Veeteelt mei2 2013

Page 1

JA A RG A N G 30

N R. 9

ME I 2

2013

I N D I T N U M M ER

Z U IVE L

FO KKERIJ

U IERG EZONDHEI D

Zuivelverwerkers investeren gezamenl캐k 600 miljoen euro

Duurzaamheid vraagt om gezonde koe

Selectief droogzetten kan alleen met goede randvoorwaarden

VX09_cover.indd 2

28-05-13 10:26


H O O F D A RT I K E L

CRV-directeur Ate Lindeboom: ‘Een gezonde koe moet rand

CRV maakt werk va In maart lanceerde CRV haar duurzaamheidsvisie voor het jaar 2020. Een gezonde koe die een jaar langer meegaat dan nu staat daarin centraal. Dat heeft gevolgen voor het fokbeleid, zo meldt directeur Ate Lindeboom. ‘We gaan geen stieren meer actief promoten die niet passen bij onze duurzaamheidsambities.’ tekst Jaap van der Knaap

K

oeien die een jaar ouder worden, tien procent minder mastitis hebben en een tien procent betere voerbenutting per kilogram melk. Het zijn enkele doelstellingen uit de duurzaamheidsvisie die CRV in maart dit jaar presenteerde voor het jaar 2020. ‘In het verleden was duurzaamheid misschien een vies woord, maar het wordt inmiddels door elk bedrijf opgenomen in de bedrijfsstrategie.’ Ate Lindeboom, CRV-directeur operations and development, legt uit waarom CRV recentelijk zo nadrukkelijk een duurzaamheidsvisie presenteerde. ‘CRV is een van de grootste spelers in de markt en wil leiderschap tonen. We kunnen gezamenlijk met onze leden echt iets betekenen in duurzame productie van melk en vlees. Een efficiënte productie met behulp van een gezonde koe, dat hebben we voor ogen. Als CRV willen we dat mobiliseren.’

CO2-uitstoot op een pak melk Wiepk Voskamp is namens CRV als coördinator betrokken bij de duurzaamheidsvisie. ‘Duurzaamheid wordt steeds beter meetbaar, dat maakt het ook een minder vaag begrip. De ontwikkelingen om duurzaamheid tastbaar te maken staan niet stil. In Groot-Brittannië wordt op een pak melk al aangegeven hoeveel kilogram CO2-uitstoot de productie ervan heeft gekost. Dit is een voorbeeld waar we ook in Nederland en Vlaanderen naartoe gaan. Ook CRV wil een bijdrage leveren aan het verminderen en inzichtelijk maken van de CO2-uitstoot.’ Het klinkt erg ambitieus dat een fokkerijorganisatie de CO2uitstoot van een literpak melk kan beïnvloeden, maar Lindeboom ziet juist kansen. ‘Onze organisatie staat aan het begin van de keten. Tachtig procent van de CO2-uitstoot van een literpak melk vindt plaats op het melkveebedrijf met de koe als belangrijk middelpunt. Juist daar kunnen wij een bijdrage leveren door stieren te fokken die gezondere dochters vererven en langer meegaan.’ Wiepk Voskamp legt uit waarom juist gezondere en oudere koeien goed passen bij het tastbaar maken van duurzaamheid en het verlagen van de CO2-uitstoot. ‘Wanneer koeien gezonder zijn, is er minder gedwongen afvoer en is er minder jongvee nodig voor vervanging. Gezondere dieren betekent een beter dierwelzijn en ook dat is duurzaamheid. Gezamenlijk zorgt dit

12

V E E T E E LT

VX09_hoofdverhaal.indd 12

m ei

2

2013

28-05-13 11:31


moet randvoorwaarde nummer één zijn in het selectiebeleid’

rk van duurzaamheid In het kader van haar duurzaamheidsvisie streeft CRV naar gezondere dieren die langer mee kunnen gaan

voor een enorme efficiëntie; er is immers minder voer nodig vanwege minder jongvee en er is geen productieverlies door zieke dieren. We richten ons daarom in het fokbeleid op het fokken van gezondere dieren die langer meegaan. Productiemaximalisatie staat niet meer centraal.’ De uitspraak roept vragen op omdat een hoge productie per koe wel zorgt voor een maximale benutting van voer. Lindeboom: ‘In de fokkerij van landbouwhuisdieren stond tot voor kort altijd productie voorop. Maar wij vinden dat een gezonde koe randvoorwaarde één moet zijn in het selectiebeleid. Wij draaien het om: we willen eerst een gezonde koe en daarbinnen selecteren we op de meest productieve dieren.’ Daarmee prijst CRV zichzelf als aanbieder van genetica beslist niet uit de markt, stelt Lindeboom. ‘Integendeel. Fokkerij is een kwestie van lange adem en er is nog veel selectieruimte. Fokkerij betekent ook verandering.’ Voskamp vult aan: ‘We hebben juist in diverse studies gezien dat productiemaximalisatie zorgt voor een hogere gedwongen afvoer en daarmee niet helpt om de levensduur en levensproductie te verhogen.’

Quotum remt geneticabenutting De vraag blijft of het CRV-doel van het vergroten van de levensduur met een jaar ook daadwerkelijk mogelijk is. De afgelopen jaren is de levensproductie bij afvoer wel gestegen, maar die werd vooral veroorzaakt door een hogere productie, nauwelijks door een toename in leeftijd. ‘Veel veehouders realiseren zich onvoldoende de mogelijkheden van genetica’, beantwoordt Lindeboom de vraag indirect. ‘Het is voor CRV een taak om te laten zien wat genetica kan betekenen. Waarom gaan we nauwelijks vooruit in levensduur, terwijl de dieren het genetisch wel kunnen? Omdat er te veel jongvee klaarstaat voor vervanging.’ Volgens Lindeboom heeft dertig jaar melkquotering niet alleen de bedrijfsontwikkeling, maar ook het maximaal benutten van genetica in de weg gestaan. ‘Er was altijd genoeg jongvee. Koeien waaraan maar iets mankeerde, werden snel vervangen, terwijl ze het genetisch wel in zich hadden om ouder te worden. Vroegtijdige vervanging is niet duurzaam, maar zeker ook niet economisch. Als straks het melkquotum verdwijnt en mest en voer de beperkende factoren zijn, is elke pink die je moet opfokken om koeien noodgedwongen te vervangen er één te veel. We willen als CRV in de toekomst met nieuwe instrumenten de duurzaamheid en efficiëntie van de veestapel aantonen om te laten zien waar nog verbetermogelijkheden op bedrijfsniveau liggen.’ Wiepk Voskamp geeft aan dat er bijvoorbeeld hard gewerkt wordt aan nieuwe stierindexen. ‘Dat worden indexen waarin CO2-uitstoot, voerefficiëntie, gezondheid en levensproductie leidend zijn. Daarmee willen we inzichtelijk maken wat een stier op het gebied van duurzaamheid kan toevoegen.’ Volgens Voskamp wordt stukje bij beetje via onderzoek bekend hoe duurzaamheid in beeld kan worden gebracht. ‘We zeggen niet dat bij de eerste lancering deze index perfect en uitontwikkeld is, maar we gebruiken de kennis die er nu is en laten zien wat er mogelijk is.’

V E E T E EVL ET E T j aE n E LuTa r m i e i1 /22 22001039

VX09_hoofdverhaal.indd 13

13

28-05-13 11:32


H O O F D A RT I K E L

Weidegang, CO2 en keizersnedes De duurzaamheidsvisie van CRV geldt niet alleen voor Nederland en Vlaanderen, maar krijgt ook invulling in de buitenlandse markten. ‘Duurzaamheid is overal een thema, maar kan wel voor elk land anders ingevuld worden’, vertelt Wiepk Voskamp, namens CRV als coördinator betrokken bij de duurzaamheidsvisie. ‘Zo is weidegang echt een Nederlands thema, maar de CO2-uitstoot van koeien is wereldwijd weer veel belangrijker.’ Voskamp noemt ook het terugdringen van keizersnedes bij het Belgisch-witblauwras, dat in Nederland meer een maatschappelijk thema is dan in België. ‘Het Belgisch-witblauwras gaat juist zeer efficiënt om met grondstoffen, de voeref-

ficiëntie is enorm. Dat zouden we meer kunnen uitdragen. Maar we willen binnen het ras kijken naar de mogelijkheden van het terugdringen van het aantal keizersnedes.’ Ook het eigen CRV-personeel wordt uitgedaagd om duurzamer te werken. Voskamp noemt meer digitaal werken en daardoor minder printwerk op papier, maar ook zuiniger omgaan met energie en zuinigere auto’s. ‘In Brazilië denken we aan auto’s die daar geproduceerd zijn en die kunnen rijden op lokaal geproduceerde ethanol.’

De duurzaamheidsdoelen zullen ook merkbaar zijn op de stierenkaart, aldus Lindeboom. ‘We gaan geen stieren meer actief promoten die niet passen bij onze duurzaamheidsambities.’

zich. ‘Natuurlijk kregen we wel kritische vragen, maar de reacties waren vooral positief’, zo vertelt Voskamp. Volgens Lindeboom komt dat doordat in de visie ook concrete punten zijn benoemd. Bewust staan er getallen in zoals tien procent minder beenproblemen of een stierenkaart in 2020 met daarop vijftien procent hoornloze stieren. Maar ook meer maatschappelijke actiepunten zijn beschreven. ‘We hebben twee jaar geleden een handtekening gezet onder het convenant weidegang. Dat

Convenant weidegang De lancering van de duurzaamheidsvisie van CRV is niet onopgemerkt gebleven. Politiek Den Haag alsook de politiek vanuit Brussel reageerden positief, maar ook de Dierenbescherming, LTO, de zuivelindustrie en veehouders meldden

Zie voor de volledige duurzaamheidsvisie van CRV: www.crv4all.nl/downloads

Genetische levensproductie in de lift De genetische aanleg voor levensproductie van de stieren die door CRV sinds 1990 zijn ingezet, is verdubbeld. In 1990 bedroeg de verwachte levensproductie nog 27.588 kg meetmelk, van de in 2013 ingezette holsteinstieren lag deze op 55.213 kg melk. Vooral sinds de intrede van genomic selection in 2006 is er een forse stijging (zie figuur 1). De daadwerkelijk gerealiseerde levens-

productie volgde afgelopen jaren de genetische aanleg. De groene lijn laat de gerealiseerde levensproductie zien van de afgevoerde koeien die afstammen van stieren uit een specifiek jaar. De groene lijn schept verwachtingen: als de lijn synchroon blijft lopen aan de genetische aanleg, dan lijkt een stijging in levensproductie ophanden.

levensproductie in kg meetmelk

Figuur 1 – Genetische aanleg van CRV-stieren voor levensproductie per geboortejaar en daadwerkelijk gerealiseerde levensproductie bij afvoer (bron: AEU) 80.000

genetische levensproductie

gerealiseerde levensproductie

70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 geboortejaar stier

14

V E E T E E LT

VX09_hoofdverhaal.indd 14

m ei

2

betekent niet dat we voor of tegen weidegang zijn, maar dat we ons wel willen inzetten om degene die weidegang toepast, zo goed mogelijk te bedienen’, aldus Lindeboom. ‘Ook voor veehouders die niet beweiden, zetten we ons zo goed mogelijk in. Weidegang moet je niet in een hokje stoppen van voor of tegen, dat is dodelijk voor het debat. Maar als het voor de maatschappij een thema is, dan moet je ermee aan de slag.’ Lindeboom geeft als voorbeeld dat CRV cijfers kan verzamelen en presenteren over diverse thema’s rondom duurzaamheid. Veehouders kunnen deze cijfers vervolgens weer vergelijken met cijfers van collega’s. Lindeboom ziet ook toegevoegde waarde in Ovalert (stappentellers) en Digiklauw, het digitale programma waarin klauwverzorgers data rondom klauwgezondheid registreren. ‘Met Ovalert werk je aan een verbeterde vruchtbaarheid. Wanneer je meer koeien drachtig krijgt, zorgt dat voor een lager vervangingspercentage en daarmee een hogere levensduur.’

DNA-paspoort voor elke koe Ook genomic selection is volgens Lindeboom al een nuttig instrument gebleken voor het verbeteren van de duurzaamheid, maar gaat nog belangrijker worden. ‘Fokkerij is een stip aan de horizon, een vergezicht. Zo voorzie ik dat er straks van elke koe een DNA-paspoort gemaakt kan worden. Daarin zijn niet alleen productiepotenties af te lezen, maar ook bijvoorbeeld de kans op mastitis en wellicht voor welke antibioticasoort de mastitisbacteriën het meest gevoelig zijn. Dat helpt om antibiotica zeer gericht en doeltreffend in te zetten.’ l

2013

28-05-13 11:32


E V E N

G E E N

B O E R

In de rubriek Even geen boer laat Veeteelt melkveehouders aan het woord die hun erf verlaten om op een andere manier actief te zijn in de maatschappij. In deze editie: jury springpaarden Naam: Gerrit Klokman Leeftijd: 52 Woonplaats: Ruurlo Aantal koeien: 90

Gerrit Klokman: ‘Als men gemeen is tegen het paard, ben ik niet zo grappig meer’

Scheids tussen de paarden tekst Florus Pellikaan

P

aarden en paardensport zijn voor Gerrit Klokman bijna onderdeel van zijn opvoeding geweest. Hij is opgegroeid tussen de sportpaarden van zijn ouders en op elfjarige leeftijd begon hij zelf te rijden. Vandaag de dag is Klokman vele weekenden op springconcoursen te vinden als jury of als begeleider van zijn springende zoon. ‘Het peerdenvolk is mijn tweede familie’, vertelt Gerrit Klokman glimlachend. ‘We kennen elkaar allemaal en we delen de passie om door training het maximale uit een dier te halen.’ Toen Klokman rond de dertig was, volgde hij op aanraden van anderen een pittige cursus tot jury. ‘Op den duur ga je minder rijden en door te jureren blijf je toch bij de sport betrokken’, verklaart Klokman zijn keuze. Op dit moment jureert Klokman zo’n tien dagen per jaar, waarbij hij de springprestaties van paard en ruiter in de ring beoordeelt en controleert. ‘Het is voor mij een uitlaatklep. Koeien melken is leuk en dat is mijn beroep, maar paarden zijn mijn hobby’, vertelt Klokman. Maar dat is niet zijn enige motivatie om zich in te zetten voor de paardensport, waarin hij ook diverse bestuursfuncties bekleedde. ‘Ik wil hiermee een bijdrage leveren om de paardensport op een hoger plan te brengen. Door de economische recessie heeft de sport het best zwaar. Daarnaast heb je op het concours contact met mensen van allerlei pluimage. Dat verbreedt je blik als mens op de maatschappij.’ Een jury bij de springpaarden is ook de scheidsrechter die controleert of alles volgens de reglementen verloopt en dat kan soms leiden tot discussie. ‘Ik ben ook wel eens uitgescholden, maar gelukkig is het niet zoals in het voetbal. Daarnaast moet je als jury ook gewoon tact hebben, want daarmee kun je veel problemen voorkomen.’ In één situatie verdwijnt de vriendelijkheid bij Klokman. ‘Als mensen echt gemeen zijn tegen hun paard door een eigen fout of door het dier te overvragen, dan ben ik niet zo grappig meer. Als een dier niet kan, houdt het gewoon op’, stelt Klokman. ‘Ik denk wel dat ik dat als veehouder soms sneller zie dan anderen. Maar ik ben er ook scherp op om de sport te beschermen, want er kijken altijd mensen mee die geen liefhebber zijn.’ De paardensport houdt vast aan de etiquette, waardoor Klokman altijd ‘gestrikt en gejast’ en soms voorzien van een bolhoed richting een wedstrijd vertrekt. ‘Als je ruiters punten geeft voor hun outfit, kun je zelf niet in een spijkerbroek lopen. En daardoor ben ik misschien wel een van de weinigen die zijn trouwpak echt heeft versleten’, grapt Klokman. ‘Maar zonder hulp van mijn ouders en vrouw had het nooit gekund. Dankzij hen kan ik erop vertrouwen dat het thuis goed gaat en kan ik met een gerust hart weggaan.’

V E E T E E LT

VX09_even geen boer.indd 17

M E I

2

2 0 1 3

17

27-05-13 16:00


B E D R I J F S R E P O RTA G E

Nieuwe impuls fokkerijcarrière voor familie Bouw

Bouwen aan topfokkerij Truus en Jan Bouw Na veertig jaar als melkveehouder gooiden Jan en Truus Bouw het over een andere boeg. Ze krompen de veestapel en investeerden in topfokkerij. Aantal koeien: Aantal stuks jongvee: Hoeveelheid land: Et-sessies in 2012:

Het afbouwen van het melkveebedrijf betekende voor Jan en Truus Bouw niet dat ze hobbymatig vee gingen houden. De veePutten

15 80 40 hectare 66

F

oto’s van honderdtonners, ingelijste pentekeningen van tientonners en een sfeerfoto van een koefamilie met zeven generaties. Elk van de versierselen aan de muur in de keuken van Jan en Truus Bouw uit Putten heeft een verhaal, maar het zijn wel duidelijk verhalen uit het verleden. Want eigenlijk zou je er foto’s verwachten van populaire stiermoeders of van dieren die op recente veilingen voor recordprijzen zijn verkocht. De naam van de familie Bouw duikt de laatste tijd immers erg vaak op als fokker van dieren met een hoge genoomfokwaarde. Zo staan Bouw Rocky (v. Shamrock) en Bouw Snowfever (v. Snowman) boven in de NVI-lijst voor stieren met een genoomfokwaarde en was Bouw Shamrock Lizette op de Holland Masters Sale tijdens de NRM vorig jaar met 65.000 euro een van de veilingtoppers. ‘We hebben wel foto’s van de huidige dieren in de stal, die moeten we nog ophangen. Maar de generatiewisseling gaat hier nu heel snel, voor je het weet is een dier al weer voorbijgestreefd door een nakomeling’, stelt Jan nuchter vast.

Vijf tientonners De uitspraak over het korte generatieinterval wordt onderstreept met de bijzondere opbouw van de veestapel. In de 34 jaar oude ligboxenstal lopen 15 melkgevende dieren, nagenoeg allemaal vaarzen, terwijl er in de jongveestallen in totaal 80 kalveren en pinken tevreden aan het kuilgras staan te vreten. ‘We hebben ons sinds 2004 volledig gericht

18

V E E T E E LT

VX09_bedrijfsrep Bouw.indd 18

MEI

2

houders uit Putten investeerden volop in fokkerij en spoelen pinken met hoge genoomfokwaarden. Het zorgt voor een wereldwijde interesse voor embryo’s en dieren met de stalnaam Bouw. tekst Jaap van der Knaap

op de fokkerij’, zo schetst Jan de bedrijfsvoering. ‘We spoelen genetisch hoogwaardige pinken waarvan we de meeste embryo’s verkopen. In 2012 hebben we 66 et-sessies verricht met gemiddeld 9,25 embryo’s per spoeling.’ Bouw prijst voor deze goede resultaten onder meer zijn et-specialist van CRV Aart van de Brink, die hij vanwege zijn ervaring een belangrijke adviseur noemt. Jan en Truus Bouw, beiden 65 jaar, wilden negen jaar geleden niet stoppen met boeren toen hun zoons aangaven niet verder te willen met het bedrijf. Jan had het typische gemengde Veluwse bedrijf met kippen, vleesvarkens en melkvee van zijn vader uitgebouwd tot een intensief bedrijf met 70 koeien, vleesvarkens en 40 hectare grond. De huiskavel was 6 hectare groot en de 34 hectare gepachte grond lag over acht locaties verspreid. Er werd al die jaren goed op de koeien gepast. Femke 29 (v. Seekönig) was in 1996 een van de eerste tientonners van Nederland en na haar bracht Bouw nog tien koeien over de grens van 100.000 kg melk en vier naar de kaap van 10.000 kg vet en eiwit. Aan passie en gedrevenheid was er ook toen geen gebrek. ‘Ik heb fokkerij en handel altijd leuk gevonden’, vertelt Bouw over waarom hij in 2004 de bedrijfsvoering zo fors wijzigde. ‘Vast stond dat ik minder koeien wilde melken, maar nog wel met vee wilde blijven werken. Ook al konden we het melkquotum goed verkopen, er moest nog wel geld verdiend worden. En dus koos ik voor fokkerij.’ Bouw pakte de veranderingen rigoureus

aan. De varkensstallen werden gesloopt en er verrees een nieuwe jongveestal. Een groot gedeelte van de koeien werd verkocht en het jongvee werd benut als ontvangsters voor de embryo’s die Bouw kocht. Bouw kocht embryo’s waarvan hij wist dat hij een stierkalf kon verkopen, met de vaarskalveren fokte hij verder. ‘Ik moest me natuurlijk wel gaan verdiepen in koefamilies. Maar wat je niet weet, kun je vragen. Bovendien lees ik graag en kun je op internet veel gegevens opzoeken’, vertelt Bouw. ‘Natuurlijk gaat het de eerste jaren om veel geld investeren en maak je fouten. Maar dat hoort ook bij het ondernemen.’

Tochtsignalering in de nacht Bouw boekte goede vruchtbaarheidsresultaten: ongeveer zeventig procent van de pinken bleek drachtig na de eerste implantatie. Ook bij het winnen van embryo’s zijn de resultaten hoog. ‘Embryo’s winnen vraagt om een gericht voerrantsoen’, zo meldt Bouw. ‘Het eerste jaar moet je de kalveren hard voeren. Wij geven ze een goede kwaliteit kuilgras met krachtvoer, zodat ze zich goed kunnen ontwikkelen. Wanneer ze ongeveer elf maanden oud zijn en de cyclus op gang komt, verminderen we het eiwit in het rantsoen en krijgen ze grover kuilgras. Pinken mogen niet vervetten, daarom geven wij ze geen mais in het rantsoen. Daarnaast moet de mineralenvoorziening goed op orde zijn.’ Bouw hecht veel waarde aan het bijhouden van de vruchtbaarheid. Hij schrijft elke tochtigheid nauwgezet op. Sterker

2013

27-05-13 15:44


Bouw Shamrock Florina, het jongste kalf van Bouw Goldwyn Femmy, heeft een GTPI-fokwaarde van 2377

nog, soms staat hij ’s nachts op als hij verwacht dat er een pink tochtig gaat worden. ‘Het is belangrijk om te weten wanneer de tocht begint’, stelt Bouw. ‘Aan de hand van die waarneming weet je wanneer je het dier moet insemineren’, en hier prijst hij de inseminatoren die dikwijls op bijzondere tijdstippen de pinken komen insemineren. ‘Ieder dier reageert anders, maar je ziet wel dat je bij sommige koefamilies altijd meer embryo’s wint dan bij andere.’

Blij met internetveilingen Een goed voorbeeld van vruchtbaarheid is de familie achter de stier Bouw Snowfever. De Snowmanzoon is het resultaat van een van de 33 embryo’s die CRV kocht uit de combinatie tussen Bouw Goldwyn Femmy en de stier Broeks Snowman. Femmy stamt uit de Amerikaanse koefamilie van Ralma Juror Faith die via de embryoaankoop van Bouw Shottle Frisby naar Putten was gekomen. Het is momenteel een van de populairste koefamilies in de stal. ‘Femmy en haar volle zus Fleur zijn erg succesvolle donorkoeien voor ons geweest. Als pink leverde Femmy 67 embryo’s, als vaars 190 en ook nu als tweedekalfskoe is er nog altijd embryo-interesse. Veel van de nakomelingen van Femmy hebben hoge genoomfokwaarden.’ Bouw verkoopt de eersteklas embryo’s en zet zelf de tweedeklas embryo’s in bij de eigen pinken of op een ontvangsterbedrijf in de buurt. Met de vaarskalveren daaruit fokt hij verder. De stieren met hoge genoomfokwaarden worden via handelsorganisaties zoals Eurogenes of Koole & Liebregts verkocht aan ki-organisaties in diverse landen. Stieren die daarvoor niet in aanmerking komen, verlaten het bedrijf als dekstier. Voor de verkoop is Bouw vooral blij met de opkomst van internetveilingen voor fokmateriaal. ‘Ik verkoop veel embryo’s via de veiling en ik koop er ook regelmatig een dier.’ Dat Bouw topfokkerij serieus neemt en niet louter als een hobby ziet, blijkt wel uit het gegeven dat hij door de opkomst van genomic selection niet meer investeert in embryo’s maar vooral in kalveren en pinken. ‘De terugverdientijd tussen het kopen van een embryo en het moment dat je het kalf uit die combinatie kunt spoelen, duurt lang. Je weet niet zeker of er een vaarskalf geboren wordt en hoe hoog de genoomfokwaarde gaat worden. Ik koop nu liever gericht een kalf waarvan de genoomfokwaarde en de embryocontrac-

V E E T E E LT

VX09_bedrijfsrep Bouw.indd 19

m e i

2

2 0 1 3

19

27-05-13 15:44


B E D R I J F S R E P O RTA G E

Bouw Goli Flower (Goli x Femmy), goed voor 86 punten

ten bekend zijn en ga daarmee aan het werk.’ Bouw somt een lange lijst met koefamilienamen op waarvan hij jongvee in de stallen heeft lopen: Ralma, Cosmopolitan, Judy, Roxy, Lila Z, Barbie, Lead Mae, Licorice, Ellegance en Promis. Na een aantal spoelsessies maakt Bouw de pink drachtig en afhankelijk van de fokkerijinteresse van het dier verkoopt hij het of houdt hij het zelf. Voelt Bouw zich een topfokker? Hij laat het getalenteerde jongvee zien. ‘Ik vind het belangrijk dat er achter een pink een goede koefamilie zit. Ik ben nog wel een fokker, maar ik maak vooral paringen waar de markt om vraagt. Dat zijn op dit moment dieren met een hoge genoomfokwaarde of met een bijzondere afstamming.’ Bouw wil zich niet vergelijken met fok-

Bouw Goldwyn Femmy, moeder van de stier Bouw Snowfever

kers die jaarlijks prijzen behalen in de keuringsringen met eigengefokte dieren. ‘Zij maken echt heel bewuste combinaties, werken jarenlang met dezelfde dieren. Wanneer ik een pink spoel, kijk ik wel naar de fokwaarden van het dier en de te gebruiken stier of die passen, maar de markt is leidend.’

Exclusieve stieren Bouw is wellicht te bescheiden, want ook hij fokt verder met de kalveren die op zijn erf geboren worden. ‘Ik laat van alle kalveren een genoomtest uitvoeren in de VS. Met de meest interessante dieren ga ik weer verder. De dieren met een minder hoge genoomtest worden ontvangster en verkoop ik na afkalven.’ Bouw gebruikt nu vooral genoomstieren. ‘Het liefst zet ik de exclusieve stieren in waarvan moeilijk sperma te

krijgen is of stieren die een aparte bloedvoering hebben. Je merkt dat daar de meeste vraag naar is.’ Bouw noemt Colt 45, Supersire, Jetset, Chevrolet en Snowfever, die hij recent inzette. ‘Je moet wel interesse hebben in fokkerij omdat de fokkerijwereld momenteel snel verandert’, zo meldt Bouw. Hij vertelt nog dat waarschijnlijk een van de zoons in de toekomst het bedrijf overneemt om er wat vee te houden en om zijn bedrijf in afrastering en hekwerk verder te ontwikkelen. ‘Op dit moment lukt het me goed om alles bij te houden en ik vind het iedere keer weer spannend hoeveel embryo’s er bij een etsessie gewonnen worden en wat er op veilingen gebeurt. Zolang ik fokkerij leuk blijf vinden en we er geld aan overhouden, hoop ik dat ik dit kan blijven doen.’ l

Het jongvee dat gespoeld wordt, krijgt een rantsoen zonder mais maar met grove graskuil en jongveemineralen

20

V E E T E E LT

VX09_bedrijfsrep Bouw.indd 20

m ei

2

2013

27-05-13 15:44


Z U I V E L

Kees Romijn: ‘Zuivelverwerkers moeten leren gevoel te krijgen bij wat hun leveranciers kunnen produceren’

Investeringsgolf in de zuivel De zuivel bevindt zich richting 2015 in een groeimarkt en dat prikkelt bestaande en nieuwe verwerkers tot het creëren van (meer) productiecapaciteit. Maar wat voor gevolgen heeft dit voor de praktiserende melkveehouder? NZO acht de kans groot dat er zich nog meer nieuwe verwerkers aan zullen dienen.

Van Buitenen. Voorbergen is het met hem eens. ‘Zeker als het om babyvoeding gaat, staat het kwaliteitsimago op nummer 1 en dat is van Nederland hoger dan van bijvoorbeeld Duitsland.’ Met de grote toename van de productiecapaciteit rijst wel de vraag of er te zijner tijd voldoende melk is om de fabrieken te vullen. Diverse zuivelfabrieken

tekst Florus Pellikaan

N

ieuwsberichten over uitbreidingen van bestaande zuivelfabrieken en bouwplannen van nieuwe zuivelverwerkers volgden elkaar de afgelopen tijd snel op. De nieuwe fabriek van A-ware en Fonterra in Heereveen is met een investering van naar verluidt 125 miljoen euro misschien de meest opvallende geweest. Maar wat te denken van de investeringen in extra capaciteit die FrieslandCampina tot 2015 wil doen? Het jaarverslag 2012 meldde een totaalbedrag van maar liefst 350 miljoen euro. Het Chinese bedrijf Xian Consummate investeert enkele tientallen miljoenen euro’s in een babymelkpoederfabriek in Assen en Ausnutria Hyproca gaat hetzelfde doen in Heerenveen. En van bestaande verwerkers als Cono en Nemelco zijn ook uitbreidingsplannen bekend. Samenvattend telt de investeringsgolf in de Nederlandse zuivel daarmee in ieder geval al zo’n 600 miljoen euro. ‘Daarnaast zullen er fabrieken zijn die gaan investeren, maar dit nog niet openbaar hebben gemaakt. We zien dit overigens niet alleen in Nederland, maar in heel Europa’, vertelt René van Buitenen, woordvoerder van de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO). Andere Europese landen waarin fors wordt geïnvesteerd in zuivel, zijn Duitsland en Ierland.

Ook andere productvraag ‘De grote investeringen in meer productiecapaciteit en de toetreding van nieuwe verwerkers in Nederland is natuurlijk een tamelijk unieke situatie’, analyseert Mark Voorbergen, zelfstandig zuiveladviseur. ‘Er is jaren juist een terugloop van zuivelverwerkers geweest.’

22

V VE E ET TE E EL TL T J A MNE U I A2 R 2 I 011/ 32

VX09_overcapaciteit melkfab.indd 22

De Nederlandse uitbreiding van productiecapaciteit heeft volgens Kees Romijn, vakgroepvoorzitter melkveehouderij bij LTO Nederland, enkele belangrijke oorzaken. ‘Door het verdwijnen van het melkquotum komt er natuurlijk allereerst ontegenzeglijk meer melk. Ten tweede neemt wereldwijd de vraag naar zuivelproducten toe, daar hoeft niemand aan te twijfelen’, stelt Romijn. ‘We zien niet alleen een stijgende vraag, maar ook een verschuiving van de vraag. Weipoeder stond lang onder aan de waardeladder en dat zien we nu ten opzichte van kaas veranderen. Dat vraagt natuurlijk ook een andere productiecapaciteit van fabrieken, wat een deel van de investeringen verklaart.’ Het leeuwendeel van de huidige bekende investeringen richt zich op de poeders, met Azië als belangrijke afzetmarkt. ‘Ze kunnen veel in een land als China en hebben genoeg geld om acuut fabrieken te bouwen en koeien te kopen, maar de melkproductie optimaliseren en een hoogwaardige keten bouwen kunnen ze niet zo goed. Om een goede boer te krijgen, heb je minimaal een generatie nodig, als het al lukt’, stelt Voorbergen. ‘Op dit moment ligt bij iedere babymelkpoederfabrikant in Azië het continent Europa, waar men wel melk kan en wil produceren, onder de aandacht.’ René van Buitenen acht daarom de kans ook groot dat er de komende periode zeker nog meer nieuwe zuivelverwerkers binnen de Nederlandse grens zullen komen. ‘Er is hier kennis, een goede logistiek en infrastructuur en veehouders hebben de wil om meer kwalitatief hoogwaardige melk te produceren’, stelt

2009

27-05-13 15:42


peilen daarom in dat kader de plannen van hun leveranciers. FrieslandCampina houdt deze zomer opnieuw een enquête om de verwachte productietoename in beeld te brengen. Deze al bij het vorige peilmoment voorgenomen enquête houdt FrieslandCampina omdat veehouders nu een ‘nog betrouwbaardere verwachting kunnen uitspreken’.

Overcapaciteit onvermijdelijk De huidige publiek veronderstelde meerproductie van tien tot twintig procent in het quotumloze tijdsperk noemt Romijn ‘realistisch’. ‘Maar het verschil tussen tien of twintig procent meerproductie is wel 1,2 miljard kilo melk, ofwel drie keer de productie van Cono. Veehouders

zullen zeggen dat de meerproductie van twintig procent er wel komt omdat er nog een behoorlijke onderbezetting in de stallen is. Maar milieu en voer zullen bepalen hoeveel de productie echt stijgt.’ Voer zal nog eerder dan milieu de beperkende factor worden, verwacht Romijn. ‘Milieu-aspecten kunnen we vaak wel technisch oplossen, maar een opraapwagen gras kan niet onder het kopieerapparaat. Op dit moment zijn de hoeveelheid, de prijs en de kwaliteit van voer al beperkend. En daarom is het ook goed dat zuivelverwerkers gevoel proberen te krijgen bij wat de leveranciers kunnen produceren’, stelt Romijn. ‘Dat moeten ze leren, want zuivelondernemingen zijn op dit gebied wat in slaap gesust.

Daarom zullen er ook fouten worden gemaakt bij de inschatting van de productietoename, dat kan bijna niet anders.’ Volgens Mark Voorbergen is het goed dat de sector als geheel bij het vergroten van de productiecapaciteit rekening houdt met het meest positieve scenario. ‘Die verwerkingscapaciteit moet er gewoon zijn. Met de mogelijkheden die er op de wereldmarkt zijn, wil je geen scenario dat er onvoldoende verwerkingscapaciteit is en er lange tijd melk doorverkocht moet worden. Hierdoor zal er ook zeker een periode komen waarbij delen van fabrieken met leegstand te maken krijgen. Als de efficiëntie maar niet te laag wordt en het een tijdelijk verhaal is.’ Kees Romijn vult aan: ‘Fabrieken bouwen voor decennia lang. En aangezien er in de toekomst meer schommeling in melkaanbod zal zijn, is wat overcapaciteit op bepaalde momenten onvermijdelijk.’

Meer concurrentie

Sinds eind mei in aanbouw: de fabriek van de nieuwe melkverwerkers A-ware en Fonterra

De deskundigen verwachten niet dat eventuele overcapaciteit en de kosten die daarmee gepaard gaan, zullen zorgen voor prijsdruk. ‘Vraag en prijs gaan altijd hand in hand, dat zie je nu ook bij de vleesprijzen. Ook al zijn de slachterijen niet vol, de vraag zorgt ervoor dat de prijzen hoog blijven’, stelt Romijn. Voorbergen geeft wel aan dat de twee- tot driejarencyclus van zuivel altijd zal blijven bestaan. ‘Na een periode van een half jaar tot een jaar van veel vraag en hoge prijzen zal er ook altijd een periode komen met neerwaartse druk.’ De deskundigen zijn het erover eens dat de toename van de productiecapaciteit zal leiden naar meer vraag naar melk met concurrentie als gevolg. ‘Meer competitie tussen fabrieken is onvermijdelijk, omdat er meer verwerkers komen die achter de melk aanjagen. Het brengt melkveehouders in een goede positie doordat er een verkopersmarkt ontstaat’, aldus Voorbergen. Dat straks nieuwe fabrieken gemakkelijk de slag om de individuele melkveehouder winnen, ziet Van Buitenen niet zo snel gebeuren. ‘Deze fabrieken zullen zich eerst moeten bewijzen, want er zijn veehouders die in 2007 geen goed gevoel aan het overstappen hebben overgehouden. Maar er zijn meer manieren om aan melk te komen, zoals via de spotmarkt of een leveranciersvereniging. Daarnaast is de kans groot dat er voor sommige productgroepen melk vanuit Duitsland zal worden gehaald. Maar er breekt hoe dan ook een interessante periode voor de zuivelwereld aan.’ l

V E E T E E LT

VX09_overcapaciteit melkfab.indd 23

M E I

2

2 0 1 3

23

27-05-13 15:42


T H E M A B I J E E N K O M S T

Hoge melkproductie zorgt niet per definitie voor de laagste ‘carbon footprint’

De aarde raakt echt op Met de huidige landbouwmethoden is de wereldbevolking in 2050 niet te voeden. Die boodschap werd er nog maar eens ingewreven op het symposium ‘we’ll 2013’ in de Brabanthallen in Den Bosch. De genoemde oplossingen lagen soms meer voor de hand dan gedacht. tekst Jaap van der Knaap

Jonathan Foley:

Christel Cederberg:

Martin Scholten:

‘Heroverweeg de

‘Het is een

‘Grazen is niet

inzet van grond

mythe dat hoge

ouderwets. We

voor de productie

productie goed is

gaan grazen

van biobrandstof’

voor het milieu’

herontdekken’

vraagde spreker, waren voor het publiek in de Brabanthallen in Den Bosch niet nieuw, maar dat er een aantal oplossingen binnen handbereik ligt wellicht wel. ‘Zestig procent van de agrarische productie wordt ingezet voor directe humane consumptie. De overige veertig procent is bestemd voor veevoer en biobrandstof. Dat is niet efficiënt. Heroverweeg de inzet van biobrandstof en denk goed na over het eetpatroon van de mens. Hebben we wel zoveel vlees nodig, of kunnen we misschien meer plantaardige eiwitten inzetten in ons dagelijks voedsel?’ Het verhaal van de inspire-

rende Foley leek slecht nieuws voor de zuivel- en vleesindustrie. ‘Een dagmaaltijd van een vegetariër kost duizend liter water, een maaltijd van een vleeseter al snel een factor honderd meer’, zo sneed hij het onderwerp van toenemende waterschaarste aan. Foley noemde de inzet van grote pivots, een type beregeningsinstallatie, een enorme verspilling. ‘We moeten de beschikbare middelen, zoals water en kunstmest, zo efficient mogelijk inzetten. 77 procent van het jaarlijks beschikbare water wordt door India, China en de VS verbruikt en met name in de landbouw. Laat deze landen eens kijken

‘D

e aarde raakt op. In veertig jaar tijd is de wereldbevolking verdubbeld en de consumptie verdriedubbeld, terwijl de opbrengsten van graan en rijst in dezelfde periode niet zijn toegenomen. Daarnaast ligt er een uitdaging om ook duurzamer en schoner voedsel te produceren.’ De Amerikaanse onderzoeker Jonathan Foley van de universiteit van Minnesota schetste in een notendop het thema van het symposium ‘we’ll 2013’ dat de titel droeg: ‘Hoe voeden we de wereld in 2050?’ De uitgangspunten van de boodschap van Foley, een internationaal veel ge-

26

V E E T E E LT

MEI

VX09_lelysymposium en bloempjes.indd 26

2

naar Israël, waar ze noodgedwongen zuinig met water omgaan en irrigeren via druppelsystemen.’

Bevolkingsgroei in Azië Foley was de belangrijkste spreker van het symposium en noemde ook het terugdringen van voedselverspilling als oplossing van voedselschaarste. Pierre Berntsen, directeur agrarische bedrijven bij ABN AMRO, had daar ook getallen over in zijn presentatie. ‘Jaarlijks gaat er voor 180 miljard euro aan voedsel verloren via opslag, verwerking en tijdens de consumptie. Daar valt nog veel voedselwinst te behalen.’ Berntsen sprak over het verbeteren van de efficiëntie om de wereldwijde voedselproductie te verbeteren. ‘Voor de productie van 1 kg rundvlees is in Brazilië 437 vierkante meter nodig, in Nederland 32 en voor 1 kg kip maar 5,8.’ Jaap van Duijn, oud-topman van beleggingsmaatschappij Robeco, zag het allemaal wat minder somber in. ‘De wereldbevolking zal alleen groeien als er genoeg voedsel is. Als het tegenzit en er is geen voedsel, dan blijft de bevolkingsgroei achterwege en er zijn dan ook scenario’s die uitgaan van een wereldbevolking van 8,1 miljard in 2050. Dat scheelt een miljard te voeden monden.’ Dat er groei plaatsvindt, benoemde ook Van Duijn en hij voorziet vooral bevolkingstoename in Azië en Afrika. ‘In China en de EU daalt de bevolking. En daar waar de vraag naar voedsel toeneemt, zal de voedselproductie ook stijgen. Dat is alleen al logisch vanwege de logistiek.’ De voorgaande sprekers hadden vooral plannen om de productie te verhogen, maar

2013

27-05-13 14:23


K O E I E N B L O E M P J E S

hoe zat het met een vermindering van broeikasgassen en werken aan duurzame productie? De meest opmerkelijke uitspraken daarover kwamen van de Zweedse professor Christel Cederberg. ‘Het is een mythe dat een zo hoog mogelijke productie per koe zorgt voor de kleinste carbon footprint, de ecologische voetafdruk. Een hoge productie vraagt om een intensiever rantsoen, veelal met producten die niet lokaal geproduceerd zijn, zoals soja. Transport en productie elders zorgen voor extra uitstoot.’

Dubbeldoel is efficiënt Cederberg wees op een Duits onderzoek waarbij de ecologische voetafdruk niet alleen gelieerd werd aan de melkproductie per koe, maar ook aan de vleesproductie. ‘Wanneer je zowel het vlees als de melk meeneemt in de voetafdruk, dan doet een dubbeldoelkoe niet onder voor een koe van een melkras.’ Haar uitspraak gaf stof tot discussie bij de bezoekers die kort daarvoor juist Martin Scholten, algemeen directeur van de Animal Sciences Group van Wageningen UR, hadden horen zeggen dat de melkveehouderij nieuwe ideeën nodig heeft om de productie te verhogen. ‘De efficiëntie van het omzetten van een melkveerantsoen in melk kan met dertig procent omhoog’, zo voorspelde Scholten. Hij wees op een lopend onderzoek waarbij schimmels rundveerantsoenen al voorverteren. ‘Schimmels kunnen lignine, de houtstof in planten, buiten de koe al afbreken, waardoor nutriënten in de koe beter beschikbaar komen.’ Scholten keek hoopvol uit naar vervolgonderzoek. Maar hij prees ook ideeën van zoeken naar nieuwe eiwitbronnen in de vorm van insecten of eendenkroos en vanuit versweidegras. ‘Grazen is niet ouderwets, we gaan in Europa het grazen herontdekken.’ l

Adrie van Gent, voormalig inspecteur:

Lee Towers, zanger:

‘Vroeger was een inspecteur nog een mijnheer. Daar heb ik nooit aan meegedaan.’ (Vv)

‘Laat je niks wijsmaken, want de Tour de France rijd je niet op een boterham met kaas.’ (Vm)

Jaap van Duijn, econoom:

Joop Mulder, directeur Oerol op Terschelling:

‘Een boer leeft arm, maar sterft rijk.’ (Bv)

‘Toen ik klein was, droomde ik ervan boer te worden. Mijn moeder komt uit een boerenfamilie. Ik logeerde geregeld bij mijn ooms in Blauwhuis en hielp ze met melken en hooien.’ (Nl)

de een gemiddelde productie van 7.600 kilo melk per koe per jaar. Dat heeft me aan het denken gezet.’ (mk)

Ronald Scholten, melkveehouder te Dalfsen: ‘Ik streef ten eerste naar een uniform koppel melkkoeien met aantrekkelijk exterieur. Het gebruik van genomicstieren zal het streven naar uniformiteit niet vergemakkelijken.’ (Hp)

Dave te Woerd, specialist melkveehouderij Flynth accountants: Menno Holzhauer, klauwenspecialist GD: ‘Als koeien weidegang hebben moeten ze zelf hun pad kunnen kiezen. Ze zetten hun achterpoot het liefst op dezelfde plek als de voorpoot, zodat de kans het kleinst is dat ze op een oneffenheid trappen. Door ze rustig te laten lopen verklein je de kans op verstappingen.’ (NO)

‘Wat betreft kruisen loopt de varkenssector ons al jaren voor. Ook melkveehouders staan op dit moment open voor deze strategische zetten. Een advies: laat u niet leiden door emotie.’ (Fw)

Marjoleine de Vos, culinair journaliste: ‘Denk aan kaas! Kaas is meer dan vet natuurlijk, kaas is een wereld vol smaak.’ (dV)

Toine van Erp, huisvestingsspecialist GD: ‘Er is geen “beste” stal. Alle systemen hebben voor- en nadelen. Doorslaggevend is de persoonlijke voorkeur. Met goed management zijn in ieder systeem goede resultaten te behalen.’ (NO)

Jolanda Zandman, boerin en campingwinkelier: ‘We verkopen kaas die niet in de supermarkt ligt. Daar komen mensen speciaal voor naar ons. En we verkopen niet alleen kaas, we vertellen ook het verhaal erachter.’ (Bo)

Bonne Stienstra, columnist: ‘Cambuur krijgt kunstgras en daar zijn romantici onder de voetballiefhebbers niet blij mee. Er gaat niets boven echt gras, vraag het een willekeurige koe maar eens.’ (LC)

Jacob Wijnker, melkveehouder te Avenhorn: ‘In heel Europa wordt in grote lijnen hetzelfde soort holsteins gefokt. En wat de vaders zijn maakt ook echt niet uit. De enige opdracht die Nederland voor de show moet hebben, is zo goed mogelijk presteren. We moeten alle schroom van ons afgooien en gewoon scoren.’ (Hp)

Sjoerd Galema, melkveehouder te Hartwerd:

Pieter van Goor, foktechnicus CRV: ‘De eerste jaren werd nauwelijks over de bloedvoering van Kian gesproken. Later werd hij erbij gehaald als mooi kruisingsvoorbeeld. Veel veehouders kruisen met andere rassen om bijvoorbeeld de vruchtbaarheid te verbeteren. Dat is niet echt een sterk punt van Kian.’ (Bo)

Anouk Veldscholten, melkveehoudster te Denekamp: ‘Ik heb een tijdje op een accountantskantoor gewerkt. Het melkveebedrijf met de hoogste winst van alle klanten realiseer-

‘Als wij aan Oostenrijkse melkveehouders denken, dan zien we Alpenweiden en koeien. Wanneer Chinezen aan Nederlandse zuivel denken, zien ze koeien in de wei.’ (mk)

Bert Luttikhedde, melkveehouder te Ambt Delden: ‘Eigenlijk is het schrikbarend dat zo veel koeien al op jonge leeftijd worden afgevoerd. Veehouders gaan steeds meer koeien houden. Dat komt de levensduur niet ten goede.’ (Mm)

Peter Koolmees, diergeneeskundig historicus: ‘Van notabele in het dorp werd de dierenarts weer een gewone burger.’ (Tm)

Bronnen: VeeteeltVlees (Vv), Boerderij vandaag (Bv), Nieuwe Oogst (NO), Boerderij (Bo), Leeuwarder Courant (LC), VARA TV Magazine (Vm), Noorderland (Nl), Fleckvieh World (Fw), de Volkskrant (dV), melk (mk), HIplus! (Hp), Tussen mens, dier en samenleving (Tm), Melkvee Magazine (Mm) V E E T E E LT

VX09_lelysymposium en bloempjes.indd 27

mei

2

2 0 1 3

27

27-05-13 14:43


F O K K E R I J

Genomic selection verandert fokprogramma’s wereldwijd

Acceptatie genomics groeit met de dag Het gebruik van genoomstieren als stiervader is wereldwijd fors gestegen en pinken worden intensiever gebruikt als stiermoeder. De impact van genomic selection op de fokprogramma’s heeft grotere vormen aangenomen. Fokkerijorganisaties vragen zich inmiddels af of stieren nog in leven moeten zijn op het moment dat hun eerste dochters aan de melk komen. tekst Tijmen van Zessen

H

et is nog maar een paar jaar geleden dat foktechnici zich moesten baseren op afstammingsinformatie en de fenotypische prestaties van koeien. Koe-indexen hadden een lage betrouwbaarheid en de prestaties van koefamilies liepen tussen de verschillende bedrijven nogal uiteen. Foktechnici moesten de bedrijven goed leren kennen om in te schatten wat een prestatie waard was. Met genomic selection is het voor fokkerijorganisaties eenvoudiger om de hoogste dieren op te zoeken en heeft elke fokWereldwijd is het percentage genoomstieren dat stiervader is, explosief gestegen

28

VV EE EE TT EE EE LLTT JM A EN I U 2A R2I 0 1 /3 2

VX09_rondje genomics.indd 28

2009

27-05-13 14:08


ker gelijke kansen. Het is mogelijk om scherper te selecteren. Ki-partijen screenen meer stierkalveren op het DNA-profiel en een dochtertest is alleen nog voorbehouden aan de allerbeste stieren. De snelheid in genetische vooruitgang is daardoor met minstens vijftig procent gestegen sinds de intrede van genomic selection. In potentie kan dat naar tachtig procent, als nog meer jonge dieren met elkaar worden gepaard. Gaat deze hoge snelheid zich ooit ‘wreken’ nu de veeverbetering massaal inzet op genomic selection? Of is de techniek volkomen volwassen en geaccepteerd? ‘De grotere ki’s slaan internationaal gezien toch allemaal wel zo’n beetje dezelfde weg in. Er zijn hooguit verschillen in het tempo waarmee de markt de techniek accepteert. In de VS ligt het percentage gebruik van genomicstieren boven de zeventig procent, in Nederland is dat nog veertig procent’, vertelt Gerbrand van Burgsteden, foktechnicus bij Alta.

Alleen pinken als stiermoeder De gevolgen van genomic selection op fokprogramma’s zijn enorm. Tabel 1 laat van een aantal belangrijke partijen zien hoe snel fokkerij in vijf jaar tijd is veranderd. Het percentage genoomstieren – of destijds proefstieren – als stiervader is explosief gestegen. ‘Van de embryo’s die we nu maken, heeft 80 procent een genomicstier als vader. Tien jaar geleden gebruikten we tien procent proefstieren als stiervader. Het succes was wisselend, vooral vanwege de lage betrouwbaarheid van de verwachtingswaarde. Over vijf jaar verwacht ik dat we ongeveer honderd procent genomicstieren als stiervader inzetten’, vertelt Sander de Roos, hoofd product development bij CRV. Zo snel als het aan de mannelijke kant gaat, zo snel gaat het ook bij de vrouwelijke dieren. Pinken worden massaal benut als donor, maar de verschillen tussen landen zijn hier groter. Charlie Will, senior foktechnicus bij het Amerikaanse Select Sires, stelt dat pinken over het algemeen de hoogste DNA-scores halen. ‘De jongste dieren hebben vaak ook foktechnisch gezien een interessantere afstamming dan oudere dieren.’ De Franse fokkerijorganisatie Evolution en het Scandinavische Viking Genetics benutten nagenoeg alleen maar pinken als stiermoeder. ‘Bij ons ligt dat op negentig procent’, vertelt Thierry Simon, directeur van de nieuwe Franse organisatie Evolution. ’Het vertrouwen in de techniek van genomic selection is erg belangrijk. Onderzoek toont aan dat er een hoge cor-

ki-organisatie aantal stieren in testprogramma 1)

Evolution CRV WEU Select Sires Viking Genetics Alta aantal op DNA gemerkerde stiermoeders Evolution CRV WEU Select Sires Viking Genetics Alta aantal op DNA gemerkerde stierkalveren Evolution CRV WEU Select Sires Viking Genetics Alta % genoomstieren als stiervader Evolution CRV WEU Select Sires Viking Genetics Alta % pinken als stiermoeder Evolution CRV WEU Select Sires Viking Genetics Alta % genoomstieren in spermaverkoop Evolution CRV WEU Select Sires Viking Genetics Alta

land

2008

2013

2018

Frankrijk Nederland Duitsland VS Scandinavië VS Frankrijk Nederland Duitsland VS Scandinavië VS Frankrijk Nederland Duitsland VS Scandinavië VS Frankrijk Netherlands Duitsland VS Scandinavië VS Frankrijk Nederland Duitsland VS Scandinavië VS Frankrijk Nederland Duitsland VS Scandinavië VS

350 260 57 310 350 — — 1000 200 1000 500

100 2) 140 25-30 275 175 — 3200 3) 4000 1000 3000 2500

100 2) 80 — 270 175 — 3200 3) 6000 — 3000 veel 4)

— 400 — — — — 0 5 — 20 0 — 40 30 20 30 35 — 0 10 — 15 0 —

3000 2500 — — — — 85-90 80 90 80 80 — 80 50 95 80 75 — 65 35 65 28 70 —

3000 4000 — — — — 95 95 90-95 80 80 — 90 70 — 80 85 — 75-90 65 — 40 70 —

stieren die een dochtergeteste fokwaarde afwachten totaal aantal stieren in de vermarkting 3) gegenotypeerde vrouwelijke dieren 4) Viking verwacht dat veehouders genoomtesten laten doen voor managementdoeleinden, identificatie van stiermoeders is daar een bijproduct van

1) 2)

Tabel 1 – De invloed van genomic selection op fokprogramma’s per ki-organisatie

relatie is tussen de fokwaarden van dochtergeteste stieren en hun eerdere genoomfokwaarden. De betrouwbaarheid van genoomfokwaarden is inmiddels 65 à 70 procent, wij hebben geen reden om nog te twijfelen aan de techniek.’ CRV wint ook veel embryo’s uit pinken, maar zestig procent van de embryo’s komt nog steeds uit melkgevende dieren. Sander de Roos: ‘Het gebruik van jonge dieren is geen doel op zich, we willen de beste dieren. Daar zitten ook veel melkgevende dieren tussen.’ Volgens De Roos is het contrast met mannelijk fokvee logisch, omdat er minder tijd zit tussen de fase van pink naar lacterend dier (één jaar) dan tussen de fase van genoomstier

naar dochtergeteste stier (vier jaar). Melkgevende dieren hebben dus minder genetische ‘achterstand’ ten opzichte van pinken dan fokstieren ten opzichte van genoomstieren.

Vijftig procent sneller Van Burgsteden onderschrijft de massale inzet van pinken als stiermoeder. ‘Met jonge dieren ga je het snelst vooruit. De genoomfokwaarden zijn met een betrouwbaarheid van 65 procent een stuk beter dan de verwachtingswaarden waar we het tot enkele jaren geleden mee moesten doen. Die hadden een betrouwbaarheid van 35 procent. Het resultaat van uit pinken geteste stiertjes zal even-

V E E T E E LT

VX09_rondje genomics.indd 29

m e i

2

2 0 1 3

29

27-05-13 14:08


F O K K E R I J

goed nog wel eens tegenvallen, maar de snellere genetische vooruitgang weegt daar wel tegenop. Dankzij genomic selection gaat de genetische vooruitgang vijftig tot zeventig procent sneller dan voorheen.’ Charlie Will: ‘De vooruitgang die we eerder in vijf jaar realiseerden, halen we nu in drie jaar.’ Genomic selection zorgt sowieso voor een verschuiving van aandacht naar vrouwelijke dieren. Van Burgsteden: ‘In NoordAmerika komen nieuwe partijen op de markt zoals Elite Dairy Genomics, een onderdeel van Jetstream, die investeren in vrouwelijk fokmateriaal. De bedoeling is om daarmee toegang te krijgen tot het beste materiaal aan vrouwelijke kant. Wij doen dat zelf overigens ook, net als organisaties als ABS en Select Sires. Fokkers laten hun dieren minder makkelijk los dan voorheen en dat is voor de echte topdonoren ook wel terecht.’ De Roos beaamt die waarneming. ‘Je ziet dat alle grote fokkerijorganisaties vrouwelijke dieren gaan testen op DNA en de top daaruit maximaal benutten voor embryowinning. Er ontstaat een enorme run op de hoogste dieren, kijk maar wat voor bedragen er op veilingen betaald worden voor dieren met hoge genomicfokwaarden.’ Charlie Will merkt dat fokkers daarom nauwelijks nog dieren beschikbaar willen stellen voor een spoeling met dochtergeteste stieren.

Afvoermoment stieren verschuift In Scandinavië bestaat die wedloop om het hoogste dier niet. Hans Stalhammar, geneticus voor Viking Genetics: ‘Wij richten ons minder sterk op de aankoop van vrouwelijke topgenetica. We kunnen nog steeds goed terecht bij onze boeren om daar de beste kalveren op te halen. In Amerika is die trend wel aanwezig omdat

er tussen fokkerijorganisaties veel meer concurrentie is om de hoogste TPI-dieren te bemachtigen. Voor onze NTM-index is die concurrentie verwaarloosbaar.’ In Duitsland bestaat een tussenvorm van de Amerikaanse en Zweedse manier van donorselectie. Fokkerijorganisatie WEU benut de overcapaciteit in haar stierenstallen voor het winnen van embryo’s uit de topdonoren van de fokkers uit haar werkgebied. ‘De dieren blijven eigendom van de fokkers. Wij betalen de kosten van de embryoproductie, maar hebben eerste recht van koop van de betere kalveren’, vertelt Rolf Oorlog, hoofd fokkerij bij WEU. De vrijgekomen stalruimte is een gevolg van de inperking van het aantal stieren dat op wacht komt te staan. Verschillende fokkerijorganisaties overwegen al om het moment van het beschikbaar komen van dochterinformatie niet meer af te wachten. Bij Select Sires is het percentage stieren dat nog in leven is als de dochters aan de melk komen nog groot, omdat het gebruik van genoomstieren met 28 procent nog laag is, zeker voor Amerikaanse begrippen. Maar Thierry Simon vraagt zich openlijk af hoe lang stieren in leven moeten blijven: ‘Alleen de allerbeste zijn nog goed genoeg om in leven te laten. Op dit moment is dat vijftig procent van alle stieren die we als genoomstier in de markt zetten.’ Ook andere fokkerijorganisaties stellen zich die vraag. De Roos: ‘De keuze om een stier af te voeren hangt sterk samen met het gebruik van genomicstieren door veehouders. Ligt het gebruik op een hoog niveau, dan wordt het steeds minder zinvol en duurder om te wachten op dochterfokwaarden. Op dit moment houden wij de stieren nog in leven omdat er wereldwijd een relatief grote vraag is naar onze dochtergeteste stieren.’ Stalham-

mar: ‘In de praktijk zie je dat er bij het aan de melk komen van de dochters van een goede stier, vaak alweer betere zonen van beschikbaar zijn.’ In Scandinavië maakt het de meeste boeren niet uit of een stier wel of niet dochtergetest is. ‘In algemene zin is de komst van genomic selection geaccepteerd. Zelf had ik vijf jaar geleden niet gedacht dat de acceptatie van genomic selection zo snel zou gaan. Zeventig procent van de stieren die veehouders nu gebruiken is genoomstier. Wat ik wel altijd blijf aanbevelen, is om risico te spreiden door meerdere genoomstieren te gebruiken. Dan zit je gemiddeld altijd goed’, legt Stalhammar uit.

Rennen voor zelfde afstamming Genomic selection biedt kansen om de bloedspreiding in de populatie te vergroten. Simon: ‘We gebruiken nu drie keer zoveel verschillende stiervaders als voorheen.’ Oorlog vult hem aan: ‘We kunnen ook meer families testen en daarmee de bloedspreiding vergroten.’ Stalhammar is het met hen eens, maar ziet dat het in de praktijk vaak anders gaat. ‘Steeds dezelfde afstamming domineert de top van de indexlijstjes. Op die manier rennen alle ki’s achter dieren aan met dezelfde afstamming en zorgt genomic selection juist voor bloedvernauwing.’ De impact van genomic selection is hoe dan ook enorm. Van Burgsteden: ‘Kijk naar de stier Observer; als genomicstier breed ingezet als stiervader en nu pas een dochterfokwaarde. Vijf jaar geleden zou je die stier nu pas benutten als stiervader. Het systeem is misschien niet waterdicht, maar de voordelen wegen op tegen de nadelen. Er moet nog veel mis gaan, willen ki-organisaties genomic selection overboord gooien. Dit is er en dit blijft.’ l

Ki-organisaties vragen zich af hoe lang stieren nog in leven moeten blijven

30

V VE EE ET TE EE EL LT T J A M NE U I A2 R 2I 011/32

VX09_rondje genomics.indd 30

2009

27-05-13 14:08


S P E C I A L

U I E R G E Z O N D H E I D

Selectief droogzetten werkt op bedrijven waar randvoorwaarden goed zijn en infectiedruk laag

Tankcelgetal onder de 150.000 Selectief droogzetten gaat niet altijd goed, zo leert de recente ervaring. Onder druk van de wetgeving gaan veel veehouders aan de slag, waarbij een aantal dieren juist mastitis krijgt. ‘Dan ben je nog meer antibiotica kwijt’, signaleert dierenarts Peter de Leeuw. De Universiteit Gent adviseert selectief droogzetten bij een tankmelkcelgetal onder de 150.000 cellen per milliliter. tekst Alice Booij

H

et antibioticagebruik moet naar beneden, in gezonde uiers mag geen droogzetter, want preventief antibioticagebruik is wettelijk verboden. Er is genoeg aanleiding voor melkveehouders om koeien selectief droog te zetten en dat is het laatste jaar dan ook op grote schaal gebeurd.

Echter, met wisselend succes. Koeien die met mastitis uit de droogstand komen, zorgen voor frustratie, hoge kosten en juist meer antibioticagebruik. Dierenarts Peter de Leeuw van dierenartspraktijk De Lekstreek in Giessenburg ervaart het in zijn praktijk. ‘Selectief droogzetten is voor een aantal bedrijven te kort

door de bocht. Koeien komen met mastitis uit de droogstand, met als gevolg meer antibioticagebruik om de uier weer gezond te maken.’ De dierenarts vindt de problemen moeilijk te verteren. ‘Ons werk is er juist om gezondheidsproblemen te voorkomen, maar de stap is voor veel bedrijven te groot.’ Door ervaring wijs geworden geeft hij aan dat de algehele uiergezondheid op het bedrijf goed moet zijn om succesvol selectief te kunnen droogzetten. ‘Geen overbezetting in de stal, een goede hygiëne bij de droge koeien en een melkproductie bij droogzetten van minder dan twaalf liter.’ Hij hanteert inmiddels het advies van de Universiteit Gent (zie kader) van een tankmelkcelgetal onder de 150.000 cellen per milliliter. ‘Dat zijn bedrijven waar de besmettingsdruk laag is.’ De Leeuw benadrukt achter het doel te staan om antibiotica op bedrijven te helpen verminderen. ‘Maar ik vraag me toch af welk effect het verlagen van het antibioticagebruik bij melkkoeien heeft op de resistentieontwikkeling in ziekenhuizen.’ Om toch te streven naar minder antibioticagebruik, focust De Leeuw zich bij de bedrijven ondertussen op het verbeteren van de omstandigheden. ‘Zodat het risico op mastitis na selectief droogzetten sterk vermindert. Ik zie dat melkveebedrijven managementaanpassingen, zoals in hygiëne en voeding, versneld in gang

Voorwaarden voor selectief droogzetten Voorwaarden voor selectief droogzetten zonder een substantieel verhoogd risico op (sub)klinische mastitis (bron: Universiteit Gent) zijn: – Het gemiddelde tankmelkcelgetal op het bedrijf is lager dan 150.000 cellen per milliliter. Op een bedrijf met een hoger tankmelkcelgetal zijn de infectiedruk en het risico op nieuwe infecties te hoog. – De koe heeft in de lactatie geen klinische uierontsteking gehad.

38

V E E T E E LT

VX09_selectief droogzetten.indd 38

MEI

2

– In de laatste drie mpr’s voor droogzetten komt het celgetal van een vaars niet boven de 150.000 en bij een koe niet boven de 100.000 cellen per milliliter. – De spenen van de koe worden beschermd met een inwendige speenafsluiter, die hygiënisch is ingebracht. – De droge koe is gehuisvest in een droge, schone en comfortabele omgeving.

2013

27-05-13 11:02


zetten en nog meer aandacht voor uiergezondheid krijgen.’

Meer dan alleen teatsealer Melkveehouder Henk Scheper uit Fluitenberg heeft de afgelopen twee jaar 66 procent van zijn 90 melkkoeien alleen maar ‘geseald’. ‘In die twee jaar kwamen er vier koeien met een hoger celgetal uit de droogstand. Slechts twee koeien zijn opgeruimd vanwege een te hoog celgetal’, vertelt de veehouder, die een dierdagdosering scoort van 2,67. ‘Het geometrisch tankmelkcelgetal is 70.000 cellen per milliliter. Alle koeien onder de 100.000 cellen per milliliter krijgen bij het droogzetten alleen een teatsealer.’ Scheper signaleert scepsis bij collega’s rondom selectief droogzetten. ‘Ik denk dat er besef moet komen dat de randvoorwaarden rondom selectief droogzetten goed moeten zijn. Alleen met een teatsealer red je het niet, alles eromheen moet ook goed zijn. Je moet het eerst op bedrijfsniveau voor elkaar hebben’, aldus de winnaar van de CRV-Duurzaamheidstrofee van 2008. Hij doelt op de juiste voeding (‘voor een hoge weerstand’), het beste ligbed (‘in zand, daar groeit niets op’) en hygiënisch melken. ‘Melken met handschoenen, schoonmaken met desinfecterende doekjes, het zijn allemaal kleine stukjes van een puzzel die in elkaar moet passen om de omstandigheden rond uiergezondheid te verbeteren. Het resultaat is amper besmettingsdruk

in de stal en dan kun je met een gerust hart selectief droogzetten.’ En er is nog meer mogelijk, verwacht Scheper. ‘Je moet altijd kritisch op jezelf en je bedrijf zijn. Waar kan het beter? En dan niet naar een ander wijzen als het niet goed gaat.’ De veehouder wil zelf zijn droogstand nog verbeteren. ‘Ik wil alle dieren vanaf een half jaar oud in het zand hebben, ook de droge koeien. Ik denk dat we dan praktisch mastitisvrij zijn en het percentage koeien dat zonder antibiotica droog kan, nog hoger is.’

Altijd risico op mastitis Christian Scherpenzeel, uiergezondheidsdierenarts bij GD, kent de problemen. ‘Het onderzoek dat we uitgevoerd hebben rondom selectief droogzetten, heeft ook inzichtelijk gemaakt dat er bij selectief droogzetten altijd een risico op mastitis is. Zelfs wanneer je de adviezen strak opvolgt, heb je nog kans op een mastitisgeval.’ De proef leverde het advies op om koeien met een celgetal onder de 50.000 cellen per milliliter en vaarzen onder de 150.000 cellen per milliliter op de laatste mpr droog te zetten zonder antibiotica. ‘Het heet niet voor niets selectief droogzetten. Het gaat erom welke selectie je maakt. Het betekent dus niet structureel het hele koppel niet meer behandelen of van een koe een paar kwartieren wel en niet behandelen. Als één kwartier is aangedaan met een infectie, lopen die ande-

re drie ook een hoger risico’, geeft hij aan. Selectief droogzetten blijft natuurlijk maatwerk per bedrijf, geeft Scherpenzeel aan. Hij plaatst ook kanttekeningen bij de grens van 150.000 cellen per milliliter als tankmelkcelgetal. ‘Je kunt net een paar “miljonairs” hebben, zodat je hoger zit, terwijl de veestapel verder wel een goede uiergezondheid heeft. Het tankcelgetal is een prachtig dashboard, maar niet waterdicht, het is een te grove zeef.’ De ‘gouden’ standaard is eigenlijk bij alle kwartieren bacteriologisch onderzoek doen en afstemmen of zo’n koe wel of niet behandeld moet worden met antibiotica in de droogstand. ‘Ik weet dat dit geen werkbare situatie is, dus zullen veehouders op hun eigen bedrijf een inschatting moeten maken van de uiergezondheid’, aldus Scherpenzeel. ‘Doe dit met een dierenarts die als uiergezondheidscoach kan meedenken. Met een vierweekse mpr met individueel celgetalonderzoek en regelmatig tankmelkonderzoek naar de meest voorkomende ziekteverwekkers zorg je ervoor dat je kort op de bal zit. Als je daarnaast de individuele dieren in beeld hebt, maak je je selectie.’ Daarnaast blijft het cruciaal te streven naar optimalisatie van de bedrijfsvoering. ‘Zorg voor een optimaal klimaat, voeding die voor weerstand zorgt en een goede huisvesting. Daar valt nog veel te winnen.’ l

V E E T E E LT

VX09_selectief droogzetten.indd 39

ME I

2

2 0 1 3

39

27-05-13 11:02


S P E C I A L

U I E R G E Z O N D H E I D

Omzetten informatie naar managementmaatregelen vergt aandacht

Robotdata vragen om actie Meer sensoren bij robotmelken is voor het controleren van de uiergezondheid een groot voordeel. Met 60 procent valspositieve meldingen en het missen van 74 procent klinische mastitisgevallen blijkt de praktijk echter weerbarstig. ‘Het omzetten van de enorme hoeveelheid data naar managementactie is een nieuw vakgebied.’ tekst Alice Booij

‘R

obotmelker mist te veel mastitisgevallen.’ De conclusie uit het onderzoek dat de Universiteit Utrecht op zeven robotbedrijven in Noord-Nederland deed, was glashelder. De sensoren in de automatische melksystemen signaleren afwijkingen in kleur, geleidbaarheid van de melk en afwijkende melkgift en geven attenties af, waarbij aandacht gevraagd wordt van de melkveehouder. Slechts 3 procent van de meldingen werd door de melkveehouders gecheckt en daardoor misten ze 74 procent van de klinischemastitisgevallen, zo ondervond onderzoekster en dierenarts Klaske Buma. ‘Zo missen ze veel gevallen van klinische mastitis. Een gedeelte van deze mastitisgevallen herstelt vanzelf, maar een aantal wordt te laat of zelfs niet opgemerkt. Hoe eerder je deze gevallen opspoort en behandelt, hoe groter de kans is op genezing.’ Daarbij zorgen deze gemiste koeien ook voor een verhoging van de infectiedruk. ‘Het zijn als het ware mastitisbommen in de stal.’

60 procent loos alarm Toch is het best logisch dat melkveehouders niet meteen reageren op een attentie van de robot, zo geeft onderzoeksbegeleider Ruurd Jorritsma aan. ‘Zestig procent van de meldingen is loos alarm, bij controle is er met de koe niets aan de hand. Dat is frustrerend, vooral wanneer je druk bent met maaien en kuilen.’ Een verklaring hiervoor is er overigens wel: koeien zijn bijvoorbeeld

40

V E E T E E LT

VX09_special robotmeldingen.indd 40

MEI

2

tochtig of er is een verandering in het rantsoen. ‘De attentie is dan een momentopname, waarbij de uiergezondheid snel weer stabiliseert.’ Buma signaleert ook dat er veel verschillen zijn tussen bedrijven in aantal attentiekoeien. ‘Ik kwam variaties tegen van drie tot vijftien per dag per bedrijf. Waar dat verschil door komt, is onduidelijk. Zeker is wel dat het veel werk is als je vijftien koeien moet opzoeken in het koppel om ze te checken.’ De extra arbeid in combinatie met het hoge percentage valspositieve meldingen zorgt ervoor dat veehouders volgens Jorritsma te snel zeggen ‘dat heeft die koe al vaker gehad, er is niets aan de hand’, ‘er zaten geen vlokken op het filter, dus het valt wel mee’ of ‘het tankmelkcelgetal is nog laag’. ‘Afwijkende melk mag gewoon niet in de tank, maar dat geldt ook voor veehouders die in een melkstal melken’, nuanceert hij. ‘Hoeveel veehouders zijn er die niet voorstralen en dus niet in de gaten hebben of de melk afwijkend is? Ook zij missen mastitisgevallen.’ Een deel van de koeien geneest ook spontaan, weet Jorritsma, die aangeeft dat met name op bedrijven met een goede uiergezondheid de valse attenties hoger zijn. ‘Bij weinig problemen met uiergezondheid is het lastiger om in de rij van attenties die koe te vinden die ook daadwerkelijk mastitis heeft. Maar uiteindelijk is een valspositieve melding altijd nog beter dan een mastitisgeval dat de robot niet opmerkt.’ Buma hoorde bij de robotmelkers welke criteria ze hanteren om actie te ondernemen. ‘Wanneer de melkproductie van de

koe flink is gedaald of wanneer er vlokken op het filter zitten, zijn dat signalen om wat te doen, soms in combinatie met een verhoogde geleidbaarheid.’ Jan Dirk van Mourik van Lely Management Support herkent de vraag wat te doen met robotsignalen. ‘Het gaat vooral om bedrijven met één of twee robots die werken met standaardinstellingen op de robot. Je kunt als veehouder je eigen instellingen kiezen en zo zelf bepalen bij welke grens koeien op de attentielijst komen. De ene veehouder streeft naar een tankmelkcelgetal van 100.000 cellen per milliliter en wil heel secuur met de info bezig zijn, terwijl een ander al tevreden is als het tankmelkcelgetal onder de 400.000 cellen per milliliter blijft en later ingrijpt.’

Bedrijfsspecifieke instellingen Met name op grotere bedrijven waar meerdere automatische melksystemen werken, ziet Van Mourik dat de robotinstellingen bedrijfsspecifiek aangepast zijn. ‘Daar wordt volgens strikte protocollen gewerkt en betekent een attentie ook daadwerkelijk controleren en behandelen.’ De standaardinstellingen op de melkrobot tonen zowel klinische als subklinische mastitis. ‘Op grote bedrijven heeft men de voorkeur om alleen de klinische gevallen te tonen. Het protocol is dat een dier met een afwijkende melkgift, met bijvoorbeeld twee kilo melk, behandeld moet worden. Hier wordt veelal blind vertrouwd op de sensoren en zo wordt een goed celgetal in de tank gerealiseerd. De sensoren bepalen welke koe mastitis heeft en niemand anders.’ Toch gaat Lely naar aanleiding van het onderzoek zijn criteria analyseren. ‘Wanneer koeien vijf dagen achter elkaar op de attentielijst komen, terwijl er geen actie wordt ondernomen en de koe krijgt geen klinische mastitis, kunnen ze net zo goed uit de attentielijst. We denken erover om dat in de software aan te passen.’ Van Mourik geeft nog wel aan dat het aantal koeien op een attentielijst geen verband heeft met het percentage klinische mastitis of het antibioticagebruik op het bedrijf. ‘Onderzoek uit Denemarken leert dat bedrijven die omgeschakeld zijn naar robotmelken en eenzelfde

2013

27-05-13 11:00


tankmelkcelgetal hielden, minder mastitis hadden en minder antibiotica gebruikten.’ De bedrijven waar het antibioticagebruik was verhoogd, hadden een veel lager celgetal. ‘We weten dat het tankmelkcelgetal op robotbedrijven wat hoger ligt, maar het antibioticagebruik en het percentage mastitis horen er ook bij om het uiergezondheidsbeeld compleet te krijgen.’

Attenties niet altijd betrouwbaar Het onderzoek bevestigde wat verschillende uiergezondheidsspecialisten in de praktijk al een tijdje ervaren. ‘Omdat de attenties niet altijd betrouwbaar zijn, wordt er ook laconiek mee omgegaan’, noemt Jorritsma. ‘Maar het is exemplarisch voor de toekomst, wanneer melkveehouders meer zullen leunen op signalen van sensoren. Het gebruik van de gegevens vraagt aandacht, het omzetten van de enorme hoeveelheid data naar managementactie is een nieuw vakgebied.’ Hij geeft aan dat je als veehouder getraind bent in het opmerken van zieke koeien. ‘Met sensoren draai je de zaak om. Je wacht op een groen of rood lampje en dan onderneem je actie. Maar dat kan nog niet, daar zijn de systemen niet betrouwbaar genoeg voor.’ Van Mourik relativeert. ‘De koeien die bij gangbare melksystemen op de mpr een attentie krijgen, worden ook niet allemaal gecheckt. De tijd is voorbij dat allerlei instanties bepalen wat de veehouder moet doen, hij of zij maakt de eigen keuze hierin.’ Hij geeft aan dat er verschillende kenmerken zijn die de robot combineert voordat er een attentie voor uiergezondheid uitgaat. ‘Zoals de kleur van de melk en de geleidbaarheid. Bij robotmelken krijg je hierover elke dag individuele koe-informatie en heb je ze inzichtelijk; het is aan de veehouder wat hij er dan mee doet.’ Er kan worden besloten om twee keer per dag op afwijkingen in sensorinformatie te handelen of pas als er vlokken op het filter te zien zijn en dan pas de attentielijst te controleren, verduidelijkt Van Mourik. ‘De veehouder beslist en welke methode hij kiest varieert per ondernemer.’ Instructies over het werken en omgaan met alle data zijn er rondom de introductie van de robot op de bedrijven altijd, geeft hij aan. ‘Daarna moeten veehouders er zelf mee aan de slag. Het is net als met autorijden: je haalt je rijbewijs en daarna leer je pas echt autorijden.’ l

V E E T E E LT

VX09_special robotmeldingen.indd 41

ME I

2

2 0 1 3

41

27-05-13 11:00


S P E C I A L

U I E R G E Z O N D H E I D

René Loman weet in één jaar probleem met uiergezondheid te overwinnen

Gezonde uiers selectief droog De uiergezondheid op het bedrijf van René en Silvia Loman zorgde in 2011 nog voor veel hoofdbrekens. Een daadkrachtige en structurele aanpak zorgde voor gezonde uiers. ‘We zijn pas

voerd en een aantal werd driespeen. ‘We hebben de melkmachine doorgemeten, strooien nu standaard kalk in de boxen, dippen, werken met papier en kopen eerstekeus zaagsel.’ Langzaam zakte het celgetal. ‘In 2012 zaten we tegen de 300.000 cellen per milliliter en de dalende lijn zet zich voort richting de 100.000 cellen per milliliter, het aantal mastitisgevallen is minimaal en het antibioticagebruik is veel minder. Al met al werkt het een stuk plezieriger en we zijn nu toe aan een volgende fase in de uiergezondheid: selectief droogzetten.’ l René Loman: ‘We hebben weer vertrouwen in het celgetal en in de uiergezondheid van onze koeien’

nu gestart met selectief droogzetten, eerder durfden we niet.’ tekst Alice Booij

‘D

e laatste uitslag van het tankmelkcelgetal was 114.000 cellen per milliliter en we hebben dit jaar nog niet één geval van mastitis gehad.’ René Loman uit het Gelderse Laren klinkt trots en enthousiast als hij vertelt over de uiergezondheid op het bedrijf. ‘We hebben weer vertrouwen in het celgetal en in de uiergezondheid van de koeien. We hebben de kiemen onder controle. Nu zijn we er ook aan toe om de koeien selectief droog te zetten, eerder durfden we dat niet’, vertelt de veehouder. Loman gebruikt wel een teatsealer om de koeien te beschermen in de droogstand. In zijn management wil hij nog wel wat aanpassingen doen om zo min mogelijk risico’s te lopen bij het droogzetten zonder antibiotica. ‘De melkproductie bij het droogzetten moet nog verder naar beneden. Die moet onder de vijftien liter melk per koe per dag. Ik hoop dat te bereiken door de koeien aan het einde van de lactatie een ander rantsoen, met weinig eiwit en geen brok, te voeren.’

Vaarzen met mastitis De uiergezondheid op het bedrijf heeft het laatste jaar een complete metamorfose ondergaan. In 2011 zat René nog flink in de problemen. ‘Het tankmelkcelgetal schoot door de 500.000 cellen per milliliter, de kortingsgrens van het geometrisch celgetal kwam dichtbij. Bovendien kalfden veel vaarzen al af met uierontsteking.’ Er moest wat gebeuren vond de vee-

42

V E E T E E LT

VX09_special veehouders.indd 42

MEI

2

houder. ‘Naast alle kosten was het werkplezier ver te zoeken.’ Melk van de koeien met het hoogste celgetal werd bacteriologisch onderzocht en daaruit bleek dat met name S. aureus de boosdoener was. ‘Die mastitisverwekker gaat van koe naar koe en omdat we de vaarzen net voor het kalven bij de koeien laten, werden ook zij besmet. Geen wonder dat het uit de hand liep.’ Het was in die tijd dat René in Veeteelt las over het vaccineren van de koeien met Startvac. ‘Alhoewel mijn dierenarts eerst nog wat sceptisch was, sprak het mij meteen aan. Eigenlijk sluit je de voordeur af in plaats van dat je dweilt met de kraan open. In september 2011 zijn we voor het eerst gaan enten om zo de weerstand van de koeien tegen S. aureus en E. coli te verhogen en de infectiedruk op het bedrijf naar beneden te brengen.’

Drie keer per jaar enten Alle koeien worden nu drie keer per jaar geënt en de pinken voor het kalven twee keer. ‘Het kost zo’n 25 euro per koe jaar, maar ik betaal het graag. Vergeleken met alle kosten die je bij problemen hebt, is het weinig. We hadden gedwongen afvoer van koeien en zelfs één koe die dood ging nadat ze al voor honderden euro’s aan medicijnen had gehad. Nu kunnen we weer zelf kiezen welke koeien we afvoeren en kunnen we vaarzen voor export verkopen. En we melken het quotum ook weer netjes vol.’ Naast het vaccineren heeft de veehouder op zijn bedrijf maatregelen genomen. Zo is een aantal koeien drooggezet of afge-

2013

27-05-13 10:59


Juiste interpretatie van info zorgt voor een betere uiergezondheid bij Thomas Deinum

Robot is altijd eerlijk Melkveehouder Thomas Deinum uit Wjelsrijp heeft moeten leren om alle informatie die robotmelken oplevert, te interpreteren en om te zetten naar actie. ‘De robot “ziet” meer dan bij gangbaar

robotmelkers zo werken. ‘We zijn er nu wel wat scherper op en controleren meer, vooral nieuwe gevallen hebben onze aandacht.’ Uiteindelijk is juist vanwege de extra informatie die de melkrobot oplevert, de uiergezondheid beter geworden op het bedrijf, geeft Thomas Deinum aan. ‘We hebben nu nog maar tien attentiegevallen per dag over het hele koppel, iets minder dan tien procent dus. Met robotmelken kun je een betere uiergezondheid krijgen, mits je de informatie goed benut.’ l Thomas Deinum: ‘De ervaring leert dat de meeste attentiekoeien niets mankeert, daar word je gemakkelijk van’

melken, de vraag is: wat doe je ermee?’ tekst Alice Booij

M

eer dan 300.000 cellen per milliliter en te veel mastitisgevallen, zo zag de uiergezondheid er op het bedrijf van Thomas en zijn vader Auke Deinum uit het Friese Wjelsrijp er ruim tweeënhalf jaar geleden uit. ‘Onze melkstal was echt verouderd. Nu we een nieuwe stal hebben met een beter klimaat en we met de robot melken, is de uiergezondheid een stuk beter.’ Het celgetal daalde onder de 200.000 cellen per milliliter en het aantal mastitisgevallen bij de 135 melkkoeien daalde onder de dertig gevallen per jaar, minder dan twintig procent. ‘De robot levert veel data, zo krijg je meer info dan je tijdens gangbaar melken kunt zien en voelen’, licht de veehouder toe. ‘We hebben moeten leren om met deze info om te gaan. Zo kregen we in het begin wel twintig attenties per dag voor uiergezondheid. Maar niemand kon ons vertellen of dat veel was en welke actie we moesten nemen. Je leert het wel, maar het duurt wel een paar jaar.’

Productiedaling en attentie Inmiddels weet Deinum precies hoe hij de cijfers moet interpreteren. ‘Als een koe een daling in productie laat zien en ook voorkomt op de attentielijst van koeien met een hoge geleidbaarheid, is dat reden om de koe in de stal op te zoeken.’ De melkproductiedaling varieert in zo’n geval vaak van drie tot tien liter per dag. ‘Je weet dan zeker dat er serieus wat aan de hand is.’ De melkveehouder zoekt de attentiekoe vervolgens op in de stal, zet haar vast in

het voerhek en voelt aan het kwartier. ‘Een simpele klus is dat niet, onze koeien zijn niet meer gewend om aan de uier aangeraakt te worden, het is dus wel handig om dit even met zijn tweeën te doen.’ Als het kwartier rood en gezwollen is, controleert hij ook de melk. ‘Bij een enkel vlokje maken we ons nog geen zorgen, maar wanneer de melk echt verkeerd is en zout proeft, behandelen we meteen.’

Geleidbaarheid tussen 60 en 80 Alleen afgaan op de geleidbaarheid – het zoutgehalte in de melk – zegt te weinig, is de ervaring van de Friese melkveehouder. ‘Normaal ligt de geleidbaarheid tussen de 60 en de 80, vanaf 80 komen de koeien op de attentielijst. Maar er zijn koeien waarbij uit één kwartier weinig melk komt en dat geeft ook een hogere geleidbaarheid. Die koeien ken ik ondertussen. Of het zijn koeien die tochtig zijn en dan is het de volgende dag weer in orde. We geven de koe de kans zelf te herstellen en meestal doet ze dat ook.’ De ervaring leert dat de meeste van deze attentiekoeien niets mankeert. ‘Ja, daar word je soms wel wat gemakkelijk van. Maar aan de andere kant: zo’n koe hadden we in de melkstal natuurlijk ook niet ontdekt. Door de instellingen in de robot leggen we de lat juist heel hoog en daardoor pikken we er veel meer koeien uit dan bij gangbaar melken.’ Door het onderzoek van de Universiteit Utrecht waaraan Deinum meewerkte, werd hem duidelijk dat meer collega-

V E E T E E LT

VX09_special veehouders.indd 43

ME I

2

2 0 1 3

43

27-05-13 10:59


P O RT R E T

Adolf Langhout was twintig jaar toen hij zijn eerste embryo’s verkocht

Doorzetten en niet bang zijn 46

V EVE ET EE TE EL ET L TM EaI p r 2 i2 l 0 11 32 0 0 9

VX09_portret Langhout.indd 46

27-05-13 13:21


P O RTR E T

Hij staat aan de wieg van fokstieren als Mascol, Danillo, Jotan, Dakota en Duplex. Adolf Langhout heeft met zijn handel in embryo’s en fokvee inmiddels een staat van dienst verworven in de veeverbetering. Dit jaar viert hij zijn 25-jarig jubileum.

Adolf Langhout 45 al 25 jaar actief in de handel van embryo’s en fokvee Favoriete koe: Durham Adinda Opmerkelijk: ter gelegenheid van zijn jubileum organiseert hij 14 en 15 juni een open dag, internationaal forum en een veiling Naam Leeftijd: Carrière:

tekst Tijmen van Zessen

A

ls handelaar verstaat hij zijn vak. Dit jaar viert Adolf Langhout met ALH-genetics zijn 25-jarig jubileum. In die 25 jaar bouwde hij in Damwoude een bedrijf op dat vanuit het niets uitgroeide tot de grootste Europese importeur van embryo’s uit Amerika. ‘Ik heb altijd beesten gehad. Als kind hield ik al kippen, konijnen, duiven, eenden en uiteindelijk ook koeien. Fokkerij is in grote lijnen hetzelfde bij alle diersoorten. De kunst is een generatie te fokken die minimaal zo goed is als de vorige. Dat is mijn sport.’

Starten zonder kapitaal Als zoon van een dominee lag een carrière op het commerciële vlak niet direct voor de hand. Langhout bladert dat hoofdstuk in zijn leven snel voorbij. ‘Ik

De eerste aankopen betaalde hij niet eerder dan het moment dat hij de opbrengst uit de verkoop had ontvangen. Later was dat niet meer nodig. Verhalen over kalveren die hij voor twintigduizend gulden verkocht en embryo’s die bijna over de kop gingen in prijs, spreekt Langhout niet tegen. Maar nuanceren doet hij wel: ‘Als ik van de tien aankopen er zes goed kan doorverkopen, dan zit ik gemiddeld goed. Het is een kwestie van doorzetten en niet bang zijn. Dat geldt voor ondernemers in het algemeen.’ Adolf Langhout staat aan de basis van fokstieren als Danillo, Jotan, Dakota en Duplex. Dat wil zeggen dat de stieren via zijn bedrijf als embryo zijn verhandeld. Hij maakt graag zelf de combinatie van stiervader en stiermoeder. En dat is niet altijd hoog keer hoog is hoog. ‘Mijn hui-

‘Ik denk dat weinig fokkers zelf stieren willen testen’ had altijd al in de kop zitten wat ik wou. Ik was acht jaar toen ik al bij boeren in de buurt ging helpen met het werk. Op de middelbare school kocht en verkocht ik mijn eerste kalveren en in 1988 – ik was toen twintig jaar – maakte ik mijn eerste reis naar Amerika. Tijdens een georganiseerde reis kwam ik in contact met betekenisvolle fokkers en kocht ik mijn eerste embryo’s.’ Langhout bouwde zijn netwerk geleidelijk aan uit met mensen als Charlie Will (Select Sires), Frank Regan (Regancrest Holsteins) en Darin Meyer (De-Su Holsteins). De kiem voor ALH-genetics was gelegd. Maar op startkapitaal van de bank hoefde hij niet te rekenen. ‘De eerste keer dat ik bij de bank aanklopte, kon ik nog geen vijfduizend gulden krijgen. Ik had dan wel niets op papier staan, maar hoe kun je in de handel ooit zeggen wat er overblijft? Voor een melkveehouder is dat anders, die kan met aannames doorrekenen wat hij gaat verdienen bij een gegeven melkproductie.’

dige stalfavoriet Durham Adinda stamt uit de familie van Atwood en is onlangs weer gespoeld. Terwijl ze maar 1300 GTPI scoort.’ Langhout herinnert zich ook het verhaal van Jotan nog. ‘Niemand wilde het embryo kopen, de index was veel te laag. Jotan is hier geboren, vervolgens verkocht naar Duitsland en uiteindelijk in Duitsland en in Nederland getest.’

Levensduur flauwekul Een speciale plek bij Langhout heeft Durham Daisy. Een poster van de grootmoeder van Goldday en Danillo hangt in zijn kantoor. ‘Haar vader Durham is mijn favoriete stier. Durham drukt het meest zijn stempel in mijn fokkerij. Hij heeft kwaliteit gebracht waar zowel de showfokker als de commerciële melkveehouder mee vooruit kan.’ Adolf Langhout vindt dat ki-organisaties een zo gevarieerd mogelijk aanbod van stieren moeten aanbieden. Hij waarschuwt voor een eenzijdige selectie op

gezondheidskenmerken. Zelf gaat hij na het avontuur met WWS – hij verkocht de rechten voor de spermaverkoop al na enkele jaren – geen stieren testen of sperma verkopen. ‘Ik vind het leuker om stieren te maken, daar zit meer sport in. Bovendien wil ik vrij zijn om stieren te leveren aan alle partijen.’ Dat neemt niet weg dat hij een uitgesproken visie heeft op de trends in de veeverbetering: ‘Fokken op levensduur is flauwekul; levensduur is onvoorspelbaar. Dierverzorging is veel belangrijker. Denk aan zorg rondom afkalven, kalveropfok, diepstrooiselboxen, goede voeding enzovoort.’

Zelf stieren testen De revolutie van genomic selection ging ook aan Adolf Langhout niet voorbij. Hoewel hij er niet mee wegloopt, maakt hij er wel handig gebruik van. ‘Het is een prima hulpmiddel bij het selecteren van een serie volle zusjes of broertjes. Bovendien worden de DNA-testen steeds beter en kunnen we pinken beter paren nu er meer gegevens van bekend zijn.’ In de stallen in Damwoude staan tussen de 150 en 200 dieren: kalveren, pinken, stieren en een enkele koe. ‘Ik gebruik genomic selection bij selectie binnen volle zussen of broers; je kunt een kalf van Numero Uno niet vergelijken met een kalf van Jotan.’ Hij gaf het al aan, wie geld wil verdienen in de handel, moet doorzetten en niet bang zijn. Bang is Langhout ook niet voor fokkers die zelf stiertjes laten testen op genomics. ‘Ik denk dat weinig fokkers zelf stieren willen testen. Ze maken wel de kosten, maar blijven bij onvoldoende hoge indexen zitten met de rest van de stiertjes. Als je rendement wilt halen, kun je beter meer embryo’s implanteren en zo drachtigheden creëren.’ Langhout stelt dat het draait om vertrouwen en gunnen. ‘Zonder wederzijds vertrouwen raak ik handel kwijt. Ik zeg wel eens: schoenmaker blijf bij je leest. Ik geef de tips voor een interessante spoeling en kom dan op basis van vertrouwen graag bij de fokker terug om handel te drijven.’ l

V E E T E E LT

VX09_portret Langhout.indd 47

M E I

2

2 0 1 3

47

27-05-13 13:21


DIERGEZONDHEIDSNIEUWS

Ketose: energietekort na afkalven De laatste tijd is er veel aandacht voor het testen op ketose, ook wel slepende melkziekte of acetonemie genoemd. Ketose is een stoornis van de stofwisseling, waarbij er een tekort is aan glucose (bloedsuiker) en een overmaat aan ketonlichamen. Het treedt op binnen enkele weken na afkalven. Door het glucosetekort, het energietekort, gaat de koe zijn eigen vetreserves aanspreken. Bij de afbraak van vet ontstaan ketonlichamen. De ketonlichamen komen in het bloed. Dit heeft een negatief effect op de eetlust. De koe gaat nog minder eten, waardoor het energietekort nog groter wordt. Er is ook kans op leververvetting. Daarnaast is er een verhoogde kans op het krijgen van andere aandoeningen, zoals een lebmaagverplaatsing.

Daling melkproductie Klinische symptomen van ketose zijn een verminderde voeropname en een daling van de melkproductie. In sommige gevallen kunnen de dieren suf zijn en ook afwijkend gedrag vertonen. Men kan aceton (een ketonlichaam) ruiken. Ketonlichamen kunnen worden aangetoond met behulp van testen in bloed, melk of urine. De concentratie aan ketonlichamen kan echter ook in gezonde koeien schommelen. Daarom is een combinatie van de zichtbare verschijnselen en het uitvoeren van een test het

meest betrouwbaar voor het vaststellen van de diagnose klinische ketose.

Klinische gevallen behandelen Een veelgehoord advies voor het behandelen van klinische gevallen is twee keer daags 250 milliliter propyleenglycol geven gedurende drie dagen. Uit recente onderzoekgegevens van de faculteit Diergeneeskunde blijkt dat het voordelig is om daarnaast een eenmalige injectie met een glucocorticoïde (Voreen van Boehringer Ingelheim bijvoorbeeld) te geven. Dat is een corticosteroïde (een lichaamseigen stof die in de bijnier wordt aangemaakt) die specifiek ingrijpt in het stofwisselingsproces waarbij glucose (lees energie) wordt gewonnen uit eiwitten of vet. Daardoor hebben deze dieren lagere ketonlichaamconcentraties in het bloed na afloop van de behandeling met propyleenglycol. Daarnaast is het bloedsuikergehalte hoger en het blijft ook langer hoog. Dat betekent dat er meer energie beschikbaar is voor de koe. De kans op slepende melkziekte kan verminderd worden door de negatieve energiebalans rondom afkalven te beperken. Het sturen op een juiste conditie al vóór droogzetten, een goed rantsoen en maatregelen die zorgen voor voldoende energieopname, ook tijdens de droogstand, dragen hieraan bij.

Materialenbox voor melkmonsters maakt monsters nemen gemakkelijker In het kader van verantwoord antibioticagebruik is het steeds belangrijker om te weten welke kiemen er op uw bedrijf een rol spelen bij de uiergezondheid en hoe gevoelig deze kiemen zijn. Melkmonsters helpen om dit in kaart te brengen.

Om het nemen van melkmonsters gemakkelijker te maken heeft Boehringer Ingelheim een box ontwikkeld met materialen voor het nemen van melkmonsters. Deze is box is binnenkort verkrijgbaar bij de dierenarts.

GASTCOLUMN ERWIN DE WITH DIERENARTS BIJ DGC BEKENLAND

Koe beter maken is kunstje In 1997 ben ik afgestudeerd als dierenarts. Ik prijs me gelukkig de veehouderij van toen meegemaakt te hebben. Niet omdat de veehouderij van nu minder zou zijn, zeker niet. Maar het is wel bijzonder om te zien hoe de (rund)veehouderij in Nederland zich in een razend tempo heeft ontwikkeld. Deze veranderingen zijn voor een deel ingegeven door de noodzaak om te groeien, maar ook door sociale veranderingen. Waar vroeger iedereen in de buurt veehouder was en het sociale leven hier rekening mee hield, is dat al lang niet meer zo. De melkrobot biedt hier uitkomst. De grotere koppels koeien vragen ook een andere benadering. Je kunt niet het risico nemen om achter de feiten aan te lopen. Dat betekent dat mijn rol als dierenarts ook verandert. Ik ben geen dokter De With die zieke koeien beter maakt, maar Erwin de With die als sparringpartner de veehouder adviseert. Van curatief naar preventief. Persoonlijk vind ik dat ook veel leuker. Alleen maar koeien beter maken is een kunstje, een trucje. Voorkomen dat dieren ziek worden is veel uitdagender. Inhoudelijk is het ook veel beter. Denk aan de antibioticadiscussie: als dierenarts moet je samen met de veehouder voorkomen dat je middelen gebruikt die niet nodig zijn. Verder moet het op een groot bedrijf allemaal goed lopen: je hebt geen tijd meer voor een zieke koe. Het gezegde dat voorkomen beter is dan genezen is nog nooit zo actueel geweest.

V E E T E E LT

VX09_Boehringer.indd 49

ME I

2

2 0 1 3

49

28-05-13 11:42


W E B S I T E

Facebook-pagina Veeteelt ook buiten de melkveesector meteen populair

Veeteelt: multimediaal van alle markten thuis Een vernieuwde website en nieuwsbrief. En een nieuwe Facebook-pagina. Veeteelt is multimedialer dan ooit. Dat ziet er niet alleen anders uit, de berichtgeving per kanaal is ook anders. tekst Rochus Kingmans

I

nformatievoorziening is tegenwoordig een proces dat verloopt via allerlei kanalen. Dat geldt zeker ook voor vakinformatie. Het kanaal print – lees het vertrouwde tweewekelijkse magazine Veeteelt – is en blijft een belangrijk kanaal. Vooral voor achtergrondverhalen, reportages en interviews blijft print een sterk communicatiemiddel. Maar het belang van internet neemt toe.

Niet in de laatste plaats omdat dat kanaal steeds toegankelijker wordt door de opkomst van tablets en smartphones. Om even snel een site te raadplegen hoef je niet meer je pc aan te zetten of je laptop open te klappen. Dat is een van de redenen waarom de site van Veeteelt op 12 april is vernieuwd: zodat deze toegankelijker is én ook goed te raadplegen is via de tablet of smartphone. Een derde kanaal is de nieuwsbrief. Het

‘oude’ E-zine is in een nieuw jasje gestoken en heeft een duidelijke naam gekregen: de Veeteelt nieuwsbrief. In het vervolg krijgt u wekelijks het meest interessante nieuws in uw mailbox. Een nieuw kanaal dat Veeteelt inzet is Facebook en dat bleek binnen een maand al razend populair, en niet alleen binnen de melkveesector. Facebook valt onder de term sociale media. Verwacht hier geen hoogdravende of diepgravende berichten. Facebook brengt vooral leuke, opvallende, grappige en ontroerende berichten. Denk aan mooie foto’s, opvallende onderzoekjes, wederwaardigheden van de Veeteelt-redacteuren. Veeteelt gaat mee met de tijd, uw tijd! Vandaar al die multimediale kanalen, zodat u waar u ook bent op de hoogte bent en blijft.

NIEUWS IN EEN PAAR SECONDEN ‘De nieuwsbrief van Veeteelt is gewoon erg gemakkelijk. Je scant het nieuws in een paar seconden. Vind ik iets leuk of belangrijk, dan klik ik door. Anders klik ik het weg.’ Dat is kort gezegd de reden van Anton Hylkema uit het Friese Gaast om zich meteen aan te melden voor de vernieuwde nieuwsbrief van Veeteelt. Hylkema werd de winnaar van een van de twee iPad mini’s die werden verloot onder de aanmelders van de nieuwsbrief. Wilt u ook wekelijks het nieuws in een paar seconden in uw mailbox? Dat kan heel eenvoudig. Ga naar de website van Veeteelt en klik op de lichtblauwe advertentie ‘JA, ik meld me aan voor de gratis Veeteelt nieuwsbrief’. Even uw e-mail-

50

VVE EE ETTE EE EL LTT J M AN E IU A 2 R 2I 0 11 /3 2

VX09_website deel 3.indd 50

Anton Hylkema wint de iPad mini

adres invullen samen met naam en woonplaats en ook u kunt net als Anton Hylkema wekelijks snel het nieuws scannen.

2009

28-05-13 12:25


MOBIEL BEREIKBAAR De vernieuwde website van Veeteelt is zo gebouwd dat die op tablets (denk aan de iPad of de Galaxy Tab) en smartphones (zoals de iPhone, de Ga-

laxy Note 2 etc.) goed is te lezen. Daarbij is er wel een keuze gemaakt afhankelijk van de schermgrootte. De site ziet er op de tablet precies zo uit als op uw pc of laptop. Opgemaakt in drie kolommen naast elkaar en bovenaan in één oogopslag alle tabbladen zichtbaar: van ‘Fokkerij’ tot en met ‘Mens’. Maar als het systeem een kleiner scherm (smartphone) herkent, dan schakelt de vorm terug. In plaats van drie kolommen ziet u twee kolommen. En de tabbladen (‘Fokkerij’, ‘Huisvesting’, etc.) zijn terug te vinden achter het icoontje, op de foto links met rode cirkels aangegeven. De belangrijkste blokken vindt u op deze mobiele versie van

de site terug, alleen moet u wat verder naar beneden scrollen. Het is gebruiksvriendelijker dan een opmaak met drie kolommen waarbij alles net niet zichtbaar genoeg is.

FACEBOOK: LEUK GAAT SAMEN MET INTERESSANT

INSTRUCTIE SCHERMINSTELLINGEN

Facebook is een kanaal met eigen regels en wetten. Als u zelf op Facebook zit, kent u ze waarschijnlijk wel. Het belangrijkste is dat de inhoud vooral leuk moet zijn. Leuk gaat in de praktijk vaak samen gaat met interessant. Een goed voorbeeld is het bericht over een Friese treinmachinist van Arriva die samen met een aantal passagiers een pasgeboren kalfje redde uit de sloot. De Facebook-pagina van Veeteelt werd overspoeld door positieve, verraste reacties. Leuk, maar ook interessant dat in de hedendaagse hectiek iemand gewoon aan de noodrem trekt en een kalf redt. Dan maar vertraging. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen van fraaie foto’s van maaiende veehouders, of een opvallende actie van Beemsterkaas om weidegang te promoten via een heuse koeienvoetbalwedstrijd. Leuk en interessant komen samen op de Facebook-

Is de nieuwe Veeteeltsite niet geheel zichtbaar op uw pc of laptop? U kunt er het volgende aan doen: • Klik op het icoontje van de compatibiliteitsweergave rechts in de bovenbalk (zie afbeelding). Problemen met verkeerd geplaatste menu’s, afbeeldingen of teksten worden verholpen. • De Veeteeltwebsite komt het best tot zijn recht bij een schermgrootte van 1280 x 1024 pixels (standaard) en een tekstgrootte van 100% (standaard).

pagina van Veeteelt. Like de pagina en u maakt het allemaal mee.

V E E T E E LT

VX09_website deel 3.indd 51

M E I

2

2 0 1 3

51

28-05-13 12:26


B O E K B E S P R E K I N G

Geschiedenis van diergeneeskunde knap te boek gesteld

Anderhalve eeuw dierenartsen Wie beter dan historicus Peter Koolmees kon de geschiedenis van de jubilerende club van dierenartsen beschrijven? Hij leverde weer degelijk, maar ook zeer leesbaar werk, waaruit blijkt dat de rol van de dierenarts enorm is veranderd. tekst Reimer Strikwerda

W

elke eisen werden in 1920 gesteld aan een dierenarts? Hendrik Kroes uit Groningen wist waarover hij het had: hij was een van de ‘voormannen’ uit Groningen, die ook de basis legde voor het Universitair Museum Diergeneeskunde, dat nog altijd in Utrecht in ere wordt gehouden. Kroes gaf drie eigenschappen. De toekomstige dierenarts moest beschikken over ‘een behoorlijke verstandige ontwikkeling en de noodige lust tot studie’, hij moest beschikken over ‘een kerngezond lichaam en een krachtig gestel’, want ‘de uitoefening der praktijk is mannenwerk eerste klasse’ en hij moest ‘belangstelling en liefde’ hebben voor dieren, maar wel vrij van ‘ziekelijke uitwassen’. De (vijftig jaar geleden, bij het eeuwfeest koninklijk geworden) Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan eind vorig jaar een boek over de geschieTijdens het jubileumfeest kreeg koningin Beatrix het jubileumboek van voorzitter Ludo Hellebrekers

denis laten schrijven door de historicus (en bijzonder hoogleraar) Peter Koolmees, die ook nog de huidige conservator is van het zojuist genoemde museum. Hij heeft de historie van de Maatschappij, maar ook die van de diergeneeskunde kort, maar zeer degelijk en bovendien ook nog mooi leesbaar weergegeven in het boek ‘Tussen mens, dier en samenleving’.

Veeartsen: geen rijksconsulent Dierenartsen (ze werden nog veeartsen genoemd) hadden het in 1862 moeilijk om zich te onderscheiden van de ‘empiristen’, niet in de laatste plaats omdat ze er maar niet in slaagden de veepest onder de knie te krijgen. In die strijd speelde de Zuid-Hollandse dierenarts en Utrechtse ‘leraar’ Gerardus Hengeveld een belangrijke rol. Hij was de eerste secretaris van de Maatschappij en na het schrijven van zijn standaardwerk ‘Rundvee’ werd hij in 1879 de eerste hoofdinspecteur van het Nederlands Rundvee Stamboek. Tussen de ‘Wageningers’ en de veterinairen uit Utrecht boterde het overigens lang niet altijd. De basis van het ongenoegen schijnt te stammen uit 1908, toen veeartsen niet in aanmerking kwamen voor de functie van rijksveeteeltconsulent. De makkelijk ontvlambare Utrechtse hoogleraar Jurgen Wester was geknipt om deze Haagse beslissing aan de kaak te stellen. Dezelfde Wester was in 1938 overigens vrijwel de enige hoogleraar die doorhad hoe groot de invloed zou worden van de kunstmatige inseminatie, toen de vermaarde Jan Sie-

Peter Koolmees

benga op dit onderwerp promoveerde. In zijn boek geeft Koolmees mooie voorbeelden van de onderlinge strijd tussen de Utrechtse faculteit en de Maatschappij, zeker toen het duidelijk werd dat dierenartsen zich – door de opkomst van de gezelschapsdieren en paarden – dienden te specialiseren. De vraag was: moest dat tijdens of na de opleiding gebeuren? Maar alle kribbekeurigheden ten spijt, wanneer er weer een lustrum gevierd kon worden, trok men vanuit Utrecht en het hele land hand in hand naar de feestzalen. In het karig geïllustreerde boek ontbreken de foto’s van feestdiners natuurlijk niet: dierenartsen in jacket en hun dames ook fraai uitgedost.

Niks geen mannenwerk Aanvankelijk ging het nog om de vrouwen van dierenartsen. ‘Onmisbaar bij een feestelijk gebeuren, immers zij bepalen de sfeer’, zo stond in 1986 nog in een Fries gedenkboek. Maar toen was het al duidelijk dat het meer en meer om vrouwelijke dierenartsen zou gaan. In 1980 stroomden al meer vrouwelijke dan mannelijke studenten binnen bij de faculteit en zes jaar later werd de eerste vrouw lid van het Maatschappijbestuur – dat overigens aanvankelijk nog weleens het verwijt kreeg vrouwonvriendelijk te zijn. Ja, de veranderingen in de 150 jaar van de KNMvDiergeneeskunde waren groot, maar (ondanks een variatie aan belangen en activiteiten binnen de doelgroep) nog altijd is zo’n tachtig procent van de dierenartsen lid van de Maatschappij. Vooral zij zullen het boek van Koolmees met genoegen hebben gelezen, maar ook voor andere belangstellenden schreef hij een (weliswaar duur) informatief gedenkboek. l ‘Tussen mens, dier en samenleving’ van Peter Koolmees, 214 pagina’s. Prijs voor niet-leden: € 65,00. Uitgave: KNMvD. Bestellen kan op: www.knmvd.nl/cms/showpage.aspx?id=4387

V E E T E E LT

VX09_boek dierenartsen.indd 53

M E I

2

2 0 1 3

53

27-05-13 14:57


B E D R I J F S R E P O RTA G E

Zuid-Afrikaanse vleesveehouder Mornay Verster: ‘Ik speen het liefst op tachtig procent van het gewicht van de moeder’

Het hele jaar in het veld Een niet al te grote koe die elk jaar kalft en die zich goed kan redden in het veld. Dat is het fokdoel van Mornay Verster, in 2012 uitgeroepen tot meest progressieve brangusfokker van Zuid-Afrika. De Zuid-Afrikaanse vleesveehouder besteedt veel tijd aan het bijhouden van data, zoals geboortewicht en groei. tekst Inge van Drie

foto-impressie www.veeteelt.nl

V

oor Europeanen is het even wennen. Om de veiligheid te garanderen – niet zelden vinden op het ZuidAfrikaanse platteland berovingen plaats – omringen manshoge hekken de boerderij van vleesveehouder Mornay Verster in Tweespruit. Twee gevaarlijk ogende waakhonden houden de wacht achter het hek. Melkveebedrijven zijn er amper in dit uitgestrekte, dor ogende gebied dat op 1700 tot 2200 meter boven zeeniveau ligt, vleesveebedrijven des te meer. Het zijn extensieve bedrijven, ook dat van Mornay Verster. De Zuid-Afrikaanse vleesveehouder runt in Tweespruit, zo’n honderd kilometer ten oosten van Bloemfontein en op veertig kilometer afstand van Lesotho, een bedrijf met 5000

54

V E E T E E LT

VX09_buitenlandrep.indd 54

MEI

2

hectare. Zijn veestapel bestaat uit 800 koeien, 400 stuks jongvee en zo’n 150 stieren. Vanaf het erf van Verster zijn hoge bergen zichtbaar, die van de lokale bevolking opvallende namen kregen. ‘Hoepelrok’ bijvoorbeeld, naar de vorm van de berg, en ‘mensetende berg’ – volgens de overlevering woonden er vroeger kannibalen. Twintig jaar boert Verster al op deze locatie. Allerlei rassen probeerde hij in die tijd uit, maar inmiddels heeft hij zijn hart verpand aan het brangusras. ‘Tot eind jaren negentig had ik gewoon een commercieel bedrijf. Ik gebruikte stieren van allerlei rassen en mijn dieren waren niet geregistreerd in het stamboek. Ik wilde in de eerste plaats kalve-

ren fokken die op het moment van spenen goed te verkopen waren. Maar de resultaten waren wisselend. In 1998 kocht ik de eerste brangusstier. Wat was ik onder de indruk van de nakomelingen van die stier.’

Hoornloos ras Langzamerhand breidde Verster het aantal brangusdieren uit. Nu bestaat zijn veestapel uit honderd procent zuivere, stamboekgeregistreerde brangusdieren. ‘Brangus is een ras dat bestaat uit vijf achtste deel angus- en drie achtste deel brahmanbloed. De dieren kunnen zowel rood als zwart zijn. Zelf geef ik de voorkeur aan rood, maar in Amerika en Brazilië zie je vooral zwarte brangussen’, doceert Verster. Het ras is volgens de vleesveehouder uitstekend geschikt voor de sobere leefomstandigheden in Tweespruit. De dieren verblijven het hele jaar in het veld en moeten op gras kunnen overleven. Bijvoeren doet Verster amper. Hooguit krijgen de dieren in de winter een beetje extra eiwit. Ook moeten ze om kunnen gaan met temperatuurschommelingen. ‘Het kan in dit deel van Zuid-Afrika min tien worden, maar ook 35 graden. En tussen de dag- en de nachttemperatuur

2013

27-05-13 11:05


Mornay Verster In het Zuid-Afrikaanse Tweespruit houdt Mornay Verster 800 branguskoeien. Jaarlijks verkoopt hij op een eigen veiling 230 dieren.

Tweespruit

Zuid-Afrika

Aantal koeien: Ras: Aantal hectare: Aantal kalvingen per koe:

800 brangus 5000 8 tot 12

kan zomaar twintig graden verschil zitten’, geeft Verster aan. De veehouder omschrijft zijn koeien als geharde dieren, die weinig arbeid vergen en zichzelf goed kunnen redden. ‘Ze kunnen prima het hele jaar in het veld zijn en op gras leven. De kalfjes zijn vrij klein als ze geboren worden – ze wegen zo’n 32 kilo – maar groeien snel. Bovendien zijn ze hoornloos en hebben ze een gladde, dikke huid, waardoor ze goed bestand zijn tegen bijvoorbeeld teken.’

Meest progressieve fokker Zelf streeft Verster naar niet al te grote koeien, die elk jaar kalven. ‘Ik geef de

Dagelijks checken medewerkers te paard alle dieren

voorkeur aan koeien die gemiddeld van formaat zijn. Dat is economisch beter; dan hebben de dieren minder voer nodig. Bovendien bewegen lichtere dieren beter.’ Wel ziet Verster graag kalveren die snel groeien. Hij pakt er een papier bij. ‘Ik speen de kalveren op ongeveer acht maanden. Kijk, dit stiertje zat op het moment van spenen op tachtig procent van het gewicht van de moeder. Het kalf woog 345 kilo, de moeder 428 kilo. Dat zie ik graag.’ Cijfers heeft Verster snel paraat. Hoe groot de veestapel ook is, de vleesveehouder besteedt veel tijd aan het bijhouden van data. Zo wordt elk kalf bij ge-

boorte gewogen en krijgt het binnen twee dagen een oormerk. Die accurate registratie is een van de redenen waarom Verster in 2012 is uitgeroepen tot meest progressieve brangusfokker van Zuid-Afrika.

Gebrekkig gebit Verster streeft ernaar dat de meeste koeien vroeg in het voorjaar kalven. ‘Dan is de grasgroei op zijn best’, geeft de vleesveehouder als verklaring. Half november – in Zuid-Afrika is het dan voorjaar – doet Verster een stier bij de koeien. Elke stier heeft een groep van ongeveer 25 koeien. Na twee maanden

Op gras moeten de dieren kunnen overleven; bijvoeren doet Verster amper

V E E T E E LT

VX09_buitenlandrep.indd 55

ME I

2

2 0 1 3

55

27-05-13 11:06


B E D R I J F S R E P O RTA G E

maakt de stier plaats voor een andere stier. ‘Stel dat de eerste stier kampt met vruchtbaarheidsproblemen, dan kan de tweede stier alsnog de koeien drachtig maken.’ In maart wisselt Verster nogmaals van stier. Bij het jongvee is na die tijd 95 procent van de dieren drachtig en ook van de koeien wordt zo’n negentig procent opnieuw drachtig. ‘Het lastigst drachtig te krijgen zijn de vaarzen; daar haal ik ongeveer 75 procent.’ Veruit het grootste deel van de koeien wordt drachtig via natuurlijke dekking, maar het plan is om dit jaar 150 dieren te insemineren. Afgelopen jaar kwam het daar vanwege tijdgebrek niet van. ‘Het voordeel van insemineren is dat ik andere genetica kan gebruiken. De stieren die daaruit geboren worden, kan ik eventueel zelf drie tot vier jaar inzetten.’ De koeien gaan lang mee. ‘Gemiddeld geven ze acht tot twaalf kalveren. Mijn oudste koe is van 1998.’ Problemen met het gebit zijn naast vruchtbaarheid de belangrijkste afvoer-

reden. ‘Elk jaar check ik bij alle dieren het gebit. Hoe harder en stengeliger het gras, hoe sneller de tanden slijten.’

Windmolens pompen water op Beschimmelde ronde hooibalen liggen her en der verspreid over het erf. ‘Van binnen zijn ze nog mooi groen’, geeft Verster aan. ‘Ik bewaar ze als appeltje voor de dorst voor slechte tijden.’ Voor tijden van droogte bijvoorbeeld, want water is in Tweespruit schaars. Normaal gesproken valt er zo’n 600 tot 700 millimeter water per jaar, maar in 2012 bleef de teller steken op 370 millimeter. Naar stallen is het vergeefs zoeken. De koeien van Verster lopen het hele jaar in groepen in het veld. Dagelijks checken medewerkers van Verster te paard alle dieren. Ook controleren ze de watervoorziening. Vanwege gebrek aan elektriciteit gebruikt Verster windmolens die het water gemiddeld van vijftig tot zestig meter diepte oppompen. De veehouder start zijn pick-up om een

Vlak bij de boerderij ligt een groot regenreservoir

aantal groepen te laten zien. Al stuiterend rijdt Verster het veld in. Intussen wijst hij naar struisvogels en naar een steenbok die iets verderop een veilig heenkomen zoekt. Hij houdt stil bij een koppeltje tweejarige stieren, die loom om zich heen kijken. Verster bekijkt ze kritisch. ‘Later dit jaar verkoop ik er een aantal. Ik zie graag stieren met een mooie kop, dito wenkbrauwen en een brede bek. Dieren met een brede bek hebben veel minder happen gras nodig om zich vol te eten dan dieren met een smalle bek. Ook geef ik de voorkeur aan stieren met veel ruimte tussen de voorbenen en een scrotum met een omvang van minstens 39 centimeter.’

Jaarlijkse veiling Sinds 2011 organiseert de vleesveehouder jaarlijks in het voorjaar een veiling op zijn bedrijf, net voor het dekseizoen van start gaat. Dan verkoopt hij zo’n 200 vrouwelijke en 30 mannelijke dieren. ‘Mijn missie is om iedereen de mogelijkheid te geven om het beste fokmateriaal te kopen dat er is.’ Ook verkoopt hij stieren op nationale veilingen. ‘Het blijft lastig om te bepalen welke stieren ik zelf houd en welke ik verkoop. Maar ik zie het verkopen van stieren op nationale veilingen als mooie reclame voor mijn bedrijf. Zo hoop ik mensen naar m’n eigen veiling te lokken.’ Voordat Verster zijn stieren als ze drie jaar oud zijn verkoopt, heeft hij ze eerst al een seizoen op zijn eigen bedrijf dekdienst laten doen. ‘Zo weet ik wat ik verkoop. We weten hoe de vruchtbaarheid van de stier is en hoe zijn nakomelingen eruitzien.’ Bij zijn vrouwelijke dieren is Verster minder streng. ‘Zo’n vijf procent selecteer ik ertussenuit op het moment van spenen. Bijvoorbeeld omdat ze een tijgervel hebben of kleine, loszittende hoorns. Het is veel moeilijker om een goede stier te fokken dan een goede koe.’

Export naar Zuid-Amerika Verster hoopt dat het qua vermarkting niet blijft bij Zuid-Afrika alleen. Hij wil in de toekomst ook dieren afzetten in het buitenland; met dat doel zette hij recent een eigen website op. Al meerdere keren reisde de vleesveehouder naar andere landen waar brangusfokkers actief zijn. Hij was al eens op het World Brangus Congres in Australië en bezocht in 2012 ook Zuid-Amerika. ‘Zuid-Afrika kan vee exporteren naar Zuid-Amerika. Het zou mooi zijn als ik daar op termijn van kan profiteren.’ l

56

V E E T E E LT

VX09_buitenlandrep.indd 56

MEI

2

2013

27-05-13 11:05


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.