51 minute read

KEURINGEN EN ATTESTEN INSTALLATIES

Next Article
9 GEOPUNT

9 GEOPUNT

K E UR I NG E N E N A TT ES T E N I NS TA LLA TI ES

8.5. 1 K EU R IN G EL EK T R IC IT EIT

8.5.1.1 Regels bij verkoop

Inleiding

Op grond van artikel 1604 van het Burgerlijk Wetboek moet de verkoper het onroerend goed aan de koper leveren in overeenstemming met de overeenkomst. Artikel 1615 van het Burgerlijk Wetboek voegt hieraan toe dat ook het toebehoren van het goed, alsook alles wat voor zijn blijvend gebruik bestemd is, moet worden meegeleverd. Artikel 1614 van het Burgerlijk Wetboek tenslotte stelt dat het goed moet worden geleverd in de staat waarin het zich op het ogenblik van de koop bevond.

Ook het toebehoren moet dus worden meegeleverd. Hieronder verstaat men de bijzaken die de eigenaar aan de verkochte zaak heeft verbonden. Wat concreet hiertoe wordt gerekend, wordt in eerste instantie door de partijen zelf bepaald: zij omschrijven dit naar eigen goeddunken. Bij stilzwijgen van de overeenkomst dienaangaande en wanneer het onmogelijk blijkt om aan de hand van extern bewijs te bepalen wat partijen hebben beoogd, zal men uitgaan van het vermoeden dat het verkochte goed ook de accessoria bevat.

Als het verkochte onroerend goed een elektrische installatie bevat, dan mag de koper ervan uitgaan dat niet alleen de installatie wordt meegeleverd, maar ook het juridisch toebehoren ervan, namelijk het bijhorende keuringsrapport.

Inzake elektrische installaties moeten drie types keuringen onderscheiden worden: (1) oude elektrische installaties of onderdelen ervan daterend van vóór 1 oktober 1981: in geval van verkoop van een goed met een dergelijk oude huishoudelijke installatie moet verplicht een keuringsverslag worden opgemaakt. Deze specifieke keuringsverplichting bij verkoop werd ingevoerd vanaf 1 juli 2008; (2) keuring van een nieuwe installatie: elektrische installaties of onderdelen ervan die geïnstalleerd werden na 1 oktober 1981 werden bij de inwerkingstelling gekeurd; (3) herkeuring: een elektrisch keuringsrapport is sowieso maar beperkt geldig in de tijd, namelijk 25 jaar, waarna een nieuwe keuring moet gebeuren. Een keuringsverslag, waarvan het besluit positief is, is dus 25 jaar geldig op voorwaarde dat er geen wijziging of uitbreiding wordt aangebracht aan de elektrische installatie.

Vanwaar komt de scharnierdatum 1 oktober 1981?

Op 1 oktober 1981 ging het AREI van kracht. Vanaf die dag moest elke nieuwe elektrische installatie worden onderworpen aan een gelijkvormigheidsonderzoek volgens artikel 270 van het AREI. Sinds 1 oktober 1981 kan een nieuwe woning alleen een elektriciteitsaansluiting krijgen na een gunstig keuringsverslag van een erkend organisme.

Vele, oudere woningen moesten dus niet voldoen aan het AREI, waardoor er vaak een sterk verouderde, onaangepaste en dus onveilige elektrische installatie gebruikt wordt. Statistieken wijzen uit dat 15 % van de woningbranden wordt veroorzaakt door onaangepaste en overbelaste elektrische installaties en tonen op die manier het belang en de zin van deze verplichting aan.

Wat is het doel van de keuring van oude elektrische installaties?

Enkel voor de oude installaties, daterend van vóór 1 oktober 1981 geldt er dus een specifieke wettelijke keuringsverplichting naar aanleiding van de verkoop. De reden hiervoor is dat er ten tijde van de plaatsing van deze installaties nog geen wettelijke keuringsplicht bestond (en dus evenmin een herkeuringsplicht). Doorgaans voldoen deze installaties niet aan de huidige eisen. Vandaar dat de wetgever heeft geoordeeld dat de verkoop van een onroerend goed met een dergelijke oude elektrische installatie de gelegenheid bij uitstek is om de installatie verplicht te conformiseren. Hiertoe heeft de wetgever een specifieke regeling uitgewerkt die hieronder nader wordt uiteengezet.

Een elektrische installatie die dateert van voor 1981 is niet berekend op de situatie zoals wij die vandaag kennen. Wasmachine, droogtrommel, afwasmachine … Ze zijn gulzige verbruikers waarop zo'n oude installatie niet is voorzien. Tijdens de keuring wordt er vastgesteld of de elektrische installaties overeenstemmen met de regels die het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) voorschrijft. Het keuringsverslag, dat wordt afgeleverd na de keuring van een huishoudelijke elektrische installatie, geeft informatie over de staat van de elektrische installatie zodat, indien nodig, de nieuwe eigenaar zijn installatie kan aanpassen om zijn veiligheid te garanderen.

Wie mag de elektrische installatie keuren?

De aanvrager moet de keuring laten uitvoeren door een erkend keuringsorganisme.

De lijst van erkende keringsorganismes kan online worden teruggevonden op de website van de FOD Economie: http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/general/lijsterkendecontroleorganismen.jsp

Wat wordt door het keuringsorganisme nagekeken?

Het organisme gaat na of de elektrische installatie overeenkomstig de voorschriften van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) is. Voor installaties die dateren van voor 1 oktober 1981 wordt er rekening gehouden met de afwijkende voorschriften van artikel 278 van het AREI. Onder meer volgende punten worden gecontroleerd. ▪ De waarde van de spreidingsweerstand van de aardverbinding. ▪ De waarde van het algemeen isolatieniveau. ▪ De aanwezigheid van eendraads- en situatieschema's en of de elektrische installatie is uitgevoerd zoals op de schema's is vermeld.

▪ In welke staat (vasthechtingen, beschadigingen …) het vast geïnstalleerd elektrische materiaal zich bevindt (en dan in het bijzonder de schakelaars, stopcontacten, aansluitingen in de verdeelborden …). ▪ De beschermingsmaatregelen tegen elektrische schokken bij rechtstreekse en onrechtstreekse aanraking. ▪ De continuïteit van de equipotentiale verbindingen (hoofd- en bijkomende) en van de beschermingsgeleiders van de stopcontacten en van de vaste, vast opgestelde of verplaatsbare toestellen met vaste standplaats van de klasse 1. ▪ De overeenstemming tussen de geïnstalleerde beschermingsinrichtingen tegen overstroom en de doorsneden van de stroombanen die ze beschermen.

Wat vermeldt het keuringsverslag?

Het keuringsverslag vermeldt of de elektrische installatie al dan niet overeenkomt met de te volgen reglementering. Is dat niet het geval, dan staan onder de hoofding 'inbreuken' alle tekortkomingen genoteerd. Bemerkingen die geen rechtstreeks gevaar opleveren, worden onder 'opmerkingen' opgesomd.

Verder wordt ook de datum vermeld waarop de elektrische installatie, in geval van een negatieve conclusie, opnieuw moet worden gecontroleerd.

Wat moet er gebeuren bij een negatief verslag?

Wanneer er 'inbreuken' worden vastgesteld, moeten die zo snel mogelijk worden opgelost door de nodige werken uit te voeren. Wanneer de elektrische installatie niet wordt vervangen, moeten alle gepaste maatregelen worden uitgevoerd zodat er geen gevaar is voor personen en goederen.

Een negatief resultaat kan de verkoop niet verhinderen. De verkoper voldoet aan zijn wettelijke verplichting wanneer de authentieke akte de datum van het keuringsverslag opneemt en vermeldt dat het verslag is overhandigd aan de koper.

In het geval van een negatief keuringsverslag is de notaris verplicht de identiteit van de koper en de datum van de akte van verkoop schriftelijk mee te delen aan het erkend organisme dat de elektrische installatie heeft gekeurd. De nieuwe eigenaar heeft dan afhankelijk van de inbreuk(en) 12 tot (meestal) 18 maanden de tijd om de installatie in orde te maken. De datum waartegen de nieuwe keuring moet worden uitgevoerd kan men terugvinden op het keuringsverslag.

OPGELET!

Bij andere keuringsbezoeken dan n.a.v. de verkoop van een oude elektrische installatie (bvb. de herkeuring van een na 1 oktober 1981 geplaatste installatie), moet de controlekeuring steeds binnen de 12 maanden worden uitgevoerd.

De herkeuring mag door een ander keuringsorganisme gebeuren dan het organisme dat de eerste keuring uitvoerde.

Indien er tijdens het nieuwe controleonderzoek vastgesteld wordt dat er nog steeds overtredingen overblijven, dan wordt de Federale Overheidsdienst Energie hiervan ingelicht.

Als men deze verplichting niet nakomt, zal het afgekeurde dossier worden overgemaakt aan de federale overheid en riskeert de koper een geldboete.

Voor welke panden geldt de keuringsverplichting bij verkoop?

Het keuringsverslag is verplicht bij de verkoop van een wooneenheid: ▪ met een oude elektrische installatie waaraan sinds 1 oktober 1981 geen belangrijke wijzigingen of aanzienlijke uitbreidingen zijn aangebracht, ▪ met een oude elektrische installatie waaraan sinds 1 oktober 1981 belangrijke wijzigingen of aanzienlijke uitbreidingen zijn aangebracht, maar waarvan het gedeelte dat dateert van voor 1 oktober 1981 nog niet aan een keuring werd onderworpen.

Nota bene: Er wordt van uitgegaan dat de wijzigingen of uitbreidingen uitgevoerd aan de elektrische installatie na 1 oktober 1981 reeds werden gekeurd door een erkend organisme en dat er bijgevolg een keuringsverslag aanwezig is.

Een wooneenheid is een pand met een leefruimte, een toilet, een douche/bad, een keuken of kitchenette … Onder het begrip wooneenheid vallen huizen, appartementen, sociale woningen, studio's, studentenhomes, serviceflats en vakantiewoningen.

Alleen bij de verkoop van een wooneenheid is een keuring van de elektrische installatie verplicht. Bij andere overdrachten, zoals de inbreng in een vennootschap of in het gemeenschappelijk vermogen na een huwelijksovereenkomst en schenkingen, is de keuring niet verplicht.

Het keuringsverslag is niet noodzakelijk bij verkoop van kloosters, hospitalen, gevangenissen, rusthuizen, pensionaten, hotels en onderwijsinstellingen. Zij worden immers niet als wooneenheden beschouwd.

Als de wooneenheid deel uitmaakt van een mede-eigendom (zoals bijvoorbeeld het geval is bij appartementen, studio's …) is het keuringsverslag enkel verplicht voor private delen. Voor garages, parkings, bergruimten en andere ruimten die deel uitmaken van een wooneenheid, maar waarvan de elektrische installatie wordt gevoed via een elektriciteitsmeter op naam van de mede-eigenaars of van de vereniging van mede-eigenaars is het keuringsattest niet noodzakelijk.

Wanneer moet het keuringsverslag kunnen worden voorgelegd?

Sinds 1 juli 2008 is de eigenaar van een oudere woning of appartement verplicht om bij de verkoop een elektrische keuring te laten uitvoeren. De keuring heeft enerzijds tot doel om de koper in te lichten omtrent de staat van de bestaande elektrische installatie en anderzijds wenst de overheid de kwaliteit van de oude installaties te verbeteren.

Wettelijk gezien moet het keuringsverslag pas bij de authentieke verkoopakte worden overhandigd.

OPGELET!

Om discussies over mogelijke verborgen gebreken naderhand te vermijden, is het aangewezen om het keuringsverslag reeds bij de verkoopovereenkomst (het compromis) voor te leggen, zelfs al is dat niet wettelijk verplicht. Hier is dus een belangrijke rol weggelegd voor de tussenkomende vastgoedmakelaar.

Indien de verkoper en de koper overeenkomen dat een keuringsonderzoek van de elektrische installatie overbodig en nutteloos is omdat de koper het gebouw nadien afbreekt of de elektrische installatie renoveert, is de verkoper verplicht dit akkoord in de authentieke akte te vermelden. De verkoper moet eveneens in de authentieke akte vermelden dat de koper de Algemene Directie Energie, Afdeling Infrastructuur schriftelijk op de hoogte moet stellen van de afbraak van het gebouw of van de volledige renovatie van de elektrische installatie.

De Algemene Directie Energie, Afdeling Infrastructuur stuurt de koper een dossiernummer en de koper moet dat orgaan een keuringsverslag zenden van zodra de nieuwe elektrische installatie in gebruik wordt genomen.

Wie betaalt wat?

Het keuringsverslag moet worden betaald door de aanvrager van de keuring. Bij verkoop van een goed met een oude elektrische installatie zal de verkoper dus op zijn kosten een keuring moeten aanvragen.

De op het keuringsverslag vermelde conformiteitswerken moeten door de koper worden uitgevoerd, waarna hij ook een controlekeuring zal moeten aanvragen. Wettelijk gezien worden deze kosten dus bij de koper gelegd. Niets belet natuurlijk dat partijen contractueel een andersluidende regeling beding, maar deze afspraken gelden dan enkel in de relatie verkoper-koper.

Praktische aspecten van de elektrische keuring

Er is door de overheid geen vaste prijs opgelegd. De keuringsorganismen bepalen zelf de kostprijs. Er kan worden gesteld dat de prijs gemiddeld 120 à 150 euro bedraagt. De keuring duurt 30 minuten tot maximaal 1 uur afhankelijk van de complexiteit en grootte van de elektrische installatie.

Indien er een situatieplan en een eendraadsschema aanwezig is, overhandigt men deze het best aan de keurder. Installaties, of delen ervan, jonger dan 1 oktober 1981 moeten vergezeld zijn van de elektrische schema's om een positief verslag te kunnen opleveren. Bij installaties, of delen ervan, ouder dan 1 oktober 1981 moeten er vereenvoudigde schema's worden voorzien. In de praktijk zal nagenoeg altijd de keurder ter plaatse een vereenvoudigd situatieplan opmaken. In tegenstelling tot het vereenvoudigde situatieplan mag een erkend keurder zelf geen eendraads- en situatieschema volgens de regels van het AREI opmaken.

8.5.1.2 Regels bij verhuur

Naar aanleiding van de verhuur van een wooneenheid moet er in principe geen keuringsverslag worden voorgelegd. Evenwel moet rekening worden gehouden met de minimale kwaliteitseisen inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, waaraan de verhuurde woning moet voldoen. ▪ Wat betreft de elektrische installatie vereist de federale regelgeving een installatie die is goedgekeurd door een erkende keuringsinstelling, wanneer een zodanige goedkeuring vereist is krachtens de geldende regelgeving, of die geen risico inhoudt bij normaal gebruik.49

49 Artikel 6 van het KB van 8 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan ten minste voldaan moet zijn wil een

▪ Volgens de Vlaamse Wooncode moeten woningen uitgerust zijn met een voldoende uitgebreide en veilige elektrische installatie voor de verlichting van de woning en het veilig gebruik van elektrische apparaten (artikel 5 Wooncode).

De elektrische installatie van een woning wordt doorgaans als veilig beschouwd wanneer die voldoet aan de voorschriften van artikel 276 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI). Voor installaties die dateren van voor 1 oktober 1981 wordt er rekening gehouden met de afwijkende voorschriften van artikel 278 van het AREI.

Op 1 oktober 1981 ging het AREI van kracht. Vanaf die dag moet elke nieuwe elektrische installatie worden onderworpen aan een gelijkvormigheidsonderzoek zoals voorzien in artikel 270 van het AREI. Sinds 1 oktober 1981 kan men de elektriciteitsaansluiting voor een nieuwe woning pas krijgen na een gunstig keuringsverslag van een erkend keuringsorganisme.

Wil de verhuurder bewijzen dat de elektrische installatie in het verhuurde goed veilig is, dan is het keuringsverslag een nuttig instrument. Een keuringsverslag waarvan het besluit positief is, is 25 jaar geldig op voorwaarde dat er geen wijziging of uitbreiding wordt aangebracht aan de elektrische installatie. Na verloop van 25 jaar moet sowieso een herkeuring gebeuren.

Het keuringsverslag vermeldt of de elektrische installatie al dan niet overeenstemt met de toepasselijke reglementering. Is dit niet het geval, dan staan onder de hoofding ‘inbreuken’ alle tekortkomingen genoteerd. Bemerkingen die geen rechtstreeks gevaar opleveren worden onder ‘opmerkingen’ opgesomd. Wanneer er ‘inbreuken’ worden vastgesteld, dan moeten die zo snel mogelijk worden opgelost door uitvoering van de nodige werken. Ten slotte vermeldt het keuringsverslag ook de datum waarop de elektrische installatie, in geval van een negatieve evaluatie, opnieuw moet worden gecontroleerd (binnen de twaalf maanden).

Het ontbreken van een keuringsverslag bij verhuur wordt niet rechtstreeks gesanctioneerd, maar een indirecte sanctie is mogelijk via artikel 12 van het Vlaams Woninghuurdecreet. Is de elektrische installatie onveilig, dan beantwoordt het goed niet aan de minimumeisen inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid.

Lastens de huurder of de verhuurder?

De keuring van de elektrische installatie moet beschouwd worden als een verplichting lastens de verhuurder, die in woninghuurcontracten niet lastens de huurder kan gelegd worden. In huurcontracten die vallen onder het stelsel van het gemeen huurrecht of de handelshuur zijn wel afwijkende contractuele afspraken mogelijk.

In een zaak voor de rechtbank te Gent was een brand ontstaan in een huurwoning door een gebrekkige elektrische installatie. De vraag rees naar de aansprakelijkheidsverdeling tussen de verhuurder en de huurder. De rechtbank meende dat de verhuurder de huurder moet vrijwaren voor gebreken aan het goed, in dit geval een gebrekkige en niet gekeurde elektrische installatie zonder verliesstroomschakelaar. Dit duidelijk gebrek was voor een huurder zonder bijzondere kennis van

onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats in overeenstemming zijn met de elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid.

elektriciteit niet zichtbaar. De rechtbank achtte echter ook de huurder aansprakelijk. Deze had immers nagelaten om herhaalde stroomonderbrekingen te melden aan de verhuurder. Zo had de huurder zelf de kans verminderd om de brand te voorkomen door een tijdige tussenkomst van een elektricien. De aansprakelijkheid werd voor 4/5 bij de verhuurder en voor 1/5 bij de huurder gelegd.50

8.5.1.3 Sancties

Wanneer men niet beschikt over een keuringsattest terwijl dit wel wettelijk verplicht is, dan gelden er strafsancties. Zo riskeert degene die gehouden is om over dergelijk attest te beschikken bij ontstentenis hiervan een gevangenisstraf van één tot acht dagen en/of een geldboete van 25 tot 1.000 euro, bij verzachtende omstandigheden verminderbaar tot minimaal vijf euro, doch steeds te vermenigvuldigen met de opdeciemen (x 6).51

Onder bijlage 18A vindt men een voorbeeld van keuringsverslag aangaande een elektrische installatie. Onder bijlage 18B is een handige folder opgenomen, aan de hand waarvan men via 5 simpele vragen een eerste inschatting kan maken van de veiligheid van een elektrische installatie. Onder bijlage 18C is een lijst terug te vinden van de erkende controleorganismen voor de elektrische installaties.

8.5. 2 S T O O K O LIEA T T ES T

Relevantie bij verkoop en verhuur

Naar aanleiding van de verkoop of verhuur van een woning die voorzien is van een stookolietank (stookolie is ook bekend onder de namen gasolie, mazout of huisbrandolie) moet de verkoper of verhuurder wettelijk gezien geen keuringsattest aan de koper of huurder bezorgen. Toch moet dit genuanceerd worden aangezien de milieuwetgeving wel degelijk in diverse keuringsplichten voor stookolietanks voorziet.

Zo kan de aflevering van een geldig attest beschouwd worden als een onderdeel van de leveringsplicht van de verkoper (juridisch toebehoren van het verkochte goed).

Bij verhuur rijst de vraag naar de taakverdeling inzake wettelijk verplichte keuringen tussen de huurder en verhuurder.

50 Rb. Gent (5e k.) 26 februari 2003, Huur 2004, afl. 3, 81. 51 Artikel 8 van het KB van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard (B.S., 29 april 1981), juncto artikel 24 van de Wet van 10 maart 1995 op de elektriciteitsvoorziening.

De keuring van de stookolietank is een belangrijke preventieve maatregel om bodemverontreiniging tegen te gaan. Als er een lekkage onstaat waardoor stookolie in de bodem binnendringt, dan is het keuringsrapport een nuttig instrument in het kader van eventuele aansprakelijkheidsdiscussies tussen de verkoper/koper of verhuurder/huurder.

Welke wetgeving is van toepassing?

Het Vlaams Reglement Milieuvergunningen (VLAREM) is van toepassing. Wat betreft stookolietanks voor de verwarming van woningen, wordt in het VLAREM onderscheid gemaakt tussen: ▪ stookolietanks met een inhoud van minder dan 5 000 kg, ook wel 'particuliere stookolietanks' genoemd (niet-ingedeelde opslag); ▪ stookolietanks met een inhoud van 5 000 kg of meer (ingedeelde opslag).

De voorwaarden waaraan de stookolietanks met een inhoud van minder dan 5 000 kg moeten voldoen vindt men in titel II van het VLAREM onder 'Hoofdstuk 6.5. Particuliere stookolietanks met een waterinhoud van minder dan 5 000 kg'.

De voorwaarden waaraan de stookolieopslag met een inhoud van 5 000 kg of meer moet voldoen vindt men in titel II van het VLAREM onder 'Hoofdstuk 5.17. Opslag van gevaarlijke producten'.

Moet er voor een stookolietank een milieuvergunning zijn?

Drie scenario's moeten worden onderscheiden. ▪ Stookolietanks voor de verwarming van woningen zijn niet ingedeeld zolang de totale opslaghoeveelheid bij de woning minder dan 5000 kg bedraagt. In dat geval moet de eigenaar geen bijkomende stappen ondernemen. ▪ Indien de totale opslaghoeveelheid van de verschillende stookolietanks bij de woning 5000 kg of meer bedraagt, moet men een melding indienen bij het college van burgemeester en schepenen van zijn gemeente/stad. ▪ Bij een totale inhoud van meer dan 50.000 liter gasolie zonder GHS02-symbool of meer dan 20 ton gasolie met GHS02-symbool is men verplicht een milieuvergunningsaanvraag in te dienen alvorens de stookolietanks geplaatst worden.

Wie contacteren voor een onderhoud of controle van de tank?

Drie gevallen moeten onderscheiden worden: ▪ Een particuliere stookolietank (opslag minder dan 5000 kg) voor de verwarming van een woning, moet gecontroleerd te worden door een erkende stookolietechnicus. ▪ Wanneer het de opslag betreft van 5000 kg gasolie of meer voor de verwarming van een woning, moet de stookolietank gecontroleerd worden door een erkend stookolietechnicus of een milieudeskundige erkend in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen. ▪ Elke stookolietank, andere dan deze bedoeld onder de eerste twee punten (bijvoorbeeld stookolietank voorzien van een vulpistool om een tractor van brandstof te voorzien, een opslaghouder voor stookolie die niet gebruikt wordt voor verwarming van gebouwen bv. voor opstarten van noodgroepen, enz.) dient echter gecontroleerd te worden door een milieudeskundige erkend in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen.

De overzichtslijst van de erkende stookolietechnici kan men terugvinden onder bijlage 19A. De overzichtslijst van de milieudeskundigen erkend in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen kan men terugvinden onder bijlage 19B.

Wanneer moet er een controle plaatsvinden?

1. Inhoud van minder dan 5000 kg (particulier)

Controle bij plaatsing

Elke stookolietank dient na de plaatsing maar voor de ingebruikname gecontroleerd te worden door een erkende technicus (of een gemachtigd installateur) die een certificaat opstelt waaruit ondubbelzinnig moet blijken dat de opslaginstallatie voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk 6.5 van titel II van het VLAREM. Hierop vermeldt hij zijn naam en erkenningsnummer. Hij bezorgt de eigenaar het certificaat van de installatie, samen met de certificaten of de beproevingsverslagen van de onderdelen ervan. De eigenaar bezorgt de exploitant (lees: huurder) een kopie van het certificaat van de installatie.

Binnen de maand na aanleg van de opslaginstallatie brengt hij op de houder een duidelijk leesbare en onuitwisbare groene merkplaat aan met hierop volgende onuitwisbare gegevens: zijn erkenningsnummer, de datum van plaatsing van de opslaginstallatie en, zo het om een ondergrondse houder gaat, de uiterste datum van de eerstvolgende controle.

Het model van conformiteitsattest na plaatsing is terug te vinden onder bijlage 19C.

Periodieke controle

Een ondergrondse stookolietank met een inhoud van minder dan 5 000 kg dient vanaf 1 maart 2009 om de vijf jaar (voorheen om de drie of vier jaar) gecontroleerd te worden door een erkende technicus. Hierbij wordt bij de rechtstreeks in de grond ingegraven houders die niet voorzien zijn van een permanent lekdetectiesysteem o.a. telkens een dichtheidsbeproeving uitgevoerd.

Een bovengrondse stookolietank met een inhoud van minder dan 5 000 kg dient vanaf 1 maart 2009 niet meer periodiek gecontroleerd (voorheen om de vijf jaar) te worden.

Bij iedere controle of onderzoek stelt de erkende technicus een certificaat op t.b.v. de exploitant/eigenaar. Hieruit moet ondubbelzinnig blijken of de houder en de installatie al dan niet voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 6.5 van titel II van het VLAREM. Het certificaat voorziet naam en erkenningsnummer van de uitvoerende technicus, datum van de controle en datum van de eerstvolgende controle (laatste, zo het om een ondergrondse houder gaat).

Al naargelang het resultaat van de controle is de houder gemerkt met een duidelijk leesbare en onuitwisbare groene, oranje of rode merkplaat. Op deze merkplaat wordt onuitwisbaar het erkenningsnummer van de erkende technicus, de datum van de controle en de uiterste datum van de eerstvolgende controle aangebracht.

Het model van conformiteitsattest bij een periodieke controle is te vinden onder bijlage 19C (idem model conformiteitsattest na plaatsing).

2. Inhoud van 5 000 kg of meer

Controle bij plaatsing

Ondergrondse houder - Na de installatie maar vóór de ingebruikname van de houder, dient gecontroleerd te worden of de houder, de leidingen en het toebehoren, het waarschuwings- of beveiligingssysteem tegen overvulling, het lekdetectiesysteem en, in voorkomend geval, de kathodische bescherming en de aanwezige voorzieningen ten behoeve van damprecuperatie, voldoen aan de voorschriften van het reglement. Vermelde controles dienen te worden uitgevoerd door een erkend technicus. De controle van de eventuele kathodische bescherming dient te gebeuren in samenwerking met een milieudeskundige erkend in de discipline bodemcorrosie.

Bovengrondse houder - Na de installatie, maar vóór de ingebruikneming van de houder, dient te worden gecontroleerd of de houder, de leidingen en het toebehoren, het waarschuwings- of beveiligingssysteem tegen overvulling, de inkuiping en de brandbestrijdingsmiddelen en in voorkomend geval het lekdetectiesysteem voldoen aan de voorschriften van dit reglement. Vermelde controles dienen te worden uitgevoerd door een erkend technicus.

Periodieke controle

Een ondergrondse stookolietank van 5 000 kg of meer, dient ofwel ten minste jaarlijks (indien gelegen binnen de waterwingebieden en de beschermingszones) ofwel tweejaarlijks (indien gelegen buiten de waterwingebieden en de beschermingszones) een beperkt onderzoek te ondergaan. Om de tien (indien gelegen binnen de waterwingebieden en de beschermingszones) of om de vijftien jaar (indien gelegen buiten de waterwingebieden en de beschermingszones) dient zij een algemeen onderzoek te ondergaan (uitz. voor houders uit gewapende thermohardende kunststoffen) door een erkende technicus. De controle m.b.t. corrosie en kathodische bescherming dient te gebeuren in samenwerking met een milieudeskundige erkend in de discipline bodemcorrosie.

Een bovengrondse stookolietank van 5 000 kg of meer (tot 20 000 liter) dient om de drie jaar (max. 40 maanden tussen twee opeenvolgende onderzoeken toegelaten) een beperkt onderzoek te ondergaan (dus geen algemeen onderzoek) door een erkende technicus. Stookolietanks met een inhoudsvermogen van meer dan 20.000 liter moeten om de 20 jaar een algemeen onderzoek ondergaan.

Bij iedere controle (plaatsing of periodiek onderzoek) stelt de erkend technicus een attest op waaruit ondubbelzinnig moet blijken of de houder en de installatie al dan niet voldoen aan de voorschriften van het reglement. Het attest vermeldt de naam en het erkenningsnummer van de uitvoerende technicus. Hij brengt op de vulleiding een duidelijk zichtbare en leesbare klever of plaat aan (groen, oranje of rood) waarop zijn erkenningsnummer, de datum van het jaartal en de maand van hetzij de controle bij plaatsing, hetzij de laatst uitgevoerde controle en de datum van de volgende uit te voeren controle.

Groene, oranje of rode “dop”

Na een controle door een erkende technicus of milieudeskundige krijgt de opslaginstallatie een groene, oranje of rode dop/merkplaat. Wat betekent dit?

▪ Een groene dop/merkplaat betekent dat de opslaginstallatie voldoet aan de wettelijke bepalingen en verder mag worden gebruikt. ▪ Een oranje dop/merkplaat betekent dat de opslaginstallatie niet voldoet aan de wettelijke bepalingen maar dat de vastgestelde gebreken geen aanleiding kunnen geven tot verontreiniging buiten de houder. De opslaginstallatie mag nog worden gevuld of bijgevuld tijdens een overgangsperiode van maximaal 6 maanden die ingaat de eerste van de maand volgend op de maand vermeld op de oranje merkplaat. De exploitant dient alle nodige maatregelen te treffen, overeenkomstig het verslag van de erkende technicus, om de opslaginstallatie terug in goede staat te brengen. Vóór het verstrijken van de overgangsperiode dient de opslaginstallatie terug aan een controle onderworpen te worden.

▪ Een rode dop/merkplaat betekent dat de opslaginstallatie niet voldoet aan de wettelijke bepalingen. In dergelijk geval is het verboden de opslagtank te vullen of te laten vullen.

De exploitant dient alle nodige maatregelen te treffen, overeenkomstig het verslag van de erkende technicus of erkende milieudeskundige, om de opslaginstallatie terug in goede staat te brengen waarna de opslaginstallatie terug aan een controle dient onderworpen te worden. Binnen de veertien dagen nadat een rode merkplaat aangebracht werd, maakt de exploitant, of op zijn verzoek de erkende technicus, hiervan melding bij de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij bevoegd voor grondwater.

OPGELET!

Een stookolietank zonder merkplaat (en bijhorend attest) voldoet niet aan de milieureglementering!

Hoe een stookolietank definitief buiten gebruik stellen?

▪ De opslaghoeveelheid is kleiner dan 5000 kg (particuliere stookolietanks): Elke stookolietank voor de opslag van minder dan 5000 kg gasolie die definitief buiten gebruik wordt gesteld, moet leeggemaakt worden. Een rechtstreeks in de grond ingegraven stookolietank moet bovendien verwijderd worden of bij onmogelijkheid tot verwijderen, in overleg met een erkende stookolietechnicus opgevuld worden met zand, schuim of ander inert materiaal. Sinds 1 maart 2009 stelt de erkende technicus bij de buitengebruikstelling van een ondergrondse stookolietank een certificaat op waaruit ondubbelzinnig moet blijken dat de buitengebruikstelling (door verwijdering of door opvulling) werd uitgevoerd volgens de regels van het vak. Het certificaat vermeldt o.a. zijn naam en erkenningsnummer.

▪ De opslaghoeveelheid bedraagt 5000 kg of meer: Een ondergrondse stookolietank voor de opslag van 5000 kg gasolie of meer moet bij definitieve buitengebruikstelling (al dan niet omwille van lekken) binnen een termijn van 36 maanden leeggemaakt, én gereinigd en verwijderd worden. Indien de materiële verwijdering onmogelijk is, moet binnen dezelfde termijn, in overleg met een erkend technicus of milieudeskundige, de stookolietank geledigd, gereinigd en opgevuld worden met zand, schuim of een gelijkwaardig inert materiaal. Vanaf 1 juni 2015 stelt de erkende technicus of deskundige een certificaat op waaruit blijkt dat de buitengebruikstelling werd uitgevoerd volgens de regels van het vak.

Een bovengrondse stookolietank voor de opslag van 5000 kg gasolie of meer moet bij definitieve buitengebruikstelling (al dan niet omwille van lekken) binnen een termijn van 36 maanden leeggemaakt, én gereinigd en verwijderd worden. Indien de materiële verwijdering onmogelijk is, moet binnen dezelfde termijn, in overleg met een erkend technicus of milieudeskundige, de stookolietank geledigd en gereinigd worden. Vanaf 1 juni 2015 stelt de erkende technicus of deskundige een certificaat op waaruit blijkt dat de buitengebruikstelling werd uitgevoerd volgens de regels van het vak.

In beide gevallen dienen de nodige maatregelen betreffende explosiebeveiliging en voorkoming van milieuverontreiniging (bodem- en grondwater) getroffen te worden.

Voor een lijst van firma's die de tankcleaning kunnen uitvoeren kan men terecht op de website van Informazout, zie lijst 'Tankprobleemoplossers'.

Het certificaat van buitengebruikstelling van een opslagtank is terug te vinden onder bijlage 19D.

Lastens de huurder of de verhuurder?

Krachtens de milieuwetgeving dient de exploitant (= in principe de huurder) van een stookolietank ervoor te zorgen dat de tank steeds in goede staat van werking en onderhoud verkeert en dat elke verontreiniging van het milieu voorkomen wordt. Het is aangewezen dat de verplichting tot periodiek onderhoud van de stookolietank in het huurcontract uitdrukkelijk lastens de huurder gelegd wordt, alsook de verplichting om de verhuurder stipt kopie van de keuringsattesten te bezorgen.

In beginsel vallen de keuring na plaatsing van een stookolietank en de kosten bij definitieve buitengebruikstelling van een stookolietank lastens de verhuurder.

Sancties

Schending van de regels inzake de periodieke controle van stookolietanks wordt beschouwd als een ernstige vorm van milieucriminaliteit. Er is sprake van een milieumisdrijf dat strafrechtelijk kan worden vervolgd.

Het is de procureur des Konings die, na ontvangst van het proces-verbaal waarin een milieumisdrijf wordt vastgesteld, beslist om al dan niet over te gaan tot strafrechtelijke behandeling. Hiertoe beschikt de procureur des Konings over een periode van 180 dagen, eventueel verlengd met een aanvullende periode van maximaal 180 dagen.

Beslist de procureur des Konings tijdig om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te behandelen, dan wordt het dossier overgemaakt aan de Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) om een alternatieve bestuurlijke geldboete (met een maximum voorzien van 250.000 euro te vermeerderen met de opdeciemen x 6) op te leggen. De beslissing om niet strafrechtelijk te behandelen houdt het verval van de strafvordering in.

Beslist het parket om wel strafrechtelijk te behandelen, dan kan dit leiden tot een strafrechtelijke veroordeling (gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en/of een geldboete van 100 euro tot 250.000 euro, te vermeerderen met de opdeciemen x 6), tot een minnelijke schikking of tot een seponering. De oplegging van een bestuurlijke geldboete is in dit geval uitgesloten.

Als de procureur des Konings nalaat om tijdig een beslissing te nemen en mee te delen aan AMMC, dan is de oplegging van een bestuurlijke geldboete eveneens uitgesloten.

8.5. 3 CV, I ND IV ID U E LE S T O O K T O ES T E LL EN, S C H O O R S T ENEN

8.5.3.1 CV

Relevantie bij verkoop en verhuur

Naar aanleiding van de verkoop of verhuur van een woning die voorzien is van een centrale verwarmingsinstallatie (CV) moet de verkoper of verhuurder wettelijk gezien geen keuringsattest aan de koper of huurder bezorgen. Toch moet dit genuanceerd worden aangezien de milieuwetgeving wel degelijk in diverse keuringsplichten voor centrale verwarmingstoestellen voorziet.

Zo kan de aflevering van een geldig attest beschouwd worden als een onderdeel van de leveringsplicht van de verkoper (juridisch toebehoren van het verkochte goed).

Bij verhuur rijst de vraag naar de taakverdeling inzake wettelijk verplichte keuringen tussen de huurder en verhuurder.

Wettelijk kader

Wettelijk kader is het Besluit van de Vlaamse regering d.d. 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater (Belgisch Staatsblad, 27 april 2007), dat inmiddels diverse malen werd gewijzigd.

Een stooktoestel wordt gedefinieerd als een technisch toestel waarin vaste, vloeibare of gasvormige brandstof verbrand wordt om de gegenereerde warmte te gebruiken voor ruimteverwarming of voor de aanmaak van warm verbruikswater (artikel 2, 6°). Een centraal stooktoestel is een stooktoestel met een centrale stookketel, en optioneel, een aparte brander, waarbij de gegenereerde warmte via een geleid en gekanaliseerd transportsysteem gedistribueerd wordt naar meerdere, afzonderlijke ruimten en, optioneel, naar een voorziening voor de productie van warm verbruikswater (artikel 2, 9°).

Het Besluit is van toepassing op centrale verwarmingstoestellen gevoed met vloeibare of gasvormige brandstoffen met een nominaal vermogen gelijk aan of groter dan 20 kW, en anderzijds op centrale verwarmingstoestellen gevoed met vaste brandstof ongeacht het nominaal vermogen.

Het Besluit is niet van toepassing op individuele toestellen die één ruimte verwarmen, zoals bijvoorbeeld een individuele kachel of gasgeiser.

Overzicht van de wettelijk verplichte keuringen

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende keuringsverplichtingen. Voor wat betreft de verhuur wordt ook telkens verduidelijkt lastens wie de keuringsplicht geldt: de eigenaar-verhuurder of de gebruiker-huurder van de installatie. ▪ Keuring vóór eerste ingebruikname → verhuurder De eigenaar van een nieuw centraal stooktoestel dient vóór de eerste ingebruikname een keuring te laten uitvoeren door een erkend technicus. Hierbij wordt de goede en veilige werking van het toestel beoordeeld en wordt een keuringsrapport opgesteld. Indien na keuring vóór eerste ingebruikname blijkt dat de installatie dient te worden aangepast om de goede en veilige staat van werking te garanderen, dan heeft de eigenaar de plicht om binnen de drie maanden na datum van het rapport de installatie in orde te brengen. Hij dient hiervan het bewijs te leveren dat bestaat uit een nieuw keuringsverslag. De eigenaar moet ervoor zorgen dat het keuringsverslag bij het toestel blijft zolang dat ongewijzigd in gebruik is.

▪ Periodiek onderhoud → huurder

De gebruikers van een centraal verwarmingstoestel gevoed met vloeibare of gasvormige brandstof met een vermogen vanaf 20 kW dienen periodiek een onderhoud te laten uitvoeren door een erkend technicus. Voor centrale verwarmingstoestellen gevoed met vaste brandstof (ongeacht het vermogen) gebeurt dit periodiek onderhoud door een erkend technicus of door een geschoold vakman.

In geval van vloeibare of vaste brandstof moet het periodiek onderhoud jaarlijks gebeuren. Bij gasvormige brandstof moet het onderhoud tweejaarlijks gebeuren.

Bij dit periodiek onderhoud worden het toestel en het rookgasafvoerkanaal gereinigd, wordt de veiligheid van de installatie geëvalueerd, en worden controlemetingen uitgevoerd om de goede werking van het toestel te beoordelen. Na afloop van het onderhoud wordt door de erkende technicus een reinigings- en verbrandingsattest opgesteld.

Als na het periodiek onderhoud blijkt uit het onderhoudsattest dat de installatie niet in goede en veilige staat verkeert, dan hebben de eigenaar en gebruiker de plicht deze installatie binnen de drie maanden na datum van het onderhoud in orde te brengen. Een nieuwe controle is ook hier verplicht. Ook hiervan moet het bewijs worden geleverd door een nieuw attest voor te leggen (artikel 10, § 2).

Onderhoudsattesten van de laatste twee onderhoudsbeurten moeten door de gebruiker en de eigenaar worden bewaard. De gebruiker bezorgt steeds een duplicaat van het attest aan de eigenaar indien deze eigenaar maatregelen dient te nemen om defecten weg te werken die tot zijn verantwoordelijkheid behoren, of indien de eigenaar er zelf om verzoekt.

De attesten moeten op ieder moment ter beschikking kunnen worden gesteld van de afdeling erkenningen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie bevoegd voor erkenningen of aan de bevoegde ambtenaren, zijnde de milieuinspectie en de gemeentelijke milieutoezichtsambtenaren. De eigenaar voorziet elke nieuwe gebruiker van de nodige rapporten en attesten.

▪ Periodieke verwarmingsaudit → verhuurder

De periodieke verwarmingsaudit heeft als doel de algemene prestaties van een verwarmingsinstallatie te beoordelen, en de eigenaar te informeren over een vervanging van de ketel, over andere wijzigingen van het verwarmingssysteem of over alternatieve oplossingen die een significante energiebesparing kunnen realiseren.

Op 3 mei 2013 werden de frequenties waarmee de verwarmingsaudits dienen te gebeuren, gewijzigd (Besluit van de Vlaamse Regering d.d. 1 maart 2013 tot wijziging van het VLAREL en tot wijziging van diverse andere besluiten wat betreft erkenningen met betrekking tot het leefmilieu): ▪ voor centrale stooktoestellen met een vermogen van 20 tot 100 kW wordt de verwarmingsaudit uitgevoerd samen met de eerste onderhoudsbeurt nadat het toestel 5 jaar oud geworden is, en nadien 5-jaarlijks.

▪ voor centrale stooktoestellen met vermogen groter dan 100 kW gebeurt deze verwarmingsaudit 2-jaarlijks (vloeibare brandstoffen) of 4-jaarlijks (gasvormige brandstoffen).

De eigenaar houdt het verwarmingsauditrapport bij zolang het toestel in gebruik is en er geen nieuwe verwarmingsaudit werd uitgevoerd.

In bijlage zijn de volgende documenten beschikbaar: ▪ bijlage 20A: een model reinigingsattest ▪ bijlage 20B: een model verbrandingsattest ▪ bijlage 20C: een model verwarmingsauditrapport ▪ bijlage 20D: een overzicht van de verplichtingen van eigenaar en/of gebruiker van een CVinstallatie

Regeling in het huurcontract

Bij verhuring is het aangewezen om de verplichtingen van de huurder aangaande het onderhoud en nazicht van de centrale verwarmingsinstallatie op te nemen in de huurovereenkomst, inclusief de verplichting om stipt kopie van de onderhoudsattesten over te maken aan de verhuurder. Door deze vermelding is de huurder niet onwetend omtrent het bestaan van de regelgeving en omtrent de verplichtingen die er voor hem uit voortvloeien. Niets belet trouwens om contractueel een verplicht jaarlijks onderhoud te bedingen, ook al is dat strikt gezien niet nodig voor installaties op gas.

Aangewezen is ook om te bedingen dat het laatste onderhoud moet dateren van maximaal zes maanden vóór het einde van het huurcontract. Alzo vermijdt men dat de huurder kan ontsnappen aan zijn onderhoudsplicht en deze doorschuift naar de verhuurder of volgende huurder. Kan een huurder op het einde van de huurperiode geen attest voorleggen omdat hij geen onderhoud liet uitvoeren (door een erkend technicus), dan kan de verhuurder de kosten van dat ‘vergeten’ onderhoud nog opnemen in de afrekening en eventueel afhouden van de huurwaarborg.

Volledigheidshalve moet erop worden gewezen dat, ingeval van woninghuur in Vlaanderen, de verplichting tot onderhoud en reinigen sowieso steeds ten laste van de huurder valt.

Sancties

Het niet voldoen aan de verplichtingen inzake het ter beschikking houden van attesten en rapporten wordt beschouwd als een milieu-inbreuk, die wordt gesanctioneerd met een (exclusieve) bestuurlijke geldboete tot 50 000 euro (x 6 opdeciemen). Bij de vaststelling van een milieu-inbreuk volgt geen strafrechtelijke vervolging.

Het niet voldoen aan de verplichtingen van artikel 8 (gebruik en onderhoud van een centraal stooktoestel) en artikel 10 (wegwerken van tekortkomingen) wordt beschouwd als een milieumisdrijf.

Voor milieumisdrijven wordt bij de vaststelling proces-verbaal opgesteld. Het parket moet binnen een termijn van 180 dagen beslissen of er strafrechtelijk vervolgd wordt of niet. In dit laatste geval

kan wel nog een alternatieve bestuurlijke geldboete opgelegd worden (met een maximum voorzien op 250 000 euro x 6 opdeciemen).

Beslist het parket om wel strafrechtelijk te behandelen, dan kan dit leiden tot een strafrechtelijke veroordeling (gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en/of een geldboete van 100 euro tot 250 000 euro x 6 opdeciemen), tot een minnelijke schikking of tot een seponering. De oplegging van een bestuurlijke geldboete is in dit geval uitgesloten.

De Ecodesignrichtlijn voor verwarmingstoestellen

▪ 26 september 2015

Op grond van Europese regelgeving moet het energieverbruik van de woningen dringend nog verder omlaag. De laatste jaren beslisten al heel wat gezinnen om hun oude verwarmingsketel te vervangen door een exemplaar met een veel beter rendement. Bij de vervanging van een bestaande CV-ketel op aardgas wordt nu al in 4 woningen op 5 een condensatieketel geplaatst. Bij de vervanging van een stookolieketel wordt amper in 1 woning op 4 al een condensatieketel geplaatst. Maar nog steeds staan er heel veel verouderde individuele CV-ketels in Vlaanderen: naar schatting zo’n 270.000 CV-ketels op stookolie en zo’n 400.000 op aardgas. Met de Ecodesignrichtlijn die in september 2015 van kracht wordt, zullen bijna nog uitsluitend condensatieketels geplaatst kunnen worden.

Vanaf 26 september 2015 wordt de Europese Ecodesignrichtlijn van kracht waardoor de verkoop van condenserende aardgas- en stookolieketels de standaard zal worden in Europa. Door deze richtlijn wordt het minimumrendement van verwarmingstoestellen beduidend opgetrokken, met als gevolg een lager energieverbruik voor de consument. Vanaf dat ogenblik krijgen nieuwe verwarmingstoestellen een energielabel – gaande van A tot G-label, vergelijkbaar met het label voor koelkasten of wasmachines. Hierdoor zullen nieuwe installaties duidelijker op hun rendement beoordeeld kunnen worden.

Deze duidelijkheid over rendement en energieverbruik wordt nog versterkt doordat voor het eerst bij alle verwarmingstechnieken op dezelfde manier (in HS – of bovenste verbrandingswaarde) gemeten wordt. Voor warmtepompen komen er bijkomende eisen op het vlak van geluidsemissies.

▪ Wat mag nog vanaf 26 september 2015?

De Ecodesignrichtlijn zal voor stookolie- en gas- CV-toestellen vanaf 26 september 2015 effectief van toepassing zijn. Dat betekent dat vanaf die datum producten met een energie-efficiëntie onder een bepaald niveau niet meer in landen van de EU in de handel gebracht mogen worden, of voor gebruik in de EU geproduceerd mogen worden. De richtlijn is van toepassing op de verkoop van nieuwe toestellen. Bestaande toestellen mogen in gebruik blijven als ze voldoen aan de wettelijke eisen inzake emissies.

▪ Nieuwe eisen

In de praktijk: Er zijn zowel eisen voor CV-ketels met een vermogen ≤ 70 kW als voor ketels met een groter dan 70 kW. We bespreken hier alleen de ketels ≤ 70 kW.

Nieuwe eis vanaf 26/09/2015: de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming mag niet lager zijn dan 86 %. Er is één belangrijk uitzondering op deze regel, namelijk de verwarmingsketels type B1, die nog vaak gebruikt worden in appartementen, waarbij meerdere installaties op eenzelfde schouw worden aangesloten. Hier mag de seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming van nieuwe ketels niet lager zijn dan 75 %.

Opgelet: Er is hierop een belangrijke uitzondering. Eind 2014 werd een addendum goedgekeurd bij NBN D51-003. Vanaf 1 september 2015 kunnen geen nieuwe B toestellen geplaatst worden in slaapkamers, badkamers, stortbadruimtes en WC's, ook niet voor de vervanging van bestaande toestellen en dus ook niet in appartementen.

▪ Hoeveel wordt er bespaard door een oude CV-ketel te vervangen?

Check de energiewinstcalculator van VEA:

http://www.energiesparen.be/bouwen-en-verbouwen/energiewinstcalculators

▪ Mag een bestaande CV-ketel nog verder gebruikt worden?

Zolang de CV-ketel niet defect is, mag de oude CV-ketel in gebruik blijven, op voorwaarde dat de installatie ook voldoet aan de al bestaande eisen die nu gelden in Vlaanderen (zie hierboven).

8.5.3.2 Individuele stooktoestellen

Begrip

Individuele stooktoestellen zijn bijvoorbeeld: ▪ een olie- of gashaard (die niet aangesloten zijn op een centrale stookinstallatie) ▪ een open haard ▪ een boiler op gas die enkel water verwarmt

Regels bij verkoop

Voor individuele stooktoestellen gelden geen specifieke (wettelijke) keuringsverplichtingen. Toch is het aangewezen om de ketel en brander minstens eenmaal per jaar te laten reinigen. Bij deze onderhoudsbeurt wordt nagegaan of de verbrande gassen op een goede wijze naar de schoorsteen geleid worden. Vooral de buis die de ketel met de schoorsteen verbindt, moet goed worden nagekeken.

Er is geen verplichting tot afgifte van een attest van een onderhoudsattest bij de vervreemding van een onroerend goed. Toch kan dit nuttig zijn om latere discussies met de koper over de staat van de ketels en branders te vermijden.

Regels bij verhuur

Voor individuele stooktoestellen is het periodiek onderhoud niet verplicht.

Toch is het aangewezen om ook voor deze stooktoestellen aan de huurder de contractuele verplichting op te leggen tot periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) onderhoud, inclusief de verplichting om kopie van de onderhoudsattesten over te maken aan de verhuurder. Bij de controle van individuele stooktoestellen wordt nagegaan of de verbrande gassen op een goede wijze naar de schoorsteen geleid worden. Vooral de buis die het toestel met de schoorsteen verbindt, moet goed worden nagekeken.

Aangewezen is ook om te bedingen dat het laatste onderhoud moet dateren van maximaal zes maanden vóór het einde van het huurcontract. Alzo vermijdt men dat de huurder kan ontsnappen aan zijn onderhoudsplicht en deze doorschuift naar de verhuurder of volgende huurder. Is er sprake van

een woninghuur in Vlaanderen, dan valt de verplichting tot onderhoud sowieso steeds ten laste van de huurder.

Kan een huurder op het einde van de huurperiode geen attest voorleggen omdat hij geen onderhoud liet uitvoeren, dan kan de verhuurder de kosten van dat ‘vergeten’ onderhoud nog opnemen in de afrekening en eventueel afhouden van de huurwaarborg.

Een voorbeeld van een onderhoudsattest van een ketel is opgenomen onder bijlage 20E.

8.5.3.3 Schoorstenen

Regels bij verkoop

Bij de verbranding zal een kachel gassen vrijgeven die via de schoorsteen worden afgevoerd. Een schoorsteen die niet voldoende trekt, kan dan ook de verbrandingsgassen niet (optimaal) afvoeren. Na een tijdje kan er roetaanslag voorkomen of kan de schoorsteen zelfs verstopt zijn. Op die manier komen CO-gassen vrij in de kamer.

De schoorsteen moet dan ook regelmatig gereinigd worden. Bij een jaarlijkse reinigingsbeurt kan een vakman trouwens ook controleren of de schoorsteen geen mankementen vertoont.

De regelmaat van een onderhoudsbeurt is afhankelijk van het type verwarmingstoestel: ▪ Is de schoorsteen aangesloten op een centrale verwarming? Dan is men wettelijk verplicht om de schoorsteen periodiek te onderhouden (zie 9.5.3.1). ▪ Is de schoorsteen niet aangesloten op een centrale verwarmingsinstallatie, dan geldt er geen specifieke wettelijke verplichting. Kolen-, stookolie- en houtkachels veroorzaken echter heel wat roet. Het kan dus zeker geen kwaad om de schoorsteen ieder jaar te laten onderhouden. Wel moet steeds rekening gehouden worden met de mogelijkheid van strengere gemeentelijke (politie)reglementen.

Ook moet rekening gehouden worden met een bepaling uit het strafrecht. Artikel 519 SW voorziet immers:

“Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft het veroorzaken van brand van

andermans roerende of onroerende eigendommen, … door ouderdom of gebrek aan herstelling of reiniging van …, schoorstenen,….” Er is geen verplichting tot afgifte van een attest van de schoorsteenveger bij de vervreemding van een onroerend goed. Toch kan dit nuttig zijn om latere discussies met de koper over de staat van de schoorstenen te vermijden.

Regels bij verhuur

Er is geen specifieke plicht tot onderhoud naar aanleiding van een verhuur.

Er is wel een verplichting tot reiniging van de schoorsteen wanneer de schouw aangesloten is op een centraal stooktoestel als omschreven onder de rubriek CV’s. Het reinigen van de schouw wordt daarbij gezien als een onderdeel van het verplichte jaarlijkse (vloeibare of vaste brandstof) of tweejaarlijkse onderhoud (gasvormige brandstof).

Voor individuele stooktoestellen is het reinigen van de schoorsteen niet verplicht, hoewel een reinigingsbeurt toch nuttig kan zijn. Een regelmatig onderhoud zal immers mogelijke defecten voorkomen, lagere stookkosten opleveren en uiteraard ook zorgen voor minder milieuverontreiniging.

De verplichting tot jaarlijks onderhoud van de schoorstenen door de huurder wordt het best uitdrukkelijk opgenomen in het huurcontract, met tevens de plicht tot jaarlijkse afgifte van het attest van de schoorsteenveger.

Aangewezen is ook om te bedingen dat het laatste onderhoud moet dateren van maximaal zes maanden vóór het einde van het huurcontract. Zo vermijdt men dat de huurder kan ontsnappen aan zijn onderhoudsplicht en deze doorschuift naar de verhuurder of volgende huurder. Kan een huurder op het einde van de huurperiode geen attest voorleggen omdat hij geen onderhoud liet uitvoeren, dan kan de verhuurder de kosten van dat ‘vergeten’ onderhoud nog opnemen in de afrekening en eventueel afhouden van de huurwaarborg.

Onder bijlage 20F is een onderhoudsattest van een schoorsteen terug te vinden.

Volledigheidshalve moet erop worden gewezen dat, ingeval van woninghuur in Vlaanderen, de verplichting tot onderhoud en reinigen sowieso ten laste van de huurder valt.

8.5.3.4 Aandachtspunt bij verhuur

Uit bovenstaande uiteenzetting blijkt duidelijk dat de verplichting tot periodiek onderhoud van de centrale verwarmingsinstallatie, individuele stookinstallaties en schoorstenen lastens de huurder kan gelegd worden. Dit betekent echter niet dat de verhuurder hier geen enkele verantwoordelijkheid draagt. Zo wordt herinnerd aan zijn verplichting voortvloeiend uit artikel 12 van het Vlaams Woninghuurdecreet, op grond waarvan de verhuurde woning op het moment van het intreden van de huurder moet voldoen aan de minimumeisen inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid. Artikel 5 van de Wooncode voorziet dat elke woning moet beschikken over voldoende ventilatie, verluchtings- en verlichtingsmogelijkheden. Inbreuk op de Wooncode wordt strafrechtelijk gesanctioneerd via artikel 20 Wooncode.52 En zelfs wanneer de verplichting tot periodiek onderhoud

52 Corr. Gent, nr. 2005/2074, 6 juni 2005, Huur, 2006, afl. 1, 42.

contractueel lastens de huurder is gelegd, blijft de rechtspraak streng voor de verhuurder die naliet te controleren of de huurder zijn contractuele plicht nakwam.53

8.5.3.5 Handige tool: de verwarmingswegwijzer

Het Departement Leefmilieu, Natuur en energie lanceerde een campagne “stook zuinig” met nuttige tips en informatie over verwarmingstoestellen en stookolietanks. Op de website is een handige tool “verwarmingswegwijzer” terug te vinden waarmee de eigenaar en gebruiker van een verwarmingstoestel of stookolietank gemakkelijk kunnen nagaan welke verplichtingen zij moeten naleven om in orde te zijn met de milieuwetgeving. http://www.lne.be/campagnes/stook-zuinig/stook-zuinig/verwarmingswegwijzer

8.5. 4 P U T T EN EN S ECR ET EN

Ook hier bestaat er geen wettelijke verplichting tot het ruimen van putten naar aanleiding van een verkoop of verhuur.

53 Corr. Luik (14e k.) 8 maart 2001, Juristenkrant, 2001 (weergave HUBEAU, B.), afl. 29, 1; T. Vred., 2003, afl. 1-2, 73, noot

S.N.

Het ruimen van putten en secreten wordt best lastens de huurder gelegd in het huurcontract (éénmaal per jaar en met verplichting tot afgifte van een ruimingsattest). Bij gebrek aan een uitdrukkelijke bepaling in het huurcontract valt deze kost immers lastens de verhuurder (artikel 1756 BW). Dit wordt in de praktijk vaak vergeten! Ingeval van woninghuur in Vlaanderen, valt de verplichting tot reinigen en onderhoud evenwel steeds ten laste van de huurder, zonder dat daartoe een uitdrukkelijke contractuele bepaling is vereist.

8.5. 5 R O O K MEL D ER S

8.5.5.1 Regels bij verkoop

Sinds 8 mei 2009 is het verplicht om correct geïnstalleerde optische rookmelders te installeren in alle: ▪ nieuw te bouwen woningen ▪ alle woningen waaraan renovatiewerken worden uitgevoerd en waarvoor een stedenbouwkundige vergunning verreist is. Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerken moet worden aangegeven waar de rookmelder of rookmelders zullen geplaatst worden. Eén rookmelder kan dus volstaan.

De vastgoedmakelaar zal bij de verkoop van recente woningen dus best oog hebben voor de aanwezigheid van (functionerende!) rookmelders. Ontbreekt een rookmelder of werkt deze niet meer naar behoren, dan wordt de situatie best door de verkoper geregulariseerd vóór de verkoop of maken koper en verkoper terzake de nodige afspraken in het kader van de verkoopovereenkomst.

8.5.5.2 Regels bij verhuur

Op 1 januari 2013 traden de Vlaamse verplichtingen over het plaatsen van rookmelders in huurwoningen in werking (Decreet van 1 juni 2012 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders). Ook het bijhorende uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2012 is sinds 1 januari 2013 van kracht. Om de uitvoerbaarheid van de nieuwe verplichting beheersbaar te houden, wordt voor de huurwoningen een tijdpad ingeschreven waarbinnen de rookmelders moeten worden geplaatst.

De verplichting tot het plaatsen van een rookmelder is niet van toepassing als de woning over een (ander) branddetectiesysteem beschikt dat werd goedgekeurd en gecertificeerd door een keuringsorganisme (nieuw artikel 5/1 Rookmeldersdecreet).

Gefaseerde invoering van de verplichting

▪ Huurovereenkomsten afgesloten na 31 december 2012

Alle huurwoningen waarvoor een nieuwe huurovereenkomst wordt afgesloten na 31 december 2012 moeten uitgerust zijn met voldoende rookmelders. Het begrip huurwoning wordt in het decreet gedefinieerd als elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande. Het gaat dus niet alleen over de huurwoningen bestemd tot hoofdverblijfplaats van de huurder, maar om alle huurwoningen die bestemd zijn tot huisvesting. Ook huurcontracten die onder het gemeen huurrecht of de handelshuurwetgeving vallen, kunnen dus onderhevig zijn aan de regelgeving inzake rookmelders. Steeds zal moeten worden nagegaan of het onroerend goed of een deel ervan hoofdzakelijk bestemd is tot huisvesting.

▪ Lopende huurovereenkomsten

Voor de lopende huurovereenkomsten voorziet het decreet een tijdpad van 1 tot 6 jaar waarbij de oudste huurwoningen eerst aan de verplichting moeten voldoen.

(1) Alle woningen die als hoofdverblijfplaats worden verhuurd, moeten met rookmelders worden uitgerust: ▪ voor 1 januari 2016 indien de woning gebouwd is voor 1945. ▪ voor 1 januari 2019 indien de woning gebouwd is vanaf 1945.

Voor wat de lopende huurovereenkomsten betreft, beperkt het decreet de verplichting tot plaatsing van rookmelders tot de huurwoningen die als hoofdverblijfplaats worden verhuurd, zodat enkel de huurcontracten geviseerd worden die vallen onder de Woninghuurwetgeving.

(2) Alle sociale huurwoningen moeten met rookmelders worden uitgerust: ▪ voor 1 januari 2014 indien de woning gebouwd is voor 1950. ▪ voor 1 januari 2015 indien de woning gebouwd is vanaf 1950 en voor 1970. ▪ voor 1 januari 2016 indien de woning gebouwd is vanaf 1970 en voor 1980. ▪ voor 1 januari 2017 indien de woning gebouwd is vanaf 1980.

Onder bijlage 21A is een beslissingsboom opgenomen om uit te maken of/wanneer een huurwoning aan de rookmeldersverplichting moet voldoen.

Bewijs van plaatsing

Het bewijs dat de rookmelder effectief en correct is geplaatst moet aan het huurcontract worden gehecht en kan met alle middelen aangetoond worden.

Hoewel het decreet hierover niet meer details geeft, mag worden aangenomen dat een bewijs van aankoop van de detectoren, een kasticket dus, onvoldoende zal zijn. Wat dient bewezen te worden is het feit dat de rookmelders effectief en op een correcte manier geplaatst werden. Dit bewijs kan bijvoorbeeld geleverd worden aan de hand van de plaatsbeschrijving, waarin ook fotomateriaal kan geïntegreerd zijn, eventueel informatie over het type detectoren, de plaatsing- en onderhoudsvoorschriften.

Verdeling aansprakelijkheid

Aanvankelijk voorzag het Decreet van 1 juni 2012 dat de verhuurder aansprakelijk is voor de aankoopen installatiekosten van de rookmelder, de huurder voor het onderhoud en de vervangingskosten van de batterij na afloop van de door de fabrikant vermelde levensduur.

In de praktijk gaf deze bepaling aanleiding tot discussies over wie nu eigenlijk aansprakelijk is als het toestel is uitgerust met een niet-vervangbare batterij. Via het Woonkwaliteitsdecreet54 werd het Rookmeldersdecreet gewijzigd. Thans wordt expliciet bepaald wie verantwoordelijk is voor de vervanging van een wél-vervangbare batterij: “De verhuurder is verantwoordelijk voor het plaatsen van de rookmelders. Als de rookmelder uitgerust is met een vervangbare batterij is de huurder verantwoordelijk voor de vervanging ervan na afloop van de levensduur, vermeld door de fabrikant”. Hieruit mag dus worden afgeleid dat rookmelders met niet-vervangbare batterijen onder de verantwoordelijkheid van de verhuurder vallen.

Deze aanpassing trad in werking op 11 augustus 2013.

Uitrusting met voldoende rookmelders

Om aan de rookmeldersverplichtingen te voldoen moet de zelfstandige woning (eengezinswoning, appartement of studio) of kamerwoning op elke bouwlaag uitgerust zijn met minstens één rookmelder. In kamerwoningen moet bovendien elke kamer uitgerust zijn met een rookmelder. De rookmelder: ▪ moet CE gemarkeerd zijn; ▪ moet voldoen aan de norm NBN EN 14604; ▪ moet reageren op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal; ▪ mag niet van het ionische type zijn. In bijlage 21B zijn de richtlijnen opgenomen voor de aankoop en plaatsing van rookmelders in Vlaanderen.

Inbreuken

In het decreet dat de verplichting met betrekking tot rookmelders in huurwoningen invoerde zijn geen specifieke sancties terug te vinden.

In het kader van de administratieve procedure tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring (artikel 15 van de Vlaamse Wooncode) zal de woningcontroleur wel een opmerking maken op het technisch verslag van het onderzoek van de woningkwaliteit. Het ontbreken van (voldoende) rookmelders wordt echter niet gequoteerd en zal bijgevolg op zich niet leiden tot een ongeschikt- en/of onbewoonbaarheidsbesluit. Maar als een woning niet voldoet aan de rookmeldersverplichtingen, dan wordt ze in de regel als ‘nietconform’ beschouwd. Als de verhuurder voor een dergelijke woning een conformiteitsattest aanvraagt, zal hem dat worden geweigerd. Bovendien riskeert men dan de sancties die vermeld zijn in Titel III, Hoofdstuk V, van de Vlaamse Wooncode (namelijk verplichting om werken uit te voeren of indien nodig te herbestemmen of te slopen en strafrechtelijke handhaving).

54 Decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, BS 1 augustus 2013 (art. 32 e.v. van het Woonkwaliteitsdecreet).

Wat de indirecte strafrechtelijke en burgerrechtelijke gevolgen zullen zijn van inbreuken op de regelgeving zal nog moeten blijken in de toekomst. Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de complexe aansprakelijkheidsdiscussies wanneer een huurder en/of derden ernstige schade lijden door een woningbrand die niet tijdig ontdekt werd wegens het ontbreken van rookdetectoren. En wat met de aansprakelijkheid van de vastgoedmakelaar die in het kader van zijn verhuuropdracht een huurcontract en plaatsbeschrijving opmaakte zonder acht te slaan op de wettelijke verplichtingen inzake plaatsing van rookdetectoren?

Actualiteit: studentenkamers

▪ Voor 1 oktober 2014

Wat studentenhuisvesting betreft, voorzag het decreet van 1 juni 2012 aanvankelijk enkel in een verplichting van rookmelders voor nieuwe huurcontracten, en niet voor bestaande huurcontracten. Concreet betekende dit dat een studentenkamer moest uitgerust worden met een rookmelder zodra er voor de studentenkamer een nieuw huurcontract wordt afgesloten. Tegelijk moet dan ook het studentenhuis of het studentengemeenschapshuis waarin de studentenkamer gelegen is, uitgerust zijn met voldoende rookmelders.

▪ Vanaf 1 oktober 2014

De aanwezigheid van een rookmelder in een studentenkamer en in het huis waar de studentenkamer gelegen is, kan soms het verschil maken tussen leven of dood. Vanuit die overweging werden de normen verstrengd wat de huisvesting van studenten betreft. Tegen uiterlijk 1 oktober moeten alle studentenkamers en -woningen uitgerust zijn met een rookmelder. Het gaat om een onmiddellijke verplichting, voor zowel nieuwe als lopende contracten.

Onder bijlage 21C is een brochure van Wonen Vlaanderen opgenomen met betrekking tot de rookmeldersverplichtingen in huurwoningen.

Besluit hoofdstuk 8 Technische info constructies en installaties

▪ As-built attest - basis gelegd in de VCRO; louter facultatief ▪ Conformiteitsattest - voornamelijk van belang bij verhuur → juridische basis: Vlaamse Wooncode → minimumvereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid +

toegestane woningbezetting

→ conformiteitsattest ≠ verhuurvergunning, tenzij verplicht gesteld door

gemeente

→ in principe 10 jaar geldig, tenzij de gemeente een kortere duur heeft voorzien - beperkte relevantie bij verkoop → overdracht conformiteitsattest aan koper ▪ Energieprestatiecertificaat (EPC) - Vlaamse energieregelgeving - relevant bij verkoop en verhuur > 2 maanden van residentiële gebouwen - in principe 10 jaar geldig - 2 verplichtingen: → EPC moet beschikbaar zijn vanaf te huur of te koop stellen → advertentieplicht:

▪ vermelding van “energiescore + certificaatnummer” of “energiescore +

adres”

▪ volledige vrijstelling voor niet-gepersonaliseerde panelen en

raamaffiches

▪ gedeeltelijke vrijstelling voor kleine zoekertjes: enkel energiescore - overhandiging EPC aan koper: enkel origineel, geen kopie! - overhandiging EPC aan huurder: kopie - bij verlies EPC proberen een door de leverancier afgeleverd afschrift te bekomen

(coördinaten leverancier kunnen door de verkoper opgevraagd worden bij de EPCdatabank)

- sanctie bij niet-naleving: administratieve geldboete van 500 tot 5.000 euro - EPB regeling nieuwbouw - nog geen informatieplicht bij verkoop/verhuur van niet-residentiële gebouwen en

publieke gebouwen

▪ Postinterventiedossier (PID) - Federale wetgeving (KB Tijdelijke en Mobiele Werkplaatsen van 25.01.2001) - onderhoudsboekje van het gebouw - bij bouw of werken na 1 mei 2001 - artikel 48 bij overdracht van onroerend goed → verplichting tot overhandiging PID bij overdracht → bijzondere regel voorzien indien PID nog niet voorhanden is bij het verlijden

van de authentieke akte (verkoop op plan of van gebouw in oprichting), maar notarissen blijven terughoudend bij de toepassing van deze mogelijkheid

- artikel 49bis voor appartementsgebouwen → opsplitsing PID mogelijk tussen privatieven en gemeenschappelijke delen +

opdracht aan syndicus tot bijhouden/updaten van PID gemeenschappelijke delen

→ bij overdracht privatief moet PID gemeenschappelijke delen niet worden

overhandigd

- aandachtspunten verhuur: → huurder heeft inzagerecht → contractuele regeling tot opmaak/actualisering PID voorzien lastens huurder

indien huurder werken laat uitvoeren door één of meerdere aannemers

▪ Keuring elektrische installatie - Federale regelgeving (AREI) - regeling bij verkoop: → enkel verplichte keuring ‘bij verkoop’ als het gaat over een installatie

daterend van vóór 1 oktober 1981:

▪ bij negatieve keuring moeten de inbreuken worden opgelost en moet

de koper een herkeuring laten uitvoeren binnen de 18 maanden na het verlijden van de authentieke akte

▪ bij verkoop van een pand met het oog op afbraak kunnen partijen in de

akte een clausule opnemen dat de keuring zinloos is

→ daarbuiten is keuring bij verkoop niet verplicht, maar wel belangrijk om het

keuringsattest aan de koper te overhandigen (leveringsplicht juridisch toebehoren onroerend goed):

▪ installaties die dateren vanaf 1 oktober 1981 werden gekeurd bij

plaatsing

▪ herkeuring vereist na 25 jaar

- regeling bij verhuur: → geen specifieke keuringsverplichting n.a.v. verhuur

→ maar minimumeisen inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid van

huurwoningen

→ keuring elektrische installatie = eigenaarskost ▪ Stookolietank - Vlaamse regelgeving - keuringsverplichtingen stookolietank: → keuring voor eerste ingebruikname → periodiek onderhoud → procedure buitengebruikstelling stookolietank - regeling bij verkoop: → geen wettelijke keuringsplicht bij verkoop, maar: ▪ informatieplicht VGM ▪ leveringsplicht juridisch toebehoren onroerend goed → geldig keuringsattest overhandigen aan de koper - regeling bij verhuur: → periodiek onderhoud lastens huurder ▪ CV, ketels, branders en schoorstenen - Vlaamse regelgeving - centrale verwarmingstoestellen (CV) → drie keuringsverplichtingen CV: ▪ keuring voor eerste ingebruikname ▪ periodiek onderhoud ▪ periodieke verwarmingsaudit → regels bij verkoop: ▪ geen wettelijke keuringsplicht bij verkoop, maar: - informatieplicht VGM - leveringsplicht juridisch toebehoren onroerend goed ▪ geldig(e) keuringsrapport(en) overhandigen aan de koper → regels bij verhuur: ▪ periodiek onderhoud lastens huurder - individuele stooktoestellen → geen wettelijke onderhoudsplicht → contractuele regeling mogelijk waarbij periodiek onderhoud wordt opgelegd

aan de huurder

- schoorstenen → enkel wettelijke keuringsplicht indien aansluiting op CV → contractuele regeling mogelijk waarbij periodiek schoorsteen vegen wordt

opgelegd aan de huurder

▪ Putten en secreten - geen wettelijke keurings- of onderhoudsplicht bij verkoop - gemeen huurrecht voorziet dat deze kost lastens verhuurder is, maar

andersluidende contractuele regeling mogelijk

▪ Rookmelders - Vlaamse regelgeving via Rookmeldersdecreet - verplichting bij nieuwbouw en renovatie met stedenbouwkundige vergunning - verplichting bij verhuur van woningen → verplicht voor alle huurcontracten huisvesting afgesloten na 31 december

2012

→ geleidelijke invoering via tijdspad voor de oudere woninghuurcontracten → sinds 1 oktober 2014: algemene verplichting bij verhuur studentenkamers

(geen tijdspad!)

This article is from: