Waardvogel
fo
to
van de maand
Officiële uitgave van de NVWK
Wandelen in de Waard
20
Over waarnemen
32
Nachtvlinders in de schijnwerper
35
Door de polders Laag-Bilwijk en Bovenkerk
Wat bepaalt wat je ziet?
Nieuwe werkgroep
53e JAARGANG | NUMMER 2 | APRIL 2014
Belangrijke namen, telefoonnummers en e-mail adressen Bestuur Voorzitter
Max Ossevoort, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx
Secretaris
Algemeen adjunct Coördinator plantenwerkgroep
Dirk-Jan van Roest, info@nvwk.nl Leeghwaterstraat 138, 2871 PL Schoonhoven Gerard van Slijpe, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx bankrekening NVWK: NL82 RABO 0127 2948 80 Hans Kouwenberg, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Patrick Heuvelman, cplanten@nvwk.nl
Coördinator vogelwerkgroep Coördinator PR
Erik Kleyheeg, xxxxxxx@xxxxxxx.ccc Joke Colijn, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx
Penningmeester
xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx
Werkgroepen en andere belangrijke instanties Redactie Waardvogel voor kopij Maria Spruit en Joke Colijn, nvwkredactie@gmail.com Foto’s t.b.v. de website Dirk-Jan van Roest, info@nvwk.nl Werkgroep Ruimtelijke Ordening Sandra Bouman, werkgroepro@nvwk.nl Arie Dorsman, Ton de Groot Coördinatoren vlinders- en libellenSjani van Ophemert en Gabrielle Heuvelman, werkgroep xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator weidevogelbescherming Klaas de Mik, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator werkgroep landschapsonderhoud Coördinator trekvogeltellingen Coördinator wintervogeltellingen
Patrick Heuvelman Rob van Straaten xxxxxxx@xxxxx.xx Peter Berger, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Hans Kouwenberg, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Jaap Graveland, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx
Coördinator uilenwerkgroep
xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx 0900 8844
Coördinator zwaluwenwerkgroep Nico van Dam, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator jeugdwerkgroep Mieke Verwaal, jeugd@nvwk.nl Coördinator Knotgroep Krimpen Jos de Nood, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator roofvogelwerkgroep Morrison Pot, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Dierenambulance Gouda e.o. Dierenbescherming Afdeling Krimpenerwaard Meldpunt m.b.t. milieu en de jacht Politie Hollands Midden, Regionaal Milieu Team Melden van zwerfvuil Contact opnemen met de betreffende gemeente Meldpunt Laagvliegen Krimpenerwaard 010 4733333 Vogelasiel Vogelklas Karel Schot 010 4857847 Wilt u actief deelnemen aan de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard of wilt u de doelstellingen van onze vereniging steunen, word dan lid. Stuur het formulier hieronder ingevuld naar de secretaris op bovenvermeld adres, of meld u aan op www.nvwk.nl
Ik geef mij hierbij op als lid / jeugdlid (*) van de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard. Ik geef mij op voor een lidmaatschap / jeugdlidmaatschap / gezinslidmaatschap (zie colofon voor de contributie). Ik wacht met betalen tot ik een acceptgiro heb ontvangen. Naam:
Geslacht: m / v Initialen:
Voornaam:
Straat + Huisnummer:
_______ _______
Postcode:
Plaats:
_______
Geboortedatum:
Telefoon:
_______
E-mailadres: _____________________________________________________________________________________ Datum:
2
De Waardvogel – april 2014
Handtekening: _________________________
Colofon De Waardvogel ISSN 1384-8240 Jaargang 53 verschijnt 5 x per jaar, februari-april-juniseptember-december Kopij Inleveren voor de 1e van de maand van verschijning Oplage 820 exemplaren E-mail redactie Joke Colijn Maria Spruit nvwkredactie@gmail.com Website www.nvwk.nl
https://twitter.com/ DeNVWK VogelwerkgroepNVWK Secretariaat & ledenadministratie Dirk-Jan van Roest Leeghwaterstraat 138 2871 PL Schoonhoven info@nvwk.nl Contributie per kalenderjaar: € 5,- voor een jeugdlidmaatschap, één kind t/m 16 jaar € 15,- voor een eenpersoonslidmaatschap € 20,- voor een gezinslidmaatschap Bankrekeningnummer NL82 RABO 0127 2948 80 Lid worden U kunt lid worden door het invullen en opsturen van het inschrijfformulier op de binnenzijde van de voorkant of via info@nvwk.nl Op de voorpagina Pinksterbloemlangsrpietmot foto: Huig Bouter Foto van de maand: paarse dovenetel, foto: Sjani van Ophemert Overname van artikelen Overname van artikelen uit dit blad is toegestaan met bronvermelding Alle artikelen blijven voor de verantwoording van de auteurs Drukkerij GoudPrintCenter Alblasserdam Zie advertentie Voor advertenties nvwkredactie@gmail.com Jaartarief (= vijf edities): 1/8 pagina: € 50,1/4 pagina: € 90,1/2 pagina: € 150,Ereleden W. Fontijne A. v.d. Waal
Van de voorzitter Max Ossevoort Is het nu herfst en moet koning winter nog op bezoek komen, of krijgen we, na al deze heftige wind en regen, voorjaarsweer? Als ik in de natuur om me heen kijk zie ik wilde bramen en het klein hoefblad volop in bloei staan, en als ik kijk hoe de vogels zich gedragen dan denk ik dat de winter al voorbij is. Waarom heb ik dan toch steeds het gevoel dat we nog een flink staartje winter krijgen? We zullen zien. Het nieuwe jaar zijn we weer met allerlei activiteiten begonnen, waarbij onze evenementen, variërend van jeugdactiviteit tot allerlei excursies, druk bezocht worden. Daarnaast wordt er achter de schermen, onder leiding van onze secretaris Dirk-Jan van Roest, hard gewerkt aan de nieuwe website en een hele nieuwe huisstijl, die we u willen presenteren op de ALV 2014. Ook de voorzijde van ons contactblad zal er anders uit gaan zien. De lay-out wordt in lijn gebracht met de nieuwe huisstijl. Verder zijn we er trots op dat dit jaar binnen onze gelederen een nachtvlinderwerkgroep wordt opgericht, zodat ook ten aanzien van deze groep gestructureerd informatie kan worden verzameld. Nachtvlinderen is bovendien een hele leuke activiteit – let daarom vanaf de lente op de data daarvoor in de ‘Even Noteren’ en kom eens een avondje langs! We hebben op dit moment al diverse werkgroepen, maar er zijn in de Krimpenerwaard nog steeds lacunes in informatie verzamelen en bestuderen resp. beschermen van groepen levende organismen. Ik noem bijvoorbeeld de zoogdieren, insecten, waterleven, heemplanten en amfibieën. Als u een specialisme heeft, professioneel of uit pure belangstelling, wat u (eenmalig of structureel) wilt delen met andere leden: laat het ons dan weten, want de NVWK wil graag het platform hiervoor organiseren. Sowieso vindt het bestuur van de NVWK het belangrijk dat u ons laat weten welke activiteiten u graag zou zien georganiseerd worden, of waar we ons op zouden kunnen richten met ons beleid voor zover dat binnen onze doelstellingen past. Met ingang van het nieuwe jaar hebben we in goede harmonie afscheid genomen van de ‘Vrienden van de Hennepakkers’. Voor vrijwilligers onder de NVWK-vlag is het werken volgens een ARBOplan een voorwaarde. Omdat de werkzaamheden van de Vrienden zodanig van aard zijn dat het hanteren van een ARBO-plan belemmerend zou werken, hebben zij een andere oplossing gevonden om in ieder geval toch aanvullend verzekerd te zijn. Binnenkort starten ook de activiteiten van de vrijwillige weidevogelbeschermers weer. Voor de vele veranderingen omtrent de organisatie hiervan verwijs ik u naar pagina 34. Ook op de Weidevogeljaaravond in De Brug in Reeuwijk op 24 februari wordt door professionals veel
In dit nummer Belangrijke gegevens Van de voorzitter Even Noteren Op de voorpagina Foto van de maand Betrapt en gesnapt Huiszwaluwen in Haastrecht Argusvlinders tellen Vogelwandeling Doove Gat Zangers in het riet (2) Oeverzwaluwwand Natuur en overheid Bakkerswaal, gedicht Weidespreeuw in duikvlucht Wandelen in de Waard Landschapselementen (3) Boerenzwaluwproject Daling van biodiversiteit Dijkversterking Nieuwe leden
pag. 02 pag. 03 pag. 04 pag. 05 pag. 05 pag. 06 pag. 07 pag. 07 pag. 08 pag. 10 pag. 14 pag. 15 pag. 17 pag. 18 pag. 20 pag. 22 pag. 24 pag. 25 pag. 27 pag. 27
Knotters hooien in de zomer Jeugd: uilenballen pluizen Even voorstellen jeugdwerkgroep Kinderen en tekenbeten Over waarnemen Diaprojectoren in de aanbieding Nachtvlinders in de schijnwerper Argusvlinder Telweekend Belofte, gedicht Gezocht, tellers krabbenscheer en groene glazenmaker Even Activeren Met de plantenwerkgroep op pad Floron inventarisatie Tour de ZHL Op jacht naar de sterren In memoriam Landschapsonderhoudgroep Even voorstellen werkgroep RO Lezersaanbieding en prijsvraag
pag. 28 pag. 30 pag. 31 pag. 31 pag. 32 pag. 34 pag. 35 pag. 36 pag. 37 pag. 38 pag. 39 pag. 39 pag. 39 pag. 40 pag. 41 pag. 42 pag. 43 pag. 45 pag. 46
De Waardvogel – april 2014
3
Even noteren Trekvogels tellen april/mei telpost ‘De Hoekse Sluis’ Tot in mei kan men trekvogels tellen. De trek is dan minder opvallend en spectaculair als in het najaar, maar toch is er kans op bijzondere waarnemingen. Vooral in de maand april zult u vaak anderen tegenkomen op de telpost en is de kans op zeldzame soorten groot. Maandag (2e Paasdag) 21 april van 11.00 tot 17.00 uur De NVWK staat met een stand op de Open tuin van de Mengelmoestuin in Ammerstol, vanwege de Open-huisroute te Ammerstol en Groot Ammers. Een ‘natuurlijk’ rustpunt tijdens uw (fiets)tochtje op Lekdijk Oost tussen 42 en 44. Meer over de tuin: www.mengelmoestuin.com. Zaterdag 10 mei 2014 vanaf 04.45 uur Om 05.00 uur start de Big Birding Day 2013, welk team (van drie of vier personen) ziet en hoort in de komende 12 uur de meeste soorten vogels in de Krimpenerwaard? Teams kunnen zich opgeven bij onze vogelcoördinator Erik: xxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx. Heeft u nog geen team, mail dan even naar Erik. Zie ook pagina 39. De start is bij de parkeerplaats van Café Restaurant ‘De Loet’ in het Loetbos. Zaterdag 17 mei 2014, start rond 10.00 uur Floron gaat samen met de NVWK twee kilometervakken inventariseren in onze waard. We bezoeken een stuk buitendijks terrein van het ZHL en de ijsbaan bij Lageweg. Vertrek vanaf IJsseldijk Noord 380, Ouderkerk a/d IJssel. Voor meer info Patrick Heuvelman: xx xxxxxxxx of cplanten@nvwk.nl; zie ook pagina 39. Weekeind van 17 en 18 mei 2014 Landelijke telling van de argusvlinder, meer info op blz. 7 en 36 in deze Waardvogel of bij Gabrielle Heuvelman: xx xxxxxxxx of xxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx. Zaterdag 24 mei van 09.30 tot 12.00 uur Op zoek naar vogels voor en door tieners van 11 tot 16 jaar in het Krimpenerhout en rond de surfplas. Welke vogels horen of zien we en hoe herken je ze? Meer info en vooraf aanmelden bij Mieke Verwaal: jeugd@nvwk.nl. Neem je wel een verrekijker mee? Woensdagavond 28 mei tot 10 juli 2014 Elke twee weken maken we een wandeling om samen planten te kijken. Zie pagina 39 voor meer informatie. De wandeling gaat alleen door bij acceptabel weer. Meer informatie bij Patrick Heuvelman: xx xxxxxxxx of cplanten@nvwk.nl. Zaterdag 31 mei 2014 om 09.00 uur Fietsexcursie naar de drie Gouderakse boezems met Rudi Terlouw. ZHL beheert al jaren deze boezems en slaagt
4
De Waardvogel – april 2014
erin om daar bijzondere planten te behouden. We vertrekken vanaf de ZHL-boerderij, Schaapjeszijde 4 te Ouderkerk a/d IJssel Neemt u zelf iets te drinken mee? We zijn rond 12.00 uur weer terug. Meer info bij Patrick Heuvelman: xx xxxxxxxx of cplanten@nvwk.nl. Zaterdag 14 juni 2014 om 14.00 uur Vandaag gaat de jeugd tot 12 jaar naar eendenkooi ‘De Bakkerswaal’. Samen met kooiker Hans bezoeken we de kooi in het bos. Tijdens het limonaderondje kun je je vergapen aan alle beesten in het zaaltje. Vóór 8 juni opgeven bij Mieke Verwaal: jeugd@nvwk.nl. Is er nog plek dan mag ook de iets oudere jeugd mee. Woensdagavond 25 juni om 19.30 uur Avondwandeling door de Heemtuin Krimpen met aandacht voor de verschillende biotopen en hun specifieke vegetatie. Verzamelen bij de ingang aan de Heemlaan in Krimpen a/d IJssel. Meer info bij Patrick Heuvelman: xx xxxxxxxx of cplanten@nvwk.nl. Vrijdagavond 27 juni 2014 vanaf 22.00 uur Aan de Nationale Nachtvlindernacht doen wij mee vanuit het Loetbos onder leiding van Huig Bouter en zijn team. De lamp gaat rond 22.00 uur aan; het ‘smeren’ begint ook rond die tijd. Zoals gewoonlijk staan we bij de Hendrikshoeve in het Loetbos. Meer informatie kunt u verkrijgen bij Gabrielle Heuvelman: xx xxxxxxxx of xxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx. Zaterdag 5 juli 2014 om 08.30 uur Een hele dag vlinderen in de Eikenhoutbergen onder leiding van Bram Omon. Het is een dagvullende excursie met kans op grote en bosparelmoervlinder, heivlinder en groentje. We zijn pas rond 18.00 uur terug. Verzamelen bij de Stolp Inn in Stolwijk. Meer informatie is te verkrijgen bij Gabrielle Heuvelman: xx xxxxxxxx of xxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx. Wilt u bij twijfelachtig weer vrijdagavond bellen of het doorgaat? Het weekend van 12 en 13 juli Op de jaarvergadering hadden we een mooie lezing over honingbijen door imker Maap Groenendijk uit Boskoop. Hij nodigde ons uit in het kader van de Landelijke Open Imkerijdag bij hem te komen kijken aan de Zuidkade 93. Meer locaties staan op bijenhouders.nl. Woensdag 12 november 2014 om 20.00 uur Arie Ouderkerk geeft een lezing over Scandinavische vogels. Arie, vogelaar en fotograaf, neemt ons mee naar het hoge noorden voor spechten, uilen, hoenders en wat daar nog meer aan bijzonders vliegt. U bent van harte welkom in De Zwaan in Berkenwoude (Kerkweg 2, 2825 BS). Meer info bij Hans Kouwenberg, xx xxxxxxxx.
Op de voorpagina:
pinksterbloemlangsprietmot Paul Schrijvershof Op het voorblad van de Waardvogel staat deze maand de pinksterbloemlangsprietmot (Cauchas rufimitrella), een klein vlindertje uit de familie van de langsprietmotten (Adelidae). De pinksterbloemlangsprietmot is een vrij algemene dagactieve nachtvlinder in Nederland, maar komt in België minder voor. In Nederland is de soort licht achteruitgegaan door overmatig maaien van bermen in het voorjaar. Op waarneming.nl staan vier waarnemingen genoemd uit het Loetbos. Natuurlijk is dit motje ook elders te verwachten, als er maar pinksterbloemen groeien. De vliegtijd is mei-juni. Deze kleine motten met opvallend lange antennen behoren tot de groep van de microlepidoptera of kleine vlinders. In Nederland zijn zo’n negentien soorten langsprietmotten vastgesteld waarvan er één, de ballotelangsprietmot, slechts eenmaal is gevonden bij Breda (1884). Zoals de naam al aangeeft zijn vlinders van deze familie herkenbaar aan de lange voelsprieten. De mannetjes hebben langere voelsprieten dan de wijfjes; deze zijn langer dan de rest van het dier. De voelsprieten van de vrouwtjes zijn niet alleen korter dan bij de mannetjes, maar ook dikker. De familie Adelidae kent grofweg twee groepen. De soorten van de geslachten Adela, Nemophora en Cauchas zijn vaak donker gekleurd, met een olieachtige glans, waarin verschillende kleuren zichtbaar zijn. Sommige soorten hebben gele banden of vlekken. De tweede groep bestaat uit soorten van het geslacht Nematopogon; die zijn voornamelijk okerbruin gekleurd. Bij de pinksterbloemlangsprietmot hebben de vleugels een prachtige metallische roodpaarse glans. Het is een minivlindertje met een spanwijdte van tussen de 10 en 12 millimeter. De langsprietmotten horen ook tot de Monotrysia, wat wil zeggen dat de wijfjes voor de paring en de eileg dezelfde opening gebruiken. De langsprietmotmannetjes maken in groepen baltsvluchten bij de uiteinden van takken waarop een vrouwtje zit. Of pinksterbloemlangsprietmotten dit ook doen boven de pinksterbloemen heb ik niet in de literatuur en op internet kunnen vinden. De rupsen van veel soorten langsprietmotten leven van afgevallen en verdorde bladeren van verschillende
voedselplanten, en staan bekend als leaflitter-feeders. De pinksterbloemlangsprietmot is polyfaag, wat betekent dat de rups meerdere soorten planten eet. Hij leeft voornamelijk op pinksterbloem, maar wordt soms ook op look-zonder-look aangetroffen. De rups leeft eerst in de zaden, daarna vreet hij van de onderste bladeren van de plant. De vlinder overwintert als pop. Langsprietmotten vliegen in het voorjaar, vooral in de maanden mei en juni. De vroegst vliegende soort, wilgenlangsprietmot (Adela cuprella), vliegt al in maart en april. De gebandeerde langsprietmot (Adela croesella) is de laatst vliegende soort en kan nog rond half juli worden gezien. Een algemene soort in loofbossen is de smaragdlangsprietmot (Adela reaumurella). De vlinders kunnen vaak in groepen van honderden bij elkaar worden gezien bij de uiteinden van de takken van zomereik, zachte berk, wilde lijsterbes en andere loofbomen. De soort vliegt vooral in mei. Erg algemeen is ook de geelbandlangsprietmot (Nemophora degeerella), een soort die langs bosranden, in weelderige tuinen en parken en op andere plaatsen met loofbomen kan worden gevonden. Uit het geslacht Nematopogon is vooral de bleke langsprietmot (Nematopogon swammerdamella) algemeen in loofbossen. Sommige soorten zijn monofaag, d.w.z. gebonden aan één specifieke waardplant. Zo leven de rupsen van de dwerglangsprietmot (Cauchas fibulella) op gewone ereprijs en die van de gentiaanlangsprietmot (Nemophora violellus) op klokjesgentiaan.
Foto van de maand:
paarse dovenetel
Maria Spruit Als foto van de maand koos de redactie voor een foto van de paarse dovenetel (Lamium purpureum). Sjani van Ophemert plaatste hem op krimpen.waarnemingen.nl. Wij vonden het een hele mooie afbeelding van een voorjaarsbode. Dit kleine lieflijke plantje bloeit al vroeg in het voorjaar en houdt dit dapper vol tot en met oktober. In het voorjaar foerageren de eerste vlinders en bijen op de bloemen. Ook de eerste hommelkoninginnen gaan nectar zoeken in de bloemen van de paarse dovenetel. De naam dovenetel doet vermoeden dat de plant geen oren heeft, maar hij heeft zijn Nederlandse naam te danken aan het feit dat zijn blaadjes lijken op die van de brandnetel. De blaadjes hebben echter geen brandharen, waardoor zij niet prikken. Doof betekent in dit verband niet het gemis aan gehoor, maar staat voor ‘doven/uitdoven’. De brandende eigenschap is uitgedoofd. Hij is niet eens familie van de brandnetel, want de dovenetels behoren tot de lipbloemigen. De Latijnse naam is afgeleid van lamos, wat ‘muil’ betekent. Dat heeft betrekking op de vorm van de bloemen. ‘Purpureum’ is uiteraard paars. Bronnen: http://wilde-planten.nl en nl.wikipedia.org
De Waardvogel – april 2014
5
Betrapt en gesnapt Erik Kleyheeg Het is nauwelijks winter geweest, maar toch is het heerlijk dat het weer lente is! Niet op de laatste plaats omdat een voor een de vogelsoorten weer terugkeren uit hun overwinteringsgebieden in Zuid-Europa en Afrika. Omdat het vaak niet om hele bijzondere soorten gaat, krijgen ze in deze rubriek weinig aandacht, maar van de waarneming van de eerste boerenzwaluw in het voorjaar word ik net zo enthousiast als van menig zeldzame soort! Gelukkig werden er daarvan ook weer voldoende gezien de afgelopen maanden. Dodaarsjes werden vooral op de Lek waargenomen in februari en maart, maar opvallend is ook de waarneming van twee vogels op Vogelplas Middelblok. Deze plas blijft de moeite waard om af en toe te checken. Nog opvallender is de waarneming van een roerdomp door Maria van Hoogdalem op 24 februari op een ruig veldje bij Camping ‘De Nes’ (dus niet buitendijks). De vogel vloog naar het pad en ging daar in paalhouding staan. Een kleine zilverreiger werd door Hans Stoel gezien en gefotografeerd op 21 februari toen de vogel uit eendenkooi ‘De Bakkerswaal’ opvloog richting de Alblasserwaard. Een paar dagen later, op de 24e, werd een foeragerend exemplaar gevonden langs een sloot in polder Veerstalblok. Deze vogel werd tot eind maart af en toe waargenomen. Van de lepelaar werden een paar losse waarnemingen gedaan, voornamelijk bij het helofytenfilter in polder Den Hoek en in het Doove Gat. Een groepje van tien toendrarietganzen werd waargenomen in een groep overvliegende brandganzen boven de Kadijk door Jaap Graveland op 28 februari. Op 6 en 7 maart werden twee roodhalsganzen gevonden tussen de kolganzen in polder Den Hoek. Het zijn waarschijnlijk de laatste bijzondere ganzenwaarnemingen van dit seizoen, want de meeste trekken nu weer terug naar de broedgebieden. Opschudding werd er op 20 maart veroorzaakt door een Amerikaanse smient, gevonden door Paul Schrijvershof op eendenkooi ‘De Bakkerswaal’. Een aantal mensen heeft deze vogel die dag nog kunnen zien, maar een dag later was hij gevlogen. De laatste waarneming van deze soort in de Krimpenerwaard stamde uit 2006. Op Vogelplas Middelblok en in het helofytenfilter werden een paar pijlstaarten waargenomen en ondertussen doken ook de eerste zomertalingen op, in het Doove Gat en polder Beneden-Haastrecht. Tijdens de vogelexcursie op 29 maart in polder Keulevaart werd ook een mannetje zomertaling waargenomen. Zeer opvallend is de waarneming van een mannetje brilduiker op Vogelplas Middelblok door Hans Stoel op 11 maart. De waarneming is ondersteund door goede foto’s. Brilduikers laten zich normaal gesproken alleen maar zien op de grote rivieren. Van grote zaagbekken weten we dat ze slapen in polder Keulevaart en uit die omgeving kwamen dan ook enkele waarnemingen. Een rode wouw werd anoniem gemeld boven Krimpen aan den IJssel. Het betrof een overvliegend exemplaar op 1 februari. Op 16 februari werd door Maria Spruit een zeearend ontdekt in polder Beneden Haastrecht. De vogel was enige tijd ter plaatse en kon door toegesnelde
6
De Waardvogel – april 2014
vogelaars worden gezien tot de vogel wegvloog richting Schoonhoven. Twaalf dagen later zag zij mogelijk dezelfde vogel vliegen in polder Den Hoek. Arie Dorsman kon de vogel vanuit Opperduit ook waarnemen en zag dat de zeearend flink lastig gevallen werd door een slechtvalk. Bruine kiekendieven werden weer volop gezien en er kwamen drie waarnemingen van een smelleken binnen, namelijk uit polder BenedenHaastrecht, polder Bovenkerk en polder Kattendijksblok. Waterrallen lijken het goed te doen en werden meerdere keren gemeld uit de uiterwaarden van de Lek. Op 25 februari was er een mooie dag met trek van kraanvogels, die op drie plekken in de Krimpenerwaard werden gezien. Twee vogels over de Bonrepas (Harm Blom), 35 vogels over Krimpen aan den IJssel (Gert Blom) en zes vogels over Vlist (Max Ossevoort). De Blommen jr. en sr. lijken soms een abonnement te hebben op kraanvogels! Twee paartjes kluten werden begin maart gezien, respectievelijk langs de Hollandsche IJssel bij Hitland en langs de Lek bij de Zaag. Ton de Groot vond op 10 maart drie bontbekplevieren op het nieuw afgegraven deel van het Doove Gat en op 16 maart zat er nog één. Vanaf 24 maart doken ook hier en daar weer kleine plevieren op. Bonte strandlopers, kemphanen en bokjes trokken allemaal in kleine aantallen door en tussen de grutto’s werden af en toe IJslandse grutto’s gevonden. Op 23 maart werden twee zwarte ruiters opgemerkt in het Doove Gat en de eerste groenpootruiter vloog op 23 februari al over Haastrecht. Zwartkopmeeuwen werden weer gemeld vanaf 10 maart. Meestal betrof het enkelingen tussen de kokmeeuwen. Geelpootmeeuwen en pontische meeuwen werden ook weer regelmatig gemeld en vooral de strekdam bij De Hem (Schoonhoven) lijkt een goede plek te zijn voor beide soorten. Rudi Terlouw en Diny Buisman zagen op 24 februari een kerkuil jagen in polder Kattendijksblok. IJsvogels lijken goed de winter doorgekomen te zijn met vooral waarnemingen in de zuidwestelijke hoek van de Krimpenerwaard. Henk Gazan vond op 19 februari in het Krimpenerhout een kleine bonte specht en achter de Kwakels werd door Max Ossevoort op 17 maart een zingende boomleeuwerik waargenomen. De oeverzwaluw was dit jaar één dag eerder terug dan de boerenzwaluw, met eerste waarnemingen op respectievelijk 22 en 23 maart. Iets minder dan gebruikelijk werden rouwkwikstaarten opgemerkt in maart; slechts vier waarnemingen werden gemeld. Een roodborsttapuit was lange tijd aanwezig in polder Middelblok, maar er werden ook exemplaren
gezien bij Berkenwoude, in Achterbroek, bij Opperduit en in polder Den Hoek. Op 6 maart werd door Gabriëlle Heuvelman een bijzonder vroege waarneming gedaan van vier beflijsters in polder Achterbroek. Van de grote lijster kwamen drie waarnemingen, waarvan twee uit de omgeving Schoonhoven en een uit Lekkerkerk. Ik ben benieuwd of er weer gebroed gaat worden in de Krimpenerwaard. Op de inmiddels bekende plekken langs de Lek werden Cetti’s zangers gehoord en bij De Snakkert, Opperduit en de Buitenlanden werden baardmannetjes opgemerkt. Solitaire vuurgoudhaantjes werden in het Loetbos, EZH-bos en rondom Krimpen aan de Lek gemeld en ook kepen werden verspreid over de Krimpenerwaard gezien. Het Krimpenerhout leverde als gebruikelijk groepjes barmsijzen op, zowel grote als kleine. Een goudvink werd door Max Ossevoort gezien in het EZH-bos op 11 februari en tenslotte zag Maria Spruit op 12 maart een appelvink in Haastrecht die kort ter plaatse was. Al met al werden er weer veel mooie soorten gezien de afgelopen twee maanden en dat kan in de toptijd die er nu aan komt alleen maar beter worden! Blijf dus bijzondere waarnemingen invoeren op krimpen.waarneming.nl, want dan kunnen er zoveel mogelijk mensen van meegenieten.
Huiszwaluwnestje in Haastrecht Bas Hubers Naar aanleiding van het artikel in het AD over de boerenzwaluw wil ik vertellen dat wij het vorig jaar hebben genoten van een echtpaar huiszwaluw. Aan de achterzijde van ons huis (aan de A. Schweitzerstraat in Haastrecht) zagen wij ineens een echtpaar bezig met het bouwen van een nest. De buren waren er niet zo blij mee, vandaar het plankje voor de poep. Geweldig om te zien hoe kunstig dit wordt gebouwd. Na vaak heen en weer vliegen was het nest klaar en konden we vol spanning wachten op het uitkomen van de eieren. Na enige tijd werd er door het echtpaar veel heen en weer gevlogen; de eieren waren uit. Elke dag keken we met spanning naar het vervolg van het voeren en uiteindelijk kwamen er wat kopjes naar buiten. Na verloop van tijd vloog het eerste jong uit, wat bleef terug komen op het nest. Uiteindelijk zijn er, denken wij, vijf jongen uitgevlogen. Nu maar zien of zij in het voorjaar weer terug komen. De foto's geven een beeld van het nest.
Argusvlinders tellen in de Krimpenerwaard Gabrielle Heuvelman, coördinator vlinders en libellenwerkgroep We zijn benaderd door Anthonie Stip, woonachtig in de Alblasserwaard, die namens De Vlinderstichting een onderzoek gaat doen naar het voorkomen van de argusvlinder. Hij heeft ons benaderd met de vraag of wij in de Krimpenerwaard mee willen doen aan het telweekend op 17 en 18 mei. Wij hebben dit als NVWKwerkgroep opgepakt en doen mee met het onderzoek. Argusvlinder, foto: Gabrielle Heuvelman
Hiervoor vragen wij aan u als lid en geïnteresseerde in vlinders om mee te doen. Dit kan op twee wijzen: een uur lang intensief door het tellen in een zgn. kilometerhok, of wat kleinschaliger door in dat weekeinde extra op te letten tijdens een wandeling of bijvoorbeeld in uw tuin. Voor meer informatie verwijzen wij u naar een artikel op pagina 36 en de website van de NVWK. Wilt u een kilometerhok tellen dan kunt u zich opgeven door een mail te sturen naar xxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxx.xxx. Zij heeft een overzicht van de hokken die geteld zouden moeten worden. Wilt u geen hok tellen, maar wel meedoen met het onderzoek, dan kunt u alle waarnemingen van de argusvlinder in dat weekend aan mij doorgeven of invoeren op www.krimpen.waarneming.nl. De Waardvogel – april 2014
7
Op deze voorjaarswandeling stond de zorg voor het nageslacht centraal: een bruine kikker tussen haar kikkerdril; padden leggen hun eitjes in snoeren; de rietgorzen zijn terug om hun jongen hier groot te brengen; de grauwe gans zit op haar eieren; deze wilde eend is reeds een gelukkige moeder; de koeien moeten voor onze melk zorgen, maar eens per jaar mogen zij ook een kalf werpen. Foto’s: Huig Bouter en Sandra Bouman
Vogelwandeling
Doove Gat en polder Keulevaart
Sandra Bouman Dat de weidevogels terug zijn en de vroege doortrekkers het veenweidegebied van het Groene Hart weer hebben gevonden, bleek maar weer tijdens de stevige wandeling op 29 maart. Al om 8 uur stonden de fanatieke vroege vogels van de NVWK klaar om onder leiding van Erik op (positieve) jacht te gaan. Zoals de cursisten van de vogelcursus weten is positief denken het begin van het spotten. Goed denken aan de vogel die je wilt zien en ja hoor, na een paar passen langs het hoge riet was het direct raak...een blauwborst! En wat voor één. Uitbundig zingend in het riet kwam hij (want de vrouwtjes hebben de opvallende blauwe borst niet) steeds dichterbij tot ook de verrekijkers een helder beeld gaven van deze mooie zanger. De op het nabijgelegen nest zittende ooievaars vonden die voorkeur voor aandacht blijkbaar niet prettig en klepperden er lustig op los om toch het gewenste effect te bereiken. Het rietbos is gelegen nabij het Doove Gat. Dit is een stuk van het graslandgebied wat van grote betekenis is voor de Nederlandse polderbemalingshistorie. Het betreft een 15e-eeuwse bergboezem waar in tijden van wateroverlast het water vanuit de Vlist met behulp van meerdere windmolens tijdelijk in de polder (in een omkade boezem) werd opgeslagen. Dit systeem van getrapte windbemaling werd hier voor het eerst in Nederland toegepast. Het enige wat nog rest van de molens is de inmiddels herstelde molen langs de Vlist bij het Doove Gat. Het hoogheemraadschap is begonnen met herstelwerkaamheden en een aantal boezems worden in ere hersteld. Na de geschiedkundige uitleg van Erik lieten ook de man en vrouw rietgors zich goed zien. Omdat het weer zeer goed beloofde te worden en de dikke winterkleding niet was meegenomen vervolgden we de tocht langs de plas en de Vlist. Krakeenden, veldleeuwerik, kwikstaart, zomertaling, wintertaling en tjiftjaf lieten zich goed horen en bijna allemaal ook zien. Gezocht werd nog naar de steenuiltjes, maar die vonden het vast nog iets te koud.
De wandeling wekte veel aandacht bij de overige wandelaars. Op de betreffende zaterdag werd namelijk ook de 14e WZ-wandeldag Schoonhoven gehouden. Een deel van die wandeltocht lag op onze route, maar na de koffiestop gingen we over op het onverharde wandelpad door polder Keulevaart. Deze polder is naast sloten voorzien van een paar plassen waarop de grutto's, krakeenden, witgat, watersnip, tureluur en meerkoeten zich prima vermaakten. Boven de polder vlogen heel mooi de kieviten rond met hun spectaculaire vlucht en speciale roep. Dat deden ze niet zomaar voor de lol, want wie goed keek zag de vogels op hun nest in het weiland zitten. De bruine kiekendieven, buizerds en een sperwer hadden dat ook in de gaten en cirkelden meerdere malen rond op zoek naar een geschikte prooi. Vanwege het mooie weer mochten ook de koeien naar buiten. Dat blijft toch ook altijd weer een fraai gezicht. Achter elkaar aan, op naar het malse gras genieten van de rust... alhoewel, de wandelaars waren toch ook wel interessant. Al met al hebben we in 4 uur en 9 km enorm genoten van het heerlijke weer en de mooie natuur. Het waterleven is er echter bij ingeschoten, maar met hulp van Huig Bouter delen wij hierbij een aantal prachtige plaatjes. Ter lering en vermaak hierover het volgende. In de sloot zijn diverse eitjes te zien. De bruine kikkers leggen het welbekende kikkerdril. Grote klompen met dril waarin je heel goed de zwarte stipjes kunt zien welke uit zullen groeien tot kikkervisjes. De meer als een draad gevormde eitjes zijn echter eitjes van padden. Dit heet paddensnoer en hangt tussen de stengels van waterplanten in. En de groene kikker dan? Die verstopt zijn eitjes, goed vastgeplakt onder bladeren van waterplanten. Deze zijn echter niet om te zoeken. Om eitjes te vinden zult u toch even moeten wachten tot het weer Pasen is. De Waardvogel – april 2014
9
Zangers in het riet
(2)
broedsucces en het belang van overjarig riet Jaap Graveland Rietzangers en kleine karekieten: we horen en zien ze regelmatig. Maar waar bouwen ze hun nesten, wat komt er van de legsels terecht en waardoor wordt dat bepaald? Is overjarig riet werkelijk zo belangrijk zoals vaak wordt gezegd en waar ligt dat dan aan? Ik kreeg de kans om dat te onderzoeken, als onderdeel van een grote studie om tot een beter beheer van onze rietmoerassen te komen. Het vorige artikel ging over de achtergrond en opzet van het onderzoek; hier volgen de resultaten. Kleine karekiet, bron: www.sioc.cat
Voorkeur voor overjarig riet Wat leverde al dat karteren en tellen nu op? Bij vogels onderscheiden we eerste legsels, vervolglegsels (jargon voor een nieuw legsel, als het eerste legsel is mislukt) en tweede legsels (een nieuw legsel na het uitvliegen van de jongen van het eerste legsel). Dat onderscheid is belangrijk omdat die legsels verschillen in legdatum en nestsucces. Dus voor een zuivere vergelijking beperkte ik me tot de eerste legsels (dat waren ook verreweg de meeste). Ik vergeleek het aantal nesten dat ik vond met het aantal paartjes waarvan ik zeker was of vermoedde dat ze een nest hadden. Daaruit bleek dat ik 95% van de karekiet- en 80% van de rietzangernesten had gevonden. Voldoende dus voor een representatief beeld. In wat voor vegetatie nestelden de vogels? Voor de karekiet was het beeld eenvoudig: alleen in riet. Soms waren nesten behalve aan rietstengels ook vastgemaakt aan een stengel van zuring, brandnetel en dergelijke, maar dat waren uitzonderingen. De rietzanger liet meer variatie zien: bijna 58% zat in het riet, 42% zat in drijftillen*, zeggen of gele lis. Van die 42% zaten de meeste nesten in pollen moeraszegge (Carex acutiformis). Moeraszegge is één van de vroegste soorten in laagveenmoerassen; hij bloeit gelijk met de dotterbloem. Omdat ik mijn onderzoek concentreerde op de oevers langs de vaarten en petgaten** drukte ik de dichtheden uit in aantallen nesten per 100 meter oever. In jong riet zat gemiddeld één karekietnest per 300 meter oever, in overjarig riet één nest per 65 meter oever, dus bijna vijf keer zoveel. Dat verschilde trouwens sterk: in een warm voorjaar kwam de rietgroei snel op gang en nestelden er meer vogels in jong riet dan in een koud voorjaar. In gebieden met weinig overjarig riet was er weinig keus en zaten de vogels veel meer op een kluitje in overjarig riet dan in gebieden met meer overjarig riet. Bij de rietzangers was de voorkeur voor overjarig riet en andere overjarige vegetatie nog sterker: één nest per 3000 meter (!) in jong riet, en één nest per 150 meter in overjarig riet, dus twintig keer zo veel. Rietzangers hadden waarschijnlijk een sterkere voorkeur voor overjarig riet dan karekieten, omdat ze veel eerder beginnen met broeden. Rietzangers begonnen namelijk twee weken eerder met de eileg dan kleine karekieten. Dat is waarschijnlijk omdat karekieten alleen kunnen nestelen in riet, en de rietstengels voldoende hoogte,
10
De Waardvogel – april 2014
sterkte en dichtheid moeten bereiken om het nest veilig in op te kunnen hangen. Maar ging het de vogels nu echt om overjarig riet of stond dat riet toevallig op plekken die om een andere reden voor de vogels aantrekkelijk waren? Dat konden we in De Weerribben mooi onderzoeken, omdat de riettelers niet elk jaar op de zelfde plekken het riet afmaaiden. Zo hadden we dus plekken waar in het ene jaar wel overjarig riet stond en in het volgende jaar niet en plekken waar dat andersom was. Het enige wat ik nu hoefde te doen was kijken of in het jaar dat er overjarig riet op een stuk oever stond, er meer vogels en nesten zaten dan in jaren waarin er alleen jong riet stond. De resultaten waren zeer duidelijk: in een jaar dat er overjarig riet op een plek stond, zaten er twee tot tienmaal zoveel vogels als in een jaar dat er alleen jong riet stond. Kortom, vogels zitten graag in overjarig riet vanwege dat riet zelf en niet vanwege minder verstoring of andere kenmerken van de nestlocatie. Maar waarom is dat overjarige riet zo belangrijk? Datum van eerste eileg De karekieten legden in overjarig riet gemiddeld acht dagen eerder dan in jong riet, de rietzangers vier dagen. Net als bij de voorkeur voor overjarig riet waren er weer grote verschillen tussen jaren: in het warme voorjaar van 1993 legden kleine karekieten maar zes dagen later in jong riet dan in overjarig riet. Maar in het koelere 1994 en 1995 was het verschil twaalf dagen. Het kleine verschil in legdatum tussen jong en overjarig riet bij de rietzangers was een onderschatting van het werkelijke verschil: een deel van de nesten in jonge vegetatie riet zat toch eigenlijk in een klein restje overjarige vegetatie. Vroeg broeden is om een aantal redenen voordelig voor vogels. De jongen hebben na het uitvliegen meer tijd om voldoende vetreserves aan te leggen voor de trek. Ze hebben ook meer tijd om het gebied te leren kennen, wat voordelig is als ze het jaar erop terugkeren (de meeste jonge vogels keren terug in het gebied waar ze zijn geboren). En dichter bij huis: als een legsel mislukt hebben vroege vogels meer tijd om het opnieuw te proberen dan late vogels. Predatie in jong en overjarig riet Was dat vroege broeden het enige voordeel van overjarig riet? Bepaald niet. Bij dit soort zangvogels, die gewoon
in open terrein broeden en niet in een beschermende nestholte, is predatie vaak de belangrijkste oorzaak van het mislukken van nesten. En daarin vonden we grote verschillen. Nesten mislukten door predatie, wind, parasitering door de koekoek en door onduidelijke oorzaken (bijvoorbeeld predatie van de ouders). Het mislukken van legsels door slecht weer of voedselgebrek, te herkennen door het één voor één verdwijnen van de jongen, of het achterblijven van dode jongen in het nest (bij koolmezen bijvoorbeeld heel gewoon) namen we bijna nooit waar. Bij de kleine karekiet is dat misschien niet zo verwonderlijk: ze hebben kleine legsels en de jongen verlaten al na 11 dagen het nest! Predatie was verreweg de belangrijkste oorzaak van mislukken van legsels. Karekietnesten mislukten viermaal en nesten van rietzangers zevenmaal zo vaak door predatie als door alle andere oorzaken bij elkaar. Rietzangernesten werden twee keer zo vaak gepredeerd als karekietnesten, zowel in jonge als in overjarige vegetatie. Zowel karekietnesten als rietzangernesten werden in jong riet twee maal zo vaak gepredeerd als in overjarig riet. Er is een trucje om uit alle waarnemingen te berekenen wat de dagelijkse kans op het mislukken van een nest is, ongeacht of je een nest nu al gevonden hebt voordat er een ei is gelegd of pas als er al jongen zijn. Met die dagelijkse predatiekans is weer uit te
rekenen wat de kans is dat een nest mislukt na het leggen van het eerste ei, met andere woorden: hoeveel procent van de legsels uiteindelijk mislukt. In jong riet mislukte 33% van de karekietnesten door predatie, in overjarig riet maar 17%. Bij rietzangers was dat veel hoger voor eenzelfde periode: 63% in jonge vegetatie tegen 36% in overjarige vegetatie. De werkelijke kans op mislukken van de rietzangernesten was nog hoger omdat hun broedcyclus acht dagen langer duurt dan bij de kleine karekiet. Van rietzangernesten in jonge vegetatie mislukte 60% (in jong riet zelfs 73%), in overjarig riet of andere oude vegetatie mislukte ‘maar’ 44%. Beschutting van het nest Het is niet zo moeilijk te bedenken waarom nesten in overjarig riet minder werden gepredeerd dan in jong riet: ze zijn gewoon beter verborgen. Maar ik had een degelijke opvoeding gehad als onderzoeker, dus ik wilde dat wat beter uitzoeken. Ik heb daarom in de loop van de jaren allerlei kenmerken gemeten van de nestplaats: de afstand van het nest tot de rand van het riet, de hoogte van het nest vanaf de grond en de dichtheid van jonge en overjarige rietstengels. Voor het meten van die stengeldichtheid gebruikte ik een zelf gefabriceerde soort houten winkelhaak met poten van een halve meter. Die hield ik in het riet en binnen de contouren van het
Rietzanger, foto: Peter Stam
De Waardvogel – april 2014
11
denkbeeldige vierkant dat ik zo vormde telde ik dan alle stengels. Dat vermenigvuldigde ik dan met vier en voilà, het aantal stengels per vierkante meter. Heel simpel hoor, onderzoek doen. Wat bleek? Dat karekietnesten in het minder dichte riet ongeveer tweemaal zo vaak gepredeerd werden dan in het dichte riet. En dat de karekietnesten die het dichtst bij de rand van het riet zaten drie maal zo vaak werden gepredeerd als de nesten die dieper weg in het riet zaten. Kortom, dat het loonde om het nest dieper in het riet en in dicht riet te bouwen. Wezels en andere grondpredatoren Ik schreef net dat rietzangers waarschijnlijk vaker nestelen in overjarig riet en andere vegetatie dan karekieten, omdat ze eerder met broeden beginnen. Maar er is nog een reden denk ik: rietzangernesten lopen een groter risico om gepredeerd te worden, ondanks het feit dat ze moeilijker te vinden zijn dan karekietnesten (voor mij althans). Elke dekking is dan welkom. Die hoge predatiekans werd waarschijnlijk veroorzaakt door grondpredatoren, zoals muizen, ratten, wezels en hermelijnen. Tijdens het onderzoek heb ik een paar keer een wezel of een hermelijn door de vegetatie zien scharrelen. Ze zochten dan gewoon de oevers af, alsof ze wisten dat daar de meeste nesten zaten. Tandafdrukken in eieren, resten van nestjongen in de nestkom en naar beneden getrokken nesten waren duidelijke indicaties dat nesten werden gepredeerd door grondpredatoren. Bij gepredeerde rietzangernesten vond ik dit drie keer zo vaak als bij karekieten. Maar waardoor werden die karekieten dan minder vaak gepredeerd door grondpredatoren? Waarschijnlijk voor een deel omdat de nesten hoger zaten: rietzangernesten zaten gemiddeld 30 cm hoog, karekietnesten bijna 60 cm hoog. Het is voor zoogdieren natuurlijk lastiger om de nesten langs die gladde rietstengels te bereiken. Dwergmuizen hadden daar overigens helemaal geen moeite mee; ik vond een paar keer kleine muizenkeutels in de gepredeerde nesten. Case closed Het is duidelijk: karekieten en rietzangers broeden bij voorkeur in overjarig riet, omdat het meer bescherming tegen predatie biedt dan jong riet, en omdat ze er eerder met nestelen kunnen beginnen. Niet om een andere reden. De resultaten lieten ook zien dat overjarig riet voor rietzangers belangrijker is dan voor karekieten. Dus rietzangers hebben meer last van het maaien van het riet dan karekieten. Dat kan hebben bijgedragen aan de afname van de rietzangers. Ik had kunnen onderzoeken of dat werkelijk het geval was door getallen te verzamelen over de hoeveelheid gemaaid riet in de loop van de jaren. Een lastige klus, omdat dit meestal niet goed wordt bijgehouden. Gelukkig bleek dat ook niet nodig. Gelijktijdig met mijn onderzoek keek onderzoekscollega Ruud Foppen naar Afrika. Hij liet zien dat het
aantalsverloop van de rietzanger sterk correleerde met neerslagcijfers in de Sahel, het belangrijkste overwinteringsgebied. De kleine karekiet is veel minder gevoelig daarvoor, omdat die in drogere gebieden overwintert. De laatste vijftien jaar is het in de Sahel weer veel natter dan in de decennia daarvoor. Net als voor de purperreiger zijn het nu goede jaren voor de rietzanger. Laten we hopen dat het zo blijft. Maaien en graven Aan de situatie in Afrika kunnen we niet veel doen. Maar we kunnen er wel voor zorgen dat de rietzanger, een pluk veren van 12 gram (dat is iets meer dan een twee euro munt), na een tocht van 6000 kilometer een plek vindt om te broeden. Mijn eigen onderzoek liet zien hoe belangrijk overjarig riet is. Maar als we het riet niet maaien wordt het snel rietruigte en tenslotte bos. Zo is ook bijvoorbeeld de hele Krimpenerwaard ontstaan, de naam Berkenwoude herinnert daar nog aan. Dus moeten we nu wel maaien of niet maaien? Het antwoord is ‘ja’ en ‘ja’. Maaien moet, maar je moet tegelijk ook stukken overjarig riet laten staan. Vandaar dat we tegenwoordig cyclisch beheer toepassen in onze moerassen: we maaien elk jaar maar een deel van het riet en elk jaar weer een ander deel. Zo komen we de rietvogels tegemoet en remmen we de successie naar bos. Dit is echter geen blijvende oplossing. Het komt er hoe dan ook op neer dat het riet in sommige winters blijft staan en dat de successie dus wel wordt afgeremd, maar niet wordt gestopt. Uiteindelijk wordt rietmoeras bos. Als we rietvogels en rietmoeras willen houden moeten we eens in de zoveel tijd echt ingrijpen. Dat betekent: de sloten of plassen uitgraven zodat de rietgroei weer helemaal opnieuw begint. Dat is wat nu gebeurt in onze laagveenmoerassen, bijvoorbeeld in Nieuwkoop, de Groene Jonker, in het Vechtplassengebied en in De Weerribben. De beste oplossing: natuurlijk beheer via het waterpeil Er is één manier om op een meer natuurlijke manier het rietmoeras te behouden. Dat is door het natuurlijke waterpeil weer te herstellen: hoog in de winter, laag in de zomer. Dat een wisselend waterpeil belangrijk is, zien we vlak bij ons, langs de Lek. Hier staan her en der stevige rietkragen. Die staan er al tientallen jaren en veranderen nauwelijks. Dat komt door de wisselende waterstand als gevolg van de variatie in de rivierafvoer, maar vooral door het getij (de invloed van de zee reikt ongeveer tot Schoonhoven). Het water breekt ’s winters de dode rietstengels en voert het rietstrooisel af. Daardoor start het riet elk voorjaar weer bij nul. Hoe dit precies in elkaar zit, en hoe je dat waterpeil kan gebruiken vertel ik een andere keer, aan de hand van onze grootste zanger in het riet, de grote karekiet. Chirrr… Reacties kunnen naar xxxxxxxx@xxxxx.xx.
* Een drijftil of kragge is een drijvend eiland van plantenmateriaal in een veenput of -plas. Drijftillen kunnen uitgroeien tot grote matten waarop bijzondere vegetatie zich kan ontwikkelen en zorgen op den duur voor verlanden van het water doordat wortels zich aan de bodem ankeren. ** Petgaten zijn ontstaan in veenlandschap door vervening (voor eigen gebruik als brandstof) door een boer, vergelijkbaar met een veenput. De gaten vulden zich met water en waar ze zich aaneensloten doordat smalle tussenliggende veenpercelen wegsloegen, konden grote plassen ontstaan zoals de Nieuwkoopse plassen of De Weerribben. Red.
12
De Waardvogel – april 2014
Oeverzwaluwwand bij Lageweg Max Ossevoort Een aantal jaren geleden is bij Lageweg door Rijkswaterstaat een zogenaamde ‘oeverzwaluwwand’ aangelegd, de enige in de Krimpenerwaard, die vervolgens is overgedragen aan het Zuid-Hollands Landschap (ZHL). De oeverzwaluwwand bleek echter niet geschikt voor oeverzwaluwen om in te broeden. Zo is de onderste rij gaten op een dusdanige hoogte geconstrueerd dat bij vloed de gangen onder water komen. Daarnaast is de klei die achter de wand gestort is, zo hard (volgens de algemene eisen van Rijkswaterstaat), dat oeverzwaluwen er met geen mogelijkheid een gang in kunnen graven. Deze constatering was voor de NVWK aanleiding om onder leiding van onze zwaluwcoördinator Nico van Dam, actie te gaan nemen. Als basis hiervoor gebruikten we het advies van Wim Smeets, de Nederlandse oeverzwaluwspecialist. In de maanden februari en maart is de oeverzwaluwwand door vrijwilligers van de NVWK en met medewerking van het ZHL geschikt gemaakt voor oeverzwaluwen. Nu is het wachten op de ingebruikname van de wand. Uiteraard kijken we daar dit jaar reikhalzend naar uit. Als bewoning plaatsvindt, worden de gangen jaarlijks leeggehaald en met zand opnieuw afgevuld.
2. Dan opvullen met zand m.b.v. de uitvinding van Leen den Hartog. Best leuk werk vindt Jannie. 1. Het mechanisch uitboren door het ZHL van de eerste 70 cm en daarna de rest tot 120 cm met de hand!
4. Netjes afgevuld.
.
3. Jan Heuvelman zorgt voorde zandaanvoer.
8. Dat was weer goed teamwork.
14
De Waardvogel – april 2014
5.
6.
5. Vervolgens worden RVS platen geplaatst die glad zijn, waardoor ratten die wel tegen de ruwe oever kunnen opklimmen, niet bij de nesten kunnen komen. 6. De glanzende platen kunnen oeverzwaluwen afschrikken door hun eigen spiegelbeeld. Daarom worden ze mat geschilderd en met zand gecamoufleerd. 7. Een mooi overzicht van de wand, nog zonder de ronde platen.
9. Het eindresultaat. Foto’s: Max Ossevoort en Jannie Monhemius
Natuur
en de
overheid: wensdenken
Joke Colijn Er gebeurt enorm veel de laatste tijd op het gebied van kaders stellen voor natuurbeleid. Helaas moet ik constateren dat zowel bij de Rijks- als de provinciale overheid veel gebaseerd is op wensdenken en vrijblijvendheid. De NVWK zet zich op allerlei manieren in om volgens onze doelstellingen, de natuurwaarden in de Krimpenerwaard te beschermen en te behouden, en we profileren ons steeds meer als een (niet altijd welkome) gesprekspartner als economische belangen en natuurbelangen botsen. Het trieste is, dat bij gebruik maken van elkaars expertise die belangen helemaal niet hoeven te botsen. In goed overleg kan er ook in de Krimpenerwaard ruimte zijn voor natuur, zowel als voor landbouw en recreatie. Op dit moment is de dreiging echter groot dat de Krimpenerwaard door de provinciale overheid is ontdekt als een groene oase waar – hoe is het mogelijk! – nog geen wandel- en fietspaden liggen in elk kilometerhok, en waar de recreatieve voorzieningen nog een zeer primitief peil hebben! Gooi die waard open met infrastructuur dwars door al dat groen, bied overal vaargelegenheid aan (motor)bootjes, zorg voor voldoende aanlegsteigers en aansluitende waterverbindingen, stamp op grote schaal overnachtingsmogelijkheden uit de grond, dan zul je eens zien hoe de mensen kunnen genieten van die fraaie natuur en hoeveel geld dat agro-toerisme gaat opleveren! Begrijp me goed, ik misgun niemand een mooie fietstocht door de Krimpenerwaard, die pittoreske Bed & Breakfast mogelijkheden zijn echt heel aantrekkelijk, kanoën op de Vlist of de Loet is natuurlijk dikke pret of misschien juist wel de ultieme stiltebeleving, en kamperen met je tentje in de boomgaard bij de boer is vanzelfsprekend genieten voor gezinnen met kinderen. Maar houd het kleinschalig! Openstellen van de vaarwegen voor breed gebruik, ondoordachte planning van fiets- en wandelpaden, grootschalige overnachtingsmogelijkheden en permanente campings die ver uitsteken in het achterland; ze veroorzaken verdere versnippering van de natuur en het leefgebied van de weidevogels; ze hebben het al zo moeilijk. Bovendien: daar kwamen die mensen toch voor? De grutto zien voordat hij is uitgestorven? Rijksnatuurvisie ‘Natuurlijk verder’ Deze week kwam de rijksnatuurvisie uit, met veel trots gepresenteerd door de staatssecretaris mevrouw Sharon Dijksma (Economische Zaken): Ik heb met name de pagina’s 39 en 40 over de landbouw heel aandachtig gelezen. Ze stelt haar doelen wel goed: duurzaamheid, samenwerking, efficiënt gebruik grondstoffen, groene kringloop, Nederland heeft verantwoordelijkheid, biodiversiteit beschermen, instandhouding Habitat- en Vogelrichtlijn-soorten, dit zijn de woorden die ze om de haverklap gebruikt. Maar ze schrijft ook over de inzet van het kabinet: “De Rijksoverheid dient geen voorschrijvende of dwingende rol te hebben, maar te ondersteunen en te stimuleren… De provincies nemen de regie op zich en zorgen ervoor dat de betrokken partijen en belangen in de regio’s bij elkaar worden gebracht. Tegelijkertijd houdt het Rijk de taak om kaders vast te stellen.” De tendens valt op van het terugtrekken van de overheid en het meer betrekken van de maatschappij. Op zich is er niks mis met een inzet op een integrale (natuurinclusieve) aanpak en het laten bijdragen van de maatschappij aan natuurdoelen. Daar zijn wij als vrijwilligers dagelijks mee bezig. Maar de nadruk ligt erg op het samengaan van natuur met economische ontwikkelingen (‘natuur mag geen hindermacht meer zijn’). Vergeten wordt dat de natuur al jaren steeds verder teruggedrongen wordt ten koste van de economische ontwikkelingen, omdat de wapens van de natuur niet krachtig genoeg zijn om zichzelf in stand te houden,
zeker niet in ons overvolle land. Ze deelt hooguit een plaagstootje uit, waarna de economie alsnog over haar heen walst. Terwijl de mens in dit volle land voor zijn gezondheid mede afhankelijk is juist van robuuste natuur om te ontspannen en fysiek gezond te blijven. Bovendien presteren gezonde mensen beter en kosten minder: de economische cirkel is rond. Er staan goede zaken in die rijksnatuurvisie (zoals 'meer aandacht in het agrarisch onderwijs voor de relatie tussen landbouw en natuur'; dit is broodnodig in Wageningen) maar het blijft een juichen over Utopia, een natte droom, als niemand de opdracht krijgt om te controleren of de gestelde kaders worden nageleefd en ingevuld; als niet op resultaat wordt gestuurd en afgerekend. Eigen verantwoordelijkheid is prachtig, maar zoals we hebben geconstateerd: de praktijk van de afgelopen decennia heeft niets opgeleverd voor natuur, alleen voor de economie. En als 'eigen verantwoordelijkheid' moet bepalen hoe de keuze wordt gemaakt als het om de centen gaat, weet iedereen waar voor gekozen wordt: voor het korte geld, en niet voor duurzaamheid. Dat zie ik bijvoorbeeld in het wensdenken over de door de provincie 'gestimuleerde' (niet afgedwongen) gebiedscoalities voor de te vormen Weidevogelkerngebieden: er wordt gestimuleerd om samen te werken. Alles is vrijblijvend. De agrarische collectieven willen nu ook niet over de brug komen door ons in hun keuken te laten kijken; waarom zou dat door deze krachteloze 'provinciale stimulering' anders worden? Er valt immers veel subsidiegeld te verliezen voor een aantal delers in de subsidiepot van de agrarische sector, als de maatschappelijke organisaties (zoals de NVWK) en de terrein beherende organisaties (TBO’s, zoals het ZuidHollands Landschap en Staatsbosbeheer) mogen meekijken en meebeslissen over waar het geld heen gaat! Er wordt gesproken over het stimuleringsinstrumentarium: als dat niet anders wordt dan wat er al was (de subsidies en alle verantwoordelijkheden en controles naar de agrarische natuurverenigingen, de ANV’s) zal het zeker in de veenweidegebieden niet leiden tot verbetering van de weidevogelstand; integendeel, de dalende lijn zet door en we raken de vogels kwijt. Dat is dus een instrument wat niet werkt onder dezelfde condities. Waarom wordt er niets aan verbeterd of komt er geen vervangend, goed werkend instrument? En waar het gaat over maatschappelijke
De Waardvogel – april 2014
15
verantwoordelijkheid willen wij die als vrijwilligers graag nemen, maar we krijgen hem niet! Want waarom gaat de overheid geen gebruik maken van de gegevens die vrijwillige weidevogelbeschermers aanleveren om op resultaat te kunnen sturen? Dit laatste kun je verder professionaliseren zonder noemenswaardige kosten, en je hebt een betrouwbaar instrument. Als agrariërs werkelijk willen sturen op biodiversiteit en weidevogelbehoud, hebben ze immers niets te verliezen bij goede samenwerking; alleen maar te winnen bij de – gratis! inzet en deskundigheid van de vrijwilliger. En waarom wordt er nu nog steeds geen goed rekenmodel gepresenteerd waardoor het voor agrariërs en iedereen die zich bij deze materie betrokken voelt, inzichtelijk wordt dat er met een duurzame manier van boeren ook goede bedrijfsresultaten behaald kunnen worden? Die melkplas hoeft echt niet steeds groter te worden om een inkomen te garanderen, bovendien is de boer dan veel te afhankelijk van de fluctuatie van de melkprijs. Een daling van de bedrijfskosten die inherent is aan extensiever boeren, kan een stabielere basis voor goede bedrijfsresultaten opleveren, naast gezondere dieren en minder stress voor de boer. Dat zijn pas argumenten waarmee je binnen komt bij de ondernemer, die elke boer is. Als klap op de vuurpijl op pag. 40 een foto van een trekker die mest in een donkere wolk over het land sproeit, met ontelbare meeuwen er achter. Een idiote anticlimax. Dat is precies wat we niet willen: mest sproeien. Het valt ook overal waar het niet terecht moet komen: in de slootkanten en de sloten; en wat dacht je van de uitstoot van ammoniak-gassen in de lucht? Bovendien vreten die meeuwen de wormen en larven op voordat de weide- en akkervogels terug zijn van de trek, waardoor opvetten voor het broedseizoen steeds lastiger voor ze wordt. ‘Krimpenerhout beweegt’ Allerlei belangenvertegenwoordigers waren uitgenodigd door Groenservice Zuid-Holland (G.Z-H) op 7 april om mee te denken over bewegen in het groen in recreatiegebied het Krimpenerhout. Bewegen is gezond, zeker buiten. Dat weten knotters en snoeiers als geen ander. Onze voorzitter Max Ossevoort ging erheen met als doel te promoten dat niet het hele gebied ontsloten zal worden voor skeelers en fietsers, maar tenminste een deel als rustgebied zal worden aangemerkt voor natuurgenieters. Recreatie en natuur kunnen prima samengaan, ook in het Krimpenerhout, zolang er respect en ruimte voor beide doelen blijft. Op dezelfde plek zal er echter altijd frictie zijn. Weidevogelkerngebieden Op 1 april jongsleden werd door onderzoeksinstituut Alterra in het Provinciehuis het onderzoek naar de vorming van Weidevogelkerngebieden gepresenteerd. Hier was door de provincie Zuid-Holland om gevraagd in navolging van de provincie Noord-Holland. Alleen werden de kaders hier anders gesteld. De provincie vroeg niet hoe we de huidige populatie konden behouden en wat dat dan kost, nee. De provincie Zuid-Holland gaf
16
De Waardvogel – april 2014
Alterra een mijns inziens onmogelijke opdracht mee: dit is het budget; welk percentage van de huidige weidevogels kunnen we hiermee structureel redden in toekomstige Weidevogelkerngebieden à la NoordHolland en waar moeten die gebieden dan komen? De uitkomst is dan ook navenant: droevig. Met de door Alterra voorgestelde gebieden kunnen we bijvoorbeeld van de grutto 30% van de huidige populatie in stand houden, mits de verbeteropdrachten voor die gebieden 100% worden uitgevoerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat agrariërs en TBO’s waarvan de percelen aansluiten in Weidevogelkerngebieden, het eens moeten worden over een waterpeil wat maximaal 40 cm onder het oppervlak ligt; dat bomen en bosschages gerooid moeten worden voor de benodigde openheid van het landschap; dat er een minimaal voldoende percentage kuikenland moet komen; dat voldoende uitgestelde maaidatapercelen moeten worden aangewezen; en dat moet allemaal door eigen initiatief, op vrijwillige basis en in goed overleg overeengekomen worden. Hier staat voor agrariërs een vergelijkbare jaarlijkse subsidie voor weidevogelbescherming tegenover als men nu krijgt via de ANV’s. TBO’s hebben hun eigen regelingen. Er wordt wel rekening gehouden met een enorme eenmalige investering door de provincie om de verbeteringen uit te voeren, maar daarna moet het van het jaarlijkse budget vrijwillig lukken. Volgens Alterra is 30% een levensvatbare populatie om de soort niet te verliezen. Onder goede condities zoals geschetst, zal de soort in de Weidevogelkerngebieden in aantal kunnen groeien en de ‘overflow’ zal dan de rest van de provincie opnieuw kunnen bevolken. Om vervolgens weer uitgemaaid te worden? Ik ben heel sceptisch over dit plan (met mij alle leden van het Weidevogelberaad) en huiver al als ik denk aan de maand mei, wanneer ik boven mijn hoofd weer het gejammer hoor van de grutto’s en de contactroepen van de kieviten, waarvan de kuikens net zijn doodgemaaid. Dagen houden ze dat vol! Wat doen we ze aan, wat doen we onszelf aan, waar zijn we mee bezig? Het is duidelijk dat het anders moet, we weten inmiddels dat het anders kan, en vanzelfsprekend moeten we allemaal meedenken en samenwerken om het beste resultaat te behalen, maar dan moeten Rijk en provincie ook hun bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen en eens gaan besturen. Ze moeten het overleg tussen alle partijen initiëren en begeleiden, en duidelijke minimale eisen stellen aan de te behalen doelen. Het is voor sommige soorten één voor twaalf, er is geen jaar te verliezen. Het overlaten aan vrijwilligheid van degenen met economische belangen waar het gaat over samenwerking tussen economisch- en natuurbeleid, is echter een utopie als de natuursector via de maatschappelijke organisaties en de TBO's geen handvatten geboden krijgt om mee te beslissen. Er moet krachtig gestuurd en gecontroleerd worden om natuurdoelen te halen; dat is een taak van de overheid. Bovendien moet een overheid die in een Rijksnatuurvisie het economisch belang van natuur erkent, ook voldoende geld vrijmaken om een goed en duurzaam beheer van die natuur te garanderen. Het betaalt zichzelf terug.
Bakkerswaal Huug H. Luigies Zilveren rimpels op een open plas Gesnater en geklater Een zompig pad, dras moeras Smienten fluitend op het water Licht valt door het bladerdak Spinrag op mijn natte huid Een verstilde varen bij een wilgentak Iets dat op naderend onheil duidt Zwarte scholvers, grote vleermuizen Lugubere aanwezigheid Dan een schrik, klapperende veren Op weg naar de eeuwigheid?
Foto: Hans Stoel
Weidespreeuw in duikvlucht Bron tekst en foto’s: Red de Rijke Weide – nieuwsbrief 5 – www.redderijkeweide.nl
Spreeuwen leven eigenlijk voor een deel net als weidevogels. In het gras vinden ze hun belangrijkste voedsel: emelten, de larven van de langpootmug. Behalve onder dakpannen broeden ze in (boom)holtes in de buurt van weilanden en de jongen die eind mei – haast allemaal tegelijkertijd – uitvliegen verzamelen zich in grote groepen; vaak op en rond weides. Wie kent het niet? Die enorme spreeuwenwolken van duizenden, tienduizenden vogels, samen sierlijk zwenkend, de lucht verduisterend, op weg naar hun slaapplaats? Op die slaapplaatsen kunnen zich tot enkele honderdduizenden spreeuwen verzamelen, een spectaculair fenomeen. Je zou het niet zeggen als je die enorme aantallen op één plek ziet, maar de spreeuw neemt als broedvogel de laatste decennia fors in aantal af. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa: tussen 1980 en 2011 met 52%. Droog grasland nekt spreeuw? Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de afname van de spreeuw voor een groot deel wordt veroorzaakt door de afname van het areaal grasland. Juist ja, van rijke weides. De omzetting van grasland in bouwland en maïsland én de toenemende verdroging van het resterende grasland is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak voor de achteruitgang van de spreeuw. In droge grond zijn minder emelten en regenwormen te vinden, en dat was nou juist hun belangrijkste voedsel. Om meer uit te vinden over de oorzaken van de achteruitgang van de spreeuw hebben Sovon en Vogelbescherming 2014 uitgeroepen tot het Jaar van de Spreeuw. Op verschillende manieren wordt onderzoek gedaan. Spreeuw voor de lens Honderd nestkasten met camera worden komend jaar in de gaten gehouden door vrijwilligers. Hoeveel eieren legt het spreeuwenpaar in de kast? Hoeveel jongen komen uit? Welk voedsel krijgen de jongen voornamelijk van pa en ma en hoeveel? Wanneer worden de eieren gelegd en wanneer vliegen de jongen uit, en in welke conditie verkeren ze? Eventuele regionale verschillen komen zo boven water. De spreeuwenkasten hangen door het hele land verspreid, zowel in de stad als op het boerenland. Voor wie ook graag een spreeuwengezin van dichtbij wil observeren: vanaf 1 maart kan dat via www.beleefdelente.nl. Serieus tellen Er worden ook spreeuwen geteld. Als de jongen zijn uitgevlogen en zich mengen in grote groepen met volwassen vogels, gaan vrijwilligers van Sovon tellen wat het aandeel jonge vogels in die groep is. Ze doen dat eind mei na het uitvliegen, in de herfst en nog een keer in de winter. Door het aandeel jonge vogels in een groep (meerdere jaren) te tellen, komen we meer te weten over het broedsucces en de overleving van de jongen in de eerste periode na het uitvliegen. Zou de achteruitgang van de spreeuw komen doordat te weinig jongen weten te overleven? In samenwerking met het Vogeltrekstation wordt een aantal jonge vogels voorzien van een kleurring. Een uitstekende manier om de levensloop van de geringde vogels te volgen en zo nieuw licht te schijnen op de oorzaken van de afnemende aantallen. De analyse van de ringen leert ons veel over het gedrag van jonge spreeuwen. Dit onderzoek helpt ons om te ontdekken hoe het komt dat veel jonge spreeuwen hun eerste levensjaar niet overleven. Vooral in de eerste 40 dagen na het uitvliegen komen veel spreeuwen om. Dit is de belangrijkste oorzaak van achteruitgang van de spreeuw in West-Europa. Ringtone of spreeuwenzang Een spreeuwenwolk is een indrukwekkend natuurfenomeen. Maar heb je wel eens een spreeuw van dichtbij bekeken? Dat paarsgroene metallic-ogende verenpak? Over hun zang nog maar te zwijgen, voorjaarsvrolijk word je daarvan. Steengoede imitators zijn het: ze doen andere vogels na en net zo makkelijk een mekkerend lammetje of een piepend slot. En eindeloos in het zonnetje prevelen en keuvelen. Help de spreeuw zelf Je kunt zelf een aantal dingen doen om de spreeuw te helpen. Zorg dat er altijd insecten en zaden te vinden zijn in je tuin, strooi speciaal vogelvoer en vergeet vooral niet een drinkschaal neer te zetten. Hang spreeuwenkasten of spreeuwenpotten op waar ze in kunnen nestelen en plant struiken waar ze kunnen schuilen. Maar vooral: teken samen met je vrienden de petitie op www.redderijkeweide.nl! Voor 200.000 hectare goed grasland in 2020, ook voor de spreeuw.
Meer weten over de spreeuw? In de Waardvogel van februari 2003 schreef Maria Spruit een uitgebreid artikel over spreeuwen. Sindsdien zijn de aantallen dramatisch afgenomen. De spreeuwen die wij ’s winters bij ons in de tuin zien, zijn niet dezelfde als die we ’s zomers zien. Onze winterspreeuwen zijn gemigreerd vanuit het noorden, en de grote wolken in het najaar zijn trekspreeuwen die verzamelen voor ze naar het zuiden afreizen. Binnenkort kunt u dit artikel teruglezen op de site onder Waardvogel/archief, als er nog meer jaargangen van de Waardvogel op de site geplaatst zijn; red.
18
De Waardvogel – april 2014
Op 10 en/of 11 mei is het Nationale Molendag; in dit weekend draaien bijna alle molens van Nederland en kunt u ruim 950 molens bezoeken, w.o. de Bachtenaar. Het thema voor dit jaar is 'Ontdek je molen' waarbij activiteiten voor kinderen centraal staan. Molens kunnen heel veel zoals meel malen, water pompen, olie persen of hout zagen. Nationale Molendag is een mooie gelegenheid om te ontdekken hoe dit in zijn werk gaat, dus noteer deze data in je agenda en bezoek ĂŠĂŠn van de geopende molens. Het volledige programma staat op deze website: http://www.molens.nl/site/ontdek-je-molen.php; red. Spreeuwen verzamelen zich in de wieken van wipwatermolen De Bachtenaar in Vlist. Foto: Peter de Bruin
Wandelen in de Waard met Rinus (6) Beijersche bocht-Bergvliet-Bovenkerk-Bilwijkerweg Rinus Anker Deze wandeling begint bij de Beijersche bocht, halverwege Stolwijk en Gouda langs de N207. Hij is gemakkelijk met de bus te bereiken. Parkeren kan aan de Goudseweg die parallel loopt aan de N207. Tegenover de ophaalbrug naar de Beijerscheweg kan men aan de andere kant van de N207 afslaan naar de Goudseweg. Er is hier rechts een parkeergelegenheid tussen de bomen. Bij de parkeergelegenheid staan ook bankjes als u de wandeling met een meegebracht kopje koffie op een lommerrijke plek wilt beginnen of eindigen. De wandeling is ± 10 km lang zonder de alternatieve verlenging en gaat over verharde en onverharde paden. In het dorp Stolwijk loopt u langs een paar horecagelegenheden en bij mooi weer zijn daar terrassen. De wandeling zelf is vetgedrukt; de aanvulling is cursief. We gaan over het bruggetje van de Goudse Vliet de kade op. Na 200 m de bocht naar rechts volgen. Na nog ongeveer 200 m linksaf de Schenkelkade op. Deze kunt u ca. 1,5 km volgen over een onverhard pad door een prachtig polderlandschap. Aan de zuidzijde zien we de eendenkooi van Berkouwer, ook Stolwijkse of Stolkse kooi genoemd. Dit is een kleine zomerkooi met slechts enkele vangpijpen. In de winter zitten in deze polders veel smienten. Ook wintertalingen en grote zilverreigers kan men hier aantreffen. In het voorjaar kan dit pad in de ochtend nat zijn van de dauw aan de rietstengels ...en wellicht is het wat verstoringsgevoelig voor weidevogels in lente... Aan het eind van de kade, bij het hek, rechts af. We lopen hier langs het natuurgebied van het ZuidHollands Landschap (ZHL) in polder Laag-Bilwijk, waar in het voorjaar veel weidevogels rust en voedsel vinden. Grutto’s, kieviten, tureluurs en scholeksters brengen hier hun jongen groot. Na 600 m komt men aan de Bilwijkerweg; er staat hier ook een vogelkijkscherm. Vanaf hier een mooi uitzicht op de recent gerestaureerde boezemmolen aan de overkant van de Vlist. Als de wieken draaien is de molen te bezoeken. We gaan hier linksaf de weg op, tot over de brug van de Bergvliet, dan direct rechtsaf door het klaphek van het ZHL. In dit gebiedje zijn enkele poelen uitgegraven en mag de natuur zo veel mogelijk haar gang gaan. Ideaal voor vele soorten dieren en vogels. De Bergvliet zorgt al vanaf 1300 voor de afwatering van de polders Bergambacht. Vanaf hier volgen we de Bergvlietkade. De elzen langs de kade zijn recent afgezet, waardoor het uitzicht over de polder naar alle kanten vrij is. Volg de kade tot aan het houten vlonderpad (tegenover het einde van de Bovenkerkseweg, die ligt aan de overkant van de Bergvliet). Hier begint het pas geopende Kraamvrouwenpad (naar links), wat richting de West Vlisterdijk gaat. Hiervandaan kunt u genieten van de weidsheid van de polder Vlist Westzijde met uitzicht van Haastrecht tot Schoonhoven. Boven deze polders zijn buizerd en bruine kiekendief vaak aan het jagen. Ga hier rechtsaf over het onlangs aangelegde loopbruggetje over de Bergvliet naar de Bovenkerkseweg. Deze volgt u richting Stolwijk dorp; al snel kunt u in deze buurtschap aan weerszijden langs het water lopen. Aan de linkerkant passeert u een picknickbank waar u even kunt rusten, de Bovenkerkse Buren Bank.
20
De Waardvogel – april 2014
Wilt u wat extra kilometers (± 4 km, paars) dan gaat u rechtdoor langs de Bergvliet tot waar het pad naar links afbuigt en uitkomt op het Geerpad. Dit is een fietspad; hier gaat u rechts af het bruggetje over tot de bocht in de Schoonouwenseweg. Hier houdt u rechts aan, weer een brug over, waarna u de Schoonouwenseweg volgt. Kijk eens naar de mooie oude boerderijen. Met wat geluk ziet u boerenzwaluwen op de elektriciteitsleidingen zitten kwetteren. Ook huiszwaluwen kunt u daar aantreffen. Halverwege passeert u aan uw linkerhand een volière in de sloot met exotische eendensoorten. De scheve Stolwijkse kerktoren uit 1501 ziet u rechts al van verre staan. U volgt de weg tot aan de Tentweg, hier rechtsaf. De Tentweg loopt u zo’n 1200 m uit, richting Stolwijk dorp. In de Wijdstraat en op het Dorpsplein zijn horecagelegenheden. Op het Dorpsplein aangekomen loopt u dat rechtsaf over, de Bovenkerkseweg in, tot aan het begin van de ‘dubbele buurt’ (de Bovenkerkseweg loopt hier aan twee kanten verder langs het water) waar een bankje staat. Hier bent u op het punt waar u ook uitkomt als u de korte route neemt. Hier, komend vanaf dorp links en komend vanuit de buurt rechts de Kievitslaan in. Bij het nieuwe verzorgingshuis Wilgenhoven gaat de Kievitslaan rechts om het gebouw heen en langs het zwembad Ons Polderbad. Daar loopt u het park De Hennepakkers in, waar onlangs een speelpolder is gerealiseerd. Loop noordwaarts door het park, eventueel met een ommetje naar rechts. Halverwege bij het insectenhotel staat weer een bankje. Aan het eind linksaf het park weer uit tot aan de Bilwijkerweg. Hier rechtsaf de polder in richting Haastrecht. Pas hier wel goed op het verkeer want de weg is smal. Bij de haakse bocht naar rechts, gaat u links de Groeneweg op. Ook deze komt uit op een onverharde kade die u volgt. U komt langs een rustpunt van het ZHL waar vaak veel kleine zangvogels te horen en te zien zijn. Deze kade loopt u helemaal uit tot u weer bij de brug en de parkeerplaats bent in de Beijersche bocht.
B
..
.P
Linksboven: fluitenkruid en raapzaad langs het Geerpad; rechtsboven: de vlonders bij het begin van het Kraamvrouwenpad; linksonder: uitzicht op de Zesde boezemmolen van de molengang aan de Vlist, foto’s: Wim Sloof; rechtsonder, speenkruid en pinksterbloem in de slootkant, foto: Joke Colijn
Kaden:
Landschapselementen (3)
Patrick Heuvelman In het mooie weidelandschap van de Krimpenerwaard is veel variatie. De vraag is of een ieder dat (nog) wel ziet en herkent. Het is immers zo gewoon, die bosjes midden in het weiland, die ene solitaire boom op de kop van een perceel en wat te denken van de knotbomen in hun vele gedaanten, vormen en soorten. Wat is of was hun nut en waarom bevinden ze zich juist daar? Onze polder is een cultuurlandschap, dus alles is beïnvloed door de menselijke hand. In vijf Waardvogeledities nemen we een aantal van deze karakteristieke elementen onder de loep en vertellen we het verhaal achter een specifiek ‘landschapselement’. In deze Waardvogel deel drie over de kaden. In onze polder liggen 22 kaden, van verschillende typen en met verschillende doelen, allen met hun eigen specifieke naam. Deze kaden zijn in de periode tussen 1987 en 1992 door vrijwilligers van de NVWK en Rudi Terlouw in kaart gebracht en langdurig en meerdere malen geïnventariseerd. Dit is verwerkt in een rapport, destijds geschreven en gepubliceerd door het toenmalige bureau Terlouw en de NVWK. Onderstaand een greep uit de grote schat aan informatie, komend uit het rapport. De kaden (of kades) zijn op te delen in twee soorten. Er zijn graskaden: soms in- of extensief begraasde kaden met sporadisch houtige begroeiing, die voor het merendeel een soortenrijke vegetatie hebben, en er zijn houtkaden: begroeid met houtopstanden bestaande uit voornamelijk zwarte els, wilgen of essen. In mindere mate groeit er een zomereik, meidoorn of populier tussendoor. Deze vegetatie is veelal spontaan opgekomen, maar soms ook aangeplant. Beide soorten
kaden zijn in de polder te vinden in een dubbele of enkele vorm. Dubbel wil zeggen twee tegen elkaar opgeworpen kaden, nadat de stabiliteit van de eerste kade niet werd vertrouwd. Het kan dus voorkomen dat een kade zowel dubbele als enkele delen bevat. Het voordeel van een zgn. dubbele kade is dat hij te berijden valt, met (landbouw)voertuigen. De enkele kaden zijn te belopen, door voetgangers of vee. De geschiedenis van de kaden gaat terug tot de middeleeuwen. Toen werden de kaden tijdens de ontginning van de moerassen opgeworpen om scheidingen te maken en water te kunnen weren. Kleine dijkjes dus. Deze waterkerende rol hebben sommige kaden nog. Uiteraard werd er nog een nuttige eigenschap gebruikt. De houtopstanden werden als geriefhout
22
De Waardvogel – april 2014
gebruikt voor gereedschapstelen, afrasteringpalen en stookhout. Een aantal kaden liggen als scheiding tussen de verschillende gemeenten in de waard. Zo hebben de kaden meerdere gebruiksfuncties. Een moderne en actuele functie van de kaden is de bewandelbaarheid die je in mooie uithoeken van de polder brengt. De diverse kaden hebben ook natuurwaarden. Zoals hierboven beschreven, vinden we er behalve houtopstanden veel kruidachtige planten. De oude inventarisatie geeft aan dat er medio 1992 zo’n 228 plantsoorten werden aangetroffen. Dit is inclusief wateren oeverplanten; een mooie lijst dus. Een aantal soorten komen beperkt voor. Zo staat op een kade in het noordoosten van de polder de kievitsbloem te bloeien. Maar ook diverse soorten zegge, het moerasviooltje en o.a. de Spaanse ruiter werden bij inventarisaties aangetroffen. Naast flora is er ook gekeken naar de avifauna. Vogels maken veel gebruik van de kaden: om voedsel als zaden, vruchten of insecten te zoeken, om te schuilen voor predatoren of het weer, maar ook om te nestelen. Uit inventarisaties is gebleken dat 49 vogelsoorten daadwerkelijk nestelden op de kaden en dat er in totaal 76 vogelsoorten zijn waargenomen die gebruik maakten van de kaden of de aanwezige vegetatie. Het moge duidelijk zijn dat op houtkaden meer vogelsoorten voorkwamen dan op de graskaden. Naast de bekende mezen en kwikstaarten, zijn de grasmus en de sprinkhaanzanger interessante soorten die zijn waargenomen in de vegetatie op de kaden. Door middel van sporen of visuele waarnemingen heeft men kunnen vaststellen dat er 19 soorten zoogdieren voorkomen op of rond de kaden. Zoogdieren maken op diverse manier gebruik van de kaden: om te migreren, als oriëntatie tijdens het foerageren (vleermuis) maar ook weer voor beschutting of als voedselbron. Naast de kleine marterachtigen zijn er verschillende muissoorten aangetroffen, waaronder de restanten van een waterspitsmuis in een braakbal van een bosuil. Door de variatie in vegetatie zijn er ook veel insecten te vinden. Het was ondoenlijk om ze allemaal vast te stellen, maar tijdens de zes jaar durende inventarisaties zijn er 118 soorten, behorend tot 11 verschillende orden, vastgesteld. Insecten zijn een belangrijke voedingsbron voor vogels en zoogdieren. De insecten zijn op hun beurt weer afhankelijk van bloemen en planten, maar ook van
dood hout, bijvoorbeeld achtergebleven bij onderhoudswerk, of rottende stobben. Zoals u heeft kunnen lezen is er veel biodiversiteit op de kaden. Die diversiteit is goed voor de natuur, en voor de liefhebber zijn er veel planten, vogels en ander leven om te bewonderen. Daar ligt gelijk ook een van de bedreigingen, die genoemd worden in het rapport. Recreatie kan namelijk ook verstorend zijn. Daarom zijn een aantal kaden niet opengesteld voor publiek en is de natuur daar beschermd. Gelukkig zijn een groot deel van de kaden wel te belopen. Je moet immers eerst kunnen bewonderen voor je gemotiveerd bent om te helpen beschermen. Regelmatig vindt u in de Waardvogel
wandelroutes van de hand van Rinus Anker, die interessante routes heeft uitgezet dwars door de waard waarbij hij dankbaar gebruik maakt van de diverse kaden. Een aanrader dus! Zie voor een overzicht van de namen en de ligging van de verschillende kaden de tekening. De plantenwerkgroep gaat in 2014 een aantal avonden op pad om planten te inventariseren. Een aantal kaden vallen hier ook onder. Laten we eens kijken of er soorten zijn verdwenen of juist zijn bijgekomen. Zie bij ‘Even Noteren’ voor meer informatie over data.
LIGGING VAN KADEN IN DE KRIMPENERWAARD
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Landscheidingskade Breekade Smallekade Hillekade Landscheidingskade Lage- en Hogeboezemkade Loetkade Kijfhoeksekade Okkersekade Oostkade Ouderkerkse Landscheiding Stolwijkse kade Elserkade Gouderakse Landscheiding Beijerschekade Sijghkade Schenkelkade Beneden-Haastrechtsekade Bergvlietsekade Visserskade Slingerkade Reekade
Krimpen aan den IJssel Krimpen aan den IJssel / Krimpen aan de Lek Krimpen aan den IJssel Lekkerkerk / Krimpen aan de Lek Ouderkerk aan den IJssel Ouderkerk aan den IJssel Lekkerkerk Bergambacht Lekkerkerk Berkenwoude Ouderkerk aan den IJssel Gouderak / Berkenwoude Berkenwoude Gouderak Gouderak Stolwijk Stolwijk Haastrecht Vlist Bron tekst, illustratie en kaart: Kaden in de Vlist Krimpenerwaard, verleden – heden – toekomst? Berkenwoude Een rapport van de Natuur- en Vogelwerkgroep Stolwijk / Bergambacht Krimpenerwaard i.s.m. Bureau Terlouw – publicatie 92/4
De Waardvogel – april 2014
23
Zoek mee naar boerenzwaluwen! Max Ossevoort De boerenzwaluw in Nederland gaat al jaren in aantal achteruit. Voor de achteruitgang worden diverse oorzaken genoemd: de donkere boerenschuren of stallen waarin deze zwaluwen bij voorkeur nestelen verdwijnen uit het landschap en worden vervangen door moderne doorloopstallen, die bovendien ’s avonds niet meer toegankelijk zijn voor de zwaluwen. Ook open mesthopen, broeiplaatsen voor insecten, zie je steeds minder omdat boerenerven steeds ‘netter’ en vaker verhard worden. Daarom ook is het in de Krimpenerwaard voor deze zomergasten moeilijker om aan goede modder en klei te komen, de metselspecie die nodig is om een nest van te bouwen. In plaats daarvan wordt steeds vaker veen gebruikt dat echter snel uitdroogt en losraakt van de balk of muur waaraan het is bevestigd, met alle desastreuze gevolgen van dien.
Natuurlijk nest van klein en sprietjes hooi, bron: http://www.hmnatuurfotografie.nl/?page_id=1100
In een poging de achteruitgang te stoppen is eind 2012 besloten om in de Krimpenerwaard een project op te starten met als doel locaties voor de boerenzwaluw geschikt(er) te maken door betere nestmogelijkheden aan te bieden. Dit project werd afgelopen winter uitgevoerd door vrijwilligers van de NVWK in samenwerking met de agrarische natuurvereniging (ANV) Weidehof Krimpenerwaard en gefinancierd door het Streekfonds Krimpenerwaard. Leden van de ANV Weidehof gaven zich op om op hun boerderij verbeteringen te laten aanbrengen en zich te laten adviseren hoe zij zelf nog konden bijdragen. Met het door het Streekfonds ter beschikking gestelde budget van € 3000,00 kon door de projectgroep van de NVWK materiaal, o.a. in de vorm van kunstbroedkommetjes, worden aangekocht dat inmiddels met behulp van vrijwilligers van de NVWK is aangebracht. Aan deze actie is in de lokale media ruim aandacht geschonken. Het onderzoek 2014 Deze zomer willen we enerzijds gaan monitoren of er door de boerenzwaluwen gebruik gemaakt wordt van de aangebrachte verbeteringen om daaruit lering te kunnen trekken en wat het broedsucces is. Anderzijds willen we gaan inventariseren wat de aantallen broedende boerenzwaluwen zijn in onze Krimpenerwaard, zodat we een beeld krijgen van de stand van zaken met betrekking tot deze zwaluwsoort. Voor dat onderzoek hebben we echter uw hulp nodig!!! Wij willen u vragen mee te werken aan het onderzoek door de benodigde gegevens aan te leveren. U kunt zeer eenvoudig meehelpen door bij u in de buurt te kijken op welke plekken boerenzwaluwen broeden (en waar niet). Vanzelf-sprekend
24
De Waardvogel – april 2014
hoeft u niet in het centrum van uw dorp of in nieuwbouwwijken te kijken; het gaat met name om lintbebouwing in buurtschappen. Om het rapporteren gemakkelijker te maken is een digitaal formulier ontwikkeld: http://www.nvwk.nl/werkgroepen/vogelwerkgroep/zwaluwe nwerkgroep/boerenzwaluwonderzoek/rapportage. De daarop gevraagde gegevens zijn: welke straat u gemonitord heeft (huisnummers van–tot), adres van de locatie(s) waar u boerenzwaluwen in en uit ziet vliegen, aantallen boerenzwaluwen c.q. bezette nesten en het type onderkomen, maar ook de adressen waar u geen boerenzwaluwen ziet/aantreft. Dit laatste om als locatie(s) bij eventuele verbetermaatregelen te kunnen opnemen. Rechts op de digitale pagina ziet u ook de mogelijkheid om een Excelsheet te downloaden, waarop u gegevens van meerdere adressen in één keer kwijt kunt. Dit mailt u ingevuld naar info@nvwk.nl. Wij zouden deze gegevens graag gerapporteerd willen hebben in een periode die loopt van de laatste week van april tot en met de tweede week van mei. Met de door u aangeleverde gegevens kunnen we dan de totaal aantallen en concentraties van boerenzwaluwen vaststellen, op basis waarvan we kunnen bezien op welke gebieden we ons gaan concentreren voor het aanbrengen van verdere verbeteringen. De boerenzwaluwen rekenen op uw hulp!! Als u uw bevindingen liever wilt doorbellen kan dat naar de onderstaande personen: Erik Kleyheeg: xxxx-xxxxxx Nico van Dam: xxxx-xxxxxx Max Ossevoort: xxxx-xxxxxx Dirk-Jan van Roest: xxxx-xxxxxx U kunt hiervoor gebruik maken van het hiernaast rechts onderaan afgedrukte voorbeeldformulier.
Kunstnest voor boerenzwaluw, bron: winkel.vogelbescherming.be
Dalende trend biodiversiteit Zuid-Holland blijft aanhouden Susanne Kuijpers, Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland
PERS BERIC HT
Den Haag, 6 maart 2014 - Het gaat niet goed met de biodiversiteit in Zuid-Holland. Met name de natuur in het agrarisch gebied en de meest kwetsbare soorten van de zogenaamde rode lijst hollen hard achteruit. In navolging van vorige jaren blijkt uit een recent verschenen rapport van het Kennisinstituut Alterra dat de Zuid-Hollandse biodiversiteit een dalende trend blijft vertonen. De Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland (NMZH) roept de provincie op om deze onderzoeksresultaten niet slechts voor kennisgeving aan te nemen, maar actie te ondernemen en een grotere prioriteit te geven aan het stoppen van de achteruitgang van de biodiversiteit. Zowel nationaal als internationaal is afgesproken dat de achteruitgang van de biodiversiteit moet worden gestopt omdat biodiversiteit voor de mens van levensbelang is. Denk bijvoorbeeld aan de productie van ons voedsel, medicijnen of brandstoffen. Ook de provincie Zuid-Holland heeft het doel om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen al jaren geleden omarmd, maar dit rapport laat wederom zien dat dit doel nog altijd ver buiten bereik is. “Als we het beleid en de uitvoering daarvan niet aanpassen, dan zal de achteruitgang met grotere gevolgen blijven aanhouden. En wat je eenmaal kwijt bent aan biodiversiteit, krijg je niet gemakkelijk meer terug” aldus Alex Ouwehand, directeur van Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland. De resultaten van het onderzoek liegen er niet om. Als het om alle landnatuur in heel de provincie Zuid-Holland gaat, dan is er een jarenlange constante dalende trend zichtbaar. Deze wordt met name veroorzaakt doordat het zeer slecht gaat met de agrarische natuur: de akker- en weidevogels. In 12 jaar tijd zijn deze met meer dan 30% achteruit gegaan. Ook met de bedreigde soorten van de zogenaamde rode lijst is het slecht gesteld: ten opzichte van 1990 is circa 70% van de populatieomvang van deze soorten nu verloren gegaan. Volgens de Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland is dit zeer verontrustend en zullen er snel maatregelen genomen moeten worden om het tij te keren. Nu kiezen voor het behoud van wat er nog is, is veel slimmer dan later alles wat verdwenen is weer te moeten herstellen. Volgens de Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland moeten er een aantal dingen gebeuren om tot behoud en herstel van de biodiversiteit te komen. Zo zal er een robuust netwerk van natuurgebieden en verbindingen hiertussen gerealiseerd moeten worden (de ecologische hoofdstructuur, EHS). Daardoor kunnen soorten zich tussen gebieden verplaatsen en worden populaties versterkt. Uit de EHS zijn sinds het oorspronkelijke voorstel - wat al niet groot genoeg was om de internationaal gestelde natuurdoelen te halen - alleen maar stukken geschrapt. Ook is het nodig om tot substantiële verbeteringen in het agrarisch natuurbeheer te komen. Het agrarisch natuurbeheer is tot nu toe nog nauwelijks succesvol geweest en zonder radicale verbeteringen zou een typisch Hollandse weidevogels als de grutto binnen afzienbare tijd uit Zuid-Holland verdwenen zijn. Ten slotte moet het verdwijnen en versnipperen van de natuur door bebouwing en de aanleg van infrastructuur worden tegengegaan.
[De nieuwe biodiversiteitsgraadmeter Zuid-Holland is hier te downloaden: http://www.zuid-holland.nl/opendocumentsis.htm?llpos=464651646&llvol=-2000, red.]
Rapportageformulier Boerenzwaluwonderzoek 2014 1.
Wel zwaluwen Wilt u hieronder bij ‘uw rapportage’ aangeven op welk adres u hoeveel boerenzwaluwen een gebouw binnen ziet vliegen (mogelijke nestlocatie), zie onderstaand voorbeeld a. In voorkomend geval is het nog beter wanneer u aan geeft hoeveel nesten er bezet zijn en of er wel of niet vee op stal staat, zie onderstaand voorbeeld b. Voorbeelden: a. Bovenkerkseweg 183, Stolwijk, 12 boerenzwaluwen, open kapschuur of b. Bovenkerkseweg 195A, Stolwijk, 6 nesten bezet, grote metalen koeienstal met vee op stal. Uw rapportage: a. …enz.
2.
Geen zwaluwen Wilt u hieronder bij ‘uw rapportage’ ook aangeven op welke adressen u geen boerenzwaluwen aantreft/ziet en daarbij vermelden wat voor een soort complex het is? Bijvoorbeeld: a. Bovenkerkseweg 179, Stolwijk, woonhuis. Uw rapportage: a. …enz. Uw naam : Uw adres : Uw e-mail adres: Uw telefoonnummer: De Waardvogel – april 2014
25
Dijkversterking met oog voor de natuur Johan van Alphen, omgevingsmanager bij Aannemingsbedrijf GMB voor dit project Aannemingsbedrijf GMB versterkt de komende jaren namens het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard de dijk in Krimpen aan de Lek en Krimpen aan den IJssel. De uitvoering heeft een grote impact op de omgeving; daarom vinden het hoogheemraadschap en GMB het belangrijk de omgeving op de juiste manier en op het juiste moment te betrekken. De filosofie, die tijdens de uitvoering gehanteerd wordt, luidt dan ook: 'We zijn te gast op de dijk en handelen hier naar’. Bij de werkzaamheden wordt er rekening gehouden met bewoners, maar ook met de natuur. Daarom wordt er graag samengewerkt met (leden van) de NVWK om de dijkversterking met oog voor de natuur uit te kunnen voeren. De NVWK heeft veel kennis van lokale flora en fauna. GMB betrekt de NVWK bij de werkzaamheden door overleg. Zo hebben omgevingsmanager Johan van Alphen (GMB) en Patrick Heuvelman (NVWK) al kennis gemaakt. Daarbij hebben ze onder meer gesproken over de aanpak van het kappen van bomen op het dijkversterkingstracé. Een vrijwilliger van NVWK loopt ook mee met de ecoloog van een bureau om (mogelijk) aanwezige beschermde planten en dieren in het werkgebied te inventariseren. GMB zal ook werk uitvoeren aan het Stormpoldervloedbos om de toegang van de Sliksloot te verruimen. In dat werkgebied is het zomerklokje aanwezig. Dit vergt een zorgvuldige aanpak om de aanwezige exemplaren van het zomerklokje te verplaatsen naar buiten het werkgebied. GMB en het hoogheemraadschap willen hierin samenwerken met het Zuid-Hollands Landschap en de NVWK. Het idee van GMB is om hier na de zomervakantie van 2014 deels een vrijwilligersactiviteit van te maken. Alleen met de kennis en betrokkenheid van de vrijwilligers kan GMB de zomerklokjes succesvol verplaatsen. Uiteraard werken hoogheemraadschap en GMB zorgvuldig volgens wet- en regelgeving. Zo heeft het hoogheemraadschap een ontheffing aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet en een omgevingsvergunning gekregen voor het kappen van bomen. GMB doet de meldingen bij en afstemmingen met de gemeenten. GMB heeft ook een onafhankelijk ecologisch bureau in de arm genomen, Bureau Waardenburg. Dit bureau inventariseert voor de kap aanwezige beschermde planten en dieren in het werkgebied. GMB stelt verder een ecologisch werkprotocol op en past dit toe op het werk. Communicatie en omgevingsmanagement maken een belangrijk deel uit van het contract en de wijze waarop de uitvoering van het werk wordt ingezet. Het hoogheemraadschap zal samen met GMB tijdens de uitvoering sturen op zoveel mogelijk beperking van hinder en overlast voor de omgeving, dit in goede communicatie met de omgeving.
Naschrift NVWK Patrick Heuvelman Bij het ter perse gaan van deze Waardvogel, zijn de eerder genoemde kap- en rooiwerkzaamheden niet opgestart. Het broedseizoen was reeds aangevangen, nesten en nestindicerend gedrag werden vastgesteld door de ecoloog van Bureau Waardenburg en mijzelf, en hierdoor was verantwoord kappen niet meer mogelijk. Ook de sloop van een aantal woningen is uitgesteld in verband met de aanwezigheid van broedende huismussen en spreeuwen; de aanwezigheid van vleermuizen moet nog worden vastgesteld. De projectplanning zal door het uitstellen van het rooi- en sloopwerk worden aangepast. Het advies van Bureau Waardenburg heeft uiteraard grote impact op voortgang, planning en werkwijze van het project.
Wij verwelkomen de nieuwe leden: In verband met privacyoverwegingen zijn de gegevens op deze plaats verwijderd. Wij vragen uw begrip.
De Waardvogel – april 2014
27
Impressie van het Zwaneneiland, foto’s: Jos de Nood
28
De Waardvogel – april 2014
Knotters hooien in de zomer Jos de Nood, coördinator van Knotgroep Krimpen en de Vrienden van het Zwaneneiland. Het knotseizoen is al weer een tijdje voorbij. Enkele van onze knotters zijn nog bezig geweest bij de werkgroep Landschapsonderhoud, maar nu is het toch echt afgelopen want het broedseizoen is begonnen. Ik heb daarom niet zoveel te melden over de Knotgroep Krimpen. Volgens mij een goed moment om weer eens wat aandacht te vragen voor het Zwaneneiland. Het Zwaneneiland is een park in Krimpen aan den IJssel. Het bestaat voor een deel uit grasland met oude poldersloten. Een ander deel is min of meer woeste grond met rietland, schietwilgen en wat er verder opkomt. Er lopen een paar fietspaden doorheen en een kronkelpaadje voor de wandelaar. Weer een ander deel bestaat uit gazons met parkbomen en er is een skatebaan en veel water. Het onderhoud door de gemeente bestaat uit het maaien van de gazons, het maaien van de weiden en de ruige delen, het knotten van de wilgen en soms een omgevallen boom weghalen. Als ik er wel eens door liep viel mij op dat er steeds meer brandnetels groeiden, alles werd er door overwoekerd. Toen ben ik samen met wat mensen uit de Knotgroep het hooi gaan opruimen. Zo zijn de Vrienden van het Zwaneneiland ontstaan. Er helpen nog steeds veel knotters, maar er zijn nu ook wat buurtbewoners en anderen die zich hebben aangesloten bij de Vrienden van het Zwaneneiland. Trouwens, sommige daarvan gaan nu ook met de Knotgroep mee. Even tussendoor: als ik opkijk van mijn toetsenbord, kijk ik recht op een eksternest. Er zat van vorig jaar een klein takkennest in de boom. Een duivennest misschien? Eerst hingen er vier eksters rond. Later nog maar twee. Toen begonnen ze kleine takjes aan te slepen. Ik dacht: als dat zo jullie nest moet worden, dan kunnen jullie in juli misschien gaan broeden. Maar onverwacht is het toch nog kolossaal geworden. Nu zie ik ze met fijn spul aankomen. Dat zal wel voor de aankleding zijn. Dan kan het paren en broeden beginnen. Jammer dat de opening aan de andere kant is. Na dit uitstapje schrijf ik verder over het Zwaneneiland waarvoor we nu een kerngroep hebben van vijf personen die de plannen maken, contact houden met de pers, met de basisscholen en niet onbelangrijk, met de gemeente. Naast de basisscholen komt ook de Lionsclub ons jaarlijks helpen. We streven er naar een omgeving te laten ontstaan waar mensen graag komen, maar waar ook wat te vinden is voor de dieren. Afgelopen najaar hebben we 500 narcissen gepoot. Ze staan nu in bloei en zijn een lust voor het oog. Al weer een paar jaar geleden plantten wij 50 meidoorns en 100 bottelrozen. Ook mooi, maar vooral goed voor de vogels. In samenwerking met de Jeugdnatuurwacht zijn er 20 verschillende hoogstamfruitbomen en aalbesstruiken geplant. Zo proberen we ieder jaar wat tot stand te brengen. Ook weer niet te veel tegelijk, want de eerste jaren vergt aanplant veel onderhoud.
Ik heb de eksters nu al heel lang niet gezien. Ze zijn op misschien huwelijksreis of is de liefde en paardrang door het koude weer op een lager pitje gekomen? (Niet lachen, vogelkenners!) Basisschool kinderen helpen ons ’s zomers met het hooien, maar nu gaan ze een takkenril maken. De wilgen worden door de gemeente geknot en ik heb afgesproken dat de takken op een bepaalde kavel blijven liggen. De andere worden gesnipperd. Nu werkt de gemeente uitsluitend met aannemers en die kunnen (willen) niet zeggen wanneer ze iets gaan doen. We horen het dus vier dagen van tevoren, nadat ik weer eens heb opgebeld. Het organiseren van een school duurt wel een paar weken. Zij hebben ook hun programma. Ik zie de aannemer op de bewuste dag bezig en ga toch maar even een praatje maken. Ja, hij heeft het van zijn baas gehoord: op die kavel blijven de takken liggen. De andere dag zijn de mensen verdwenen en overal liggen nog takken. Een paar dagen later fiets ik daar toevallig langs en zie dat ze ‘mijn’ takken aan het snipperen zijn. Ik ga er heen. Wat blijkt, dit zijn weer anderen en ze weten nergens van. Gelukkig liggen er verderop nog een paar hopen takken. Die hebben ze voor mij naar de goede kavel gebracht. Nu nog een school die de ril gaat bouwen. Bij de organisatie en uitvoering loop ik nog al eens tegen dit soort problemen aan. Volgens mij zijn dit vermijdbare problemen, jammer van de tijd en slecht voor de goede verhoudingen. Maar we blijven plannen maken. Een verwaarloosd wilgenbosje, waar met de laatste stormen een dertig jaar oude populier op is gevallen, is door de gemeente afgezaagd. We willen daar nu tussen de wilgen allerlei besdragende struiken zetten, zoals meidoorn, lijsterbes en krentenboom. Ook zijn we al heel lang op zoek naar iemand die op een paar van onze percelen enkele schapen wil houden. Het is een leuk gezicht voor de bezoekers en de Vrienden houden dan wat meer tijd over voor andere dingen, omdat er minder gehooid hoeft te worden. Als je nu denkt dat het voor jou misschien wel leuk zou zijn een paar schapen te hebben op een eigen stukje grond, neem dan eens contact met mij op. Het is natuurlijk vrijblijvend, want je moet ook onderzoeken wat de mogelijkheden zijn. Ik wil er graag met je over praten. Als je nu enthousiast geworden bent om ook eens te helpen op het Zwaneneiland, dan kun je jezelf opgeven via xxxxxxxxx@xxx.xx. Je krijgt dan vroegtijdig bericht als er weer een activiteit is.
De Waardvogel – april 2014
29
Uilenballen pluizen Brian Terlouw, 10 jaar Op 8 februari gingen we om 13.30 uur naar boer Ton in Stolwijk. Daar moesten we verzamelen en deden we eerst een naamrondje, want er waren veel nieuwe kinderen. Daarna gingen we een filmpje kijken over uilen. We hebben vier verschillende uilen gezien: steenuil, bosuil, kerkuil en ransuil. Dat was heel erg interessant. Toen gingen we met zijn allen weer in de auto op weg naar Haastrecht. Niemand wist waar precies. Het bleek dus dat het in een villawijk was. En we moesten kijken door de telescoop welke uil daar in de boom zat. Het antwoord was: de ransuil. Toen gingen we weer terug de auto in en reden we naar boer Ton. We kregen daar wat te drinken en een koekje. Toen mochten we even spelen in het hooi of voor de schapenliefhebbers de schapen voeren. Na het spelen gingen we weer terug naar de verzamelplek. Daar moesten we onze tandenborstel pakken, want we gingen uilenballen pluizen. Dat was heel bijzonder, want sommige kinderen vonden bijvoorbeeld muizenbotjes, botjes van ratten en van vogels. We hebben daarna boer Ton bedankt voor het gebruik van zijn ruimte. De gevonden botjes mochten we mee naar huis nemen. Het was erg leuk en leerzaam en ik ben benieuwd wat we de volgende keer gaan doen.
Foto’s: Rudolf de Groot
30
De Waardvogel – april 2014
Even voorstellen: Jeugdwerkgroep Omdat Klaas de Mik inmiddels de coördinatie van de weidevogelbescherming op zich heeft genomen, was er een vacature ontstaan bij de Jeugdwerkgroep. Gelukkig hebben ‘de Mieke’s’ snel versterking gekregen van zelfs twéé heren, die zich hier voorstellen. Rudolf de Groot Ik ben Rudolf de Groot, 45 jaar oud en ik woon in Bergambacht. Ik ben vader van drie zoons van 16, 13 en 9 jaar. Mijn jongste zoon Maurice is jeugdlid en heeft met veel plezier in februari mee gedaan aan het uilenballen pluizen en het spelen in het hooi. Nadat ik deze middag geholpen had, werd ik door Mieke gevraagd om de vrijgekomen plek in te vullen. Ik heb (nog) niet veel kennis van vogels, maar houd wel van de natuur en ik vind het leuk om te helpen de jeugd een leuke middag in de natuur te laten beleven.
Pieter van Dam Mijn naam is Pieter van Dam. Ik ben 25 jaar oud en werkzaam als ecologisch adviseur. Hoewel ik in de Krimpenerwaard ben opgegroeid, woon ik momenteel in Capelle aan den IJssel. In mijn vrije tijd ben ik vaak in de Krimpenerwaard, op zoek naar allerlei soorten planten en dieren. Al van jongs af aan ben ik geboeid door alles wat met natuur te maken heeft en dit enthousiasme wil ik graag overdragen. Nadat ik in februari dit jaar voor het eerst heb meegedaan als jeugdleider van de NVWK was mijn keuze snel gemaakt. Fantastisch om te zien hoe enthousiast de kinderen zijn en hoe natuureducatie en plezier maken samen kunnen gaan. Ik ben blij om vanaf dit moment jeugdleider te zijn en op die manier mijn steentje bij te dragen aan natuurbescherming in de Krimpenerwaard.
Kinderen en tekenbeten Na een dag in het groen, altijd tekencontrole doen! Joke Colijn Zodra het warmer wordt, is de kans op tekenbeten groter omdat teken dan actiever worden. Teken komen het meest voor in bossen, heidevelden, duingebieden, maar ook gewoon in het weiland of in de tuin. Een op de vijf teken is besmet met Borrelia burgdorferi, een bacterie die de ziekte van Lyme kan veroorzaken. In het beginstadium is de ziekte goed te behandelen met antibiotica. Als die ziekte onbehandeld blijft en chronisch wordt, kunnen de gevolgen heel ernstig zijn, tot arbeidsongeschiktheid aan toe. De meeste beten komen voor in mei, juni en juli, maar controleer kinderen altijd na elke activiteit in de natuur. Als een teek verwijderd wordt zodra een beet wordt geconstateerd maar in elk geval binnen 24 uur, wordt het risico op Lyme al flink verkleind. Kijk ook op www.weekvandeteek.nl. Op de kinderpagina van deze site staat voorlichting, informatie voor een spreekbeurt en een spel om kinderen van de risico’s op de hoogte te brengen. Een teek ziet er uit als een klein spinnetje, 1-3 mm groot. Ze hangen (soms enkele jaren!) roerloos aan planten of takken tot hun warmtesensoren een potentieel slachtoffer detecteren. Daarop laten ze zich vallen waarna ze bij voorkeur een warm plekje zoeken: achter de oren, in het haar, in de lies, knieholte, bilspleet of oksel. Daar boren ze zich met hun kop in de huid en zuigen zich vol met bloed; dit gebeurt pijnloos en zonder dat de drager het merkt. Een volgezogen teek kan opzwellen tot 1 cm in doorsnee. Verwijder de teek zodra u hem ontdekt. Pak hem met een puntige pincet of speciale tekenpincet zo dicht mogelijk bij de huid beet, en trek hem er rechtstandig en langzaam uit. Als een stukje van de kop blijft zitten is dat ongevaarlijk; dat komt er vanzelf uit. De plek van de beet ontsmetten met 70% alcohol of jodium. Noteer de datum van de beet en houdt de huid tot drie maanden erna in de gaten of er een rode ring of vlek rond de beetplek ontstaat. Soms ontwikkelt zich Lyme zonder deze verschijnselen. Ga daarom bij vermoeidheidsklachten, hangerigheid of koorts naar de huisarts en vertel wanneer de tekenbeet plaatsvond. De ziekte van Lyme wordt nog lang niet altijd tijdig herkend, dus dring aan op de behandeling met antibiotica als u het niet vertrouwd om erger te voorkomen. De Waardvogel – april 2014
31
Over waarnemen:
het kijkglas van Alice
Jaap Graveland Wat bepaalt wat je ziet, wat je waarneemt? Vorige keer zagen we dat je meer ziet als je er vaak op uit gaat, je concentreert en niet alles in je eentje doet. Dat kennis loont maar dat je wel goed moet blijven kijken: pas op voor die ongewenste gluurder, de automatische piloot. Open deuren? Misschien, maar we vergeten vaak genoeg er doorheen te gaan. De zoektocht ging verder. Er bleek nog een deur te zijn, lastiger te vinden en maar half open. Met daarachter een andere wereld, waar je ziet wat je eerder niet zag. Net als Alice in ‘Through the Looking-Glass’, het beroemde verhaal van Lewis Caroll. Het is geen sprookje. ‘Een uitstekend veldwaarnemingsvermogen’ Vijf open deuren. Kennis en ervaring, veel oefenen? Was dat alles? Het zat me niet lekker. Want zelfs dan zagen sommige waarnemers dingen die andere niet zagen. Hoe kon dat? Op internet bleek niets te vinden, ook geen verwijzingen naar goede boeken over dit onderwerp. Het intikken van zoektermen zoals ‘bewust’, ‘waarnemen’ en ‘werkelijkheid’ resulteerde in sites over verantwoord computergebruik, beter leren autorijden, quantumfysica en zelfhulp voor een gelukkiger leven. Dat schoot niet op. Het was niet de eerste keer dat mijn speurtocht stuk liep. In 1978, het zelfde najaar dat ik op excursie ging naar de Brouwersdam en daar 300 geoorde futen zag, begon ik met mijn biologiestudie in Wageningen. De studiegids noemde twee onontbeerlijke eigenschappen voor de Wageningse bioloog: fascinatie en ‘een uitstekend veldwaarnemingsvermogen’. Met die fascinatie zat het wel goed bij mij en bij een stel andere fanatieke studenten die al snel mijn vrienden werden. Maar we hadden geen idee wat dat waarnemingsvermogen was. Laat staan dat we wisten of we er over beschikten. Uiteraard meenden we van wel. Het klonk in ieder geval machtig interessant en we zagen er naar uit het leven van gewone stervelingen achter ons te laten. Wij gingen immers beschikken over een ‘uitstekend veldwaarnemingsvermogen’. Een soort NSA* maar dan legaal en supersimpel: iets mooiers bestaat toch niet? De ontnuchtering volgde al snel toen bleek dat onze docenten ook geen flauwe notie bleken te hebben van wat dat was, dat uitstekende veldwaarnemingsvermogen. En toch…
was een brede straat, de huizen stonden vrij ver van de weg en het was half negen en volop licht. Waar kon ze nu in vredesnaam een hanglamp hebben gezien? Geïntrigeerd reed ik een stukje terug. En ja hoor, op 25 meter afstand brandde in een achterkamer van een huis een kleine hanglamp, nauwelijks zichtbaar door het voorraam en de schuifdeuren halverwege. Ze kon hem niet langer dan een halve seconde hebben gezien. Mijn dochter voelde mijn ongeloof haarfijn aan en wees triomfantelijk met haar vingertje: “Papa, lamp!”. Zoekbeelden Veel van jullie zijn vast wel eens een kind kwijtgeraakt op het strand, of een fiets in een stalling bij het station. Wat doe je dan? Je gaat zoeken aan de hand van bekende kenmerken: de rode kleur van het zwembroekje of de kleur van de fiets. Dat is een heel effectieve manier van zoeken: je hersenen focussen op rood, en negeren als het ware de andere kleuren. Het is alsof je die niet ziet. Zo scan je snel het strand of de stalling af. Maar o wee, als je vergeten bent dat zoonlief een blauwe zwembroek aanhad. Dan vind je hem simpelweg niet terug met het beeld van een rode zwembroek voor ogen. Dus dit selecteren maakt dat je veel beter ‘ziet’ waar je in bent geïnteresseerd, maar dat je minder ziet van wat minder belangrijk is.
Kinderen In de muziek is het beschikken over een absoluut gehoor een groot voordeel. Het betekent dat je in staat bent van een enkele toon die je hoort, aan te geven of het een A, E etc. is. Bij kijken heb je ook zoiets: goede tekenaars kijken nauwkeurig, bewust en nemen op hoe een voorwerp er uit ziet. Als je denkt dat je dat ook kan, moet je nu maar eens uit je hoofd een euro tekenen, de achterpoot van een hond of je eigen gezicht. Je staat toch elke dag voor de spiegel, makkelijk zat. Dat valt tegen hè? Kinderen zien ook vaak verrassend veel. Sommige jongetjes kunnen heel goed een bepaald merk auto’s herkennen. Mijn dochter van twee viel op hanglampen. Tja. Op de gekste momenten klonk het ‘lamp’ als we op stap gingen. Een keertje fietste ik in mei met haar naar de crèche. Ik had haast dus trapte stevig door, mijn dochter in het zitje achterop. Op een gegeven moment hoorde ik achter me weer ‘lamp’. Lamp, dacht ik, hoezo lamp? Het Bron: http://www.grand-illusions.com/opticalillusions/woman/
32
De Waardvogel – april 2014
Het selectieve kijken op basis van een beeld van hoe iets er uit moet zien heet zoekbeeld. Ook dieren maken er op uitgebreide schaal gebruik van, bijvoorbeeld zangvogels op zoek naar groene-rupsen-met-een-geel-streepje onder de groene bladeren, en vogelvrouwtjes tijdens de legperiode pikkend naar witte steentjes of stukjes witte verf omdat ze ‘wit’ associëren met kalk. Rain Man en blinden In de film Rain Man telt de autistische Raymond (gespeeld door Dustin Hoffman) in een fractie van een seconde het aantal lucifers dat uit een doosje valt. Veel autistische mensen zijn heel gevoelig voor zintuiglijke prikkels en kunnen heel goed (of juist heel slecht) waarnemen en wat ze waarnemen opslaan. Stephen Wiltshire (zie stephenwiltshire.co.uk) kan bijvoorbeeld een stad tekenen die hij maar heel kort heeft gezien. Anderen kunnen mensen heel goed herkennen aan hun geur en ze hebben geen betere neus dan jij en ik. Blinden blijken vaak verbluffend goed in staat om zich te oriënteren met de zintuigen die nog intact zijn. In de VS hebben een aantal blinde mountainbikers geleerd zich te oriënteren met echolocatie. Zie bijv. http://www.youtube.com/watch?v=CRA-asTuP_Y. Ze zenden twee keer per seconde een clickgeluid uit en vangen de echo op. Hun klik lijkt op die van de oilbird uit het noorden van Zuid-Amerika die ook echolocatie gebruikt. Iets vergelijkbaars maakt elk van ons bijna dagelijks mee: de geluidsreflectie die je hoort elke keer als je met de auto of trein een lantaarnpaal, alleenstaand huis of ander massief object passeert. Jij kunt dat dus ook. Als je je er maar bewust van wordt. Elke dag. Het kijkglas van Alice De echolocatie door blinden is deels te verklaren door de kenmerken van waarnemen die we al gezien hebben in het vorige verhaal: goed opletten en veel oefenen, dus het opbouwen van kennis en ervaring. Dat stemt trouwens wel tot nadenken: zo veel kun je dus met je zintuigen doen, als je je er op toelegt en veel oefent. Maar ik zag ook een nieuw kenmerk van waarnemen in die waarnemingen van mijn dochter en van autistische en blinde mensen. Dat is het bewust selectief waarnemen door alle andere prikkels te negeren, uit te filteren. Autisme is een complex ziektebeeld waarbij het opvangen en verwerken van zintuiglijke prikkels (geur, gehoor, zicht etc.) is verstoord. In sommige varianten van de aandoening nemen mensen zeer selectief en zeer gedetailleerd waar: het voorbeeld van de lucifers door ‘Rain Man’. Voor kinderen is alles nog nieuw, ze kijken dus heel onbevangen naar de wereld en filteren heel anders dan volwassenen. Als je ouder wordt ben je de hele dag aan het filteren: routinematige en onbelangrijke waarnemingen negeer je, zodat je extra aandacht kan geven aan het nieuwe en onverwachte. Kinderen maken vaak heel andere keuzes en concentreren zich bijvoorbeeld op.…hanglampen. Het is overigens helemaal goed gekomen met mijn dochter; ze is nu 15 en interesseert zich voor heel andere zaken. Vooral het voorbeeld van echolocatie door blinden laat een heel belangrijke eigenschap zien van dat selectieve waarnemen: je bepaalt zelf wat je wilt selecteren. Daarmee heeft elk van ons een heel sterk middel in handen om betere of andere waarnemingen te doen dan
Illustratie uit Through the Looking-Glass (And What Alice Found There), (1871), door Sir John Tenniel Bron: https://martoru.blogs.uv.es/2009/10/
voorheen. Het effect is als van een soort vergrootglas (betere waarnemingen), of de ‘looking-glass’ van Alice in Wonderland. Aan de andere kant van dit glas ziet Alice dingen in de gewone wereld die ze aan deze kant van de looking-glass (in de ‘gewone wereld’) niet ziet. De zesde deur. In de Krimpenerwaard Dit klonk misschien een beetje zweverig en onwaarschijnlijk, maar het is heel praktisch en realistisch. Het begint met een bewuste keuze: jij moet bepalen waar je je vergrootglas of kijkglas op richt. Wat je waarneemt - dus ziet en je bewust wordt doordat je hersens het registreren – heb je voor een groot deel zelf in de hand. De volgende voorbeelden zijn keuzes van mij, aan de hand van een lijstje dat ik in een half uurtje maakte. Jullie kunnen zelf ook zo’n lijstje maken.. 1. Als je een beetje kijk hebt op de eisen die planten aan hun omgeving stellen, kun je op de fiets naar je werk eens kijken of je kunt verklaren waarom de planten die je onderweg ziet, staan op de plaats waar ze staan, en of je plekken kunt identificeren die recent zijn vergraven. Doe dat in het voorjaar maar eens. Je zult zien dat je opeens dingen ziet, die je voorheen letterlijk niet zag. Je ogen namen het wel waar, maar je hersens registreerden het niet: het filter aan het werk. Nu ga jij zelf het filter bepalen. Dit geldt ook voor alle volgende voorbeelden. 2. Richt je vergrootglas op krabbenscheer en zwanenbloem, twee plantensoorten die indicatief zijn voor een goede waterkwaliteit. Waar komen ze voor en waarom juist daar? 3. We richten het kijkglas op het Loetbos: welke soorten bomen en struiken komen er voor, welke lijken daarvan aangeplant en welke van nature gevestigd? Waarom denk De Waardvogel – april 2014
33
je dat? Waar staan ze precies in het Loetbos, hoe zouden
Beeld: ‘Alice Through The Looking Glass’ van Jeanne Argent, Guildford Casltle secret garden, Guilford, United Kingdom Foto: Stuart Chalmers Bron: https://plus.google.com/110788105777643761839/posts/ YodfPAoSkin
die bomen en struiken daar gekomen zijn? 4. Richt je vergrootglas op de holenbroeders in het Loetbos: welke soorten broeden er, waar zitten hun nestholten? Je moet vijf of zes keer gaan kijken en de vogels intekenen, maar dan weet je het. 5. Wat voor plantensoorten groeien er in knotwilgen, hoe dik zijn de wilgen voor er zich planten in vestigen, is er verschil tussen de wilgensoorten, vind je bij de dorpen en steden andere soorten in de wilgen dan midden in de polder langs de tiendwegen? Daarvoor zag je planten niet eens.
6. Of richt het kijkglas op de bagger langs de waterkanten: welke schelpdieren zie je er in zitten, zitten er op plekken waar regelmatig kuifeenden dobberen Quaggamosselen, of juist andere schelpdieren? Opnieuw: daarvoor registreerde je überhaupt niet dat er bagger lag; ik niet tenminste. 7. Of richt je ‘kijkglas’ in het voorjaar eens op geuren langs je vaste looproute: welke geuren zijn er, verschilt dat tussen ochtend, overdag en avond, waardoor komt dat? Zijn er geuren die je voor het eerst waarneemt nu je er op let? 8. Kijk eens goed naar de eenden in de Krimpenerwaard. Naast de wilde eend zitten er veel krakeenden. De mannetjes zien er totaal anders uit dan de mannetjes van de wilde eend. Ze lijken wat op vrouwtjeseenden maar als je goed kijkt zie je dat ze er heel anders uitzien, prachtig fluweelgrijs, met een zwarte achterkant. Kortom, de voorbeelden van wat je te weten kunt komen als je selectief gaat kijken naar zaken waar je anders ‘overheen kijkt’ zijn legio. De consequentie is dus wel dat je veel minder van al die andere planten en dieren ziet. Want dat is de consequentie van selecteren, al geldt dat voor de één sterker dan voor de ander. Maar bij de volgende wandeling laat je je kijkglas gewoon thuis. De Engelsen kunnen het zo mooi zeggen: “There’s more under the sun than meets the eye”. Wij weten nu dat dit maar de halve waarheid is. Wat je waarneemt, bepaal je grotendeels zelf. Goede sprookjes bevatten altijd een kern van waarheid. Alice, dat ben jij. Naschrift Dit verhaal kan nog beter. Met jullie ideeën en ervaringen. Ik ben ook benieuwd naar boeken of artikelen over waarnemen. Rechercheurs krijgen onderricht in waarnemen, bijvoorbeeld voor het onderzoek op de plaats van een misdrijf. Ook voor tekenaars is het goed leren kijken belangrijk. Wie hier meer over weet: ik hoor het graag. Het verhaal gaat verder. Zelfs als je alles wat we tot nu toe bespraken in de vingers hebt, dan nog kan een ander meer ontdekken door wat hij waarneemt. Volgende keer: Over waarnemen - de druppels van de zonnedauw. *[NSA: National Security Agency, de grootste Amerikaanse geheime dienst die regelmatig controversieel in het nieuws komt door afluisterpraktijken, red.]
Diaprojectoren in de aanbieding Max Ossevoort Bij het checken van de NVWK-inventarislijst kwam ik twee diaprojectoren tegen met toebehoren. Aangezien de vereniging voor lezingen en projecties geen gebruik meer maakt van diaprojectoren, stellen wij die ter beschikking aan een lid van de vereniging die ze kan gebruiken. Wellicht heeft u op zolder nog een hele stapel dia’s uit de tijd dat de kinderen klein waren, of prachtige natuuropnamen uit de zeventiger jaren, maar kunt u die niet bekijken omdat uw projector kapot is? Dit is uw kans. Het gaat om een een diaprojector Liesegang A30 (december 1990), een diaprojector Paximat Multing (19??), een telelens voor een diaprojector (januari 1999) en een reservelamp, Osram (januari 1999). U kunt deze zaken tot 1 juni ophalen bij mij; daarna zet ik ze op Marktplaats. Wij vragen niets voor de spullen want we zijn al blij als ze een nieuw doel krijgen, maar een kleine gift voor de verenging wordt uiteraard op prijs gesteld. U kunt mij mailen of bellen, mijn contactgegevens staat voorin de Waardvogel.
34
De Waardvogel – april 2014
Nachtvlinders in de schijnwerper Gabrielle Heuvelman Dit jaar willen we een start maken met een nachtvlinderonderzoek in de Krimpenerwaard. Nachtvlinders zijn overal om ons heen. Je ziet ze alleen niet zo vaak, omdat je meestal slaapt als ze actief worden. Nachtvlinders maken een belangrijk deel uit van de Nederlandse biodiversiteit. Veel soorten komen voor in grote aantallen en heel veel andere soorten organismen (denk aan vogels en vleermuizen, maar ook sluipwespen, sluipvliegen en spinnen), zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van nachtvlinders, omdat de rupsen of de vlinders zelf een belangrijke voedselbron voor deze groepen vormen. Het onderzoek is gericht op het verzamelen van gegevens over nachtvlinders in tuinen, parken en natuurgebieden voor de tijdsduur van ongeveer drie jaar. Wat willen we bereiken? 1 Een beeld krijgen van het voorkomen van nachtvlinders in de Krimpenerwaard. 2 Nachtvlinders onder de aandacht van het publiek brengen. 3 De kaders ontdekken van wat belangrijk is voor grote aantallen nachtvlinders in een specifiek gebied. Wat is de bedoeling? Vlinders komen op het licht af en kunnen dan eenvoudig worden gedetermineerd. Er kan gebruik gemaakt worden van de methode met een laken of met een kistval. Beide systemen werken met een felle lamp, en zogenaamde ML-lamp. Bij het gebruik van een laken wordt de MLlamp voor een wit laken geplaatst. De vlinders landen op het laken of op de begroeiing in de buurt van het laken. Een kistval bestaat uit een vierkante bak, waarin twee (plexi)glazen platen zodanig zijn gemonteerd dat een kleine opening in de lengterichting tussen de platen aanwezig is. Boven de plexiglazen platen wordt de lamp geplaatst. De vlinders komen af op het licht en glijden via het plexiglas naar beneden in de open spleet tussen het glas. Vervolgens zoeken ze een veilig heenkomen tussen eierdozen die in de bak zitten. Na zonsopkomst kunnen de vlinders worden gedetermineerd, gefotografeerd en losgelaten. Bij gebruik van een laken wordt een korter gedeelte van de nacht gevangen. Bij deze vangstmethode moet je er immers bijblijven.
Grote beer, foto: Sjani van Ophemert
Lindepijlstaart, foto: Gabrielle Heuvelman
De gegevens worden verwerkt in een Excelbestand en aan het einde van het seizoen worden alle gegevens verzameld in een databestand. Er wordt twee keer per maand geteld. Tussen twee meetdata moeten minstens tien dagen liggen. Vervolgens kunnen we na een aantal jaren uit de gegevens conclusies trekken over aantallen en soorten, trends en verspreiding van nachtvlinders in de Krimpenerwaard. Het werken met licht en het onderzoek zijn niet schadelijk voor de vlinders of andere insecten. Wat is er nodig? We hebben een middelgrote of grote tuin nodig met een diversiteit aan beplanting. Ook in de omgeving moeten voldoende bomen, struiken en planten zijn. Omdat er met licht gewerkt wordt, kan het handig zijn te informeren of de eventuele buren bezwaren hebben. Om een goed beeld te krijgen, zoeken we deelnemers die lange tijd mee willen werken, uit iedere kern/gemeente in de Krimpenerwaard. Op elke locatie zal in overleg met de eigenaar van de tuin een paar maal per jaar gevangen worden. ‘Nachtvlinderen’ is een heel aanstekelijke bezigheid. U zult merken dat u binnen de kortste keren zelf meedoet. Wij nodigen u uit om eens te komen kijken! Let hiervoor op de Agenda op de site, of de Even Noteren in de Waardvogel. Heeft u nog vragen of wilt u zich aanmelden, dan kunt u een mail sturen naar xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx. De Waardvogel – april 2014
35
Argusvlinder Telweekend Anthonie Stip De Krimpenerwaard is een heus bolwerk voor de argusvlinder (Lasiommata megera). Dat is iets om te koesteren, omdat de soort in heel West-Europa en ook in Nederland in rap tempo verdwijnt. De alarmerende afname in Nederland is voor De Vlinderstichting reden om een beschermingsplan voor de argusvlinder op te stellen. Een van de dingen die we organiseren is het Argusvlinder Telweekend op 17 en 18 mei. In dit artikel meer daarover. De argusvlinder is een warmteminnende graslandvlinder die in het midden van de jaren 1990 in grote delen van Nederland nog erg algemeen was. Geleidelijk is de argusvlinder echter van veel vliegplaatsen verdwenen, met name op de hoge zandgronden van de Veluwe, Brabant, Limburg en Drenthe. Vooral na de warme en droge zomer van 2003 was het met veel populaties op de zandgronden gedaan. In het laagveengebied zijn er echter nog volop argusvlinders te vinden. Op sommige plekken, zoals in de Meije bij Zegveld of het Kraaienbos bij Wijngaarden, neemt de argusvlinder zelfs in aantal toe. We kunnen dus stellen dat er een groot contrast is in het reilen en zeilen van de argusvlinder op verschillende bodemtypen. Gissen naar oorzaken Wat de oorzaken zijn van de plotselinge afname van de argusvlinder in ons land, is onderwerp van de nodige speculatie. Omdat de afname zich niet beperkt tot Nederland, maar zich onder andere ook in GrootBrittannië, Vlaanderen, Frankrijk en Duitsland openbaart, moeten we denken aan oorzaken die op grote schaal plaatsvinden. Waarschijnlijk speelt de depositie van stikstof, dat door industrie, verkeer en landbouw de lucht ingestoten wordt, een belangrijke rol. Het veroorzaakt
onder meer versnelde vegetatiegroei, leidend tot een koeler microklimaat. Omdat argusvlinderrupsen warme, open plekjes in de vegetatie prefereren, kan een koel microklimaat wel degelijk negatief uitwerken. Daarnaast kan de stikstofdepositie ook tot veranderingen in bodemchemische processen leiden. Daar hebben we echter nog niet goed grip op. Verder spelen voedselgebrek voor de adulte vlinders – er zijn minder bloemen in het landschap te vinden – evenals veranderingen in de fenologie en het verdwijnen van landschapselementen een mogelijke rol. Wat nou dé oorzaak is, weten we echter nog niet. Daarom bundelen we in het beschermingsplan voor de argusvlinder alle bestaande kennis over de soort en proberen we sleutelfactoren te vinden die de afname veroorzaken. In het beschermingsplan gaan we ook aandacht besteden aan argusvlindervriendelijk beheer en identificeren we kennisleemten over de soort. Dit alles moet ertoe leiden dat de argusvlinder voor ons land behouden blijft. Telweekend Een van die kennislacunes betreft de huidige verspreiding van de argusvlinder in Nederland. Daarom organiseert De Vlinderstichting op zaterdag 17 en zondag 18 mei het Telweekend Argusvlinder. Dat gaat als volgt in zijn werk: je onderzoekt een uur lang een kilometerhok op de aanwezigheid van de argusvlinder. In dat uur ga je de geschikte plekken, waar je argusvlinders verwacht aan te treffen, binnen een kilometerhok af. Zijn argusvlinders niet aanwezig, dan geef je een nulwaarneming door. Zijn er wel argusvlinders, dan tel je het aantal exemplaren, liefst onderscheiden naar geslacht. Man en vrouw argusvlinder zijn eenvoudig te onderscheiden in het veld. Het mannetje heeft een brede, donkerbruine geurstreep over de bovenkant van de voorvleugel. Bij het vrouwtje ontbreekt deze streep. Binnen een kilometerhok zoek je alleen op de openbaar toegankelijke
Argusvlinder, links vrouwtje, rechts mannetje; boven binnenzijde, onder onderzijde. Spanwijdte 44 tot 56 cm. De vlinder is niet moeilijk te determineren. Kenmerken: grondkleur bovenzijde oranje met bruine lijnen. Het mannetje heeft op de bovenvleugel een dikke bruine geurstreep die bij het vrouwtje ontbreekt. Zowel op de onder- als de bovenkant van de voorvleugel zit bij beide geslachten één zwart oog in een oranje vlak; op de bovenkant van de achtervleugel zit onderaan een rij zwarte ogen in oranje vlakjes. De onderkant van de achtervleugel heeft een grijsbruine grondkleur met scherpe bruine lijnen, waarop weer een volle rij ogen, maar hier zijn ze bruin. Al deze ogen bezorgden de vlinder zijn naam. De reus Argus uit de Griekse mythologie had honderd ogen over zijn lichaam, waarvan er nooit meer dan twee tegelijk sliepen. Zijn spreekwoordelijke waakzaamheid lijkt overgedragen op de rusteloze vlinder. Bron illustratie: http://delta-intkey.com/
36
De Waardvogel – april 2014
terreinen. Als je zelf toestemming van een grondeigenaar weet te regelen, is dat prima, maar De Vlinderstichting regelt geen vergunningen. Krimpenerwaardse deelname aan het telweekend mag natuurlijk niet ontbreken. Als argusvlinderbolwerk hebben we immers een reputatie hoog te houden. De coĂśrdinatie van de telling in de Krimpenerwaard is in handen van Gabrielle Heuvelman. Wil je meedoen met de telling, stuur dan een mailtje naar xxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xx. Je wordt dan op de hoogte gehouden over de telling en de invoermogelijkheden, die momenteel worden ontwikkeld. Waar kun je ze vinden? Waar in de Krimpenerwaard kun je argusvlinders aantreffen? Om dat te weten, is het cruciaal om te begrijpen welke eisen de argusvlinder aan zijn leefomgeving stelt. De vlinder leeft in graslanden waarin veel variatie is in vegetatiestructuur: er zijn open plekjes waarop de vlinders kunnen opwarmen, er is beschutting door bomen en struiken, de vegetatie is niet al te hoog (<30cm) en moet tamelijk ijl en kruidenrijk zijn. Goede nectarplanten bij ons zijn knoopkruid, akkerdistel, speerdistel, kruldistel, grote klit, vlinderstruik en incidenteel ook boterbloemen en gele composieten. Verder selecteert de argusvlinder verticale landschapsstructuren om daar in de luwte op een warm
plekje eitjes af te zetten op grassen. Je moet hierbij denken aan structuren als stenen muurtjes en trappen, dode boomstronken of hakhoutstobben, een vangrails, hekken en houten of betonnen palen. Dat wetende zijn favoriete argusvlinderplekken in de Krimpenerwaard de bloemrijke graslanden op dijken en kaden, schrale graslanden met beschutting en open plekken, bloemrijke wegbermen en bovendien stads- of dorpsparken en in de zomer zelfs tuinen. Het lijkt erop dat de voorjaarsgeneratie, die vliegt vanaf eind april tot begin juni, minder de neiging tot zwerven vertoont dan de zomergeneratie (juli-augustus). Dat verklaart waarom ze in de zomer nogal eens in tuinen worden gezien, snoepend van bijvoorbeeld de vlinderstruik. Doe mee! De argusvlinder is verspreid over de hele Krimpenerwaard aan te treffen, al maak je wat minder kans in een open weiland met monotoon Engels raaigras. Zeker in het oostelijk deel van de Krimpenerwaard zijn nog veel witte gebieden, waarvan we niet weten of deze mooie vlindersoort er wel voorkomt. Help jij mee om in de hele Krimpenerwaard argusogen te zoeken? Met deelname aan de argusvlindertelling op 17 en/of 18 mei draag je bij aan het gerichter beschermen van de argusvlinder in ons land.
Belofte Tekst en illustratie M. Bersma Kale stammen die zich rekken naar de winterblauwe lucht dorre braamstruik met de takken zonder blad en zonder vrucht. Maar nieuw leven is verborgen in de knoppen van het hout strakjes juichen alle kleuren als de lente zich ontvouwt. De Waardvogel â&#x20AC;&#x201C; april 2014
37
Gezocht: tellers van krabbenscheer en groene glazenmakers Patrick Heuvelman De groene glazenmaker is een libel, die sterk gebonden is aan vegetaties van krabbenscheer. Helaas komen we deze opmerkelijke plant en die prachtige libel nog maar beperkt tegen. Beide soorten kenden vroeger in Nederland een uitgebreide verspreiding, maar zijn de afgelopen decennia sterk in aantal achteruitgegaan. De afname van vindplaatsen en omvang van populaties is een trend die zich niet alleen voordoet in Nederland maar in heel West-Europa. Zowel de groene glazenmaker als het krabbenscheer staan daarom als bedreigd op de Nederlandse Rode lijsten en de libel wordt net als zijn leefbiotoop beschermd door de Flora- en faunawet. De NVWK is door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard opnieuw gevraagd om net als in 2003 en 2006 het voorkomen van krabbenscheer en de daar aan gerelateerde groene glazenmaker in onze polders in kaart te brengen. Het doel is een beeld te krijgen van de waterkwaliteit en het resultaat van het beleid van de afgelopen jaren. Krabbenscheer is namelijk een goede indicator van goede waterkwaliteit. Jarenlang is er beleid gevoerd om de waterkwaliteit te verbeteren, met de verwachting dat krabbenscheerpopulaties zich konden verspreiden of vergroten. De resultaten van het onderzoek kan het waterschap gebruiken om hun beheer voort te zetten of waar nodig aan te passen. Ook kan er meer gestuurd worden in het beheer van de krabbenscheerpopulaties. We hebben twee opdrachten. De eerste is het inventariseren van het voorkomen van krabbenscheer. Dit zal van mei tot half juli 2014 plaatsvinden. De tweede opdracht is het inventariseren van de groene glazenmaker. Deze periode van inventarisatie zal van half juli tot en met augustus 2014 zijn. Het bestuur van de NVWK heeft zijn steun aan het onderzoek toegezegd en zoekt nu onder al zijn leden, en binnen de diverse werkgroepen, vrijwilligers om dit onderzoek met elkaar uit te voeren. Wij vragen u zich aan te melden om een bijdrage te leveren aan dit onderzoek. Aanmelden kan tot en met 1 mei via het mailadres of telefoonnummer onderaan dit artikel. U kunt alleen krabbenscheer inventariseren of alleen de groene glazenmaker, maar beide mag ook! Er komt nog een informatieavond waarop indeling, wijze van noteren, kaartmateriaal, vergunning enzovoort aan bod komen. Deze avond zal in de week van 12 tot 16 mei worden gehouden op een nog nader te bepalen locatie. Omdat het tellen (lees: herkennen) van groene glazenmakers wat moeilijker is dan van krabbenscheer, zal er een extra avondje komen voor (bij)scholing van de aspirant-tellers. Deze informatie wordt uitgereikt aan de deelnemers van dit onderzoek. Zomeravonden buiten in de natuur kunnen heerlijke momenten betekenen! Zin om deel te nemen aan de inventarisatie van deze heel bijzondere bewoners van onze waard? U kunt zich voor 1 mei a.s. aanmelden via: cplanten@nvwk.nl, tel.: xxxx xxxxxx. Boven: krabbenscheer, vrouwelijke plant, foto: Frans Batenburg Onder: groene glazenmaker, vrouw, foto: http://commons.wikimedia.org
38
De Waardvogel â&#x20AC;&#x201C; april 2014
Fotograaf: Frans Batenburg
Even Activeren Erik Kleyheeg Trekvogels tellen in april Als u dit voorjaar een keer vroeg wakker wordt en het is prachtig rustig lenteweer en u heeft nog geen plannen gemaakt, kom dan ook eens naar trektelpost ‘De Hoekse Sluis’ op de Lekdijk tussen Bergambacht en Lekkerkerk! Vooral in de maand april zult u vaak anderen tegenkomen op de telpost en de kans op bijzondere vogelwaarnemingen is groot. Zoekt u op www.trektellen.nl maar eens de resultaten van ‘De Hoekse Sluis’ in april op, dan zult u mij geloven. Het verleden leert dat vooral perioden met aanhoudende zuidoosten wind erg geschikt zijn en zeer zeldzame soorten op kan leveren (roodpootvalk, slangenarend, hop, ze zijn allemaal al gezien op de telpost). De telpost is gemakkelijk te herkennen aan het metalen gemaalhuisje dat op de dijk staat met aan weerszijden een parkeerplaatsje. Big Birding Day op 10 mei Voor de Big Birding Day van 2014 wachten we deze keer tot de spotvogel en bosrietzanger gearriveerd zijn. Op zaterdag 10 mei barst de strijd tussen de teams weer los. Het wordt tijd dat het winnende team van vorig jaar en het jaar daarvoor (en het jaar dáárvoor) eens wordt verslagen, dus ik roep iedereen op een team te vormen en de uitdaging aan te gaan! Teams van drie à vier personen kunnen worden aangemeld via een mailtje naar xxxxxxxxxx@xxxxxxxx.xx. Individuele aanmeldingen zijn ook welkom, dan proberen we je in te delen in een ander team. De Big Birding Day duurt de hele dag, vanaf 5.00 uur ’s ochtends tot 17.00 uur ’s middags en we verzamelen zoals gebruikelijk bij Café Restaurant ‘De Loet’ in het Loetbos. Zelf een vogelexcursie organiseren Weet je een leuke plek om te vogelen waar je de andere leden van de NVWK ook eens attent op wilt maken? Of vind je het leuk om eens zelf het schema van excursies naar Zeeland, de Oostvaardersplassen of een ander gebied te bepalen? Schroom dan niet om contact op te nemen met de vogelcoördinator en dan plannen we samen een excursie in. Door tijdgebrek is het soms lastig voor mij om excursies te plannen, dus jouw eigen initiatief is altijd van harte welkom.
Met de plantenwerkgroep op pad Patrick Heuvelman Dit seizoen wil ik met de plantenwerkgroep de vegetatie van verschillende gebiedjes in de Krimpenerwaard inventariseren. De bedoeling is om eens in de twee weken op woensdagavond tussen 19.00 en 21.00 uur er op uit te gaan. We starten op 28 mei. Er is geen verplichting om altijd te komen na aanmelding en uiteraard gaan we enkel bij acceptabel weer. We willen op een laagdrempelige wijze de soorten in de Krimpenerwaard in kaart brengen. Niet uren staren naar een soort, maar lekker door een gebied lopen en onze ogen de kost geven, waarbij we de verschillen in plantgroei tussen de diverse biotopen gaan herkennen. De planten die we niet direct op naam weten te brengen, kunnen door wie het leuk vindt, worden meegenomen naar huis voor verdere determinatie. Naar ik hoop zullen we op onze (stroop)tochten ervaren en minder ervaren ‘floristen’ hebben, die elkaar versterken. Het idee is om ons het eerste jaar te concentreren op de kaden in de Krimpenerwaard (zie artikel elders in deze Waarvogel). Zin om deel te nemen aan deze activiteit? U kunt zich voor 10 mei a.s. aanmelden bij Patrick Heuvelman, cplanten@nvwk.nl, telefoon xxxx-xxxxxx.
Floron inventarisatie Patrick Heuvelman Voor floristen en toekomstige floristen onder ons is er op zaterdag 17 mei een excursie van de FLORON-afdeling ZuidHolland Zuid in de Krimpenerwaard. Er worden op die dag door deelnemers uit heel Zuid-Holland op uitnodiging van de NVWK, twee kilometerhokken geïnventariseerd in de omgeving van de Lageweg en de IJssellaan in Ouderkerk aan den IJssel. Er is ruimte voor leden van de NVWK met enige basiskennis van plantsoorten uit deze regio, om aan te sluiten. Deelname is gratis; voor lunch, koffie of thee moet men zelf zorgen. Kijk op http://www.floron.nl/Over-FLORON/Districten/D16-Zuid-Holland-Zuid voor meer info over deze activiteit van FLORON. Zin om deel te nemen aan deze activiteit? U kunt zich voor 10 mei a.s. aanmelden bij Patrick Heuvelman, cplanten@nvwk.nl, telefoon xxxx-xxxxxx. De Waardvogel – april 2014
39
Het Zuid-Hollands Landschap bestaat 80 jaar Vier dit jubileum mee op de fiets Tim Remmel, medewerker communicatie Zuid-Hollands Landschap
PERSBERICHT
In 2014 bestaat het Zuid-Hollands Landschap 80 jaar. De provinciale natuurbeschermingsorganisatie viert dit op zaterdag 24 mei 2014 met haar Beschermers en andere fietsliefhebbers. Rijdt u ook mee met de Tour de ZHL?
Heerlijk fietsen door het Zuid-Hollandse landschap; foto: Idde Lammers, ZHL Welk deel van Zuid-Holland verkent u? De Tour de ZHL is een speciaal voor het jubileum uitgestippelde fietstocht van 464 kilometer door de hele provincie ZuidHolland. De tocht gaat langs en door ruim 65 natuurgebieden van het Zuid-Hollands Landschap. Deelnemers kunnen zich vooraf voor een van de 28 etappes inschrijven en deze etappe tijdens de Tour de ZHL, op basis van het fietsknooppuntennetwerk, tussen 10.00 en 15.00 uur fietsen. Op één na alle etappes beginnen en eindigen in een natuurgebied van het ZHL. Het startpunt van de ene etappe is het eindpunt van de daaraan voorafgaande etappe. Zo maken alle deelnemers samen het rondje compleet en verbinden we op symbolische en gezonde wijze de natuurgebieden van het Zuid-Hollands Landschap met elkaar. Deelname kost slechts € 3,50. Dit bedrag komt ten goede aan de natuur in ZuidHolland. Voor Beschermers van het Zuid-Hollands Landschap of een ander provinciaal Landschap is deelname aan de Tour de ZHL gratis. Voor geïnteresseerden die Beschermer van het ZHL worden, is deelname ook gratis! Online aanmelden! Aanmelden kan middels het digitale inschrijfformulier op de website: www.zhl.nl/fietstour. U geeft hier aan welke van de 28 etappes u op 24 mei zou willen fietsen. De etappes variëren in lengte van 10 tot 26 kilometer. Kiest u voor een etappe door duinen, fietst u liever door het open landschap in het Groene Hart of fietst u een etappe over Goeree? De Tour de ZHL biedt keuze genoeg. En houdt u van een wat langere fietstocht: inschrijven voor twee opeenvolgende etappes kan ook. Op onze website zijn de etappes gedetailleerd weergegeven. Routeflyer Alle deelnemers krijgen in de week voorafgaand aan de Tour de ZHL per etappe een aparte routeflyer toegestuurd. Hierin staan de fietsknooppuntnummers genoemd die u gaat volgen en een kaart van de etappe. Mogelijk zijn er ook kortingsbonnen voor horeca langs de route opgenomen. Tientallen horecagelegenheden ondersteunen de Tour de ZHL. Onder alle deelnemers aan de Tour de ZHL verloten we een nieuwe fiets! De Tour de ZHL wordt mede mogelijk gemaakt door de Nationale Postcode Loterij.
40
De Waardvogel – april 2014
Op jacht naar de sterren
Tekst en foto’s: Anton van Jaarsveld Een florist kijkt niet omhoog naar de sterren. Wat heeft hij te zoeken aan het nachtelijk firmament? Hij vindt er dieren als Grote en Kleine Beer, Kreeft en Schorpioen, maar geen plantennamen, met één uitzondering: de sterren. Die komen hier aan bod, maar dan op de grond. Er zijn in Nederland eigenlijk weinig planten met de naam ‘ster’ achteraan, kennelijk door het ontbreken van een stralend effect. De meest bekende is wel de gele morgenster. Daarvoor hoef je niet op jacht. Hij komt in onze polder regelmatig voor langs de dijken en doet zijn naam eer aan, want een bloeiend exemplaar sluit de bloem ongeveer na het middaguur. Ook niet bepaald zeldzaam zijn de aardsterren (zie foto hiernaast). Die zijn in het najaar in menig bos wel aanwezig, maar wat moeilijker te vinden. De bruine kleur van deze paddenstoelen valt niet op tussen, en soms onder, de gevallen bladeren. Waarnaar je wel op jacht moet, zijn de geelsterren. In de Krimpenerwaard zijn ze bij mijn weten namelijk niet te vinden. Ik voel me bij zo’n zoektocht als de vogelaar die graag een foto wil schieten van de bruine klauwier. Misschien wat overdreven om voor wat foto’s het land af te reizen, maar ja, die nieuwsgierigheid, hè? De geelsterren horen tot de leliefamilie: in de grond zitten bolletjes. Het zijn lage voorjaarsbloeiers die lastig genoeg erg op elkaar lijken. De meest algemene is de weidegeelster. Deze en de akkergeelster komen het meeste voor in het dal van de Gelderse IJssel en in de omgeving van Haarlem. Heel bijzonder is de groeiplaats van de laatste soort in het centrum van Zwolle op het Van Nahuysplein (zie onderste foto). De bosgeelster is als stinsenplant ruim vertegenwoordigd in de Haarlemmerhout en op de landgoederen in Groningen en Friesland, de zogenaamde borgen resp. staten. In Drenthe beschermen de inwoners van het dorp Gieten hun bosgeelsterren, hier ook wel de ‘edelweiss van de Hondsrug’ genoemd. Een werkgroep heeft bij het gemeentebestuur gedaan gekregen, dat er een maaibeleid wordt gehanteerd, dat vergelijkbaar is met het uitgesteld maaibeleid van agrariërs in de Krimpenerwaard. Tot slot nog noem ik nog twee zeldzame soorten: de schedegeelster en de spitse geelster. Voor de eerste soort moet je de reis naar Twente maken. Van de spitse geelster schijnt maar één vindplaats te bestaan, te weten in het Kennemerland. Die zit in m’n verzameling. Overigens ben ik bang, dat door het warme voorjaarsweer een zoektocht dit jaar te laat komt. Eigenlijk is het met de geelsterren als met het firmament: de sterren zijn er wel, maar je ziet ze vaak niet. De bewolking verhindert vaak het zicht naar boven en op de grond vallen de grasachtige plantjes met hun korte bloeitijd slecht op. Maar mooi zijn ze! De Waardvogel – april 2014
41
In memoriam: Jan Terlouw Joke Colijn, namens bestuur en oud-bestuursleden NVWK, en allen die met Jan samenwerkten Wij zijn bedroefd u te moeten meedelen dat Jan Terlouw op 5 april 2014 is overleden. Jan is in besloten kring gecremeerd. Wij hebben Jan altijd ervaren als een fijn mens om mee samen te werken. Hij was goed in het organiseren en anticipeerde op zaken, waardoor alles eigenlijk altijd op rolletjes liep. Maar bovenal hebben wij Jan altijd gewaardeerd om zijn positieve insteek, zijn gedrevenheid en zijn vermogen om te relativeren. Als een vriendelijke tank ging hij gewoon zachtjes door om de taken die hij belangrijk vond goed uit te voeren. De positieve levenshouding behield hij ook tijdens de periode dat hij ziek werd. Nooit hoorden wij hem klagen; hij wist heel goed wat hem te wachten stond, maar was erg terughoudend om erover te spreken. Hij koos hoe hij de weg wilde gaan. Wij missen in Jan een bijzonder mens en een zeer gewaarde collega. Jan verhuisde in 1996 van Schiedam naar Gouderak, waar hij genoot van het landschap om hem heen. In 2000 begon Jan met ‘weidevogelen’ onder begeleiding van Arie Spruyt, veldmedewerker van Landschapsbeheer ZuidHolland (LBZH). Hij kwam terecht op het veehoudersbedrijf van de maatschap Verkaik in Gouderak. Mede dankzij de gastvrijheid en volle medewerking van de familie Verkaik kreeg Jan het virus van het weidevogelen flink te pakken. In 2002 kwam er een wisseling van de wacht bij de coördinatoren weidevogelbescherming: Dick Anker en Simon de Ligt gaven het stokje over aan Leo Groen en Jan Terlouw; de taken waren toen nog verdeeld over een oostelijk en een westelijk deel van de Krimpenerwaard. Vanaf dat moment hield Jan zich volop bezig met contacten onderhouden met zowel de boeren als de vrijwilligers. Daarnaast had hij ook nog een weidevogelgebied in Zevenhuizen om na te lopen, bij maatschap W. & C. de Haan. Beide taken volbracht hij met verve. Leo moest vanwege drukke werkzaamheden in 2010 stoppen met zijn coördinatorschap, waarna Rinus van de Bos hem opvolgde als collega van Jan. Ook Rinus moest in 2011 afhaken, waardoor Jan vanaf dat moment de enige coördinator weidevogelbescherming voor de hele Krimpenerwaard was. Jan was als coördinator altijd erg betrokken bij de verslaglegging. Hij deed veel voorwerk voor degene die het weidevogelverslag maakte. In de tijd dat Ewald Schattenberg de verslagen maakte heeft Ewald daar veel aan gehad. Ewald herinnert zich dat Jan altijd zelfgemaakte jam voor hen meebracht als hij de vers gedrukte weidevogelverslagen kwam ophalen. Voor de verspreiding van alle verslagen onder de boeren en vrijwilligers hielp Jan volop mee om dit in goede banen te leiden door op de afsluitavonden alle verslagen van adresstickers te voorzien, zodat ieder vrijwilligersgroepje de juiste verslagen mee kreeg om te bezorgen. Verder sprokkelde hij de materialen bij elkaar die dan beschikbaar waren op de startavonden voor de vrijwilligers, zoals bamboestokken, nestbeschermers en zwarte stern vlotjes; met dank aan LBZH en het ZuidHollands Landschap. Jan heeft zich ook altijd hard gemaakt voor een financiële bijdrage door de agrarische natuurvereniging Weidehof Krimpenerwaard, ten behoeve van onze afsluitavonden. Marinus de Vries en Jan waren stevige onderhandelaars waarbij Jan toch steeds weer een leuke bijdrage wist te regelen voor een heerlijk buffet. Mede dankzij deze
42
De Waardvogel – april 2014
buffetten, met een minimale eigen bijdrage van de vrijwilligers, waren het altijd gezellige avonden waar uitvoerig werd bijgekletst. Nadat Ewald stopte met de verslaglegging van de gegevens van de weidevogelbeschermers, volgde Bente Tielkemeijer hem op. Regelmatig kwamen Jan en Bente bij elkaar om gegevens te verwerken, adreslijsten bij te houden en het jaarlijkse verslag voor te bereiden. Jan erkende het belang en de mogelijkheden van de digitale verwerking van de weidevogelgegevens en bezocht de instructiecursus, maar hij liet het leren werken met het LBZH-programma liever over aan Bente. Bente leerde Jan kennen als heel vriendelijk en geduldig bij de samenwerking, en het was ook vooral erg gezellig met hem. Ze hadden vaak wel een grapje of een praatje en Jan maakte Bente enthousiast voor het weidevogelen. Zijn kennis van en belangstelling voor alle vogels was groot. Hij hield zelf diverse eenden-soorten, en genoot heel erg van de beelden op de website van Beleef de Lente. Vaak vertelde hij Bente leuke dingen over vogels die ze nog niet wist. Klaas de Mik, sinds het seizoen 2014 de opvolger van Jan als coördinator weidevogelbescherming nadat de functie meer dan een jaar vacant was geweest, heeft Jan enkele maanden geleden nog gesproken om bepaalde details te horen over de inhoud van het werk. Het viel Klaas vooral op dat Jan zelfs toen er het beste van wist te maken en gemotiveerd was om de zaken goed af te handelen. Het gaf Jan rust dat er een opvolger was gevonden om zijn vrijwilligerswerk voort te zetten. Ook ikzelf heb Jan leren kennen als een bijzonder plezierige man. Hij hield van een grapje, maar was heel consciëntieus waar het ging over wat belangrijk was. Als Jan ergens in geloofde, zette hij zich met hart en ziel in. Hij wist dat mijn belangstelling uitgaat naar het werken met edelstenen en edelmetaal; een belangstelling die we deelden. Een paar jaren geleden besloot hij zijn materialen weg te doen, en gaf hij mij een aantal ruwe stenen om te bewerken. Ik kan niet naar die stenen kijken zonder aan Jan te denken; ik vond het heel bijzonder dat ik die kreeg. Jan was een erg betrokken mens, wat bleek uit allerlei kleine dingen. Zo stuurde hij me de afgelopen jaren een uitnodiging door van een jaarlijkse bijeenkomst voor lapidaristen (steenbewerkers) in Giethoorn, en schreef er de laatste keer op: misschien heb je er dit jaar wel tijd voor. Om met Bente te spreken: Jan was een bovenste beste en zal heel erg worden gemist. Foto: Bente Tielkemeijer
Verzamelde berichten van de landschapsonderhoudwerkgroep Edith Kuijper Wat hebben we een mooi project aan de pestbosjes, dit jaar. Pestbos nummer twee is ook in onderhoud bij de NVWK. Een groep vrijwilligers heeft zich o.a. ingezet om deze legakker in ere te herstellen op 15 februari 2014. Op 1 maart 2014 werkten veel vrijwilligers aan het onderhoud van het derde pestbos aan het Westeinde in Berkenwoude. Met de boot werden ook enkele eilandjes in een veenput onderhanden genomen. Kijk nog eens terug op de site naar de foto’s van 1 maart, van het werk aan de bosjes in Berkenwoude, voor het betere kunst- en vliegwerk met een boot! Met prachtig weer erbij, en wederom een grote opkomst. Twee grote populieren werden een kopje kleiner gemaakt. En passant werd een nieuw hek met een mooi klapdeurtje gezet. Hout kunnen we van de zomer nog ophalen. Zaterdag 15 maart werkten de vrijwilligers van de NVWK aan het vierde pestbos in de Krimpenerwaard. Het was een fikse werkdag met hele dikke bomen. Gelukkig waren er veel motorzagers die dat wel een mooie uitdaging vonden. Lekker buiten werken en veel kachelhout verzamelen. Leuk dat er ook weer twee knotters uit de knotgroep Krimpen waren aangesloten. Bijgevoegd wat foto’s. Dat was dan alweer de laatste knot-werkdag van dit seizoen! Ook voor de extra werkdag van 22 maart (fruitbomen) zijn voldoende vrijwilligers gevonden.
Linksboven: een voldane motorzager op de legakker op 15 februari; rechtsboven: drie vrolijke knotters op 1 maart; linksonder: kunst en vliegwerk met een boot op 1 maart; rechtsonder: op 15 maart, knotten is voor alle leeftijden leuk!
De Waardvogel – april 2014
43
Even voorstellen: werkgroep RO Sandra Bouman Samen met Ton en Arie maak ik (Sandra Bouman) deel uit van de werkgroep Ruimtelijke Ordening (RO). Toen ik in de tweede helft van 2013 vanuit Gouda naar Schoonhoven verhuisde, wilde ik meer bijdragen aan het behouden van ons mooie gebied de Krimpenerwaard en ben zo in contact gekomen met de NVWK. Al pratende met Max over mijn werk, interesses en mogelijkheden kwamen we op het onderwerp werkgroepen binnen de NVWK. Max vertelde enthousiast over de wens om een werkgroep RO toe te voegen en nog voor ons gesprek voorbij was, had ik naast mijn lidmaatschap ook een zetel verworven in de nog te vormen werkgroep. De werkgroep kijkt kritisch naar alle ontwikkelingen en verleende ontheffingen/vergunningen in het gebied (zie ook de introductietekst van de werkgroep RO op de site). Hierbij heb ook ik de taak om te signaleren, vragen te ontvangen, te behandelen en waar wenselijk en mogelijk op te pakken. Vanuit mijn eigen idealen hecht ik veel waarde aan samenwerken en daar waar mogelijk gebruik te maken van elkaars kennis en kunde. Niet alleen binnen de NVWK, maar ook daarbuiten. Netwerken vormt een belangrijk onderdeel van mijn taken en ik sta open voor elke bijdrage die hieraan geleverd kan worden. Om me meer te verdiepen in de vogelsoorten ben ik begonnen met een vogelcursus en hoop de nieuwe kennis tijdens de vele excursies of tijdens het struinen in ons gebied toe te kunnen passen. Mocht je dus een vreemde vogel voorbij zien komen, dan ben ik het misschien wel. Schroom dan niet om even een praatje te maken. Wie weet ontstaat er een mooie samenwerking om ons gebied nog beter te kunnen behouden.
Ton de Groot Ik ben Ton de Groot, vanaf 1957 woonachtig in Schoonhoven. Ik ben getrouwd met Anneke en heb twee kinderen en één kleinzoon. Mijn passie voor de natuur is al op jonge leeftijd ontstaan. De Lek-uiterwaarden (grienden) waren een prachtig domein om ontdekkingen te doen. Op latere leeftijd heb ik in het toen nog analoge fototijdperk vooral tijdens vakanties veel aan natuurmacrofotografie gedaan, waarvan dia’s gemaakt werden - rekken vol. Mijn interesse in de natuur is vrij breed. Zo hebben alle jaargetijden wel iets waarvan ik probeer te genieten, maar mijn grootste passie ligt toch wel bij de vogels, waarvoor ik als het enigszins mogelijk is het gehele land doorkruis om soorten te kunnen zien . Mijn motivatie om mij aan te melden voor de werkgroep RO is om een steentje te kunnen bijdragen aan de vereniging en mee te kunnen denken en een afweging maken over meldingen die binnen komen betreffende het milieu, de natuur en het landschap binnen de Krimpenerwaard .
Arie Dorsman Mijn naam is Arie Dorsman en ik ben bij deze werkgroep betrokken door de deelname van de NVWK aan het Veenweidepact. Ik ben vanaf 1997 namens de NVWK lid van de Landinrichtingscommissie, die later over is gegaan in het Veenweidepact. Deze gebiedscommissie, ingesteld door de Provincie, heeft als doel om natuur en landbouw te optimaliseren in de Krimpenerwaard. De vijf gemeenten, het waterschap, diverse agrarische organisaties, Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard, het Natuur- en Recreatieschap Krimpenerwaard, het Zuid-Hollands Landschap en de NVWK hebben zitting in deze gebiedscommissie. De laatste twee instanties vertegenwoordigen het natuurbelang. De komende jaren moet er veel natuur ontwikkeld en aangelegd worden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS wordt ingericht om de achteruitgang van biodiversiteit te stoppen en daar waar mogelijk om de biodiversiteit in totaal te laten toenemen. Hier ligt een grote verantwoordelijkheid voor de NVWK als maatschappelijke organisatie, om het belang van natuur in de Krimpenerwaard te verdedigen en voor het voetlicht te brengen. Natuur in o.a. de Berkenwoudse Driehoek, polder Den Hoek, het Paddenpad, Bilwijk en de diverse landschapselementen zijn tot stand gekomen dankzij de inrichting van de EHS in de Krimpenerwaard door het Veenweidepact. Deze gebiedsontwikkeling wil ik graag namens de NVWK verder brengen met nog meer natuur in de Krimpenerwaard ten gunste van o.a. de weidevogelstand en om de botanische doelstelling te halen. De Waardvogel – april 2014
45
Lezersaanbieding: prachtig fotoboek Krimpenerwaard (met gratis extra boekje over de molens) Peter Egge, Uitgeverij Watermerk Als vervolg op het snel uitverkochte fotoboek ‘Panorama Krimpenerwaard’ heeft Uitgeverij Watermerk uit Lekkerkerk een nieuw fotoboek over de Krimpenerwaard uitgegeven: ‘Hollandse luchten en landschappen in de polder’. Weerman Ed Aldus van RTV Rijnmond schreef bij de schitterende (248) foto’s van fotograaf Eppo Notenboom verklarende teksten over het weer en passende weerspreuken, waardoor het boek nog interessanter is geworden. Buiten de landschapsfoto's staan er ook ruim veertig foto's in van vogels in onze polder, waaronder lepelaars, ooievaars en een nest met torenvalken. Speciaal voor de lezers van de Waardvogel is er een unieke aanbieding: als u € 19,75 overmaakt op banknr. NL86ABNA049.15.35.163 o.v.v. ‘WAARD’ en uw adres, dan ontvangt u als extra ook het boekje ‘Bezoek de molens in ZuidHolland’ met vele foto’s van Eppo Notenboom. De boeken worden dan zonder verzendkosten naar u opgestuurd.
Prijsvraag: waar is deze foto genomen? Onderstaande foto staat op pagina 12 van het schitterende boek ‘Hollandse luchten en landschappen in de polder’ dat u met de speciale Waardvogel-aanbieding kunt kopen, zie hierboven. De vraag is: waar in de Krimpenerwaard is de foto van deze ooievaars vorig jaar genomen? U kunt de juiste oplossing met opgave van uw adres sturen naar de redactie van de Waardvogel (nvwkredactie@gmail.com). Uit de juiste oplossingen worden vijf winnaars getrokken, die het nieuwste boek van fotograaf Eppo Notenboom, ‘Panorama Alblasserwaard’, thuisgestuurd krijgen.
Foto: Eppo Notenboom
46
De Waardvogel – april 2014