6 minute read
Onze selectieve blindheid is dodelijk voor de levende wereld
from Dada Magazine #4
Elke generatie normaliseert de aftakeling van onze omgeving en de verwoestende verliezen aan kwetsbare ecosystemen stapelen zich op. Wat jij ziet is niet wat anderen zien. We bewonen namelijk parallelle werelden van waarneming, begrensd door onze interesses en ervaringen. Wat voor sommigen duidelijk is, is voor anderen onzichtbaar. Ik stond bijvoorbeeld aan de grond genageld, kijkend naar een sperwer die tussen de struiken jaagde, verbaasd dat andere mensen het konden negeren.
Advertisement
Bron George Monbiot, Brits zoöloog & columnist voor The Guardian
Maar ze kunnen zich net zo goed afvragen hoe ik de nieuwe Jeep V6 Pentastar Sahara, die net voorbijreed, niet had gezien. Zoals de psycholoog Richard Wiseman opmerkt: “Op eender welk moment hebben je ogen en brein alleen de verwerkingskracht om naar een heel klein deel van je omgeving te kijken … je brein identificeert snel wat het als de belangrijkste aspecten van jouw omgeving beschouwt en concentreert bijna alle aandacht op deze elementen.” Al het andere blijft ongezien. Onze selectieve blindheid is doodsbedreigend voor de levende wereld. Joni Mitchell’s bewering “you don’t know what you’ve got till it’s gone” is helaas niet waar: ons collectieve geheugen wordt schoongeveegd als gevolg van ecologisch verlies. Een van de belangrijkste concepten die onze relatie tot de natuurlijke wereld bepalen, is het Shifting Baseline Syndrome, bedacht door de visserijbioloog Daniel Pauly. De mensen van elke generatie ervaren de toestand van de ecosystemen, die ze in hun jeugd tegenkwamen, als normaal en natuurlijk. Wanneer wilde dieren uitgeroeid zijn, merken we het verlies op, maar we zijn ons er niet van bewust dat de basis waarmee we de achteruitgang beoordelen in feite een toestand van extreme uitputting is.
We vergeten dus dat de standaardstatus van bijna alle ecosystemen – op het land en op zee – bestaat uit de dominantie van een megafauna. We zijn ons er niet van bewust dat er iets raars is aan onze
Dadamagazine # 04 .2018 zeeën; ze worden niet bewoond door grote walvissen of enorme scholen blauwvintonijn, twee meter grote kabeljauwen en heilbotten zoals een paar eeuwen geleden. We zijn ons er niet van bewust dat de afwezigheid van olifanten, neushoorns, leeuwen, sabeltandkatten, hyena’s en nijlpaarden, die in deze regio leefden tijdens de laatste interglaciale periode (toen het klimaat bijna identiek was aan dat van vandaag), ook een kunstmatig gevolg is van menselijke activiteit. En ook de verwering neemt toe. Weinig mensen weten nog dat het ooit normaal was om velden vol witte champignons te zien, of rivieren die tijdens de herfstnachtevening zwart zagen van palingen, of dat netels werden uitgeroeid door rupsen. Ik kan me een moment voorstellen waarop de vogels stoppen met zingen, mensen wakker worden, ontbijt klaarmaken en naar het werk gaan zonder te merken dat er iets veranderd is.
Daarentegen zorgt de duisternis waarin we leven ervoor dat we niet beseffen wat we hebben, terwijl het toch bestaat. Blue Planet II onthulde het complexe sociale leven en de opmerkelijke intelligentie van bepaalde soorten die we slechts behandelen als niets anders dan zeevruchten. Als we ons bewust waren van de vernietiging, die we met onze routinematige visvangst veroorzaken, zouden we dan niet drastisch onze koopgewoonten veranderen? Maar de marketing en
media infrastructuur helpen ons om niet te zien, om niet te denken, om ons waarnemingsvermogen niet zo af te stellen dat we een moreel wereldbeeld creëren waarnaar we kunnen handelen.
De meeste mensen werken onbewust samen in dit escapisme. Het beschermt hen tegen verdriet of cognitieve dissonantie. Wanneer ze zich bewust zouden zijn van de wonderlijke en betoverende schoonheid van de wereld, van zijn verbazingwekkende wezens en complexe interacties, en tegelijkertijd ook van de opmerkelijk snelle vernietiging van bijna elk levend systeem, dan zou dit haast ondraaglijk zijn. Dit is wat de grote natuurbeschermer Aldo Leopold bedoelde toen hij schreef: “One of the penalties of an ecological education is that one lives alone in a world of wounds.”
In juli 2017 scheen een krachtig licht – 125 watt om precies te zijn – in een hoek van mijn eigen duisternis. Twee natuuronderzoekers uit Vlaanderen, mottenvanger Bart Van Camp en natuurfotograaf Rollin Verlinde, vroegen of ze naar onze kleine stadstuin mochten komen om er een lichtval op te zetten. De resultaten van deze nachtvlindervangst waren een openbaring. Ik dacht dat de tuin – ondanks onze beste inspanningen – bijna dood was en dat vlinders en kevers eerder zeldzame bezienswaardigheden waren. Maar toen Bart en Rollin ons de motten lieten zien die ze hadden gevangen, besefte ik dat hetgeen we zien niet hetzelfde is als wat er is. Er zijn 59 soorten vlinders in het Verenigd Koninkrijk, en maar liefst 2.500 soorten motten. Ons onvermogen om de ecologie van de duisternis te begrijpen beperkt ons begrip van de levende wereld.
Toen ze de val openden, was ik stomverbaasd over de omvang en de schoonheid van hun vangst: roze en olijfgroene groot avondrood, askleurige dennenpijlstaart, vuursteenvlinders met een verguld patroon als de achterkant van een kerkuil, houtspaanders in gepolijst messing, vliervlinders met gele windvliegervormige vleugels, kleine zomervlinders met smaragdachtige kleuren van een noordelijke zee met strepen van schuimkoppen, een psi-uil met een camouflerend patroon als kiezelsteen of zandgrond, een gewone coronamot, een taxusspikkelspanner, een brandnetelmot, een zwartkamdwergspanner en een strooiselmot. Van hun namen alleen al geraak je onder de indruk. Ze getuigen van een bloeiende relatie tussen deze wezens en degenen die van hen houden.
In totaal waren er 217 motten van 50 verschillende soorten. Dit was, vertelde Van Camp en Verlinde me, ongeveer wat ze hadden verwacht te vinden. Vijfentwintig jaar geleden zouden het er veel meer zijn geweest. Hun voedselketen stort in elkaar, waarschijnlijk door een combinatie van pesticiden, de vernietiging van habitats en lichtvervuiling. En wij zijn ons nauwelijks bewust van hun bestaan.
Motten evolueerden ongeveer 190 miljoen jaar geleden. Vlinders zijn een relatief recente ontwikkeling, een afsplitsing die 140 miljoen jaar later plaatsvond. De meeste verklaringen voor deze afsplitsing baseren zich op de verspreiding van bloeiende planten. Maar heeft het misschien ook niet meer te maken met het feit dat vleermuizen een echolocatie hebben ontwikkeld, waardoor ze hun prooi kunnen detecteren, rond ongeveer diezelfde tijd? Kon de dagvlinder een reactie zijn geweest op een dodelijke aanpassing door het belangrijkste roofdier van de nachtvlinder?
Elke zomeravond ontvouwt er zich een onzichtbaar drama boven onze tuinen, wanneer motten, waarvan de oren zijn afgestemd op de echo-lokaliserende geluiden die vleermuizen maken, als stenen uit de lucht vallen om hun vijand te verschalken. Sommige nachtvlinders zijn geëvolueerd. De Bertholdia trigona kan de echolocatie van vleermuizen verstoren door klikkende geluiden te maken. Hij is daarbij in staat om goed te waar te nemen wanneer er werkelijk een aanval dreigt. We vernietigen de wonderen van deze onzichtbare wereld vooraleer we ze waarderen.
Die ochtend werd ik een betere natuuronderzoeker en een betere natuurbeschermer. Ik begon nauwkeuriger te kijken, op zoek naar het onzichtbare, en te bedenken wat erachter schuilgaat. Én te beseffen hoeveel we te verliezen hebben. George Monbiot bedoelt hiermee dat als we niet vlug iets doen, we naar de toekomst toe heel wat te verliezen hebben.
Dada: www.monbiot.com