2014 1

Page 1

Waardvogel

fo

to

van de maand

OfficiĂŤle uitgave van de NVWK

Op de voorpagina

De grote wintervlinder

Zangers in het riet

16

Interview

28

Onderzoek in het rietmoeras

In gesprek met Rudi Terlouw 53e JAARGANG | NUMMER 1 | FEBRUARI 2014

5


Belangrijke namen, telefoonnummers en e-mail adressen Bestuur Voorzitter

Max Ossevoort, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx

Secretaris

Algemeen adjunct Coördinator plantenwerkgroep

Dirk-Jan van Roest, info@nvwk.nl Leeghwaterstraat 138, 2871 PL Schoonhoven Gerard van Slijpe, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx bankrekening NVWK: NL82 RABO 0127 2948 80 Hans Kouwenberg, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Patrick Heuvelman, cplanten@nvwk.nl

Coördinator vogelwerkgroep Coördinator PR

Erik Kleyheeg, xxxxxxx@xxxxxxx.ccc Joke Colijn, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx

Penningmeester

xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx

Werkgroepen en andere belangrijke instanties Redactie Waardvogel voor kopij Maria Spruit en Joke Colijn, nvwkredactie@gmail.com Foto’s t.b.v. de website Dirk-Jan van Roest, info@nvwk.nl Werkgroep Ruimtelijke Ordening Sandra Bouman, werkgroepro@nvwk.nl Arie Dorsman, Ton de Groot Coördinatoren vlinders- en libellenSjani van Ophemert en Gabrielle Heuvelman, werkgroep xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator weidevogelbescherming Klaas de Mik, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator werkgroep landschapsonderhoud Coördinator trekvogeltellingen Coördinator wintervogeltellingen

Patrick Heuvelman Rob van Straaten xxxxxxx@xxxxx.xx Peter Berger, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Hans Kouwenberg, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Jaap Graveland, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx

Coördinator uilenwerkgroep Coördinator zwaluwenwerkgroep Coördinator jeugdwerkgroep Coördinator Knotgroep Krimpen Coördinator roofvogelwerkgroep Dierenambulance Dierenbescherming Meldpunt m.b.t. milieu en de jacht Melden van zwerfvuil Meldpunt Laagvliegen Krimpenerwaard Vogelasiel

Nico van Dam, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Mieke Verwaal, jeugd@nvwk.nl Jos de Nood, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Morrison Pot, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Gouda e.o. Afdeling Krimpenerwaard Politie Hollands Midden, Regionaal Milieu Team Contact opnemen met de betreffende gemeente

xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xxxxxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx 0900 8844 010 4733333 010 4857847

Vogelklas Karel Schot

Wilt u actief deelnemen aan de Natuur- en Vogelwerkgroep ‘de Krimpenerwaard’ of wilt u de doelstellingen van deze vereniging steunen, word dan lid. Stuur daartoe het onderstaande formulier ingevuld naar de secretaris op bovenvermeld adres, of stuur de gevraagde gegevens naar hem via het e-mailadres info@nvwk.nl.

Ik geef mij hierbij op als lid / jeugdlid (*) van de Natuur- en Vogelwerkgroep ‘de Krimpenerwaard’. Ik geef mij op voor een lidmaatschap / jeugdlidmaatschap / gezinslidmaatschap (zie colofon voor de contributie). Ik wacht met betalen tot ik een acceptgiro heb ontvangen. Naam:

Geslacht: m / v Initialen:

Straat + Huisnummer:

Voornaam:

_______ _______

Postcode:

Plaats:

_______

Geboortedatum:

Telefoon:

_______

E-mailadres:

__________________________________________________________________________________

Datum:

2

De Waardvogel – februari 2014

Handtekening:

_______


Colofon De Waardvogel ISSN 1384-8240 Jaargang 53 verschijnt 5 x per jaar, februari-april-juniseptember-december Kopij Inleveren voor de 1e van de maand van verschijning Oplage 820 exemplaren E-mail redactie Joke Colijn Maria Spruit nvwkredactie@gmail.com Website www.nvwk.nl https://twitter.com/ DeNVWK VogelwerkgroepNVWK Secretariaat & ledenadministratie Dirk-Jan van Roest Leeghwaterstraat 138 2871 PL Schoonhoven info@nvwk.nl Contributie per kalenderjaar: € 5,- voor een jeugdlidmaatschap, één kind t/m 16 jaar € 15,- voor een eenpersoonslidmaatschap € 20,- voor een gezinslidmaatschap Bankrekeningnummer NL82 RABO 0127 2948 80 Lid worden U kunt lid worden door het invullen en opsturen van het inschrijfformulier op de binnenzijde van de voorkant of via info@nvwk.nl Op de voorpagina Wintervlinder, foto: Huig Bouter Inzet: baardmannetje, foto: Jannie Monhemius Overname van artikelen Overname van artikelen uit dit blad is toegestaan met bronvermelding Alle artikelen blijven voor de verantwoording van de auteurs Drukkerij GoudPrintCenter Alblasserdam Zie advertentie Voor advertenties nvwkredactie@gmail.com Jaartarief (= vijf edities): 1/8 pagina: € 50,1/4 pagina: € 90,1/2 pagina: € 150,Ereleden W. Fontijne A. v.d. Waal

Van de voorzitter Max Ossevoort Is het nu herfst en moet koning winter nog op bezoek komen, of krijgen we, na al deze heftige wind en regen, voorjaarsweer? Als ik in de natuur om me heen kijk zie ik wilde bramen en het klein hoefblad volop in bloei staan, en als ik kijk hoe de vogels zich gedragen dan denk ik dat de winter al voorbij is. Waarom heb ik dan toch steeds het gevoel dat we nog een flink staartje winter krijgen? We zullen zien. Het nieuwe jaar zijn we weer met allerlei activiteiten begonnen, waarbij onze evenementen, variërend van jeugdactiviteit tot allerlei excursies, druk bezocht worden. Daarnaast wordt er achter de schermen, onder leiding van onze secretaris Dirk-Jan van Roest, hard gewerkt aan de nieuwe website en een hele nieuwe huisstijl, die we u willen presenteren op de ALV 2014. Ook de voorzijde van ons contactblad zal er anders uit gaan zien. De lay-out wordt in lijn gebracht met de nieuwe huisstijl. Verder zijn we er trots op dat dit jaar binnen onze gelederen een nachtvlinderwerkgroep wordt opgericht, zodat ook ten aanzien van deze groep gestructureerd informatie kan worden verzameld. Nachtvlinderen is bovendien een hele leuke activiteit – let daarom vanaf de lente op de data daarvoor in de ‘Even Noteren’ en kom eens een avondje langs! We hebben op dit moment al diverse werkgroepen, maar er zijn in de Krimpenerwaard nog steeds lacunes in informatie verzamelen en bestuderen resp. beschermen van groepen levende organismen. Ik noem bijvoorbeeld de zoogdieren, insecten, waterleven, heemplanten en amfibieën. Als u een specialisme heeft, professioneel of uit pure belangstelling, wat u (eenmalig of structureel) wilt delen met andere leden: laat het ons dan weten, want de NVWK wil graag het platform hiervoor organiseren. Sowieso vindt het bestuur van de NVWK het belangrijk dat u ons laat weten welke activiteiten u graag zou zien georganiseerd worden, of waar we ons op zouden kunnen richten met ons beleid voor zover dat binnen onze doelstellingen past. Met ingang van het nieuwe jaar hebben we in goede harmonie afscheid genomen van de ‘Vrienden van de Hennepakkers’. Voor vrijwilligers onder de NVWK-vlag is het werken volgens een ARBOplan een voorwaarde. Omdat de werkzaamheden van de Vrienden zodanig van aard zijn dat het hanteren van een ARBO-plan belemmerend zou werken, hebben zij een andere oplossing gevonden om in ieder geval toch aanvullend verzekerd te zijn. Binnenkort starten ook de activiteiten van de vrijwillige weidevogelbeschermers weer. Voor de vele veranderingen omtrent de organisatie hiervan verwijs ik u naar pagina 34. Ook op de Weidevogeljaaravond in De Brug in Reeuwijk op 24 februari wordt door professionals veel informatie gegeven over de nieuwe inzichten en doelen. Onze eigen Weidevogelstartavond is op 19 maart in De Zwaan in Berkenwoude (zie ook de ‘Even Noteren’ op pagina 4). Ik wens alle weidevogelaars met Klaas als nieuwe coördinator een goed weidevogeljaar toe!

In dit nummer Van de voorzitter Even Noteren Op de voorpagina Foto van de maand Betrapt en gesnapt 50 jaar blauwe reigers Nieuwe weidevogelcoördinator Over waarnemen Fenologieverslag 2013 Jaarverslag ‘De Hoekse Sluis’ Zangers in het riet Natuur dichtbij huis: Jaar van de Spreeuw Jaarverslag uilenwerkgroep Leibomen: landschapselementen 2 Hoogstamfruitbomen snoeien Jaarverslag plantenwerkgroep Eerste pestbosje in het project

pag. 03 pag. 04 pag. 05 pag. 06 pag. 07 pag. 08 pag. 10 pag. 12 pag. 14 pag. 15 pag. 16 pag. 19 pag. 21 pag. 22 pag. 23 pag. 24 pag. 26

Race 2013 Interview met Rudi Terlouw Even Activeren Verslag nieuwjaarsexcursie Verslag excursie Oostvaardersplassen Jaarverslag vogelwerkgroep Nieuws van het provinciale front Uitnodiging Algemene Ledenvergadering Financieel jaarverslag 2013 Begroting 2014 Overwinteren De mooiste dingen zijn gratis De haan, gedicht Jaarverslag van de secretaris Nieuwe leden

pag. 27 pag. 28 pag. 30 pag. 31 pag. 32 pag. 33 pag. 34 pag. 36 pag. 37 pag. 38 pag. 39 pag. 40 pag. 41 pag. 42 pag. 42

De Waardvogel – februari 2014

3


Even noteren Dinsdag 25 februari 2014 om 09.00 uur Hoogstamfruitbomen snoeien in Krimpen aan den IJssel. Wil je meehelpen? Geef het door aan Ber Verbeek, xxxx@xxxxx.xx of Frits Hemerik, xxxxxxxxx@xx xxxxxxx.xx. Zie ook pagina 23. Grote zilverreigertelling op 22 februari Elk jaar wordt minimaal twee keer een slaapplaatstelling voor grote zilverreigers gehouden in de Krimpenerwaard. Hierbij proberen we in de avondschemering alle slaapplaatsen te tellen. Zou u het leuk vinden om een keer mee te doen, neem dan contact op met: xxxx@xxxxx.xx.

rustpunt tijdens uw (fiets)tochtje op Lekdijk Oost tussen 42 en 44. Meer over de tuin: www.mengelmoestuin.com. Woensdag 26 maart 2014 om 20.00 uur Algemene ledenvergadering van onze vereniging in De Zwaan te Berkenwoude (Kerkweg 2, 2825 BS). De agenda is gepubliceerd in deze Waardvogel op pagina 36.

Zaterdag 22 februari van 09.00 tot 15.00 uur Knotgroep Krimpen sluit het seizoen af in de landschapstuin van de familie Rooyen bij Bergambacht. Inlichtingen knotgroep Krimpen xxxx@xxxxx.xx.

Zaterdag 29 maart vogelwandeling door het Doove Gat en polder Keulevaart om 08.00 uur We gaan een stevige wandeling maken langs het Doove Gat en door polder Keulevaart ten oosten van Haastrecht, waarbij we kijken naar weidevogels en doortrekkende vogels. We verzamelen om 8.00 uur op de parkeerplaats bij het volkstuinencomplex ‘Het Doove Gat’ aan de oostkant van Haastrecht. Voor meer informatie, bel of mail naar xx-xxxxxx of xxxx@xxxxxxxx.xx. Zie ook pagina 30.

Maandag 24 februari 2014 om 20.00 uur Weidevogeljaaravond in De Brug in Reeuwijk. Veel informatie over de veranderingen rond de vrijwillige weidevogelbescherming in Zuid-Holland door de betrokken instanties. Zie voor de agenda www.landschaperfgoedzh.nl onder Nieuws. Een must voor elke weidevogelbeschermer!

Trekvogels tellen in april op telpost ‘De Hoekse Sluis’ Ook in het voorjaar kan men trekvogels tellen. De trek is dan minder opvallend en spectaculair als in het najaar, maar toch is er kans op bijzondere waarnemingen. Vooral in de maand april zult u vaak anderen tegenkomen op de telpost en is de kans op zeldzame soorten groot. Lees ook de Even Activeren op bladzijde 30.

Zaterdag 1 maart 2014 van 09.00 tot 13.00 uur Werken aan een pestbosje op het Westeinde 61 in Berkenwoude, in het kader van het pestbosjesproject. Ook dit stukje cultuurhistorie heeft onderhoud nodig. Meer info bij Edith Kuijper (xxxxxxxxxxxxx@xxxxx.xx, xx-xxxxxxxx).

Het weekend van 12 en 13 april 2014 Wintervogeltellingen, info bij Hans Kouwenberg (xxxxxxxxxx) of Peter Berger (xxxx-xxxxxx).

Zaterdag 15 maart 2014 van 09.00 tot 13.00 uur Vandaag is de landelijke afsluiting van het knotwerkseizoen. Het is nog onbekend of er een provinciale dag komt. Bij geen provinciale dag gaan we gewoon lekker knotten in de Krimpenerwaard. Meer info bij Edith Kuijper (xxxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxx.xx, xx-xxxxxxxx). Het weekend van 15 en 16 maart 2014 Wintervogeltellingen, info bij Hans Kouwenberg (xxxxxxxxxx) of Peter Berger (xxxx-xxxxxx). Woensdag 19 maart 2014 om 20.00 uur Startavond van het weidevogelseizoen in De Zwaan in Berkenwoude, inloop vanaf 19.30 uur. Wat zijn de consequenties van de ontwikkelingen in de Krimpenerwaard? Informatie en ontmoeting met na de pauze een lezing door Rudi Terlouw over het nieuwe weidevogelbeheer. Info bij xxxxxxxx@xxxxx.xx. Maandag (2e Paasdag) 21 april van 11.00 tot 17.00 uur De NVWK staat met een stand op de Opentuin van de Mengelmoestuin in Ammerstol, vanwege de Open-huisroute te Ammerstol en Groot Ammers. Een ‘natuurlijk’

4

De Waardvogel – februari 2014

Zaterdag 10 mei Big Birding Day van 05.00 tot 17.00 uur Op zaterdag 10 mei barst de strijd tussen de teams weer los. Teams van 3 à 4 personen gaan binnen de grenzen van de Krimpenerwaard zoveel mogelijk vogelsoorten spotten. Teams kunnen worden aangemeld via een mailtje naar xxxx@xxxxx.xx. Individuele aanmeldingen zijn ook welkom; dan proberen we je in te delen in een team. We verzamelen zoals gebruikelijk bij Café Restaurant ‘De Loet’ in het Loetbos. Zie pagina 30. Zaterdag 17 of 24 mei van 09.30 tot 12.00 uur Op zoek naar vogels voor en door tieners van 11-16 jaar in het Krimpenerhout en rond de surfplas. Welke vogels hoor of zie je? Herken je ze al of wil je ze leren kennen? Voor meer informatie en aanmelden: Mieke Verwaal (jeugd@nvwk.nl). De exacte datum hoor je nog en komt in de volgende Waardvogel. Neem wel een verrekijker mee! Zaterdag 14 juni 2014 om 14.00 uur Vandaag gaat de jeugd tot 12 jaar naar eendenkooi ‘De Bakkerswaal’. Samen met kooiker Hans bezoeken we de kooi in het bos. Tijdens de limonaderonde kun je je vergapen aan alle beesten in het zaaltje. Vóór 8 juni opgeven bij Mieke Verwaal (jeugd@nvwk.nl). Is er nog plek dan mag ook de iets oudere jeugd mee.


Op de voorpagina:

grote wintervlinder

Paul Schrijvershof De grote wintervlinder (Erannis defoliaria) is een dagactieve nachtvlinder uit de familie van de spanners (Geometridae). Deze familie omvat in totaal tenminste 23.000 beschreven soorten en kent een wereldwijde verspreiding. In Nederland en België komen ongeveer 300 soorten voor. De spanners vormen een gevarieerde groep, maar vrijwel alle soorten hebben brede, min of meer driehoekige voorvleugels en een tenger lichaam. Ze kunnen hierdoor weliswaar met betrekkelijk weinig energieverbruik vliegen, maar hun vlucht is niet krachtig en snel. Spanners zijn gemakkelijk van dagvlinders te onderscheiden doordat de antennen geen knotsvormig uiteinde hebben. Hoewel er nog geen waarnemingen van de grote wintervlinder uit de Krimpenerwaard op waarneming.nl zijn ingevoerd kan het bijna niet anders dan dat deze fraaie spanner ook bij ons rond fladdert, aangezien hij te boek staat als een zeer algemene soort die verspreid over het hele land voorkomt. De foto op de voorpagina toont een mannelijke vlinder. Die heeft een spanwijdte tussen de 30 en 40 millimeter. De voorvleugels zijn variabel van patroon en van kleur. Mannetjes en vrouwtjes zien er verschillend uit; we noemen dit seksueel dimorfisme. De vrouwtjes van deze soort hebben namelijk geen vleugels en worden 8 à 10 millimeter lang. Eigenlijk zijn het niet veel meer dan zwart-witte eierzakjes op zes poten. Na zonsondergang kun je het vrouwtje over de stammen van loofbomen zien kruipen. Erg mobiel is ze dus niet. Doormiddel van geurstoffen of feromonen, lokt ze de mannetjes uit de wijde omgeving naar haar toe om te paren. Dat is een erg efficiënte manier om elkaar ’s nachts snel te vinden en op die manier hoeft het vrouwtje geen energie te steken in rondfladderen op koude nachten. Bij vriesweer is de grote wintervlinder niet actief, maar als het iets zachter is, bijvoorbeeld een graad of vier boven nul, dan kan je hem al zien vliegen. De rupsen zijn niet kieskeurig en leven van het loof van diverse soorten loofbomen. Voedsel- of waardplanten van de grote wintervlinder zijn onder andere eik, wilg, berk, kers, els en meidoorn, kortom planten die ook in de Krimpenerwaard in voldoende mate voorhanden zijn. De kans is daarom groot dat deze fraaie spanner ook in de Krimpenerwaard leeft, maar nog niet is opgemerkt. Wel zijn er waarnemingen van de grote wintervlinder bekend uit Capelle aan den IJssel, Ridderkerk, Alblasserdam en Linschoten. De soortnaam defoliaria betekent letterlijk ontbladeren. In bossen waar de soort veel voorkomt, lijkt het in april soms wel alsof je regendruppels hoort vallen op de bladeren, en dat bij een stralend blauwe hemel. Het zijn de uitwerpselen van de rupsen die je dan hoort. De rupsen vormen een belangrijk deel van het menu van mezen en andere zangvogels. Die voeren de rupsen in het voorjaar in grote aantallen aan hun jongen. Nachtvlinders (en wintervlinders in het bijzonder) vervullen op die manier een belangrijke functie in de natuur. Wintervlinders, maar ook andere nachtvlinders, kun je tegenkomen op verlichte ramen, reclamezuilen, portieken, bushokjes en viaducten. Je kunt ook actief naar ze op zoek gaan door ’s avonds met een zaklantaarn bomen af te zoeken naar vrouwtjes of rustende mannetjes. Ze vliegen eind september tot half februari, met een piek in oktober en november. Op deze wijze kun je ook voorjaarsspanners vinden. Van nachtvlinders kun je namelijk jaarrond genieten. Veel informatie over onze nachtvlinders is te vinden op vlindernet.nl.

Rups van de grote wintervlinder; foto: Huig Bouter

De kleuren en contrasten op de vleugels van mannetjes grote wintervlinder kunnen flink uiteenlopen van goudgeel tot bruin, roze, wit en zwart, maar de patronen zijn altijd herkenbaar; foto: Huig Bouter

Vleugelloos vrouwtje van de grote wintervlinder; foto: wikipedia.org

De Waardvogel – februari 2014

5


Boomklever, vuurgoudhaantje, grote barmsijs, appelvink; foto’s: Adri de Groot, http://www.vogeldagboek.nl/

Foto van de maand op de voorpagina: de baardman Redactieteam Maria en Joke In de nieuwe opzet van de voorpagina past ook een verrassingsfoto. Uit de foto’s die ons worden toegezonden of die we zien op krimpen.waarneming.nl, kiezen we een leuke natuurfoto van redelijk tot goede kwaliteit om onze lezers én de fotograaf mee te verrassen! Het onderwerp kan van alles zijn wat u een foto waard vindt: het eerste bloeiende speenkruid, een mooi insect op uw tuinmuurtje, die badderende mus in een plas op de weg. In dit nummer kozen wij voor een foto van Jannie Monhemius die ze op krimpen.waarneming.nl had geplaatst, van een baardmannetje in het riet. Baardmannetjes laten zich nauwelijks zien en àls je dat geluk hebt, zitten ze eigenlijk geen moment stil. Als je zelf lang stil bent en geconcentreerd blijft kijken naar de plek waar je hun roepje hoorde, schieten ze soms even naar boven in het riet, waarna ze gelijk weer naar beneden lijken te vallen. Aangezien het daarom bijzonder lastig is om baardmannetjes te fotograferen, vonden we deze foto het plaatsen waard. Jannie nam deze foto op 24 januari 2014 in het rietland van het buitendijkse Natuurontwikkelingsgebiedje aan de Opperduit in Lekkerkerk. Knap gedaan, Jannie!

6

De Waardvogel – februari 2014


Betrapt en gesnapt Erik Kleyheeg Terwijl we het gevoel hebben dat de lente al voor de deur staat, wordt het toch nog een beetje winter. Het is echter in december en januari nog zo warm geweest dat maar weinig echte wintergasten zoals nonnetjes en grote zaagbekken de moeite hebben genomen om helemaal naar Nederland door te vliegen. Toch kon men uit de vogelwaarnemingen duidelijk opmaken dat het winter was. Hoe lang zal het nog duren voordat de eerste grutto’s zich melden? Langs de grote rivieren werden weer regelmatig dodaarsjes waargenomen, de meeste op de Lek maar ook enkele op de Hollandsche IJssel. Henk Gazan was de gelukkige waarnemer van een roerdomp op de Zaag op 21 januari. Enkele wilde zwanen verbleven in januari rond Bergambacht, maar bijzondere ganzensoorten werden meer gezien. Toendrarietganzen doken regelmatig op met een maximum van 24 overvliegende exemplaren die op 14 december werden gezien door Cor Oskam boven Achterbroek. Kleine rietganzen zijn een stuk minder talrijk in de Krimpenerwaard, maar toch werden enkele exemplaren waargenomen in de eerste week van januari. Roodhalsganzen deden het ook erg goed en in de noordelijke polders werden zelfs minimaal twee exemplaren gezien. Zoals gebruikelijk werd er ook een exemplaar in polder Den Hoek waargenomen en gefotografeerd. Het is aannemelijk dat dit gewoon wilde vogels zijn. Nonnetje en brilduiker blijven door het warme weer achter ten opzichte van vorig jaar. Beide soorten werden in de afgelopen twee maanden slechts één maal gezien, allebei op de Lek. Grote zaagbekken werden uitsluitend gezien op en rond hun favoriete slaapplaats in polder Keulevaart bij Haastrecht. Op 30 december vloog een mooie zeearend over de Krimpenerwaard en deze kon door diverse vogelaars worden opgepikt. Zouden we deze soort in de toekomst steeds vaker gaan tegenkomen? Voor de blauwe kiekendief is dat helaas waarschijnlijk niet het geval. Toch werden deze winter nog zes exemplaren gemeld, zowel mannetjes als vrouwtjes. Van het smelleken kwamen vier waarnemingen binnen van waarschijnlijk drie individuen. Ze lijken een voorkeur te hebben voor de grote polders centraal in de waard. Slechtvalken zijn geen zeldzaamheid meer te noemen met maar liefst 49 ingevoerde waarnemingen in twee maanden. Een bonte strandloper werd op 31 december door Ton de Groot gevonden bij het helofytenfilter in polder Den Hoek. Enkele bokjes werden waargenomen in het Doove Gat bij Haastrecht en in de natuurontwikkelingsgebiedjes langs de Lek. Zijn grote broer de houtsnip werd uitsluitend gezien in het EZH-bos, Krimpenerhout en Loetbos. Max Ossevoort deed op 20 januari een opvallende waarneming van een zwarte ruiter die boven polder Den Hoek vloog. Witgatjes, die wat vaker in de Krimpenerwaard overwinteren, werden twee keer gezien, respectievelijk in het Loetbos en op de Zaag. Ton de Groot en Jannie Monhemius meldden op 28

december een dode (verdronken) kerkuil bij Lekkerkerk, op zich een goed teken dat ze toch wel in de Krimpenerwaard vertoeven. IJsvogels doen het eindelijk ook weer wat beter met aardig wat waarnemingen vanuit de zuidwesthoek van de waard. Als het zo’n zachte winter blijft, zal de ijsvogel mogelijk snel weer toenemen. Typische wintersoorten als waterpieper en grote gele kwikstaart werden op allerlei plaatsen gezien. Roodborsttapuiten zijn een stuk minder gebruikelijk en na twee losse waarnemingen in begin december zat vanaf 5 januari een mannetje lange tijd ter plaatse in polder Middelblok. Een grote lijster werd gezien op 23 december op de Zaag door Max Ossevoort, het bleek de enige waarneming van deze soort in de afgelopen twee maanden. De Cetti’s zanger is nauwelijks meer weg te denken uit de Lekuiterwaarden en blijft ook in de winter luidruchtig aanwezig langs de Lek. Vuurgoudhaantjes werden diverse keren gezien in de EZH-bos, maar ook af en toe in het Loetbos en op de Zaag. Voor baardmannetjes, aantallen tot 5 stuks, moesten we goed zoeken in de Lekuiterwaarden. Dat in het Stormpoldervloedbos boomklevers zitten, dat wisten we, maar nu lijkt het erop dat de soort ook weer terug van weggeweest is op de Zaag, getuige de waarneming van Max Ossevoort van een boomklever aldaar op 23 december. Op 1 januari zat op de voetbalvelden bij Haastrecht een met een erg lichte vlek in de nek en Maria Spruit herkende deze als een Noordse kauw. Kepen zitten er niet veel deze winter, maar worden toch nu en dan nog gemeld op diverse plekken. Barmsijzen krijgen meer aandacht, zowel kleine als grote werden regelmatig gezien bij Krimpen aan de Lek. Van de grote en kleine werden respectievelijk maximaal 8 en 7 exemplaren gezien. Herman van den Brand zag op 12 januari twee kruisbekken overvliegen en zowel op de Zaag als in het Krimpenerhout werd een incidentele waarneming gedaan van een goudvink. Uiteindelijk trof Harm Blom op 20 december nog een appelvink aan in Ouderkerk aan den IJssel. Zo werden bij elkaar toch veel leuke soorten gezien in de Krimpenerwaard, waar u ook zelf naar opzoek kunt gaan. Al uw waarnemingen kunt u invoeren op krimpen.waarneming.nl en daaruit komen de bijzondere waarnemingen direct in dit overzicht te staan. Veel plezier in het veld en geniet van de komende lente!

De Waardvogel – februari 2014

7


50 jaar broedende blauwe reigers in de Krimpenerwaard Rudi Terlouw & Diny Buisman De blauwe reiger is heden ten dage een bekende verschijning in de Krimpenerwaard. De combinatie van talloze slootjes met voldoende vis, eindeloze graslanden waar muizen en mollen zijn te verschalken en verspreide bosschages om in te broeden, maken de Krimpenerwaard tot een echt reigerlandschap. Maar is dit altijd zo geweest en hoe ontwikkelen de aantallen zich in de afgelopen decennia? Tijd om een en ander op een rijtje te zetten. Mijn betrokkenheid bij de blauwe reiger stamt uit 1970. In dat jaar werd ik als jonge vogelaar benaderd door Alfred Blok die een blauwe reiger census startte om inzicht te verkrijgen in de aantallen van de soort in ons land. Met de aanmelding als teller startte de zoektocht naar de blauwe reiger en naar informatie over bestaande kolonies. Hoewel de blauwe reiger al vele eeuwen in ons land als broedvogel bekend is en begin van de 20e eeuw als redelijk talrijk voor het noorden en westen van ons land wordt aangemerkt, is er uit deze periode in de Krimpenerwaard weinig bekend. Dat de soort in de periode na de Tweede Wereldoorlog tot het begin van de jaren zeventig uit de vorige eeuw in onze waard niet echt talrijk was, blijkt o.a. uit de resultaten van het in 1964 door leden van onze Natuuren Vogelwerkgroep Krimpenerwaard gehouden transect onderzoek, waarover in ‘het Mededelingenblad nr. 17 okt. 1967’ (‘Het Mededelingenblad’ was de voorloper van onze huidige Waardvogel - RT) wordt gerapporteerd door oud-voorzitter P. Duiven. Tijdens gelopen transecten door verschillende NVWKleden in een tiental verschillende poldergebieden wordt de soort lang niet tijdens alle bezoeken waargenomen. Waar de soort is geteld gaat het in het merendeel van de gevallen om één exemplaar. Alleen in de transecten ‘Koolwijk’ en ‘Hillekade’ werden met respectievelijk 3 en 4 exemplaren wat meer vogels gespot. Ook bij de door mij in 1969 uitgevoerde wekelijkse telling van polder Kattendijk te Gouderak, schommelen de aantallen tussen de 1 en de 3 exemplaren (dagboeken Terlouw, 1969). Ter vergelijking: tijdens de wintervogeltellingen 2012-2013 telden wij gemiddeld 7,9 exemplaren in deze zelfde polder (Wintervogeltellingen Buisman & Terlouw 20122013) en begin jaren negentig waren dit 11,4 exemplaren (Wintervogeltellingen Terlouw 1990-1991). Over het broeden in de Krimpenerwaard ontbreken gegevens van voor 1968. In dat jaar wordt een kolonie ontdekt door een drietal NVWK-leden (Duivendijk, Hogendoorn & Terlouw, 1968). Ik herinner het me nog goed; het was een illegaal bezoek aan de Kattendijksblokboezem per kano, waarbij naast de broedende blauwe reigers ook een nest van een Nijlgans werd gevonden. De zoektocht naar gegevens over de blauwe reiger start, zoals in de inleiding is vermeld, in 1970 ten bate van de blauwe reigercensus. Voor de periode 1960–1967 worden geen broedgevallen bekend uit de Krimpenerwaard. In 1968 broeden zoals gesteld 2 paar in de Kattendijksblokboezem en via de heer Den Breeyen,

8

De Waardvogel – februari 2014

destijds opzichter bij het Zuid-Hollands Landschap, komt er informatie over het broeden van 12 paar in de ‘eendenkooi van de Mark’ (later Berkouwer) in polder Bilwijk. Gezien het in de regel met enkele exemplaren starten van kolonies en de geleidelijke groei ligt het in de lijn der verwachting dat op deze laatste locatie zich al enkele jaren eerder een kolonie heeft gevestigd. Beide kolonies groeien langzaam door en als zich in 1972 ook in de Middelblokboezem een kolonie vestigt, broeden in de dan 3 kolonies tezamen reeds 85 paren blauwe reigers in onze waard. De telingen worden jaarlijks uitgevoerd door de heer Den Breeyen en vermeld in het ‘Kwartaalblad van de Stichting het Zuid-Hollands Landschap’. In 1973 worden de reigers in de eendenkooi in polder Bilwijk niet meer getolereerd en verjaagd. Uiteindelijk worden nog 19 paren in dat jaar vermeld op die locatie. Door de groei in de kolonies Kattendijksblokboezem en Middelblokboezem blijft het totaal aantal paar nagenoeg gelijk met het jaar er voor met 78 paren. Vanaf 1974 wordt niet meer gebroed in de Bilwijkse eendenkooi. De kolonie in Kattendijksblokboezem groeit door en ook Middelblokboezem houdt stand. In Veerstalblokboezem wordt een individueel nest gevonden en ook bij de ijsbaan van Berkenwoude wordt door 4 paren gebroed. Het totaal aantal broedpaar voor de Krimpenerwaard komt uit op 70 paar. De Veerstalblokboezem blijkt in die periode een tijdelijk vestiging, want in de elf navolgende jaren wordt hier niet meer gebroed. Ook de ijsbaan Berkenwoude is geen blijvertje. Met een reeks van 4, 1, 0, 0, 2, 0, 0, 2 tussen 1974 en 1981 houdt het op en worden geen broedparen meer aangetroffen. Ook in de Middelblokboezem gaat het in deze periode met horten en stoten. Tussen de 0 en de 3 paren per jaar komen hier tot broeden tot in 1978 een tot op heden doorlopende reeks van jaarlijks broeden in dit gebied start. De blauwe reigers in de Krimpenerwaard moeten het in deze periode hebben van de Kattendijksblokboezem die in hoog tempo doorgroeit en in 1978, tien jaar na start van de kolonie, 177 broedparen telt. In het ‘Krimpenerwaardse vogelaarsjargon’ wordt de blauwe reiger dan ook wel aangeduid met ‘Gouderakker’. Vanaf 1980 gaat het sneller omhoog met het aantal broedpaar in onze waard. Niet alleen blijft de kolonie in Kattendijksblok gestaag doorgroeien, maar ook de Middelblokboezem is nu een blijvertje en na een voorzichtig begin gaan ook hier de aantallen vanaf 1981 gestaag omhoog. In 1980 wordt een nieuwe vestiging aan de oostkant van de Krimpenerwaard gevonden in een geriefbos in KadijkOost. In de periode 1980–1987 betreft het jaarlijks 1 en tot op heden wordt in Kadijk-Oost jaarlijks gebroed.


Bron illustratie: http://www.aviflevoland.nl

Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw bedraagt het aantal broedpaar van de blauwe reiger in de Krimpenerwaard gemiddeld 200 paren, verspreid over 3 kolonies. In 1985 raakt ook in eendenkooi Nooitgedacht te Berkenwoude een kolonie bezet. Deze kolonie zal na een aanvankelijk groei tot een maximum van 19 paren in 1991 en 1992, in 1997 weer worden verlaten. In 1986 ontdekt oud NVWK voorzitter Cock van Dam een startende kolonie in het oostelijke deel van het Loetbos tijdens het tellen van de daar destijds gevestigde roekenkolonie. Deze kolonie blijkt een blijvertje en is ook heden nog steeds in gebruik. Vanaf halverwege de jaren tachtig, als de heer Den Breeyen zijn tellingen beëindigt, neemt Terlouw de tellingen over. In 1989 groeit het aantal kolonieplaatsen in de Krimpenerwaard tot 7. NVWK-lid Gerrit IJsselstijn meldt in dit jaar een grondnest in uiterwaard de Looy bij Schoonhoven en in eendenkooi Bakkerwaal komt ook een vogel tot broeden. In 1990 blijkt dat het broedgeval bij Schoonhoven een eenmalig experiment was. In eendenkooi Bakkerswaal wordt wederom gebroed, nu door 2 paren, maar na dit jaar worden hier geen nesten meer gevonden. De kolonie in de Kattendijksblokboezem bereikt in datzelfde jaar haar hoogtepunt. Met 280 bewoonde nesten behoort deze kolonie dan tot de 5 grootste van ons land. De totale broedpopulatie blauwe reiger in de Krimpenerwaard is in 1990 inmiddels gegroeid tot 376 paren verspreid over 6 kolonies. In de hier opvolgende periode van vijf jaar neemt de kolonie Kattendijksblokboezem gestaag af, zijn Middelblokboezem en geriefbos Kadijk-oost constant en stijgen de Veerstalblokboezem en Loetbos. Het jaar 1995 levert 320

broedparen verdeeld over 6 kolonies; Kattendijksblokboezem is nog steeds de grootste, maar met 200 broedpaar is er al een forse afname ten opzichte van vijf jaar terug opgetreden. In 1997 blijkt de kolonie in Nooitgedacht weer verlaten. In 2000 zien we dat de aantallen stand houden al is er wel een verschil in ontwikkeling tussen de verschillende gebieden. Kattendijksblokboezem en geriefbos KadijkOost vertonen een dalende trend, Veerstalblokboezem en Loetbos stijgen, terwijl de Middelblokboezem stabiliseert rond de 20 paar. In de volgende periode van vijf jaar zien we dat de aantallen broedpaar in de Krimpenerwaard licht stijgen. In 2004 wordt een nieuwe kolonie langs de Lek bij De Hoop ontdekt met 12 bewoonde nesten. Gezien dit aantal ligt het in de lijn der verwachting dat hier al langer wordt gebroed; gezien de beperkte toegankelijkheid is dit niet onlogisch. De kolonie Kattendijksblokboezem blijkt in hoog tempo af te nemen. In de periode 2000–2005 van 98 naar 24 paar, dit is 75%. Het vermoeden bestaat dat de vestiging van een aalscholverkolonie in dit gebied in 1998 hier debet aan is. Deze kolonie, die aan de rand van de blauwe reiger kolonie wordt gestart, neemt toe van 5 paar in 1998 tot 196 paar in 2005. Het lijkt of de aalscholvers de reigers overrulen. Ook Middelblokboezem vertoont inmiddels een afname. Geriefbos Kadijk-Oost neemt weer licht toe. Loetbos en Veerstalblokboezem stijgen in hoog tempo en bereiken hun maximum in 2005 met respectievelijk 150 en 78 broedpaar. In deze periode wordt de jaarlijkse kolonievogeltelling van Terlouw overgenomen door het Zuid-Hollands Landschap in de persoon van Dekker. Tussen 2005 en 2010 neemt de totale broedpopulatie van de Krimpenerwaard met circa 15% af tot 240 paar. Geriefbos Kadijk-Oost en De Hoop stijgen nog in lichte mate, Middelblok en Veerstalblokbezem blijven hoegenaamd stabiel en de forse afname van de kolonie Kattendijksblokboezem zet verder door tot vier paar. Een schril contrast met de 280 paar uit 1990. In 2010 wordt wederom een nieuwe kolonie-plaats ontdekt. Aan de westkant van de Breekade blijken in dat jaar zes blauwe reigernesten aanwezig te zijn. In de laatste drie teljaren zet de afname door. Vanaf 2013 heeft Terlouw de kolonietellingen weer overgenomen van het Zuid-Hollands Landschap. Alleen de Kattendijkblokboezem stabiliseert nu op een zeer klein aantal en ook geriefbos Kadijk-Oost blijft nog stabiel. De kolonie in het Loetbos vertoont nu de grootste afname en gaat van 115 paar in 2010 naar 67 in 2013. De nieuwste broedplaats aan de Breekade is de enige stijgende kolonie en gaat van 6 naar 9 bewoonde nesten. Ook wordt sinds 2012 door één paar in de Stolwijkse Boezem Noord gebroed. Bekijken we de Nederlandse broedvogelindex voor de blauwe reiger (Netwerk ecologische monitoring, SOVON & CBS, www.sovon.nl-2013) dan valt op dat de index start in het jaar dat de broedpopulatie van de Krimpenerwaard zich vervolgens op het hoogste niveau bevindt. Landelijk daalt de trend met circa 75% tussen 1995 en 1998, waarna de stand weer naar het niveau van 1990 herstelt. Vervolgens vertoont de index in Nederland een redelijk stabiel beeld tot 2010 waarna in de periode 2010-2013 een afname lijkt op te treden van circa 20%. De Waardvogel – februari 2014

9


Index ontwikkeling broedpopulatie blauwe reiger in Nederland en de Krimpenerwaard Vertalen we de broedparen in de Krimpenerwaard naar deze index dan blijkt dat de blauwe reiger in het gebied een snelle maar redelijk gelijkmatige toename vertoont tussen 1970 en 1985. In de periode 1985-1990 neemt de soort snel toe van 196 paar naar 376 paren. De aantal ontwikkeling in de Krimpenerwaard vertoont vervolgens een grilliger beeld, maar de dips in 1972, 1993 en 1997 komen overeen met de landelijke trend. De dip die in de trend van de Krimpenerwaard optreedt rond 2001/2002 vinden we landelijk echter niet terug. Deze dip valt samen met de snelle ontwikkeling van de broedparen aalscholvers in de Kattendijksblokboezem en de separaat optredende daling van het aantal blauwe reiger paren. De ogenschijnlijk snellere afname in de Krimpenerwaard ten opzichte van het landelijke beeld blijkt vrijwel weg te vallen als we de Kattendijksblokboezem buiten beschouwing laten. Consequent gegevens vastleggen van broedende blauwe

reigers zowel in de landelijke meetnetten als in de Krimpenerwaard levert een mooi inzicht. Het laat eens te meer zien dat vasthoudend tellen tot mooie informatie en een interessante tijdsbesteding leidt ook als dit een ‘gewone’ soort als de blauwe reiger betreft. Naast broedvogel informatie valt er nog veel meer over de soort te vermelden. De honderden gebiedstellingen vanaf 1972 en ononderbroken wintervogeltellingen in eerst drie en later in twee polders onder Gouderak vanaf 1989 in ons archief kunnen na uitwerking heel veel informatie opleveren over foerageer-dichtheden door de jaren heen. Ruim honderd getimede foerageerprotocollen staan in onze veldboekjes opgetekend en kunnen na uitwerking veel materiaal opleveren over het foerageergedrag, de prooidieren, het foerageersucces, het ruimtegebruik en omgang met zonnestand in relatie tot de benutte oevers. Misschien komen we hier in de komende jaren nog eens aan toe en geeft het aanleiding voor een vervolg artikel.

Even voorstellen… Nieuwe coördinator weidevogelbescherming Klaas de Mik Als kind was ik al geïnteresseerd in de natuur. Tijdens het werk op de tuinderij hoorde je de grutto’s en de kikkers en vingen we vissen in de sloot. Later was ik druk met werk en gezin en bleef er weinig tijd over. De laatste jaren ben ik me actief in gaan zetten voor het behoud van de natuur in de Krimpenerwaard. Sinds 2008 zit ik in de leiding van de jeugdwerkgroep. Tijdens de activiteiten geniet ik zo mogelijk nog meer dan de kinderen. Het bedenken van de activiteiten en de samenwerking met de Mieke’s is altijd een plezier geweest. Hiernaast help ik twee boeren met het beschermen van de weidevogels op hun land. De roep van de grutto geeft mij het ultieme lentegevoel en het is prettig om onder de boeren te zijn. In mijn beleving zijn de meeste boeren natuurliefhebbers, die er wat voor over hebben om de weidevogels in stand te houden. Een deel van de lente kun je mij dus in de polder vinden. Al enige tijd had ik het idee om me aan te melden als coördinator weidevogelbescherming. Ik moet hier echter de leiding aan de jeugdwerkgroep voor opgeven. Dat was geen gemakkelijke keuze, maar na de afsluitingsavond van 2013 heb ik besloten om me beschikbaar te stellen voor de functie van coördinator weidevogelbescherming. Ik hoop op een goede samenwerking met Bente, alle vrijwilligers en boeren.

10

De Waardvogel – februari 2014



Over waarnemen:

er is meer onder de zon

Jaap Graveland De een ziet buiten meer dan de ander, zelfs met evenveel ervaring. Hoe komt dat? Wat bepaalt eigenlijk wat je ziet? En als je dat weet, kun je dan leren beter te kijken en dus meer te ontdekken? Voor de hand liggende vragen. Belangrijke vragen ook; Nederland telt immers duizenden waarnemers. Je zou dus denken dat de antwoorden op deze vragen makkelijk zijn te vinden. Maar dat viel ontzettend tegen. Dus ik probeerde zelf die antwoorden te vinden, aan de hand van eigen kennis en ervaring, gesprekken met biologenvrienden, zoeken op internet; het leek wel een ontdekkingstocht. Het resultaat is een blik op een andere wereld, die zichtbaar wordt als je weet hoe je moet kijken. Een ontdekkingstocht in drie delen, met hoofdrollen voor voetballers, de tegelvloer van Hoog Catharijne en de druppels van de zonnedauw. Laten we het over voetbal hebben. Ja, voetbal. Wij leerden altijd dat voetbal bestaat uit techniek en tactiek. Zo maakte Nederland school: totaalvoetbal, vooruitverdedigen, ‘Ah, Johann Croif’. Wie is er niet groot mee geworden? Ondertussen weten we beter: “Voetbal is een spel van negentig minuten en aan het eind scoren de Duitsers.” (Gary Lineker, 2006, red.). Dat is al jaren zo en de tegenstanders weten dit inmiddels ook. Zoek maar op internet, ook het laatste jaar flikten ze het weer een paar keer, die Duitsers. En nu hebben ze ook nog techniek geleerd. Voetbal bestaat dus uit meer dan balvaardigheid en overzicht. Succes wordt ook bepaald door uithoudingsvermogen, concentratievermogen, fysieke hardheid en kracht, kennis over de tegenstander, het publiek, de grasmat, en psychologie. Zoals toeslaan als je tegenstander al aan douchen denkt. En verder wordt succes bepaald door het vermogen om samen te werken. Arjen Robben en Ronaldo zouden nog vaker hebben gescoord als ze soms hadden overgespeeld in plaats van voor eigen kansen te gaan. Voetbalvaardigheden, het lijken wel de zeven deugden. Naar buiten Zo is het ook bij het waarnemen van planten, vlinders en vogels. Als je als beginner naar ervaren waarnemers kijkt, denk je al snel dat je twee dingen nodig hebt: een grote soortenkennis en een dure verrekijker of vlindernet. Techniek en kennis dus. Maar is dat wel zo? Ik begin met een paar open deuren. Nummer één: je moet wel uit je luie stoel om iets te zien en te kunnen ervaren hoe leuk dat is. Die belangrijkste eerste stap. Ik werd zelf vogelaar op mijn zestiende na een bezoek met een vriend aan ‘vogeleiland’ Texel. Voor mijn verjaardag vroeg ik direct een verrekijker (een 7x50, een begrip in die tijd) en ik ging op pad. Ik wist helemaal niets van vogels en al helemaal niet van geluiden. Ik groeide op in Alphen aan den Rijn in de buurt van sportvelden en een grote zandwinplas. Ik herinner me nog goed dat ik in het plantsoen bij de sportvelden wel een half uur achter een (naar later bleek) fitis aan zat voordat ik met een vogelgids vaststelde dat het niet anders dan een fitis kon zijn. De tjiftjaf leek er weliswaar veel op maar die zong volgens het boekje heel anders. Op de zandwinplas verzamelden zich groepen eenden. Ze sliepen midden op de plas en vlogen van grote hoogte aan dus ik kon er op de kant eigenlijk geen chocola van maken. Wel riepen ze ‘iew’. Met de nodige moeite kwam ik er na een paar keer achter dat het smienten moesten zijn. Ik herinner me de kick die het gaf om met zekerheid die smient op naam te brengen: weer een nieuwe soort!

12

De Waardvogel – februari 2014

Bij mij deed een weekendje met een vriend naar Texel de vonk overslaan. Er ging letterlijk een wereld voor me open. Dus: laat je op sleeptouw nemen, ga op excursie. Neem die eerste stap. Opletten Als je buiten bent dwalen je gedachten makkelijk af. Dat is niet handig als je iets wil zien. Die bewegende of roepende vogels gaan nog wel, maar iets wat stil zit en geen geluid maakt zie je snel over het hoofd als je niet oplet. Het is met waarnemen net als bij klussen in huis, voor een toets leren of muziek maken: zonder concentratie is het resultaat een stuk minder. Dus vergeet je pensioensituatie, die akelige of leuke buurman, wat je vanavond wil eten of de toestand in de wereld: je hebt je hersens nu voor iets anders nodig. Concentreer je en je ziet meer. Doe de volgende test maar eens: je hebt vast wel een route die je bijna dagelijks aflegt. Schrijf bij de eerstvolgende keer het aantal soorten vogels of planten op dat je ziet. En vergelijk dat dan met wat je in je herinnering zag toen je de vorige keer die route aflegde. Je zult verrast zijn van het verschil. Eigenlijk alweer een open deur. Maar toch, we vergeten maar al te vaak om geconcentreerd te kijken. Samenwerken Waarnemen is leuk om in je eentje te proberen; soorten die je zelf op naam hebt gebracht, vergeet je nooit meer. Maar het leren gaat echt een stuk sneller als je iemand naast je hebt lopen die de soorten kent en je kan uitleggen waar je op moet letten. Daar komt nog bij dat het zien van een plant, vogel of ander beest sterk afhankelijk is van toeval. Heel veel leuke waarnemingen zijn secondenwerk. Als je samen gaat heb je ook ogen in je rug. Daar komt bij dat mensen verschillen in hoe ze kijken en daardoor verschillend waarnemen. Daarover later meer. Bij elke NVWK-excursie ervaar je het direct: samen zie je meer. Waarnemen, het begint een beetje op voetbal te lijken. Kennis en ervaring Hoe meer je weet, hoe meer je ziet. Zo simpel is het. Door een optimaal beheer is het aantal weidevogels en slobeenden in een paar hectare bij Oudeland veel hoger dan in de omgeving, voor de zeldzame Cetti’s zanger moet je naar de Opperduit, de kans op oranjetipvlinder is het grootst op plekken met veel look zonder look of pinksterbloemen (hun waardplanten) in het Loetbos. De kans om reeën, dassen en uilen te zien is in het half uur


Belemniet in een tegel op Hoog Catharijne, foto: Leendert van der Velden, bron: kennislink.nl

net voor het donker wordt een aantal malen groter dan in de uren daarvoor. En als je de opvallende lichtgele ratelaars ziet, heb je ook kans op de orchideeënsoorten van de Krimpenerwaard. Enzovoort, enzovoort, de voorbeelden zijn eindeloos. Kennis van soorten uiterlijk, gedrag, roep – en gebieden loont. De tegelvloer van Hoog Catharijne zit vol met fossielen. Ammonieten en belemnieten (inktvissen), soms tientallen centimeters groot. Dat wist ik niet. Ik ben er honderden keren overheen gelopen, maar nooit iets gezien want ik keek er niet naar; omdat ik het niet wist. Hoe meer je weet, hoe meer je ziet, hoe leuker het wordt, hoe vaker je gaat, hoe meer je ziet, hoe… Kennis loont. Een frisse blik op kuifduikers Dus kennis en ervaring loont. Van experts leer je veel, maar geloof ze niet zomaar. Hun valkuil is hun ervaring, juist hun ervaring. Als iets routine wordt, dreigt de automatische piloot het over te nemen. Soms ziet een beginner het daardoor beter dan de routinier. Ik herinner me nog goed een herfstkamp van de degelijke KNNV op Schouwen. Wij, jonge jongens van achttien in een gezelschap van doorgewinterde veteranen met hun groene laarzen, de juiste pet en verrekijker, een onwankelbaar vertrouwen in eigen kunnen en met de kennis van tien vorige herfstkampen in het hoofd. ’s Avonds na het eten werd de oogst van de dag genoteerd op een schoolbord. De excursieleider stond klaar, krijt in de hand: “Wat hebben we gezien?”. Eerst maar eens de score van de Brouwersdam. In rap tempo werden de soorten en aantallen opgesomd. Klaas (niet zijn echte naam) stak zijn hand op: “300 kuifduikers”. Er werd instemmend geknikt, het jaar ervoor waren ze ook gezien, maar het was toch weer een mooie waarneming. De Brouwersdam was dan ook bekend om zijn kuifduikers. Wij zaten achteraan en dachten: Kuifduikers? Het waren geoorde futen. We staken schuchter onze vinger op: “Het waren geoorde futen”. Gezichten draaiden zich om, gemompel, de man met het krijtje (we noemen hem even Sjef) krijgt een rood hoofd. “Nee, Jan en Piet hebben het ook gezien, het waren duidelijk kuifduikers.” Jan en Piet

knikten. Schuchter waren we, maar ook vasthoudend. Wij hadden goed gekeken naar de kenmerken, want alles was nieuw voor ons. We legden uit waarom het volgens ons geoorde futen waren, en hielden voet bij stuk. Wat nu? De oplossing van Sjef uit dit dekselse dilemma was even eenvoudig als geniaal: op het bord verschenen onder de 300 kuifduikers 300 geoorde futen. En zo zitten ze tot op de dag van vandaag in het bestand van Sovon. Toegegeven, de kennis en de kwaliteitsborging van waarnemingen staan nu op een hoger plan dan toen ik achttien was. Zie de ‘moderatoren’ die de waarnemingen op waarneming.nl (voor ons: krimpen.waarneming.nl) controleren op realiteitsgehalte en de waarnemer vriendelijk aan zijn of haar jasje trekken als die een ‘verdachte’ waarneming heeft ingevoerd. Maar ook nu wacht de automatische piloot stil op zijn kans... Jij als beginner kan dus ook expert zijn, als je maar goed kijkt. Een van de beroemdste verhalen uit de wereldliteratuur is Alice’s Adventures in Wonderland (vaak afgekort tot Alice in Wonderland), van Lewis Caroll. Caroll schreef nog een boek, dat zelfs beroemder werd: Through the Looking-Glass, and What Alice Found There. Door dit kijkglas ziet Alice een wereld die lijkt op de wereld die ze kent, maar die ook heel nieuwe dingen bevat. De volgende keer gaat het daarover: we beseffen het misschien niet, maar we hebben allemaal zo’n lookingglass…

Boven kuifduiker, foto: Alwin Borhem, bron: deceptiontour.nl Onder geoorde fuut, foto: Arnoud van de Berg, bron: ortolaantje.nl

De Waardvogel – februari 2014

13


Fenologieverslag 2013 Morisson Pot Het uitblijven van het voorjaarsweer tot ver in april maakte het voorjaar van 2013 bijzonder. Het duurde tot ver in april voordat kou, sneeuw en ijs plaats maakten voor het voorjaar. Wat dit voor invloed heeft gehad op de aankomstdata van fenologie soorten wordt besproken in dit fenologieverslag. Het weer in voorjaar 2013 Velen zullen zich de lente van 2013 nog herinneren. Het was het koudste voorjaar in 40 jaar, met een gemiddelde temperatuur van 7,4°C. Dit ligt ruim 2°C onder het normale gemiddelde. Vooral maart was door een gure oostenwind een koude maand met een gemiddelde temperatuur van 2,5°C. De minimumtemperaturen lagen tussen de -10°C en -15°C. Ook in april en mei lag de gemiddelde tempratuur ruim onder het gemiddelde. Het voorjaar van 2013 telde 28 vorstdagen, terwijl dit gemiddeld zo’n 12 dagen zijn. Soortbesprekingen In de onderstaande tabel staan alle fenologiedata van de afgelopen drie jaar. Hierin is te zien dat er soorten waren die in 2013 later dan de afgelopen jaren aankwamen, maar ook soorten die eerder aankwamen. Purperreiger, kleine plevier, kleine karekiet, snor, paapje, rouwkwikstaart en boompieper kwamen iets eerder aan dan de afgelopen drie jaar. Van de soorten die in 2013 later aankwamen dan de afgelopen drie jaar springen zwarte wouw, bosruiter, visdief, koekoek, fitis en rietzanger eruit. De aankomstdatum van deze soorten was ruim een week later dan de afgelopen drie jaar, en in de meeste gevallen zelfs veel meer dan een week. Hieronder worden deze soorten besproken. Zwarte wouw De eerste zwarte wouw werd op 9 april waargenomen; Ton de Groot zag een exemplaar overvliegen op telpost ‘De Hoekse Sluis’. Dit is ruim twee weken later dan de afgelopen twee jaar. De eerste waarneming van een zwarte wouw werd toen in de derde week van maart gedaan. Zwarte wouwen broeden niet in Nederland, maar passeren ons land op weg naar hun broedgebieden in vooral Scandinavië. Roofvogels maken tijdens hun migratie gebruik van thermiek: warme luchtstromen die zorgen voor lift. Op deze manier kunnen ze grote afstanden overbruggen zonder dat het veel energie kost. Ondanks dat wouwen net als kiekendieven goed vliegende roofvogels zijn die voor hun verplaatsing minder afhankelijk zijn van thermiek dan bijvoorbeeld buizerds en arenden, zou het gebrek aan thermiek door lage temperaturen en het gebrek aan zon toch ervoor gezorgd kunnen hebben dat de eerste waarneming van een zwarte wouw zoveel later is dan de afgelopen jaren. Bosruiter De eerste bosruiter werd pas op 16 mei waargenomen; Dirk Huitzing zag een exemplaar foerageren op een ondergelopen weiland in polder Middelblok bij Gouderak. Normaal gesproken word de eerste bosruiter in de derde week van april waargenomen.

14

De Waardvogel – februari 2014

Gierzwaluw boven Ouderkerk a/d IJssel; foto: Gijsbert Mourik

Visdief Visdieven zijn vaak een van de eersten die via de rivieren de polder weer binnenkomen. Meestal gebeurt dit rond de derde week van maart. In 2013 werd de eerste visdief echter pas waargenomen op 10 april; ruim twee weken later. Jaap Graveland zag een exemplaar in polder Middelblok bij Gouderak. Koekoek De eerste koekoek werd in 2013 op 20 april waargenomen door Morrison Pot in het Krimpenerhout. De aankomstdatum van de koekoek is de afgelopen jaren steeds later geworden. In 2011 werd de eerste koekoek nog op 9 april waargenomen en in 2012 op 14 april. Er zijn onderzoekers die denken dat de aankomstdatum van de koekoek, net als die van de bonte vliegenvanger, wordt verlaat. Koekoeken eten rupsen en andere insecten. Door klimaatverandering lijkt de rupsenpiek later plaats te vinden dan normaal. Soorten die hiervan afhankelijk zijn zouden hun aankomstdatum hierop aanpassen om optimaal gebruik te kunnen maken van het ruime voedselaanbod. Misschien heeft het koude voorjaar van 2013 ook invloed gehad op de aanwezigheid van voldoende insecten? Fitis De eerste zingende fitis is voor veel vogelaars het teken dat de lente echt begonnen is. De eerste week van april is meestal het moment om de eerste fitissen te horen zingen. De eerste fitis wordt meestal al rond 20 maart gehoord. Niet in 2013; op 6 april werd de eerste fitis waargenomen. Rudi Terlouw en Diny Buisman hoorden een exemplaar zingen in polder De Nesse bij Ouderkerk.


Waarschijnlijk zijn fitissen erg afhankelijk van de temperatuur. Begin april was in 2013 nog erg koud. Misschien zijn fitissen gevoelig voor lage temperaturen of hebben lage temperaturen invloed op de aanwezigheid van insecten? Rietzanger De eerste rietzanger werd bijna twee weken later waargenomen dan in de twee voorgaande jaren. Cor Oskam hoorde op 13 april een exemplaar zingen in Het Doove Gat bij Haastrecht. Dit in tegenstelling tot voorgaande jaren toen de eerste zingende rietzangers op respectievelijk 1 april en 2 april werden waargenomen.

Fitis waargenomen op 30-04-2013; foto: Hans Stoel

Soort Zomertaling Purperreiger Wespendief

2013 6-mrt 27-mrt 31-mei

2012 6-mrt 5-apr 26-mei

2011 13-mrt 2-apr 5-mei

Zwarte wouw Boomvalk Kleine plevier Regenwulp

9-apr 14-apr 17-mrt 8-apr

17-mrt 13-apr 20-mrt 24-mrt

19-mrt 5-apr 19-mrt 2-apr

Bosruiter Temmincks strandloper

16-mei 11-mei

29-apr 1-mei

20-apr 5-mei

Visdief Zwarte stern Zomertortel Koekoek Gierzwaluw Draaihals Oeverzwaluw Boerenzwaluw

10-apr 12-apr 7-mei 20-apr 14-apr 21-apr 7-apr 23-mrt

21-mrt 20-apr 1-mei 14-apr 11-apr 20-apr 1-apr 18-mrt

29-mrt 15-apr n.v.t. 9-apr 9-apr n.v.t. 25-mrt 19-mrt

Huiszwaluw Fitis Fluiter

6-apr 6-apr 22-apr

5-apr 19-mrt 30-apr

24-mrt 21-mrt 1-jun

Soort Grote karekiet

2013 20-jun

2012 n.v.t.

2011 n.v.t.

Rietzanger Kleine karekiet Bosrietzanger Spotvogel Sprinkhaanzanger Snor Tuinfluiter Braamsluiper Grasmus Beflijster Blauwborst Nachtegaal Gekraagde roodstaart Paapje Tapuit Grauwe vliegenvanger

13-apr 16-apr 11-mei 3-mei 20-apr 14-apr 21-apr 18-apr 18-apr 13-apr 18-mrt 16-apr 15-apr 21-apr 12-apr 8-mei

1-apr 24-apr 7-mei 30-apr 21-apr 17-apr 15-apr 25-apr 17-apr 12-apr 8-mrt 20-apr n.v.t. 30-apr 4-mei 3-mei

2-apr 18-apr 1-mei 23-apr 8-apr 20-apr 16-apr 19-apr 10-apr 6-apr 23-mrt 8-apr 16-apr 22-apr 3-apr 8-mei

Bonte vliegenvanger Gele kwikstaart

20-apr 1-mei

5-mei 5-apr

n.v.t. 13-mrt

Rouwkwikstaart Boompieper

6-mrt 9-apr

15-mrt 30-apr

12-mrt 29-mrt

Jaarverslag 2013 ‘De Hoekse Sluis’ Rob van Straaten In het jaar 2013 werden er 431 uur geteld verdeeld over de 139 dagen waarop men op de telpost aanwezig was; redelijk veel in vergelijking met vorige jaren. Vooral in het kader van de Race 2013 stonden er regelmatig mensen op de telpost. Met een koud voorjaar verschenen vogels later dan normaal en met het uitblijven van oostenwind bleven oostelijke soorten in aantallen achter. In totaal werden er 154 soorten gezien of gehoord. Enkele mooie soorten zijn 3 zeearenden, 2 visarenden, enkele rode en zwarte wouwen, kleine zilverreiger, 6 kraanvogels, 3 krooneenden, casarca, duinpieper, grote pieper, reuzenstern, een jager species* en een raaf; kortom erg leuke soorten. Het totaal aantal getelde vogels is enorm: voor onze telpost bijna 116.000. Ik wil iedereen die aanwezig is geweest op de telpost weer bedanken voor zijn of haar inzet. *Uitdrukking uit het vogelaarsjargon: men neemt een vogel waar die tot een bepaalde familie behoort, maar het is niet duidelijk welke vogelsoort het precies is. De Waardvogel – februari 2014

15


Zangers in het riet

(1)

het onderzoek Jaap Graveland Chirrr… Het afgelopen voorjaar zaten er tientallen rietzangers langs de Berkenwoudse Boezem. Hoe anders was dat vijftien jaar eerder. In de jaren zeventig en tachtig nam de stand sterk af. Nu broeden er in ons land weer drie keer zoveel als tijdens het dieptepunt in het begin van de jaren negentig. Hoe is dat gekomen, waarom nam de kleine karekiet niet in aantal af? En hoe zit het eigenlijk met dat overjarige riet, riet dat ’s winters niet wordt gemaaid? Is dat werkelijk belangrijk voor de rietzangvogels en waar ligt dat dan precies aan? Ik deed er jaren onderzoek naar. Een kijk in de wereld van de zangers in het riet. In 1990 presenteerde het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) het Natuurbeleidsplan. Het belangrijkste onderdeel was de afspraak om in dertig jaar tijd een stelsel van natuurgebieden te realiseren, in totaal 200.000 ha, die zoveel mogelijk met elkaar verbonden moesten worden: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) was geboren. De natuur in Nederland holde al tientallen jaren achteruit. De EHS moest het tij keren met grondaankopen, herstelmaatregelen en een effectief beheer. Herstel van het laagveenmoeras was één van de speerpunten, omdat laagveennatuur zo kenmerkend is voor Nederland. Maar: wat moesten we doen? De trends van de rietzangvogels gingen alle kanten op: de rietzanger ging in aantal achteruit, de grote karekiet ook, maar veel sneller dan de rietzanger en volgens een heel ander patroon en de kleine karekiet nam in aantal toe. Allemaal waren ze afhankelijk van het riet. De rietzanger overwintert in de Sahel en het patroon van afname leek sterk op dat van de purperreiger. Onderzoek had al uitgewezen dat de afname van de purperreiger veroorzaakt werd door lange perioden van droogte in de Sahel. Voor de rietzanger kon dat ook een verklaring zijn. Maar voor de grote karekiet niet, want die overwintert veel zuidelijker. Hoe zat dat? Dan de ‘rietparadox’: riet maaien vertraagt de natuurlijke vegetatiesuccessie naar moerasbos en is dus belangrijk voor het behoud van rietmoeras. De vraag naar riet als dakbedekking trok na jarenlange malaise weer aan. Riet maaien betekent inkomsten. Dus was er druk om meer riet te gaan maaien. Maar de rietvogels leken een duidelijke voorkeur te hebben voor overjarig riet (riet dat ’s winters niet wordt gemaaid). Dus nogmaals: wat moesten we doen? Het was tijd voor een onderzoek. Een aanbod dat je niet kan weigeren Het Ministerie van LNV vroeg het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (huidige naam Alterra en nu verbonden met de Universiteit van Wageningen) om uit te zoeken hoe het zat en advies te geven over herstelmaatregelen. Het was 1993. Ik was bezig met het opschrijven van de resultaten van een onderzoek naar de slechte eischaalkwaliteit bij zangvogels in relatie tot kalkgebrek en bodemverzuring. Daar wilde ik op promoveren. Maar er was haast bij het rietvogelonderzoek. Het geld was in maart vrijgekomen. Het leek een ingewikkelde klus en er zijn vaak grote verschillen tussen jaren in onderzoeksresultaten, dus elk jaar telt. Ik was

16

De Waardvogel – februari 2014

Rietzanger, bron: http://www.artifolio.com

beschikbaar (‘dat schrijven doe je later maar’). De vraag was: “Wil jij dat onderzoek doen, je moet wel morgen beginnen.” Het was zo’n aanbod dat je niet kan weigeren: een contract voor drie à vier jaar - een luxe voor biologen in die tijd - een intrigerend onderwerp en werken in hele mooie gebieden. (Met dat proefschrift over eischalen is het later helemaal goed gekomen.) Vier weken later zat ik in een caravan in Kalenberg, midden in De Weerribben. Dit was het begin van vier prachtige jaren in één van de mooiste gebieden van Nederland, werkend aan wat voor mij de mooiste Nederlandse vogels zijn geworden: de zangers in het riet. Maaien of niet maaien? Ik had een paar onderzoeksvragen. Neemt de stand van de rietzanger en grote karekiet af door een te laag broedsucces? Als dat zo is, is er dan een verband met het beheer, met name het maaien van het riet? Tenslotte: is overjarig riet werkelijk zo belangrijk voor rietzanger en kleine karekiet en waar ligt dat dan aan? Die laatste vraag lijkt misschien onbenullig, want we wisten al dat er veel meer territoria liggen in overjarig riet dan in gebieden waar het riet ’s winters is gemaaid. Maar de vraag was: ligt die voorkeur voor overjarig riet aan dat riet zelf, levert het een hoger broedsucces op of zitten ze gewoon in stukken riet waar de riettelers met hun machines niet goed bij konden of geen belangstelling voor hadden. Had de voorkeur voor overjarig riet dus weinig te maken met het maaien, maar meer met andere factoren zoals rust en voedsel? De riettelers wisten het antwoord al: “Onzin dat we niet mogen maaien, ze zitten ook in jong riet”. En “Als wij niet maaien, is er helemaal geen riet meer”. Kortom, was overjarig riet werkelijk het beschermen waard? Nog een vraag was: wordt de afname van de grote karekiet (ook) veroorzaakt door een afname van zijn voedsel? Grote karekieten eten veel grote prooien, zoals libellen en hun larven en larven van grote waterkevers. Die insecten waren sterk afgenomen door de verslechtering van de waterkwaliteit. Dat zou de afname van de grote karekiet kunnen verklaren. De grote karekiet is echter een verhaal apart; daarover heb ik al verteld in de Waardvogel van september 2013. Hier doe ik alleen verslag van het onderzoek naar de rietzanger en de kleine karekiet.


Het veld in Als onderzoeksgebied koos ik De Weerribben, omdat daar alle drie de soorten voorkwamen en er eerder onderzoek was gedaan naar de rietteelt en de rietvogels. Ook was een reden dat de beheerder Staatsbosbeheer en de lokale riettelers (Kalenberg is nog een echt riettelersdorp) stevig met elkaar in de clinch lagen. Daardoor kreeg ik een goed beeld van de argumenten over en weer en kreeg ik ondersteuning van Staatsbosbeheer bij het onderzoek. Ik heb begrepen dat de discussie nu geluwd is. De rietteelt heeft een duidelijke plaats in het totale beheer van De Wieden en De Weerribben. Gelukkig maar, want het riet snijden betekent inkomen voor de bewoners en voorkomt dat een dorp 100% toeristendorp wordt. Het levert prachtige beelden: de opgestapelde schoven en de altijd bezige rietsnijders die onverstoorbaar hun werk doen. Het is de ziel van het gebied, zoals bij ons de melkveehouderij. Maar toentertijd werd ik wantrouwend bekeken, draaiden sommige riettelers het gas van de buitenboordmotor nog eens lekker open als ze mijn kano passeerden en moest ik ook weleens achter een losgesneden kano aan. Leren Ik wist eigenlijk niets van de rietvogels. Een grote karekiet had ik zelden gezien. Dus de eerste weken probeerde ik me zoveel mogelijk in te lezen, te praten met de weinige veldexperts die er waren, en vooral ‘leren door te doen’. Het was duidelijk dat ik alleen echt iets te weten kon komen als ik de nesten wist op te sporen. En wel zoveel mogelijk vóór of tijdens de eileg, want het achterhalen van de oorzaken van het mislukken van legsels was een belangrijk doel van het onderzoek. Als er veel tijdens de eileg mislukte, moest ik daar bij zijn. Het was ook duidelijk dat ik die nesten niet ging vinden door rond te gaan banjeren. Ten eerste is er vaak bijna niet te lopen. Een groot deel van de vegetatie in De Weerribben drijft als het ware op het water. Ook zou ik het riet vertrappen, waardoor de nesten misschien te veel zichtbaar werden voor rovers zoals kraaien en bunzings. Bovendien leken de meeste nesten in het riet langs het water te zitten en niet verder op de oever. Dat komt waarschijnlijk omdat de vegetatie langs het water wat dichter is, want vanaf de waterzijde dringt meer licht door en de riettelers lieten er soms wat riet staan. Het dikke riet geeft meer dekking. Doordat de nesten aan de waterkant zitten, is het nest ook makkelijker aan te vliegen en het is lastiger te bereiken voor rovers vanaf de landzijde. Mijn eerste aanschaf was dan ook een kajak van polyester, want die was lekker licht en kon ik makkelijk over al die ribben tillen. Dat scheelde veel omvaren. De tweede aanschaf was een paar rollen gekleurd tape. Heel veel veldkaarten Ik startte dat eerste jaar rond 20 april, toen de eerste rietzangers al een week aan het zingen waren. Mijn eerste veldklus was om zo snel mogelijk een onderzoeksgebied te selecteren met een afwisseling van plekken met en zonder overjarig riet, gebieden waar rietzanger en kleine karekiet door elkaar broedden, gebieden die per kano goed toegankelijk waren en waarbij eenvoudig nestcontroles waren uit te voeren. De afwisseling van overjarig en jong riet was belangrijk. Want stel dat ik een

gebied koos waarvan een deel veel meer overjarig riet bevatte dan een ander deel en stel dan dat ik in dat deel met veel overjarig riet veel minder predatie zou vinden. Zou dat dan liggen aan het riet of aan het feit dat in het gebied met veel overjarig riet, om wat voor reden ook, minder predatoren zouden voorkomen? Een goede proefopzet is het halve werk. Vervolgens tekende ik met behulp van topografische kaarten en veldbezoeken gedetailleerde veldkaarten op schaal 1:5000, met aanduidingen van de vegetatiekenmerken en kenmerken die hielpen om te bepalen waar ik was, zoals windmolentjes. Immers, rietkragen zijn eentonig en GPS bestond nog niet. Gewapend met deze veldkaarten roeide ik ’s morgens vroeg het moeras in, een tot twee keer per week. Al snel ontstond een routine, sterk lijkend op de broedvogelkartering gecoördineerd door SOVON (BMP voor de kenners). Op de kaarten tekende ik de territoria in. Het ging doorgaans als volgt: een mannetje vestigde zich, ging volop zingen en als hij een vrouwtje kreeg ging hij minder zingen of hij stopte er helemaal mee. Bij elk bezoek werd voor elk territorium het resultaat ingetekend (veel zang, weinig zang, nieuwe man, etc.). Die bijgewerkte veldkaarten nam ik weer mee bij een volgend veldbezoek. Ik versleet zo heel wat kaarten gedurende een seizoen. Als ik bij een bezoek een man minder hoorde zingen dan de vorige keer, of helemaal niet, dan keek ik of er een vrouwtje was. Vaak zag ik dan het mannetje achter een vrouwtje aan zitten of het vrouwtje al met nestmateriaal het riet in duiken. Door zo systematisch alles vast te leggen op die kaarten bleek het vinden van de nesten vervolgens niet zo moeilijk. Het nesten zoeken moest wel voorzichtig gebeuren. Als rietzangers met de nestbouw bezig zijn, laat het vrouwtje het nest bij verstoring snel in de steek. Logisch, want ze heeft er nog niet veel in geïnvesteerd. Na het leggen van het eerste ei zijn ze veel minder gevoelig voor verstoring. Dus vaak wachtte ik een paar dagen. Op den duur kreeg ik een neus voor waar ze nestelden. Zo ontdekte ik dat als ik met mijn arm langs het riet streek en er zat een nest, het mannetje vaak een kort, zacht roepje liet horen. Dit was handig voor de gevallen waarin ik het nest nog niet gevonden had. Na een paar weken was zelfs het vinden van nesten van rietzangers betrekkelijk eenvoudig. Maar het gaf elke keer weer een kick als ik ze gevonden had, omdat ze vaak zo verrassend verstopt waren, er zo mooi uitzagen en het natuurlijk ook een sport was om ze te vinden. En het betekende weer een punt in de grafiek! De vroege ochtend bleek het beste voor al dit werk, omdat de vogels dan het meest actief waren met zingen, nestbouw en later het voeren van de jongen. Gekleurde tape, legdatum en leeftijd Een nest vinden was één ding. Het nest terugvinden, in een moeras waar het riet tien centimeter per dag kan groeien, bleek weer een heel ander verhaal. Hier bood gekleurde tape uitkomst: ik plakte een stuk tape aan een rietstengel aan de waterkant ter hoogte van het nest en schreef daar op, op hoeveel afstand het nest zich van het water bevond. Dat scheelde heel wat zoektijd. Op deze manier verzamelde ik in vier jaar gegevens van 215 nesten van de kleine karekiet en 85 van de rietzanger. De vogels leggen één ei per dag en beginnen pas met broeden zodra het laatste ei is gelegd. Met deze kennis en door poot- en vleugelkenmerken van jongen te

De Waardvogel – februari 2014

17


registreren in nesten waarvan ik de leeftijd precies kende, maakte ik een soort ijklijn. Zo kon ik van elk nest de eerste eilegdatum en waarschijnlijke uitvliegdatum uitrekenen. De resultaten van elk legsel werden genoteerd in een notitieboekje, netjes één bladzij per nest. Vier jaar in een caravan ‘s Avonds in de caravan werd alles ingevoerd. Het waren lange dagen, van ’s morgens zes tot ’s avonds twaalf, levend op eenpansmaaltijden en oude koffie in de thermosfles. Vrijdagmiddag zat ik een halve dag op kantoor of ik ging vanuit het veld direct naar mijn vriendin in Wageningen. En zondagavond weer terug, drie maanden lang. Maar wat gaf het, het was superleuk werk: uren met een kano in de wereld van de rietvogels in één van de mooiste gebieden van Nederland. De rest van het jaar zag ik nog zoveel kantoor. Mijn vriendin vond het na vier jaar wel een beetje genoeg. De vier jaar ervoor hadden ook al helemaal in het teken van onderzoek gestaan. Dus toen ik nadacht over een volgende klus na het rietvogelwerk zei ze subtiel dat ik misschien niet mijn hele leven elk voorjaar vanuit een caravan kon blijven werken. Maar dat was vier jaar later. Bijvangsten De meest indringende herinnering naast die prachtige vogels waren de muggen. Tientallen zaten er op mijn vingers tijdens het ringen van de nestjongen. Dat deed ik ’s avonds als de recreanten weg waren en ik ongestoord kon werken. Maar dat was ook een happy hour voor de muggen. Ik gebruikte geen antimuggenspul, omdat het me schadelijk leek voor de nog onbevederde jongen. Dat droeg bij aan de feestvreugde voor de muggen. Rode, opgezwollen vingers waren het resultaat. Ik kreeg er ook een soort koorts van die na een uurtje weer afzakte. Sindsdien geef ik niet meer zo om muggensteken… Een welkome bijvangst waren de snorren, bosrietzangers en sprinkhaanrietzangers. Bosrietzangersnesten had ik als tiener wel eens opgespoord, op m’n buik kruipend door een brandnetelveld en schuivend op m’n rug (op je rug had je van onderaf beter zicht). Vier eitjes, net als de kleine karekiet, in een nestje hangend aan de stengels. Met uitzondering van kolonievogels, zou de bosrietzanger wel eens de Nederlandse recordhouder kunnen zijn met (lokaal) de meeste zingende mannetjes per hectare. Op nummer twee komt dan de kleine karekiet, of toch andersom. Met dank aan de enorme aantallen insecten die in dat soort gebieden leven. In het Loetbos en bij De Kwakels heb je een paar van die brandnetelvelden. Wie telt de bosrietzangers daar een keer? Maar de snorren waren het interessantst. In De Weerribben zaten er enige tientallen, bijna altijd op bij elkaar gedreven vegetatie, in een inham of een doodlopende vaart. Het zijn fascinerende vogels, die bijna als een hagedis door de dichte zeggevegetatie sluipen. Uit nieuwsgierigheid heb ik één keer een nest opgezocht. Een heel avontuur, want het nest was alleen te bereiken door mijn gewicht te verdelen en op handen en voeten er naar toe te kruipen. De beloning was het nest met mooie opvallend donkerbruine eieren, verstopt in een overhangende pol zegge. Voor het welzijn van de vogels en mezelf heb ik het bij die ene keer gelaten.

18

De Waardvogel – februari 2014

Het koekoeksjong En dan waren er de koekoeken. De kleine karekiet is naast de heggenmus en de graspieper één van zijn belangrijkste gastheren. Er zijn al boeken volgeschreven over de relatie tussen de koekoek en zijn gastheren, maar nog altijd is het verhaal niet af. Begin september 2013 verscheen weer een artikel over Engels onderzoek. Omdat er veel minder koekoeken zijn dan vroeger reageren karekieten er tegenwoordig minder sterk op. Als verdediging tegen koekoeken reageren karekieten op een afwijkend ei door dat uit hun nest te kieperen of het legsel te verlaten. Maar tegenwoordig doen ze dat veel minder. Logisch, want er is altijd een kans dat ze zich vergissen en het afwijkende ei wel degelijk van henzelf is. Omdat er minder koekoeken zijn, kiezen ze nu vaker het voordeel van de twijfel. Het resultaat is dat de koekoeken die er nog zijn, als individu meer succes hebben: er komen meer van hun eieren uit omdat de karekieten minder voorzichtig worden. In 6% van ‘mijn’ karekietnesten vond ik een koekoeksjong of -ei. De rietzangers (en de grote karekieten) werden nooit geparasiteerd. Daar zijn verschillende verklaringen voor. Een daarvan is dat de koekoekvrouw zich moet specialiseren, omdat ze anders geen goed gelijkende eieren kan leggen. Kleine karekietnesten zijn veel talrijker en eenvoudiger te vinden dan nesten van de grote karekiet (die vroeger wel werd geparasiteerd) en van de rietzanger. Hoe dan ook, zo’n koekoeksjong is veel groter dan karekietjongen, zelfs veel groter dan het nest. De bruingrijsblauwe kleur en de typerende dreighouding deden me altijd denken aan een dikke pad. Voeg daar aan toe een wijd opengesperde rode bek, een soort geblaas en dat ik mijn hoofd vaak in het riet moest steken om iets te zien: het was elke keer weer schrikken als er een koekoeksjong in het nest zat. Heel effectief. Dat parasiteren gaat niet vanzelf: de kleine karekieten letten heel goed op. Regelmatig trof ik verlaten legsels aan met meerdere karekieteieren en een koekoeksei. Nooit met één karekietei en een koekoeksei. Dat stemt overeen met waarnemingen in Engeland: de koekoek legt haar ei bij voorkeur in nesten met twee of drie eieren omdat haar ei dan minder opvalt dan wanneer er maar één karekietei in ligt. Bovendien zal een karekietvrouw haar legsel wat minder snel verlaten als ze al twee of meer eieren heeft gelegd. Ze heeft er immers meer in geïnvesteerd dan wanneer ze nog maar één ei heeft gelegd. De relatie is nog wat complexer. Karekieten leggen vier eieren en beginnen daarna met broeden. Dus als de koekoek een nest aantreft met vier eieren weet ze niet hoe hoelang de eieren zijn bebroed. Dus ze weet ook niet wanneer de eieren uitkomen. Als ze er een ei inlegt, loopt ze de kans dat haar ei veel later uitkomt dan de karekieteieren en afsterft, omdat het niet meer wordt bebroed. Of ze loopt de kans dat haar jong het onderspit delft tussen de grotere karekietjongen. Voor dat probleem heeft de koekoek een hele praktische oplossing: ze vernielt gewoon het nest. De karekiet begint dan opnieuw: nieuwe ronde, nieuwe kansen! Is overjarig riet nu inderdaad belangrijk en waar ligt dat dan aan? Over de resultaten van het onderzoek gaat het in het vervolg van dit artikel in de Waardvogel van april. Reacties kunnen naar xxxxxx@xxxxx.xx.


‘Natuur dichtbij huis’: het Jaar van de Spreeuw Door Erik Kleyheeg, column IJssel en Lekstreek, woensdag 12 februari 2014 Een zwerm spreeuwen daalt neer op een weiland bij Lekkerkerk, op zoek naar insecten en wormen. In de winter kan men op veel plekken in de polder dit soort groepjes spreeuwen tegenkomen, die in de herfst vanuit Oost-Europa naar Nederland komen om te overwinteren.

De oorzaak van de achteruitgang van spreeuwen is nog niet bekend. Mede daarom hebben Sovon en Vogelbescherming 2014 uitgeroepen tot het Jaar van de Spreeuw. Foto’s: Erik Kleyheeg Met onze eigen spreeuwen, broedvogels in West-Europa, gaat het echter slecht. De populatie holt achteruit, net als veel andere soorten van ons cultuurlandschap. Het jaar 2014 is daarom door Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het ‘Jaar van de Spreeuw’. Dat betekent dat de spreeuw dit jaar wat extra aandacht krijgt bij tel- en onderzoeksprojecten. Een van de doelen is om een oplossing te vinden om de achteruitgang tegen te gaan. Dat zou waarschijnlijk niet alleen de spreeuw, maar ook tal van andere vogelsoorten kunnen helpen. Heeft u nog spreeuwen broeden onder uw dakpannen? Dan is dat echt iets om te koesteren. Meer informatie over de spreeuw en het ‘Jaar van de Spreeuw’ kunt u vinden op www.sovon.nl. Erik Kleyheeg is bioloog en medewerker van de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard. Op deze plek vertelt hij over waarnemingen in de natuur van de Krimpenerwaard in de rubriek: Natuur dichtbij huis. Heeft u ook iets bijzonders gezien, laat het ons weten, mail naar: redactie.ijl@wegenermedia.nl.

[Vanaf nu verzorgt onze coördinator vogels elke veertien dagen de column 'Natuur dichtbij huis' in de IJssel en Lekstreek, met foto's van eigen hand. Leuk als u in het bezorggebied van deze streekkrant woont! Voor de rest van onze lezers hierbij zijn eersteling die wij met enige trots letterlijk plaatsen; red.]

De Waardvogel – februari 2014

19



Jaarverslag uilenwerkgroep Jaap Graveland, coördinator uilenwerkgroep De uilenwerkgroep heeft in 2013 net als in vorige jaren de verspreiding en het broedsucces van de steenuil in beeld gebracht. Waar nodig zijn nestkasten verwijderd, verplaatst of bijgeplaatst. We hebben een paar keer advies uitgebracht over het plaatsen van uilenkasten, in en buiten de Krimpenerwaard. De bewoners weten ons gelukkig te vinden. De winter van 2012/13 was bijzonder. Tot laat in het voorjaar was het erg koud. De steenuilen begonnen dan ook laat met broeden en de resultaten waren over het algemeen mager. Op een aantal locaties waar jaren werd gebroed zagen we nu geen uilen en op andere locaties waren ze wel aanwezig, maar werd niet gebroed. De paartjes die wel broedden brachten weinig jongen groot. De gemiddelde legselgrootte (3, 2 eieren) was aan de lage kant. Van de negen paartjes waarvan het zeker was dat zij begonnen waren met de eileg, mislukten er twee. In één geval werd het legsel verlaten, in het andere geval stierven de jongen toen ze 2-3 dagen oud waren. Maar na een milde winter kan er weer herstel optreden. Er waren met zekerheid 12 paartjes aanwezig. Daarnaast werden op drie locaties meermalen uilen gezien, in één geval een paartje. Twee daarvan werden gemeld door bewoners, zonder dat de werkgroep ze zelf eerder had gezien. Dat bewijst opnieuw hoe waardevol die waarnemingen zijn. De werkgroep heeft nu zeven jaar kasten geplaatst, advies gegeven en het broedresultaat bijgehouden. De ambitie was ooit om 35 broedparen terug te krijgen in de Krimpenerwaard. Dat is nog niet gelukt. Om te kijken of en wat we daar met de bewoners aan kunnen doen, hebben we alle gegevens op een rij gezet. De stand schommelt tussen de 12 en 18 paar. Het aantal waargenomen broedparen vertoont geen afname, maar we kijken steeds beter en misschien is het daardoor dat we nog steeds nieuwe locaties ontdekken met uilen. Aan de andere kant raken we ook locaties kwijt, soms door het vervangen van oude bebouwing door nieuwbouw of het strak en modern inrichten van boerenerven, soms om onduidelijke redenen. De vraag is dus: nemen ze af maar zien we dat niet in de aantallen omdat we meer paren ontdekken, of blijft de stand stabiel? We denken dat ze licht afnemen. Het belangrijkste is echter dat het plaatsen van de nestkasten succesvol is; dat zonder die hulp én de inzet van bewoners om hun erven uilvriendelijk te houden of te maken, het aantal steenuilen zeker een duikeling omlaag zou hebben gemaakt. De populatie is dus kwetsbaar en we willen kijken of we daar wat aan kunnen doen, bijvoorbeeld door op de beste plekken (vooral langs de Lek, de Vlist en de Hollandse

IJssel) extra kasten te plaatsen en met bewoners te kijken of er nog iets extra’s is te doen op en rond de erven. Want variatie aan voedsel en voldoende nestgelegenheid blijven de hoofdzaken. Helaas waren er ook dit jaar geen broedgevallen van de kerkuil voor zover wij weten. Wel werden er weer enkele kerkuilen gezien. De oude kerkuilkasten, die minstens tien jaar geleden zijn opgehangen, zijn afgelopen jaar gecontroleerd. Twintig kasten waren nog in voldoende goede conditie, maar in geen daarvan broedden kerkuilen; wel bosuilen en spreeuwen. De werkgroep heeft besloten voorlopig geen extra pogingen te doen om kerkuilen in de Krimpenerwaard te krijgen. In alle ons omringende gebieden zitten ze wel; we denken dat als de stand na een paar milde winters weer aantrekt kerkuilen wellicht ook naar de Krimpenerwaard komen. Dan kunnen we alsnog zien of we kasten gaan bijplaatsen. We hebben diverse meldingen gekregen van slaapplaatsen van ransuilen. Ook die zijn welkom, want zo kunnen we beter vinger aan de pols houden voor deze soort. We hebben één keer bij wijze van experiment een kunstnest geplaatst voor een ransuil in een woonwijk in Krimpen, in de buurt van een slaapplaats van ransuilen. Vooralsnog zonder resultaat. De ransuil neemt sterk af, net als de torenvalk. Het zijn echte veldmuisspecialisten (de buizerd doet het juist erg goed bij ons, maar is veel minder kieskeurig) en recent onderzoek heeft laten zien dat er in Europa de laatste decennia veel minder uitgesproken piekjaren van muizen optreden dan voorheen, doordat de populaties slechter de winter doorkomen. De onderzoekers opperen dat dit komt door nattere winters met minder sneeuw. Misschien speelt dat ook bij ons een rol. In dat geval is het des te belangrijker dat er meer plekken komen met muizenrijke ruigtes. De aanwezigheid van een slaapplaats van ransuilen in de omgeving van de heemtuin-plus-park in Krimpen bewijst dat dit kan werken. In het voorjaar van 2014 zetten we alle gegevens in een verslag, zoeken we contact met de media om de steenuilen opnieuw onder de aandacht te brengen en presenteren we onze toekomstplannen.

Oproep aan tellers Vogelatlas De uilenwerkgroep wil graag een zo goed mogelijk beeld krijgen van de verspreiding van de uilen in de Krimpenerwaard. Het Atlasproject kan daar in helpen, maar de uilenwerkgroep kent de tellers niet. Wil je als je een Atlasblok (mee)telt een mail sturen naar mij en aangeven welk blok je telt en wanneer je de telling uitvoert? Alvast bedankt! xxxxxxxx@xxx.xx.

De Waardvogel – februari 2014

21


Leibomen:

Landschapselementen (2)

Patrick Heuvelman In het mooie weidelandschap van de Krimpenerwaard is veel variatie. De vraag is of een ieder dat (nog) wel ziet en herkent. Het is immers zo gewoon; die bosjes midden in het weiland, die ene solitaire boom op de kop van het weiland en wat te denken van de knotbomen in hun vele gedaanten, vormen en soorten. Wat is of was hun nut en waarom bevinden ze zich juist daar? Onze polder is een cultuurlandschap, dus alles is beïnvloed door de menselijke hand. In vijf Waardvogeledities nemen we een aantal van deze karakteristieke elementen onder de loep en vertellen we het verhaal achter een specifiek ‘landschapselement’. In deze Waardvogel deel twee over de leiboom. Leiboom Hoe karakteristiek is het: een oude boerderij met daar voor een paar oude knarren van bomen in een typische platte vorm en vaak met een grillig uiterlijk. Dit zijn leibomen; een mooi voorbeeld van hoe we de natuur naar onze hand zetten: opnieuw zijn of waren we aan het cultiveren. Bomen die een typisch beeld opleveren, maar met een belangrijke functie voor de locatie en belangrijk voor de natuur en het landschap. Wat is nu een leiboom? ‘Lei’ is afkomstig van leiden of geleiden. De takken worden langs een frame van draad, hout, bamboe of metaal geleid. Het is dus geen boomsoort, maar een vorm. Wie als eerste een leiboom heeft gevormd is niet te achterhalen, maar het is een kunst, die zo’n 400 jaar geleden al werd toegepast. Een boom heeft de natuurlijke neiging om in de hoogte en de breedte groeien, naar het licht. Dit is een eigenschap die niet voor ieder doel of beeld gewenst is. De platte en geleide vorm is ontstaan voor het doel dat de bomen destijds moesten dienen. Isolatie van huizen was er in de vorige eeuwen nauwelijks, daarom waren leibomen voor het blokkeren van zonlicht heel effectief. Woondelen als opkamers, maar vooral de kaasmakerij die vaak daaronder was gesitueerd, moesten in de zomer koel gehouden worden. Het geven van schaduw op de gevel werd bereikt door op de zuid- of westzijde bomen te planten. Verder kan een stevige leiboom voor de gevel dienen als wind- en regenvanger, met name bij storm uit het (zuid)westen. Met een normale boom kan dit ook, maar die heeft vaak veel meer ruimte nodig, het duurt langer voordat hij het gewenste formaat heeft bereikt en hij is qua vorm niet efficiënt. Een leiboom doet dit sneller

Bron: : www.wikimedia.org

en beter. Je kan bepaalde bomen nagenoeg exact leiden in de gewenste vorm. Door het veelvuldig afzetten van de takken, groeit de boom sneller. Snoei geeft groei. Van belang is dat je begint met een goed vertakte boom met een evenredig aantal gesteltakken (hoofdtakken) in de kroon, die als armen kunnen gaan dienen. De takken worden voorzichtig opzij getrokken en bevestigd aan een frame of draad. De top van de takken laat men zitten om door te groeien tot de gewenste breedte, maar de top van de boom (harttak) wordt verwijderd om de hoogtegroei te remmen, waardoor breedtegroei wordt bevorderd en de stam snel dikker wordt. De ogen op de takken lopen uit en deze takken worden bij het snoeien tot op een cm hoogte afgeknipt. Door dit jaarlijks in het najaar of de winter te herhalen ontstaan er zware gesteltakken met grillige vormen. De meest gebruikte bomen in het verleden zijn linden, maar ook kastanjes, iepen, esdoorns en beuken zijn als leivorm aangeplant. Tegenwoordig is de linde ook nog populair, maar fruitbomen en veel andere soorten bomen worden nu vooral voor de particuliere tuinen in leivorm gekweekt. Het feit dat de linde het meest gebruikt werd heeft meerdere redenen, waarvan sommige geloofwaardig en een aantal minder geloofwaardig zijn. Zo staat de linde als een heilige boom te boek. Hij zou bescherming bieden tegen tovenarij en blikseminslag, en in vroeger tijden vond rechtspraak traditioneel plaats onder een linde.

Boerderij aan Bovenkerk, Stolwijk; foto: Joke Colijn

22

De Waardvogel – februari 2014


Men gebruikte de linde om insecten te weren in huis en de kaasmakerij. In linden komen vaak bladluizen voor, die suikers uit het blad zuigen en dit grotendeels ook weer uit poepen. Op het blad ontstaat hierdoor honingdauw; door de zoete geur hiervan worden insecten aangetrokken, die blijven plakken en zo een voedingsbron zijn voor vogels en voor andere insecten.

paar leibomen voor je huis. Vooral lindebomen hebben een grote cultuurhistorische, maar ook een grote natuurwaarde. Bijen, zowel honingbijen als wilde bijen komen graag nectar halen bij de lindebloesem. Naast de grote hoeveelheid aanwezige insecten is er tussen de (jonge) takken veel nestgelegenheid en is er voor vogels sprake van bed & breakfast.

Jammer genoeg hebben we veel van deze karakteristieke bomen zien verdwijnen. De isolatie van huizen en de beschikbaarheid van zonwering heeft een belangrijk nut van de boom teniet gedaan. Ook het intensieve onderhoud was vaak reden om de bomen te verwijderen of bij doodgaan niet te vervangen. Maar door de nieuwe generatie tuinarchitecten en de interesse naar de zogenaamde landschappelijke en boerentuinen zien we op veel plaatsen weer leibomen toegepast. Echter bij de nieuwe of moderne boerderijen gebeurt dit jammer genoeg bijna niet. Hierbij doe ik daarom een dringend appel op de moderne boer, boerin of eigenaar van een woonboerderij: heb je de ruimte, plant dan in belang van landschap en natuur weer een of een Bron: : www.wikimedia.org

Hoogstamfruitboomgaard snoeien Edith Kuijper Onze medeknotters Ber en Frits hebben een mooi project binnen weten te halen: het onderhoud van een hoogstamfruitboomgaard aan de Boveneindselaan in Krimpen aan den IJssel. Deze activiteit levert onze vereniging een forse subsidie op. Het betreft een oude boomgaard die het afgelopen vroege voorjaar flink is aangepakt. Er dient een verdere snoei te worden uitgevoerd om tot een juiste vorm en optimale vitaliteit van de bomen te komen. De bomen vormen na zo’n wintersnoei veel nieuwe takken rond de snoeiwonden, en zitten vol met reactiehout, het zogenaamde 'waterlot'. Dit zijn recht omhoog opschietende takken die veel sap wegtrekken van de vruchtdragende takken, waar je eigenlijk wilt dat de kracht heengaat omdat je dan grotere vruchten krijgt. Frits en Ber zullen in de komende weken een viertal dagen aan de boomgaard gaan werken en vragen onze hulp daarbij. Het betreft de volgende vier data: vrijdag 31 januari, dinsdag 18 februari, donderdag 20 februari en dinsdag 25 februari. [Bij het ter perse gaan van de Waardvogel zijn reeds twee data verstreken. Red.] De aanvang van de werkzaamheden is 9.00 uur. Wil je het aan Ber en Frits doorgeven als je mee wilt werken? Ber Verbeek: xxxxxxxxxx@xxxxx.xx, Frits Hemerik: xxxxxxxxxx@xxxxx.xx.

Foto: Frits Hemerik

Foto: Cor Blakenburg

De Waardvogel – februari 2014

23


Jaarverslag coördinator planten Patrick Heuvelman, coördinator planten In het afgelopen jaar zijn er in de Krimpenerwaard 326 plantsoorten waargenomen en ingevoerd op waarneming.nl. Ook dit jaar waren er een aantal bijzondere vondsten, zoals wilde kievitsbloem, hangende zegge, wilde ridderspoor en oranje springzaad. Vooral in de buitendijkse gebieden werden de leukste soorten aangetroffen. Er zijn in samenwerking met Floron twee kilometerhokken geïnventariseerd volgens Het Nieuwe Strepen-protocol. Een hok ligt nabij de Kadijk in Bergambacht (112-439), en een hok in de omgeving van Ammerstol (115-438). Deze inventarisaties zijn uitgevoerd door Anton van Jaarsveld, Pieter van Dam en Patrick Heuvelman. De gegevens worden door Floron verwerkt in de Nationale Databank Flora en Fauna. Deze is te vinden op www.verspreidingsatlas.nl. Van achttien plantsoorten zijn DNA-gegevens verzameld die zijn opgestuurd naar het Naturalis Biodiversity Center in Leiden. Hiermee wordt een databank opgezet van in Nederland voorkomende soorten. Naast DNA is er ook een deel van de plant gedroogd om opgenomen te worden in het herbarium van Naturalis. Tevens kan men met DNA nauwkeuriger kijken of planten wel of geen familie zijn. Er is door de coördinator overleg geweest met beheerders over het maaibeleid van bermen langs B-wegen en dijken. Dit was om aandacht te vragen voor de aanwezigheid van bijzondere plantsoorten en het verzoek om het maaibeleid hierop aan te passen door bijvoorbeeld gefaseerd te maaien waar dat mogelijk is. Zo krijgen bijzondere soorten de kans zich te ontwikkelen. De beherende instanties hebben hier waar mogelijk gehoor aan gegeven. Het gaat echter nog niet optimaal en we zullen in overleg blijven om de beheerders te wijzen op hun verantwoordelijkheden en de mogelijkheden voor aangepast beheer. Plantenwerkgroep Ook dit jaar werd het seizoen afgetrapt met de alom bekende plantenquiz. De opkomst was groter dan vorig jaar. Door die observatie werd ik direct positief gestemd over de toekomst, want de interesse in flora binnen de vereniging is groeiende. Dat belooft wat voor de komende activiteiten! Naast de plantenquiz heeft Anton een leuke lezing gehouden over erotiek in de planten wereld onder de titel ‘Vijftig tinten plantenseks’. Dit jaar zijn er een aantal excursies geweest, o.a. naar de Maasvlakte in het havengebied van Rotterdam, waar fikse aantallen en soorten orchideeën te bewonderen waren. Er is ook een avondwandeling gehouden op de plagstukken van het Zuid-Hollands Landschap aan de Graafkade in Berkenwoude. Om meer aandacht te krijgen voor de natuur rondom het huis was er de cursus ‘Natuurvriendelijk tuinieren’. Ondanks dat er maar zeven deelneemsters waren, kunnen we toch over een succes spreken. De drie cursuslocaties waren zeer interessant. De eerste was de Poldertuin bij Diny en Rudi Terlouw, de tweede locatie was Mengelmoestuin ‘De Heerlijkheid’ in Ammerstol en de laatste was de natuurtuin bij Hans en Carla Zantinge bij de Eendenkooi Bakkerswaal. De zeven deelneemster zijn ook op excursie geweest in elkaars tuin om ideeën en ervaringen uit te wisselen. Landschapsonderhoud en knotwerkgroep(en) Door het aftreden van Mark Timmermans als coördinator van de knotgroep was er een vacature. Kort voor aanvang van het knotseizoen 2013/2014 heeft Edith Kuijper, lid van de knotgroep, zich bereid gesteld deze rol met ondersteuning van het bestuur en andere knotgroepleden op te pakken.

24

De Waardvogel – februari 2014

In de wintermaanden van 2013 zijn een aantal knotdagen geweest en in mei is er onder het genot van een afsluitend etentje afscheid genomen van Marc en is symbolisch de nieuwe kettingzaag overhandigd. Het nieuwe knotseizoen is op 2 november jl. begonnen met de landelijke Natuurwerkdag waarop 27 vrijwilligers zich hebben ingezet bij maken van een broeihoop en snoei- en rooiwerkzaamheden. Onder de vrijwilligers waren twee maatschappelijke stage-lopers en vijf nietleden. Dit seizoen wordt er voor de knotwerkzaamheden een vergoeding gevraagd. Deze opbrengst zal o.a. worden ingezet voor aankoop van gereedschap en opleidingen van vrijwilligers. Afgelopen jaar is er via het programma Groen en Doen van het ministerie van EZ een voucher t.w.v. € 1000,00 ontvangen die inmiddels is ingezet voor opleiding van vrijwilligers. De plantenwerkgroep heeft in combinatie met de landschapsonderhoudgroep en de jeugdgroep in het Loetbos weer handmatig maaisel afgeruimd in vier soortenrijke zogenaamde botanische veldjes. Vooruitlopend hierop waren de veldjes geïnventariseerd. Het goede nieuws was dat de rietorchis zich hier uitbreidt en na jaren afwezigheid weer terug is in een van de veldjes. Ook hebben vrijwilligers afgelopen seizoen elzen- en wilgenopschot, en riet getrokken uit de bodem van de orchideeveldjes in het Loetbos. Dit is om te voorkomen dat er bomen gaan groeien. Vanaf het seizoen 2014 zijn de activiteiten zoals het hooien, opschot trekken, fruitbomen snoeien en de knotwerkzaamheden van de originele knotgroep van de NVWK gebundeld onder één werkgroep, nl. de landschapsonderhoudgroep. Deze ‘landschapsonderhoudgroep’ omvat alle genoemde werkzaamheden en is door de nieuwe naam niet meer te verwarren met de ‘knotgroep Krimpen’. In de rubriek Even Noteren zal dit meer helderheid scheppen over de activiteiten van de twee werkgroepen.


Natuurlijk hebben de leden van knotgroep Krimpen afgelopen jaar ook weer veel werk verzet. Een aantal details uit het verslag van coördinator Jos de Nood: ‘De knotgroep Krimpen heeft een toename van drie leden. In het seizoen zijn we op negen zaterdagen bezig geweest. Er waren dit jaar per keer gemiddeld ruim 16 deelnemers; minimaal 8 en maximaal 23 deelnemers. Op drie locaties was er een combinatie van werken aan knotwilgen en hoogstamfruitbomen. Twee keer hebben we voor het Zuid-Hollands Landschap gewerkt. We hebben vier gecertificeerde kettingzagers. Enkele van de certificaathouders gaan ook door de week wel eens op pad om bij particulieren een boom om te zagen. Dat is bij vrienden, kennissen of kennissen van kennissen. Zij doen dit tegen betaling, waarbij het geld ten goede komt aan de knotgroep, waarvoor bij dezen nog maar eens dank. In de zomer hebben we samen met de eigenaar van een mooie landschapstuin waar we ook werken een tuinavond georganiseerd. Iedereen was welkom met zijn of haar partner. We hadden een mooie zomeravond en het was erg gezellig. Ook de rondleiding door de tuin viel in de smaak.’ Jeugdwerkgroep Afgelopen jaar heeft de jeugdwerkgroep elk jaargetijde een activiteit georganiseerd voor de jeugd. In de winter zijn er in het weekeinde van de tuinvogeltelling vogeltaarten gemaakt. De aftrap voor de jeugd was al in de lente; in april zijn de kinderen met roeiboten op de Loet het Loetbos in geweest, op zoek naar bijzondere vondsten. In de zomer hebben de kinderen op de Zaag naar dagvlinders gekeken. Het was mooi weer en er werden veel algemene, maar niettemin leuke soorten gezien. Natuurlijk werd er in de herfst paddenstoelen gezocht, met daarbij een knutselopdracht. Het waren goed bezochte activiteiten. Ook hebben de werkgroepleden meegewerkt aan de opening van de speelpolders. Hier zijn jammer genoeg weinig of geen nieuwe jeugdleden uit voortgekomen. Ook tijdens de Nacht van de Nacht was de werkgroep present en hebben ze een spannende zintuigentocht door een donker bos gehouden. Een aandachtspunt is dat het moeilijk is om nieuwe jeugdleden te werven, maar het lukt toch steeds weer. Adverteren in de krant werkt nog het beste. De werkgroep bedankt voor de brede steun en samenwerking de andere werkgroepen en leden van de NVWK, o.a. Robert, Wim, Jannie, Max, Joke, Patrick en Gabrielle. Vlinders- en libellenwerkgroep De nieuwe coördinatoren zijn na hun eerste jaar zeer tevreden. Uit het jaarverslag van de dames: ‘De lezing van Kars Veling van De Vlinderstichting had een zeer grote opkomst en dat was boven verwachting. Ruim 30 personen kwamen naar een leuke lezing van Kars luisteren. Gelukkig bood de locatie ‘De Hoekse Sluis’

voldoende ruimte om deze groep te voorzien van een zitplaats en een versnapering. Eind mei was er een libellenexcursie georganiseerd, maar door het late en lange voorjaar waren er nog niet zoveel libellen. Gelukkig zijn er wel imago’s en huidjes op waterplanten gezien en ook nog wat vlinders. Samen met Paul Schrijvershof hebben we op 13 juli een vlinderexcursie naar het natuurgebied De Brand (NoordBrabant) georganiseerd. Een leuk groepje ging op zoek naar de kleine ijsvogelvlinder en de grote weerschijnvlinder. Het was een flinke, maar mooie wandeling met als eind resultaat 13 soorten vlinders en 9 soorten libelles en juffers. Als laatste zijn we gaan kijken naar de nachtvlinders tijdens de Nationale NachtvlinderNacht 2014. Op 6 september zat Huig Bouter in het Loetbos met zijn laken. Het was een lichtelijk vochtige avond, maar als eindresultaat hadden we toch 49 soorten. Een aanvulling op de agenda was het nachtvlinderen tijdens de Nacht van de Nacht, wat opnieuw een leuk aantal soorten opleverde’. Om een indruk te geven van wat er in de Krimpenerwaard overdag en in de nacht rondfladdert, wat cijfers: in 2013 zijn er 182 soorten nachtvlinders, 21 soorten dagvlinders en 28 libellensoorten waargenomen. Paddenstoelen Ondanks dat we nog niet kunnen spreken van een echte werkgroep zijn er opnieuw leuke activiteiten rondom paddenstoelen georganiseerd. Hierbij wat details uit het verslag van Ton de Groot: ‘In 2013 zijn 258 Krimpenerwaard gevonden, waarvan 45 soorten die hier nog niet eerder ontdekt waren. Het totale aantal soorten dat ooit in de Krimpenerwaard gevonden is, stond op 31 december 2013 op 358! Hieronder zijn een aantal zeldzame soorten met sprekende namen als toverchampignon, liesgrasmoederkoren, blozende stinkvezelkop en opensplijtend kalkkopje. Er werd ook een soort gevonden die in Nederland nog niet eerder ontdekt was, namelijk de Phomopsis pterophila. Deze groeit op de zaaddoos van een es. Nu men er beter naar is gaan zoeken, blijkt hij in grote delen van Nederland voor te komen. In het afgelopen najaar is er één excursie in het Loetbos georganiseerd, die door 12 enthousiaste leden werd bezocht. Er werden die dag 57 soorten gevonden.’ In het komende jaar zullen er zeker weer een of meerdere excursies georganiseerd worden. Omdat de weersomstandigheden erg bepalend zijn voor deze excursies, zullen ze niet in de Waardvogel aangekondigd worden, maar pas enkele dagen van te voren gemeld worden via de site www.nvwk.nl of via e-mail. Wie hier een e-mailbericht over wilt ontvangen, kan zich digitaal aanmelden bij Ton de Groot, xxxxxxxxxx@xxx.xx. Het is een lang verslag geworden door de vele activiteiten, met daarbij de toezegging dat dit er in 2014 zeker niet minder zullen zijn. Integendeel! Dank aan alle deelnemers en organisatoren van deze activiteiten.

De Waardvogel – februari 2014

25


Start van het pestbosjes-project Edith Kuijper Enige weken terug hadden we een mooie werkdag in het eerste pestbosje (van vier). De wethouder kwam om het pestbosjesproject te openen. Voor ons begon de dag met een ‘nieuwe’ activiteit als het ontmantelen van een boomhut en bijbehorende huisraad: plastic drinkbekers, stoeptegels en dekseltjes - hier was overduidelijk heerlijk vuurtje gestookt - en speelgoedgeweertjes. Daarna gingen we aan de slag met wilgen en een aantal dikke essen, en we maakten een mooie takkenrail tot besluit. Voor meer foto’s (van Arie Dorsman), zie http://www.mijnalbum.nl/Album=O4IYMHM8#lastpage. Uit: ‘Het Kontakt’ van 14 januari 2014

Boven: Leen den Hartog knot volgens de regels een knotwilg; onder: ‘onze’ stoere Jannie velt vakkundig een boom; foto’s: Arie Dorsman

26

De Waardvogel – februari 2014


De Race 2013

is gestreden

Erik Kleyheeg Het kan bijna niet dat u het gemist hebt: tijdens het afgelopen jaar werd er fanatiek gevogeld om in de Krimpenerwaard zoveel mogelijk vogelsoorten te zien. Een jaar lang soorten najagen, dat kan maar één ding betekenen, namelijk dat het weer een Race-jaar was. Nadat Arie Ros in 2003 de eerste Race in de Krimpenerwaard organiseerde en dit in 2008 werd herhaald, werd het na nog eens vijf jaar in 2013 tijd voor de derde Race. Aan deze editie deden maar liefst 19 mensen mee, niet per se om te winnen, maar vooral om wat meer contact met elkaar te hebben en snel op de hoogte te zijn van waarnemingen van bijzondere soorten. Zoals bij elke langdurige wedstrijd waren de deelnemers vooral in het begin erg fanatiek. In de eerste week van januari werden al tientallen vogelsoorten gemeld op krimpen.waarneming.nl, waarop automatisch de scores en tussenstand werden bijgehouden. Door al die ogen in de Krimpenerwaard werden natuurlijk ook leuke soorten gevonden, zoals een ruigpootbuizerd die zich langdurig ophield in polder Kadijk West. Ook de terugkeer van zomervogels werd zeer nauwlettend in de gaten gehouden en de voorjaarstrek leverde weer een golf van bijzondere vogelwaarnemingen op. Vooral het Stormpoldervloedbos bleek erg productief te zijn met onder andere bonte vliegenvanger en draaihals. Echter, ook op trektelpost ‘De Hoekse Sluis’ werden enkele ‘harde’ soorten gezien, zoals de reuzenstern en middelste zaagbek. De zeldzaamheden waren niet erg dik gezaaid, dus om ze te zien was het zaak om veel uren te maken. Dat lukte zeker in begin mei, toen bijna alle Racers meededen aan de Big Birding Day. Alleen al op die ene dag kun je rond de 100 vogelsoorten zien binnen de grenzen van de Krimpenerwaard.

grootste misser van het jaar was misschien wel de patrijs. Hoewel 2013 het jaar van de patrijs was, werd er geen enkel exemplaar waargenomen in de Krimpenerwaard. Ook werden van sommige andere soorten bijzonder weinig exemplaren gezien, vooral van soorten die meer algemeen zijn ten oosten van ons land. Dat is een van de grootste verschillen met de Race in 2008, toen door langdurige oostenwind in het voorjaar allerlei spannende soorten werden aangevoerd.

Tegen het einde van het voorjaar kreeg de ranglijst al steeds meer vorm en mede vanwege de bekende komkommertijd besloten sommige deelnemers een beetje gas terug te nemen. Hierdoor werd in het najaar iets minder fanatiek gevogeld, hoewel er in de bovenste rangen nog zeker sprake van strijd was. Toch maakte de koploper tijdens de najaarstrek korte metten met de concurrentie. Er werden in het najaar weer hele leuke soorten waargenomen, zoals duinpieper en grote pieper en diverse soorten steltlopers. De klapper van het jaar werd gevonden op 3 oktober in het natuurontwikkelingsgebiedje bij Lageweg langs de Hollandsche IJssel. Arie Ros was daar aan het vogelen toen hij een dwerggors ontdekte. Een prachtige soort en het bleek pas de tweede waarneming voor de Krimpenerwaard ooit te zijn. Hordes vogelaars van binnen en buiten de Krimpenerwaard kwamen op deze bijzondere waarneming af en veel mensen hebben het vogeltje goed kunnen bekijken.

Op zaterdag 18 januari van het nieuwe jaar werd een afsluitavond georganiseerd in het bezoekerscentrum van de Bakkerswaal om het Race-jaar waardig af te sluiten. Een onderhoudende impressie van het Race-jaar passeerde de revue en er was een speciale quiz over de Race 2013. Ton de Groot heeft als winnaar die avond een oorkonde gekregen en zo had de afsluiting van de jaarlange vogelwedstrijd een feestelijk tintje. Naar verwachting zal iemand over vijf jaar (in 2018) de Race wel weer oppakken. Tot die tijd roep ik iedereen op toch lekker de Krimpenerwaard in te gaan en leuke vogels te gaan bekijken. Het is de moeite waard!

Uiteindelijk zijn er door de deelnemers van de Race 2013 in totaal 199 soorten waargenomen. De 200ste soort was de kwak, die wel in de waard werd gezien in 2013, maar niet door één van de Racers. De winnaar, die al maanden aan kop stond, was Ton de Groot, die eindigde met een knappe 181 soorten. Met slechts vijf soorten verschil eindigde Rob van Straaten op de tweede plaats, dankzij het vele uitlaten van zijn hond. De top drie werd afgesloten met een gedeelde derde plaats. Zowel Rudi Terlouw als Harm Blom hadden eind december 172 soorten op hun lijst staan.

Naast topsoorten waren er ook soorten waarbij het minder goed liep. De De Waardvogel – februari 2014

27


Natuur als systeem Arie Dorsman interviewt Rudi Terlouw, 24 januari 2014 Foto’s: Diny Buisman Bij Rudi Terlouw is natuurbeleving met de paplepel ingegeven. Als kleine jongen trok hij er al op uit met zijn vader. In de Krimpenerwaard en daar buiten zochten ze samen mooie plekken op. De meeste mensen kennen Rudi Terlouw als de gedreven regiomanager Veenweiden, werkzaam bij Het Zuid-Hollands Landschap. Onlangs heeft Rudi Terlouw, samen met zijn vrouw Diny Buisman, de grote stap gezet om te stoppen bij het ZHL en een eigen adviesbureau ‘Bui-tegewoon, groenprojecten’ te starten. Wat beweegt de man die de afgelopen 20 jaar een belangrijke rol heeft gespeeld bij aanleg en onderhoud van natuur in de Krimpenerwaard? Tijd voor een intensief vraaggesprek. Waar komt de liefde voor de natuur vandaan Rudi, is dat al van heel jong? “Ik ben geboren in 1958 in een socialistisch gezin waar aandacht voor de natuur vanzelfsprekend was. Door NIVON en IVN werd veel aandacht besteed aan natuur als onderdeel van een gezonde leefomgeving. Veel vakanties werden in ons gezin gevierd in de Brabantse bossen. Ik leerde al vroeg van mijn vader om natuur en cultuurhistorie te waarderen, ook in de Krimpenerwaard. Als jongetje trok ik er op uit met vriendjes om de tiendwegen in de buurt te ontdekken, op zoek naar vogels, nesten en planten.” Vader Terlouw voorzag zijn zoon van een vogelboekje en een verrekijker. Rudi weet zich nog te herinneren dat hij ongeveer vanaf zijn zesde jaar vrijwel wekelijks op zondagochtend, na het radioprogramma ‘Vroege Vogels’, samen met zijn vader op de bromfiets reisjes maakte naar natuur in de omgeving. “Op 12-jarige leeftijd had ik een vriendenclubje waarmee we samen de natuur in trokken. We volgden de - toen nog onverharde - Ouderkerkse Landscheiding tot aan het moerasje waar nog watersnippen en roerdomp broedden en klokjesgentiaan bloeide. Daar is toen wel de kiem van de liefde voor natuur gelegd.” Hoe ben je bij de NVWK betrokken geraakt? “Tijdens één van die onderzoekstochten in de Krimpenerwaard, dat was in 1969, kwam ik Henk van der Weijden tegen. Die zorgde er voor dat ik als 11-jarige jongen, lid werd van de NVWK en zo betrokken raakte bij tellingen en inventarisaties. Hier leerde ik al vroeg om gegevens te noteren met papier en potlood.” Tijdens dia-lezingen en excursies van de NVWK leerde Rudi spelenderwijs heel veel soorten die hij thuis in de boekjes van zijn vader nog eens nazocht. Rudi raakte zo gefascineerd door de natuur dat hij er (tot op de dag van vandaag) dagboeken over bijhoudt. Zijn vader maakte op de typemachine tellijsten waarop Rudi zijn waarnemingen vrij precies en systematisch kon vastleggen. En altijd speelde de vraag door Rudi’s hoofd: waarom staat deze plant hier en niet ergens anders, of waarom broedt deze vogel in deze struik en niet in die boom? Al vroeg probeerde hij verbanden te vinden tussen het voorkomen van planten en dieren. Wat was het systeem er achter? Hoe heb je al je kennis, inzicht en vaardigheden over natuur ontwikkeld? Nieuwsgierigheid en oog voor detail zijn belangrijke eigenschappen volgens Rudi. “Eén van de eerste tellingen die ik verrichtte was na een oproep in het blad ‘De Lepelaar’ om blauwe reigers te tellen. Die zaten toen nauwelijks in de Krimpenerwaard.” Rudi moest er voor naar Woerden en daar werd hij naar toe gebracht, weer achter op de bromfiets bij vader Terlouw. In de jaren 70 begon Rudi ook aan wintervogeltellingen en tellingen van specifieke soorten zoals huiszwaluwen, oeverzwaluwen en grutto’s. Telkens met die gedreven nieuwsgierigheid over het ‘waarom’. “Hoe zit dit ecosysteem in elkaar? Wat is er nodig voor planten en dieren om hier te zijn?” Door veel tellingen te doen en er veel over te lezen en schrijven ontwikkelde Rudi enorm veel kennis en inzicht in vooral het veenweidegebied. Hij kreeg steeds meer bekendheid als precieze en betrouwbare vogelteller. Op de bosbouwschool ontwikkelde hij zijn kennis verder op het gebied van planten en bodem. Het denken in en over ecosystemen werd steeds verder ingevuld. De wisselwerking tussen bodem,

28

De Waardvogel – februari 2014


planten en dieren werd meer en meer ontrafeld. Het begon Rudi steeds meer te boeien. In 1987 werd Rudi door Directie Beheer Landbouwgronden (DBL) gevraagd om inventarisaties te doen in gebieden met agrarisch natuurbeheer in de provincie Utrecht. Er moesten gebiedsplannen komen. Het begon toen met broedvogelmonitoring en gebieden in kaart brengen met de vegetatie, houtopslag, gemaaide percelen, beweide percelen en mate van bemesting. Later volgden ook andere provincies, zelfs in Groningen deed Rudi veldonderzoek. Steeds met de centrale vraag in het hoofd: wat is de relatie tussen al deze variabelen. Hoe zit dit ecosysteem in elkaar? Met zijn kennis, oog voor detail en een ijzersterk geheugen voor feiten kon Rudi steeds meer over mogelijke verbanden publiceren. Al vroeg raakte Rudi ook betrokken bij wat nu SOVON heet. Provinciale wintervogeltellingen organiseren en coördineren voor de provincie Zuid-Holland, en daar nieuwsbrieven over publiceren voor de tellers was ook enkele jaren één van zijn taken. Heel veel gebiedsonderzoeken volgden in o.a. Nieuwkoop, Reeuwijk en de Eempolder. Zelfs een onderzoek naar foerageergebieden voor grutto’s in de Vendée, Frankrijk werd onderdeel van zijn veldwerk voor een periode van twee jaar. In 2013 werd Rudi in het zonnetje gezet door SOVON als ‘waarnemer van verdienste’ voor het als district-coördinator meer dan 25 jaar promoten en uitvoeren van vogeltellingen in Zuid-Holland Zuid. In 1993 werd Rudi gevraagd door Natuurmonumenten en het waterschap Rijnland om een onderzoek te doen naar de fosfaatbelasting door vogels in de Nieuwkoopse Plassen. Toen in dat jaar de eerste graslandpercelen in de Krimpenerwaard werden overgedragen voor de natuurdoelstelling klopte het Zuid-Hollands Landschap bij hem aan. In de loop van 1993 werd Rudi er regiomanager Veenweiden. Hier kon hij al zijn kennis, vaardigheden en inzicht benutten om werk te maken van natuur als systeem. Met zijn veldkennis en ervaring probeerde hij om voedselketens zo optimaal mogelijk te laten ontwikkelen. Rudi’s motto was en is: er moet voedsel, rust en ruimte zijn in de reservaatgebieden. En het lukte. In de reservaatgebieden van het ZHL stopte de neergang van de weidevogelpopulatie en gedurende de afgelopen jaren is er in een aantal gebieden zelfs een kleine groei. Hoe heb je de afgelopen twintig jaar de natuurontwikkeling in de Krimpenerwaard ervaren? “Ik heb de intensivering van de veehouderij in de Krimpenerwaard enorm zien toenemen. In dezelfde periode zag ik de biodiversiteit behoorlijk afnemen. Verlaging van het waterpeil en toename van stikstof en fosfaat in de bodem verdreven de meer kritische soorten als watersnip, roerdomp en gele kwikstaart. De meer gangbare soorten als koolmees, merel en meerkoet namen toe. Natuurontwikkeling o.a. door het ZHL kon het verlies aan soorten in de Krimpenerwaard niet bijbenen. Ook de grutto en tureluur kwamen door het graslandgebruik steeds meer onder druk te staan. De dichte zode, de snelle groei van het gras en het steeds vroeger maaien werden de weidevogels fataal. Eind jaren tachtig kwamen Rijk en provincie met de opdracht om 2450 hectare Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te ontwikkelen in de Krimpenerwaard. Dit als compensatie voor het verlies aan biodiversiteit. Het grootste gedeelte van de natuurontwikkeling moest uitgevoerd worden door het ZHL. Toen begonnen de soms moeizame onderhandelingen met de agrarische sector. Hoe past natuurontwikkeling binnen een gezond veehouderijbedrijf?” Hoe zie je natuurontwikkeling samengaan met het veehouderijbedrijf in de Krimpenerwaard? “Het kan nog steeds volgens mij. Met een goede samenwerking tussen boeren en terreinbeheerder kan het tij gekeerd worden. Door een verregaand mozaïekbeleid kan natuur en melkproductie samen gaan. Door natuur, melkproductie, mest, waterpeil en maaibeheer te zien als onderdelen van een systeem kunnen boeren en natuurbeschermers samen iets bereiken. Beide partijen moeten zich wel in elkaars doelen verdiepen en bereid zijn tot verandering. Beide partijen moeten ook de mogelijkheid hebben om ingrepen en afspraken op maat aan te passen. Niet alleen regelgeving moet bepalend zijn, maar steeds meer het eindresultaat voor natuur. Niet naar de letter, maar naar de geest.” De vegetatie-ontwikkeling is cruciaal volgens Rudi. De groei van het gras is op twee manieren te beïnvloeden. Mest en water bepalen of gras snel of langzaam tot ontwikkeling komt in het voorjaar. Met mest kun je per perceel en periode variëren. De effecten worden pas na een langere periode zichtbaar. Het waterpeil in gruttogebieden moet goed ingericht zijn voor een optimale De Waardvogel – februari 2014

29


weidevogelpopulatie. Met water wordt de snelheid van de grasgroei gestuurd. Anderzijds moeten het peilbeheer en het opzetten van plas-dras extra zorgvuldig gebeuren zodat het bodemleven niet verdrinkt. De criteria voor een goed weidevogelgebied zoals: late voorjaarsgroei van het gras, voldoende voeding in de grond, aangepaste maaidata, hogere waterpeilen en voldoende omvang, kunnen in goed overleg met boeren ingezet worden. Hierbij rendeert het melkveebedrijf voldoende en heeft het toekomst in de Krimpenerwaard. Voor de agrarische sector betekent dit wel anders denken. Niet de eerste snede moet de belangrijkste zijn, maar de tweede. Volgens Rudi zijn de meeste agrariërs ook systeemdenkers. Dit besef maakt lastige gesprekken veelal wat makkelijker, mits ze vanuit wederzijds respect en begrip worden gevoerd. Met een intensieve ecologische begeleiding van de agrariërs kan er een optimale inrichting komen voor weidevogels in de Krimpenerwaard. Daarnaast zijn goede inventarisaties van de weidevogelgebieden nodig om de resultaten in het veenweide-systeem te meten en te verbeteren. Dat zijn dus niet alleen broedvogelinventarisatie en kuikentellingen, maar ook vegetatietypen volgen, plas-drasbezetting, bodemleven en zuurgraad in het oog houden. Welke rol gaat jou adviesbureau Bui-tegewoon hier in spelen? “Met het ecologisch adviesbureau kan ik als autodidact-ecoloog en systeemdenker al mijn kennis, inzicht en professionele intuïtie inzetten om veenweide-systemen zo compleet mogelijk te ontwikkelen. Alle variaties in bodem, water, flora en fauna en agrarisch medegebruik spelen een belangrijke rol om een ecosysteem duurzaam te laten ontwikkelen. Alles heeft met alles te maken in dit soort voedselketens.” Daar kunnen Diny Buisman en Rudi Terlouw met Bui-tegewoon, gewoon in adviseren. Een nieuwe, grote, spannende stap in beider levens die ze met veel enthousiasme gaan zetten.

Even Activeren Erik Kleyheeg Grote zilverreigertelling op 22 februari Elk jaar wordt minimaal twee keer een slaapplaatstelling voor grote zilverreigers gehouden in de Krimpenerwaard. Hierbij proberen we in de avondschemering alle slaapplaatsen te tellen en dat zijn er nogal wat in de Krimpenerwaard. Zou u het leuk vinden om een keer mee te doen, om mogelijk een volgende keer zelf een slaapplaatstelling voor uw rekening te nemen? Neem dan even contact met mij op. Vogelwandeling door het Doove Gat en polder Keulevaart op 29 maart Zodra de eerste weidevogels terug zijn en vroege doortrekkers het veenweidegebied van het Groene Hart hebben bereikt, gaan we een stevige wandeling maken langs het Doove Gat en door polder Keulevaart ten oosten van Haastrecht. We verzamelen om 8.00 uur op de parkeerplaats bij het volkstuinencomplex ‘Het Doove Gat’ aan de oostkant van Haastrecht. Hiervoor neemt u de afslag van de dijk af vlak voordat u Haastrecht uit rijdt richting Oudewater. We zetten daar de auto neer en gaan een stevige wandeling maken, deels over onverharde grond (ca. 8 km). Zorg dus voor goede wandelschoenen en geschikte (regenbestendige) kleding. Voor meer informatie, bel of mail even naar: xx xxxxxxxx of xxxxxxxxxxxx@xxxx.xx. Trekvogels tellen in april Als u dit voorjaar een keer vroeg wakker wordt en het is prachtig rustig lenteweer en u heeft nog geen plannen gemaakt, kom dan ook eens naar trektelpost ‘De Hoekse Sluis’ op de Lekdijk tussen Bergambacht en Lekkerkerk! Vooral in de maand april zult u vaak anderen tegenkomen op de telpost en de kans op bijzondere vogelwaarnemingen is groot. Zoekt u op www.trektellen.nl maar eens de resultaten van ‘De Hoekse Sluis’ in april op, dan zult u mij geloven. Het verleden leert dat vooral perioden met aanhoudende zuidoosten wind erg geschikt zijn en zeer zeldzame soorten op kan leveren (roodpootvalk, slangenarend, hop, ze zijn allemaal al gezien op de telpost). De telpost is gemakkelijk te herkennen aan het metalen gemaalhuisje dat op de dijk staat met aan weerszijden een parkeerplaatsje. Big Birding Day op 10 mei Voor de Big Birding Day van 2014 wachten we deze keer tot de spotvogel en bosrietzanger gearriveerd zijn. Op zaterdag 10 mei barst de strijd tussen de teams weer los. Het wordt tijd dat het winnende team van vorig jaar en het jaar daarvoor (en het jaar daarvoor) eens wordt verslagen, dus ik roep iedereen op een team te vormen en de uitdaging aan te gaan! Teams van 3 à 4 personen kunnen worden aangemeld via een mailtje naar xxxxxxxxxxxx@xxxx.xx. Individuele aanmeldingen zijn ook welkom; dan proberen we je in te delen in een team. De Big Birding Day duurt de hele dag, vanaf 5.00 uur ’s ochtends tot 17.00 uur ’s middags en we verzamelen zoals gebruikelijk bij Café Restaurant ‘De Loet’ in het Loetbos.


Verslag van onze nieuwjaarswandeling Mieke Veen Ook dit jaar was ik weer van de partij bij onze nieuwjaarswandeling. Ik zag dat ik in 2005 voor de eerste keer ben meegegaan en sindsdien vind ik het altijd een goed begin van het nieuwe (vogel)jaar. Het weer blijft altijd spannend en als ik zo kijk naar mijn aantekeningen van de laatste jaren, is dat niet zo gek. Het ene jaar lopen we langs een bijna bevroren plas en het andere jaar staat er een flinke storm. Vandaag was er regen in de middag voorspeld, maar bij de start miezerde het een beetje. Al vlug werd het droog en klokslag 9.00 uur gingen we dit keer onder leiding van Max van start. Er waren wat zieken en wat afmeldingen. Er was vandaag ook een knotploeg aan het werk, maar ondanks dat viel de opkomst best mee (op de vrouwen na dan‌). Er waren zo rond de twintig mensen denk ik, waaronder zelfs een jeugdlid! Aan het begin zagen we meteen een merel, een kraai, een kauw en verschillende eksters. In de plas vooraan zwommen een stelletje kuifeenden die we later ook nog veelvuldig tegenkwamen. Links langs de plas zaten grauwe ganzen in het gras. Rechts zwommen verschillende brilduikers. Het wit op hun romp viel al van verre op. Wat ook opviel was dat er al een aantal aan het baltsen waren. Een eindje verderop in de sloot links zagen we wilde eenden, met erachter een paar krakeenden en meerkoetjes. Ook zagen we twee wintertalingen een beetje schuw achter de bosjes heen en weer zwemmen. Met de telescoop kon ik ze wat beter zien. Een aantal ervaren vogelaars zagen wulpen overvliegen; ik zag meer de kolganzen en brandganzen zitten, waar tussen ook nog een paar fazanten hun weg zochten. In het gras en op de plas waren talrijke smienten te zien, waartussen ook steeds een fuut te voorschijn kwam. Ergens ver weg in de polder zagen we de eerste grote zilverreiger. Zijn kop dook weg langs de oever, toen hij wist dat wij naar hem keken. Later volgden er nog meer, langs de weilanden van de plas. Op het gemak vervolgden we onze wandeling, waarbij we knobbelzwanen, overvliegende kieviten, kokmeeuwen, spreeuwen, blauwe reigers en aalscholvers passeerden. Ter hoogte van het midden van de plas aangekomen, hadden we goed zicht op de vele slobeenden die we al vanaf de zijkant hadden gezien. Hun mooie witte borst was goed zichtbaar op het water. We waren erg bezig met naar de vogels op de plas te kijken, maar plotseling werden we geroepen door de achterhoede. Rechts in een sloot zwom een nonnetje! En warempel op een plek die we niet verwachtten, zwom het mooie wit met zwarte eendje. Niet eens in zijn eentje, want er was ook nog een vrouwtje bij. Toen het paartje in de kijker stond, gingen ze er snel vandoor. Net voor de koffiepauze vlogen er gelukkig nog een koolmees en een

pimpelmees de boom in. Zonder deze vogels is een wandeling niet compleet. Het was nog steeds droog toen we richting de andere kant van de plas gingen. Altijd een spannend stukje van de tocht, want ik heb in het verleden daar een aantal zeldzamere soorten gezien, zoals twee jaar geleden de rosse stekelstaart. Helaas, die zagen we niet, maar wel drie dodaarsjes op een rijtje en ontzettend veel tafeleenden. Gek toch hoe er ieder jaar weer een andere eendensoort in groten getale aanwezig is. Inmiddels begon het weer een beetje te miezeren. Om ons op te fleuren, kwam er opeens een groepje staartmezen aangevlogen. Wat zijn dit toch schattige vogeltjes met hun donzige kopjes en hun lange staarten. Ertussen zat een witkoppige staartmees, die zich goed liet zien op een boomtak. Een boomkruiper ging ook nog snel tegen een boom omhoog en Gijsbert zag een verdwaalde tjiftjaf in het bosje er vlakbij. Een eindje verderop zwommen weer drie dodaarsjes. Daarna goed in het vizier en helemaal links op een boomstronk zat ons toetje: een mak vrouwtje tafeleend. Ze liet zich van dichtbij erg goed bekijken. Twee winterkoninkjes vlogen mee naar het laatste eindje. En alsof het zo moest wezen, kwam er nog een stadsduif aan, die ons weer naar de bewoonde wereld terug bracht. Bij het restaurant hebben we met een aantal vogelaars nog even gezellig na zitten praten onder het genot van een kop koffie. Het was inderdaad een goed begin van het nieuwe (vogel)jaar.

Foto: Leo Markensteijn

De Waardvogel – februari 2014

31


Excursie Oostvaardersplassen Tekst: Ton de Groot; foto’s: Max Ossevoort Op de regenachtige zaterdagmorgen van 1 februari verzamelden veertien enthousiaste leden zich om half negen in Schoonhoven voor een excursie naar de Oostvaardersplassen. Enkelen hiervan hadden de film ‘De Nieuwe Wildernis’ gezien en wilden dit natuurgebied nu ook wel eens met eigen ogen aanschouwen. Ik had besloten om bij het Natuurbelevingscentrum ‘De Oostvaarders’ te starten, waar nog drie leden aansloten. Tijdens de wandeling over het Jan van den Boschpad werden al snel wat wintertalingen, pijlstaarten, een groepje van zeven nonnetjes en één jagende bruine kiekendief gezien met op de achtergrond groepen edelherten en Heckrunderen. Bij terugkomst bij het Natuurbelevingscentrum was het gelukkig geopend. Hier konden wij opdrogen bij de verwarming en op de eerste verdieping achter het glas verder vogelen. Er werden op grote afstand drie zeearenden in één kijkerbeeld in de telescoop gevonden. Ook zagen we er twee vossen lopen. Toen wij hier vertrokken was het buiten inmiddels droog geworden en zijn we naar de Dashorstdijk gegaan, waar veel kuifeenden, tafeleenden, één dodaars en drie toppereenden werden gevonden. Op het Markermeer dobberden veel nonnetjes en grote zaagbekken. In Pampushaven werd een voor het binnenland bijzondere eend gezien, namelijk een grote zee-eend. Rijdend langs de Oostvaardersdijk konden we enkele bruine kiekendieven en een blauwe kiekendief waarnemen. Vanaf de Knardijk zagen wij brilduikers, nonnetjes en drie wilde zwanen. Bij het nieuwe bezoekerscentrum werd een kleine pauze genomen. Hierna maakten we een wandeling naar kijkhut ‘De Schollevaar’. Hier kan men normaal alleen met een door SBB georganiseerde excursie komen, maar omdat het wandelpad naar observatiehut ‘De Zeearend’ was afgesloten is deze hut nu opengesteld. Enkelen van de groep hebben hier een klapekster gezien, waar de rest erg jaloers op was. Helaas werd die niet meer terug gevonden. Als bijvangst zagen we wel een ruigpootbuizerd mooi overvliegen. Verder hoorden we op meerdere plaatsen een waterral (moerasvarken) en werden goudhaan en vuurgoudhaan gezien. Vanaf de Kleine Praambult werden grote groepen kieviten en goudplevieren gezien. Vanaf de Grote Praambult zagen we nog enkele wilde zwanen en op grote afstand de zeearend die op zijn nest zat. We hebben daar vandaan wel vast kunnen stellen dat het gebied eenvormig is geworden. Dat komt omdat de grote grazers (ruim 3000 konikspaarden, Heckrunderen en edelherten) struweel, bomen en rietruigte vakkundig wegvreten. Om 16.30 uur, iets later dan de bedoeling was, hebben we afscheid van elkaar genomen en is ieder op eigen gelegenheid terug naar huis gegaan.

32

De Waardvogel – februari 2014


Jaarverslag vogels

Krimpenerwaard

2013

Erik Kleyheeg Het afgelopen jaar was weer een goed vogeljaar in de Krimpenerwaard. Mede dankzij de Race 2013 werden veel bijzondere soorten waargenomen en ook was de NVWK weer actief met een groot aantal activiteiten en projecten. Hiervan vindt u in dit verslag een beknopt overzicht. Excursies Vogelexcursies vormen een vast onderdeel van de vogelactiviteiten van de NVWK. Zo ook in 2013. Met een groot aantal enthousiaste leden gingen we op pad naar mooie locaties binnen en buiten de Krimpenerwaard, waaronder Zeeland, Vogelplas Starrevaart, de Donkse Laagten en het Krimpenerhout. Op de vogelexcursies kwamen ook enkele niet-leden af, die enthousiast genoeg waren om lid te worden van de NVWK. Big Birding Day De jaarlijkse Big Birding Day werd op zaterdag 4 mei gehouden. Van vijf uur ’s ochtends tot vijf uur ’s middags streden vier teams op sportieve wijze om de wisseltrofee. De Koekoekloerders, het team uit de westhoek van de Krimpenerwaard, boekte dit jaar een overtuigende zege en passeerde ruim de 100 vogelsoorten. De volgende Big Birding Day is op zaterdag 10 mei en iedereen is van harte welkom om mee te doen. Race 2013 Na 2003 en 2008 stond het jaar 2013 weer in het kader van een vogelrace, een jaarlange wedstrijd waarbij enthousiaste vogelaars proberen zoveel mogelijk vogelsoorten te zien binnen de grenzen van de Krimpenerwaard. Doordat er zoveel fanatiek gevogeld werd in de Krimpenerwaard werden veel bijzondere soorten gevonden, waaronder ruigpootbuizerd, draaihals en een mooi mannetje grauwe klauwier. De topvondst van het jaar was echter een dwerggors bij Lageweg. Degene die in 2013 de meeste soorten zag in de Krimpenerwaard, en daarmee de Race 2013 won, was Ton de Groot. Van de 199 vogelsoorten die in totaal werden gezien door de Race deelnemers, wist Ton er 181 in de kijker te krijgen. Trektelpost Dankzij de Race 2013 werd dit jaar weer vaak geteld op trektelpost ‘De Hoekse Sluis’ op de Lekdijk tussen Bergambacht en Lekkerkerk. In totaal werd op 139 dagen een telling uitgevoerd van gemiddeld ongeveer 3 uur (totaal 431 uur). Aangezien midden in de winter en midden in de zomer niet of nauwelijks wordt geteld, betekent dit dat de trektelpost in het voor- en najaar bijna dagelijks werd bezet. Daardoor werden maar liefst 154 vogelsoorten waargenomen en bovendien kwamen 4 vlindersoorten in de lijst terecht. In totaal werden 115.887 trekvogels geteld. Enkele topsoorten dit jaar waren onder andere zwarte en rode wouw, zeearend, rosse grutto, reuzenstern, grote pieper en ijsgors. Nergens anders werden in de Krimpenerwaard zoveel zeldzame soorten gezien. De jaarlijkse Euro Birdwatch werd op 5 oktober ook weer op trektelpost ‘De Hoekse Sluis’ gehouden. Ondanks het mooie weer vielen de aantallen vogels die dag een beetje tegen, mogelijk doordat het ten noorden van de telpost erg mistig was en vogels daardoor aan de grond bleven.

Weidevogelwerkgroep In 2013 heeft de vaste groep weidevogelvrijwilligers weer veel tijd gestopt in het vinden en beschermen van nesten van weidevogels. Tijdens de jaarlijkse start- en afsluitavond kwamen de vrijwilligers en het bestuur van de NVWK samen en werd het nieuwe digitale invoerprogramma voor nesten gedemonstreerd door Erwin Pronk en Aletta van der Zijden van het voormalige Landschapsbeheer ZuidHolland. Het beste nieuws op de afsluitavond was dat we na twee jaar eindelijk een nieuwe weidevogelcoördinator hebben in de persoon van Klaas de Mik. Hij is vanaf nu het aanspreekpunt voor zaken rondom weidevogelbeheer in de Krimpenerwaard. Namens het bestuur wens ik hierbij Klaas veel succes bij zijn nieuwe taak! Zwaluwwerkgroep Onder leiding van Nico van Dam is de zwaluwwerkgroep in 2013 weer bijzonder actief geweest. Voor diverse zwaluwsoorten werd actie ondernomen. Zo kon voor de huiszwaluw eindelijk de huiszwaluwtil bij gemaal Krimpenerwaard (binnendijks tegenover telpost ‘De Hoekse Sluis’) langs de Lekdijk geplaatst worden. De til die bij Gouderak zou komen te staan, komt daar niet en er is nu overleg met het Zuid-Hollands Landschap over een alternatieve locatie. Hopelijk wordt de laatste til nog geplaatst voordat de zwaluwen terugkomen uit Afrika. Voor de boerenzwaluw is een fonds beschikbaar gesteld uit het Streekfonds Krimpenerwaard. In samenwerking met ANV Weidehof zijn agrarische bedrijven geselecteerd waar kunstnestjes zullen worden opgehangen. Dit project is momenteel nog in volle gang. Uiteindelijk zijn ook voorbereidingen getroffen om de oeverzwaluwwand langs de Hollandsche IJssel bij Lageweg in orde te krijgen voor het komende broedseizoen. Begin dit jaar zullen de benodigde werkzaamheden worden uitgevoerd. Uilenwerkgroep De uilenwerkgroep, geleid door Jaap Graveland, heeft in 2013 weer alle nestkasten voor steenuilen in de Krimpenerwaard gecontroleerd. Het broedsucces van de soort is nauwlettend gevolgd en de jonge uiltjes werden geringd in samenwerking met vogelringstation Nebularia. Het aantal broedpaartjes blijft de laatste jaren helaas laag vergeleken met vijf jaar geleden. Tijdens de uilenavond op 28 november kondigde Jaap aan dat hij is begonnen de broedgegevens van 2006-2013 te analyseren. Een opvallend gegeven is alvast dat vroege broedsels vaak meer succesvol zijn dan late nesten. Verdere resultaten van de analyse worden binnenkort verwacht. Zoals hierboven al enkele malen staat vermeld, zal de vogelwerkgroep in 2014 niet stilzitten. Tot ziens bij een (of meer) van de vele activiteiten in de Krimpenerwaard dit jaar! De Waardvogel – februari 2014

33


Nieuws van het provinciale front Joke Colijn Met het verdwijnen van Landschapsbeheer Zuid-Holland is er voor de vrijwilligersorganisaties veel veranderd. De nieuwe vrijwilligersorganisatie De Groene Motor gaat officieel van start op 1 maart as. en moet veel vrijgevallen taken gaan invullen. Uit de Nieuwsbrief van Landschap & Erfgoed: ‘De Groene Motor De Provincie Zuid-Holland heeft haar beleidsvisie ‘Groen’ vastgesteld. Zij streeft naar een toename van recreatie, met behoud van biodiversiteit en ontwikkeling van het agrarisch landschap. Daarbij is een grotere betrokkenheid van de burger bij ‘het groen’ van essentieel belang. In de nota ‘De Groene Motor’, (DGM) is dit uitgewerkt. De uitvoering van De Groene Motor is belegd bij het Samenwerkingsverband Landschap & Erfgoed Zuid-Holland (L&EZH). Dat is recentelijk opgericht door Het Zuid-Hollands Landschap en het Erfgoedhuis Zuid-Holland om samen zorg te dragen voor een mooier Zuid-Holland. De Groene Motor heeft een aanjaagfunctie en loopt vooralsnog twee jaar. We hebben de verwachting dat de provincie, bij gebleken succes, na 2016 deze investering in groen zal continueren. Het programma DGM is gebaseerd op 3 pijlers: 1. het ondersteunen van het vrijwilligerswerk met een servicecentrum; 2. het organiseren en faciliteren van diverse (regionale) netwerken; 3. het oppakken en tot bloei brengen van nieuwe initiatieven. Het Programma De Groene Motor is ondergebracht bij het samenwerkingsverband L&EZH. Er komt op korte termijn een team medewerkers, dat bestaat uit een coördinator en vier tot vijf projectmedewerkers. Zij worden gehuisvest in Delft. Eén van de medewerkers zal zich richten op de ondersteuning van het weidevogelbeheer.’ Inmiddels is het weidevogelbeschermingswerk goed opgepakt. Ook is er op 24 februari as. de vertrouwde Weidevogeljaaravond in De Brug in Reeuwijk; dit jaar zeker een belangrijke bijeenkomst waarin vanuit verschillende professionele hoeken belangrijke informatie met u wordt gedeeld. De uitleen van gereedschap gebeurt nu vanuit de boerderij van ZHL aan de Schaapjeszijde. Veilig werken volgens ARBO voorwaarden kan nu via DGM en ook de aanvullende ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering voor landschapsvrijwilligers is inmiddels geregeld via de bestaande verzekering van het ZHL. Weidevogelberaad Over het provinciale Weidevogelberaad (getrokken door de Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland) waarin ik de NVWK vertegenwoordig, valt het volgende te melden. Het Rijk heeft de verantwoordelijkheid voor natuurbeheer bij de provincies neergelegd en ook weidevogelbescherming wordt vanaf 2016 anders georganiseerd, omdat alle miljoenen die er tot nu toe aan zijn uitgegeven, niets hebben opgeleverd. Tijdens de reguliere bijeenkomsten van het Weidevogelberaad staat momenteel de vorming van Weidevogelkerngebieden hoog op de agenda, omdat de provincie Alterra opdracht heeft gegeven te onderzoeken waar deze het best kunnen komen te liggen. Aangezien Alterra geen toegang heeft tot alle gegevens zoals die bekend zijn bij de lokale vertegenwoordigers van organisaties als de NVWK, volgt het Weidevogelberaad dit proces heel kritisch. Zuid-Holland is de provincie die het armst is aan natuur en het dichtst bevolkt. Het provinciale bestuur geeft natuur een lage prioriteit, waardoor zowel de gezondheid van de bewoners, het vestigingsklimaat als de flora en fauna enorm onder druk staan. Kritische soorten als de grutto hebben naast voedsel, rust en ruimte nodig om tot broeden te kunnen komen. Al deze factoren worden niet goed ingevuld, waardoor de populatielijn nog steeds daalt. Het zwaartepunt voor grutto’s in Nederland ligt in de veenweidegebieden van Noord- en Zuid-Holland, en wat in westelijk Utrecht. In de noordelijke provincies met meer klei, broeden naar verhouding meer kieviten en scholeksters. Als we dan weten dat de Krimpenerwaard het

34

De Waardvogel – februari 2014

grootste aaneengesloten gebied is in Zuid-Holland waar nog voldoende potentie is om de vogel als broedsoort te behouden, beseffen we onze verantwoordelijkheid des te meer. De gemiddelde leeftijd van de Nederlandse grutto’s stijgt en is inmiddels 14 jaar! Hun gemiddelde vruchtbare periode stopt bij 15 jaar…daarom is het niet vijf voor twaalf, maar één voor twaalf. Weidevogelkerngebieden Op 27 januari was een bijeenkomst in het provinciehuis waar twee provinciale ambtenaren de opdracht van de provincie uitlegden aan belanghebbenden, w.o. de agrarische natuurverenigingen. Ook het Weidevogelberaad was vertegenwoordigd. Er ontstond een flinke discussie omdat de agrarische natuurverenigingen meenden dat zij de initiatieven t.a.v. weidevogelbescherming moesten blijven nemen, terwijl volgens de provinciale opdracht het toch echt anders moet wil er enig resultaat geboekt worden. De provincie is al teruggekomen van helemaal geen subsidies meer voor weidevogelbescherming en stelt nu toch hetzelfde bedrag beschikbaar als voorheen, maar wil dan wel resultaat zien! Daarom ook worden gebiedscoalities voorgesteld om de weidevogelkerngebieden aan te sturen, waarin zowel de agrarische natuurverenigingen (zoals Weidehof), de maatschappelijke organisaties (als de NVWK) en de terrein beherende organisaties (als ZHL) zitting hebben. Samen moeten die gaan zorgdragen voor contracten, controles en een juiste verdeling van de subsidiestroom, gericht op resultaat. Om te delen in de subsidiestroom betekent dit voor een aantal deelnemende agrariërs anders denken, niet vanuit bedrijfseconomisch oogpunt maar vanuit het belang van de weidevogel. Daarmee kan het bedrijfseconomisch eindresultaat nog steeds hetzelfde zijn, maar het bereikt via een andere weg. Sinds kort waait er gelukkig ook op de Landbouw Hogeschool in Wageningen een andere wind en worden onze jongen boeren toegerust met bredere inzichten, zodat ze leren hoe ze de koe én de geit kunnen sparen. Een enorme uitdaging voor het Weidevogelberaad is hoe deze nieuwe inzichten over te brengen bij de bestaande agrarische ondernemers, aangezien we niet op deze nieuwe generatie kunnen wachten om de weidevogels te redden.



Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard Agenda voor de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering Woensdag 26 maart 2014 ‘De Zwaan’, Kerkweg 2, 2825 BS Berkenwoude Aanvang 20.00 uur Aan de leden, Hierbij nodigt het bestuur van Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard u uit voor de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering (ALV) op woensdag 26 maart 2014. De vergadering zal plaatsvinden in ‘De Zwaan’, Kerkweg 2, 2825 BS Berkenwoude. Aanvang 20.00 uur. De zaal is open vanaf 19.30 uur. Deze avond zal het bestuur haar beleid verantwoorden en in gesprek gaan met haar leden. U bent allen van harte welkom. AGENDA 1.

20.00 uur: opening door de voorzitter

(Max Ossevoort)

2.

Vaststellen van de notulen van de ALV 2013*) (gepubliceerd in de Waardvogel van april 2013)

(Max Ossevoort)

3.

Jaarverslag van de secretaris

(Dirk-Jan van Roest)

4.

Verslag van de kascontrolecommissie

(Aad Hegge en Rinus Anker)

5.

Jaarverslag van de penningmeester

(Gerard van Slijpe)

6.

Jaarverslag van de coördinator vogelwerkgroep

(Erik Kleyheeg)

7.

Jaarverslag van de coördinator plantenwerkgroep

(Patrick Heuvelman)

8.

Beëindiging samenwerking Vrienden van de Hennepakkers

(Max Ossevoort)

9.

Bestuursverkiezing Volgens schema zijn aftredend en herkiesbaar: Erik Kleyheeg (coördinator vogelwerkgroep) Joke Colijn (coördinator PR)

(Max Ossevoort)

Op grond van artikel 8 van de statuten kunnen tien leden gezamenlijk eigen kandidaten voor bestuursfuncties voordragen. Eventuele voordrachten dienen voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. 10.

Benoeming leden van de kascontrolecommissie (aftredend dhr. Rinus Anker)

11.

Rondvraag

12.

21.00 uur: sluiting

(Max Ossevoort)

PAUZE 21.30 uur: lezing of presentatie; het onderwerp wordt een verrassing, maar in ieder geval interessant

Namens het bestuur, M.J.G.G. Ossevoort Voorzitter *) De notulen van de ALV 2013 zijn, voor met name de nieuwe leden, op te vragen via info@nvwk.nl




Jaarrekening 2013 Gerard van Slijpe

INKOMSTEN

2011 2012 2013 2013 rekening rekening begroting rekening

CONTRIBUTIES ADVERTENTIES RENTEN GIFT KRINGLOOP Kr. a/d IJSSEL OPBRENGS HARINGVAATJE WEIDEHOF; bijdrage tbv weidevogelgroep LANDSCHAPSBEHEER bijdrage weidevogelprogramma VOGELBESCHERMING bijdrage zwaluwtillen VOGELCURSUS: deelnemersbijdrage ARBO tbv KNOTPLOEG DIVERSEN: GIFTEN VAN LEDEN VERKOOP JUBILEUMKAARTEN VERHUUR BEAMER/LAPTOP DIVERSE OPBRENGSTEN ZWALUWPROJECTEN AKTIVITEITEN 50 jaar PETRONELLAFONDS GROEN EN DOEN LANDSCHAPSONDERHOUDGROEP KNOTPLOEG KRIMPEN HENNEPAKKERS SPEELPOLDERS KRUISPOST

11002 1420 371 1180

TOTAAL

20860

SALDO BANKREKENINGEN ING betaalrekening Rabo betaalrekening ING spaarrekening ASN spaarrekening Knotploeg Krimpen TOTAAL

450 0

10798 1401 487 0 800 300 150 2500 110 0

11000 1350 400 0 0 300 150 0 100 0

11000 1493 347 0 0 300 0 0 100 0

0 0 50 200 4690 1147

40 505 0 75 0 0

25 0 0 0 0 0

824

1000

255 45 0 0 0 0 4000 1000 795 1345 2040 1033 2064

200 150

17990

14325

31.12.11 31.12.12 31.12.13 2041 310 0 3044 741 5267 239 0 0 15500 21487 20130 1960 1453 20824 24498 26850

25817

UITGAVEN

WAARDVOGEL VOGELWERKGROEPEN PLANTENWERKGROEP VLINDER/LIBELLENWERKGROEP LANDSCHAPSONDERHOUDGROEP JEUGDPROJECTEN WEIDEVOGELGROEP WEBSITE en PR-materiaal LEZINGEN JAARVERGADERING ADMINISTRATIEKOSTEN REPRESENTATIEKOSTEN LIDMAATSCHAPPEN VOGELCURSUS NEBULARIA ZAAGCURSUS STICKERS, BEACHVLAGGEN ZWALUWPROJECTEN (zwaluwtillen) AKTIVITEITEN 50 jaar ARBO KNOTPLOEG KNOTPLOEG KRIMPEN HENNEPAKKERS SPEELPOLDERS SUBTOTAAL RESULTAAT TOTAAL RESULTAAT NVWK RESULTAAT KNOTPLOEG KRIMPEN RESULTAAT HENNEPAKKERS

2011 2012 2013 2013 rekening rekening begroting rekening 8890 0 30 0 0 168 1486 180 512 350 644 523 43 195 140 0 0 7277 8340 0

9221 215 100 45 0 361 1398 111 662 387 509 179 70 0 142 0 521 1286 0 245 296

9250 150 100 50 300 250 1250 200 600 450 650 400 50 200 150 0 0 1000 0 0 700

0 28778 -7918 20860

0 15748 2242 17990

0 15750 -1425 14325

4441 -507 122 4056

9585 417 0 0 1067 69 1328 277 1363 682 966 50 47 0 350 575 0 182 0 0 1852 1918 1033 21761 4056 25817


Begroting 2014 Gerard van Slijpe INKOMSTEN

CONTRIBUTIES ADVERTENTIES RENTEN GIFT KRINGLOOP KRIMPEN OPBRENGST HARINGVAATJE WEIDEHOF; bijdrage t.b.v. weidevogelgroep LANDSCHAPSBEHEER: bijdrage weidevogelprogramma VOGELBESCHERMING bijdrage zwaluwtillen VOGELCURSUS: deelnemersbijdrage DIVERSE GIFTEN VAN LEDEN VERKOOP JUBULEUMKAARTEN PETRONELLAFONDS GROEN EN DOEN * LANDSCHAPSONDERHOUDGROEP KNOTPLOEG KRIMPEN DE HENNEPAKKERS DIVERSE OPBRENGSTEN SPEELPOLDERS KRUISPOSTEN

TOTAAL



2012 rekening

2013 rekening

2014 begroting

10798 1401 487 0 800 300

11000 1493 347 0 0 300

11500 1800 400 0 0 300

WAARDVOGEL VOGELWERKGROEPEN PLANTENWERKGROEP VLINDER/LIBELLENWERKGROEP LANDSCHAPSONDERHOUDGROEP JEUGDPROJECTEN

9221 215 100 45 0 361

9585 417 0 0 1067 69

10000 400 100 100 600 100

150 2500 110 40 505

0 0 100 255 45 4000 1000 795 1345 2040

0 0 250 0 0 0 0 1000 1960 0 0 0 0

WEIDEVOGELGROEP WEBSITE en PR-materiaal LEZINGEN JAARVERGADERING ADMINISTRATIEKOSTEN REPRESENTATIEKOSTEN LIDMAATSCHAPPEN VOGELCURSUS ARBO KNOTPLOEG KNOTPLOEG KRIMPEN NEBULARIA PETRONELLAFONDS Projektkosten SPEELPOLDER Projektkosten STICKERS, BEACHVLAGGEN HENNEPAKKERS Projektkosten ZWALUWPROJECTEN (zwaluwtillen) ZAAGCURSUS *

1398 111 662 387 540 179 70 0 245 296 142 0 0 521

1328 277 1363 682 966 50 47 0 0 1852 350 0 1033 0 1918 182 575

1350 300 1500 750 1000 100 50 0 0 1852 350 2000 0 0 0 0 575

21761 4056 25817

21127 -3917 17210

824 75

1033 2064

17990

25817

17210

UITGAVEN

SUBTOTAAL RESULTAAT TOTAAL

2012 rekening

1286

15779 2211 17990

2013 2014 rekening begroting


Overwinteren Tekst en foto’s: Anton van Jaarsveld Wij mensen hullen ons in de winter in een dikke jas en zetten de verwarming aan. Vogels vliegen naar een warmer oord of zetten de veren op om warm te blijven. Andere dieren houden een winterslaap of krijgen een dikkere vacht. Maar planten staan op een vaste plek en kunnen geen winterjas aantrekken. Hoe komen de planten de winter door? Dat gebeurt op een aantal verschillende manieren. Eenjarigen – planten die in één seizoen ontkiemen, uitgroeien en bloeien – zorgen ervoor dat het zaad op tijd rijp is. Dan kan het door de wind, door dieren en mensen verspreid worden. Een prachtig voorbeeld daarvan levert de klaproos met de bolle zaaddozen. De waterplanten duiken onder, want daar bevriezen ze niet zo snel. Zo zie je in het koude seizoen geen krabbenscheer in de sloten. De lucht verdwijnt namelijk uit deze plant, waardoor hij naar de bodem zakt om het volgend voorjaar weer op tijd boven te komen. De helofyten oftewel de moerasplanten groeien in de bodem van sloot en plas, maar zorgen ervoor, dat hun overwinteringsknoppen onder water veilig zijn. Dat doen o.a. lisdodde en egelskop. Landplanten met bol of knol zitten net onder het grondoppervlak snel klaar voor het naderende voorjaar met hun opgeslagen voedsel. Daarom zijn sneeuwklokje (foto) en hyacint in het voorjaar weer vroeg aanwezig. Op de grond of direct eronder zitten de stengelknoppen van veel (overblijvende) grassen gereed om zich te presenteren, zoals bij straatgras. Veel bomen en struiken hebben hun bladeren laten vallen; de knoppen daarvan wachten boven de grond het voorjaar af. Vanwaar die bladval en waarom gebeurt dat wel bij de ene, maar niet bij de andere soort? Bladeren van loofbomen verdampen in hun bladerdek behoorlijk veel vocht. In de winter neemt de boom echter moeilijker water op. Dat zou dus kunnen betekenen, dat de boom dan uitdroogt. De boom haalt daarom de aanwezige voedingsstoffen uit de zittende bladeren, sluit de bladsteeltjes af en laat ze daarna vallen. Dat terugnemen van stoffen gaat hier en daar gepaard met een mooie herfstverkleuring. De meeste naaldbomen blijven in de winter groen. Het blad is maar een naaldje en dat verdampt veel minder. Andere groenblijvers volgen een andere strategie: de leerachtige bladeren van o.a. de hulst verdampen weinig. Ook in een strenge winter houdt de laurierkers zijn dikke blad. Bevriezen de knoppen niet? Nee, want die zitten keurig opgeborgen onder zogenaamde knopschubben. Die zijn soms afgedekt met een kleverig goedje, zoals bij de kastanje (foto), of behaard, zoals bij de magnolia. Van sommige planten hebben we de systematiek van overleven min of meer afgekeken. Bij felle kou buiten nemen we immers graag een alcoholisch drankje en dan zorgen we ook voor antivries in de auto. Een plant als Italiaanse aronskelk kan dankzij wat suikers zijn bladen daarom in de herfst al ontplooien. Zo kan de vlierstruik reeds vroeg in het voorjaar uitlopen. Een borrel mag dan wel leed veroorzaken, maar ‘heb’ ook zo zijn voordelen.

De Waardvogel – februari 2014

39


De mooiste dingen zijn gratis Peter de Mooij Zonsopkomst in de Krimpenerwaard is altijd een magisch moment. De lucht kleurt langzaam oranje en voorzichtig klimt de dageraad van de horizon uit haar hemelbed. De allermooiste zonsopgang wordt aanschouwd in de minuten voordat de zon de horizon kust. De wolken in de lucht worden reeds beschenen door haar rood/oranje licht en even waan je jezelf in een sprookje. Plotseling is alles stil in de polder, alsof de natuur zelf haar adem inhoudt en in verwachting, ja in baringsnood is van de nieuw te komen dag. Dan klimt de intens oranje schijf over de horizon en slaakt alles een zucht van verlichting. Ze is er weer. Langzaam verwarmt ze met haar kostbare stralen de landerijen die dampen in haar licht. De meest fraaie zonsopkomsten vinden in mijn beleven altijd plaats in de herfst en op winterdagen, als de mist gelijk een deken van damp over de weilanden legt en de zon als uit witte watten opstijgt en alles met een diffuus licht besprenkelt. De bomen langs de tiendwegen huilen uit de dauw dikke druppels, welke als het vriest stollen in de koude adem van koning winter. In de elzenbomen foerageren groepen putters die zich te goed doen aan de zaden. Een enkele kraai wiekt op vanaf een boerenhek en bij de wakken in de verder dichtgevroren boerenslootjes scholen smienten samen met de reigers en de zwanen. De eenzame natuur-fotograaf geniet van de stilte en de schoonheid die elke zonsopkomst hem te bieden heeft en beseft dat de mooiste momenten in het leven gratis zijn‌

40

De Waardvogel – februari 2014




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.