JA A RG A N G 30
N R.15
SEP TE MBE R 2
2013
I N D I T N U M M ER
S PE C I A L K A LV E R O P F O K
M A N A G EM EN T
FO KKERI J
Mechanisch ventileren vereist perfecte stal
Ook zuivelsector zet nu in op verhogen levensduur
Bl캐vende focus op productie brengt Sneekerfamilie succes
VX15_cover.indd 2
20-09-13 13:03
VA N
D E
R E D A C T I E
Jaap van der Knaap Gebrek aan economische cijfers voor levensduur Een attent roodbont kalf poseert voor de fotograaf. Foto: Harrie van Leeuwen
COLOFON Veeteelt is een uitgave van CRV BV en verschijnt tweemaal per maand, uitgezonderd januari, juni, juli en december.
redactie hoofdredacteur Jaap van der Knaap adjunct-hoofdredacteur Inge van Drie redactie Jorieke van Cappellen, Annelies Debergh, Guy Nantier, Florus Pellikaan, Ivonne Stienezen en Tijmen van Zessen fotografie Harrie van Leeuwen, Kristina Waterschoot bureauredactie Mirjam Braam (chef), Lieke van den Broek, Ingrid Sevenster, Rogier van der Weiden vormgeving André Fris, René Horsman, Esther Onida aan dit nummer werkten verder mee Alice Booij, Wichert Koopman, Reimer Strikwerda hoofd uitgeverij Rochus Kingmans
redactie-adres
O
p de 25 procent beste Nederlandse bedrijven voor levensduur worden de koeien ruim twee jaar ouder dan op de 25 procent minste bedrijven. En als deze koeien uiteindelijk worden afgevoerd, dan hebben ze ook nog eens 16.000 kg melk meer geproduceerd. De cijfers van het project Verlengen levensduur melkvee spreken voor zich. Je slaat dan ook al snel aan het hoofdrekenen bij het zien van de verschillen in levensduur op bedrijfsniveau. Zo moeten de opfokkosten van kalf tot vaars van grofweg 1200 euro bij de minder duurzame bedrijven twee jaar eerder terugverdiend worden. Dat is 600 euro per jaar, 50 euro per maand. Maar je loopt ook snel vast met eenvoudige hoofdrekensommen. Oudere koeien produceren weliswaar meer en gemakkelijker melk, maar er is een groter risico op stofwisselingsziekten en een hoger celgetal. Wat kost al die extra arbeid en die extra aandacht van de dierenarts? Met andere woorden, wat levert het nu eigenlijk op, die twee jaar ou-
dere koeien? Hoe veel hoger is het saldo van bedrijven met oudere koeien? LTO-voorman Toon van Hoof bepleit niet voor niets na het lezen van het rapport om nieuwe, praktische kengetallen te ontwikkelen die het begrip levensduur handvatten geven om er op bedrijfsniveau mee aan de slag te gaan. Een kengetal dat laat zien hoeveel euro een maand extra levensduur nu echt oplevert bijvoorbeeld. Maar Van Hoof waarschuwt ook dat de ambitie om de veestapel ouder te laten worden meer moet zijn dan alleen economie. Een sector die alleen maar cijfermatig met zijn dieren omgaat, zal vroeg of laat onbegrip oogsten vanuit de maatschappij. Volgens mij is met de publiekelijke discussies over weidegang en megastallen de bewustwording dat de burger steeds kritischer wordt, in de loop van de jaren wel ontwikkeld onder veehouders. Het wachten is daarom nu vooral op goed onderbouwde, economische kengetallen over levensduur.
Nederland: postbus 454, 6800 AL Arnhem, telefoon 026 38 98 800 fax 026 38 98 839 Vlaanderen: Van Thorenburghlaan 14, 9860 Oosterzele, tel. 09 363 92 11, fax 09 363 92 06 e-mail veeteelt@crv4all.com
abonnementsprijs/jaar Nederland en België € 66,30 overige landen € 125,35 In combinatie met abonnement op vakblad VeeteeltVlees € 10 korting. Prijzen excl. 6% btw. Abonnementen zijn gebaseerd op kalenderjaar en worden jaarlijks in februari gefactureerd. Opzegging is mogelijk per kwartaal. Bel voor opgave van een abonnement: Nederland: CRV-klantendienst (088 00 24 440) België: VRV-klantendienst (078 15 44 44) e-mail klantenservice.nl@crv4all.com
Opmerkelijk Glimlachen om liggende koeien Hoe langer een koe ligt, des te groter de kans dat ze opstaat. Maar als de koe eenmaal staat, is het moeilijk te voorspellen wanneer ze gaat liggen. Voor dit onderzoek ontving de Nederlandse onderzoeker Bert Tolkamp de Ig Nobelprijs, een vrolijke wetenschapsprijs voor onderzoek dat je eerst laat lachen en daarna aan het denken zet. Gelezen op www.improbable.com
advertentie-afdeling Jannet Fokkert, Willem Gemmink, Froukje Visser postbus 454, 6800 AL Arnhem telefoon 026 38 98 820 fax 026 38 98 824 e-mail advertenties@crv4all.com
illustraties/foto’s De foto’s zijn van de eigen fotodienst van Veeteelt. Uitzonderingen (voor zover niet op de foto aangegeven) zijn de foto’s van Eveline van Elk (8), Innoseeds (26) en Jacomien Jellema (38, 39, 40). Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Druk: Senefelder Misset Doetinchem ISSN 01.68-7565
V E E T E E LT
VX15_editorial.indd 7
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
7
24-09-13 15:45
V E E T E E LT V E N S T E R
Nico Bons op internationale jurylijst Nico Bons uit Ottoland heeft een plek op de Europese jurylijst veroverd. Op die lijst staan juryleden die voor het jureren op grote Europese keuringen in aanmerking komen. Bons dankt zijn plek aan een verdienstelijk optreden tijdens een internationale juryconferentie op het bedrijf van de familie De Groot in Herwijnen. Net als twee jaar geleden eindigde Bons bij die conferentie bij de beste elf deelnemers. Door het tonen van vormbehoud prijkt de De juryconferentie vond plaats op het bedrijf van de familie De Groot in Herwijnen
Zes bedrijven met meer dan 50 honderdtonners Wereldwijd zijn er zes bedrijven bekend die meer dan vijftig koeien over de grens van 100.000 kg melk brachten. Het tijdschrift Holstein International deed een oproep aan bedrijven met veel honderdtonners om zich te melden en kreeg inmiddels zes namen door. Jos en Ingrid Knoef uit Geesteren houden de Nederlandse eer hoog met 54 honderdtonners en in Duitsland meldt LLFG Iden dat het 57 honderdtonners gemolken heeft. In Italië passeerden op het bedrijf Zani meer dan 50 koeien de magische grens, vanuit de Verenigde Staten meldt Kellercrest Holsteins zich en vanuit Canada Summitholm. Koploper lijkt nog altijd het Britse bedrijf Sandisfarne op Isle of Man. Daar stond deze zomer de teller op 84 honderdtonners.
naam van Bons daarom komende jaren op de internationale lijst. Het Nederlands stamboek was dit jaar de gastheer van de conferentie en had daarvoor 42 dieren bijeengebracht in Herwijnen. De Europese stamboeken mochten elk twee deelnemers afvaardigen die via een onderlinge competitie de koeien op de juiste volgorde moesten zetten. Deelnemers die net als twee jaar geleden tot de beste elf juryleden behoren, worden toegevoegd aan de internationale jurylijst. Namens Nederland staan ook Jos Knoef en Jan Steegink op de lijst, vanuit Vlaanderen is dat Tjebbe Huybrechts.
Vaarzenexport naar dieptepunt Afgelopen boekjaar zijn er 15.979 exportcertificaten aangevraagd om Nederlandse runderen te exporteren. Dat zijn er 8000 minder dan vorig jaar en het totaal is zelfs maar een derde van het aantal aanvragen van twee jaar geleden. In 2010-2011 werden er bijna 43.000 exportcertificaten aangevraagd, zo blijkt uit de jaarcijfers van exportorganisatie Veepro Holland.
De export van drachtige vaarzen loopt stroef omdat veel landen de grenzen hebben gesloten voor Nederlands vee vanwege de uitbraken van blauwtong en het schmallenbergvirus. Zo was Rusland twee jaar geleden nog een grote afnemer met ruim 9000 vaarzen, maar gingen er afgelopen jaar nog geen 500 dieren naar Rusland. Roemenië was afgelopen jaar met 3648 aanvragen de grootste afnemer.
Vaarzenexport met 8000 stuks afgenomen
Dochtergroep Vaucluse in Hardenberg Op de Rundvee Vakdagen in Hardenberg toont Genes Diffusion voor het eerst een dochtergroep van Vaucluse. Van de Franse O Manzoon kalven momenteel volop fokstierdochters af. Genes Diffusion kan voor de dochtergroep putten uit een kleine 500 afgekalfde dochters in Nederland en Vlaanderen. In Hardenberg presenteert Genes Diffusion een groep van vijf of zes dochters. De Rundvee Vakdagen vinden plaats van 29 tot en met 31 oktober in de Evenementenhal in Hardenberg.
8
V E E T E E LT
VX15_veeteeltvenster.indd 8
SEPTEMBER
2
2013
24-09-13 16:28
Damiondochter Escale schrijft Space op naam Damiondochter Escale is op de Franse landbouwbeurs Space in Rennes verkozen tot algemeen kampioene. De pupil van maatschap Michard uit Le Cambout werd eerder op de dag kampioene bij de oudere koeien. Aan de overwinning van Escale zit een Nederlands tintje. Haar grootmoeder is gefokt door de inmiddels naar Nederland teruggekeerde emigrant Jakob de Jong. Hij verkocht de grootmoeder van Escale als kalf. Bij de senioren ging het reservelint naar Goldwyndochter Carmen. Zij hoort toe aan Ferme d’Autès van de familie Morand uit Criquiers. Aan de Space namen in totaal zo’n 180 dieren deel. De Canadese jury Mélanie Boulet, die geassisteerd werd door haar zus Johanna, koos in de middenklasse voor Sanchezdochter Echasse van maatschap Des Bords de Maine uit Saint André de la Marche. In haar voetsporen won Roydochter Twin Kia van maatschap Leclerc en Illy Holstein uit Juilley het zilver. De sterkste bij de vaarzen was CRE Grany (v. Mr Burns) van maatschap Crèze uit Quintin. Op de reservestek kwam Galys-Vray (v. Atwood) van Vray Holstein uit Guérande.
Talentzonen populair in Zwitserland Red-Flyer, Acme en Leonard waren in 2012 de meestgebruikte stieren in Zwitserland. De drie Talentzonen lieten elk meer dan 10.000 inseminaties noteren, zo meldt het Zwitserse stamboek. Koploper Red-Flyer kwam uit op 13.453 inseminaties. Op de vierde plek volgde Savard met ruim 6500 eerste inseminaties. Dat er veel roodbontstieren in de top staan, is niet verwonderlijk gezien het hoge aandeel inseminaties met roodbonten. Van alle inseminaties die Swissherdbook in 2012 registreerde, namen de roodbonte holsteins met zo’n 150.000 stuks een derde voor hun rekening. Ze zijn daarmee veruit het grootste ras binnen het Zwitserse stamboek. De simmentalers, fleckviehdieren en zwartbonte holsteins zijn elk goed voor iets meer dan twaalf procent van de inseminaties.
Forse verschillen tussen stieren in fokwaarde mastitisresistentie
Canada start met fokwaarde mastitisresistentie Tijdens de komende decemberdraai publiceert het Canadese rekencentrum voor het eerst fokwaarden voor mastitisresistentie. Voor het berekenen van de nieuwe fokwaarde maakt CDN onder meer gebruik van door veehouders aangeleverde gegevens over klinische mastitis. In 2007 startte in Canada een project waarbij veehouders op vrijwillige basis gegevens aanleveren over acht ziekten. Inmiddels werkt ongeveer veertig procent van de mprbedrijven daaraan mee. Het gaat behalve om klinische mastitis om onder meer baarmoederontsteking, melkziekte en lebmaagverdraaiing. De fokwaarde mastitisresistentie is de eerste fokwaarde die dit project oplevert.
Naast klinische mastitis maken ook celgetal, uierdiepte, vooruieraanhechting en conditiescore deel uit van de nieuwe fokwaarde. De erfelijkheidsgraad van mastitisresistentie is met vier procent relatief laag, maar tussen dochters van stieren bestaan wel grote verschillen. Van de tien stieren met de hoogste score voor mastitisresistentie krijgt gemiddeld 6,3 procent van de dochters mastitis. Voor de tien stieren met de laagste score ligt dat percentage op 22,0 procent. Met andere woorden: bij de slechtste stieren krijgt één op de vijf dieren mastitis, bij de beste stieren één op de vijftien. Het CDN publiceert de nieuwe fokwaarde voor holsteins, ayrshires en jerseys.
Hoog niveau bij veebeoordelen voor vrouwen De eerste wedstrijd veebeoordelen voor vrouwen kende een hoog niveau, met vier vrouwen die een negen scoorden bij de mondelinge toelichting van de koeien. Het programma had een iets ander verloop dan normaal en begon met uitleg van CRV-inspecteur Gert ten Have. De jury, bestaande uit Dianne Stokkers en Marian Ruesink, was erg tevreden
over de deelnemers. Ook de vrouwen die nooit eerder aan een wedstrijd veebeoordelen hadden deelgenomen – ongeveer de helft – presteerden volgens hen erg goed. Dorine Witting uit Ermelo scoorde goed in alle rondes en haalde een negen voor haar mondeling. Daarmee trok ze de eerste prijs naar zich toe. Lisa van Winkoop
uit Putten legde beslag op de tweede plek en Geraldine Haverkamp uit Leeuwarden eindigde op de derde plek. Jongeren Veeteelt Commissie Gelderland, de organisator van het evenement, vindt het evenement voor herhaling vatbaar, zeker vanwege het enthousiasme van de in totaal vijftien deelnemende vrouwen.
V E E T E E LT
VX15_veeteeltvenster.indd 9
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
9
24-09-13 16:28
H O O F D A RT I K E L
Ruim twee jaar verschil in levensduur van de koe tussen de 25 proc
Sectorbreed aan de sl Wat voor actie is er nodig om de levensduur van de Nederlandse melkkoe te vergroten? Onderzoekers werkten aan een stappenplan. De ideeën gaan van het ontwikkelen van betere kengetallen tot het geven van (financiële) prikkels om de levensduur te verhogen. tekst Jaap van der Knaap
E
r zijn diverse redenen te noemen waarom de levensduur van de Nederlandse koe omhoog zou moeten. Zo kunnen de opfokkosten over meerdere productiejaren worden verdeeld dankzij een hogere gemiddelde leeftijd. Bij een hogere levensduur is minder jongvee noodzakelijk en dat is gunstig voor het milieu en de mineralenwetgeving. Ook vanuit maatschappelijk oogpunt en voor het imago van de rundveesector is het werken aan een gezondere en daarmee duurzame melkkoe gewenst. Het is dan ook niet voor niets dat LTO Nederland twee jaar geleden de ambitie uitsprak in 2020 een gemiddelde leeftijd te hebben die twee jaar hoger is. Veeverbeteringsorganisatie CRV maakt er evenmin een geheim van dat ze nastreeft genetica te leveren waarmee koeien een jaar ouder kunnen worden.
Maar wat moet er gebeuren om de gemiddelde leeftijd te laten stijgen? En is het verhogen van de levensduur wel realistisch? Met die vragen ging de projectgroep ‘Verlengen levensduur melkvee’ aan de slag. De projectgroep kwam half september met een rapport en een stappenplan, geschreven in opdracht van de Duurzame Zuivelketen, een samenwerkingsverband tussen LTO Nederland en de Nederlandse Zuivelorganisatie NZO.
Te weinig kengetallen beschikbaar Met behulp van gegevens van CRV maakten de onderzoekers eerst een analyse van de beschikbare kengetallen (zie tabel 1). ‘Het goede nieuws is dat er tussen de veestapels veel variatie zit qua levensduur’, zo stelt Jelle Zijlstra, onderzoeker bedrijfsmanagement Wageningen UR Livestock Research en een van de leden van de projectgroep. Op de 25 procent bedrijven met de laagste levensduur lag de gemiddelde leeftijd op 4,9 jaar, op de 25 procent bedrijven met de hoogste levensduur was dat 7,1 jaar. ‘Dat is een verschil van 2,2 jaar. Dat grote verschil geeft aan dat het een deel van de bedrijven lukt om de koeien duidelijk ouder te laten worden dan het gemiddelde van 5,9 jaar’, aldus Zijlstra. Tabel 1 maakt duidelijk dat de hoge levensduur
Duurzame Zuivelketen wil werk maken van het verhogen van de levensduur van de Nederlandse melkveestapel
12
V E E T E E LT
VX15_hoofdverhaal.indd 12
SEPTEMBER
2
2013
23-09-13 17:06
e 25 procent slechtste en de 25 procent beste melkveebedrijven
de slag met levensduur wordt bereikt op bedrijven met een kleiner aantal koeien (71 tegenover gemiddeld 79), die niet de hoogste jaarproductie realiseren (8090 kg melk tegenover 8311 gemiddeld). ‘De exacte oorzaak van dit verschil vergt nader onderzoek. De specialisten die wij benaderden, hebben aangegeven dat voor alle bedrijven geldt dat een hoge werkdruk soms ten koste gaat van diergezondheid. Mogelijk speelt dit op grote bedrijven iets meer dan op kleine’, zo stelt Zijlstra. De minder hoge productie, de hogere afkalfleeftijd bij de vaarzen en de langere tussenkalftijd in tabel 1 geven volgens Zijlstra aan dat de bedrijven met een hogere levensduur meer geduld hebben met het vee. ‘De koeien hoeven er niet maximaal te presteren. Je ziet ook dat er wat langer gewacht wordt met insemineren.’ Zijlstra had graag meer inzicht gehad in wat nu echt de verschillen in levensduur veroorzaakt. ‘Zijn het bedrijven die veel weidegang toepassen? Hoe ziet de huisvesting eruit en belangrijker nog: wat zijn de uiteindelijke economische resultaten? Wat levert een maand langere levensduur op? We hebben nog onvoldoende kennis van kengetallen en maatregelen waarmee veehouders gericht op levensduur kunnen sturen’, aldus Zijlstra. De levensproductie bij afvoer bereikte een piek in
2008 en liep de laatste jaren langzaam terug naar ongeveer 30.000 kg melk. De uitbraak van blauwtong en het schmallenbergvirus en het sluiten van de grenzen voor Nederlandse exportvaarzen hebben negatieve gevolgen gehad voor de levensproductie. Vooruitkijkend zal het wegvallen van het melkquotum in 2015 volgens de onderzoekers geen invloed hebben op de levensduur. Bedrijven die groeien, zullen meer vaarzen laten afkalven. Daardoor zullen er tijdelijk extra jonge koeien zijn en worden er relatief meer jonge koeien afgevoerd. Aan de andere kant zal er zuiniger omgegaan worden met oudere koeien omdat iedere kilo melk direct geld oplevert. Dit leidt tot een hogere levensduur. De effecten van al deze factoren zorgen er uiteindelijk voor dat de gemiddelde leeftijd bij afvoer niet noemenswaardig zal veranderen.
Elke lactatie 20 procent afvoer De onderzoekers keken ook naar de redenen van afvoer en analyseerden daarvoor gegevens van 87.000 afgevoerde koeien vanuit het programma VeeManager van CRV. Het bekende drietal vruchtbaarheid (19%), celgetal/mastitis (18%) en benen en klauwen (15%) werden het vaakst genoemd als afvoerreden. Dat pleit er volgens de onderzoekers voor om te gaan werken aan programma’s die de diergezondheid kunnen verbeteren. Verrassender was de uitkomst dat na elke afkalving ongeveer 20 procent van de dieren niet meer startte met een volgende
V V EE EE TT EE EE LL TT SJ A E PN TUEAMR BI E 1R / 22 22 00 01 93
VX15_hoofdverhaal.indd 13
13
23-09-13 17:06
H O O F D A RT I K E L
lactatie. Van alle vaarzen startte 86 procent nog met een tweede lijst, terwijl van de tweedekalfskoeien 67 procent nog startte met een derde lijst (zie tabel 2). ‘Over het algemeen wordt aangenomen dat het vooral vaarzen zijn die vroegtijdig het bedrijf verlaten’, stelt Zijlstra. ‘Wij zagen dat het wel wat genuanceerder ligt.’ Een aantal veehouders (met hoge levensproducties bij afvoer), dierenartsen en veehouderijspecialisten werd voor het onderzoek benaderd om mee te denken over oplossingen om de levensduur te verhogen. Deze interviews zijn gebruikt om een routekaart, een stappenplan, te maken die de sector kan inzetten om de levensduur te verhogen. In het stappenplan stellen de onderzoekers voor om betere kengetallen te ontwikkelen die inzichtelijk maken wat levensduur daadwerkelijk oplevert. Ook het delen van kennis over diergezondheid en daarmee samenhangend de levensduur via studiegroepen kan veehouders stimuleren om aan de slag te gaan met levensduur. Duurzame Zuivelketen heeft inmiddels gemeld met deze twee adviezen aan de slag te willen gaan. Het voorstel van de onderzoekers om via (financiële) prikkels de veehouders te bewegen om de levensduur te verhogen, krijgt nog geen vervolg. ‘Je zou kunnen denken aan verplichte deelname aan cursussen die punten opleveren of extra melkgeld als bepaalde resultaten worden bereikt op het gebied van levensduur’, zegt Zijlstra.
Een jaar extra niet reëel Een ander advies in het stappenplan is dat de beleidsplannen beter op elkaar afgestemd moeten worden. ‘Regelgeving over een strenger antibioticabeleid kan ervoor zorgen dat koeien niet meer wor-
levensduur gemiddeld 0-25% (laagste) 25-50% aantal bedrijven levensduur (jaren) levensproductie (kg melk) lactatiedagen afkalvingen aantal koeien kg melk (rollend jaargemiddelde) percentage vaarzen celgetal afkalfleeftijd vaarzen (dagen) percentage non return 56 (dagen) interval afkalven 1e ins. (dagen) tussenkalftijd (dagen) beengebruik uier totaal exterieur
70.826 5,9 30.299 1156 3,6 79 8311 32,9 216 798 64 99,9 414 4,69 80,6 80,4
17.748 4,9 22.740 861 2,8 79 8453 36,6 209 789 63,4 97,9 410,3 4,62 80,6 80,4
17.679 5,5 27.970 1058 3,3 84 8392 33,9 213 795 63,7 98,8 412,5 4,75 80,6 80,4
50-75% 75-100% (hoogste) 17.731 6,1 31.948 1212 3,7 80 8308 31,9 217 799 64,1 100,2 414,7 4,68 80,6 80,4
17.668 7,1 38.569 1496 4,5 71 8090 29 227 808 64,8 102,9 418,4 4,70 80,6 80,3
Tabel 1 – Bedrijfsjaargemiddelden voor levensduur voor mpr-bedrijven van 2006 tot en met 2012, ingedeeld in percentages (bron: CRV)
1e lactatie
2e lactatie
3e lactatie
4e lactatie
5e lactatie
100 procent
86 procent
67 procent
45 procent
28 procent
Tabel 2 – Percentage melkkoeien dat een lactatie start in procenten van het aantal koeien dat is gestart in de eerste lactatie (bron: CRV)
den behandeld maar sneller worden afgevoerd. Daar waar het winst betekent voor het een, verlies je het bij het ander’, vertelt Zijlstra. Hoe reëel zijn de ambities eigenlijk om levensduur te verhogen? Zijlstra tempert de verwachtingen. ‘We hebben de ambities statistisch geanalyseerd. De gemiddelde leeftijd van de koeien op alle bedrijven in ons onderzoek was 5,9 jaar, met een standaardafwijking van 0,9 jaar. Dat betekent dat 95 procent van alle bedrijven een gemiddelde leeftijd had die tussen de 4,1 en 7,7 jaar lag. Het zou een prestatie van formaat zijn als binnen tien jaar de leeftijd van alle bedrijven met 180 dagen verlengd zou kunnen
worden. Het is prijzenswaardig dat de sector heel ambitieus inzet, maar het verhogen van de levensduur met een jaar, laat staan met twee, is in mijn ogen niet reëel binnen zeven jaar.’ Dat het verhogen van de levensduur iets is van de lange adem en afhankelijk is van veel factoren, wordt volgens Zijlstra ook duidelijk gemaakt in het rapport. ‘Het is een multifactorprobleem. Je kunt niet aan één knop draaien en dan verwachten dat het is opgelost, er zijn veel factoren die de levensduur uiteindelijk bepalen. Dat de Duurzame Zuivelketen er voor heeft gekozen om de focus te leggen bij het verbeteren van het management lijkt me een eerste goede stap.’ l
Toon van Hoof: ‘Financiële prikkel via melkprijs echt niet nodig’ ‘We moeten op zoek naar nieuwe kengetallen die inzichtelijk maken wat een hogere levensduur economisch daadwerkelijk oplevert. Wanneer je dat aan de veehouder kunt laten zien, dan is een financiële prikkel om de levensduur te verhogen, bijvoorbeeld via een hogere melkprijs, echt niet nodig.’ Het is een reactie van Toon van Hoof, portefeuillehouder rundveehouderij en diergezondheid bij LTO op het projectrapport van ‘Verlengen levensduur melkvee’. Van Hoof is ook lid van de Duurzame Zuivelketen en vindt niet dat het nastreven van een hogere levensduur ‘voor de
14
V E E T E E LT
VX15_hoofdverhaal.indd 14
SEPTEMBER
2
muziek uitlopen’ betekent. ‘We moeten dit thema als sector oppakken. De
rundveesector heeft een goed imago, maar er zijn al wat speldenprikken uitgedeeld door dierenrechtenorganisaties dat ook de rundveehouderij moet blijven werken aan dierwelzijn en diergezondheid. Het verhogen van de levensduur hoort daarbij.’ ‘We moeten wel oppassen dat we niet alleen het economische belang hiervan naar voren brengen, anders gaat het tegen je werken’, zegt Van Hoof. ‘Maar dat is het mooie van het verhogen van levensduur: zowel de sector als de consument streven hetzelfde doel na.’
2013
23-09-13 17:06
E V E N
G E E N
B O E R
In de rubriek Even geen boer laat Veeteelt melkveehouders aan het woord die hun erf verlaten om op een andere manier actief te zijn in de maatschappij. In deze editie: commissielid rommelmarkt Leeftijd: 23 Naam: Martijn Harmelink Aantal koeien: 125 Diepenveen Woonplaats:
Martijn Harmelink: ‘Mensen stromen massaal binnen als de hekken opengaan’
Spullen slijten voor goed doel tekst Jorieke van Cappellen
F
ietsen, elektrische apparaten, tuingereedschap en antiek. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is wel te vinden op de jaarlijkse rommelmarkt in het Overijsselse Diepenveen. Melkveehouder en mede-organisator Martijn Harmelink kijkt met een goed gevoel terug op de jongste editie. ‘Om 9.00 uur ’s ochtends stonden de mensen al voor het hek. Het is altijd een mooi gezicht hoe ze massaal binnenstromen als we de hekken openmaken.’ De Diepenveense rommelmarkt trekt jaarlijks honderden bezoekers. Van nieuwsgierige mensen die even snel naar binnen wippen, tot fervente ‘rommelmarktsnuffelaars’, op zoek naar bijzondere spullen. ‘Mijn vader en oom en andere vrijwilligers gingen met trekkers en wagens een week voor de rommelmarkt langs de mensen in het dorp en omgeving om spullen op te halen.’ Inmiddels is Martijn zelf drie jaar lid van de rommelmarktcommissie. Dat hij de jongste is, vindt hij geen nadeel. ‘Ik heb bijvoorbeeld het initiatief genomen voor een Facebook-pagina.’ De commissie coördineert gezamenlijk de routes voor het verzamelen van spullen. ‘Zelf rijd ik ook een vaste route.’ De spullen worden gesorteerd bij een ex-melkveehouder en gaan dan naar de sporthal in het dorp voor de rommelmarkt. ‘De meer waardevolle of antieke spullen bewaren we voor de veiling.’ Er helpen meer dan honderd vrijwilligers bij de inzameling en verkoop. Ook Martijn ontpopt zich op de rommelmarkt als verkoper. ‘Je bepaalt zelf wat iets ongeveer waard is. Ook hielp ik dit jaar mee met de veiling door spullen aan het publiek te tonen. Erg leuk werk.’ De opbrengst van de rommelmarkt gaat naar verenigingen, scholen en sociale voorzieningen in Diepenveen. ‘Jaarlijks kunnen we een bedrag van 17.500 euro onder de verschillende doelen verdelen. Het geeft een goed gevoel om hieraan bij te dragen.’ Rondom de rommelmarkt is Martijn even minder in de stal te vinden. ‘Mijn ouders, met wie ik in maatschap zit, vangen dan wat meer werk op. Ook zij doen veel voor de rommelmarkt. Het is een kwestie van goede afspraken met elkaar maken.’ De rommelmarkt is ook een sociaal gebeuren. ‘Je spreekt mensen die je normaal nooit spreekt. Ik ben er graag bij als er iets wordt georganiseerd. Het boerenwerk is prachtig, maar altijd op je eigen erf zitten is voor mij te eentonig.’ Dit jaar vierde de rommelmarkt van Diepenveen het veertigjarig jubileum. ‘Zelfs de burgemeester kwam ons als vrijwilligers even toespreken’, blikt Martijn terug. ‘Het is mooi als je waardering terugkrijgt voor je inzet.’
V E E T E E LT
VX15_even geen boer.indd 17
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
17
23-09-13 12:57
B E D R I J F S R E P O RTA G E
Met nieuwe stal, vier robots en een medewerker melken Anje en Piet Grin 200 koeien
Meer koeien, minder werk
‘W
aarom investeren jullie nog zo fors en gaan jullie meer koeien melken?’ Anje (54) en Piet (55) Grin kregen deze vraag de afgelopen tijd vaak gesteld. ‘Zo vaak dat ik het gevoel had dat we ons moesten verantwoorden’, vertelt Anje. ‘We zijn gewoon nog te jong om te stoppen en beleven nog veel plezier aan de koeien.’ Bovendien hebben ze met de bouw van hun nieuwe stal voor 300 melkkoeien een investering in de toekomst gedaan, geeft Piet aan. ‘Als we het bedrijf ooit zouden willen verkopen, heeft het natuurlijk veel meer waarde wanneer het helemaal bij de tijd is.’ Dat ze nog geen opvolger hebben, speelde in de overweging van het echtpaar om te investeren in hun bedrijf geen rol. Van hun vijf kinderen zou misschien de jongste van twaalf jaar interesse hebben. ‘Maar daar zijn we helemaal niet mee bezig’, zegt Anje. ‘Ze moet lekker zelf weten wat ze doet. We doen het voor onszelf.’ Piet geeft aan dat ze tijdens hun carrière als melkveehouder ook serieus overwogen hebben om te gaan emigreren. ‘We zijn telkens op zoek naar uitdagingen. Deze nieuwe stal was er zo één.’
Oude stal met problemen
Piet en Anje Grin uit Biddinghuizen werken sinds een jaar in hun nieuwe stal. ‘Het was voor ons stoppen, minder koeien melken of nieuw bouwen met meer arbeidsgemak.’ Automatisch melken, een medewerker en sensoren zorgen ervoor dat ze plezierig boeren. ‘In onze oude stal met 120 koeien waren we crisismanagers, nu halen we ons pensioen met gemak.’ tekst Alice Booij
20
V E E T E E LT
VX15_bedrijfsrep Grin.indd 20
videoimpressie www.veeteelt.nl
SEPTEMBER
2
Het nieuwe gebouw dat Piet en Anje in november 2012 in gebruik namen, is opgezet voor optimaal arbeidsgemak en koecomfort. ‘In onze oude stal, gebouwd in 1974, molken we 120 koeien met twee robots, maar het liep niet goed, het was te bewerkelijk en de huisvesting was verouderd’, herinnert Piet zich. ‘Het punt was vooral dat de stal niet meer geschikt was voor het formaat koeien dat we hebben. Te krappe ruimtes zorgden voor klauw- en beenproblemen, waardoor het bezoek aan de robot te wensen overliet. Daarbij hadden we het rantsoen niet goed voor elkaar en zo kwamen we in een negatieve spiraal terecht. We brandden de koeien op.’ Anje vult hem aan: ‘We waren meer crisismanagers.’ Toen ze beiden rond de vijftig jaar waren, vroegen ze zich serieus af hoe ze verder zouden gaan boeren. ‘Stoppen is ter sprake geweest’, geeft Piet aan. ‘Maar daarvoor vonden we onszelf nog te jong en we hadden echt nog wel zin om koeien te melken.’ Ook het verkleinen van de veestapel was een optie. ‘Zodat we het gemakkelijker zouden krijgen.’ Maar dan zouden ze blijven werken in oude gebouwen die veel onderhoud zouden vragen en simpelweg niet meer pasten bij hun true type, een grote holsteinkoe. Uiteindelijk zocht het stel de aanval. Ze maakten een plan voor het uitbreiden van de veestapel, het bouwen van een
2013
24-09-13 13:35
derwets” gaan melken,’ aldus de veehouder, ‘maar naarmate de plannen vorderden, zijn we toch weer bij de robot uitgekomen, ja hetzelfde merk. Het geeft zoveel flexibiliteit in arbeid. Dat wilden we niet meer missen. Bovendien hadden we vertrouwen in de verbeterde techniek en geleerd van de problemen uit de oude stal.’ Piet en Anje Grin De Kolhorner-fokkers melken sinds een jaar in een nieuwe stal met vier melkrobots. Het bedrijf is gegroeid naar 200 melkkoeien, met de mogelijkheid tot verder opschalen.
Bsk vijf punten gestegen
Biddinghuizen
200 11.157 4,01 3,42 100 hectare, waarvan 20 hectare natuurland Aantal tientonners: 5 Aantal honderdtonners: 12 Aantal koeien: Rollend jaargem.: Hoeveelheid land:
nieuwe stal en het aantrekken van een fulltime medewerker. ‘Uiteindelijk sprak ons dat het meest aan en financieel was het ook een betere optie.’ Piet had al snel zijn droomstal op papier. ‘In eerste instantie wilden we weer “ou-
De nieuwbouw werd tegen de oude stal aangebouwd die na een grondige renovatie dienstdoet als huisvesting voor jongvee en de droge koeien. De seperatieruimte en de ingestrooide ziekenbox staan in directe verbinding met de oude stal zodat het ‘verkeer’ van droge en pas gekalfde koeien gemakkelijk gaat. De vier robots staan daarvóór en erachter volgt een 0+6+0-rijige stal. ‘Ik had niet gedacht dat ruimte zo positief voor de koeien werkt’, vertelt Piet en laat de laatste mpr-controle zien. Vanaf het moment dat de koeien de nieuwe stal betraden, steeg de bsk van zo’n 45 dik over de 50. ‘Goede koeien kunnen zich meer ontplooien en de uitval ligt met 10 procent laag. We hebben vorig jaar zestig vaarzen erbij gekocht, daarvan lopen er nog 57.’
Het heeft alles te maken met de prima omstandigheden in de stal, die voorzien is van een dichte, geprofileerde vloer. ‘Vanwege die vloer kunnen jullie de stal honderd procent afschrijven’, beargumenteerde de accountant. ‘Klauwproblemen hebben we met deze vloer amper meer’, geeft Piet aan. Daarnaast is ook het ligbed van de koeien dik in orde. De diepstrooiselboxen zijn gevuld met dikke fractie die achter in de stal door de mestscheider gemaakt wordt. ‘Het betekent twee meter achteruitrijden, twee meter vooruit en dan rijden we zo de stal in’, vertelt Piet over het grote voordeel van de mestverwerking dicht bij de stal. ‘Zo heb je geen geknoei over het erf.’ De driehoekboxen met gekartelde schoftboom zorgen ervoor dat de koeien recht in de boxen gaan liggen en toch bewegingsvrijheid hebben. ‘Het enige nadeel van de driehoekboxen is dat er tussen de poten “ruggen” ontstaan van de gedroogde mest. Die moeten we eens per week lostrekken.’ Zwaar werk is dat niet, geeft Piet aan. De mest is door de grote ventilatie in de stal heel erg droog. Beide zijkanten van de stal zijn helemaal open en de dakgoothoogte van 4 meter stijgt naar 12 meter in de nok. Bij slecht weer kunnen de veehouders de stal bo-
De hoeveelheid ruimte per koe werkt positief op de productie en gezondheid
V E E T E E LT
VX15_bedrijfsrep Grin.indd 21
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
21
24-09-13 13:34
B E D R I J F S R E P O RTA G E
Wargo Super Maree (v. Superstition), een voorbeeldvaars voor de melkrobot
ven het voerhek dichtmaken met zeil. ‘Zo houden we bewegingsvrijheid met de machines bij het overstek van 4 meter’, vertelt Piet. ‘Aan de andere kant van de stal groeit een elzenhaag om het slechte weer, zoals regen en veel wind, op een natuurlijke manier tegen te houden.’ De gezondheid van de koeien uit zich ook in een geometrisch tankcelgetal van 140.000 cellen per milliliter, een goede uitgangspositie om selectief droog te zetten? ‘Dat hebben we in de oude stal wel geprobeerd, maar dat was geen succes’, vertelt Piet. ‘Het is vreselijk als een koe uierontsteking in de droogstand krijgt; voor die paar euro’s zet ik liever droog met antibiotica.’
Bijzondere koefamilies Met de komst van de nieuwe stal zijn Anje en Piet zich ook weer meer gaan bezighouden met de fokkerij. Het Kolhorner-prefix heeft in het verleden bekendheid gekregen met de Fronafamilie, die stieren als Kolhorner Elvis en Archie leverde. ‘Ze doen het nog steeds goed in de stal, maar de genomische merkers van de koefamilie zijn niet hoog genoeg om foktechnisch interessant te zijn.’ Daarom kocht het stel dieren aan die de ki-interesse weer terugbrachten, zoals de roodbonte Danice, een hoornloze dochter van Lawn Boy uit Debutant Rae. Ook loopt er met Man O Mandochter Firefly familie van de stier Cricket in de stal. Piet en Anje wijzen vervolgens naar
22
V E E T E E LT
VX15_bedrijfsrep Grin.indd 22
SEPTEMBER
2
een Snowmandochter uit Giessen Cinderella 22 (v. Bolton) en Mercedes, een Guthriedochter uit de familie van Barbie. Beide worden als pink al veelvuldig gespoeld. ‘Naast het verkopen van embryo’s en stieren willen we zo ook de kwaliteit van de veestapel verbeteren door in het ondereind embryo’s in te zetten,’ vertelt Piet, die ongeveer de helft van zijn koeien insemineert met fokstieren: ‘Woudhoeve Impuls onder andere, daar melken we goede vaarzen van.’ De andere helft zijn genoomstieren. ‘Dat zijn vooral zonen van Snowman. De praktijk laat zien dat we vertrouwen in genomics kunnen hebben, alhoewel er altijd spreiding is en het sperma van deze stieren eigenlijk te duur is. Het blijven tenslotte proefstieren.’ De Grins fokken op koeien met maat en capaciteit. ‘We zijn op zoek naar een ruime koe, die 60 liter melk productie met haar lijf en uier kan waarmaken.’ Voor de tochtdetectie roemen ze de activiteitsmeting. ‘Bij deze omvang kun je niet meer zonder. We insemineren er blind op.’ Een van de jongste talenten die Piet en Anje speciaal aanwijzen, is Wargo Super Maree, een pas gekalfde Superstitiondochter uit Wargo-Acres Bolton Maree. ‘Die Boltonkoe hebben we zelf in Amerika gezien, indrukwekkend. Ze kalfde voor de eerste keer op een jaar en acht maanden, haar volle zuster kalfde op een jaar en zeven maanden, ze gaven als vaars dik 40 liter melk en groeiden ook
nog uit tot excellente koeien. Dat soort koeien willen wij ook’, vertelt Piet, die drie Superstitionvaarskalveren kreeg. Maree is daarvan de eerste melkgevende en voorspeld is op 9500 kg melk met 3,95% vet en 3,45% eiwit. ‘Je ziet aan haar uier niet dat ze 42 tot 43 kilo melk per dag geeft, daar houden we van’, vertelt Piet, die eraan toevoegt dat Maree ook nog eens een ideale robotkoe is. ‘Je helpt ze na het kalven twee keer in de robot en daarna zie je ze nooit meer.’ ‘Goede koeien zijn voor ons onzichtbare koeien’, vult Anje aan.
Meer oog voor gedrag Vanuit het kantoor boven de robots zijn alle koeien in de stal prachtig te zien. ‘We zitten hier regelmatig te kijken’, vertelt Anje. ‘Hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet.’ Ze wijst op een koe die in de krachtvoerbox staat. ‘In de box staat een koe iets hoger, ze kijkt van daaruit naar de robot en als die leeg is, neemt ze een sprintje ernaartoe.’ Anje heeft het nog niet gezegd of een koe laat precies zien wat ze bedoelt. ‘Twee koeien hebben we vandaag moeten ophalen voor de robot, meer niet’, merkt Piet op. ‘En kijk daar links, daar staat de vaarzengroep. Vaarzen staan altijd met tussenruimte aan het voerhek, bij de koeien zie je juist dat ze aan het voerhek dicht tegen elkaar aan staan.’ Anja vult hem aan: ‘We zien gedrag dat we anders nooit zagen. We hadden er te weinig oog voor of misschien ook gewoon te weinig tijd.’ l
2013
24-09-13 13:35
GESPONSORDE SERIE RUWVOERMANAGEMENT
De melkproductie in Nederland zal na 2015 stapje voor stapje toenemen. Daarvoor is meer voer nodig van goede kwaliteit. Het aantal hectares dat beschikbaar is voor ruwvoerproductie, neemt waarschijnlijk niet toe. Het wordt een uitdaging om meer voer van eigen land te halen. In samenwerking met Innoseeds belicht Veeteelt in een serie de mogelijkheden om dit te realiseren. Deel 1: Meer voer telen Deel 2: Strategisch voer telen Deel 3: Consequent doorzaaien
H
et scheuren van grasland staat ter discussie. Om uitspoeling van mineralen te voorkomen is op zandgronden de periode om gras te mogen vernietigen beperkt tot het voorjaar. De Europese Unie houdt in het kader van het klimaatbeleid het areaal blijvend grasland bovendien scherp in de gaten. Tot voor kort leek een instandhoudingsverplichting van permanent grasland onderdeel uit te gaan maken van de vergroeningseisen in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Volgens Klaas Johan Osinga, beleidsmedewerker van LTO en nauw betrokken bij de besluitvorming in Brussel, is deze maatregel hoogstwaarschijnlijk van tafel. ‘Individuele lidstaten krijgen de ruimte om het areaal blijvend grasland op nationaal niveau te monitoren’, vertelt hij. ‘Zolang het aantal hectares in 2015 meer dan 95 procent van het areaal in het jaar 2012 blijft, zijn geen extra maatregelen nodig.’ Osinga houdt nog wel een slag om de arm omdat de beleidsvoornemens nog moeten worden vertaald in uitvoeringsregelingen. Permanent grasland wordt overigens gedefinieerd als grond die in de gecombineerde opgave vijf jaar achter elkaar is opgegeven als blijvend grasland. ‘De jongste voorstellen betekenen voor de melkveehouderij een aanzienlijke versoepeling van de vergroeningseisen’, zegt Osinga. ‘Maar het betekent ook dat we wel zuinig moeten zijn op blijvend grasland. Anders kan Brussel Nederland alsnog verplichten maatregelen te nemen.’
Voor ruim 70 euro facelift Los van wettelijke beperkingen is het volgens Wim van de Geest van bureau K&G Advies sowieso nog maar de vraag of scheuren en opnieuw inzaaien altijd de beste manier is om grasland te verbeteren. ‘Verliezen van organische stof en mineralen gaan natuurlijk ook ten koste van de vruchtbaarheid van de bodem. Grondbewerking en herinzaai zijn bovendien duur en omdat je op zandgrond
26
V E E T E E LT
VX15_Innoseeds3.indd 26
SEPTEMBER
2
Regelmatig doorzaaien houdt opbrengst en kwaliteit van grasmat op peil
Beurt voor blijvend grasland Een jaarlijkse doorzaaibeurt voor blijvend grasland zal, zo voorspellen adviseurs, standaard deel gaan uitmaken van het graslandmanagement. Wetgeving beperkt de mogelijkheden van herinzaai, nieuwe machines maken het mogelijk om met een hoge capaciteit regelmatig nieuw graszaad in een oude zode te brengen. alleen nog in het voorjaar grasland mag vernietigen, mis je de eerste snede en is de onkruiddruk vaak hoog. Daarnaast heb je bij herinzaai slechts af en toe profijt van de genetische vooruitgang in de graszaadveredeling die voor opbrengst bijvoorbeeld toch een half procent per jaar bedraagt. Regelmatig doorzaaien zou wel eens een goed alternatief kunnen zijn om grasland te verbeteren. Daarmee geef je de zode steeds een nieuwe impuls.’ De redenering van de adviseur wordt ondersteund door vijfjarig onderzoek in Duitsland waarin structureel doorzaaien ten opzichte van nietsdoen de drogestofopbrengst per hectare verhoogde met ruim 15 procent en de voederwaarde met bijna 5 procent. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in tabel 1. Doorzaaien zou volgens Van de Geest goed gecombineerd kunnen worden met verzorging van het grasland door middel van wiedeggen, slepen of rollen. Zo vraagt het geen extra bewerking. Verschillende fabrikanten hebben hiervoor inmiddels machines ontwikkeld met royale werkbreedtes. Waren loonwerkers in het verleden blij als ze twee hectare per uur konden doorzaaien, met de nieuwe machines is een capaciteit van vijf hectare per uur goed haalbaar. ‘Dat scheelt natuurlijk aanzienlijk in de kosten en daarmee wordt doorzaaien bedrijfseconomisch een interessante maatregel’, verwacht Van de Geest. ‘Als je circa tien kilo graszaad zaait, geef je voor ruim 70 euro per hectare oud grasland een facelift. Dat is een heel ander
ds-opbrengst kwaliteit grasbestand per ha (relatief) (vem/kg ds relatief) geen doorzaai doorzaai
84,5 100
95,3 100
Tabel 1 – Langdurig doorzaaionderzoek in Duitsland (LWK Niedersachsen 2004-2008)
kostenplaatje dan volledig nieuw inzaaien, terwijl de resultaten op de langere termijn gelijk zijn.’
Markt voor loonwerkers K&G advies is de afgelopen jaren intensief betrokken geweest bij projecten rondom doorzaaien. Zo begeleidt Van de Geest sinds het najaar van 2012 het praktijknetwerk ‘Van graslandvernieuwing naar graslandverjonging’. Zestig veehouders verspreid door het land doen op hun eigen bedrijven ervaring op met verschillende methoden van doorzaaien. Daarnaast zijn op de kenniscentra De Marke in Hengelo en Dairy Campus in Leeuwarden proefvelden aangelegd waarop opbrengstmetingen worden uitgevoerd. ‘De denkwijze achter regelmatig doorzaaien is voor veel veehouders nieuw, maar begint wel te leven’, merkt Van de Geest. ‘Ik verwacht dat op steeds meer bedrijven een jaarlijkse onderhoudsbeurt een standaard onderdeel wordt van het graslandmanagement. Speciaal gecoat graszaad om door te zaaien was dit voorjaar bijvoorbeeld helemaal uitverkocht. En we zien steeds meer loonwerkers investeren in machines om met een hoge capaciteit te kunnen werken.’
2013
23-09-13 14:05
ontkiemde planten (aantal/m2)
DE VISIE VAN
6 april
140
13 april
120 100 80 60 40 20 0
eggen, normaal zaad
eggen, iSeedgraszaad
schijvenmachine (type Vredo), normaal zaad
schijvenmachine (type Vredo), iSeed-graszaad
Figuur 1 – Resultaten doorzaaien proef 2012 (eggen zonder aanrollen)
FRANS VERSTEEGEN, ACCOUNTMANAGER VOEDERGEWASSEN
Beter doorzaaien met iSeed
Regelmatig doorzaaien voorkomt onkruid op open plekken Tien kilo zaad per hectare geeft oud grasland een facelift
Doorzaaien werd tot voor kort gezien als noodmaatregel. Na een strenge winter of droge zomer kwam de doorzaaimachine uit de schuur om een open zode te herstellen. Wij zien de laatste jaren een ontwikkeling waarbij de techniek van doorzaaien preventief wordt ingezet. Door het aanleggen van een kleine voorraad graszaad in de bodem worden open plekken die in het grasland ontstaan, opgevuld met goede grassen in plaats van onkruiden of slechte grassen. De manier van denken is overgewaaid uit Duitsland waar doorzaaien al veel meer wordt toegepast. Sommige Duitse boeren brengen zelfs meerdere keren per jaar ongeveer 5 kilo nieuw graszaad in de bodem. Wij denken dat onder Nederlandse omstandigheden één keer per jaar voldoende is. Het resultaat van doorzaaien wordt sterk bepaald door de omstandigheden. De slagingskans is het hoogst in de nazomer bij voldoende vocht en een warme bodem. De groei van de oude zode is dan vaak niet meer zo sterk en dat vergroot de concurrentiekracht van het nieuwe gras. Andere mogelijke momenten om door te zaaien zijn: vroeg in het voorjaar of na een zware eerste snede. Wij adviseren een mengsel van diploïde en tetraploïd Engels raaigras (TetraMax Gold iSeed). De tetra’s kiemen sneller en hebben een betere beginontwikkeling. De diploïden vormen een dichtere zode. In een jonge zode volstaat 25 tot 30 kilo gewoon graszaad en 35 tot 45 kilo iSeed-graszaad voor een goed resultaat. Voor een oudere zode gaan wij uit van respectievelijk 25 tot 30 en 40 tot 50 kilo per hectare. Het gebruik van het door ons ontwikkelde iSeed, graszaad dat is gecoat met stikstof- en fosfaatmeststoffen, vergroot de slagingskans van doorzaaien, zo blijkt uit onderzoek dat we in 2010 hebben uitgevoerd. De resultaten hiervan staan weergegeven in figuur 1. iSeed is zwaarder en heeft een beter contact met de grond, waardoor meer zaad ontkiemt. Doordat het jonge kiemplantje direct over voedingsstoffen beschikt, ontwikkelt het zich sneller en kan het beter concurreren met de oude grasmat.
V E E T E E LT
VX15_Innoseeds3.indd 27
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
27
23-09-13 14:06
K E U R I N G
Lucrativedochter van Freek Bongers zegeviert op Midsummer Dairy Show
Hoofdrol voor Connie 70 Na drie edities van de Midsummer Dairy Show weten zwart- en roodbontfokkers de weg naar Schijndel goed te vinden. Spijtig was dat de mrij-keuring door te weinig deelname niet doorging. tekst Inge van Drie
M
video-impressie www.veeteelt.nl
et een grote glimlach op zijn gezicht zal Freek Bongers terugdenken aan de derde Midsummer Dairy Show. De melkveehouder uit Egchel veroverde in Schijndel maar liefst drie titels met één koe: Dijkstar Connie 70. De spierwitte, charmante Lucrativedochter etaleerde een melktypisch skelet met sterk beenwerk. Dat resulteerde in de titel in de middenklasse, het algemeen kampioenschap roodbont en als klap op de vuurpijl: de titel Miss Midsummer Dairy Show, ofwel de publiekstitel. Connie 70, die op de eerste editie van de avondkeuring de vaarzentitel opstreek, kreeg in de middenklasse de meeste tegenstand van Moerhoeve Marina 238 (v. Classic) van John van der Aa uit Sint-Michielsgestel. Eerder dit jaar troffen de twee elkaar in Asten-Heusden. Daar won Marina, een voorbeeldkoe qua frame met een diepe middenhand en een breed kruis. Nu waren de rollen omgedraaid. Vanwege betere benen en een hogere achteruier kwam Connie 70 op kop, met Marina in haar kielzog. Een van de grootste inzenders in Schijndel was de familie Hermanussen. De fokkers uit Beers oogstten bij de vaarzen succes met Barendonk Wilma 273. De oudmelkse Jotandochter veroverde dankzij haar lange lijf met mooie overgangen en de hoog en breed aangehechte uier de vaarzentitel. In frame was reservekampioene Jipsing Bontje 139 ook niet te versmaden. De Zabingdochter van de familie Engelen uit Grashoek toonde veel show, openheid en kracht, maar legde het in beenwerk af tegen Wilma. Net als in 2012 bezetten drie dochters van Classic het podium bij de senioren. Stina 34 viel voor het eerst in Schijndel buiten de prijzen. Ondanks haar imponerende frame moest de koe van Stef Goossens uit Beers voorrang verlenen aan de sterker stappende en vaster geuierde Daatje van de familie Simons uit
Vught. En de titel? Die was opnieuw voor Barendonk Holstein. De pas gekalfde Barendonk Emma 192 gaf met haar ruim ontwikkelde lijf met mooie overgangen haar tegenstanders het nakijken.
Nieuwe deelnemers Vanwege te weinig aanmeldingen ging de mrij-keuring dit jaar niet door. De zwartbontkeuring kende juist een aantal nieuwe deelnemers, zoals Henk, Gerrie en Mark van Wichen uit Maasbommel. Hun eerste optreden in Schijndel sloten ze succesvol af; ze keerden huiswaarts met de vaarzentitel. Die kwam op het conto van Molenkamp Grietje 107. Dankzij haar sterk opgehangen, hoge achteruier rekende de harmonisch gebouwde Destrydochter af met de jonge Moerhoeve Marina 290. De lastig voor te brengen Feverdochter van John van der Aa combineerde macht en stijl met vrouwelijkheid. De West-Brabantse fokkers Bart en Lars van Loenhout uit Prinsenbeek traden aan met Guurtje 255. Haar gevorderde lactatiestadium verhinderde niet dat de fraai uitgediepte Goldwyndochter met haar sterke beenwerk de titel bij de senioren opeiste. Ook Naomi 943 van Vreba Melkvee uit Vredepeel gooide hoge ogen met haar melktypische lijf en prima melkklier. Maar de Stormaticdochter legde het af tegen de algemeen kampioene van 2012, Grashoek Nordika 5. De zes keer gekalfde, sterk stappende Colombodochter van de familie Engelen sleepte de reservetitel in de wacht met dank aan haar lange lijf en dito uier. Voor de familie Van Loenhout was de koek nog niet op. Met Wekken Hooglaar Jenny, in eigendom met Cees van der Wekken, schreven ze de titel in de middenklasse én het algemeen kampioenschap op hun naam. De Goldwyndochter uit de Canadese showkoe Valleyville Lheros Jenn was in vorm. Met haar foutloze, melktypische frame en sterke uier eigen-
M. Grietje 107 (v. Destry), kampioene vaarzen Prod.: 2.00 212 7064 3,96 3,01 lw 112 l.l.
W. Hooglaar Jenny (v. Goldwyn), alg. kamp. Prod.: 3.00 326 10.281 4,95 3,97 lw 102
D. Connie 70 (v. Lucrative), alg. kampioene Prod.: 3.03 287 8581 5,08 3,69 lw 105
de ze zich eenvoudig de titel toe. Ze kreeg op het podium gezelschap van de fraai geuierde reservekampioene HBC Sanchez Tripoli 6, een Sanchezdochter van Mulders Agro uit Heerle. l
V E E T E E LT
VX15_midsummer show.indd 29
S E P T E MB E R
2
2 0 1 3
29
23-09-13 14:02
D I E R R E P O RTA G E
Succes voor Newhouse Sneekers dankzij blijvende focus op productie
Sneekers stomen op De genen van de Newhouse Sneekerfamilie van Jan en Pauline Nieuwenhuizen verspreiden zich momenteel in snel tempo. Na het succes van Sneeky en Ricky, is het nu de beurt aan Banker en Gofast. En bij de genoomstieren zijn Skyfall en Clever al uit de startblokken. Sneeker 247 speelt een hoofdrol binnen de familie. tekst Inge van Drie
Jan Nieuwenhuizen: ‘Ik gebruik bij voorkeur stieren met een Inet van minstens 300’
N
egen jaar is ze inmiddels en haar levensproductie reikt tot bijna 90.000 kg melk met 4,41% vet en 3,58% eiwit. Toch vertoont het krachtige lijf van Newhouse Sneeker 247 nog geen spoortje van slijtage. Nog geen maand geleden krikte ze haar exterieurscore op tot 89 punten. ‘Met 89 punten voor de benen’, verduidelijkt haar fokker Jan Nieuwenhuizen. ‘Ze heeft voor haar leeftijd heel goed beenwerk.’ Als om die woorden kracht bij te zetten beent de krachtige O Mandochter met ferme passen weg van het voerhek. ‘Ze is een makkelijke koe om mee te werken, maar ze is wel de baas in het koppel. Ze drukt andere koeien gerust opzij aan het voerhek.’ De mater familias, zo mag Newhouse Sneeker 247 gerust genoemd worden. Haar invloed in de stal van Jan en Pauline Nieuwenhuizen in Zevenhoven is groot. In totaal 22 dochters bevolken de stal. ‘Ze scoren stuk voor stuk boven de 100 lactatiewaarde’, geeft Nieuwenhuizen aan. Ook buiten de stal stomen de genen van
Newhouse Sneeker 472 (v. Fidelity), 88 punten Productie: 2.02 294 10.168 4,63 3,34 l.l.
30
V E E T E E LT
SEPTEMBER
VX15_dierreportage Sneeker.indd 30
2
Sneeker 247 op. Dat is met name te danken aan haar grote schare mannelijke nakomelingen. Van twee daarvan springen de prestaties momenteel extra in het oog: van Newhouse Banker – via Mascoldochter Newhouse Sneeker 307 een kleinzoon van Sneeker 247 – en van haar zoon Newhouse Gofast. Beide Goldwynzonen combineren een prima NVI met hoog exterieur en bovengemiddelde gezondheidsfokwaarden.
Sneekers streven Ingrids voorbij De twee Newhousestieren zijn niet de eerste uit de familie die de fokstierstatus bereiken. Het begon allemaal met Newhouse Sneeky. In eerste instantie kwam de Jimtownzoon niet in aanmerking voor een plek op de stierenkaart door zijn krappe cijfers voor ontwikkeling, maar met het toenemen van de aandacht voor levensduur groeide ook de sympathie voor Sneeky. Een paar jaar later volgde Majorzoon Newhouse Ricky. Beide stieren voeren terug op stamkoe Sneeker 125. De met 85 punten inge-
schreven Sunny Boydochter was een melkkoe pur sang die meerdere keren in het jaarlijkse klassement van Zuid-Hollandse topproducentes stond. In totaal produceerde ze 96.141 kg melk met 4,81% vet en 3,82% eiwit. ‘Zij was de eerste Sneeker die we gespoeld hebben’, geeft Nieuwenhuizen aan. Niet dat de Zuid-Hollandse melkveehouders onbekend waren met het fenomeen spoelen. De Ingridfamilie – bekend van vooral Newhouse Ronald – was al generaties lang in beeld bij ki-organisaties. Inmiddels zijn de rollen omgedraaid. De Sneekers zijn in de stal de Ingrids voorbijgestreefd. ‘Zo’n tachtig procent van de veestapel bestaat nu uit Sneekers’, weet Nieuwenhuizen. Uit stamkoe Sneeker 125 fokte Nieuwenhuizen Sneeker 138. Deze volle zus van Sneeky, die in totaal 84.388 kg melk met 4,85% vet en 3,53% eiwit gaf, combineerde hij met Addison. Die paring resulteerde in Sneeker 171, een van de – inmiddels afgevoerde – favorieten van Nieuwenhuizen. ‘Zij was een krachtige
Newhouse Sneeker 378 (v. Goldwyn), 87 punten Productie: 2.01 791 25.749 5,04 3,75
2013
23-09-13 12:55
koe met iets steile poten, maar met een enorme wilskracht. Zij had zoveel allure, ze was echt dé koe van ons bedrijf.’ De met 89 punten ingeschreven Addisondochter produceerde in totaal 79.064 kg melk met 4,38% vet en 3,63% eiwit. Een spoeling met O Man resulteerde in de eerder genoemde Sneeker 247. ‘In het begin was ik maar matig enthousiast over deze vaars. Ze was wat dik en gaf in eerste instantie maar 25 liter. “Moet zij het nu gaan worden?”, dacht ik. Haar moeder had zoveel power en was een prachtige koe. Dat kon ik van deze vaars niet zeggen.’ Maar het tij keerde; langzaam maar zeker kwamen de talenten van Sneeker 247 aan het licht. ‘Ze begint weliswaar rustig, maar ze houdt het wel lang vol. In haar derde lijst is ze nu ruim 600 dagen in lactatie en nog altijd geeft ze 35 kg melk per dag. Ze geeft zichzelf niet weg’, vertelt Jan Nieuwenhuizen. Zijn vrouw Pauline vult hem aan: ‘Bij mensen is het belangrijk dat ze zichzelf goed verzorgen, bij koeien is dat eigenlijk niet anders. Koeien kunnen dat doen door goed te eten en te drinken, maar dat moeten ze dan wel zélf doen. Sneeker 247 is daar een mooi voorbeeld van.’
Minimaal 300 Inet Die zelfredzaamheid komt goed van pas in de 120 koeien tellende veestapel in Zevenhoven, waar de koeien niet in de watten worden gelegd. ‘Onze stal is relatief klein. Om het maximale aantal liters melk uit de stal te halen streven we naar een hoge melkproductie en melken we drie keer per dag.’ De koeien noteren een rollend jaargemiddelde van 11.813 kg melk met 4,23% vet en 3,41% eiwit en het celgetal kwam de laatste twee jaar niet boven de 70.000 cellen per milliliter. Ook in het fokdoel van Nieuwenhuizen speelt productie een belangrijke rol. ‘We
Newhouse Sneeker 247 (v. O Man), 89 punten, productie: 7.07 608 27.086 4,34 3,42
streven naar koeien die een hoge levensproductie realiseren met goede uiers en benen.’ Een hoge Inet is daarom leidend bij de stierkeus. ‘Ik gebruik bij voorkeur stieren met een Inet van minimaal 300. Met melken moeten we uiteindelijk ons geld verdienen.’ De Sneekers passen perfect in dat fokdoel. ‘Ze scoren hoog voor Inet, leveren veel kilo’s melk, vet en eiwit en hebben een lange levensduur’, zegt Nieuwenhuizen. Dat beaamt Eric Lievens, die als foktechnisch specialist van CRV regelmatig in Zevenhoven op de stoep staat. ‘De Sneekerfamilie is een op en top Inetgerichte familie, waar nu met een stier als Goldwyn ook een exterieursausje overheen gegoten is. Ook voor celgetal en vruchtbaarheid scoren ze bovengemiddeld. De koeien worden bovendien niet verwend; er is in de stal een natuurlijke selectie op hardheid en duurzaamheid.’ Binnen CRV is de Sneekerfamilie momenteel een van de meest benutte families, geeft Lievens aan. Hij heeft meerde-
N. Sneeker 125 (v. Sunny Boy) N. Sneeker 137 (v. Labelle)
N. Sneeker 138 (v. Jimtown)
N. Sneeker 149 (v. Fatal)
N. Sneeker 171 (v. Addison)
N. Ricky (v. Major)
N. Sneeker 330 (v. Shottle)
N. Sneeky (v. Jimtown)
N. Sneeker 247 (v. O Man)
N. Sneeker 307 (v. Mascol)
N. Sneeker 364 (v. Goldwyn)
N. Sneeker 378 (v. Goldwyn)
N. Sneeker 451 (v. Jeeves)
N. Gofast (v. Goldwyn)
N. Banker (v. Goldwyn)
N. Skyfall (v. G-Force)
N. Sneeker 472 (v. Fidelity)
N. Sneeker 469 (v. Cricket)
N. Clever (v. G-Force)
re dieren onder contract, die stuk voor stuk rond de 300 NVI scoren. Een flink aantal daarvan voert terug op Sneeker 247, zoals twee Cricketdochters en een met 88 punten ingeschreven Fidelitydochter uit verschillende volle zussen van Gofast. Bij de pinken mogen onder meer een Epic-, een Hill- en een G-Forcenakomeling op interesse rekenen.
Tachtig procent genoomstieren De puike resultaten van de familie zijn volgens Lievens ook te danken aan het vertrouwen van Nieuwenhuizen in genomic selection. ‘Hij durft risico’s te nemen. Hij heeft ook jonge stieren als stiervader ingezet.’ Voor Nieuwenhuizen is dat niet meer dan logisch. ‘Fokkerij geeft een enorme drive, maar het moet wel op een efficiënte manier gebeuren. Genomic selection is daar een mooi hulpmiddel voor. Je kunt al in een vroeg stadium zien over welke genen een dier beschikt. Natuurlijk houden we rekening met een bepaalde bandbreedte en de basis blijft dat je goed naar het te paren dier kijkt, maar we gebruiken op dit moment voor tachtig procent genoomstieren.’ Op het inseminatielijstje staan, hoe kan het anders, ook Newhousestieren, zoals Gofast en de nieuwste mannelijke loot van de familie, Newhouse Skyfall. Het sperma van de als InSire-teststier ingezette G-Forcezoon uit een volle zus van Gofast was onlangs binnen luttele dagen uitverkocht, net als dat van zijn neef Newhouse Clever (G-Force x Goldwyn). ‘Bij het spoelen gebruiken we Skyfall intensief. En ja, als het goed past, gebruiken we hem gerust ook op de Sneekers. Een veestapel met hoge genetica geeft ons gewoon een kick.’ l
V E E T E E LT
VX15_dierreportage Sneeker.indd 31
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
31
23-09-13 12:56
D O C H T E R G R O E P E N
Suarez toont degelijke vaarzen, Pleasure de fraaiste
Uniform verschillend Editie 2013 gaat met ongeveer 4000 man publiek als een van de drukste open dagen van KI Kampen de boeken in. Het publiek zag vijf uniforme dochtergroepen met kwaliteiten op verschillende terreinen. tekst Florus Pellikaan
video-impressie www.veeteelt.nl
N
iet in een tent, maar in een van de hallen van mechanisatiebedrijf Landbouwsluis stonden de dochtergroepen van KI Kampen dit keer opgesteld. De tweejaarlijkse open dag was deze editie
neergestreken bij Zeedieker Holsteins, want traditiegetrouw was de gastheer ook nu de fokker van een stier die een collectie toonde (Zeedieker Dairymaster). Aangezien Zeedieker Holsteins in eigen-
Ruim uitgegroeide Dairymasters met iets grof beenwerk
Suarez toonde sterke, iets cilindrische en ruim bespierde dochters
Fraaitypische en hoog geuierde fokperiodedochters van Pleasure
32
V E E T E E LT
VX15_KIKampen bloempjes.indd 32
SEPTEMBER
2
dom is van Landbouwsluis in Genemuiden, was de open dag meer dan alleen een koeiengebeuren. Ook de nieuwste typen trekkers en werktuigen stonden uitgestald en die combinatie maakte de open dag erg druk bezocht. Vooraf had de ki-organisatie zich voorgenomen om vijf verschillende groepen te tonen, zodat er voor iedere veehouder iets naar zijn of haar smaak zou zijn. En daarin slaagde ze uitstekend. Misschien dat alleen een roodbonte krachtstier ontbrak, maar verder werden de meeste fokkerijrichtingen wel ingevuld door uniform samengestelde collecties.
Laatrijpe Dairymasters Uniform was zonder discussie het zestal vaarzen van gehaltevererver Heuvel Suarez. Nieuwsgierig werd uitgekeken naar de groep van de nummer vier NVI-stier. De late O Manzoon uit de Geertjefamilie van Van ’t Oever uit Kamperveen voldeed aan de verwachtingen, tenminste als de Suarezdochters voldeden aan het type koe dat aansloot bij het persoonlijke fokdoel. Ze straalden niet de meeste melk uit, maar lieten zien tegen een stootje te kunnen. De vaarzen waren sterk gebouwd, iets cilindrisch en ruim bespierd. Het type koe lijkt bijvoorbeeld te passen op grasbedrijven of grote bedrijven met een hard milieu. De Suarezdochters waren daarnaast voorzien van pri-
ma achteruiers met korte, centraal geplaatste spenen. Het rechte beenwerk had wat veel bot, maar het was passend bij het type dier. Van andere makelij was de groep van Zeedieker Dairymaster. De Survivorzoon vererft weliswaar niet veel meer melk dan Suarez, maar hij schaart zich met 114 juist wel bij de exterieurtoppers. De groep, met op één na tweedekalfsdieren, maakte duidelijk dat Dairymaster veel laatrijpheid vererft en in één keer een ruim gebouwde koe kan neerzetten. Zijn fors ontwikkelde telgen waren voldoende open gebouwd en voorzien van brede en licht hellende kruizen. De ondiepe uiers waren goed aangehecht en voorzien van een mooie kwaliteit.
Melkrijke Montreuxs Bij Dairymaster was het zeker jammer dat de dieren niet in beweging kwamen. Het beenwerk – op papier met 105 het minst sterke onderdeel – was dan beter te beoordelen geweest. Op stand leek het een fractie hakkig en voorzien van wat veel bot. Na twee stieren met een wat krappe melkvererving koos KI Kampen heel bewust voor een collectie van een uitgesproken melkstier: Montreux. De Shottlezoon heeft ook niet voor niets zijn roots op het voormalige nummer-1productiebedrijf van Martie Hoogeveen uit Vledderveen. De vaarzen maakten duidelijk dat ze de productievererving van ruim 1100 kilo prima kunnen bolwerken. De Montreuxdochters waren normaal ontwikkeld en voorzien van een diepe ribbenpartij. De frames leken daardoor fraai uitgebalanceerd, maar oogden bij enkele vaarzen in combinatie met een wat royale uier vroegrijp. De melkklieren waren van achter gezien voldoende hoog aangehecht, maar wisselden in lengte en vastheid van de vooruier. Het beenwerk had een mooie kwaliteit van bot
2013
23-09-13 14:00
K O E I E N B L O E M P J E S
en hoogte van de verzenen, wat vertrouwen gaf in het gebruik. De fraaiste groep van de dag was zonder discussie die van Aalshorst Pleasure. Van de veelgebruikte Talentzoon kalven op dit moment massaal de fokstierdochters af. Het zestal vaarzen uit de fokperiode opende met een aantal wat oudmelkte en uitgegroeide dieren en sloot af met een tweetal verse en jeugdige vaarzen. Toch deed het geen afbreuk aan de uniformiteit, want alle zes waren ze bijzonder fraaitypisch gebouwd en straalden ze veel raskwaliteit uit. Meest in het oog sprongen in ieder geval de fraai gevormde uiers en dan met name de imponerende achteruiers. Gelet op de groep lijken capaciteit in skelet en achteraanzicht benen de aandachtspunten bij het gebruik van Pleasure te zijn.
Joep Habets, culinair publicist: ‘Een kaas wordt in eigen land niet geëerd. Negentig procent van onze Edammers vindt zijn weg naar het buitenland. En als ze hem daar niet importeren, dan imiteren ze hem wel. Hier is het bolle kaasje zuinigjes verkrijgbaar en culinair doen we er al helemaal niets mee.’ (NH)
Ton Heerts, voorzitter FNV: ‘Kennis op het gebied van duurzame landbouw kan in de toekomst op grote belangstelling rekenen, al was het maar omdat boeren daar zelf bij zijn gebaat. Vroeger had je de melkmonsternemer. Mijn vader was er alles aan gelegen om ervoor te zorgen dat die goede resultaten mat. Anders raakte hem dat rechtstreeks in de portemonnee.’ (Bb)
‘Het fokdoel op ons bedrijf? Beste, productieve koeien, die lang aan het werk blijven en de rekeningen betalen.’ (HI)
‘Het is praktisch de koeien in het najaar op mooie en dan bij voorkeur smakelijke percelen te laten weiden en de koeien geven er goed melk van. Gezien de huidige melkprijs is dat niet verkeerd. Bovendien is beweiden ruim tien cent per kilo droge stof goedkoper en we hebben zeker in het najaar een overschot aan gras.’ (Vh)
Bert Philipsen, onderzoeker Wageningen UR Livestock Research:
Bert Tolkamp, dierwetenschapper en winnaar Ig Nobelprijs:
Bonne Stienstra, columnist:
Bauke Rosier, melkveehouder te Dronrijp
Roel Veerkamp, onderzoeker Wageningen Universiteit: ‘Robuuste koeien zijn gezond, vruchtbaar, economisch rendabel, kunnen zich makkelijk aanpassen aan nieuwe veehouderijsystemen en zijn fit, zodat het gebruik van medicatie beperkt wordt.’ (Wu)
‘Met elkaar leveren wij als melkveehouders in Nederland een bijdrage aan de gezonde voeding van miljoenen mensen overal in de wereld. We hebben een prachtig en nuttig beroep. Dat moeten we als sector nog beter uitdragen.’ (Db)
Gerda van Popta-Hilhorst, melkveehoudster te Witmarsum: ‘In de melkveehouderij moet het product dat je hebt geoogst, zo goed mogelijk worden omgezet in melk. Melk is voor de menselijke consumptie en moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Dat vraagt veel kennis. Om die op peil te houden moet je vakbladen lezen, cursussen volgen en luisteren naar collega-boeren.’ (Db)
verstrekken en voor de reinheid bij de huisvesting en het melken. Dat besef is gelukkig bij iedereen aanwezig.’ (mk)
Gerrit van der Wel, bedrijfsboer proefboerderij Zegveld:
‘Hoe langer een koe ligt, des te groter de kans dat-ie gaat staan. Maar als hij staat, is moeilijk te voorspellen wanneer hij gaat liggen.’ (AD)
Uierkampioene Het moeilijkst te typeren was de groep van de prille fokstier Red Torpedo, gefokt door familie Pinkert uit Markelo. Met Blitz, Lichtblick en Stadel heeft Torpedo een afstamming op papier met stieren die elkaar aanvullen, maar welk type de stier nu precies doorgeeft, was lastig vast te stellen. Dat had ongetwijfeld te maken met de beperkte selectieruimte die KI Kampen voor Red Torpedo had. De collectie opende met twee melkrijke dieren van het type Lichtblick en sloot af met twee balansrijke vaarzen van het type Blitz. Uniform was wel de ontwikkeling en lengte van bouw en daarmee lijkt Torpedo een goede partner voor Kianbloed. De uiers van de Torpedo’s, waaronder die van de uierkampioene van fokveedag Espelo-Holten, waren breed, maar niet allemaal even hoog aangehecht. De beenkenmerken leken voldoende voor een vlotte stap. l
Glen Brown, voorzitter holsteinstamboek Verenigde Staten:
‘Koeien zijn dieren met autistische trekjes. Ze zijn gebaat bij regelmaat en routine en daar moet je als veehouder slim mee omgaan.’ (WW)
‘Koeien zijn niet langer geworden, zoals mensen, maar hoger. Dat komt natuurlijk op hetzelfde neer. Zet een tegenwoordige koe in een oude grupstal en hij past niet meer onder de balken. Maar die ontwikkeling laat zich natuurlijk verklaren door doorzakkende balken en vooral door de kruising tussen de Friese koe en de Amerikaanse holsteiner.’ (LC)
Gerben Smeenk, melkveehouder te Makkinga: ‘Mijn ouders molken koeien, hun ouders molken koeien en hun ouders molken koeien. Van jongs af aan speelden we al in de stallen en hebben we veel contact met de koeien. Het werken met koeien geeft je een goed gevoel. Het is een manier van leven: zeven dagen per week, soms 24 uur per dag. Dat is niet erg. Het is als een huwelijk: als je een goede keus maakt is het geen probleem.’ (Kr)
Piet Boer, bestuursvoorzitter FrieslandCampina:
Marjoleine de Vos, culinair redacteur:
‘De echte borging van zuivelkwaliteit begint al bij ons op het erf. Wij zijn verantwoordelijk voor de gezondheid van ons vee, voor de kwaliteit van het voer dat wij aan onze koeien
‘Je drinkt een glas verse, niet gehomogeniseerde melk, melk die naar melk ruikt, en ineens weet je wat je al die jaren dat je dat dunne witte goedje uit die pakken dronk, gemist hebt.’ (NH)
Bronnen: NRC Handelsblad (NH), Boerenbusiness (Bb), WageningenUR (Wu), Dichterbij (Db), Holstein International (HI), Veehouderij (Vh), Algemeen Dagblad (AD), melk (mk), Leeuwarder Courant (LC), DeLaval Koerant (Kr), Wageningen World (WW) V E E T E E LT
VX15_KIKampen bloempjes.indd 33
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
33
23-09-13 14:02
B E D R I J F S R E P O RTA G E
Klaas Ane Jellema kiest voor slimme logistiek in nieuwe stal in Zweden
De kunst van het weglaten Met een arbeidsproductiviteit van 526 kilo melk per uur zet de familie Jellema een prestatie neer van formaat. Met zes melkrobots en vier arbeidskrachten produceert het bedrijf dit jaar vier miljoen kilo melk. En dan is de arbeid van Klaas Ane meegeteld. tekst Tijmen van Zessen
fotoimpressie www.veeteelt.nl
D
e indeling van hun nieuwe stal was al twintig jaar bekend. Maar Klaas Ane (44) en Jacomien (43) Jellema wilden de nieuwbouwplannen niet in Nederland realiseren. ‘Het stuitte me tegen de borst dat de kosten voor het melkquotum zo hoog waren. Onvoorstelbaar dat Nederlanders zo veel geld wilden betalen voor het recht om te werken.’ Jellema had een droom om een bedrijf op te zetten met vier miljoen kilo melk en zes melkrobots. In 2006 werd na jaren van oriëntatie de stap gezet om te emigreren naar Zweden. ‘In Nederland lagen de kosten voor melkquotum op dat moment op twee euro per liter. Met het geld dat ik in Nederland moest investeren in melkquotum hadden we hier in Zweden een compleet bedrijf’, schetst Jellema de afwegingen.
bange koeien door rangordeverschillen. Daarom hebben we ook voor een 2+2stal gekozen, waarbij de koeien allemaal met de konten naar het voerhek liggen. Dan heb je de koeien zo gelijkmatig mogelijk verdeeld over de gangpaden en is het veel rustiger in de stal. Het maakt hier niet uit wanneer je de stal inkomt, er is altijd een gelijk aantal koeien dat vreet, ligt of bij de robot staat.’ Zelfs de separatiehokken liet Jellema achterwege. ‘Wil je een stal praktisch in-
richten, dan komt het vooral aan op de kunst van het weglaten’, geeft Jellema aan. Hij melkt pas afgekalfde koeien en met antibiotica behandelde koeien apart in de melkstal. Is dat in het kader van arbeidsproductiviteit niet erg bewerkelijk? ‘Het kost me maar een uurtje en ik heb de attentiekoeien direct bij de hand. Zo weet ik zeker dat de nieuwe stal antibioticavrij is.’
Factor tijd niet vergeten Elke robot heeft een eigen groep koeien, 65 maximaal. Jellema melkt de vaarzen in twee groepen, een nieuwmelkte en een oudmelkte groep. ‘Dit vind ik ideaal aan een groot bedrijf. Die competitie tussen koeien die 150 kilo lichaamsgewicht schelen, is weg. Er zijn met meerdere groepen minder rangordeverschillen.’ Gemiddeld haalt Jellema één tot twee procent attentiekoeien naar de robot, doorgaans nieuwe dieren en dieren die
De zes melkrobots staan in de lengterichting opgesteld
Robots achter elkaar In het dorp Gärds Köpinge vonden Klaas Ane en Jacomien een geschikt bedrijf, op steenworp afstand van de Zweedse oostkust. De eerste jaren in Zweden molk Jellema in de bestaande gebouwen met twee melkrobots en een melkstal zo’n 1,8 miljoen kilo melk. Eind 2012 was de nieuwe stal gereed en tegen het eind van dit jaar hoopt Jellema zijn vier miljoen kilo melk te verwezenlijken. In Nederland behoorde Jellema tot de robotmelkers van het eerste uur. De kennis en ervaring die hij daarbij opdeed, kwamen in het concept van zijn nieuwe stal goed van pas. De veehouder koos bewust voor een logistiek slimme opstelling. De zes melkrobots staan niet op een eiland in de stal, maar in de lengterichting langs de buitenwanden. ‘Wij lopen van robot naar robot. Bij deze opstelling heb ik minder attentiekoeien. Plaats je de robots in een cluster, dan is er rond de robots meer koeverkeer en zijn er meer
38
V E E T E E LT
SEPTEMBER
VX15_buitenlandrep Zweden.indd 38
2
2013
23-09-13 13:40
Jacomien en Klaas Ane Jellema Klaas Ane en Jacomien Jellema emigreerden in 2006 naar Zweden. Een droom om 400 koeien te melken met behulp van melkrobots kwam uit.
Gärds Köpinge Zweden
Aantal melkgevende koeien: Aantal droge koeien: Melkproductie: Grond: Arbeidsproductiviteit:
400 60 4.000.000 kg 190 hectare 526 kilo melk per uur
meer dan twaalf uur niet gemolken zijn. Zo is er ’s ochtends en ’s avonds één man tweeënhalf uur aan het werk in de nieuwe stal en één man in de oude stal om verse koeien te melken en het jongvee te verzorgen.
Via een schone route van robot naar robot
Eén keer per twee weken vult Jellema de boxen met zaagsel. Ook hier is in de stalopzet over nagedacht. Met hekwerk kan Jellema elke groep achter het voerhek zetten. De verschillende secties zijn in de lengterichting met elkaar verbonden door hekken die openstaan tijdens het vullen van de boxen. ‘Met de verreiker ligt er in een uurtje tijd voor twee weken zaagsel in de boxen.’
De kunst van het weglaten past Jellema ook toe bij de manier van voeren. In één uur voert hij vierhonderd koeien. ‘De silagewagen van 32 kuub vullen we twee keer met één laag mais en één laag luzerne en rijden maar, niks geen gemeng.’ Zorgt dat niet voor selectie door de koeien? ‘Ik geloof niet zo in die exacte benadering, ik wil een gezonde koe én een gezonde portemonnee. De grote fout bij de meeste ondernemers is dat de factor tijd over het hoofd wordt gezien. Op een bedrijf met vierhonderd koeien vinden veel boeren het normaal dat het voeren een dagtaak is.’ Jellema onderstreept het belang van het zo effectief mogelijk opzetten van het werk. ‘Voor je het weet heb je vier uur extra in je dagelijkse routine. Dat is 1460 uur op jaarbasis, bijna een volwaardige arbeidskracht.’ Zelf zet Jellema het bedrijf nu met vier mensen rond (inclusief zichzelf) en melkt zo uiteindelijk een miljoen per volwaardige arbeidskracht, ofwel 526 kilo melk per uur. Is het landwerk hierbij inbegrepen? ‘Maaien en harken doen we zelf, net als het zaaiklaar maken van de grond. Maar de andere werkzaamheden doet de loonwerker inderdaad, die uren zitten er niet in.’
Melken op luzerne Jellema kan op zijn grond geen gras telen. Daarvoor valt er met 500 millimeter per jaar te weinig regen. ‘Ze noemen dit gebied ook wel “de Sahara van Zweden”, de grond is goed voor akkerbouw, maar voor melkveehouderij is het een lastig gebied.’ Het bouwplan bestaat op dit moment voor 120 hectare uit mais en 70 hectare luzerne. ‘Luzerne kan goed tegen de droogte dankzij een beworteling tot zes-
V E E T E E LT
VX15_buitenlandrep Zweden.indd 39
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
39
23-09-13 13:40
B E D R I J F S R E P O RTA G E
Jellema maait de luzerne vier keer
Het rantsoen bestaat voor 35 procent uit luzerne, de koeien krijgen geen gras
tig centimeter diepte. Het gewas gedijt hier prima dankzij de hoge pH in de bodem. De opbrengst ligt tussen de twaalf en dertien ton droge stof per hectare. Het grote voordeel vind ik dat je het vier keer kunt maaien en ook de vierde snede is nog melkwaardig.’ De veehouder zegt zijn huidige melkproductie van 8800 kilo per koe zelfs te danken te hebben aan de inzet van luzerne, die hij laagsgewijs inkuilt. ‘Op papier heeft de luzernekuil een lagere voederwaarde dan gras, maar in de maag van de koe is het geweldig structuurrijk ruwvoer. De koe neemt er meer van op en dat zorgt voor een hogere productie.’ Jellema hoeft het gewas niet te schudden, dat leidt tot verlies van bladmassa. ‘We maaien het volvelds en harken het meestal de dag erna.’ Het rantsoen bestaat voor 35 procent uit luzerne en 65 procent mais. Dat betekent wel dat Jellema een eiwittekort moet aanvullen met een B-brok in de krachtvoerautomaat en pure soja in de melkrobot. Maar in tegenstelling tot veel Zweedse collega’s laat Jellema zijn koeien de melk zo veel mogelijk uit ruwvoer produceren. Het krachtvoerverbruik ligt op twintig kilo per honderd kilo melk, ongeveer de helft van het gemiddelde bedrijf in Zweden. ‘In Zweden zien veel melkveehouders de graskuil als een structuurbron tegenover het krachtvoer. Een Nederlander is veel meer bezig met de voederwaarde van het gras om zo veel
mogelijk melk uit het gras te halen. Een krachtvoergift van achttien kilo voor koeien die veertig kilo melk geven is hier heel normaal.’ Volgens Jellema is dit de oorzaak van de veel lagere levensduur van de Zweedse koeien. ‘Koeien worden moddervet en halen een levensduur die tien maanden onder het Nederlands gemiddelde ligt.’
Lage loonkosten Financieel gezien draait Jellema een scherp resultaat. De kritieke melkprijs schommelt rond de 27 euro per honderd kilo melk. Het lage krachtvoerverbruik bezorgt hem een kostenvoordeel van zes euro per honderd kilo melk. De uitgaven voor de drie fulltime medewerkers zijn in deze kostprijs meegenomen. ‘Je zou het misschien niet verwachten, maar de loonkosten zijn hier lager dan in Nederland. Ik betaal nog geen twintig euro per uur aan bruto loon uit. De Zweden stellen hoge eisen aan sociale werktijden. Elke medewerker heeft per drie weekenden twee weekenden vrij en elke medewerker heeft recht op vier weken vakantie. We beginnen ’s morgens om 7.00 uur met twee man en de derde komt vanaf 10.00 uur en kan ’s avonds wat langer doorgaan om het werk in de stal af te ronden.’ Jellema hecht zelf ook waarde aan sociaal prettige werktijden en wil de mensen die voor hem werken dat ook bieden. De veehouder houdt zelf de afkalvende
koeien in de gaten. Met camera’s kan hij vanuit huis zien of de geboorten vlot verlopen. Normaal gesproken gaat hij er niet voor uit bed. Maar krijgen pasgeboren kalveren dan wel voldoende snel biest? ‘Rond melktijd geven we de kalveren drinken, dat geldt ook voor de pasgeboren kalveren, die krijgen dan twee liter.’ Jellema weet dat het volgens de theorie eerder zou moeten, maar gezien het lage uitvalspercentage (5 procent) onder zijn kalveren is hij tevreden over de werkwijze. ‘We zijn wel erg kien op het schoonspuiten van de eenlingboxen. Na elk kalf desinfecteren we die met chloor en kalk. We spuiten de hokken schoon en gaan er dan met een gieter chloorwater doorheen.’
Tijd te kort voor heimwee Als Jacomien en Klaas Ane het bedrijf laten zien, valt direct op hoe rustig het is in de nieuwe stal, met hooguit vier wachtende koeien per robot. Wanneer we de oude stal naderen, klinkt er Nederlandse muziek van radio Q-music. Is de band met Nederland nog zo sterk? Jacomien: ‘Het eerste jaar was best heftig omdat de kinderen moesten wennen aan school en een nieuwe taal, maar dat is allemaal goed gekomen. Ik fotografeer graag en heb mijn Friese paarden. We komen tijd te kort om heimwee te krijgen’, lacht ze. Klaas Ane knikt: ‘We hebben geleerd om flexibel te zijn en nu willen we hier nooit meer weg.’ l
Links de oude ligboxenstal, op de voorgrond de oorspronkelijke bedrijfsgebouwen
40
V E E T E E LT
SEPTEMBER
VX15_buitenlandrep Zweden.indd 40
2
2013
23-09-13 13:40
S P E C I A L
K A LV E R O P F O K
Te hoge luchtsnelheid veelgemaakte fout bij mechanisch ventileren
Mechanisch ventileren vereist perfecte stal Mechanische ventilatie is in trek voor jongveestallen. Het vergt echter een goede stalinrichting, kennis van luchtstromen en een nauwgezette afstelling van de ventilator. Natuurlijke ventilatie blijft een goed alternatief, aldus deskundigen. tekst Jorieke van Cappellen
D
e afgelopen jaren is er een toenemende interesse voor het mechanisch ventileren van de stal voor de jongste kalveren. ‘Ventileren betekent niets anders dan het verversen van lucht in een ruimte’, legt Henk van der Horst, verkoopleider Denkamilk bij melkpoederproducent Denkavit, uit. Een belangrijk voordeel van mechanische ventilatie ten opzichte van natuurlijke ventilatie is dat de luchtverversing 24 uur per dag, 365 dagen per jaar goed te regelen is. Met de luchtverversing wordt ook de infectiedruk verlaagd door het verstrekken van schonere lucht. ‘Daarnaast is het in de pluimvee- en varkenshouderij algemeen bekend dat je met een optimaal luchtklimaat een hogere voeropname bereikt, simpelweg omdat de dieren gezonder blijven en actiever zijn’, vertelt Van der Horst. ‘Dit effect zien we op bedrijven waar de luchtverversing voor de kalveren optimaal georganiseerd is. Deze bedrijven moeten goed opletten wat ze voeren om de fokkalveren juist niet te gaan mesten. In de praktijk is er helaas vaak te weinig groei in de eerste maanden.’
Kou op de rug Ondanks de voordelen van mechanisch ventileren ziet hij dat het in de praktijk nog te vaak misgaat. Een veelgemaakte fout is bijvoorbeeld een te grote luchtsnelheid in de ruimte of te weinig verversing op de plaats waar de kalveren liggen. Van der Horst: ‘Verversen van lucht moet
44
V E E T E E LT
VX15_special mech ventilatie 44
SEPTEMBER
2
voldoen aan daarvoor gestelde normen. Kalveren tot 120 kilogram, dus van 0 tot 12 weken, produceren nog bijna geen lichaamswarmte en zijn daarmee zeer vatbaar voor problemen door kouval en tocht. Het is belangrijk dat er wel luchtverversing is, maar geen tocht door te snelle luchtstromen.’ Hij adviseert bij mechanische ventilatie een luchtsnelheid van ten minste 0,05 meter per seconde tot maximaal 0,2 meter per seconde. ‘Eigenlijk maar een heel lage snelheid. Maar precies voldoende om de infectiedruk van ziektekiemen in de lucht te verlagen en de ammoniakdampen uit het strobed af te vangen.’ Naast luchtsnelheid is de plaatsing van de ventilatoren een aandachtspunt. ‘Bij kalveren zie je in stallen vaak veel volume met relatief weinig dieren. Ventileren is dan minder voorspelbaar. Je kunt daarom het beste daar afzuigen waar de lucht het meeste ammoniak bevat en waar de meeste warmteproductie is. Het liefst dus boven de groep zwaarste kalveren in het stro’, legt Van der Horst uit. Bij een jongveestal dient de frisse lucht van buiten altijd over de grond aangevoerd te worden. ‘Door de ventilator boven de kalveren te plaatsen, komt de luchtstroom naar het dier toe, gaat over het stro en wordt naar boven afgezogen.’ Hierbij is een geïsoleerd plafond een must. ‘Als de ruimte boven in de stal niet geïsoleerd is, ontstaat er trek door afgekoelde lucht op de ruggen van de kalveren.’ Het afstellen van de klimaatkast kan het beste gedaan worden door mensen die hier deskundig in zijn. ‘Het belang voor goed functioneren is erg groot.’
Gerrit Aanstoot, verkoopadviseur bij fabrikant van kalverhuisvestingssystemen Holm & Laue, ziet ook de belangstelling voor mechanische ventilatie. Hij wijst echter op het hogere prijskaartje dat aan mechanische ventilatie hangt. ‘De stal moet optimaal zijn ingericht op mechanische ventilatie. Anders ontstaat er een onnatuurlijke trek in de stal waardoor het effect juist averechts is.’ Aanstoot pleit juist voor een opfok in de buitenlucht met natuurlijke ventilatie. De kosten van buitenhuisvesting in kalverhutten zijn nog geen 10 procent van een nieuw te bouwen jongveestal met mechanische ventilatie. ‘Bovendien kan alleen natuurlijke ventilatie zorgen voor een optimale verversing van de lucht boven het strobed’, is Aanstoots mening. Een omgevingstemperatuur in de buitenlucht van ver onder de 0 graden is volgens Aanstoot geen probleem, zeker niet als een kalf een warm strobed heeft. ‘Een kalf krijgt het pas koud als er tocht ontstaat en als de omgeving vochtig is.’ Een tochtvrije, droge omgeving is in de buitenlucht goed te maken. ‘Gebruik kalveriglo’s met een overkapping boven het ligbed. Dit houdt de kalveren droog en de lucht vers en fris met als resultaat gezonde en sterk ontwikkelde kalveren.’
Longproblemen door ventilator Of mechanisch ventileren beter is dan natuurlijke ventilatie laat Albert Hilbrands, specialist jongveeopfok bij ForFarmers Hendrix, in het midden. ‘Het ligt aan de situatie op het bedrijf.’ Met mechanisch ventileren kun je het meest optimale klimaat in de stal krijgen, maar daarvoor moet je wel de juiste voorwaarden creëren. Volgens Hilbrands ontbreekt het veehouders bovendien vaak aan kennis over luchtstromen, waardoor het op de details mis kan gaan. Aanzuiging van valse lucht buiten het aanvoerpunt om komt nogal eens voor, waardoor een verkeerde luchtcirculatie ontstaat. ‘Dat kan al een venster zijn dat op een kier staat. Je moet hier echt consequent in zijn, anders gaat het effect verloren.’ Ook kunnen mestkelders die
2013
24-09-13 13:42
Links: afzuigen van ‘oude’ lucht boven het ligbed creëert luchtverversing op juiste plek
Boven: een goede ventilator meet exact hoeveel lucht er afgezogen wordt
onder de vloer verbonden zijn met mestkelders in een naastgelegen stal, zorgen voor verkeerde luchtstromen. ‘De put van de jongveestal moet afgesloten kunnen worden van andere mestkelders.’ Hoe perfect mechanisch ventileren ook kan zijn, het kan geen fouten in het management oplossen, aldus Hilbrands. ‘Alles eromheen moet ook voor elkaar zijn. Ik was laatst bij een veehouder die de ventilator harder had gezet omdat het zo stonk naar ammoniak in de stal. Maar de oorzaak van de bedompte lucht zat in het ligbed. Dat was gewoon te nat en daardoor kwam er meer ammoniak vrij. In combinatie met de te snelle luchtstroom leidde dit tot longproblemen.
Acceptabel risico Naast de stalbouw neemt Hilbrands in zijn advies naar melkveehouders ook het juist afstellen van de ventilator mee. ‘Ik zie regelmatig een verkeerd afgestelde ventilator. Hoe weet je hoeveel lucht er daadwerkelijk in- en uitgaat? De betere ventilatoren kunnen dit meten en deze kun je bovendien nauwkeurig instellen.’ Hilbrands geeft aan dat de meerkosten van mechanische ventilatie moeilijk in te schatten zijn. ‘Natuurlijk zul je hogere stroomkosten hebben, maar indirect levert het ook geld op door een goede kalvergezondheid en dus meer groei.’ Bij de keuze voor natuurlijk ventileren of mechanisch ventileren spelen ook de wensen van de individuele boer mee. Hilbrands: ‘Laat je goed informeren en adviseren. Hoeveel ben je bereid te investeren in de kalveropfok? En hoeveel tijd besteed je aan het managen van het jongvee? Een goed advies op maat, daar begint het mee.’ l
V E E T E E LT
VX15_special mech ventilatie.indd 45
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
45
24-09-13 12:58
S P E C I A L
K A LV E R O P F O K
Aanzuren van kalvermelk goed tegen voedingsdiarree en bacteriële infecties
Truc uit de oude doos Veehouders zuren de kalvermelk aan omdat vader of grootva-
ten en op de remming van bacteriële ziekteverwekkers.’
De natuurlijke verzuring gedurende 24 uur zorgde ervoor dat de voorraadmelk een langere houdbaarheid had, geeft Dohogne aan. ‘Bovendien remde de verzuring de ontwikkeling van pathogene of ziekteverwekkende bacteriën in de melk. Maar het doel van het verzuren was in eerste instantie een bewaarmaatregel.’
tekst Guy Nantier
Geen ziektekiemen
der dat deden en goede resultaten behaalden. Maar het oude gebruik herbergt meer kennis, stelt Christian Dohogne. ‘Aanzuren heeft een positief effect op de vertering van melkeiwit-
O
ver het belang van een goede biestverstrekking en aan te houden melkvoerschema’s is al veel gezegd en geschreven. Bij gescheiden opfok heeft de veehouder de keuze uit kunstmelk op basis van melkpoeder of volle koemelk. Veehouders hebben ook de keuze tussen het al dan niet aanzuren van de koemelk of het al dan niet verstrekken van aangezuurde melkpoeder.
46
V E E T E E LT
SEPTEMBER
VX15_special aanzuren melk.indd 46
2
‘Het aanzuren is een techniek die zo’n veertig jaar geleden werd bedacht,’ vertelt Christian Dohogne. Hij staat aan het hoofd van de Waalse melkpoederfabrikant Mamylac. Alle melkpoeders uit hun assortiment zijn aangezuurd. ‘Midden vorige eeuw werden de kalveren met “koude” melk gevoerd. Veelal gebeurde de melkverstrekking vanuit een voorraadkuip van 200 liter die de dag ervoor was klaargezet.’
Koude melk voeren is nu uit den boze. De melk moet vers en op lichaamstemperatuur worden gevoerd voor een goede slokdarmsleufreflex. Alhoewel het argument van bewaren hiermee komt te vervallen, wordt vandaag in de praktijk de koemelk of het melkpoeder toch nog aangezuurd. Met welk doel? ‘Bij een hoge zuurtegraad of lage pH kunnen zich geen pathogene ziektekiemen ontwikkelen. De zuurtegraad in de lebmaag neemt echter als gevolg van het drinken van melk tijdelijk af. Door het melkpoe-
2013
24-09-13 13:49
Tjeerd van den Ende: ‘Smaakbeleving bij melkvee is anders’ Bij koemelk is een slechte vertering door een ongunstige vet-eiwitverhouding een probleem. Bij kalvermelkpoeders op basis van magere melk is dat niet het geval, weet Tjeerd van den Ende, opfokspecialist voor Sprayfo. ‘De kalvermelkpoeders voor Belgisch witblauwen hebben op drogestofbasis een vetinhoud van 16,5 tot 18 procent en een ruweiwitgehalte van 21 tot 22,5 procent. In het productieproces van het kalvermelkpoeder worden de vetdeeltjes bovendien gehomogeniseerd, zeg maar tot kleine bolletjes verwerkt, waardoor het verteerbaar oppervlakte wordt vergroot.’ Waarom dan toch aangezuurde melkpoeders op de markt brengen? ‘Het belangrijkste voordeel ervan is de pH-schommelingen in de lebmaag te re-
duceren. Door middel van een gepaste pH-verlaging worden rottings- en colibacteriën geremd. Dat creëert vervolgens een “concurrentievoordeel” voor de wél gewenste melkzuurflora. Deze nemen relatief sterk toe en werpen een barrière op tegen ziektekiemen. Bij koemelk helpt aanzuren vooral de vetvertering, bij mageremelkpoeder helpt het de eiwitvertering. De kaasstoffen (het belangrijkste melkeiwit) worden door aanzuren als het ware “voorverteerd”. Een bijkomend voordeel van aanzuren van volle melk of melkpoeder is dat bepaalde mineralen, zoals ijzer, belangrijk voor de vorming van rode bloedlichaampjes, beter opneembaar worden.’ Aangezuurde melkpoeders blijken vooral van belang als met een speenemmer
wordt gewerkt in de opfok of met een kalverdrinkautomaat, omdat het de houdbaarheid van de kalvermelk verhoogt. Tjeerd van den Ende: ‘In Belgisch witblauw wordt niet zo hard aangezuurd als in de melkveesector. Aanzuren heeft immers ook nadelen, met name voor de drinklust en de smakelijkheid. De praktijk wijst uit dat “billenmannen” gevoeliger zijn voor een iets zuurdere smaak dan zwartbonten. Bovendien worden veel witblauwkalfjes opgefokt met een open emmer. In tegenstelling tot een speenemmer zit bij het drinken uit een open emmer de hele kop in de emmer. De zure reukbeleving is daardoor veel intenser. Dit kan de opname belemmeren en daarmee de gewenste jeugdgroei voor een optimaal opfokresultaat.’
der aan te zuren, wordt het zure milieu in de lebmaag hoog gehouden en de ontwikkeling van ziekteverwekkende bacteriën geremd’, legt Christian Dohogne uit. Een tweede voordeel is dat door aanzuren de kalvermelk – of het nu volle koe-
melk dan wel poedermelk is – in de lebmaag veel sneller stremt, wat de vertering van de melkeiwitten bevordert, vult Dohogne aan. ‘Indien de stremming niet of onvolledig plaatsvindt komt intact, niet-voorverteerd eiwit in de dunne darm terecht, waardoor ge-
makkelijk verteringsstoornissen en diarree kunnen optreden.’ Het ‘conventionele’ vetgehalte en eiwitgehalte voor kalvermelk ligt respectievelijk op ongeveer 20 procent vet en 20 procent eiwit. De vet-eiwitverhouding is dus één op één. De kalvermelkpoeders op de markt benaderen deze cijfers. Volle koemelk echter bevat veel hogere gehalten aan vet en eiwit en de verhouding ervan is ongunstig volgens de behoefte van het kalf. Het teveel aan vet en eiwit kan leiden tot voedingsdiarree. Om de ongunstige melkgehalten tegen te gaan, mengt men in de Verenigde Staten de koemelk met een deel kunstmelk, waardoor de gehalten gaan dalen. Maar het is absoluut niet verstandig om koemelk aan te lengen met water. Door te verdunnen met water vermindert de slokdarmsleufreflex, maar wordt vooral de stremming in de lebmaag negatief beïnvloed met diarree tot gevolg.
Eetlust verstoord?
Aanzuren van melk onder meer voor een betere eiwitvertering
Heeft aanzuren dan invloed op de smakelijkheid of de eetlust van de kalveren? Christian Dohogne zegt overtuigend: ‘Kijk, 75 procent van ons cliënteel is witblauwveehouder en al onze producten hebben een pH kleiner dan zes door aanzuring. Dat zegt toch genoeg.’ Wel merkbaar volgens Christian Dohogne is dat holsteinkalveren veel dynamischer zijn bij het drinken dan witblauwkalveren. ‘Maar mijn ervaring is dat de smakelijkheid in de eerste plaats afhangt van de kwaliteit van de gebruikte grondstoffen.’ l
V E E T E E LT
VX15_special aanzuren melk.indd 47
S E P T E MB E R
2
2 0 1 3
47
24-09-13 13:49
S P E C I A L
K A LV E R O P F O K
Kalveropfok op basis van aangezuurde melk bij Marc en Wout Goderis
Veel, vaak en zuur Voor de opfok van de witblauwe en de zwartbonte kalveren werken Marc en Wout Goderis uit het West-Vlaamse Leisele met aangezuurde melk. ‘We willen zo veel mogelijk melk in een kalf; we bieden tot twaalf liter melk per dag aan.’ tekst Annelies Debergh
R
ond het erf loopt een flinke kudde witblauwen, maar sinds december vorig jaar houden Marc en Wout Goderis uit het West-Vlaamse Leisele ook melkkoeien. Op een nagelnieuwe grupstal melken ze een veertigtal hoofdzakelijk zwartbonte koeien. Ook de kalveren van de melkkoeien doorlopen nu het bestaande opfokschema op het bedrijf. ‘We geven de kalveren bij de geboorte altijd tot vier liter biest met de sonde’, steekt Wout Goderis van wal. Zijn vader hamert erop dat zo veel mogelijk biest van de eigen moeder wordt gegeven. In geval van een tekort wordt de biestgift aangevuld met bedrijfseigen biest of aangekochte biestvervanger. Marc Goderis: ‘Hoe klein de hoeveelheid ook is, elk kalf krijgt biest van zijn eigen moeder. Dat doen we bewust, omdat antistoffen in biest van de eigen moeder beter de darmwand passeren, “moduleren” heet dat met een wetenschappelijke term.’
Tot twaalf liter melk Na de biestgift krijgen de kalveren gedurende ruim drie weken melk uit speenemmers, daarna gaan ze in groepen van maximaal vijf kalveren. De hoeveelheid melk loopt zo snel mogelijk op. ‘De bedoeling is om zo veel mogelijk melk in een kalf te krijgen en daarom bieden we tot twaalf liter melk per dag aan.’ Een doorsnee kalf neemt tot negen liter melk op. Om zoveel melk in de kalveren te krijgen, wordt de melk met preparaten aangezuurd. Marc: ‘Door de melk aan te zuren, kunnen de kalveren de melk goed verteren en krijgen ze geen diarree. Dat laatste is niet al-
48
V E E T E E LT
SEPTEMBER
VX15_special veehouder aanzuren 48
2
leen een kwestie van de melk aanzuren. Het is een van de vele managementmaatregelen om diarree in het begin van de opfok te vermijden.’ Het aanzuren gebeurt met zuurpreparaten die aangelengd met water worden toegevoegd aan de melk. De zuurtegraad wordt regelmatig gecheckt met een zuurtegraadmeter. ‘We streven naar een zuurtegraad van de melk van 4,2 tot 4,3. Dat willen de kalveren niet altijd vlot opnemen, maar bij de meeste lukt dat wel.’ Met de grote hoeveelheden melk streven Marc en Wout naar een zo hoog mogelijke groei na de geboorte. ‘De bedoeling is om kalveren snel op te fokken en het geboortegewicht van het kalf op een periode van zes weken bijna te verdubbelen. We willen een lichaamsgewicht van 70 kg op zes weken. Daarvoor moet je een groei halen van minstens 900 gram per dag.’ De filosofie daarachter is de zogenaamde ‘printing’ van een kalf. Dit betekent het genetisch vermogen van een kalf zoveel mogelijk benutten. ‘Een kalf dat in de loop van de opfok meer groeit, is later ook in staat om een hogere levensproductie te geven’, zegt Wout. Marc Goderis haalt nog enkele Amerikaanse onderzoeken aan. ‘Twee kilo meer op een leeftijd van zes weken is 2000 kilo levensproductie extra.’
Melk ook pasteuriseren In de toekomst gaan vader en zoon Goderis nog een stapje verder. Ze willen de melk niet alleen aanzuren, maar bovendien nog pasteuriseren. ‘Door te pasteuriseren voordat we de melk aanzuren, willen we de positieve bacteriestammen nog meer het voordeel geven.’ Naast maatregelen als het gebruik van handschoenen bij de kalveropfok en het hanteren van schone en verplaatsbare kal-
Wout Goderis: ‘Meer groei in de opfok betekent later ook meer levensproductie’
verboxen, moet het pasteuriseren van de melk helpen om diarree uit te sluiten. ‘Diarree doet de groei meteen fors teruglopen. Alles staat hier in het teken van diarree vermijden.’ Al in de individuele hokken krijgen de kalveren krachtvoer aangeboden, pas in de groepshokken loopt de krachtvoergift snel op. Daarbij wordt geen hooi, maar stro aangeboden. ‘Stro is een vaste component, dat varieert amper in samenstelling. Hooi is daartegenover veel te wisselvallig van kwaliteit en inhoud.’ Het rantsoen met onbeperkt krachtvoer en stro krijgen de kalveren tot ze vijf maanden zijn. Het spenen gebeurt rond de drie maanden. De kalveren van vijf maanden tot dekleeftijd krijgen het gemengde tmr-rantsoen van de melkkoeien. ‘De kalveropfok is de belangrijkste schakel op een bedrijf. Dan moet je ook met hoogwaardig voer werken.’ l
2013
24-09-13 13:40
Erik Back schroefde melk- en krachtvoergift terug dankzij beter stalklimaat
Al twee jaar geen ziek kalf Na steeds terugkerende gezondheidsproblemen bij zijn jongste kalveren bouwde melkveehouder Erik Back in 2010 een nieuwe
15 graden. Boven de 15 graden draait de ventilator maximaal, beneden de 5 graden minimaal.’
jongveestal. Over het stalklimaat dacht hij goed na. Met resul-
Dierdagdosering van nul
taat. ‘We zitten bij de kalveren op een dierdagdosering van nul.’ tekst Jorieke van Cappellen
I
edere herfst was het raak bij de jongste kalveren van melkveehouder Erik Back in Lutten. ‘Door het vochtige weer en de kortere dagen werd de stal klam en begonnen de kalveren te zweten. Met als gevolg dat ik de hele stal rond moest om de kalveren tegen longontsteking te behandelen.’ Back, die op zijn bedrijf 140 koeien melkt, kijkt met weinig plezier terug op de kalveropfok in die periode. De kalveren waren gehuisvest in de vroegere aanbindstal van de boerderij. Ondanks mechanisch ventileren van de flink bezette ruimte bleef de situatie problematisch. ‘De luchtstromen waren door het lage plafond van 3,5 meter niet optimaal.’
Dichte stal Back besteedde de opfok een aantal jaren uit, maar ook dat beviel niet. ‘In 2010 besloten we te investeren in een eigen, goede jongveestal.’ Op advies van zijn kalveropfokadviseur nam Back eerst een kijkje bij andere bedrijven. ‘Ik heb daar vooral gezien hoe ik het níet wilde. Ik zag veel openfrontstallen, maar dat is voor de kleinste kalfjes snel te koud.’ Back koos voor een volledig dichte stal met mechanische ventilatie voor de aanvoer van verse lucht. ‘Ik heb het gevoel dat ik met mechanische ventilatie beter controle heb op het klimaat.’ De jongveestal huisvest de kalveren vanaf nul dagen tot en met de drachtige vaarzen. Het gedeelte met kalveren tot vijf maanden, met vier grote strohokken en eenlingboxen, is inclusief mestputten volledig gescheiden van het andere gedeelte. Back liet de wanden en het plafond van de ruim opgezette stal, met een nokhoogte van acht meter, volledig isoleren. ‘Het klimaat is in de zomer en in de winter constant en je hebt geen last van vocht.’
Om het aanzuigen van valse lucht te voorkomen, zijn alle kieren en naden in de stal grondig dichtgekit.
Aangepast ventileren per hok De verse lucht in de stal komt laag binnen via een opening in de schuifdeur en de overheaddeur. Eén grote ventilator van 55 centimeter doorsnee is boven de vier strohokken geplaatst. Boven elk hok zit een eigen afzuigkanaal. ‘In hok één zitten de jongste kalveren, daar staat het kanaal wat verder dicht om te grote luchtcirculatie te voorkomen. In hok vier bij de oudste kalveren staat het ventilatiekanaal juist verder open. Omdat deze kalveren meer lichaamsvocht en mest produceren en er daardoor meer ammoniak is, moet de lucht hier sneller ververst worden.’ De ventilator past zijn snelheid automatisch aan aan de temperatuur. ‘De temperatuur wordt geregeld tussen de 5 en
Back is erg tevreden met zijn jongveestal. ‘Ik heb tot nu toe slechts één kalf gehad dat ik moest spuiten tegen longontsteking. Maar dat was een zwak kalf dat zelf al moeilijk dronk. Bovendien heb ik in die twee jaar nooit meer diarreekalveren gehad. We zitten bij de kalveren op een dierdagdosering van nul.’ De jongveestal was een flinke investering. Wat het oplevert kan Back niet direct in cijfers uitdrukken. ‘De kalveren zijn door het goede klimaat veel actiever en nemen daardoor enorm goed voer op. Ze groeien als kool. We hebben de melkpoedergift en krachtvoergift zelfs kunnen terugschroeven, ze werden gewoon te vet.’ Door de goede voeropname en groei kan Back de pinken al op een leeftijd vanaf één jaar insemineren. ‘En dan nog kalven ze op 21 tot 24 maanden af als vaars van 650 kilogram. In het verleden was de afkalfleeftijd 27 maanden.’ Maar de resultaten zijn niet alleen te danken aan het goede stalklimaat, stelt Back kritisch. ‘Alle randvoorwaarden voor een gezonde groei moeten er zijn. Een goede biestvoorziening en hygiëne zijn minstens zo belangrijk. Ook daar ben ik heel secuur in.’ l
Erik Back: ‘De kalveren zijn door het goede klimaat actiever en nemen enorm goed voer op’
V E E T E E LT
VX15_special veehouder mech ventilatie.indd 49
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
49
24-09-13 12:11
M A R K T
De marktberichten van agrarische producten en grondstoffen staan wekelijks in de krant. Maar hoe ontwikkelt de markt zich op de middellange termijn? Welke indicatoren moet de melkveehouder in het vizier houden? Deze editie van de rubriek ‘Markt’ gaat over grond.
D
e grondprijsmonitor van de Dienst Landelijk Gebied maakte onlangs bekend dat de prijs voor een hectare landbouwgrond in 2012 is opgelopen naar 49.575 euro per hectare, een stijging van drie procent ten opzichte van 2011. Dit is een afvlakking van de stijging in de jaren van 2005 tot en met 2009, toen de grond jaarlijks tien procent in waarde steeg. Met het uitbreken van de economische crisis staat de vraag naar grond voor wonen, werken en natuur weliswaar op een lager pitje, tot een prijsdaling heeft dat kennelijk niet geleid. ‘In een aantal gebieden zijn de prijzen wel gestabiliseerd’, vertelt Jos van Maanen, adviseur voor de Bond van landpachters en eigen grondgebruikers. ‘Anderzijds worden goede percelen nog steeds vlot verkocht. Je merkt dat grond de beperkende factor is als er geen melkquotering meer bestaat. Boeren investeren in de beperkende factor voor hun bedrijfsvoering.’
Basis voor mestafzet Het ligt voor de hand dat veehouders hun grond maximaal willen benutten als vanaf 2015 het melkquotum niet meer bestaat. Ruwvoer wordt dan schaarser. Van Maanen: ‘Tot op heden is het zo dat het aankopen van voer en het afvoeren van mest goedkoper is dan grond kopen. Je kunt bovendien het voer kopen dat het best past in jouw rantsoen en hebt geen oogstrisico’s. Maar helemaal zonder grond is ook niet verstandig, er is een omslagpunt, een optimum
Landbouwgrond vormt een stabiele factor voor beleggers in tijden van economische crisis
Grondhonger neemt toe De aankoop van percelen landbouwgrond is op papier altijd te duur, maar achteraf nooit onverstandig. Tot dat inzicht komen ook steeds meer beleggers die landbouwgrond als een veilige haven voor hun centen zien. Grond staat voor de melkveehouderij steeds meer symbool als het nieuwe quotum. tekst Tijmen van Zessen
voor de hoeveelheid grond onder je bedrijf.’ Waar dat optimum ligt, is volgens Van Maanen lastig aan te geven. ‘Dat is voor iedereen verschillend en hangt met name af van de verkaveling. Wie een grote huiskavel heeft, kan met een extensieve bedrijfsvoering van 12.000 kilo melk per hectare net zo goed succesvol zijn als een ondernemer met 20.000 kilo melk per hectare.’ Het meest efficiënt is het volgens hem om het gros van de ruwvoerbehoefte zelf te winnen. ‘Dan heb je van twee werelden het beste; je blijft niet met bulten gras zitten en hebt tegelijkertijd voldoende basis voor mestafzet en ruwvoerwinning.’ Voor de prijsontwikkeling van landbouwgrond op de langere termijn is het volgens Van Maanen belangrijk om te kijken naar de verhouding tussen opbrengstprijzen van landbouwproducten en de renteontwikkeling. ‘Als je grond kunt fi-
nancieren tegen een lage rente, gaat het relatief gemakkelijk, zeker nu de melkveehouderij en akkerbouw jaren doormaken met goede opbrengstprijzen. Maar als de rente over tien jaar fors hoger ligt, is het de vraag of je op basis van de huidige opbrengstprijzen nog grond kunt financieren.’
Beleggers verleiden Als het gaat om de financierbaarheid van grond start LTO Vastgoed binnenkort een nieuw initiatief. Het idee is om particuliere beleggers te verleiden om in landbouwgrond te beleggen via de oprichting van een fonds. Hieruit zouden boeren vervolgens geld kunnen lenen. De constructie is vergelijkbaar met erfpachtconstructies van ASR en Fagoed, maar is nadrukkelijk opgezet met voor beide partijen aantrekkelijke uitgangspunten. ‘Boeren krijgen de mogelijkheid
Energieproductie verstoort markt van landbouwgrond Gerrit Caspers, makelaar van Gantvoort Makelaardij, ziet wereldwijd de grondprijzen stijgen. ‘Van de Verenigde Staten tot in Duitsland en OostEuropa, er is gewoon grondhonger in de wereld. Dat komt enerzijds door de groei en welvaarttoename van de wereldbevolking. Die zorgen voor een toenemende vraag naar (luxer) voedsel. Anderzijds speelt de inzet van onder andere graan en mais voor
52
V E E T E E LT
VX15_markt grond.indd 52
SEPTEMBER
2
een alternatieve energieproductie een niet onbelangrijke rol. Dit fenomeen zorgt voor een extra opdrijving van de grondprijzen. En globalisering zorgt ervoor dat de landbouw is ontdekt door de wereld van beleggers’, stelt Caspers. Erwin Wauters, onderzoeker bij het ILVO, is namens België verbonden aan het International Farm Comparison Network (IFCN). Ook hij voorziet op middellange termijn oplopende grondprijzen
op wereldniveau. ‘Volgens onze schattingen moet je dan denken aan circa vijf procent per jaar. De effecten die zorgen voor een stijgende vraag naar grond zullen de komende jaren versterkt doorzetten. Dan denk ik voor Europa in elk geval aan het mest- en milieubeleid en de directe inkomenssteun uit Brussel. Daarnaast is er wereldwijd een competitie om het landgebruik, zowel met de overheid als met de natuur als met particulieren.’
2013
23-09-13 17:01
D E
prijs (euro/ha)
50.000 40.000 30.000 20.000 2005
2006
2007
2008
2009
2010 2011
jaar
Figuur 1 – Gemiddelde prijs voor onverpachte landbouwgrond (per hectare) in Nederland (bron: CBS)
om na gebruik van de grond eigenaar te worden en beleggers krijgen misschien een iets lager rendement, maar meer zekerheid dan ze nu hebben met hun belegd vermogen in leegstaande kantoren en winkelpanden’, licht Gert de Haan toe, directeur bij LTO Vastgoed. Er zijn nog geen transacties gedaan, maar De Haan stelt dat dit spoedig zal gebeuren. De grondprijs is de afgelopen jaren met gemiddeld zo’n 3,5 procent per jaar gestegen (figuur 1), inclusief inflatiecorrectie. Landbouwgrond blijkt een stabiele factor in tijden van crisis. ‘Op lange termijn zal grond altijd de inflatie bijhouden’, zegt Gerrit Caspers namens Gantvoort Makelaardij. Hij koppelt de
prijsontwikkeling net als Van Maanen aan het rendement in de landbouw. ‘Als de melkprijs terugzakt naar het niveau in 2009, dan wordt het rustiger op de grondmarkt. Maar er zijn altijd uitschieters van bedrijven die ook in slechte jaren grond kopen.’ Een structureel hoger aanbod van grond door stoppende bedrijven heeft tot op heden niet echt voor neerwaartse prijsdruk gezorgd. Caspers: ‘Stoppende boeren gaan vaak jongvee opfokken of pinken weiden. Hun grond komt maar mondjesmaat vrij, de kavels op afstand als eerst.’
Landbouw aan zet Volgens Arjan van der Waaij, voorzitter van de vakgroep Agrarisch en Landelijk Vastgoed bij de NVM, is het nieuwe Europese landbouwbeleid belangrijk in de prijsvorming van landbouwgrond. Elke hectare vertegenwoordigt immers een bedrag aan inkomenstoeslag uit Brussel. Van der Waaij ziet grond zelfs als het nieuwe quotum voor de melkveehouder. ‘We worden niet intensiever dan de mestwet ons toestaat. Grond, ofwel de plaatsingsruimte voor mest, is straks de quotering voor de melkveehouderij. Het geld dat voorheen werd ingezet voor melkquotum gaat voortaan naar grond.’
VA N
Melkveehouder Gerben Iemhoff, Radewijk
‘Wij hebben de afgelopen tien jaar behoorlijk wat grond gekocht, het areaal is zo met ongeveer 25 procent uitgebreid. Het is lastig om tegen de huidige prijzen rendement te halen uit een investering in grond, maar grond is straks het nieuwe quotum. Als je grond kunt financieren, is het nooit onverstandig om zelf grond te kopen. Ik snap de nieuwe financieringsvormen met beleggingsmaatschappijen, maar geef er toch de voorkeur aan om baas te blijven over eigen grond. Dan profiteer je volledig van de waardestijging, het is niet voor niets dat beleggers zich interesseren voor landbouwgrond. Op lange termijn is grond altijd een goede investering.’
V E E T E E LT
VX15_markt grond.indd 53
V I S I E
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
53
23-09-13 17:01
DIERGEZONDHEIDSNIEUWS
Het belang van melkmonsters
Druk de dop tegen het buisje aan om te voorkomen dat er vuil in valt
Melkmonsters nemen is bewerkelijk: het kost veel tijd, de koe moet vastgezet worden, de materialen zijn vaak niet bij de hand, het is lastig om de boel schoon te houden en soms wordt vergeten de monsters naar de dierenarts te brengen of in de vriezer te doen. Herkenbaar voor bijna iedere veehouder. Toch heeft het nemen van melkmonsters veel voordelen.
Kiemen op het bedrijf Het nemen van melkmonsters is belangrijk om te weten welke kiemen op het bedrijf een rol spelen. In de toekomst wordt het nemen van melkmonsters steeds belangrijker om antimicrobiële middelen te (mogen) gebruiken en op voorraad te kunnen hebben. Weten welke kiemen op het bedrijf aanwezig zijn is ook van belang voor het nemen van de juiste managementmaatregelen op het gebied van uiergezondheid. Moet de aandacht liggen op de melktechniek, de hygiëne van de boxen,
is er iets mis met het zaagsel of kunnen de hoogcelgetalkoeien andere dieren besmetten? Dit soort zaken kunnen met de juiste diagnostiek, in overleg met de dierenarts en andere adviseurs, beter in kaart worden gebracht en aangepakt worden. Uitslagen van melkmonsters kunnen, eventueel in combinatie met het koecelgetal van de mpr, ook gebruikt worden om te beslissen of het nodig is om koeien droog te zetten met antibiotica. Uit onderzoek eerder dit jaar, onder ruim 400 veehouders, is gebleken dat een derde van de veehouders geen melkmonsters neemt voor bacteriologisch onderzoek. Daartegenover neemt ruim 50 procent van de veehouders 1 tot 10 melkmonsters per jaar. Negen procent stuurt per jaar 10 tot 20 monsters in voor onderzoek.
Vaker melkmonsters nemen Ondanks dat het merendeel van de veehouders al melkmonsters neemt, zal het in de toekomst nodig zijn om vaker melkmonsters te nemen. Er wordt geadviseerd om per jaar minimaal tien melkmonsters van klinische mastitis en tien monsters van hoogcelgetalkoeien in te sturen voor onderzoek om een idee te krijgen van de situatie op het bedrijf. Er zijn veehouders die van elke zichtbare mastitis voordat ze behandelen een melkmonster nemen en het invriezen. Als er uiteindelijk vijf monsters of meer ingevroren zijn, worden deze in één keer naar de dierenartspraktijk gebracht of ingestuurd voor onderzoek. Ook als een koe niet goed reageert op een behandeling, kan een ingevroren monster alsnog onderzocht worden, zodat indien nodig de behandeling aangepast kan worden. Kortom: het regelmatig nemen van melkmonsters heeft meerdere voordelen en steeds meer veehouders doen het vaker.
Bezoek ons op de Rundvee & Mechanisatie Vakdagen Komend najaar kunt u Boehringer Ingelheim vinden op de Rundvee & Mechanisatie Vakdagen. Deze vinden plaats op 29, 30 en 31 oktober in Hardenberg en op 19, 20 en 21 november in Gorinchem.
We verwelkomen u graag op onze stand om uw vragen te beantwoorden en om u natuurlijk alles te vertellen over ons nieuwe UbroCare-programma. Uiteraard hebben we een bijzondere attentie voor u klaarliggen!
GASTCOLUMN MIRJAM WIERSMA RUNDVEEDIERENARTS D A P B E LT R U M
Maaimoment Sinds ik twee kleine kinderen heb, weet ik alles van trekkers. Grote en kleine trekkers en ‘papatrekkers’. Verbazingwekkend wat ze allemaal zien onderweg. Poeptonnen, schudders en voermengwagens verstopt op het erf of achter in de wei. Het doet mij denken aan de gesprekken met veehouders over wat je tegenwoordig aan machines nog bij huis moet hebben. Aan de koffie na een bedrijfsbezoek voer ik regelmatig de discussie of veehouders zelf moeten maaien en inkuilen of dat alles door de loonwerker gedaan moet worden. Advies over weidegang en weidebeheer geef ik regelmatig. Toch ben ik er dit jaar achtergekomen dat over een heel belangrijk punt geen advies wordt gevraagd, namelijk over de dag en het tijdstip van maaien. Vanwege het natte koude voorjaar heeft een aantal veehouders binnen onze praktijk een verkeerde keus gemaakt. Het gevolg: graskuilen met een drogestofpercentage van minder dan 20 procent. Als de slechte kuiluitslagen bekend worden, verschuift het probleem echter naar de dierenarts en de voervoorlichter. Deze moeten met de slechte kuilen toch zorgen voor een hoge productie en een goede gezondheid van de veestapel en lage kosten. Een bijna onmogelijke opgave. Misschien moet ik volgend jaar toch maar elke morgen via de moderne media een bedrijfsspecifiek weerbericht versturen. Of aankomende winter duidelijk afspraken maken met de weergoden over de regen en zon in 2014.
V E E T E E LT
VX15_Boehringer.indd 55
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
55
23-09-13 15:26
SERIE KLAUWAANDOENINGEN
Stef van Roessel: ‘Van alle klauwaandoeningen is stinkpoot het makkelijkst terug te dringen’
Serie: Klauwaandoeningen Eind 2013 loopt het driejarige project ‘Grip op klauwen’ ten einde. Daarop vooruitlopend belicht Veeteelt in vijf maanden tijd de vijf belangrijkste klauwaandoeningen. En wat is er binnen het project gedaan om verbetering te realiseren? Deel 1: Stinkpoot Deel 2: Zoolbloeding Deel 3: Zoolzweer Deel 4: Mortellaro Deel 5: Wittelijndefect
S
tinkpoot en mortellaro worden in de praktijk nogal eens door elkaar gehaald. Het zijn tenslotte allebei infectieuze aandoeningen die zichtbaar schade aanrichten in het balgebied van de klauwen. Klauwverzorger bij AB Brabant Marcel de Kok maakt daarom bij het begin van de serie over klauwaandoeningen eerst het verschil tussen stinkpoot en mortellaro duidelijk. ‘Stinkpoot handhaaft zich op en in het hoorn van de klauwen en mortellaro zit alleen op de huid. Daarnaast is mortellaro echt pijnlijk en stinkpoot niet. Stinkpoot heeft ook niet direct een daling van de melkgift tot gevolg en heeft geen zichtbaar effect op het welzijn van het dier.’ Met deze beschrijving zou het beeld kunnen ontstaan dat stinkpoot eigenlijk zo
Stinkpoot geeft vervolgproblemen Stinkpoot lijkt geen zichtbaar effect te hebben op de melkgift, maar het is wel een voorloper van andere klauwaandoeningen. Door de juiste maatregelen behaalde een groep veehouders binnen het project ‘Grip op klauwen’ een flinke reductie van stinkpoot. tekst Florus Pellikaan
erg niet is. Marcel de Kok haast zich om die conclusie te ontzenuwen. ‘Stinkpoot is een voorloper van veel andere aandoeningen. Doordat het een defect aan het hoorn is, gaat er een seintje naar de hersenen voor extra hoorngroei. De bacterie die stinkpoot veroorzaakt, vreet vervolgens groeven in het overmatige hoorn, waardoor de kans op zoolzweren en tussenklauwontsteking groter wordt.’
Hygiëne op nummer 1 Vanwege het risico op vervolgproblemen is stinkpoot ook een van de aandoeningen die de aandacht heeft in het project ‘Grip op klauwen’. Het driejarige project dat eind 2013 afloopt, heeft als belangrijkste doelstelling om op vijftig pilotbedrijven dertig procent verbetering van de
been- en klauwgezondheid te realiseren. Tien Noord-Brabantse melkveebedrijven die klant zijn van Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk, vormen een deelgroep binnen het project. Alhoewel de eindmeting van het project pas dit najaar wordt uitgevoerd, lijkt het aantal gevallen van stinkpoot substantieel te zijn afgenomen. ‘Van alle aandoeningen is stinkpoot het makkelijkst terug te dringen’, vertelt Stef van Roessel, dierenarts bij Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk. ‘Dat komt doordat stinkpoot een duidelijke relatie heeft met het milieu. Hoe meer mest op de vloer of in de box en hoe vochtiger het klimaat, hoe meer stinkpoot voorkomt.’ Marcel van den Tillaart, specialist rundveehouderij bij Agrifirm en net als De
Arjan van der Sanden: ‘Score 3 voor stinkpoot is score 1 geworden’
De reden dat Arjan van der Sanden zich begin 2011 opgaf als deelnemer van het project ‘Grip op klauwen’ is net zo eenvoudig als duidelijk. ‘We hadden al lange tijd veel klauwproblemen en tevergeefs al veel geprobeerd om er vanaf te komen.’
58
Van der Sanden melkt in Moergestel honderd koeien in een oudere stal met een dichte vloer. ‘Hierdoor hebben we relatief veel mest op de vloer, waardoor we altijd al veel klauwproblemen hadden. De problemen werden groter na het plaatsen van nieuwe boxen en een rubberen mat als boxbedekking. De koeien bleven te veel staan en kregen klauwproblemen zoals stinkpoot en zoolzweren.’ Meer bekappen of vaker een voetbad plaatsen, bood geen oplossing, want Van der Sanden had die maatregelen al genomen. ‘Maar door deelname aan het project werden alle adviseurs in het doel van minder klauwaandoeningen betrokken.
Wat anders oppervlakkige gesprekken waren, werd nu doelgerichter’, blikt Van der Sanden terug. De veevoeradviseur kwam uiteindelijk met het voorstel om de boxen aan te pakken. ‘We draaien nu een jaar met dikke fractie van mest in de box en een nieuwe boxafstelling en we zien dat de koeien veel meer liggen en minder problemen hebben. Met de dichte vloer zullen de aandoeningen nooit helemaal verdwijnen, maar veel scores 3 van ernstige stinkpoot zijn een score 1 van lichte stinkpoot geworden’, vertelt Van der Sanden. ‘Vroeger moesten we wekelijks drie koeien bekappen, nu zijn het er sinds mei nog maar vijf in totaal.’
V V EE EE TT EE EE LL TT SJ A E PN TUEAMR BI E 1R / 22 22 00 01 93
VX15_serie klauwen deel 1.indd 58
23-09-13 16:54
ginstadium is of als eerst het overtollige hoorn goed is weggesneden. Een ernstige vorm van stinkpoot genees je niet met alleen een voetbad, bekappen is dan onvermijdelijk’, stelt De Kok. Voor voetbaden zijn veel middelen in omloop, maar de betrokkenen zijn het erover eens dat formaline het beste tegen stinkpoot werkt. ‘Er zijn veel onduidelijkheden over een mogelijk verbod van formaline, maar het mag nog steeds gebruikt worden. Vanwege de schadelijkheid van formaline voor de gezondheid van de veehouder moet hij er wel voorzichtig mee omgaan’, aldus Stef van Roessel. De Kok adviseert om in samenspraak met de eigen klauwverzorger vast te stellen hoe vaak een voetbad gebruikt moet worden. De Kok wijst wel nadrukkelijk op de vereiste afmetingen van het voetbad: 2,5 meter lang en minstens een vloeistofniveau van 15 centimeter. ‘Deze afmetingen helpen ook weer bij het bepalen van de juiste concentratie. Van de normale handelsoplossing formaline is dat drie tot vijf procent van de totale hoeveelheid vloeistof’, vertelt Van den Tillaart. ‘Ook moet een voetbad een ontsmettingbad zijn en geen besmettingsbad worden.’ Marcel de Kok adviseert daarom om koeien maximaal twee keer door het voetbad te laten gaan en het daarna schoon te maken en weg te halen.
Goede weerstand
Kok en Van Roessel betrokken bij de Brabantse deelgroep binnen het project, vult aan: ‘Bij jongvee dat de hele zomer buiten loopt, zie je ook nooit stinkpoot. In de rij met belangrijkste preventie- en behandelmaatregelen voor stinkpoot staat hygiëne duidelijk op nummer één.’ Na hygiëne is een volgende effectieve maatregel tegen stinkpoot het regelmatig bekappen. ‘Het overmatige hoorn moet je wegsnijden, zodat vervolgaandoeningen niet optreden. Het klinkt simpel, maar het is heel effectief’, stelt De Kok. Bij de vraag hoe vaak veehouders moeten klauwverzorgen, kijken de
specialisten elkaar kort aan. ‘Er zijn meerdere manieren en strategieën, maar laten we stellen dat de basis is: ieder jaar elke koe twee keer bekappen. Vanaf dat uitgangspunt is het maatwerk en moeten de erfbetreders bepalen of de frequentie van bekappen omhoog moet of naar beneden kan’, stelt Van Roessel.
Eerst bekappen, dan voetbad Na het wegsnijden van het overtollige hoorn komt de volgende maatregel tegen stinkpoot in beeld en dat is het plaatsen van voetbaden. ‘Een voetbad is vooral effectief als stinkpoot in het be-
Terug naar preventie, die door de deskundigen als meest belangrijke maatregel wordt genoemd. ‘De balans tussen infectiedruk en weerstand is soms positief voor weerstand omdat in gelijke omstandigheden binnen of tussen bedrijven niet elke koe stinkpoot krijgt. Stinkpoot is een infectieuze aandoening en daarom heeft weerstand invloed op het voorkomen’, stelt Van Roessel. Volgens Van den Tillaart is een uitgebalanceerd rantsoen met voldoende structuur en niet te veel snelheid daarom belangrijk. ‘Zeker omdat de verteerbaarheid van veel gewassen toeneemt, is voldoende effectieve structuur een zorg. Het is nodig voor een goede penswerking en dat heeft een positieve invloed op de weerstand van de koe. Pas als dit in orde is, kun je finetunen met mineralen als koper en zink.’ Met name in de gezamenlijke aanpak van veehouder en erfbetreders na het in kaart brengen van de klauwaandoeningen via Digiklauw zien de deskundigen meerwaarde. Meer daarover in het vervolg van de serie. l
V E E T E E LT
VX15_serie klauwen deel 1.indd 59
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
59
23-09-13 16:55
V O ER
V O O R
B O E R
Lager celgetal levert meer melk op
Praktijkpilot met extra kunstmestbemesting Zes melkveebedrijven hebben bij wijze van proef een ontheffing gekregen voor een hogere stikstofgebruiksnorm van drie jaar. Deze bedrijven mogen de huidige gebruiksnorm overschrijden met de hoeveelheid stikstof die zij meer dan de normatieve opbrengst oogsten. De zes pilotbedrijven zijn Koeien & Kansen-deelnemer of melkveehouder in Flevoland. De hogere stikstofgebruiksnorm voor deze bedrijven werd aangetoond met de Kringloopwijzer, een systeem dat mineralenkringlopen op een bedrijf in kaart brengt. Die hogere norm lag tussen de 3 en 22 procent en mag alleen worden ingevuld met kunstmest. De huidige stikstofgebruiksnormen in het mestbeleid zijn gebaseerd op de maximaal toegestane verliezen naar het grondwater. Daarbij hoort een normatieve gewasopbrengst, maar op sommige bedrijven blijkt de opbrengst hoger dan de norm. Dit zou een indicatie kunnen zijn dat de gegeven stikstof in deze gevallen efficiënter wordt gebruikt. Het doel van de pilot is om met behulp van de Kringloopwijzer aan te tonen dat extra bemesting in sommige gevallen niet leidt tot hogere verliezen naar bodem en lucht.
Veel animo voor Melkprijs Garantiecertificaat van 39,50 euro Melkveehouders hebben gretig ingetekend op het Melkprijs Garantiecertificaat van Dairy Trading Online (DTO). De organisatie zette voor de eerste helft van 2014 een melkprijsgarantie van 39,50 euro per honderd kilo melk in de markt. Binnen een week waren er meer inschrijvingen op het certificaat dan mogelijk was. Ook de uitbreiding van het certificaat was volgens Trienke Elshof, projectmanager bij DTO, snel ingevuld. Hoewel de zuivelmarkt voor 2013 wijst op aanhoudend goede prijzen, is dit voor 2014 nog de vraag. Een prijs van 39,50 euro per honderd kilo melk is voor veel melkveehouders blijkbaar voldoende acceptabel. Melkveehouders met een garantiecertificaat blijven gewoon de melk afleveren aan hun huidige afnemer. Als de melkprijs lager ligt dan 39,50 euro per honderd kilo melk, betaalt DTO het verschil aan de veehouder bij. Ligt de melkprijs hoger dan 39,50 euro per honderd kilo melk, dan betaalt de veehouder het verschil aan DTO. Maatgevend voor de berekening is de garantieprijs van FrieslandCampina.
64
V E E T E E LT
VX15_vvb.indd 64
SEPTEMBER
2
Koeien met een goede uiergezondheid produceren ruim 850 kilogram meer melk in 305 dagen. Dat blijkt uit een analyse van Agrifirm Focus Melkvee (tabel 1). Agrifirm vergeleek uit zijn database van 3000 bedrijven de resultaten van de 20 procent bedrijven met het laagste celgetal en de 20 procent bedrijven met het hoogste celgetal. Op bedrijven met een laag celgetal ligt de bsk 3,7 punten hoger. Daarnaast ligt de tussenkalftijd er negentien dagen lager. Ook bleek dat koeien met een laag celgetal efficiënter produceren met bijna twee kilogram minder krachtvoer per 100 kilogram melk. Dat resulteert in 66 cent lagere voerkosten en daarmee in een hoger saldo van 50 cent per 100 kilogram. ‘Er zijn diverse studies gedaan naar de relatie tussen een goede uiergezondheid en een hoger saldo’, aldus Anton Oostveen, productmanager rundvee bij Agrifirm. ‘We zien in de analyse het bewijs dat een lager celgetal ook in de praktijk meer oplevert.’ Voor veehouders is dit een aanwijzing om nog alerter te zijn op een laag celgetal. ‘Koeien met een laag celgetal zijn gezonder en hebben een betere weerstand, wat een betere en efficiëntere melkproductie mogelijk maakt.’ Tabel 1 – Vergelijking bedrijven hoog en laag celgetal
laagste hoogste celgetal celgetal verschil gemiddeld tankcelgetal (x 1000 cellen per ml) bedrijfsstandaardkoe (bsk) kg melk per koe per dag 305 dagenproductie per koe (kg melk) productie per afgevoerde melkkoe kg vet rollend jaargemiddelde kg eiwit rollend jaargemiddelde verwachte tussenkalftijd koeien (dagen) totaal kg krachtvoer per 100 kg meetmelk meetmelk uit ruwvoer per koe per dag (%) totale voerkosten per 100 kg melk (in euro’s) saldo per 100 kg melk (in euro’s)
117 42,0 27,5 8.751 32.070 386 310 414 24,45 49 8,69 31,18
274 38,3 24,8 7.895 30.914 350 281 433 26,36 46 9,35 30,69
–157 3,7 2,7 856 1.156 36 29 –19 –1,91 3 –0,66 0,49
Veehouder bewuster van pijn bij koe Steeds meer melkveehouders gebruiken pijnstillers met een ontstekingsremmende werking (NSAID’s) bij hun koeien. De bewustwording van pijn bij rundvee groeit, zo concludeert Martine Ordeman in haar afstudeeropdracht aan Van Hall Larenstein in Wageningen. De studente enquêteerde voor haar onderzoek in opdracht van farmaceut Boehringer Ingelheim ruim 800 veehouders. Daarvan zet 93 procent wel eens een pijnstiller in op het bedrijf. Volgens cijfers van AgriDirect was dit in 2011 nog 66,8 procent. De meest voorkomende aandoening waarbij een pijnstiller wordt ingezet is zichtbare mastitis; ruim tachtig procent van de veehouders kiest dan voor een pijnstiller. Ordeman stelt dat de ernst van de aandoening een grote rol speelt bij het inzetten van een pijnstiller. Zo zegt 90,7 procent van de veehouders een pijnstiller op het bedrijfsbehandelplan te hebben staan voor ernstige mastitis, terwijl dit voor milde mastitis minder is (16,4 procent). Veehouders zijn zeer tevreden over de inzet van pijnstillers; een meerderheid ziet bij de meeste dieren een effect van de behandeling. Een sneller herstel en het beter blijven vreten worden als veelvoorkomende zichtbare effecten genoemd.
2013
24-09-13 16:21
Digitaal inzicht in verkaveling landbouwgrond Wie zich wil verdiepen in de kwaliteit van verkaveling in Nederland, kan voortaan terecht op de website www.verkavelenvoorgroei.nl. De website bevat interactieve verkavelingskaarten en is een initiatief van LTO Nederland, de Dienst Landelijk Gebied en het Kadaster. Het is voor het eerst in Nederland dat kaarten de actuele kwaliteit van de agrarische structuur per regio in beeld brengen. De beoordeling van de kwaliteit van verkaveling is gebaseerd op het gemiddelde percentage huiskavel, de oppervlakte van de huiskavels, het aantal veldkavels per bedrijf en de gemiddelde oppervlakte van de veldkavels. Volgens cijfers van het LEI en CBS zijn landbouwgronden de afgelopen twintig jaar aan het versnipperen. Dit zorgt voor hogere bewerkingskosten en daardoor een hogere kostprijs. Onder de naam ‘Verkavelen voor groei’ hebben de initiatiefnemers een snelle en effectieve manier van verkavelen ontwikkeld. Daarbij maken ondernemers en betrokkenen in het gebied zélf een ruilplan voor agrarische structuurverbetering. Zie voor meer informatie: www.verkavelenvoorgroei.nl
Hoge fosfaattoestand, meer mest De bemestingsadviezen zoals die nu worden berekend, leiden niet altijd tot maximale benutting van nutriënten, zo stelt Blgg AgroXpertus. Het uitgangspunt is momenteel dat grond met een hoge fosfaattoestand toe kan met een lagere bemesting. ‘We zien dat juist de grond met een hoge fosfaattoestand efficiënter omgaat met de nutriënten, met meststoffen. Deze grond levert namelijk de hoogste gewasopbrengst. De onttrekking van nutriënten is daardoor ook groter. Daarom zou je juist deze percelen extra moeten bemesten in plaats van minder’, stelde Gerard Abbink tijdens een expertbijeenkomst van Blgg AgroXpertus. Volgens Abbink speelt ook de bodemvruchtbaarheid een belangrijke rol bij de groei van gewassen. Hij beschouwt de bodemvruchtbaarheid als een accu. ‘De opbrengsten zie je nog niet dalen, want de accu is nog op volle sterkte. Maar de lagere bemestingsnormen zijn wel terug te zien in onder meer teruglopende ruweiwitgehalten van graskuilen.’ De bodemvruchtbaarheid bepaalt de potentie van een bodem en staat voortaan centraal in het bemestingsadvies van Blgg AgroXpertus. Als het gaat om het verhogen van de benutting van mineralen, is volgens Abbink de grootste winst te halen via de bodem. ‘Op koeniveau varieert de benutting van 24 tot 38 procent, in de bodem loopt dit uiteen van 63 tot 140 procent.’
De deelnemende veehouders worden geschoold in het herkennen van klauwaandoeningen
Veehouders zelf aan de slag met Digiklauw Zuivelfabriek Bel Leerdammer zoekt onder zijn leveranciers twaalf veehouders die zelf aan de slag willen met het registreren van klauwgezondheidsaandoeningen in het registratieprogramma Digiklauw van CRV. De veehouders worden in vier trainingsdagen bijgeschoold in het klauwverzorgen van koeien en herkennen van klauwaandoeningen. Daarna krijgen ze een pda, een handcomputer, met het programma Digiklauw, om de aandoeningen die ze bij de eigen veestapel aantreffen, te registreren. ‘Met deze registratie en vervolgens met de analyse heb je als veehouder een instrument in handen om actief aan de slag te gaan met het verbeteren van de klauwgezondheid’, vertelt Roelof Wijma. Wijma is bij Bel Leerdammer verantwoordelijk voor de verduurzaming van de melkveehouderij. CRV gebruikt de gegevens die de veehouders aanleveren voorlopig nog niet voor het schatten van fokwaarden voor klauwgezondheid.
FrieslandCampina stopt met speciale melk Vanaf 2014 stopt FrieslandCampina het concept van speciale Campina-melk. Ruim 300 melkveehouders voerden hun koeien sinds 2007 extra mineralen voor melk met een verhoogd jodium- en biotinegehalte. Vanaf januari kunnen ze daarmee stoppen en eindigt ook de extra vergoeding van 0,9 cent per kilo melk. Consumenten zouden bij een dagelijkse consumptie van honderd milliliter Cam-
pina-merkmelk, ten minste 15 procent van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid jodium en biotine binnenkrijgen. Volgens FrieslandCampina hecht de consument nu echter vooral belang aan natuurlijkheid en de Nederlandse herkomst van melk. De zorg voor de koe en haar omgeving weegt ook zwaar, terwijl traceerbaarheid en specifieke voedingswaarden minder relevant zijn.
V E E T E E LT
VX15_vvb.indd 65
S E P T E M B E R
2
2 0 1 3
65
24-09-13 16:21