraak, bijnamen en titelnamen imiteren, of op zadels rijden. Wij zullen ook geen zwaarden op de schouders hangen, allerlei soorten wapens verzamelen of deze wapens dragen. Wij zullen onze waarmerken niet in het Arabisch versleutelen of (sterke) drank verkopen. Wij zullen de voorkant van ons haar laten afscheren, onze gebruikelijke kleding dragen, waar we ook zijn. Wij zullen riemen om onze taille dragen (voor onderscheid), wij zullen geen kruizen oprichten of plaatsen op onze kerken. Wij zullen ook geen (Christelijke) boeken en lectuur in het openbaar laten zien in winkelstraten of op markten. Wij zullen geen klokken laten luiden in onze kerken, behalve discreet. Wij zullen ook onze stem niet verheffen terwijl we onze heilige boeken reciteren in onze kerken in aanwezigheid van Moslims ... Nadat deze en andere regels volledig waren uiteengezet, kwam de overeenkomst tot stand: "Dit zijn de voorwaarden die we tegen onszelf instellen en tegen de aanhangers van onze religie, in ruil voor veiligheid en bescherming. Als wij een van deze beloften overtreden, die we voor onszelf hebben gesteld, dan is onze Dhimmi-status (Dhimmah of belofte van bescherming) verbroken en mogen jullie (Moslims) met ons doen wat jullie mogen doen met opstandige en rebellerende mensen."23 Hoewel deze wetten in de meeste Islamitische landen nog steeds niet volledig van kracht zijn, worden Christenen en andere niet-Moslims nog steeds geconfronteerd met wijdverbreide discriminatie en intimidatie. Robert Hussein Qambar Ali was een Koeweitse burger die zich in de jaren negentig van Islam tot het christendom had bekeerd. Hij werd gearresteerd en berecht wegens afvalligheid. Alhoewel de Koeweitse grondwet de vrijheid van godsdienst officieel garandeert en niets zegt over het traditionele Islamitische verbod op bekering tot een ander geloof, komen deze zaken nog regelmatig voor. Zoals wij hebben gezien, is het Islamitische verbod tot het bekeren tot een ander geloof geworteld in de woorden en daden van Mohammed. Een van de aanklagers van Hussein verklaarde: "Met verdriet moet ik zeggen dat ons strafrecht geen straf voor afvalligheid bevat. Naar onze bescheiden mening, is het een feit dat de wetgever niet meer of minder als een straf voor afvalligheid kan opleggen, dan wat onze Boodschapper en Allah hebben besloten. Degenen die de beslissing zullen nemen over zijn afvalligheid zijn: ons Boek, de Soenna, de instemming van de profeten en hun wetgeving die door Allah is gegeven."24 Het is ronduit verbluffend dat de mythe van Islamitische tolerantie zo’n voet aan de grond kon zetten in de Westerse wereld. En dan te bedenken dat Mohammed gewoonlijk een openlijke minachting uitte voor Joden en Christenen, en in zijn woorden openlijk heeft aangezet tot discriminatie, haat en zelfs geweld tegen Christenen en Joden. Ook heeft hij discriminerende wetten ingesteld, die Moslims ronduit opriepen hen onderwerpen, te discrimineren, en de mindere te laten voelen. Hoewel de menselijke natuur overal hetzelfde is en Moslims natuurlijk net zo tolerant of intolerant kunnen zijn als ieder ander, trekt het voorbeeld van Mohammed, het hoogste model voor menselijk gedrag, hen constant in een andere richting. Het feit dat Westerse analisten dit alles blijven negeren, bewijst het gemak waarmee mensen overtuigd kunnen worden van iets wat ze graag willen blijven geloven. Dit ongeacht het overweldigend bewijs dat het tegendeel laat zien. 136
Een meer vriendelijke en zachtaardige Mohammed Wat moeten we denken van de Mohammed die we in het begin van dit boek zagen – degene wiens "hart vervuld was van intense liefde voor de hele mensheid, ongeacht kaste, geloof of huidskleur"?25 Degene die "de gelegenheid had om degenen die hem aanvielen te vergelden, maar zich daarvan onthouden heeft”?26 Dr. Mohammad Ahmadullah Siddiqi, een professor journalistiek en public relations aan de Universiteit van Western Illinois, was de oprichter van de Islamitische Studentenbeweging van India (Students Islamic Movement of SIMI), die betrokken was bij de bomaanslagen in Mumbai in juli 2006. Hij verwerpt nu het geweld van de groep en zegt dat hij hen eraan herinnerde dat "een van de meest opvallende dingen over de Profeet Mohammed, zoals beschreven is door de Koran, was dat hij sprak over barmhartigheid voor de mensheid. Hoe kunnen de volgelingen van dit geloof een vuist laten zien en (alleen maar) denken aan geweld en dergelijke dingen?"27 Deze Mohammed is niet helemaal fictief. Een van zijn metgezellen beschreef hem als "noch ruw noch hardvochtig. Hij is noch luidruchtig op de markten, noch vergeldt hij kwaad met kwaad, maar hij vergeeft en geeft gratie."28 Een ander zei dat Mohammed, hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt, "meer verlegen was dan een meisje in haar afzondering."29 Hij "was geen lasteraar of een vloeker, noch was hij obsceen."30 Een van Mohammeds dienaren herinnerde zich dat zijn meester hem nooit uitschold of berispte: "Dus diende ik de Profeet thuis en op reis. Bij Allah, hij heeft nooit opmerkingen gemaakt over iets wat ik deed: waarom heb je dit zo gedaan. En nooit opmerkingen gemaakt voor iets wat ik niet heb gedaan: waarom heb je dit niet zo gedaan?"31 Deze elementen van Mohammeds persoonlijkheid kunnen niet worden ontkend. Immers, hij moet veel charme en persoonlijke aantrekkingskracht hebben gehad om een dergelijke felle loyaliteit onder zijn volgelingen te verkrijgen (hoewel het toen en nu niet kan worden ontkend, dat de doodstraf voor het verlaten van de groep een krachtige aansporing was om in de groep te blijven). Deze charme was over het algemeen alleen voorbehouden aan gelovigen. Vooral in de periode in Medina, en daarna, verhardde zijn houding verhardde ten opzichte van Joden en Christenen. Mohammed maakte een scherpe onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen, en dit werd in zijn Koran benadrukt: "Mohammed is de boodschapper van Allah. En degenen die aan zijn kant staan, zijn hard tegen de ongelovigen, maar genadig onder elkaar" (48:29). Apologeten roepen vaak een traditie aan, waarin Mohammed respect toonde voor het overlijden van een Jood. Terwijl de begrafenisstoet voorbijging, stond de Profeet van Islam op. Toen zijn volgelingen hem vertelden dat de dode man een Jood was, antwoordde Mohammed: "Was hij geen mens en had hij geen ziel?"32 Dit is een mooi gebaar en het geeft een goed gevoel, maar het wordt niet algemeen ondersteund in de Islamitische traditie. Er wordt er niet bij vermeld waar of wanneer dit gebeurde, maar het zal waarschijnlijk dateren uit de vroege periode van Mohammeds profetische carrière, toen hij de Joden min of meer probeerde te dwingen om zijn aanspraak op profeetschap te aanvaarden. Een soortgelijke traditie in de Hadith benadrukt de overtuiging die Mohammed had, dat degenen die hem afwezen in het hiernamaals in de hel zouden branden. Een Moslim vertelt dat "dat de lijkbaar van een Jood voor de Boodschapper van Allah (vzmh) voorbij ging en (de leden van zijn familie) over hem jammerden. Hierop zei hij: Jullie jammeren, en hij wordt gestraft."33 Islamitische apologeten halen graag voorbeelden aan waarin de Profeet van Islam vriendelijk of zachtaardig is, maar zij vermelden vaak helemaal niet zijn aansporingen om oorlog te voeren tegen ongelovigen, totdat ze zich bekeren, of onderworpen zijn. Zij vertellen weinig over zijn 137
overvallen, invallen, zijn veldslagen, zijn vreugde over de executies van zijn vijanden – en deze zaken en moorden heeft Mohammed zelf bevolen. De Mohammed die uit de Islamitische traditie naar voren komt, was een veelzijdig persoon, net zoals alle mensen dat kunnen zijn. Hij was veel mensen weer verschillend, en een ieder benadrukt weer een ander aspect in zijn leven. Vaak is men geneigd om de onaangename elementen van zijn karakter of leer te negeren. Maar het negeren zorg er niet voor dat de onaangename aspecten van zijn onderwijs en leer verdwijnen. Helaas zijn er in de wereld nog veel jihadisten, die geweld plegen in navolging van hun Profeet, die hun grote voorbeeld is.
De verering van Mohammed De talrijke aansporingen en vermaningen in de Koran aan Moslimgelovigen om Mohammed te gehoorzamen en te imiteren, zijn het fundament geworden van de grote toewijding aan de Profeet in de hele Islamitische geschiedenis. Deze toewijding was vooral duidelijk aanwezig onder de mystiek ingestelde Moslims. De Perzische Soefi en mysticus Mansur Al-Hallaj (858922), misschien redenerend vanuit zijn studie van de Koran, verklaarde dat Allah "niets heeft geschapen, dat hem meer dierbaar is dan Mohammed en zijn familie."34 De beroemde Soefifilosoof Abu Hamid Muhammad al-Ghazali (1058-1111) verklaarde dat "de sleutel tot geluk is het volgen van de Soenna en het imiteren van de Boodschapper in heel zijn komen en gaan, maar ook (het imiteren van) al zijn bewegingen, zijn rust, zijn manier van eten, zijn houding, zijn (manier van) slapen en zijn manier van praten."35 Soms kon deze toewijding geen excessen voorkomen. De Perzische dichter Rumi (Jalal al-Din Muhammad Rumi, 1207-1273) zei dat het zweet van de Profeet van Islam gelijk was aan de geur van rozen: Wortel en tak van de rozen is het heerlijke zweet van Mustafa [d.w.z. Mohammed], En door zijn kracht de halve maan van de roos Groeit nu uit tot een volle maan.36 Evenzo meende een moderne Arabische schrijver dat Allah “het lichaam van Mohammed in zo'n onovertroffen schoonheid schiep, zoals nog nooit in een mens was gezien – voor hem en ook niet na hem. Zodra de hele schoonheid van de Profeet voor onze ogen werd onthuld, kon men zijn pracht niet verdragen."37 Dit soort zaken zijn natuurlijk erg overdreven, maar het getuigt wel van de centrale plaats die Mohammed inneemt in de Islamitische vroomheid. De hedendaagse geleerde en mysticus Frithjof Schuon (1907-1998) vatte deze centrale positie bekwaam samen. Sprekend over de deugden die door de Islam worden ingeprent, stelt hij: "Het is ondenkbaar dat deze deugden door de eeuwen heen gepraktiseerd zouden worden, zelfs tot in onze tijd, als er niet een cultuur van persoonsverheerlijking zou zijn rondom de grondlegger van Islam, zelfs tot in extreme mate. ... Voor Moslims is de morele en de spirituele waarde van de Profeet geen abstractie of veronderstelling. Het is voor hen een levende realiteit.”38
138
Het imiteren van Mohammed vandaag de dag Het is een feit dat de Moedjahedien over de hele wereld Mohammed zien als een personificatie van de kwaliteiten die zij proberen te belichamen. Zijn voorbeeld kan niet beperkt blijven tot zijn vriendelijkheid jegens zijn metgezellen en gebrek aan hardheid naar zijn dienaren toe. Als Moslims Mohammed proberen te imiteren, kijken ze naar dezelfde bronnen die in dit boek zijn gebruikt: de Koran, de Hadith (overgeleverde tradities) en de Sira (biografie). In de jaren na de aanslagen in 2001, hebben Moslims wereldwijd overvloedig bewijs geleverd van wat een ‘levende’ representatie van Islam inhoudt. Hier volgen dertien voorbeelden: Op 28 maart 2003 waarschuwde de Palestijnse sjeik Muhammad Abu AlHunud de Palestijnen in een preek, die via de televisie van de Palestijnse Autoriteit werd uitgezonden. De waarschuwing was gericht tegen degenen die zouden proberen te "rommelen met het boek van Allah, om de regio te veramerikaniseren, de religie veramerikaniseren, de Koran veramerikaniseren, Boodschap van Mohammed te veramerikaniseren …." Elke twijfel dat hij hiermee bedoelde, dat de boodschap van de Koran en Mohammed van hun gewelddadige componenten zou worden ontdaan, werd weggenomen, toen hij “voor” de Amerikanen in Irak bad: "Allah, maak van hun bezittingen een buit voor de Moslims, Allah, vernietig hen en vernietig hun wapens, Allah, maak hun kinderen als wees en maak hun vrouwen als weduwen."39 Op 5 september 2003 riep Sjeik Ibrahim Mudeiris Mohammeds veldslagen aan toen hij in een andere preek van de Palestijnse Autoriteit over de oorlog in Irak sprak, hoewel zijn herinnering aan de Slag om Tabuk een beetje fout was: "Als we 1400 jaar terug zouden gaan in de tijd in een tijdtunnel, dan zullen we ontdekken dat de geschiedenis zich herhaalt ... Byzantium vertegenwoordigt Amerika in het westen… Amerika zal ineenstorten, aangezien Byzantium in het westen instortte… De Profeet [Mohammed] kon Byzantium veroveren door middel van gesloten gelederen, de grootste macht in vergelijking met het hedendaags Amerika – en dit deze strijd winnen zonder een enkele gevallen martelaar onder de Moslims. De profeet kon door middel van de eenheid van de Islamitische gelederen en het ontwaken ervan, het Amerika van die tijd verslaan… Amerika is onze grootste vijand, vijand nummer 1. – en wij zien het als onze grootste vijand zolang we de lessen bestuderen van de Slag bij Tabuk [die plaatsvond in oktober 630 na Chr.]: 'Maak aan de grens alle mogelijke strijdkrachten gereed, en vastgehouden paarden, waarmee u de vijand van Allah mag afschrikken, en anderen met hen, die u niet kent.’ (Koran 8:60). We zijn voorbereid en klaar, maar de overwinning komt van Allah ... "40 Op 21 november 2003 stroomden Moslims uit de Maiduguri Road Central Moskee na vrijdaggebeden in de Nigeriaanse stad Kaduna. Zij liepen de straat op en eisten de implementatie van de Sharia-wetgeving en verspreidden flyers waarin stond: "De enige oplossing is Jihad, het type jihad dat in praktijk wordt gebracht door Profeet Mohammed en 139
geïllustreerd door Shehu Usman Dan Fodio en wijlen Ayatollah Khomeini van Iran. Wij zouden ons als Moslims moeten verenigen en wij moeten dit concept van jihad omarmen, en dit zal ons ongetwijfeld in staat stellen om alle onderdrukkers en elke onderdrukking te vernietigen en in plaats daarvan de Islam te vestigen."41 Tot zelfs november 2003 stond op de website van de afdeling Islamitische Zaken (IAD) van de Saoedi-Arabische ambassade in Washington, D.C. de vermaning dat Moslims een gewelddadige jihad moeten voeren in navolging van het voorbeeld van Mohammed: "De Moslims zijn vereist om de (zwarte) vlag van Jihad op te heffen om het Woord van Allah het allerhoogste te maken in deze wereld. En om alle vormen van onrecht en onderdrukking te verwijderen, en om de Moslims te verdedigen. Als Moslims het zwaard niet oppakken, zullen de boze tirannen van deze aarde de zwakkeren en [de] hulpelozen kunnen blijven onderdrukken...." De website citeert Mohammed die de woorden van Allah uitspreekt: "Wie van mijn slaven erop uittrekt, en naar buiten gaat om te vechten op Mijn manier, op zoek naar wat Mij behaagt, dan garandeer Ik hem dat Ik zijn lijden zal compenseren met beloning en roofbuit (tijdens zijn leven). En als hij sterft, dan zal Ik hem vergeven, hem genadig zijn en hem het in paradijs binnen laten gaan.”42 In december 2003 legde een Iraakse jihadstrijder uit waarom hij daar tegen de Amerikaanse troepen vocht: "Het religieuze principe is dat wij het niet kunnen accepteren om met ongelovigen samen te leven. De Profeet Mohammed, vrede zij met hem, zei: 'Sla de ongelovigen neer, waar je ze ook vindt.'” Deze man citeerde niet een gezegde, maar Mohammed in Koran 9:5, “het Vers van het Zwaard” – maar het is gemakkelijk te begrijpen waarom hij de twee met elkaar zou verwarren.43 Fawwaz bin Muhammad Al-Nashami, de commandant van de jihadgroep die op een jihad-aanval op 29 mei 2004 in Khobar, Saoedi-Arabië tweeëntwintig mensen doodde, zei dat hij handelde in overeenstemming met de wensen van Mohammed voor Arabië: "We zijn Moedjahedien, en we willen de Amerikanen [aanpakken]. We zijn niet gekomen om wapens op de Moslims te richten, maar om het Arabische schiereiland te zuiveren, volgens de wil van onze Profeet Mohammed, van de ongelovigen en de polytheïsten die onze broeders in Afghanistan en Irak doden… We begonnen de site te bekijken op zoek naar ongelovigen. We vonden Filipijnse Christenen. We hebben hun keel doorgesneden en droegen hen op aan onze broeders de Moedjahedien in de Filippijnen. [Evenzo], vonden we Hindoe-ingenieurs en we sneden ook hun keel door. Allah wordt hierdoor geprezen. Diezelfde dag hebben we Mohammeds land van vele Christenen en polytheïsten gezuiverd."44 In de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2004 riep een Moslimprediker Mohammed op om de democratie te herroepen: "Onze profeet heeft zich bij geen enkele verkiezing kandidaat gesteld… Hij
140
won geen enkel politiek debat. [In plaats daarvan] won hij de oorlog tegen de ongelovigen."45 Een jihadistische website legde in 2003 uit, dat het Israëlisch-Palestijnse conflict meer was dan alleen een nationalistisch conflict over land. Hij verklaarde: "Maar al deze mensen beseffen niet dat onze strijd met de Joden al lang teruggaat [in de geschiedenis], en al sinds de eerste Islamitische staat werd opgericht in Madeenah met Mohammed (vzmh) de Boodschapper, die als de leider naar de hele mensheid was gestuurd. Allah heeft ons in de Koran de realiteit van de boosaardigheid en haat meegedeeld, die de Joden hebben voor de Oemmah van Islam [wereldwijde Moslimgemeenschap] en Tawheed [eenheid van God], zoals hij zegt: 'Je zult zeker merken dat de mensen met de grootste vijandigheid naar de gelovigen (Moslims) toe, de Joden en de polytheïsten zijn.'" (Surah Al-Maa'idah: 82) [Koran 5:82].46 In oktober 2004 schreef een jihadistische Sjeik Al-Aamer het volgende in een online Al-Qaida tijdschrift (Sawt al-Jihad): "Voer de Jihad uit tegen je vijanden met je [eigen twee] handen, offer je zielen en je eigendommen op in de strijd tegen je vijand, als een imitatie van [de daden van] je Profeet [Mohammed] in de maand Ramadan [en om] je vijanden woedend te maken."47 De invloedrijke Amerikaanse bekeerling tot de Islam Hamza Yusuf deed in in November 2004 een beroep op het Verdrag van Hudaybiyya in een poging om Moslims aan te sporen om strategisch hun doelen na te streven. “Er zijn tijden dat je net [zo onschuldig] als een schaap moet leven,” legde hij uit, “om in de toekomst als een leeuw te leven.”48 In een artikel in dagelijkse Arabische krant Arab News van januari 2005 herinnerde columnist Adil Salahi zijn lezers eraan dat Mohammed nooit oorlog heeft gevoerd tegen een volk, zonder dat hij hen eerst uitnodigde tot Islam en hij hen eerst uitnodigde om zich tot Islam te bekeren: “Tijdens het leven van de Profeet (vrede zij met hem) moest de Moslimgemeenschap tegen veel mensen vechten in diverse veldslagen, omdat er meerdere bronnen van gevaar waren en er ook veel tegenstanders waren die de opkomende stem van de Islamitische boodschap graag wilden onderdrukken. De Profeet zorgde ervoor dat de Moslims in geen van deze gevechten de wettelijke limieten van de Islam te buiten gingen [van wat rechtmatig was in Islam]… [Hij] zou geen aanval beginnen zonder eerst de vijand te waarschuwen en hen op te roepen om Islam te accepteren en in vrede met de Moslimstaat te leven."49 (Saillant detail: in mei 2006 heeft president Mahmoud Ahmadinejad van Iran een brief aan de Amerikaanse president George W. Bush gestuurd, een brief die hij later uitlegde als een oproep om Islam aan te nemen: “De brief was een uitnodiging voor monotheïsme en gerechtigheid, en dit is iets wat alle goddelijke profeten gemeenschappelijk hebben. Als de oproep positief wordt beantwoord, zullen er geen problemen meer zijn die opgelost moeten worden."50) 141
De Londense Moslimleider Hani Al-Sibaai deed in februari 2005 een verklaring, waarin hij de slachtingpartijen rechtvaardigde die werden gepleegd door de Moedjahedien van Al-Zarqawi in Irak: "Baseren deze mensen zich op de Islamitische wet, of niet? Ze beweren dat ze dat doen, en om het te ondersteunen, zeggen ze dat het afslachten [van mensen] in een Hadith verscheen door [toedoen van] de Profeet, die authentiek was verklaard door Sjeik Ahmad Shaker. De Profeet zei tegen de Quraish-stam: 'Ik heb een slachtpartij bij jullie uitgevoerd,’ waarbij hij dit gebaar maakte. Maar dit zijn religieuze kwesties die kunnen worden betwist… De Profeet sloeg spijkers in hen en stak de ogen uit van mensen van de 'Urayna Stam. Ze waren slechts een groep dieven die van schapenherders stalen, en de Profeet sloeg spijkers in [hun ogen] en gooide hen [op de grond] in het AlHrara-gebied en liet ze daar achter om te sterven [in de woestijn]. Hij verblindde hen en hakte hun armen en benen af aan tegenovergestelde zijden. Dit is wat de profeet deed met een onbelangrijke kwestie – laat staan [wat hij doet] bij oorlog."51 Zoals we in hoofdstuk 8 al zagen, verklaarde een schrijver op een Brits Moslim-internetforum in juli 2006: "Ik ben deze vuile, smerige Israëlische honden zo zat. Moge Allah hen vervloeken en hen allemaal vernietigen, en mogen ze hetzelfde lot ondergaan als Banu Qurayzah!"52 De meeste Westerse regeringen en wetshandhavers zouden al deze bovenstaande voorbeelden afwijzen als het verdraaien van Islam. Ze zeggen dat Islam gekaapt is door extremisten, maar dat de echte kern van Islam vredelievend is. Maar we hebben alle woorden en daden van Mohammed gezien, zoals ze in de vroege Islamitische tradities beschreven zijn. Wij weten nu ook dat jihadisten juist naar deze voorbeelden verwijzen. Deze tradities en voorbeelden van Mohammed zijn simpelweg beschreven in de Islamitische tradities, en deze laten geen ruimte voor een vredelievend beeld Mohammed en Islam. Waarom laten Westerse apologeten en politici toch een ander beeld zien? Westerse functionarissen verwijzen vol vertrouwen naar reguliere Moslims die net als de meeste mensen terrorisme verafschuwen en het westerse pluralisme accepteren, maar deze groepen hebben ondanks hun vermeende meerderheidspositie erg veel moeite om betrouwbare woordvoerders te vinden. En dergelijke functionarissen plaatsen zichzelf vaak in een bijzondere positie door te beweren dat Moslims die terreur steunen slechts een kleine minderheid zijn, maar tegelijkertijd erkent en ondersteunt deze kleine minderheid het leiderschap van vrijwel elk belangrijk Moslimorgaan. En bovendien is het is duidelijk dat de overgrote meerderheid die jihadgeweld afwijst, niets wil of kan doen om hen van deze machtsposities los te maken en te verdrijven.
Een beangstigende realiteit Vanzelfsprekend kunnen veel niet-Moslims de realiteit van wat Mohammed deed en leerde niet accepteren, omdat de implicaties ervan simpelweg te beangstigend zijn. Velen gaan ervan uit dat het identificeren van de elementen van de Islam die tegenwoordig jihadgeweld aanwakkeren alleen maar zal leiden tot een “botsing van beschavingen”. En dat het openbaren 142
van de pogingen van Moslims om met subversieve, geweldloze daden de Sharia in het Westen willen verspreiden, ook alleen maar zal leiden dat het Westen zich tegen de gehele Islamitische wereld zal keren. Meer dan een paar analisten zijn van mening, dat als de Westerse regeringen en media deze feiten over de Islam negeren of bagatelliseren, dat ze dan in staat zullen zijn een dergelijk wereldwijd conflict te voorkomen. En daarnaast zullen zij naar hun mening hervormers in de Islamitische wereld in staat kunnen stellen hun krachten te bundelen. Uit bovenstaande voorbeelden is duidelijk zijn dat Islamitische jihadisten al goed op de hoogte zijn van de elementen van Mohammeds leven die ze gebruiken om hun acties te ondersteunen. Zij roepen het voorbeeld van Mohammed aan over de gehele wereld. Het is absurd om te denken dat als Westerse functionarissen en mediakanalen weigeren te de waarheid hierover te erkennen, dat het niet meer zal gebeuren. De enige manier waarop oprechte Moslimhervormers enige vooruitgang kunnen boeken onder Moslims, is door de waarheid over Islam te erkennen, en niet door te ontkennen dat deze aspecten van Islam bestaan – de jihadisten weten vaak beter, en zij maken zelfs gebruik van deze onwetendheid. Naast de ontkenners, heb je ook een groep die alleen de vage veroordelingen van 'terrorisme' aanbieden, zonder zelfs maar te identificeren wie de terroristen zijn. Hiermee komt men ook niet veel verder. In plaats van ontkenning, of alleen vage bewoordingen, kan men kiezen voor openheid en confrontatie. De enige hoop op succes voor de hervormers, hoe klein dan ook, is door de woorden en daden van Mohammed te erkennen, en de doctrines van Islam die jihadgeweld en het suprematisme van de Sharia onderwijzen, en een pleidooi te voeren voor de verwerping van (een deel van) de literatuur in de Koran (en de definitieve verwerping van deze leringen). Maar dit zal hen natuurlijk kwetsbaar maken voor beschuldigingen van jihadisten dat ze ontrouw zijn aan Mohammed en aan Islam, en dat zal op zichzelf voorkomen dat ze een belangrijke plaats in de Islamitische wereld zullen innemen.
Wat zou gedaan moeten worden? Wat kunnen niet-Moslim regeringen dan doen? Veel dingen, onder andere: Houd op met het volhouden dat de islam een religie van vrede is. Dit is verkeerd en onwaarheden zijn nooit productief. In feite is het helemaal niet nodig dat de president van de Verenigde Staten of de premier van Groot-Brittannië of enige andere Westerse leider überhaupt uitspraken doet over de aard van Islam. Ze zouden veel verstandiger zijn, door alleen te benoemen dat hun vijanden ernaar streven om de Islamitische sharia in te voeren in hun landen en in de wereld, en dat zij daar weerstand aan zullen bieden. Start een volledig Manhattan-project om nieuwe energiebronnen te vinden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Verenigde Staten talloze dollars geïnvesteerd en de beste wetenschappelijke bij elkaar gezet in een project voor een atoombom. Vandaag moet een soortgelijke inspanning worden geleverd om een einde te maken aan de Westerse afhankelijkheid van olie uit de Islamitische landen – een afhankelijkheid die het buitenlands beleid van Westerse landen erg beïnvloedt en vervormt, waardoor ze niet alle stappen kunnen nemen die ze
143
moeten nemen om zichzelf te verdedigen tegen de jihad die Mohammed predikte. Stel westerse hulp afhankelijk van het herroepen van de jihad ideologie. Als de Westerse staten het bestaan van een wereldwijde imperialistische Islamitische motieven erkennen, zouden ze hulp aan staten als Egypte en Pakistan – waarin seculiere regeringen over het algemeen de verspreiding van jihadistische leerstellingen in Moskeeën en Islamitische scholen tolereren – afhankelijk kunnen stellen aan een actieve afwijzing van die leringen en positieve stappen kunnen ondernemen tegen hen door de regeringen van elke staat. Deze landen belijden in officiële kanalen dat zij de hedendaagse jihad van Osama bin Laden en gelijkgestemde Moedjahedien verwerpen, maar de afwijzing lijkt niet geheel oprecht. In de tussentijd weigeren ze serieuze stappen te ondernemen tegen de Islamitische instellingen. Als de afwijzing oprecht zou zijn, zouden ze bijvoorbeeld programma's ontwikkelen voor Islamitische scholen, die uitleggen waarom Moslim suprematisme en Mohammeds aansporingen om oorlog te voeren geen waarde meer hebben in de wereld van vandaag of in de toekomst. Roep Westerse (Europees of Amerikaanse) belangenorganisaties op om tegen de jihadideologie in te gaan. In plaats van goedkeuring van een (seculiere) grondwet en Westerse waarden, zijn de boeken van Islamitische instellingen in de Verenigde Staten en Europa gevuld met jihadistische propaganda tegen Joden en Christenen. Een Amerikaans rapport uit 2005 van een stichting voor religieuze vrijheid (Freedom House Center for Religious Freedom) vond lectuur in Amerikaanse moskeeën die haat onderwijzen voor niet-Moslims en stellen dat afvalligen van de Islam moeten worden gedood, in overeenstemming met Mohammeds richtlijn.53 Ook hier belijden Amerikaanse Moslimorganisaties dat zij de jihad van Osama bin Laden afwijzen, maar hun woorden worden maar mondjesmaat ondersteund met daden. Vijf jaar na de aanslagen van 11 september zijn er nog steeds geen georganiseerde, alomvattende programma's in Amerikaanse Moskeeën en scholen om les te geven tegen de jihad ideologie. En er zijn ook nog steeds geen programma’s die de gelovigen confronteren met elementen van Mohammeds leven die vandaag de dag jihadistisch geweld aanwakkeren. Dit is niet verrassend aangezien dergelijke groepen vaker dan eens voorkomen uit dubieuze groepen. Zo is de Moslimorganisatie CAIR (Council on American-Islamic Relations) voortgekomen uit de Palestijnse Hamas organisatie IAP (Islamic Association of Palestine, een Hamas-groep). Ondanks de centrale positie die jihad inneemt in de Islamitische theologie, worden deze organisaties door overheidsfunctionarissen en de reguliere media gezien als gematigde groepen. Moedige functionarissen en politici, als die er al zijn, zouden deze groepen moeten uitdagen om op te houden of gewoonweg hun mond te houden – om oprecht gematigde groepen en hervormings-initiatieven een kans te bieden. De gematigde groepen zouden vervolgens onderwijs moeten geven, en Moslims informeren over Mohammeds oorlogszuchtige voorbeeld. Diverse nietgematigde groepen moeten stoppen zich voor te doen als gematigde groepen. En de regering en de wetshandhavers moeten deze groepen dan ook niet langer 144
vanzelfsprekend beschouwen als betrouwbare, loyale gematigden die zonder voorbehoud het westerse pluralisme accepteren. Herzie het immigratiebeleid met het oog op de jihad-ideologie. Westerse landen moeten immigratiebeleid ontwikkelen die harde vragen stellen over de opvattingen van de aanvrager over pluralistische samenlevingen, godsdienstvrijheid, vrouwenrechten en andere kenmerken van westerse samenlevingen – welke worden verworpen door elementen van Mohammeds leer en Islamitische wetgeving. Natuurlijk kan men niet verwachten dat elke asielzoeker eerlijke antwoorden geeft op de vragen, maar alleen al door het presenteren van deze vragen, wordt duidelijk gemaakt dat Sharia aanhangers niet welkom zijn – namelijk die mensen die openlijk streven om de Westerse pluralistische samenleving om te vormen in een sharia-theocratie. En deze laatste zouden dan indien mogelijk moeten worden vervolgd en het land uitgezet. De noodzaak van een immigratiebeleid met een dergelijke focus is verduisterd door de angst voor “racisme,” maar dit is geen raciale kwestie. Mohammeds leringen zijn beschikbaar voor alle rassen, en mensen van alle rassen hangen deze leer aan. Als er geen Westerse politici kunnen worden gevonden die dapper genoeg zijn om deze brandnetel op te pakken, zullen Westerse landen uiteindelijk een forse prijs betalen. Zeker als de jihadisten die in het land zijn toegelaten of hun kinderen, na verloop van tijd succesvolle jihad-aanvallen uitvoeren of autochtone Moslims aansporen hetzelfde te doen. Ook wanneer ze de sharia met vreedzame middelen willen bevorderen, zoals men heeft geprobeerd via een campagne van de Verenigde Naties en in verschillende Europese landen, waarbij men op slinkse wijze Islamitische wetten voor godslastering willen invoeren na de Mohammed-cartoonrellen.55 De woorden en daden van Mohammed zetten Moslims aan om gewelddaden te plegen – en dat al 1400 jaar lang. Deze zaken verdwijnen niet zomaar de komende decennia, ook niet zolang wij nog leven. Deze zaken kunnen ook niet zomaar worden weg onderhandeld. Het beste dat Westerse regeringen kunnen doen, is het karakter te erkennen van Islam en hun invloed proberen aan te wenden binnen hun land en over de gehele wereld, om te proberen Moslims te bewegen zich gematigd te noemen en om definitief afstand te doen van de jihadistische elementen van Islam. Daarbij moet men rekening houden met het feit dat de meeste Moslims Mohammed zullen blijven beschouwen als "een uitstekend voorbeeld van gedrag." Hoe eerder dit wordt gedaan, hoe veiliger wij allemaal zullen zijn. Maar zolang dit veelzijdige probleem wordt genegeerd, zal Mohammed zijn volgelingen blijven inspireren om het zwaard op te heffen in zijn naam.
145
Dankwoord Er zijn veel mensen, die leven of al dood zijn, die open naar buiten treden, en die ondergedoken zijn. Aan hen ben ik dank verschuldigd. Om verschillende redenen kan ik ze hier niet benoemen, en moet ik in plaats daarvan een "Met dank aan jou ‌ je weet wie je bent" aanbieden. Mijn dank aan alle verdedigers van de beschaving tegen barbarij, wie je ook bent, waar je ook bent, je draagt bij aan deze strijd. Mijn Dank.
146
Verwijzingen Hoofdstuk 1: Waarom een biografie van Mohammed vandaag de dag relevant is 1. "President Bush Discusses Global War on Terror," White House press release, April 10, 2006. 2. Farida Khanam, "Muhammad's Love and Tolerance for Mankind," IslamOnline, March 15, 2006. Http://muhammad.islamonline.net/English/His_Example/HisQualities/07.shtml. The riots involved cartoons in a Danish newspaper (and republished elsewhere) that depicted the Prophet Muhammad in a comical light. Many of the images circulated in the Islamic world were fakes distributed by Islamic agitators to inflame riots and protests. 3. Carl Ernst, Following Muhammad, University of North Carolina Press, 2003, 85. 4. Safi-ur-Rahman al-Mubarakpuri, Ar-Raheeq Al-Makhtum (The Sealed Nectar), Al-Furqan, 1979, 492, 499. 5. http://www.cair.com. 6. Ibrahim Hooper, "What Would Prophet Muhammad (pbuh) Do?,"Council on American-Islamic Relations, February 4, 2006. Http://www.islaml01.com/rights/wwpMdo.htm. 7. "Cleric calls on Mohammed cartoonist to be executed," The Telegraph, February 6, 2006. 8. Saw stands for "Salla Allahu aalayhi Wasallam," which translates as "May the blessing and the peace of Allah be upon him." 9. "Kill those who insult the Prophet Muhammad (saw)," Al-Ghurabaa, http://www.alghurabaa.co.uk/articles/cartoon.htm. The article is quite specific about Muhammad's example: "Ka'ab ibn Ashraf was assassinated by Muhammad ibn Maslamah for harming the Messenger Muhammad (saw) by his words, Abu Raafi' was killed by Abu Ateeq as the Messenger ordered in the most evil of ways for swearing at the prophet, Khalid bin Sufyaan was killed by Abdullah bin Anees who cut off his head and brought it to the prophet for harming the Messenger Muhammad (saw) by his insults, Al-Asmaa bintu Marwaan was killed by Umayr bin Adi' al-Khatmi, a blind man, for writing poetry against the prophet and insulting him in it, Al-Aswad alAnsi was killed by Fairuz al-Daylami and his family for insulting the Messenger 197, 198 Notes Muhammad (saw) and claiming to be a prophet himself. This is the judgement of Islam upon those who violate, dishonour and insult the Messenger Muhammad (saw)." 10. "Iraq: Al-Zarqawi Group Boasts Killing Christian," Adnkronos International, April 7, 2006. 11. "Murder 'infidels', Mukhlas urges," The Australian, December 18, 2005. 12. Karen Armstrong, Muhammad: A Biography of the Prophet, (San Francisco: Harper San Francisco, 1992), 5. 13. "Jihad in Canada," Ottawa Citizen, June 5, 2006. 14. "Blair condemns bombers who 'act in name of Islam,'" Reuters, July 7, 2005. 15. Dr. Muqtedar Khan, "The Legacy of Prophet Muhammad and the Issues of Pedophilia and Polygamy," Ijtihad, June 9, 2003. 16. See, for example, "Fears as young Muslims 'opt out,'" BBCNews, March 7, 2004. 17. Richard Lowry, "The To Hell with Them' Hawks," National Review, March 27, 2006. 18. "Gaza EU offices raided by gunmen," BBC News, January 30, 2006. 19. "Gazans burn Danish flags, demand cartoon apology," Reuters, January 31, 2006. 20. "EU Press Reprints Explosive Cartoons," IslamOnline, February 1, 2006. 21. Alan Cowell, "European papers join Danish fray," New York Times, February 8, 2006; "Protests Over Muhammad Cartoon Grow," Associated Press, January 30, 2006. 22. "Group stokes cartoon protest," Reuters, February 1, 2006; "Fatwa issued against Danish troops," Agence France Press, February 1, 2006. 23. "Q&A: The Muhammad cartoons row," BBC News, February 7, 2006; "Kashmir shutdown over Quran desecration, Prophet caricature," India-Asia News Service, December 8, 2005; "Cartoons of Mohammed cause death threat," DR Nyheder, December 3, 2005; "Muslim World League calls for UN interventions against disdaining religions," Kuwait News Agency, January 28, 2006. 24. "Clinton warns of rising anti-Islamic feeling," Agence France Presse, January 30, 2006. 25. Hassan M. Fattah, "At Mecca Meeting, Cartoon Outrage Crystallized," New York Times, February 9, 2006. 26. "Cartoon Body Count," http://www.cartoonbodycount.com. 27. Toby Sterling, "Dutch Filmmaker Theo Van Gogh Murdered," Associated Press, November 2, 2004. 199 28. "Everyone Is Afraid to Criticize Islam," interview with Ayaan Hirsi Ali, Spiegel, February 6, 2006.
147
Hoofdstuk 2: Een zoektocht naar de historische Mohammed 1. Dr. Muqtedar Khan, "The Legacy of Prophet Muhammad and the Issues of Pedophilia and Polygamy," Ijtihad, June 9, 2003. 2. Bukhari, vol. 3, book 46, no. 2468. 3. Maxime Rodinson, Muhammad, translated by Anne Carter, Pantheon Books, 1980, 279-283. U. Bukhari, vol. 7, book 68, no. 5267. 5. Bukhari, vol. 1, book 8, no. 402. 6. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 2832. 7. Von Denffer, 18-19. 8. The word hadith's Arabic plural is ahadith, and this is found in much English-language Muslim literature. However, to avoid confusing English-speaking readers I have used the English plural form. 9. "Hadith & Sunnah," www.islamonline.net. 10. Abdul Hamid Siddiqi, Introduction to Imam Muslim, Sahih Muslim, translated by Abdul Hamid Siddiqi, Kitab Bhavan, revised edition 2000, v. 11. "Ibn Hisham's Notes," in Ibn Ishaq, The Life of Muhammad: A Translation of Ibn Ishaq's Sirat Rasul Allah, A. Guillaume, translator, (Oxford University Press, 1955), 691. 12. Ibid., xxxv. 13. Ibid., xxxvii. 14. Ibid., 516. 15. Ibid., 451. 16. My own copy bears the stamp of an Islamic bookstore in Lahore, Pakistan. 17. AH stands for anno Hegirae, year of the Hijra, or the number of years after Muhammad fled Mecca for Medina, according to the Islamic lunar calendar. 18. A.I. Akram, The Sword of Allah: Khalid bin Al-Waleed: His Life and Campaigns (Feroze Sons Publishers, Lahore, 1969). 19. Javeed Akhter, The Seven Phases of Prophet Muhammad's Life, International Strategy and Policy Institute, 2001. 20. PBUH stands for "Peace Be Upon Him." 21. Salah Zaimeche, "A Review on Early Muslim Historians," Foundation for Science Technology and Civilisation, 2001. 22. Yahiya Emerick, The Life and Work of Muhammad, Alpha Books, 2002,311. 200 23. S. Moinul Haq and H. K. Ghazanfar, "Introduction," in Ibn Sa'd, Kitab Al-Tabaqat Al-Kabir, vol. I, S. Moinul Haq and H K. Ghazanfar, translators, Kitab Bhavan, n.d., xxi. 26. Ibn Al-Rawandi, "Origins of Islam: A Critical Look at the Sources/'in The Quest for the Historical Muhammad, Ibn Warraq, editor, Prometheus Books, 2000, 111. 25. Ibn Sa'd, Kitab Al-Tabaqat Al-Kabir, vol. II, 64. 26. See Ignaz Goldhizer, Muslim Studies, vol. 2, George Allen & Unwin Ltd., 1971. 27. Itzchak Weismann, "God and the Perfect Man in the Experience of 'Abd al-Qâdir al-Jaza'iri," Journal of the Muhyiddin Ibn 'Arabi Society, volume 30, Autumn 2001.
Hoofdstuk 3: Mohammed wordt een profeet 1. Ibn Sa'd, Kitab Al-Tabaqat Al-Kabir, Vol. I, S. Moinul Haq and H. K. Ghazanfar, translators, Kitab Bhavan, n.d. 111. 2. Ibn Ishaq, 73. 3. Ibn Ishaq, 80. 4. Ibn Sa'd, vol. I, 169. 5. Ibn Ishaq, 80. 6. Ibn Sa'd, vol. I, 177. 7. Ibid., vol. I, 186. 8. Ibid., vol. I, 115. 9. Ibn Ishaq, 82. 10. Ibid., 69. 11. Ibid., 83. 12. Ibid., 93. 13. The Sealed Nectar, 493. 14. Ibn Sa'd, vol. 1,491. 15. Muslim, book 30, no. 5776. 16. Ibn Sa'd, vol. I, 489. 17. Ibid., vol. I, 504. 18. Ibid., vol. I, 520. 19. Bukhari, vol. 9, book 91, no. 6982. 20. Ibn Sa'd, vol. I, 220. 21. Bukhari, vol. 9, book 91, no. 6982.
148
22. Ibn Sa'd, vol. I, 227. 23. Ibn Ishaq, 106. 24. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4953. 25. Ibn Ishaq, 106. 26. Bukhari, vol. 9, book 91, no. 6982. 27. Ibn Ishaq, 107. Notes 201 28. Bukhari, vol. 1, book 1, no. 3. 29. Ibid. 30. Ibn Ishaq, 107. 31. Ibid., 107. 32. Bukhari, vol. 9, book 91, no. 6982. 33. Bukhari, vol. 4, book 59, no. 3238. 34. Bukhari, vol. 2, book 19, no. 1125.
Hoofdstuk 4: Mohammeds openbaringen en hun bronnen 1. Mishnah Sanhédrin 4:5. 2. Parts of this collection were added later, after the time of Muhammad—but not the section containing the material about Abraham. See Harry Freedman and Maurice Simon, Bereshit Kabbah, Soncino, 1961. Vol. 1, xxix. 3. Some may even have tried to fool Muhammad. One man who used to come talk with Muhammad later derided him for perhaps being too credulous in accepting those "tales of the ancients": "Muhammad is all ears: if anyone tells him anything he believes it." Once again Allah answered through the Prophet of Islam: "Among them are men who molest the Prophet and say, 'He is (all) ear.' Say, 'He listens to what is best for you: he believes in Allah, has faith in the Believers, and is a Mercy to those of you who believe.' But those who molest the Messenger will have a grievous penalty" (Qur'an 9:61). The Qur'an also calls down divine woe upon "those who write the Book with their own hands, and then say: This is from Allah,' to traffic with it for miserable price! Woe to them for what their hands do write, and for the gain they make thereby" (2:79). And when speaking of the People of the Book, Allah tells Muhammad: "As for those who sell the faith they owe to Allah and their own plighted word for a small price, they shall have no portion in the Hereafter. Nor will Allah (deign to) speak to them or look at them on the Day of Judgment, nor will He cleanse them (of sin). They shall have a grievous penalty. There is among them a section who distort the Book with their tongues: (As they read) you would think it is a part of the Book, but it is no part of the Book; and they say, "That is from Allah," but it is not from Allah: It is they who tell a lie against Allah, and (well) they know it!... If anyone desires a religion other than Islam (submission to Allah), never will it be accepted of him; and in the Hereafter he will be in the ranks of those who have lost (all spiritual good). How shall Allah Guide those who reject Faith after they accepted it and bore witness that the Messenger was true and that clear signs had come unto them? But Allah guides not a people unjust" (Qur'an 202 Notes 3:77-78; 85-86). Did some of the Jews mock Muhammad’s prophetic pretensions by representing their own writings, or folkloric or apocryphal material, as divine revelation, and selling them to him? 4. Bukhari, vol. 9, book 91, no. 6982. 5. Bukhari, vol. 4, book 61, no. 3617. 6. "The Arabic Gospel of the Infancy of the Savior," 1, Wesley Center for Applied Theology, http://wesley.nnu.edu/biblical_studies/noncanon/gospels/infarab.htm. 7. "The Arabic Gospel of the Infancy of the Savior," 36. 8. Muslim, book 25, no. 5326. 9. "The example of Muslims, Jews and Christians is like the example of a man who employed labourers to work for him from morning till evening. They worked till mid-day and they said, 'We are not in need of your reward.' So the man employed another batch and said to them, 'Complete the rest of the day and yours will be the wages I had fixed (for the first batch).' They worked up till the time of the 'Asr prayer and said, 'Whatever we have done is for you.' He employed another batch. They worked for the rest of the day till sunset, and they received the wages of the two former batches." Bukhari, vol. 1, book 9, no. 558. 10. W. St. Clair Tisdall, "The Sources of Islam," in The Origins of the Koran: Classic Essays on Islam's Holy Book, Ibn Warraq, editor, (New York: Prometheus Books, 1998), 281. 11. Bukhari, vol. 1, book 1, no. 2. 12. Ibn Sa'd, vol. I, 228. 13. Imam Muslim, Sahih Muslim, Abdul Hamid Siddiqi, trans., Kitab Bhavan, revised edition 2000, book 30, no. 5764. U. Muslim, book 30, nos. 5766 and 5767. 15. Bukhari, vol. 6, book 66, no. 4985.0 16. Quoted in Ali Dashti, 23 Years: A Study of the Prophetic Career of Mohammed, F. R. C. Bagley, translator, (Costa Mesa: Mazda Publishers, 1994), 132. 17. Abu Ja'far Muhammad bin Jarir al-Tabari, The History of al-Tabari, Volume VIII, The Victory of Islam, Michael Fishbein, translator, (New York: State University of New York Press, 1997), 2. 18. Bukhari, vol. 9, book 97, no. 7420.
149
19. "Behold! Thou didst say to one who had received the grace of Allah and thy favor [Zaid]: 'Retain thou (in wedlock) thy wife, and fear Allah.' But thou didst hide in thy heart that which Allah was about to make manifest: thou didst fear the people, but it is more fitting that thou shouldst fear Allah. Then when Zaid had dissolved (his marriage) with her, with the necessary (formality), We joined her in marriage to thee." Why? "In order that (in future) there may be no Notes 203 difficulty to the Believers in (the matter of) marriage with the wives of their adopted sons, when the latter have dissolved with the necessary (formality) (their marriage) with them. And Allah’s command must be fulfilled." 20. Tabari, vol. 8, 3. 21. Bukhari, vol. 9, book 97, no. 7420. 22. Ibn Kathir, Tafsir Ibn Kathir (Abridged), volume 7, Darussalam, 2000, 698. 23. This is a prayer said at a time of distress. 24. Bukhari, vol. 4, book 55, no. 2741. 25. The followers of Muhammad during his lifetime are known as his Companions. The Companions fall into two groups: al-Muhajiroun, or the emigrants from Mecca, and al-Ansar (helpers), the inhabitants of Medina who took in those emigrants after the Muslims' flight (hijra) from Mecca to Medina.'The Aws and Khazraj were two Ansari tribes. 26. Bukhari, book 5, vol. 64, no. 4141. 27. Bukhari, vol. 9, book 97, no. 7500. 28. Zihar was a pre-Islamic method of divorce, whereby a man would declare that his wife was to him like the back of his mother. 29. See also Bukhari, vol. 3, book 52, no. 2661. 30. Ahmed ibn Naqib al-Misri, Reliance of the Traveller ['Umdat al-Salik]: A Classic Manual of Islamic Sacred Law, translated by Nuh Ha Mini Keller. Amana Publications, 1999, o24.8. 31. See Sisters in Islam, "Rape, Zina, and Incest," April 6, 2000, http://www.muslimtents.com/sistersinislam/resources/sdefini.hrm. 32. See Stephen Faris, "In Nigeria, A Mother Faces Execution," www.africana.com, January 7, 2002. 33. Emerick, 213. 34. Muhammad Husayn Haykal, The Life of Muhammad, Isma'il Razi A. al-Faruqi, translator, 1968. Http://www.witness-pioneer.org/vil/Books/MH_LM/default.htm. 35. Karen Armstrong, Muhammad: A Biography of the Prophet, (San Francisco: Harper San Francisco, 1992), 197. 36. Ibid., 202. 37. Bukhari, vol. 7, book 77, no. 5825.
Hoofdstuk 5: Een onheilsprofeet die waarschuwt voor een grote straf 1. Ibnlshaq, 115. 2. Ibid., 117. 3. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4770. 204 4. Ibn lshaq, 118. 5. Muslim, vol. 1, book 1, no. 406. 6. Emerick, 69. 7. Tafsir Ibn Kathir (Abridged), Darussalam, 2000. Vol. 6, 39-40. 8. Ibnlshaq, 181. 9. Ibn Ishaq, 118; later in his biography Ibn Ishaq relates another tradition that places the killing by Sa'd bin Abu Waqqas shortly after the Hijra. 10. Ibn Sa'd, vol. I, 143. 11. Ibnlshaq, 130. 12. Ibid., 146. 13. Ibid., 131. 14. Ibid., 199. 15. Ibid., 212-213. 16. Quran 22:39-40. 17. Ibnlshaq, 212-213. 18. Qur'an 2:193, Ibn Ishaq, 212-213. 19. Abu Ja'far Muhammad bin Jarir al-Tabari, The History of al-Tabari, Volume VI, Muhammad at Mecca, W. Montgomery Watt and M. V. McDonald, translators, (New York: State University of New York Press, 1988), 107. 20. Ibn Ishaq, 165. 21. Ibn Sa'd, vol. I, 237. 22. Ibn Ishaq, 165-166. 23. Ibn Ishaq, 166. The Gharaniq, according to Islamic scholar Alfred Guillaume, were '"Numidian Cranes' which fly at a great height." Muhammad meant that they were near Allah's throne, and that it was legitimate for Muslims to
150
pray to al-Lat, al-'Uzza, and Manat, the three goddesses favored by the pagan Quraysh, as intercessors before Allah. 24. Tabari, vol. vi, 109. 25. Ibid., vol. vi, 111. 26. Ibn Ishaq, 166. 27. Ibid., 166-167. 28. Haykal, "The Story of the Goddesses," in The Life of Muhammad. 29. Emerick, 80. 30. Armstrong, 111. 31. Tabari, vol. vi, 107, 108. 32. Ibn Sa'd, vol. I, 236-239. 33. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4863. 34. Ibn Ishaq, 182. 35. Bukhari, vol. 5, book 63, no. 3887. 36. Muslim, book 1, no. 309. 37. Ibnlshaq, 182. 38. Bukhari, vol. 5, book 63, no. 3887. Notes 205 39. Bukhari, vol. 4, book 60, no. 3394. 40. Bukhari, vol. 5, book 63, no. 3886. 41. Ibn Sa'd, vol. I, 248. 42. Ibnlshaq, 183. 43. Ibid.
Hoofdstuk 6: Mohammed wordt een krijgsheer 1. Ibn Sa'd, vol. I, 261. This is the conventional dating; however, Ibn Sa'd also records other traditions that differ widely over the length of Muhammad's stay in Mecca. 2. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4492. 3. Ibnlshaq, 231-233. 4. Ibid., 239. 5. Ibid., 240-241. 6. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4480. 7. Ibnlshaq, 240-241. 8. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4480. 9. Ibnlshaq, 240-241. 10. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4480. 11. Ibnlshaq, 240-241. 12. Ibn Sa'd, vol. I, 188. 13. Ahmad Von Denffer, 'Ulum al-Qur'an: An Introduction to the Sciences of the Quran, The Islamic Foundation, 1994, 136. 14. Tafsir Ibn Kathir, vol. 1, 87. 15. Ibn Ishaq, 247. 16. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 3012. 17. Ibn Ishaq, 287-288. 18. Ibid., 288. 19. Ibid., 256. 20. Bukhari, vol. 4, book 60, no. 3394. 21. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4493. 22. Ibn Ishaq, 259. 23. Bukhari, vol. 4, book 61, no. 3635. 24. Ibn Ishaq, 267. 25. Bukhari, vol. 4, book 61, no. 3635. Hoofdstuk 7: “Oorlog is bedrog" 1. Ibn Sa’d, vol. II, 9 2.Ibn Ishaq, 294 3. Ibid., 297 4. Ibid. 298 5. For various estimates on the number of Muslim warriors, see Ibn Sa'd, vol. II, 20-21. 6. Ibn Ishaq, 300. 7. Ibid., 300.
151
8. Ibid., 301. 9. Bukhari, vol. 4, book 58, no. 3185. 10. Bukhari, vol. 1, book 8, no. 520. 11. Ibn Ishaq, 308. 12. Ibid., 304. 13. Bukhari, vol. 4, book 57, no. 3141. 14. Bukhari, vol. 4, book 58, no. 3185. 15. Ibn Ishaq, 306. 16. Steven Stalinsky, "Dealing in Death," National Review Online, May 24, 2004. 17. Bukhari, vol. 1, book 8, no. 438. 18. Ibn Ishaq, 308. 19. Ibn Ishaq, 326-327. 20. Ibn Sa'd, vol. II, 40. 21. Abu Ja'far Muhammad bin Jarir al-Tabari, The History ofal-Tabari, Volume VII, The Foundation of the Community, M. V. McDonald, translator, State University of New York Press, 1987, 86. 22. Ibn Ishaq, 363. 23. Tabari, vol. VII, 86. 24. Ibn Ishaq, 363. 25. Ibid., 367. 26. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4037. 27. Ibid. 28. Ibn Ishaq, 367. 29. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4037; Ibn Sa'd, vol. II, 37. 30. Ibn Sa'd, vol. II, 37. 31. Ibn Sa'd, vol. II, 39. 32. Ibn Ishaq, 369; Ibn Sa'd, vol. II, 36. 33. Ibn Ishaq, 369. 34. "Man who knew some plot suspects says Islamic 'anger' prevalent," CBC News, June 16, 2006. 35. Ibn Sa'd, vol. II, 60-61. 36. Ibn Ishaq, 372. 37. Ibid., 381-382. 38. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4065. 39. Ibn Ishaq, 382. 40. Bukhari, vol. 5, book 64, chapter 2 2 . 41. Ibn Ishaq, 386. 42. Ibid., 387. 207 43. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4072; Ibn Ishaq, 376. 44. Sayyid Qutb, Social Justice in Islam, translated by John B. Hardie and Hamid Algar, revised edition, Islamic Publications International, 2000, 19. 45. Tabari, vol. VII, 158. 46. Ibid., 159. 47. Muslim, book 19, no. 4326. 48. Ibn Ishaq, 437. 49. Ibid., 437. 50. Ibn Sa'd, vol. II, 70. 51. Ibn Ishaq, 438. 52. Muslim, book 19, no. 4347.
Hoofdstuk 8: Terreur zaaien in hun hart 1. Ibn Ishaq, 450. 2. Ibid., 452. 3. Abu Ja'far Muhammad bin Jarir al-Tabari, The History ofal-Tabari, Volume VIII, The Victory of Islam, Michael Fishbein, translator, (New York: State University of New York Press, 1997), 11. 4. Ibn Ishaq, 452. 5. Tabari, vol. VIII, 12. 6. Ibn Ishaq, 452. 7. Tabari, vol. VIII, 15. 8. Ibid., 16. 9. Ibn Ishaq, 454. 10. Tabari, vol. VIII, 17-18.
152
11. Ibn Ishaq, 455. 12. Ibn Ishaq, 458; cf. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 3030; Muslim, book 32, no. 6303. 13. Ibn Ishaq, 459. 14. Ibid., 460. 15. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 2813. 16. Ibn Ishaq, 461. 17. Ibid. 18. Ibid., 462. 19. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 3043. 20. Ibn Sa'd, vol. II, 93; cf. Ibn Ishaq, 464. 21. Ibn Ishaq, 468-469. 22. Abu-Dawud Sulaiman bin Al-Aash'ath Al-Azdi as-Sijistani, Sunan abu-Dawud, Ahmad Hasan, translator, Kitab Bhavan, 1990, Book 38, no. 4390. 23. Ibn Ishaq, 464. 208 Notes 24. Ibn Sa'd, vol. II, 93. 25. Ibn Ishaq, 464. 26. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4028. 27. W. N. Arafat, "New Light on the Story of Banu Qurayza and the Jews of Medina," Journal of the Royal Asiatic Society of Great Britain and Ireland, 1976, 100-107. 28. Emerick, 226. 29. Armstrong, 207-208. 30. Yaakov Lappin, "UK Islamists: Make Jihad on Israel," YNet News, July 2, 2006. 31. Bukhari, vol. 4, book 57, no. 3128. 32. Ibn Ishaq, 490. 33. Bukhari, vol. 9, book 97, no. 7409. 34. Ahmed ibn Naqib al-Misri, Reliance of the Traveller ['Umdat al-Salik]: A Classic Manual of Islamic Sacred Law, translated by Nuh Ha Mim Keller. Amana Publications, 1999, o9.13. 35. Ibn Ishaq, 491. 36. Muslim, book 25, no. 5334. Other ahadith say that another of Muhammad's wives, Zaynab, was the one who was originally named Barra. 37. Ibn Ishaq, 491. 38. Muslim, book 32, no. 6255. 39. Ibn Ishaq, 492. 40. Ibn Ishaq, 492. 41. Muslim, book 38, no. 6680. 42. Muslim, book 38, no. 6681. 43. Emerick, 233. 44. Ibn Ishaq, 504. 45. Ibid., 504. 46. Ibid. 47. Ibn Ishaq, 509. 48. Emerick, 239. 49. Emerick, 240. 50. Ibn Ishaq, 511. 51. Ibid. 52. Ibn Sa'd, vol. II, 132-133. 53. Ibn Ishaq, 515. 54. Ibn Sa'd, vol. II, 136. 55. Ibn Sa'd, vol. II, 137. 56. Bukhari, vol. 4, book 57, no. 3152. 57. Muslim, book 10, no. 3761. 58. Ibn Ishaq, 515. 59. Ibn Sa'd, vol. II, 137. 209 60. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4200. 61. Ibn Sa'd, vol. II, 142. 62. Ibnlshaq, 516. 63. Ibn Sa'd, vol. II, 249. 64. Bukhari, vol. 3, book 51, no. 2617. 65. Ibnlshaq, 516. 66. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4428.
153
67. Bukhari, vol. 4, book 58, no. 3169; cf. Ibn Sa'd, vol. II, 144. 68. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4242. 69. Bukhari, vol. 1, book 8, no. 371. 70. Muslim, book 8, no. 3329. 71. Muhammad Al-Munajjid, "The true nature of the enmity between the Muslims and the Jews," Al-Minbar.com, http.7/www.alminbar.com/khutbaheng/9022.htm; Steven Emerson, "Prepared Statement of Steven Emerson Before The Senate Judiciary Committee Subcommittee on Terrorism, Technology and Government Information," February 24, 1998. http://www.geocities.com/CollegePark/6453/emerson.html.
Hoofdstuk 9: Overwinnend door terreur en angst 1. Ibn Ishaq, 544. 2. Ibid., 545. 3. Ibid., 546. 4. Ibid., 547. 5. Ibid. 6. Ibn Sa'd, vol. II, 168. 7. Sunan Abu-Dawud, book 38, no. 4346. 8. Bukhari, vol. 7, book 76, no. 5727; cf. online edition, vol. 8, book 82, nos. 794-797. http://www.usc.edu/dept/MSA/fundamentals/hadithsunnah/bukhari/082.sbt.html. 9. Bukhari, vol. 9, book 87, no. 6878. 10. Bukhari, vol. 9, book 88, no. 6922; cf. vol. 4, book 56, no. 3017. 11. Dr. Ibrahim B. Syed, "Is Killing An Apostate in the Islamic Law?" The American Muslim, April 2005. http://theamericanmuslim.org/tam.php/features/articles/shariah_is_killing_an_apostate_in_the_islamicjaw/. "Pbuh" stands for "peace be upon him," and is commonly added by pious Muslims after they mention the name of a prophet. 12. Ibnlshaq, 550-551. 13. Ibid., 552. 14. Ibid., 552-553. 15. Ibid., 554.210 16. Ibn Ishaq, 555. It is interesting to note that Emerick renders "The apostle killed men in Mecca" as "the Prophet of God fought in Mecca." See Emerick, 254. 17. Ibn Ishaq, 567. 18. Ibid., 569. 19. Guillaume explains: "hait means wall and also the garden which it surrounds." 20. Ibn Ishap, 589. 21. Ibn Ishaq, 595-596. 22. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 2941. 23. Bukhari, vol. 9, book 93, no. 7196. 24. Ibn Sa'd, vol. I, 306. 25. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4424. 26. Bukhari, vol. 4, book 61, no. 3618. 27. "Fight in the name of Allah and in the way of Allah. Fight against those who disbelieve in Allah. Make a holy war, do not embezzle the spoils; do not break your pledge; and do not mutilate (the dead) bodies; do not kill the children. When you meet your enemies who are polytheists, invite them to three courses of action. If they respond to any one of these, you also accept it and withhold yourself from doing them any harm. Invite them to (accept) Islam; if they respond to you, accept it from them and desist from fighting against them If they refuse to accept Islam, demand from them the Jizya. If they agree to pay, accept it from them and hold off your hands. If they refuse to pay the tax, seek Allah's help and fight them." Muslim, book 19, no. 4294. 28. Abu'l Hasan al-Mawardi, al-Ahkam as-Sultaniyyah (The Laws of Islamic Governance), Ta-Ha Publishers, 1996, 28. 29. Ibn Sa'd, vol. I, 310-311. 30. Ibn Ishaq, 602. 31. Ibid., 608. 32. Ibid., 609. 33. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 2785. 34. Muslim, book 10, no. 31; cf. Bukhari, vol. 1, book 2, no. 25. 35. Ibn Ishaq, 645-646. 36. Ibid., 643. 37. Muslim, book 19, no. 4366. 38. Ibn Sa'd, vol. 1,328. 39. Ibn Sa'd, vol. 1,328-329.
154
40. Bukhari, vol. 4, book 58, no. 3162. 41. Ibn Ishaq, 651. 42. Sita Ram Goel, The Story of Islamic Imperialism in India, Voice of India, revised edition 1994, 44. 43. Ibn Ishaq, 675. 211 44. Ibid., 676. 45. Ibid. 46. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4430. 47. Muslim, book 31, no. 6005. 48. Bukhari, vol. 7, book 75, no. 5666. 49. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4450. 50. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4428. 51. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4439. 52. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4431. 53. Ibn Sa'd, vol. II, 244-245; Bukhari, vol. 7, book 76, no. 5765. 54. Bukhari, vol. 2, book 23, no. 1341. 55. Bukhari, vol. 5, book 64, nos. 4441; vol. 2, book 23, no. 1330. 56. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4441. 57. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4458. 58. Bukhari, vol. 4, book 56, no. 2977. 59. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4449. 60. Bukhari, vol. 5, book 64, no. 4466. 61. Ibn Sa'd, vol. I, 164. 62. Muslim, book 31, no. 5877. 63. Bukhari, vol. 1, book 10, no. 678. 64. Muslim, book 31, no. 5916. 65. Bukhari, vol. 4, book 55, no. 2741.
Hoofdstuk 10: Mohammeds nalatenschap 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
"Vines calls founder of Islam a 'demon-possessed pedophile,'" Biblical Recorder, June 14, 2002. "U.S. Baptist Minister Derogatory Remarks Sparks Anger," IslamOnline, June 15,2002. Bukhari, vol. 5, book 63, no. 3896; cf. Bukhari, vol. 7, book 67, no. 5158. Armstrong, 157. Tabari, vol. VII, 7. "U.S. Baptist Minister Derogatory Remarks Sparks Anger," IslamOnline, June 15,2002. Sarvnaz Chitsaz and Soona Samsami, "Iranian Women and Girls: Victims of Exploitation and Violence," in Making the Harm Visible: Global Sexual Exploitation of Women and Girls, Donna M. Hughesand Claire M. Roche, editors, The Coalition Against Trafficking in Women, 1999. http://www.uri.edu/artsci/wms/hughes/mhviran.htm. 8. Amir Taheri, The Spirit of Allah: Khomeini and the Islamic Revolution,Adler and Adler, 1986, 90-91. 9. Taheri, 35.212 10. Lisa Beyer, "The Women of Islam," Time, November 25, 2001. Reprinted at http://www.time.com/time/world/article/0,8599,185647,00.html. 11. "Child marriage Violates rights,'" BBC News, March 7, 2001. 12. Andrew Bushell, "Child Marriage in Afghanistan and Pakistan,"America, March 11, 2002, p. 12. 13. Ibn Sa'd, vol. I, 439. 14. Syed Saeed Akhtar Rizvi, The Life of Muhammad the Prophet, Darul Tabligh North America, 1971. http://www.alislam.org/lifeprophet/. 15. Bukhari, vol. 1, book 6, no. 304. 16. Bukhari, vol. 8, book 86, no. 6830. 17. Ibn Ishaq, 659-660. 18. Bukhari, vol. 6, book 65, no. 4581. 19. Bukhari, vol. 4, book 60, no. 3448. 20. Sunan Abu Dawud, book 37, no. 4310. Bukhari, vol. 4, book 60, no. 3449. 21. Muslim, book 41, no. 6985. 22. Middle East Media Research Institute (MEMRI), "Friday Sermons in Saudi Mosques: Review and Analysis," MEMRI Special Report No. 10, September 26, 2002. www.memri.org. This undated sermon appeared on the Saudi website www.alminbar.net shortly before the MEMRI translation was made. 23. Ibn Kathir, vol. 4, 407. 24. Robert Hussein, Apostate Son, Najiba Publishing Company, 1998,161.
155
25. Farida Khanam, "Muhammad's Love and Tolerance for Mankind,"IslamOnline, March 15, 2006. http://muhammad.islamonline.net/English/His_Example/HisQualities/07.shtml 26. Ibrahim Hooper, "What Would Prophet Muhammad (pbuh) Do?,"Council on American Islamic Relations, February 4, 2006.http://www. islam 101 .com/rights/wwpMdo.htm. 27. "The SIMII founded was completely different," Interview with Dr.Mohammad Ahmadullah Siddiqi, Rediff.com, September 2, 2003. http://www.rediff.com/news/2003/sep/02inter.htm. 28. Ibn Sa'd, vol. I, 422. 29. Ibid., 432. 30. Ibid., 433. 31. Bukhari, vol. 9, book 87, no. 6911. 32. Muslim, book 4 , no. 2098. 33. Muslim, book 4, no. 2026. 34. Annemarie Schimmel, And Muhammad Is His Messenger: The Veneration of the Prophet in Islamic Piety, (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 1985), 2 1 .213 35. Schimmel, 31. 36. Ibid., 35. 37. Ibid. 38. Frithjof Schuon, Islam and the Perennial Philosophy, J. Peter Hobson, translator. World of Islam Festival Publishing Company, 1976, 29. Quoted in Schimmel, 29. 39. Steven Stalinsky, "Palestinian Authority Sermons 2000-2003," Middle East Media Research Institute, Special Report No. 24, December 26, 2003. 40. Ibid. 41. Adeyeye Joseph and Agaju Madugba, "Bomb Scare in Lagos," This Day, November 22, 2003. 42. Steven Stalinsky, "The 'Islamic Affairs Department' of the Saudi Embassy in Washington, D.C.," Middle East Media Research Institute (MEMRI) Special Dispatch No. 23, November 26, 2003. 43. Ian Fisher, "A Tale of War: Iraqi Describes Battling G.I.'s," New York Times, December 5, 2003. 44. "Commander of the Khobar Terrorist Squad Tells the Story of the Operation," Middle East Media Research Institute Special Dispatch Series No. 731, June 15,2004. 45. Amir Taheri, "Kerry Wins The Arab Vote," New York Post, August 18, 2004. 46. "Our Struggle with the Jews is a Struggle for Existence, Not a Struggle for Land," Al-Asaalah Magazine, Issue 30. http://www.allaahuakbar.net/jew/our_struggle_with_the_jews_is_a_struggle_for_existence.htm. 47. "Al-Qa'ida Internet Magazine Sawt Al-Jihad Calls to Intensify Fighting During Ramadan—'the Month of Jihad,'" Middle East Media Research Institute, Special Dispatch No. 804, October 22, 2004. 48. Zaigham Ali Mirza, "Muslim society 'has lost ability to strategise,'"Khaleej Times, November 3, 2004. 49. Adil Salahi, "No Fighting Before Explaining Islam," Arab News, January 31, 2005. 50. "President says his letter to President Bush was invitation to Islam,"Islamic Republic News Agency, May 11, 2006. 51. "London Islamist Dr. Hani Al-Sibaai Justifies Slaughters in Iraq: The Prophet Muhammad Used to Slaughter As Well," Middle East Media Research Institute (MEMRI) Clip No. 576, February 2 2 ,2005. 52. Yaakov Lappin, "UK Islamists: Make Jihad on Israel," YNet News, July 2, 2006. 53. "New Report On Saudi Government Publications," Center for Religious Freedom, January 28, 2005.214 54. Debbie Schlussel, "Bush's scary CAIR friends," WorldNetDaily, October 16,2001. 55. See, for example, Farahat Al-Abbar, "Norwegian Magazine Apologizes for Cartoons," IslamOnline, February 15, 2006.
156
Mohammed: Een eerlijke kijk op zijn invloedrijke (en gewelddadige) leven In De Waarheid over Mohammed, schetst de Bestseller auteur van de New York Times een eerlijk en pakkend portret van de stichter van Islam, dat niet beperkt wordt door angst of begrensd wordt door politieke correctheid. Hierbij is de schrijver bereid is om de harde feiten over Mohammeds leven onder ogen te zien, die nog steeds invloed uitoefenen in de wereld van vandaag. Spencer geeft details Mohammeds ontwikkeling van een prediker van verdoemenis en het hellevuur tot een politiek en militair leider, die zijn invloed uitbreidde door intimidatie en geweld, en zijn aan medestrijders lugubere beloften deed over fysieke geneugten in het Paradijs indien zij in zijn zaak gedood zouden worden. Hij verklaart hoe de leerstellingen in Koran met betrekking tot het oorlog voeren tegen de ongelovigen zich ontwikkelde – om de hegemonie te vestigen van Islamitische wet met een constante oorlog als laatste fase. Spencer laat ook de waarheid zien over de heel gelegen komende “openbaringen”, die zijn eigen losbandigheid rechtvaardigde; zijn vreugde over de wrede executies van zijn vijanden; en boven alles, zijn duidelijke bevelen om niet-Moslims te bekeren tot Islam – of hen te dwingen tot onderwerping door de discriminerende wetten te accepteren van de Islamitische wet. Het ware karakter van Islam erkennen is cruciaal, oordeelt Spencer. Elke burger (en beleidsmaker) die vrijheid liefheeft, zou het boek De Waarheid over Mohammed moeten lezen en overdenken. __________________________________________________________________________________
Lof voor De Waarheid over Mohammed “Een onverschrokken verslag waarbij Robert Spencer zijn zoektocht houdt om mythen te ontkrachten, om onwetendheid te behandelen, en om de ogen te openen door de harde waarheid over Islam. Als wij de oorlog tegen Terreur moeten winnen, moeten wij hoe Mohammed werkelijk geleefd heeft – en waarom hij de belangrijkste inspiratiebron is voor wereldwijde jihad. Dit boek is een bedreiging voor ‘de religie van de vrede’ propaganda die het Westen in de greep lijkt te hebben, en waarmee het in slaap weet te wiegen. Deel een slag uit om te overleven: lees het boek.” – Michelle Malkin, nationaal erkende columnist en besteller auteur “In een tijd waarin het vrome narratief van Mohammed een overheersende greep heeft op het Westen, biedt Robert Spencer ons een zeldzame sceptische biografie aan van Mohammed, de profeet van Islam. Hierin baseert hij zich uitsluitend op erkende Islamitische bronnen. Het boek De Waarheid over Mohammed betoogt dat ‘de woorden en daden van Mohammed al 1400 jaar Moslims aanzetten om daden van geweld te plegen.’” – Daniel Pipes, directeur van Midden Oosten Forum en auteur van Slaaf Soldaten van Islam
Robert Spencer is de directeur van Jihad Watch, een programma van de David Horowitz Freedom Center, en auteur van de New York Times bestseller “De Politiek Incorrecte Gids ® van Islam (en de Kruistochten),” en auteur van andere boeken over Islam en terrorisme, inclusief de (Engelse) titels: “Islam Ontsluierd: Schokkende vragen over ’s Werelds Snelst Groeiende Religie” en “Voorwaarts Moslim Soldaten: Hoe Jihad nog steeds Amerika en het Westen bedreigt.” Tevens is hij auteur van acht monografen en honderden artikelen. Hij woont in een niet bekend en veilig onderduikadres.
US $18.99 Canada $23.99
157
De Politiek Incorrecte Gids van Islam (en de Kruistochten), R. Spencer, 173 p. Te Lezen op (gratis link juni 2020): https://onlinetouch.nl/zzpvertalers/politiek-incorrecte-gids-van-islam-en-kruistochten
Vragen die Islam niet kan beantwoorden, J.K. Sheindlin, 130 p. Online gratis te lezen op (link per 2017): https://issuu.com/bickyghai/docs/vragen_die_islam_niet_kan_beantwoor
De Mensen versus Mohammed, Psychologische analyse, J.K. Sheindlin, 210 p. https://issuu.com/bickyghai/docs/sheindlin_jk_dutch_translation_v3.1 Boeken PDF versie op te vragen bij het volgende email-contact: ghaisai1200@gmail.com (Zet in onderwerp: opvragen PDF versie boek)
158