2014 3

Page 1

Waardvogel

fo

to

van de maand

OfficiĂŤle uitgave van de NVWK

Weidevogelen vanuit de kano

19

Er broeden weer kerkuilen

20

Levenscyclus vlinders

24

Waarnemen nieuwe stijl

in de Krimpenerwaard

Fotoverslag van de gehakkelde aurelia 53e JAARGANG | NUMMER 3 | JUNI 2014


Belangrijke namen, telefoonnummers en e-mail adressen Bestuur Voorzitter

Max Ossevoort, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx

Secretaris

Algemeen adjunct Coördinator plantenwerkgroep

Dirk-Jan van Roest, info@nvwk.nl Leeghwaterstraat 138, 2871 PL Schoonhoven Gerard van Slijpe, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx bankrekening NVWK: NL82 RABO 0127 2948 80 Hans Kouwenberg, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Patrick Heuvelman, cplanten@nvwk.nl

Coördinator vogelwerkgroep Coördinator PR

Erik Kleyheeg, xxxxxxx@xxxxxxx.ccc Joke Colijn, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx

Penningmeester

xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx

Werkgroepen en andere belangrijke instanties Redactie Waardvogel voor kopij Maria Spruit en Joke Colijn, nvwkredactie@gmail.com Foto’s t.b.v. de website Dirk-Jan van Roest, info@nvwk.nl Werkgroep Ruimtelijke Ordening Sandra Bouman, werkgroepro@nvwk.nl Arie Dorsman, Ton de Groot Coördinatoren vlinders- en libellenSjani van Ophemert en Gabrielle Heuvelman, werkgroep xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator weidevogelbescherming Klaas de Mik, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Coördinator werkgroep landschapsonderhoud Coördinator trekvogeltellingen Coördinator wintervogeltellingen

Patrick Heuvelman Rob van Straaten, xxxxxx@xxxxxx.xx Peter Berger, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Hans Kouwenberg, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Jaap Graveland, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx

Coördinator uilenwerkgroep Coördinator zwaluwenwerkgroep Coördinator jeugdwerkgroep Coördinator Knotgroep Krimpen Coördinator roofvogelwerkgroep Dierenambulance Dierenbescherming Meldpunt m.b.t. milieu en de jacht Melden van zwerfvuil Meldpunt Laagvliegen Krimpenerwaard Vogelasiel

Nico van Dam, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Mieke Verwaal, jeugd@nvwk.nl Jos de Nood, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Morrison Pot, xxxxxx@xxxxxxxxxxxx Gouda e.o. Afdeling Krimpenerwaard Politie Hollands Midden, Regionaal Milieu Team Contact opnemen met de betreffende gemeente

xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx xx xxxxxxxx xxxx xxxxxx xxxx xxxxxx 0900 8844 010 4733333 010 4857847

Vogelklas Karel Schot

Wilt u actief deelnemen aan de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard of wilt u de doelstellingen van onze vereniging steunen, word dan lid. Stuur het formulier hieronder ingevuld naar de secretaris op bovenvermeld adres, of meld u aan op www.nvwk.nl

Ik geef mij hierbij op als lid / jeugdlid (*) van de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard. Ik geef mij op voor een lidmaatschap / jeugdlidmaatschap / gezinslidmaatschap (zie colofon voor de contributie). Ik wacht met betalen tot ik een acceptgiro heb ontvangen. Naam:

Geslacht: m / v Initialen:

Voornaam:

Straat + Huisnummer:

_______ _______

Postcode:

Plaats:

_______

Geboortedatum:

Telefoon:

_______

E-mailadres: _____________________________________________________________________________________ Datum:

2

De Waardvogel – juni 2014

Handtekening: _________________________


Colofon De Waardvogel ISSN 1384-8240 Jaargang 53 verschijnt 5 x per jaar, februari-april-juniseptember-december Kopij Inleveren voor de 1e van de maand van verschijning Oplage 820 exemplaren E-mail redactie Joke Colijn Maria Spruit nvwkredactie@gmail.com Website www.nvwk.nl Secretariaat & ledenadministratie Dirk-Jan van Roest Leeghwaterstraat 138 2871 PL Schoonhoven info@nvwk.nl Contributie per kalenderjaar: € 5,- voor een jeugdlidmaatschap, één kind t/m 16 jaar € 15,- voor een eenpersoonslidmaatschap € 20,- voor een gezinslidmaatschap Bankrekeningnummer NL82 RABO 0127 2948 80 Lid worden U kunt lid worden door het invullen en opsturen van het inschrijfformulier op de binnenzijde van de voorkant of via info@nvwk.nl Op de voorpagina Brandnetelmot, foto: Huig Bouter Foto van de maand: klein koolwitje, foto: Arie Kooy Overname van artikelen Overname van artikelen uit dit blad is toegestaan met bronvermelding Alle artikelen blijven voor de verantwoording van de auteurs Drukkerij GoudPrintCenter Alblasserdam Zie advertentie Voor advertenties nvwkredactie@gmail.com Jaartarief (= vijf edities): 1/8 pagina: € 50,1/4 pagina: € 90,1/2 pagina: € 150,Ereleden W. Fontijne A. v.d. Waal

Van de voorzitter Max Ossevoort Wat een schitterend voorjaar hebben we inmiddels achter de rug! De natuur leek in alle uitingen een paar weken eerder te zijn. Helaas had dit wel desastreuze gevolgen voor de weidevogelpopulatie: in Nederland zijn op nagenoeg alle agrarische weilanden de weidevogels uitgemaaid door de vroege maaidata. Gelukkig zijn in de gebieden van de terreinbeherende organisaties, zoals het ZHL, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten wel jonge weidevogels groot geworden, maar qua aantallen toch veel te weinig om de daling die het bestand weidevogels elk jaar doormaakt, te kunnen compenseren. Onze weidevogelvrijwilligers ervaren, op enkele uitzonderingen na, elk jaar die doorzettende daling. Het is nu echt één minuut voor twaalf voor de weidevogels en hopelijk komt het nieuwe beleid vanaf 2016 nog op tijd! We blijven hard meedenken in o.a. het Weidevogelberaad waarin we als vereniging vertegenwoordigd zijn. Eén ding is zeker: vrijwillige weidevogelbeschermers zullen een steeds belangrijker taak krijgen, daarom moet de groep vrijwilligers uitbreiden! Neem daarom uw geïnteresseerde buurman eens mee, het is altijd weer een bijzondere ervaring om achterin een weiland alleen te zijn met de geluiden van vogels om u heen. Ondanks alle inspanningen gaat de biodiversiteit ook in de Krimpenerwaard hard achteruit. De NVWK neemt hierin haar verantwoordelijkheid en inventariseert op dit moment bijvoorbeeld boerenzwaluwen, krabbenscheer en de groene glazenmaker. Inventariseren is zo belangrijk omdat we alleen met gegevens kunnen onderbouwen tegenover bestuurders waarom het anders moet, en met harde cijfers kun je ook burgers en buitenlui bewust maken dat we een heilloze weg zijn ingeslagen. Het is fijn als veel mensen meehelpen; de gegevens worden daarmee steeds betrouwbaarder en het scheelt tijd. Bovendien is het een extra goede reden om deze zomer lekker naar buiten te gaan! Wilt u een bijdrage leveren aan bepaalde inventarisaties, neem dan even kontakt met ons op. Kijk hiervoor o.a. op pagina 9 en op www.nvwk.nl onder ‘plantenwerkgroep’. Volgens de landelijke telling van de argusvlinder in mei zijn de aantallen afnemend, maar de Krimpenerwaard blijkt nog een bolwerk voor de argusvlinder te zijn en daar zijn we natuurlijk erg blij mee. Het resultaat van de telling vindt u op bladzijde 29. In augustus wordt opnieuw geteld. De volgende Waardvogel komt pas in september uit, dus kijk voor de datum op onze mooie site, die nog steeds wordt aangevuld. Telt u mee? Gelukkig is er ook positief nieuws te melden. U heeft in de diverse dag- en weekbladen ons persbericht vast al wel gelezen: de kerkuil doet het landelijk goed dit jaar en ook in de Krimpenerwaard hebben ze gebroed. Verder is een broedende kluut in onze waard wel heel bijzonder. Zoals het zich op dit moment laat aanzien, gaat het ook bijna overal in de Krimpenerwaard voorspoedig met de zwarte stern. Ook vind u in deze Waardvogel de enthousiaste verslagen van de Big Birding Day. Liefst vijf ploegen gingen op pad in heel slecht weer, maar noteerden toch nog hele redelijke aantallen en leuke soorten! Als laatste wil ik u uitnodigen om foto’s die u genomen hebt binnen onze Krimpenerwaard en die u bijzonder vindt, op te sturen naar onze redactie, zodat we een steeds mooier geïllustreerde Waardvogel kunnen aanbieden. Veel leesplezier met deze zomerse Waardvogel.

In dit nummer Belangrijke gegevens Van de voorzitter Even Noteren Op de voorpagina Foto van de maand Betrapt en gesnapt Na 40 jaar een broedende kluut Boerenzwaluwonderzoek Big Birding Day 2014 De bijeneters van Johan Scherft Poldernatuur op zijn best Weidevogelen nieuwe stijl Er broeden weer kerkuilen De koolmees Levenscyclus van een vlinder Over waarnemen Uitsluipers bij de Peterput

pag. 02 pag. 03 pag. 04 pag. 05 pag. 05 pag. 06 pag. 08 pag. 09 pag. 10 pag. 17 pag. 18 pag. 19 pag. 20 pag. 23 pag. 24 pag. 26 pag. 28

Argusvlindertelling, het resultaat Wandelen in de Waard Glassnijder Krabbenscheer Schilderstukje, gedicht Even Activeren Berichtje van de penningmeester Natuur en goed rentmeesterschap Samen hooien op Zwaneneiland Verslag van de vogelcursus Klaveren troef Pontische en geelpootmeeuw Landschapselementen (4) Notulen ALV 26 maart 2014 Noodklok voor het landschap Provinciale Vrijwilligersdag 2014

pag. 29 pag. 30 pag. 32 pag. 33 pag. 34 pag. 34 pag. 34 pag. 35 pag. 37 pag. 39 pag. 40 pag. 41 pag. 42 pag. 45 pag. 46 pag. 46

Waardvogel – juni 2014

3


Even noteren Zaterdag 21 juni 2014 van 09.00 tot 12.00 uur Oproep aan vrijwilligers om te helpen met hooien op het Zwaneneiland in Krimpen aan den IJssel, waardoor nieuwe planten een kans krijgen. Iedereen is welkom, graag werkhandschoenen meenemen. Voor gereedschap en koffie wordt gezorgd. Verzamelen bij het bruggetje nabij de Zwanenkade. Aanmelden: xxxx@xxxxx.xx. Meer informatie op pagina 36. Woensdagavond 25 juni 2014 om 19.30 uur Avondwandeling door de heemtuin van Krimpen met aandacht voor de verschillende biotopen en hun specifieke vegetatie. Verzamelen bij de ingang aan de Heemlaan in Krimpen aan den IJssel; meer info bij Patrick Heuvelman xx xxxxxxxx of cplanten@nvwk.nl. Vrijdagavond 27 juni 2014 vanaf 22.00 uur Aan de Nationale Nachtvlindernacht doen wij mee vanuit het Loetbos onder leiding van Huig Bouter en zijn team. De lamp gaat rond 22.00 uur aan; het ‘smeren’ begint ook rond die tijd. Zoals gewoonlijk staan we bij de Hendrikshoeve in het Loetbos. Meer informatie kunt u verkrijgen bij Gabrielle Heuvelman: xx xxxxxxxx of xxxxxxxxx@xxxxx.xx. Woensdagavond 2 juli 2014 om 20.00 uur Lezing over de gierzwaluw door Rob Schröder en Hans van Gasteren van de Werkgroep Gierzwaluwen Gouda. De werkgroep, onderdeel van Stadsnatuur Gouda, zet zich in voor de typische stadsvogel de gierzwaluw. Behalve veel kennis over de gierzwaluw, heeft de werkgroep ook ervaring met het nestelen van deze zomergast. U bent van harte welkom in De Zwaan, Kerkweg 2, 2825 BS Berkenwoude. Meer info bij Hans Kouwenberg (xxxx xxxxxx). Zaterdag 5 juli 2014 om 08.30 uur Een hele dag vlinderen in de Eikenhoutbergen onder leiding van Bram Omon. Het is een dagvullende excursie naar dit gebied in het zuidelijk deel van het Nationaal Park De Hoge Veluwe, met kans op grote en bosparelmoervlinder, heivlinder en groentje. We zijn pas rond 18.00 uur terug. Verzamelen bij de Stolp Inn in Stolwijk. Meer informatie bij Gabrielle Heuvelman: xxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxx.xx of xx xxxxxxxx. Wilt u bij twijfelachtig weer vrijdagavond bellen of het doorgaat? Zaterdag 12 juli 2014 om 09.00 uur Maaisel afruimen van botanische graslandjes in het Loetbos. Net als vorige jaren halen we het droge, maar voedselrijke gemaaide gras weg om de grond te verschralen. Dit doen we om meer plantensoorten te krijgen. Draag u uw steentje bij aan behoud van deze soortenrijke veldjes? Vele handen maken licht werk, en het is nog gezellig ook. Ook kinderen vanaf acht jaar zijn

4

Waardvogel – juni 2014

welkom! Voor koffie en limonade wordt gezorgd. De veldjes liggen wat verder uit elkaar, dus een fiets is wel makkelijk. We verzamelen rond 8.45 uur bij de Hendrikshoeve. Meer info bij Patrick Heuvelman (xx xxxxxxxx). Het weekend van 12 en 13 juli 2014 Op de jaarvergadering hadden we een mooie lezing over honingbijen door imker Maap Groenendijk uit Boskoop. Hij nodigde ons uit in het kader van de Landelijke Open Imkerijdag bij hem te komen kijken aan de Zuidkade 93. Meer locaties staan op bijenhouders.nl. Woensdag 23 juli 2014 om 20.00 uur Eind juli is een mooie tijd om de eerste trekvogels te bekijken in een moerassig gebiedje, zoals het Doove Gat bij Haastrecht. We verzamelen om 20.00 uur bij de parkeerplaats van het volkstuinencomplex en Ooievaarsstation ‘Het Doove Gat’ aan de oostkant van Haastrecht. De excursie duurt maximaal twee uur. Neem voor meer informatie contact op met Erik Kleyheeg: xxxxxxx@xxxxx.xx, xx xxxxxxxx of op pagina 37. Zaterdag 23 augustus 2014 om 08.00 uur Onder leiding van Gijsbert Mourik reizen we af naar de Zeeuwse delta op zoek naar leuke steltlopers en andere vogels. Eind augustus is een spannende tijd, want er is veel kans op zeldzame soorten. We verzamelen om 8.00 uur op de parkeerplaats bij het politiebureau in Krimpen aan den IJssel. De excursie duurt de hele dag, dus neem voldoende proviand mee. Meer informatie op pagina 37. September en oktober 2014 vanaf zonsopkomst Vanaf september wordt de telpost ‘De Hoekse Sluis’ weer vaker bezet. Kom eens langs om de sfeer te proeven. Alle dagen in het weekend is de telpost bemand en vaak ook op doordeweekse dagen. Neem bij twijfel contact op met Erik Kleyheeg (xx xxxxxxx) om te vragen of er iemand is. Zaterdag 20 september 2014 om 07.00 uur Het duingebied bij Meijendel is een mooi gebied om tijdens de trekperiode veel vogels waar te nemen. Daarom maken we een wandeling door het gebied. We vertrekken extra vroeg omdat de trekintensiteit vroeg in de ochtend het hoogst is. Verzamelen bij de Stolp Inn in Stolwijk om 7.00 uur. De excursie duurt tot ongeveer 12.00 uur. Meer informatie op pagina 37. Woensdag 24 september 2014 om 20.00 uur ‘Klimaat in je voor- en achtertuin’, lezing door Hein van Bohemen over hoe groene daken en groene gevels op grote maar vooral ook op kleine schaal rond de woning, de leefomgeving voor planten, dieren én mensen kunnen verbeteren. Interessante kost van een ecoloog over het verbinden van techniek en natuur ten voordele van zowel


mens als natuur, met veel praktische (voor)beelden. Welkom in De Zwaan, Kerkweg 2 in Berkenwoude. Info bij Patrick Heuvelman, cplanten@nvwk.nl. Zaterdag 27 september 2014 vanaf 10.00 uur We gaan waterbeestjes zoeken met de kano. De jeugd van 8 tot 12 jaar (met zwemdiploma) gaat de Loet op om alles eens goed te bekijken. Vooraf opgeven bij Mieke Verwaal: jeugd@nvwk.nl. De verzamelplek is de hooiberg in het Loetbos. Zaterdag 27 september 2014 van 09.00 tot 12.00 uur Oproep aan vrijwilligers om te helpen met hooien op het Zwaneneiland in Krimpen aan den IJssel, waardoor

Op de voorpagina:

nieuwe planten een kans krijgen. Iedereen is welkom, graag zelf werkhandschoenen meenemen. Voor gereedschap en koffie wordt gezorgd. Verzamelen bij het bruggetje nabij de Zwanenkade. Aanmelden en informatie: xxxxxxxx@xxxx.xx. Woensdag 12 november 2014 om 20.00 uur Arie Ouderkerk geeft een lezing over Scandinavische vogels. Arie, vogelaar en fotograaf, neemt ons mee naar het hoge noorden voor spechten, uilen, hoenders en wat daar nog meer aan bijzonders vliegt. U bent van harte welkom in De Zwaan, Kerkweg 2, 2825 BS Berkenwoude. Meer info bij Hans Kouwenberg, xxxx xxxxxx.

brandnetelmot

Paul Schrijvershof De brandnetelmot (Anthophila fabriciana, Linnaeus, 1767) is een klein, overwegend bruin, inheems vlindertje dat je overal kunt aantreffen waar een veldje brandnetels groeit. Dit dagactieve nachtvlindertje meet 10-15 mm. Ondanks hun geringe grootte zijn ze niet te missen, omdat die bruine beestjes meestal opvallend afsteken wanneer ze op de groene brandnetelbladeren zitten. De wijze waarop zij hun vleugels houden is kenmerkend voor de familie Choreutidae (glittermotten). Ook bij u in de buurt kan men de brandnetelmot tegen komen. Meldingen op waarneming.nl komen uit polder Bovenkerk te Stolwijk, polder De Nesse bij Ouderkerk aan den IJssel, Loetbos bij Berkenwoude en EZH-bos, Krimpenerhout en Stormpoldervloedbos in de omgeving van Krimpen aan den IJssel. Wanneer er bij u om de hoek een strook brandnetels groeit dan is de kans groot dat ook daar brandnetelmotjes te vinden zijn. De vliegtijd kent twee pieken. De eerste generatie vliegt van begin mei tot eind juni en de tweede generatie in de nazomer tot begin oktober. Hun voedsel bestaat uit nectar. Vandaar dat je ze ook tegen kunt komen op allerlei nectarrijke planten zoals boerenwormkruid, op soorten binnen het geslacht Leucanthemum (margriet) en langs bosranden op fluitenkruid. De eieren worden zowel op grote als op kleine brandnetel gelegd, maar ook op hop. Door die twee-piekige vliegtijd kent de soort een zomeren een wintergeneratie rupsen. ’s Winters verblijven de jonge rupsen in een klein spinsel in de buurt van de plant. Wanneer deze in het voorjaar uit begint te lopen leeft de

jonge rups voornamelijk op de onderste bladeren van de plant. In het latere volgroeide stadium verplaatst de rups zich naar de jongere bladeren boven in de plant, waar hij meerdere bladeren bijeen spint. Dit spinsel is kenmerkend en veel te vinden in april. De rups verpopt in ditzelfde spinsel. Gedurende de zomermaanden leeft een volgende rupsengeneratie. De vlinders die hier uit voortkomen leggen de eitjes voor de wintergeneratie. De rupsen zijn niet moeilijk te herkennen. Ze zijn licht van kleur, met een inwendige grijze of groene gloed. De kop is eerst bruin, later overgaand in zwart. Het nekschild is zwart gekleurd met in het centrum soms een onduidelijke scheidslijn. Over de gehele lichaam zijn op elk segment een aantal donkere wratten aanwezig. Wanneer u binnenkort een wandelingetje maakt en een rand met brandnetels passeert, let dan eens op de bovenste bladeren van deze netel. De kans is groot dat er een brandnetelmotje zit. Echt genieten is het wanneer je dit juweeltje door een dichtbij instelbare verrekijker, een macrolens of een loep kunt bekijken, maar ook met het blote oog is de brandnetelmot meer dan de moeite waard.

Foto van de maand

: klein koolwitje

Joke Colijn Onze foto van de maand heeft als onderwerp een klein koolwitje (Pieris rapae). De keuze voor het klein koolwitje heeft vooral te maken met het feit dat het zo’n gewoon vlindertje is. Iedereen kent dit witje, bewust of onbewust, en ziet nauwelijks meer de schoonheid van deze vlinder. Het is dan ook het meest voorkomende witje in Nederland, dat vliegt van maart tot en met oktober in drie generaties. (Volks)tuinders zijn niet zo blij met dit vlindertje, omdat het een voorkeur heeft voor koolplanten om zijn eitjes op af te zetten. Een netje helpt, maar gif spuiten is makkelijker… daarom is het zaak dat we de aantallen in de gaten houden. Het kan zomaar gebeuren dat zo’n banaal witje ongemerkt flink in aantal afneemt en we ons ineens realiseren dat we ze nauwelijks meer zien. Want is het verbeelding of heb ik er deze maanden toch minder waargenomen dan vorig jaar en het jaar dáárvoor? Daarom nu eens aandacht voor dit zo gewone witje, hier prachtig in beeld gebracht door Arie Kooy op een bloeiende kattenstaart en geplaatst op krimpen.waarneming.nl. Waardvogel – juni 2014

5


Lepelaar: Anita Melenboer Kraanvogel: Freek Mayenburg Purperreiger: Herman van de Brand Kluten: Hans Stoel Snor: Hans Stoel Koereiger: Rene Lenting


Betrapt en gesnapt Erik Kleyheeg Wat een fantastisch voorjaar hebben we achter de rug! Niet alleen het weer was over het algemeen prachtig, maar ook de vogels droegen hun steentje bij. De lente kwam vroeg dit jaar en veel vogels begonnen eerder dan normaal met broeden. Opvallend genoeg volgden de trekvogels hun normale schema; zij kunnen in Afrika natuurlijk niet zien wat voor weer het in Nederland is. Maar toen de trekvogels eenmaal kwamen, doken er regelmatig fantastische soorten op. Zeker het nieuw afgegraven Doove Gat (polder de Hooge Boezem) bij Haastrecht leverde de ene na de andere prachtsoort op. Wat had ik toch een geluk dat ik aan ‘de goede kant’ van de Krimpenerwaard woon! Een dodaars in zomerkleed zwom op de nieuwe plas in het Doove Gat in een broedverdachte tijd, namelijk op 20 april, maar was de volgende dag weer verdwenen. Na jaren van afwezigheid werd er op 25 april ’s avonds weer een hoempende roerdomp gehoord in de rietstrook bij het Doove Gat, maar ook deze besloot verder te trekken en werd in de avond van 27 april voor het laatst gehoord. Eerder die maand vond Herman van den Brand elders in de Krimpenerwaard al een klapper in de vorm van een koereiger op 3 april. Deze vogel, die prachtig in broedkleed was, bleef aanwezig in polder Krimpen aan de Lek tot 8 april. Purperreigers werden vanaf 1 april weer gezien. Jesse Keyzer meldde op 26 mei vanuit de omgeving Ouderkerk aan den IJssel maar liefst vijftien verschillende overvliegende individuen in een paar uur tijd. Arie Dorsman en Erik Kleyheeg hadden op 3 mei het geluk om een zwarte ibis te zien invallen in het Doove Gat. De ongeringde vogel bleef helaas nog geen tien minuten zitten voordat hij verder vloog in noordelijke richting. Lepelaars werden dit voorjaar weer volop gezien, vooral langs de Lek en in het Doove Gat. Een mannetje pijlstaart verbleef heel april in het helofytenfilter, het vrouwtje werd op 3 april voor het laatst gezien. Minimaal zes verschillende zwarte wouwen werden gemeld uit alle hoeken van de waard. Het betrof uitsluitend overtrekkende vogels. Op 2 april werd door Paul Schrijvershof ook een overvliegende rode wouw gemeld in het Krimpenerhout. Op dezelfde plek meldde Herman van den Brand op 28 mei een overvliegende mogelijke grauwe kiekendief. Van de visarend werden vijf exemplaren gemeld, waarvan vier in de omgeving Ouderkerk aan den IJssel en één bij Bergambacht. De visarenden waren niet dik gezaaid dit voorjaar. Twee smellekens werden in april gemeld vanuit de omgeving Ouderkerk aan den IJssel, één vogel vloog over polder Vlist Westzijde op 22 april en op 5 mei vloog een vrouwtje over telpost ‘De Hoekse Sluis’. De slechtvalk blijft steeds vaker in de zomer ‘hangen’ in de Krimpenerwaard, zo ook dit jaar. Op verschillende plekken werden ze nog laat in mei gezien. Krijgen we binnenkort een broedgeval? Op 16 mei meldde Rudi Terlouw een roepend porseleinhoen in polder Den Hoek, maar dit werd later door anderen niet meer teruggevonden. Op 5 mei vond Jonne Kleyheeg een kraanvogel op een gemaaid weiland in polder Keulevaart. De vogel kwam slapen in het Doove Gat en bleef tot 15 mei in de omgeving aanwezig.

Een andere vogel met lange poten kwam op 21 april invallen in het Doove Gat. Het bleek een steltkluut, maar na nog geen minuut was de vogel alweer vertrokken. Op 18 mei kwam er gelukkig een herkansing, toen er ’s ochtends een paartje steltkluut werd gezien door DirkJan van Roest in het helofytenfilter in polder Den Hoek. Mogelijk dezelfde vogels werden ’s middags gemeld vanuit het Doove Gat, waar ze de volgende ochtend niet meer werden teruggevonden. De ‘gewone’ kluut, die bij ons ook niet zo gewoon is, werd vroeg in het voorjaar vanaf verschillende plekken gemeld en een paartje in het helofytenfilter in polder Den Hoek bleef wel erg lang ter plaatse. Inderdaad bleek halverwege mei dat de vogels gingen broeden (zie elders in deze Waardvogel). Bontbekplevieren trokken alleen maar door en werden op allerlei plekken in de waard waargenomen. Het grootste aantal werd gezien in het Doove Gat, waar op 24 mei elf exemplaren aanwezig waren. Op 17 en 18 mei waren twee verschillende zilverplevieren kortstondig ter plaatse in het Doove Gat. Max Ossevoort vond een mannetje kanoet in zomerkleed in het Doove Gat op 13 mei. Cor Oskam zag op 8 mei een drietal kleine strandlopers op dezelfde plek en tijdens de regenachtige Big Birding Day op 10 mei werden zeven Temminck’s strandlopers gevonden in het Doove Gat. Arie Dorsman vond hier op 30 mei drie krombekstrandlopers die dezelfde dag door verschillende mensen konden worden bewonderd. Op 3 april zag Rudi Terlouw vier bonte strandlopers in het helofytenfilter en daarna werden tot 24 mei met enige regelmaat exemplaren waargenomen bij het Doove Gat. Tussen de grutto’s in het helofytenfilter werd op 7 april nog een IJslandse grutto gezien door Maria Spruit en Wim Sloof. Vincent de Boer zag op 18 april een rosse grutto tussen regenwulpen over polder Den Hoek vliegen en op 8 mei werden twee exemplaren gemeld in het Doove Gat door Martin Fousert. Grote groepen regenwulpen trokken eind april en begin mei door, met maxima van 63 in het Doove Gat (27 april), 62 in polder Den Hoek (1 mei) en 76 exemplaren in de Bochtafsnijding langs de Lek (1 mei). Solitaire zwarte ruiters werden gemeld vanuit polder Veerstalblok en het Doove Gat en ook groenpootruiters werden verspreid over de Krimpenerwaard gezien met een maximum van zeven bij het Doove Gat op 27 april. Bosruiters en oeverlopers werden ook met name gemeld vanuit het Doove Gat, maar vooral de oeverloper werd natuurlijk op allerlei andere plekken gezien, vooral langs de grote rivieren. De laatste in deze lange reeks van Waardvogel – juni 2014

7


zeldzame steltlopers was een steenloper, die op 7 mei werd gevonden door Arie Dorsman in het Doove Gat. Verspreid over de waard werden kleine aantallen zwartkopmeeuwen gemeld, maar slechts één waarneming kwam er binnen van dwergmeeuwen. Hiervan werden er op 14 april drie gezien door Rudi Terlouw boven polder De Nesse. Een geelpootmeeuw stond op 14 april langs de Lageweg en een Pontische meeuw was enkele weken aanwezig bij De Hem langs de Lek. Van de laatste soort werd ook bij Krimpen aan de Lek, Gouda en Lageweg een exemplaar gemeld. Het was een bijzonder voorjaar voor moerassterns. Een spectaculaire witwangstern werd op 24 mei gevonden door Matthijs Broere in het Doove Gat. De vogel vloog kort na de ontdekking op om boven polder Vlist Westzijde te gaan foerageren. De volgende ochtend werd de vogel nog één keer in het begin van de middag waargenomen boven het Doove Gat. Witvleugelsterns werden maar liefst vier keer gezien. De eerste werd door Rob van Straaten gevonden bij het helofytenfilter en ’s avonds ontdekte Morrison Pot een exemplaar boven het Doove Gat. Op 18 mei vond Arie Dorsman nog een overvliegende vogel bij het Doove Gat en op 20 mei werden de twee laatste exemplaren overvliegend gezien door Marcel Schildwacht boven polder Middelblok. Allemaal korte waarnemingen dus en geen broedgeval in de Krimpenerwaard dit jaar! Op 23 april werd een velduil gezien door Jan de Boer bij Kadijk en drie dagen later dook een exemplaar op in polder Keulevaart. Zijn we nu bijna door de zeldzame soorten heen? Nee, nog lang niet. Wat dacht u van een hop die door Michel van Capellen opvliegend werd gezien in Krimpen aan den IJssel op 28 april? Of kleine bonte spechten? Daarvan hoorde Rudi Terlouw er één op 6 april in het

Stormpoldervloedbos en Rob van der Zwet zag er een in Schoonhoven op 4 mei. Noordse kwikstaarten werden drie keer gezien dit voorjaar en op 12 mei werd door Ferry van der Lans nog een hele late man rouwkwikstaart gezien in de omgeving Ouderkerk aan den IJssel. Zingende nachtegalen werden vooral in het Krimpenerhout en in de omgeving van het Loetbos gezien, maar een waarneming uit de Bonrepas bij Schoonhoven laat zien dat je in de doortrekperiode overal een nachtegaal kunt tegenkomen waar het een beetje groen is. Gekraagde roodstaarten werden meer gezien dan gebruikelijk en ook op verschillende plekken. Vooral in de omgeving van de Kwakels was lang een zingend mannetje aanwezig. Op 25 en 26 april zat een paapje in polder Middelblok en een roodborsttapuit zat op 22 april bij het Doove Gat. Beflijsters trokken verspreid over de maand april door, maar in alle gevallen ging het om eenlingen. Zingende snorren zaten in de Berkenwoudsche Hoge Boezem, in de rietstrook langs het Doove Gat en in polder Achterbroek. Arie en Ditta Ouwens meldden op 26 april de zeldzame fluiter in het Krimpenerhout en opvallend genoeg volgden er nog twee waarnemingen van de soort, namelijk vanuit de Kwakels op 16 en 20 mei. Een heel laat baardmannetje werd opvliegend gezien door Caroline Korenstra op 13 mei in het Krimpenerhout. Op drie verschillende plekken in de polder werd in de maand mei een wielewaal waargenomen. Deze soort is tegenwoordig erg lastig te vinden in de regio. De laatste topsoort werd gemeld door Jaap Graveland en betrof een vrouwtje grauwe klauwier op 24 mei bij Kadijk. Een prachtige soort om dit ongelofelijke lijstje met zeldzaamheden mee af te sluiten. Ik zou zeggen: trek er ook op uit, want al dit moois zit bij u om de hoek!

Na 40 jaar een broedende kluut Erik Kleyheeg Sinds de eerste waarneming van een paartje kluten in het helofytenfilter in polder Den Hoek door Jannie Monhemius op 2 mei werden deze vogels bijna dagelijks gemeld. Begin mei is een spannende tijd, want dat is het moment dat kluten op het punt staan om te gaan broeden. De grote vraag was dan ook: trekken ze door of gaan ze broeden? Kluten zijn in de Krimpenerwaard vrij schaars en de meeste waarnemingen betreffen solitaire vogels of paartjes die op de slikken langs de Lek of de Hollandsche IJssel foerageren. Vooral de Zaag bij Krimpen aan de Lek en Hitland tegenover Ouderkerk aan den IJssel zijn bekende plekken. De twee vogels in het helofytenfilter bleven echter wekenlang aanwezig in een geschikte Bron illustratie: broedbiotoop en uiteindelijk werd een exemplaar tussen de visdieven en http://www.planetofbirds.com/ kokmeeuwen op een nest waargenomen. Een broedgeval dus! Landelijk gezien is dat niet echt zeldzaam, maar als je gaat graven in de geschiedenis van de Krimpenerwaard, blijken er slechts twee eerdere broedgevallen bekend te zijn. Het eerste bekende broedgeval vond plaats tijdens de herinrichting van polder Krimpen aan de Lek in de jaren ’60. Het tweede broedgeval is terug te vinden op waarneming.nl, ingevoerd door Rudi Terlouw. Dat betrof een paartje kluten dat in april 1974 nestelde op de zandplaat die de fundering zou gaan vormen voor het waterzuiveringscomplex in polder Veerstalblok tegen de Hollandsche IJsseldijk. In de tussentijd zijn voor zover bekend geen kluten meer tot broeden gekomen in de Krimpenerwaard. Dit betekent dat we nu voor het eerst in veertig jaar weer een broedgeval hebben. Dus toch erg bijzonder!

8

Waardvogel – juni 2014


Boerenzwaluwonderzoek 2014 stand van zaken Max Ossevoort Zoals u in de vorige uitgave van de Waardvogel hebt kunnen lezen, heeft de NVWK het initiatief genomen om te inventariseren hoeveel boerenzwaluwen er broeden in onze Krimpenerwaard. Hierbij hebben we uw hulp ingeroepen om via onze website te rapporteren waar u broedparen of bezette nestjes heeft aangetroffen. Ook hebben we de leden van respectievelijk de ANV Weidehof Krimpenerwaard en LTO Noord Krimpenerwaard via hun bestuur gevraagd aan het onderzoek mee te willen werken. Hoe loopt het onderzoek op dit moment? We hebben diverse meldingen binnengekregen en daar zijn we natuurlijk erg blij mee. Wanneer we die meldingen uitzetten op de kaart van de Krimpenerwaard constateren we wel dat er nog diverse (delen van) buurten zijn waarvan we nog geen enkele melding hebben ontvangen. Dat kan diverse oorzaken hebben. Op de eerste plaats hebben we de indruk dat de boerenzwaluw dit jaar, ondanks het zachte voorjaar, later tot broeden is gekomen dan gewoonlijk. Het is dus goed mogelijk dat de periode waarin we u gevraagd hebben om te rapporteren te kort was, omdat de boerenzwaluw daarna pas tot broeden kwam. Daarom willen we u vragen om er na het lezen van dit artikel nog eens op uit te trekken en de in uw omgeving broedende boerenzwaluwen te rapporteren, zodat we toch onze doelstelling kunnen halen. Dat rapporteren kan rustig tot in juli. Een andere oorzaak kan

zijn dat er te weinig of geen vrijwilligers van de NVWK woonachtig zijn in de buurten waar de boerderijen en andere potentiĂŤle broedlocaties gelegen zijn. In dat geval hadden we van de bewoners van die buurten graag meer meldingen ontvangen, maar daar hebben we geen invloed op. Hoe willen we nu verder gaan? Zoals hierboven al vermeld vragen we u om nog eens goed in uw omgeving te speuren en uw bevindingen via de website te rapporteren. Als u dit leest is inmiddels ook al een groep vrijwilligers benaderd om in bepaalde buurten te gaan kijken en te rapporteren. Laat u dat echter niet weerhouden: we hebben liever een enkele melding dubbel dan helemaal geen melding van een gebied. We doen het tenslotte om de boerenzwaluw te kunnen helpen in zijn voortbestaan! Uiteraard houden we u op de hoogte van de resultaten.

Resultaat van inventarisatie in Vlist, bron: Erik Kleyheeg

Bovenste foto: Gijbert Mourik; Onderste foto: Dick Huitzing

Waardvogel – juni 2014

9


Big Birding Day 2014, de verslagen Prolongatie voor de Koekoekloerders Arie Ros Zaterdagmorgen om 4.00 uur gaat de wekker. Misschien toch wat te kort geslapen maar wat maakt het uit; we hebben er weer zin in: de jaarlijkse Big Birding Day in de Krimpenerwaard! Eén voor één druppelen de deelnemers binnen op de parkeerplaats bij ‘De Loet’. Na de gebruikelijke grappen, gesprekken en niet te vergeten de uitleg van de spelregels mogen we er tegenaan. Twaalf uur lang vogels kijken en luisteren met als doel om zoveel mogelijk soorten te kunnen noteren. Traditiegetrouw beginnen de Koekoekloerders [team bestaande uit Arie Ros, Gijsbert Mourik, Pieter van Dam en Wouter van Pelt, red.] in het Loetbos en ook dit jaar bleek het een goede keuze. Binnen enkele minuten staan bosuil en ransuil genoteerd en kunnen we met recht spreken van een vliegende start. De notulist heeft het maar druk met soorten als roodborst, winterkoning en zanglijster. Omdat de avond ervoor een kraanvogel was gezien bij het Doove Gat, is dit de volgende bestemming. Hopelijk zit hij er nog... Toch maar even via Bilwijk rijden om de steenuil te proberen. Niets. Honderd meter verderop doet een mogelijke roepende grauwe vliegenvanger Gijsbert op de rem trappen. Het is intussen redelijk licht aan het worden. De grauwe vliegenvanger is niet te zien en roept vrij onduidelijk maar wat horen we daar verderop? Is dat geen steenuil? Jazeker! Snel door want de tijd is kostbaar. Onderweg wordt een mannetje zomertaling gesignaleerd, maar achteraf blijken deze op meer plekken te zitten. Bij het Doove Gat aangekomen wordt de soortenlijst flink aangevuld met steltlopers als regenwulp, wulp, kemphaan en kleine plevier. Een De kraanvogel is ringmus moet enkele keren de volgende langs vliegen voordat het bestemming. gehele team de vogel gezien Hopelijk zit hij er heeft. Dan zien we waar we nog... vooral voor kwamen: de kraanvogel. Een prachtig adult beest! Uitermate tevreden lopen we terug richting de auto. Nog even een laatste scan van het plasdras gebied levert zowaar een groep van zeven Temmincks strandlopers op! Waar komen die ineens vandaan? Voordat we tijd hebben om daar antwoord op te geven trekken enkele zwarte sterns onze aandacht. De 'goeie' soorten blijven maar binnen komen, zoals ook te verwachten is in dit prachtige natuurgebied. Er komt regen aan, veel regen. Niet dat dit de Koekoekloerders tegen zal houden, maar wat doet het met de vogels? Zingen de vogels na die tijd nog? Dat weten we niet zeker dus rijden we als een speer naar een plek met veel zangvogels: het Krimpenerhout. Toch maar even via Bilwijk, en wat zit daar in een boom te zingen: de grauwe vliegenvanger. De sprinkhaanzanger is weleens moeilijker geweest aangezien er diverse exemplaren zitten te zingen in het Krimpenerhout. De blauwborst daarentegen zing bijna niet meer zo laat in het voorjaar. We gaan door met soorten als nachtegaal, purperreiger en kleine karekiet. Ook de grasmus, een vaste broedvogel in het Krimpenerhout, liet zich

10

Waardvogel – juni 2014

veelvuldig horen. Bijna aan het einde van het gebied wordt toch nog een zingende blauwborst gehoord. Bij de surfplas foerageert een lepelaar in de polder. Zo rond een uur of negen is het tijd om de eerste balans op te maken. Welke soorten hebben we en wat missen we nog? Op basis van deze informatie wordt de volgende locatie gekozen, namelijk de Zaag. Een roepende ijsvogel bij de uitlaat werd door iedereen gehoord, maar niet gezien. Hetzelfde geldt voor een zingende Cetti's zanger. Gelukkig maar dat horen ook scoren is. De verwachte matkop laat zich niet zien en zou ook één van de soorten zijn die we missen vandaag. Op het veld van de Grote Zaag wordt een langs vliegende bruine kiekendief gezien en een De wandelingen spotvogel gehoord. De worden korter en tijdrovende wandeling over de de gebieden Zaag was toch weer de moeite wisselen elkaar waard. De regen komt met sneller af. bakken naar beneden als we aankomen in de Stormpolder. Het Stormpoldervloedbos levert dit jaar geen nieuwe soorten op. Bij Hollandia zit een zwarte roodstaart te zingen. Ook scharrelen hier twee kneuen over de grond. Via de IJsseldijk rijden we richting het noorden. Hier en daar stoppen we. De wandelingen worden korter en de gebieden wisselen elkaar sneller af. Een stipje in de verte wordt in de telescoop gezet en daarmee gedetermineerd

Arie Ros, Pieter van Dam, Gijsbert Mourik en Wouter van Pelt met de wisselbeker en eeuwige roem; foto: Jannie Monhemius


als torenvalk. Een goede soort op een roofvogelonvriendelijke dag als deze! Achteraf bleek het dan ook de enige torenvalk van de dag te zijn. In Polder Middelblok foerageert een grote zilverreiger in de slootkant. Een zeldzame soort in de zomer! Bij de brug richting Gouda zitten wat zilvermeeuwen en een Pontische meeuw op de palen. Nu we toch in de buurt zijn gaan we weer even langs het Doove Gat. Het kan hier namelijk een komen en gaan van steltlopers zijn, waarbij er elke keer weer andere soorten zitten. Vandaag echter niet. Van het steltloperfeest eerder vandaag was weinig over. Een jaarlijks 'inkoppertje' is de roek bij de kolonie van Bergstoep. Een onvolwassen grote mantelmeeuw vloog over de Lek en zorgde daarmee voor meer verrassing. In polder Den Hoek zat een late tapuit op een hek en een

geelpootmeeuw in het weiland. Bij het helofytenfilter wordt de soortenlijst verder aangevuld met kluut, smient, kolgans en een zingende veldleeuwerik, die zich van de regen weinig aantrekt. Ondanks een flinke lijst met soorten zijn er met nog twee uurtjes te gaan nog genoeg soorten die we missen. Sperwer, havik, braamsluiper en bosrietzanger bijvoorbeeld. Ook de boomvalk hadden we nog niet, maar deze vliegt ergens onderweg richting Haastrecht vlak over de auto heen. Het blijkt de laatste nieuwe soort te zijn, waarmee het totaal is geëindigd op 99 soorten. Geen record maar prima naar omstandigheden. Aangekomen bij Restaurant ‘De Loet’ blijkt het zelfs voldoende te zijn voor titelprolongatie. De beker blijft ten minste nog een jaar in handen van de Koekoekloerders!

Pino & Co. waren er bij! Rick van der Weijde Het is alweer een aantal jaar geleden dat team Pino & Co. [met Daan Krantz, José en Rick van der Weijde, red.] van de partij was bij een BBD. Bij het afgaan van de wekker om 3.30 uur weten we ook direct weer waarom. Dát ging er de laatste keer mis, de wekker… (zie Waardvogel 2010/3). Dit keer lukt het wel en stipt om 4.55 uur rijden we volgens planning en afspraak het parkeerterrein van ‘De Loet’ op. Alsof dat nog niet bijzonder genoeg is, moet er dit maal zelfs nog een team arriveren ná ons. De spelregels worden door Gijsbert nog een laatste maal uitgelegd met specifieke aandacht voor de situatie rondom het Doove Gat. Met het opgenomen kaartje moet het zelfs ons lukken om alles volgens de spelregels te laten verlopen. Als vanouds zetten we bij het startschot koers richting de Graafkade bij Berkenwoude, onze vaste locatie voor bosuil. Ondanks wat afgedraaide motivatie geeft de bosuil hier niet thuis. Ook bij de kerk in Berkenwoude laat het uilenpaar zich niet motiveren. Ja, en wat nou? Toch nog maar eens terug naar de Graafkade, we zetten de luidspreker iets harder en hoeven niet lang te wachten voor de bosuil alsnog Een eigenlijk komt aanvliegen. Schitterend laat deze kostbare tien zich nu bekijken, minuten blijven we waarbij hij vlak boven onze hoofden luid plakken, genietend. begint te roepen. Zeker een eigenlijk kostbare tien minuten blijven we plakken, genietend. Dan maken we de plannen op voor de rest van de dag. We checken de buienradar en zien dat er vanaf een uurtje of acht regen wordt opgegeven. We besluiten ‘de wandelingen’ daarom maar eerst te doen. We rijden terug richting Loetbos (zijde Mudput), waarbij een eerste lepelaar vlakbij de parkeerplaats niet onopgemerkt blijft. Hij kan maar vast binnen zijn, zo is de gedachte. We lopen het Loetbos in, zien nog net bij team Rob & Co. een uil over het hoofd vliegen (wat achteraf een bosuil blijkt te zijn), voor we rustig onze wandeling maken voor de meer algemene bosvogels van de Krimpenerwaard. Zwartkoppen, vinken, winterkoningen, boomkruipers, grasmussen, rietzangers en de eerste van vele, vele koekoeken deze dag. Onze beste soorten hier zijn sprinkhaanzanger en purperreiger, wat onze enige van de dag blijkt te zijn.

We lopen vanwege het mooie weer net even iets te lang door voor het aantal soorten dat het oplevert, voordat we richting Krimpenerhout rijden. Het is gelukkig nog steeds droog, al verraadt de lucht en de opkomende wind dat het niet lang meer zal duren voordat daar verandering in zal komen. We snellen door het gebied, waar het ons vooral te doen is om nachtegaal en blauwborst. Deze laatste lukt helaas niet, al vinden we in ruil wel een tweede sprinkhaanzanger (altijd leuk). Wederom staat het aantal soorten niet in verhouding tot de tijd die het kost. Vlak voor we bij de auto terug zijn, voelen we bovendien de eerste spetters uit de lucht komen. We checken voor de zekerheid waarneming.nl, waar we zien dat (team) Gijsbert een kraanvogel heeft bij het Doove Gat. Daar hoven we niet lang over na te denken. Via Stolwijk (huismus en boerenzwaluw) en polder Laag-Bilwijk (waar we zowel steen- als ransuil niet kunnen vinden) rijden we richting de West Vlisterdijk. In de zeikende regen vinden we het bedoelde bruggetje bij de molen en met gezonde tegenzin stappen we de auto uit om het fietspad af te lopen. Het Doove Gat zit vol en de teller loopt nog aardig door: kemphanen (een groep van zeven), oeverlopers, een enkele groenpootruiter, tureluurs die nog nieuw blijken voor de lijst, en eenden als zomer- en wintertaling (respectievelijk twee en een man) en kuifeend. Ondertussen zien we het op de West Vlisterdijk steeds drukker worden qua verkeer. Als we de telescoop hier eens op richten, blijkt dat er wat

Waardvogel – juni 2014

11


mensen moeite mee lijken te hebben dat de brug richting molen gebruikt wordt als parkeerplaats. Daan snelt terug richting auto, als José en Rick nog even doorlopen naar het eind van het toegestane deel van het fietspad. Hier vandaan kijken we polder Groot Keulevaart in, waar het niet lang duurt voor ook wij de kraanvogel zien. Weliswaar op grote afstand, maar duidelijk herkenbaar. Ook wij zijn de regen nu zat, keren terug naar de auto en gaan op zoek naar een warme bak koffie. Dit brengt ons uiteindelijk in polder Hoenkoop, ver buiten de Krimpenerwaard, waar we bij de schoonfamilie een lekkere, warme bak koffie krijgen. De klokt tikt net zo snel verder als er druppels uit de lucht vallen en pas over half elf rijden we via Haastrecht terug de Krimpenerwaard in. Een ransuil-locatie langs de N228, levert geen ransuil maar wel een staartmees op. De eerste nieuwe soort op het Rustig hobbelen we telformulier sinds bijna anderhalf uur… voort. We stranden We checken de in de plaatselijke afstreeplijst voor de verdere plannen. Hierop snackbar en blijkt echter nog zoveel bestellen een goede op te ontbreken, dat het eigenlijk niet veel dosis ‘energie’. uitmaakt welke richting we op rijden. We besluiten de Hollandsche IJssel te volgen. Bij de Julianasluis checken we de meeuwen op gele poten en dunne snavels, maar vinden alleen een zilvermeeuw tussen de kleine mantelmeeuwen. De kleine oeverzwaluwkolonie aan Moordrechtse zijde blijkt net te ver om er ook daadwerkelijk zwaluwen te herkennen. Tot Schaapjeszijde vinden we alleen enkele grote zilverreigers in Polder Middelblok en een paartje ooievaars voorbij Gouderak. Bij Schaapjeszijde rijden we de polder in op zoek naar tapuiten, kwikstaarten en andere mogelijke doortrekkers. Het mag niet baten. Oké,

zwarte stern en holenduif blijken nieuw voor de lijst, maar indruk zullen die niet maken. Een verre zeearend schrijven we ondanks de regen toch maar op als aalscholver en daar zullen we het tot aan de Stormpolder mee moeten doen. De zwarte roodstaarten zijn zo gevonden. Nooit lieten die zich zo snel zien als dit jaar. Verder vliegen er nog wat groenlingen en kneutjes, terwijl wij tevergeefs de loodsen en kranen afspeuren op zoek naar een slechtvalk. Na een klein kwartiertje geven we dit op en rijden door naar de Zaag. We zijn de brug nog niet over of de hemel breekt open. We tellen de stemmen, maar komen niet tot een meerderheid om de Zaag op te lopen en dus maken we rechtsomkeert. Dan de Lek maar langs. De Bakkerswaal blijkt leeg, de weg in Lekkerkerk afgesloten. Het lijkt een hopeloze missie te worden. Voor we er erg in hebben rijden we ineens de polder weer in, waar we tijdig de tiendweg achter polder Den Hoek herkennen. We schrijven er ringmus en smient bij, maar zien er het residente paar kluten over het hoofd. Rustig hobbelen we voort in de richting van Bergambacht. We stranden in de plaatselijke snackbar, bestellen een goede dosis ‘energie’ en maken nogmaals de balans op. 76 soorten, nog drie uur te gaan. Gemiddeld nog acht soorten in het uur en we zijn tevreden… Dat gebeurt niet. Het doelgericht afvinken van een aantal makkelijke soorten brengt ons opvolgend bij Opperduit (Cetti’s zanger en stormmeeuw), Schoonhoven (roek, roodborst en groene specht), nogmaals in het Doove Gat, waar de complete samenstelling lijkt te zijn gewijzigd (regenwulp), en Stolwijk (heggenmus). Met de 83 soorten op de scorelijst, weten we eigenlijk voordat we bij ‘De Loet’ terug zijn al zeker dat dit goed zal zijn voor de laatste plaats. En dan zouden we hier kunnen zeggen dat het wel een mooie dag was, maar zelfs dat zou gelogen zijn. Máár… we waren er wél. De hele dag! En dat geeft hoop.

De Birdwatchers hadden een enerverende dag Willem Sloof 10 mei, 03.50 uur. De wekker gaat. BigBirdingDay!!! Hier heb ik al lang naar uitgekeken. Ons team (één van de vijf dit jaar), bestaande uit Jannie Monhemius, Mieke Verwaal, Stefan van der Heyden en mijzelf, was er weer helemaal klaar voor. De weersvooruitzichten waren niet echt gunstig, er werd veel regen en wind voorspeld. Toch waren we vol goede moed om 05.00 uur bij Restaurant ‘De Loet’, vanwaar gewoontegetrouw de strijd weer zou losbarsten. We hadden besloten dat we eerst dezelfde tactiek zouden volgen als andere jaren, dus probeerden we in het Loetbos een uil te scoren. Al snel hoorden we de bosuil roepen samen met een roodborst en enkele zanglijsters, die de nieuwe dag begroetten. Dat was een meevaller, want andere jaren hadden we de bosuil soms helemaal niet. Van hieruit gingen we naar het EZH-bos om de rest van de vroege zangers te gaan scoren. Merel, tjiftjaf, fitis, winterkoning en zwartkop lieten hun stemmen gelden. Een waterhoentje scharrelde zijn ontbijtje bij elkaar, een blauwe reiger gaf een schreeuw en een rietzanger deed zijn best om overal bovenuit te komen. Na een klein uurtje hadden we 21 soorten op de lijst. Van hieruit reden we naar de surfplas om een rondje

12

Waardvogel – juni 2014

Krimpenerhout te gaan doen. Even snel nuttigden we een kop koffie uit de thermoskan met een stukje door Jannie zelfgemaakte boter/notenkoek om genoeg energie te hebben voor de volgende ronde. Op de plas zwommen een paar kuifeendjes en een fuut. Een oeverloper ontdekte ons en vloog over de plas weg. Plots verscheen er een lepelaar in de lucht die richting Lek vloog. Dat was een mooie waarneming, maar, naar later bleek, niet heel bijzonder, want er zijn er


Fuut, foto: Peter Stam

best veel gezien deze dag. Mijn teamleden maakten me attent op een roepende koekoek, maar die zat zo ver weg dat ik (ouderdomsgehoorverlies??) hem nog niet hoorde. De waterral echter, die vlak achter ons vanuit een met pitrus begroeid moerasje gilde, hoorde ik des te beter. Een purperreiger stond stil te jagen aan een slootkant ten zuiden van de surfplas, boerenzwaluwen en kokmeeuwen vlogen rond. We liepen richting het Weteringbos waar we een witte kwikstaart op het gras troffen. Groenling, knobbelzwaan en vink vulden onze lijst langzaam maar zeker. De nachtegaal zong, na enige aanmoediging, enkele mooie heldere strofen. Nabij het Niertje, een klein plasje, hoorde Stefan een sprinkhaanzanger die zijn karakteristieke triller liet horen en op diverse plekken riepen grasmussen. Een sperwer vloog over en bracht onze teller op 56 soorten. Van hieruit gingen we naar Krimpen aan de IJssel, waar Mieke een plek met een ransuil wist. Deze zat op zijn nest en kon dus worden bijgeschreven. Door naar de Stormpolder waar we de zwarte roodstaart hoorden roepen en enkele kneuen overvlogen. Verder leverde dit gebied niets op dus op naar de Zaag. Hier vloog een ijsvogel roepend langs. Op het pad achter de waterzuivering ontdekten we een groepje jonge boomkruipertjes. Het was vertederend te zien hoe dit jonge grut als een klompje wolbolletjes langs de stam van een oude wilg klauterde. Het was nu al bijna 11.00 uur en de teller stond hier op 66 soorten. Omdat het nu steeds regende en de wind flink Telescoop en was opgestoken, besloten verrekijkers leken we via de Lekdijk richting matglas te hebben. het Helofytenfilter te gaan. In de open polder kun je eventueel ook vanuit de auto vogelen. Onderweg zochten we naar soorten als kiekendief of groene specht, maar het mocht niet baten. Bij het filter vonden we gelukkig nog wat leuke soorten als wintertaling, kluut, smient en foeragerende tureluurs. Wind en regen begonnen nu toch wel hun invloed uit te oefenen. Telescoop en verrekijkers leken matglas te hebben en de watervogels zochten beschutting

in de slootkanten. Ondanks dat hoorden we langs de tiendweg achter het filter een veldleeuwerik zingen en vonden we een zomertaling in een smal slootje. Een groep boerenzwaluwen zocht in de luwte van de groepen bomen die langs de tiendweg staan samen met veel huiszwaluwen naar insecten. Een dikke grijze lucht liet om ongeveer 13.00 uur een regenbui los en de harde wind maakten het vogelen haast onmogelijk. We besloten via Bergambacht (voor roeken en ooievaar) naar Stolwijk te rijden om even een kop warme soep te gaan eten en de lijsten bij te werken. De roeken werkten gelukkig mee, maar de ooievaar was niet te vinden. Geen ramp, want die wist ik in Stolwijk te zitten, waar hij in het park zit te broeden. Onderweg hebben we rondom de bowlingbaan nog naar enkele zangers gezocht; we hoopten op staartmezen, maar vonden alleen Dit gebiedje is sinds groenlingen. Na de soep met brood, het dit voorjaar een was al weer 14.30 uur met de teller op 79 soorten, magneet voor heel spurtten we via het park veel leuke (voor de ooievaar) naar het Doove Gat in Haastrecht. vogelsoorten en dus Dit gebiedje is sinds dit een ‘must’. voorjaar een magneet voor heel veel leuke vogelsoorten en dus een must. We misten nog echt veel soorten zoals torenvalk, kiekendief en groene specht. Ringmussen hadden we ook nog niet. Onderweg zochten we naar het Bilwijker steenuiltje, maar ook die vond het weer te slecht om buiten te zijn. In het Doove Gat stonden gelukkig nog vogels op de eilandjes die zijn ontstaan doordat een deel van het gebied onder water is gezet. We zagen wulpen en regenwulpen en een mooi mannetje kemphaan. Een pleviertje was te veraf om te kunnen determineren: kleine of bontbek? Mooi was wel dat de kraanvogel, die enkele dagen eerder al was gevonden in de polder achter het Doove Gat, er nog was en dus op de lijst kon. Bij het verlaten van deze plek ontdekte Stefan op de valreep een ringmusje bij de brug. Met vijf kwartier te gaan en Het Bilwijker minstens tien soorten op steenuiltje vond het ons verlanglijstje voelden weer te slecht om we de tijdsdruk stevig toenemen. In rap tempo buiten te zijn. reden we naar de Schanspolder bij Lageweg, waar we een kleine plevier ontdekten. Verder zaten hier geen nieuwe soorten meer. Met een half uurtje te gaan probeerden we de grote zilverreiger of de torenvalk te vinden in de polder. En eindelijk na 11 uur en 50 minuten vogelen zagen we een mooie man bruine kiekendief in zijn karakteristieke jachtvlucht boven de rietkraag van de Berkenwoudse Boezem. Deze bracht de teller op 87 en het zou onze laatste soort zijn vandaag. Graag hadden we onze doelstelling (95 soorten) gehaald, maar het weer heeft grote invloed gehad op vooral het waarnemen met de kijkers en de telescopen. Maar dat gold natuurlijk voor alle teams. Ondanks dat hebben we weer een leuke, spannende en enerverende dag meegemaakt en mede dankzij onze nieuwe teamgenoot Stefan een mooi resultaat behaald.

Waardvogel – juni 2014

13


De nachtegalen met een droomchauffeur Harm Blom Ons team [bestaande uit Harm Blom, Rob van Straaten, Johannes Luiten en Marcel Schildwacht, red.] mag gerust een gelegenheidsteam genoemd worden. Vele maanden zien of horen wij elkaar niet, maar als de BBD eraan komt dan worden de lijntjes uitgezet. Wie kan er rijden? Wie neemt wat mee en vooral wat gaan we eigenlijk doen om te winnen? Ondanks de ervaring dat voorbereiding bijna geen zin heeft, worden er altijd routes bedacht waarlangs de meeste soorten gezien zouden kunnen worden. Maar boven alles, eindelijk weer eens twaalf uur keihard vogelen! En die motivatie heeft ons al aardig wat overwinningen opgeleverd. We begonnen deze dag een keer aan de oostkant van het Loetbos en dat was een goede keuze. Verwacht, maar toch sneller dan gedacht, tikten we blauwborst, sprinkhaanzanger en bosuil weg. Na een kort rondje waarop ook vele andere zangvogels werden genoteerd reden wij via het helofytenfilter zo snel mogelijk naar het Doove Gat. In het helofytenfilter zagen wij o.a. smienten en twee kluten, maar verder geen noemenswaardige soorten. Onderweg zat een mooie steenuil op een We liepen door de hek en er werd lovend regen, we reden gesproken over de rijstijl van onze chauffeur. Daar door de regen en zou het niet aan liggen. In stonden stil in de het Doove Gat was het regen. leuk. Er liep een mooi groepje van zeven Temmincks strandlopers en we zagen de kraanvogel in de verte door de polder stappen. Nou, op zich geen verkeerde soorten voor deze dag. Vanaf het Doove Gat gingen wij via de Tiendwegen richting Lageweg. Dat was weer goed gekozen, want het leverde goede soorten op. Zo zagen wij tegelijkertijd een havik en een sperwer en er liepen drie grote zilverreigers te foerageren. Op een weiland zat een tapuit en met een beetje moeite (zonder tapen!) hoorden wij de snor. Tegen half twaalf in de ochtend stond de teller op 90 soorten en dat was goed. Zo goed zelfs dat er een verbetering inzat qua soortenrecord voor alle BBD’s ooit. Althans, dat dachten wij toen nog... Want het ging echt goed en we vogelden lekker enthousiast door.

14

Waardvogel – juni 2014

Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat de manier waarop onze chauffeur ons door de polder reed ons tot hoge scores bracht. Als ‘Oranjes’ op een rijtour vloog de polder aan ons voorbij. Inmiddels begon de wind aan te trekken en werden de eerste druppels op de voorruit aangewezen. Nou ja, druppels…we hadden net zo goed geen douche hoeven nemen. De regen kwam, viel en bleef eigenlijk vallen. Ergens tegen vier uur schijnt het droog geweest te zijn. Ondanks het gruwelijke weer probeerden wij er iets van te maken en dat lukte redelijk. Maar vergeleken met de ochtend niet van harte. We liepen door de regen, we reden door de regen, stonden stil in de regen en werden meerdere keren blij van de buien-app van Rob. Daar was namelijk geen regen op te zien! Inmiddels kregen wij door dat de middag totaal niet goed verliep. We begonnen soorten te missen en dat waren we niet echt gewend. Maar ja, als het stortregent en je totaal doorweekt tien minuten moet wachten op een ijsvogel… Dan kan ik u vertellen dat die ijsvogel op dat moment van mij mag… Om kwart voor vijf zagen wij toch nog een mooie soort en wel drie mooie noordse kwikstaarten in een weiland. Ondanks een totaal verregende dag hebben wij een gezellige dag gehad. Er werd zelfs alweer gesproken over volgend jaar! We hebben echt goede soorten gezien, ons best gedaan, we hadden een droomchauffeur, twee teamleden met schone oren, een erelid van telpost Breskens, maar het mocht niet baten. We werden tweede… Volgend jaar is dat onze motivatie!


Soortenlijst van de teams tijdens de Big Birding Day 2014 BBD 2014 fuut aalscholver grote zilverreiger blauwe reiger purperreiger ooievaar lepelaar knobbelzwaan kolgans grauwe gans grote Canadese gans brandgans bergeend wilde eend krakeend slobeend smient wintertaling zomertaling kuifeend bruine kiekendief buizerd sperwer havik torenvalk boomvalk slechtvalk waterral waterhoen meerkoet kraanvogel scholekster kluut kleine plevier bontbekplevier kievit kleine strandloper Temminck’s strandloper bosruiter oeverloper tureluur groenpootruiter

TV X X

Bi X X

X X X X X

X X X X X

X X X X X X X X X X X X X

X X X X X X X X X X X X X X

X

X X X X X X X X X

X X

X X X X X X X X

X X

Na X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X

X X X X X X X X

Ko X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X

PC X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X

X X

X

X X X X X X

X X X X

X

X

X

X

X X X

X X

X X X

BBD 2014 grutto wulp regenwulp watersnip kemphaan kokmeeuw stormmeeuw zwartkopmeeuw zilvermeeuw Pontische meeuw geelpootmeeuw kleine mantelmeeuw grote mantelmeeuw visdief zwarte stern holenduif houtduif Turkse tortel koekoek bosuil ransuil steenuil gierzwaluw ijsvogel groene specht grote bonte specht veldleeuwerik oeverzwaluw boerenzwaluw huiszwaluw graspieper boompieper witte kwikstaart rouwkwikstaart gele kwikstaart noordse kwikstaart winterkoning heggenmus roodborst nachtegaal blauwborst gekraagde roodstaart

TV X X X

Bi X X X

Na X X X

Ko X X X

PC X

X X X

X X X

X X

X X X

X X X

X

X

X

X X X X X X X X X X X X X X X X

X

X X X X X X X X X

X X X X X X X X X X

X X

X X

X X

X X

X X

X X X

X X

X X

X X X X X

X

X

X

X

X

X

X X X X

X X X X X X

X X X X X

X X X X

X X X X

X X X X X X X X X

X

X X

X X X X X X X X

X X X

X X

BBD 2014 zwarte roodstaart tapuit paapje zanglijster kramsvogel merel tuinfluiter zwartkop braamsluiper spotvogel grasmus rietzanger sprinkhaanzanger snor Cetti's zanger kleine karekiet fitis tjiftjaf grauwe vliegenvanger koolmees pimpelmees matkop staartmees boomklever boomkruiper ekster gaai kauw roek zwarte kraai spreeuw huismus ringmus vink kneu putter groenling goudvink rietgors Totaal aantal soorten

TV X X

Bi X

Na X X

Ko X X

PC X

X

X

X

X

X

X X X X

X X X

X X X

X X X

X X X

X X X

X X X

X X X X

X X X

X X X X X X X

X X X X

X X X X X X X X X X X X

X X X X X X X

X X X X

X

X

X

X X

X X

X X X X X X X X X X X X X X X

X X X X X X X X X X X X X

X X X X X X X X X X X X X

X X X X X X X X X X X X X

X X X X X X X X X X X X X

X 94

X 87

X 97

X 99

X 83

TV: Team Vlist; Bi: de Birdwatchers; Na: de Nachtegalen; Ko: de Koekoekloerders; PC: Pino & Co.


Een mooie, soms taaie dag voor Team Vlist Cor Oskam De teams waarvan ik deel uit mocht maken, hebben al zoveel verschillende samenstellingen gekend dat ze niet meer op twee handen te tellen zijn. Zo ook dit jaar. Morrison en Erik moesten jammer genoeg afzeggen vanwege buitenlandse reizen. Gelukkig wilde Arie Dorsman graag als stand-in meedoen dit jaar en daar waren wij erg blij mee. Samen met Sammy Sleeuwenhoek, zoals altijd gemotiveerd en enthousiast, hadden we dus weer een prima team. De BBD begon voor mij om 3.45 uur en om 19.30 uur deed ik de voordeur achter mij dicht. Een lange, soms taaie, maar mooie dag, die je niet wilt missen! We waren ruim op tijd op de parkeerplaats van ‘De Loet’. De vijf teams vielen net na vijf uur in willekeurige richtingen uiteen. Traditioneel probeerden wij de bosuil in de kern van Berkenwoude. Het beest werkte geweldig mee. Na merel en scholekster was het de derde op de lijst. We gingen direct door naar de Elserkade. Daar konden we weer een De zorgvuldig vooraf tiental vogels bijschrijven. bepaalde route liep De zorgvuldig vooraf vanaf deze locatie bepaalde route, om ons te brengen naar compleet in het de zo fel begeerde honderd. BBD-beker, liep vanaf deze locatie compleet in het honderd. In plaats van linksaf gingen we rechtsaf, richting Haastrecht. Dit alles door toedoen van Arie. Hij was het die de avond ervoor, in de nieuwe natuur van de Hooge Boezem/Doove Gat, een kraanvogel zag gaan rusten en die wil natuurlijk iedereen tijdens de BBD wel op het lijstje. Arie was zo sportief, maar gezien de competitie misschien ook wel een beetje naïef (je kent me Arie :-) ), om de waarneming op een site te zetten. Dat was niet onopgemerkt gebleven. Het vogelen wordt tegenwoordig voor een groot deel bepaald door het zoeken of het automatisch binnen krijgen van de meest recente vogelmeldingen via waarnemingensites of apps. We waren dan ook niet het eerste team dat het Doove Gat aandeed. Team Arie Ros was reeds aanwezig. Een enigszins cryptische omschrijving van Gijsbert gaf duidelijkheid dat de kraanvogel nog aanwezig moest zijn. Kort daarna konden we hem bijschrijven. Er zaten aardig wat vogels in het Doove Gat en vooral in mei is het een komen en gaan van allerlei steltjes en daarom iedere keer weer spannend wat je te zien krijgt. We hadden er onder andere oeverloper, kleine plevier, tureluur, grutto, lepelaar, winter- en zomertaling en meerdere groepjes zwarte stern. Sammy kon de kraanvogel fotograferen en daarna ook nog lepelaars. De snor werd jammer genoeg niet gehoord. Een groepje van zeven strandlopertjes die wij er zagen gaf na afloop discussie. Wij hebben ze genoteerd als kleine strandlopers, maar twee andere groepen als Temmincks strandloper. Als we uitgaan van hetzelfde groepje vogels kan dat niet! We konden ze kort bekijken. Zes vogels vlogen uiteindelijk hoog in noordoostelijke richting weg. Op basis van goede kenmerken voor de soort: de roodbruine wang en borst/flank en bij wegvliegen het vele wit op de buitenste staartpennen, kwamen we uit op deze soort. Voor andere kenmerken ontbrak de tijd. Een vergissing blijft dus mogelijk. Hoe dan ook, Temmincks of kleine strandloper: het is beide een streepje.

16

Waardvogel – juni 2014

De volgende locatie was polder Den Hoek. Op de weg daarnaartoe deed de steenuil van Bilwijk wat hij doorgaans doet: ons dwarsliggen. Hij zat weer eens niet op zijn plaats. De kluut, smient, veldleeuwerik en tapuit waren te vinden nabij het Helofytenfilter. Bij de Kromme Kade zat een niet echt enthousiast zingende grasmus en gekraagde roodstaart. Vanaf 9.10 uur ging het regenen en dat zou aanhouden tot 17.00 uur. Een nat Krimpenerhout bracht ons een zeer uitbundige sprinkhaanzanger en een mager zingende nachtegaal. Via Krimpen aan de Lek kwamen we op de Zaag terecht, wat goed was voor ijsvogel, staartmees en een lastige grauwe vliegenvanger. Een stop van ongeveer vijf seconden op de Stormpolder was goed voor zwarte roodstaart. Een behoorlijk nat rondje in het gelijknamige bos leverde roodborst en boomklever op. Op de Lekdijk wilden kolgans, blauwborst en Cetti’s zanger niet meewerken. Het regende inmiddels pijpenstelen. In huize Dorsman werden we door Lieneke getrakteerd op een heerlijke huisgemaakte soep en vers gebakken brood. Daar waren we echt aan toe. We konden gelijktijdig wat opdrogen en de lijst op Op de weg daarnaartoe orde brengen, wat toch ook weer enkele deed de steenuil van soorten opleverde, Bilwijk wat hij simpelweg vergeten doorgaans doet …. om op te schrijven! Hierna konden we weer gesterkt en droog op pad voor de laatste etappe. Deze begon met een tweede stop in het Doove Gat. Er liepen nu opeens bontbekplevieren en wulpen, die op hun beurt weer afgewisseld werden door regenwulpen en een kemphaan. Met nog een kleine anderhalf uur te gaan moesten we wederom keuzes maken, die dan achteraf gelukkig en minder gelukkig gekozen waren. De grote zilverreiger en spotvogel wilden niet meewerken. Met nog een paar minuten op de klok konden Cetti’s zanger en blauwborst bij Opperduit toch nog ingekopt worden. Ons totaal kwam hiermee op 94 soorten. Gezien het matige weer waren we hier zeer tevreden mee. Er was tenslotte geen trek en vogels zingen duidelijk veel minder bij regen en wind. Dat andere teams daar ook last van hadden was ons duidelijk. Onze felicitaties gaan uit naar Arie, Gijsbert, Pieter en Wouter. Zij mogen de welverdiende beker en de daaraan gekoppelde roem een jaartje koesteren. Niet langer; er zijn tenslotte grenzen!


De bijeneters van Johan Scherft Gert Blom Eind april was ik twee weken op Texel. Een prima tijd! Er was die weken soms flinke trek en er was dan ook veel te zien. Zoals onder andere een zeearend in een akker in het noordoosten niet ver van Zeeburg, terwijl er twee zwarte wouwen vrij laag over ons cirkelden. Er zaten ook nog dertig morinelplevieren niet ver daarvandaan en in de Slufter een groepje strandplevieren. Even later vloog er nabij Den Hoorn nog een zwarte wouw over. Ik zocht enkele keren vergeefs naar drie bijeneters die bij De Koog gezien zouden zijn. Ik was niet de enige. Dagenlang zag je daar de meest uiteenlopende figuren met een hele selectie optische apparatuur rondsjouwen, soms met verhalen over hoe mooi die bijeneters toch wel waren. “Kijk eens op m’n camera!” hoorde je dan, terwijl anderen moedeloos hoopten ze toch ook zelf eens te zien. Uiteindelijk heb ik ze dan toch gevonden! Harm [mijn zoon, red.] wist de exacte locatie en loodste me er op afstand via de telefoon heen. (resultaat: zie foto) Het leuke is dat ik juist thuis op mijn werktafel drie bijeneters had liggen. Niet schrikken! Zoals sommigen zullen weten zijn er nogal wat vogelbouwplaten te koop of van internet te downloaden. ‘Mijn’ bijeneters zijn ontworpen door de bekende Johan Scherft. Op zijn site: www.johanscherft.nl, kun je ze opzoeken. Zo zijn er onder andere bouwplaatjes (ware grootte) van de hop, ijsvogel, putter, boomkruiper, bijeneters (drie op een takje), dwergooruil, vuurgoudhaan en winterkoning. De laatste twee zijn gratis te downloaden! Een aanrader, niks geen gedoe met dode vogeltjes. Wel gedoe met schaartje, lijm en pincet. Leuk !

Boven: de bijeneters van Johan Scherft, www.johanscherf.nl; midden: bijeneters op Texel; onder: de werktafel van Gert Blom; foto’s: Gert Blom.

Waardvogel – juni 2014

17


Poldernatuur op zijn best! Harm Blom, boswachter bij Staatsbosbeheer Zuid-Holland In de natuurgebieden van Staatsbosbeheer in het Groene Hart kun je momenteel volop genieten van de natuur. De polders staan overal in bloei en het weidevogelgeluid is niet van de lucht. Dat er bij ons nog veel weidevogels broeden is niet vanzelfsprekend. Wij leveren daarvoor echt maatwerk en met succes! In een filmpje neem ik jullie mee om te laten zien wat wij doen om jonge weidevogels echt uit te laten vliegen. Weidevogelbeheer is één van mijn grootste passies en samen met mijn collega’s zetten wij ons in voor succesvol weidevogelbeheer. Deze maanden zijn niet alleen de mooiste poldermaanden, maar voor de weidevogels ook de belangrijkste. Beleef de poldernatuur op zijn best en geniet van mijn filmpje! Ga naar http://staatsbosbeheer zuidholland.wordpress.com of via http://youtu.be/YQ_snWWuWL8. U kunt het filmpje ook bekijken via de website van de NWVK: www.nvwk.nl [red.].

We moeten er alles aan doen om deze mooie weidevogel te behoeden voor de ondergang. Grutto, foto: Peter Stam

18

Waardvogel – juni 2014


Weidevogelen nieuwe stijl waarnemen vanuit de kano Joep Vermaat Op een zonovergoten zaterdagochtend aan het einde van april, de eerste warme dag na het akelig koude voorjaar van 2013, zit ik samen met Klaas de Mik (onze nieuwe weidevogelcoördinator) in zijn kano. Rustig peddelen we over de brede boezem achter de weilanden van zijn boer. Naar het zuiden toe horen we plotseling het gegier van zwaluwen, hoog in de lucht een wolk met honderden gierzwaluwen, net teruggekeerd van hun lange tocht uit Afrika, verzamelend boven de polder. Ze zijn er weer, de lente is nu echt begonnen. Niet veel later worden we verrast door een vlucht zwarte sterns die ons passeert richting het westen. Twee tapuiten landen op paaltjes in een weiland voor ons, een lepelaar vliegt over, voor ons buitelen de kieviten over elkaar. Dit is weidevogelbescherming nieuwe stijl. Klaas heeft zijn eigen methode, in plaats van alle landerijen af en aan te lopen vaart hij er met een kano omheen. De kano ligt zo dicht op het water dat weidevogels vaak niet eens door hebben dat ze worden bespied. Kieviten blijven rustig op hun nest zitten, grutto's en tureluurs reageren veel minder alert en hebben pas op het allerlaatste moment door dat er mensen in de buurt zijn. Vanuit de kano is het daardoor veel makkelijker om in kaart te brengen wat er op het land gebeurt. Nesten zijn zo beter te vinden, meestal hoef je niet eens de boot uit om ze te lokaliseren. Het gaat om waarnemen, noteren en doorvaren. Ik ben pas vijf jaar bezig als vrijwillige weidevogelbeschermer. Tijdens de inleidende cursus werd me al duidelijk dat deze bezigheid op dit moment sterk aan verandering onderhevig is. Waar het nog niet zo lang geleden heel gewoon was om nesten te zoeken, eieren te tellen, te markeren en steeds weer na te lopen, ligt nu de nadruk op het waarnemen van gedragingen en die nauwgezet vast te leggen op internet. In het verleden werd de boer gecompenseerd voor ieder nest vol eieren, maar nu blijken de vogels daar in de praktijk lang niet altijd bij gebaat. Het is het resultaat dat telt, de vliegvlugge jongen. Nesten en eieren zijn in dit proces pas het begin. Dat is voor de door de wol geverfde weidevogelaars waarschijnlijk wel even wennen, het zoeken van nesten is namelijk een leuke en uitdagende bezigheid. Maar o zo riskant. Half mei een jaar eerder. Ik loop alleen door het lange gras bij mijn eigen boer. Niet de meest ideale situatie, want met één paar ogen en oren zie je vaak niet genoeg. Een paar meter verderop vliegt een tureluur op. Overduidelijk een bezet nest. Het gras is niet twee, maar inmiddels drie of vier kontjes hoog en de boer heeft aangegeven dat hij het binnenkort wil maaien. Het nest moet gevonden worden. Met kloppend hart en met bamboestokken in mijn bezwete handen zoek ik door het lange gras. Vooral een tureluur is een meester in het verstoppen, het nest van subtiel naar binnen gebogen grassprieten is bijna niet te herkennen tussen het gewone gras. Nog één stapje vooruit, hier was het toch? Als ik nou maar niet... Krak. Menig doorgewinterde weidevogelaar is het minstens één keer overkomen dat hij gekraak onder zijn laarzen voelde van het nest wat hij juist wilde beschermen. Een nachtmerrie voor iedere natuurbeschermer. Het hoort erbij, maar is het nodig? In de praktijk is het vaak voldoende om globaal in kaart te brengen waar nesten zich bevinden en de boer daarvan op de hoogte te

houden. Als de boer rekening wil houden met de vogels, dan laat hij gerust een heel veld of een deel van het veld met rust. De nieuwe stijl van weidevogelen bevalt mij beter, minder riskant en de nadruk ligt veel meer op het waarnemen. Het mooie van waarnemen in het open veld is dat je op een plek bent waar je normaal niet kan komen en je ziet dingen waarvoor je anders moet afreizen naar natuurgebieden. Je bent te gast bij de boer op zijn erf en maakt het reilen en zeilen van zijn bedrijf van dichtbij mee. Ieder bezoek is een avontuur op zich. De omstandigheden veranderen in enkele weken razendsnel. Van kale, soms nog bevroren velden half maart, waarop vogels elkaar het hof maken, tot het hoge wuivende gras in mei en juni, waaruit oudere vogels al waarschuwend predatoren verjagen. Het is voor een vogelliefhebber een genot om van dichtbij mee te maken. Niet alleen vanwege de weidevogels, vaak zie je dingen die je nergens anders ziet. Een duo zwartkopmeeuwen dat zich ophoudt tussen een groep kokmeeuwen. Een havik die een prooi vangt uit een wolk spreeuwen in paniek. Een paartje zomertalingen, een bruine kiekendief die door razendsnel overscherende grutto's wordt verjaagd. Het zijn de hoogtepunten van de lente en gewoon te zien in eigen waard. De toekomst van het werk van de vrijwillige weidevogelbescherming is op dit moment onduidelijk. Door veranderingen in organisatie en natuurbeleid staat veel op losse schroeven, maar zeker is dat vanaf 2016 de provincie nieuw beleid voert. In het komende beleid zal de nadruk nog meer liggen op het monitoren en interpreteren van gedragswaarnemingen, en zal de inbreng van de vrijwilliger nog belangrijker worden. Niet alleen de werkwijze verandert. Helaas lijkt ook het aantal vrijwilligers rechtevenredig af te nemen met de aantallen weidevogels, vooral door ouderdom van onze leden, heel soms door desinteresse. Zolang we nog weidevogels hebben in de Krimpenerwaard blijft dit werk noodzakelijk als we ze willen behouden. Daarom bij deze een oproep aan iedereen die zich het lot van grutto, tureluur, scholekster en kievit aantrekt en in zijn vrije tijd graag buiten is. Beleef de lente van dichtbij, help de weidevogels in de Krimpenerwaard, meld je aan bij de vrijwillige weidevogelbescherming: xxxxxxxxxx@xxxx.xx. Klaas’ telefoonnummers staan voorin de Waardvogel. Waardvogel – juni 2014

19


Er broeden weer kerkuilen in de Krimpenerwaard! Jaap Graveland, coördinator uilenwerkgroep Na drie jaar zonder bekende broedgevallen, broeden er dit jaar weer twee of drie paar kerkuilen in de Krimpenerwaard. Een milde winter en een hoge muizenstand hebben hier mogelijk bij geholpen. Eerder in 2014 meldden we nog in de Waardvogel dat we ons als uilenwerkgroep zouden blijven concentreren op de steenuilen. We hadden al twintig kasten hangen speciaal voor kerkuilen. Daar zaten bij een controle in 2011 geen kerkuilen in, en door de strenge winters van de afgelopen jaren was de landelijke stand nogal teruggelopen. We besloten een paar milde winters af te wachten. Die zouden misschien leiden tot vestiging in de Krimpenerwaard (het laatste gebied in Zuid-Holland zonder een vaste populatie). We konden dan altijd nog zien of we de kerkuil ook aandacht zouden gaan geven. Dat wil zeggen: kasten bijplaatsen op geschikte plekken en de inhoud jaarlijks controleren op broedpogingen en broedsucces. Gebrek aan natuurlijke nestgelegenheid is vaak een belangrijke oorzaak van afwezigheid van kerkuilen. Tegenwoordig broeden kerkuilen bijna uitsluitend in speciale nestkasten die in hoge en voor uilen toegankelijke schuren worden opgehangen. Opportunisten Kerkuilen zijn muizenspecialisten en kunnen daardoor niet goed tegen strenge winters, maar zijn anderzijds ook echte opportunisten: in jaren met een goede muizenstand maken ze grote legsels en broeden soms wel drie maal per jaar. De muizenstand is momenteel extreem hoog. Op internet kun je bijvoorbeeld lezen dat in de Achterhoek, waar al dertig jaar gestandaardiseerd muizen worden geteld, nog nooit zoveel muizen zijn geregistreerd (http://www.natuurbericht.nl/?id=12520). Het is een beetje anekdotisch, maar onze huiskat, die ongeveer twee muizen vangt per jaar, ving er de afgelopen maand al drie. Mocht u zelf (liefst iets minder anekdotisch) informatie hebben over de muizenstand dit jaar in de Krimpenerwaard, geef het even door. Elf eieren Op 7 mei mailde Klaas de Mik, coördinator van de werkgroep weidevogelbescherming, het volgende: “Bij een van de boeren hangt een uilenkast waar een paar jaar geleden een kerkuil gebroed heeft. Volgens de boer lagen er weer uilenballen. Ik had er een uitgeplozen en volgens mij zijn ze van kerkuilen. De boer is nieuwsgierig geworden en heeft daarna de ladder gepakt en heeft in de kast gekeken. In de kast zaten jonge uilen. Grote kans dat het kerkuilen zijn.” Dat bleek inderdaad het geval. Een van ons is daarna een paar keer gaan kijken om het verloop te kunnen volgen en te bepalen wanneer de jongen geringd konden worden. Dat volgen en ringen doen we om te weten hoeveel eieren ze leggen, wat er van terecht komt, waar de vogels vandaan komen en hoe ze zich verspreiden; bovendien kunnen we ze dan wegen en braakballen verzamelen zodat we kunnen zien wat ze eten en of de voedselsituatie goed is. Die kennis gebruiken we om te kijken wat we kunnen doen om de uilen te helpen en bewoners daarover te adviseren. Bij de steenuil is bijvoorbeeld gebleken dat de legsels een stuk kleiner zijn dan in een topgebied als de Achterhoek en dat er weinig import is. De populatie is dus kwetsbaar en we moeten wat doen aan de voedselsituatie. 28 mei meldde Cor Oskam dat een andere bewoner, in de omgeving van Bergambacht, hem had gebeld met: “Ik heb leuk nieuws.” Dat nieuws was: een legsel met negen nog niet uitgekomen kerkuileneieren en twee jongen!

20

Waardvogel – juni 2014

Bij het eerste adres hebben we 30 mei vier jongen geringd (foto). Gezonde jongen, goed van gewicht en nijdig van zich af blazend (ze maken het geluid van een sissende fietspomp). Op het andere adres was het resultaat veel minder: slechts twee (magere) jongen en twee niet uitgekomen eieren. De jongen waren zo klein dat het niet de jongen konden zijn die de bewoner eerder had gezien. We vermoeden dat die jongen zijn opgegeten, dat de resterende eieren ook zijn uitgekomen en dat vervolgens ook die jongen zijn opgegeten. Dat is een normaal verschijnsel bij kerkuilen en past ook weer bij dat opportunisme. Kerkuilen beginnen al tijdens de eileg te broeden. De eieren komen dan na elkaar uit en de jongen verschillen daardoor flink in grootte. Als er vervolgens voedselgebrek is sterven de kleinste, zwakke jongen. Daar is dan weinig aan verloren voor de uilen, zeker als je ze ook nog eens opvoert aan de overgebleven jongen. Het klinkt allemaal wat cru maar het is o zo efficiënt. Mogelijk had het slechte weer van de week ervoor de uilen parten gespeeld. Uit de Alblasserwaard kregen we een spectaculaire melding over uilen die precies om het slechte weer heen leken te hebben gepland. Er hangen daar twee nestkasten in een schuur. Dat is vrij uitzonderlijk, maar in dit geval kwam het goed uit. Bij controle troffen onze collega’s in


de ene kast pa aan met vijf gezonde jongen, en in de andere kast ma die al weer op de eieren zat van legsel nummer twee. Kijk, dat willen wij nou ook! We zijn vanzelfsprekend allang blij dat deze prachtige vogel weer bij ons broedt. Op de derde plek, eveneens bij Stolwijk in de buurt, troffen we geen uilen. De bewoners gaven echter aan wat voor geluiden ze hoorden en we vonden wel wat braakballen. Beide laten geen ruimte voor twijfel: een kerkuil. Gekrijs en gesis Nu maar hopen dat dit het begin is van een vaste vestiging in de Krimpenerwaard, als laatste gebied in Zuid-Holland. Kerkuilen vallen sterk op als je ze ziet: ze

zijn heel licht (bijna wit) van onder, hebben een hartvorming gezichtsmasker en verstoppen zich niet. Ze gaan pas laat in de avond jagen als het echt donker is, of zitten stil in een rustige hoek van bijvoorbeeld een schuur. De meer bekende bosuil laat zich veel vaker horen en wordt daardoor eerder opgemerkt. Het is dan ook opvallend hoe makkelijk een kerkuil over het hoofd wordt gezien. Kerkuilen kennen echter een rijk arsenaal aan sissende, krijsende en klikkende geluiden. Op YouTube staat bijvoorbeeld een mooie verzameling: https://www.youtube.com/watch?v=6Ugn6nhjFRg. Dus mocht u dit soort geluiden horen in uw schuur of rond uw huis, laat het ons weten: xxxxxxx@xxxx.xx.

Op linkerbladzijde: Erik bij de nestkast, hoog in de nok van de schuur. Links: een kerkuiltje op de weegschaal. Rechtsboven: de kerkuilen worden geringd door Erik, Cor en Jannie. Foto’s: Jaap Graveland Onder: vier jonge kerkuilen op een rijtje, het verschil in leeftijd is goed te zien. Foto: Jannie Monhemius

Waardvogel – juni 2014

21



De koolmees,

een doodgewone vogel?

Maria Spruit Elk jaar heeft er in mijn tuin wel een koolmees een nestje. Of beter gezegd: twee koolmeesjes. Meestal zelfs een paar keer. Voor dit gebeuren kiezen ze ‘mijn’ mussennestkast. Een mussennestkast heeft meerdere kamertjes, omdat een mus een koloniebroeder is. Mijn koolmezen vinden dit ook handig, want wanneer een kamertje gebruikt is, verhuizen ze naar het naastgelegen kamertje. Koolmezen zijn wat betreft broedgelegenheden wel opportunisten. In de steenuilennestkast heeft nog nooit een steenuil gebroed, maar wel een koolmees; wat zat zij breeduit! Wanneer twee koolmeesgeliefden elkaar gevonden hebben, blijven ze dat seizoen bij elkaar om een of twee nestjes groot te brengen. Soms blijven ze zelfs een paar jaar samen. Het vrouwtje legt zeven tot vijftien piepkleine eitjes. Ze broedt de eitjes uit en haar mannetje komt haar geregeld voorzien van voer. Wanneer de eitjes uitgekomen zijn, gaan beide ouders de jongen voeren. Na 16 tot 22 dagen vliegen de jongen uit. De familie hipt dan nog twee tot vier weken gezamenlijk door de struiken, terwijl de jongen voortdurend bedelen om voer en dat is te horen. Ik vind het altijd spannend of een nestje goed uitgebroed wordt. Mijn observatie is dat er helaas vaak jongen sterven. Of dat het hele nest wordt verstoord. Maar onvermoeibaar gaan de koolmezen dan verder; ze bouwen weer een nieuw nestje van kleine takjes, mos, spinrag en haren. Ondanks die tegenslagen werd de koolmees tijdens de laatste tuinvogeltelling na de huismus het meeste gezien.

Tijdens de nestbouw en het opvoeden van de jongen zie je de kleuren van de koolmezen vervagen. In de winter zijn ze op hun mooist. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden doordat de zwarte streep over de buik veel breder is; een ezelsbruggetje is dat een mannetjeskoolmees een stropdas heeft. Een jonge koolmees heeft wat fletsere kleuren en de wang is geel in plaats van wit. In ons land zijn koolmezen standvogels, ze overwinteren hier. In de winter komen er ook vogels uit Scandinavië overwinteren of zij trekken nog verder door naar het zuiden. Koolmezen hebben een enorm rijk repertoire aan liedjes. Ze kennen minstens veertig verschillende deuntjes. Het idee is dat als een koolmees overal in zijn territorium een ander deuntje zingt, andere mezen denken dat het gebied al druk bewoond is. Nico de Haan schreef ooit eens: “Hoor je een zang die je niet kent, denk dan eerst aan een koolmees.”

Illustratie: Rob van de Hoek

Waardvogel – juni 2014

23


Levenscyclus van de

gehakkelde aurelia

Tekst en foto’s: Anita Melenboer Aan de uiteindelijke dagvlinder gaan een aantal stadia vooraf. Van eitje naar rups, van rups naar pop en van pop naar vlinder. Op de foto’s een aantal stadia van de gehakkelde aurelia. Eitje De eitjes worden afgezet op de waardplant, de plant die de rups prefereert. Vlindervrouwtjes zijn in staat om geschikte waardplanten te vinden omdat ze aan het uiteinde van hun pootjes een gevoelig orgaantje hebben waarmee ze suikers ongeveer 2000 keer sneller kunnen proeven dan een mens. Een vrouwtje zet soms meer dan honderd of zelfs duizend eitjes af. De eitjes worden vaak afzonderlijk aan de plant vastgehecht, maar soms ook in groepjes. Er zijn ook soorten waarvan de vrouwtjes de eieren rondstrooien boven de vegetatie; de jonge rupsjes moeten dan zelf op zoek gaan naar de geschikte waardplant.

24

Waardvogel – juni 2014


Rups Als de rups uit zijn eitje kruipt wil hij maar één ding: eten. Tijdens zijn ontwikkeling moet de rups enkele malen vervellen omdat de huid niet meegroeit. Dit gebeurt meestal vier of vijf keer. Rupsen kunnen gedurende het hele jaar en op allerlei plaatsen worden aangetroffen. Veel vlindersoorten zijn als rups aanwezig tussen april en september. Sommige soorten kunnen gemakkelijk gevonden worden in de tuin, parken of wegbermen. Veel tuinplanten worden door rupsen als voedsel gebruikt, zoals kruisbloemigen, liguster en geraniums. Ook de hoekjes met ‘onkruid’, zoals brandnetel of haagwinde, zijn geschikt voor rupsen. Pop De laatste vervelling van de rups is anders dan alle voorgaande vervellingen: in plaats van een zachte rupsenhuid komt er een stevige pophuid tevoorschijn. Veel rupsen verlaten vlak voor de laatste vervelling de waardplant om zich in of op de grond te verpoppen. Er zijn ook soorten die zichzelf vasthechten aan de waardplant; dit kan op verschillende manieren. Sommige soorten spinnen een zijdeachtige cocon, vaak tussen bladeren of achter schors. Er zijn ook soorten die zich binnen in de waardplant verpoppen. Hoelang het popstadium duurt hangt af van de soort. Bij de gehakkelde aurelia duurt het 9 tot 17 dagen. Vlinder Tenslotte barst de pop open en kruipt de vlinder naar buiten. De vleugels zijn nat en opgevouwen en de vlinder kan nog niet vliegen. Vanuit het lijf wordt bloed in de vleugels gepompt en krijgen de vleugels hun uiteindelijke vorm. De vlinder kan tijdens dit proces niet vliegen en is dus erg kwetsbaar! Zodra de vleugels opgepompt en droog zijn, kan de vlinder vliegen en gaat op zoek naar nectar en een partner.

Waardvogel – juni 2014

25


Over waarnemen: de druppels van de zonnedauw Jaap Graveland De ‘zeven deugden’ van tellen en waarnemen, we hebben ze bijna allemaal gehad. Open deuren zoals kennis en samenwerken, maar ook een minder bekend hulpmiddel: de kracht van selectief waarnemen, het kijkglas van Alice. We ontdekten dat je dan dingen gaat zien waar je eerder zelfs geen weet van had. Maar nog is het niet gedaan. Er is meer onder de zon. Achter de zevende deur. Waarnemen, zien en interpreteren We keken tot nu toe naar het waarnemen zelf: het zien (of horen en ruiken) en de registratie daarvan; het bewust worden in de hersens. Bij het voorval van de kuifduikers bij de Brouwersdam keken de waarnemers niet goed. Maar er is meer aan de hand. Bijna dagelijks maken we mee dat iets niet is wat het lijkt. Uit onderzoek blijkt dat zelfs als mensen goed kijken en registreren de een iets heel anders kan zien dan de ander. Het lijkt bijna magie en je denkt dat het weinig voorkomt, maar niets is minder waar. Er is veel onderzoek naar gedaan, omdat het zo fascinerend is. Je neemt hetzelfde waar, maar je ‘ziet’ iets totaal verschillends. Dat is geen woordspelletje. Het is echt. Plaatjes maken het duidelijk. Bij het onderzoek hiernaar wordt veel gebruik gemaakt van afbeeldingen die men aan proefpersonen laat zien en waarin verschillende figuren verborgen zitten. Kijk bijvoorbeeld maar eens op internet met de zoekreeks ‘what’s on a man’s mind’ (één keer raden). Een ander bekend voorbeeld staat bij het vorige artikel [Waardvogel april 2014, red.] afgebeeld. In de figuur ‘zien’ sommige mensen een jonge vrouw en anderen een oude vrouw. Zien is een ongemakkelijk woord, want we zien allemaal hetzelfde zwart-witte patroon. Maar de een ‘ziet’ een jonge vrouw, de ander een oude vrouw. Helemaal intrigerend is dat als je eerst de oude vrouw in het plaatje zag en daarna de jonge, dat je hersens dan vaak moeite hebben om daarna weer de oude vrouw te zien (en andersom). Je hersens ‘klikken’ als het ware vast in een bepaalde interpretatie van het beeld. Beide beelden liggen mijlen of beter gezegd een jaar of vijftig uit elkaar. En wat blijkt? Wat we (menen te) zien, hangt het af van je voorgeschiedenis, je kennis en ervaring, en is dus te beïnvloeden. In de natuur Dit soort plaatjes zijn speciaal gemaakt om duidelijk te maken dat je heel goed moet opletten met het trekken van conclusies op basis van wat je waarneemt. Het zijn extreme voorbeelden. Maar in het veld komt het ook voor, soms net zo extreem. Je denkt een deel van een rietveld te zien in de zon, maar het is een tijger. Je ziet een blad, maar het is een vlinder. Je ziet een relatie tussen kinderen en ooievaars, maar die relatie bestaat niet. Je ziet een vlindereitje op het blad van een passiebloem, maar het is een bladuitstulping die de plant maakt om vlinders te misleiden zodat ze niet een echt ei op het blad leggen. Je ziet de meeste steenuilen langs de Vlist, IJssel en Lek, interpreteert het als een relatie tussen de uilen en boomgaarden, maar in werkelijkheid is het misschien een relatie tussen steenuilen en regenwormen (die eten ze

26

Waardvogel – juni 2014

veel). Jij ziet een mooi rood leliehaantje of een mooie zwartgeelwit gestreepte rups van de Sint-Jacobsvlinder. Een vogel ziet een kever en een rups met waarschuwingskleuren: eet mij niet want ik ben giftig. Jij ziet een torenvalk in een egaal bruine pol gras duiken. Maar de torenvalk ziet ook ultraviolet licht; hij ziet daardoor verse muizenurine en duikt op een voor hem zwarte urineplek in het gras. Wij zien het mooie verenpak van de koekoek, maar zijn gastheer de kleine karekiet ziet er een sperwer in en vlucht weg, waardoor de koekoek ongestoord haar ei kan leggen. En heel dicht bij huis: jij ziet de lange staart van de boerenzwaluwman en denkt dat die helpt bij het vliegen. In werkelijkheid kijk je tegen een handicap aan. Knip- en plakexperimenten (echt waar) hebben aangetoond dat de zwaluw beter vliegt en meer prooi vangt met een ingekorte staart. Maar juist vanwege die handicap is de zwaluwman aantrekkelijk voor de vrouwtjes: hij is zo goed dat hij zich deze handicap kan permitteren. Langstaartige boerenzwaluwen krijgen eerder een vrouwtje en die leggen vaak meer eieren met het oog op die goede man, dan dat ze doen bij kortstaartige zwaluwen. Ook dat is onderzocht, maar daarover een andere keer. Enzovoort, enzovoort, de lijst van voorbeelden is eindeloos. Allemaal voorbeelden van verkeerde interpretaties van waarnemingen. Er is al heel veel ontdekt. Zoveel dat je geneigd bent te denken dat we alles wel zo’n beetje weten: we begrijpen wat we zien, we interpreteren onze waarnemingen altijd op de goede manier. Er is niets nieuws meer onder de zon... De druppels van de zonnedauw De ronde zonnedauw komt ook voor in de Krimpenerwaard. Ik ken een plek waar er duizenden staan. Insecten worden er door aangelokt, omdat ze denken van de dauw te kunnen snoepen of omdat ze lijken op de suikerrijke druppels die bladluizen afscheiden en waar mieren zo verzot op zijn. Hoe blijven die druppels er toch altijd zo mooi uitzien? Hoe zorgt zo’n plant ervoor dat de druppels niet verdampen, ook niet in volle zon? En helemaal vreemd: hoe zit dat in Australië, waar ik zonnedauwsoorten zag groeien op extreem voedselarm en kurkdroog zand? Hoe komt die plant aan zijn water? Ik dacht zelf dat de planten dit verzamelden uit ochtenddauw, zoals ook bekend is van woestijnplanten. Ik was me vaag bewust dat er iets niet klopte, dat ik het niet zeker wist over die dauw, dat het wel vreemd was dat de zonnedauw de enige plant was waar ik die dauw zag. Maar ik deed er niets mee. Er was daar zoveel te zien en er zijn zoveel dingen waar je niet direct een verklaring voor hebt.


De derde oplossing van planten Een paar maanden geleden stonden er artikelen in de kranten en vakbladen over een spectaculaire nieuwe ontdekking, passend ‘de derde oplossing van de planten’ genoemd. Planten blijken te beschikken over een vloeistof die nooit eerder was waargenomen. Tot nu toe waren er twee oplosmiddelen bij planten bekend: vetten of oliën en water. Oplosmiddelen zijn essentieel omdat de plant wordt opgebouwd uit bouwstenen die moeten worden gemaakt, getransporteerd en omgevormd tot andere stoffen en dan opgeslagen moeten worden. Al die processen kunnen eigenlijk alleen plaatsvinden in een oplossing. Maar er zijn belangrijke stoffen, zoals de meeste kleurstoffen van bloemen, die niet in water of in olie oplossen. Hoe zit dat? Het was al jaren bekend dat in plantencellen hoge concentraties voorkomen van suikerachtige stoffen, bepaalde zuren en choline, waarvan de functie niet duidelijk was. Onderzoekers veronderstelden dat deze stoffen bijdroegen aan het handhaven van de osmotische druk, zoals het geval is bij vergelijkbare stoffen. Maar het werd niet goed begrepen, want die stoffen leken daar niet voor nodig te zijn. En de onderzoekers gingen weer over tot de orde van de dag. Totdat ze bij toeval(!) hoorden over zogenaamde eutectische vloeistoffen: vloeistoffen die ontstaan bij menging van twee of meer vaste stoffen. Het smeltpunt van het mengsel van de gebruikte vaste stoffen ligt veel lager dan de smeltpunten van de afzonderlijke bestanddelen. Dit soort vloeistoffen zijn al honderd jaar bekend uit de synthetische chemie. Ze worden gebruikt als koelvloeistoffen en oplosmiddel. Het voordeel van deze koelvloeistoffen is dat ze niet kunnen verdampen en er geen (ijs)kristallen ontstaan die kwetsbare waar kunnen beschadigen. Zouden planten die vloeistoffen ook maken, zou dat die hoge concentraties van bepaalde stoffen in planten kunnen verklaren en wat zou daarvan dan de functie zijn? Het is een spectaculair verschijnsel: je gooit de kristallen van twee vaste stoffen, bijvoorbeeld appelzuur (een overbekende stof die veel voorkomt in vruchten) en sucrose (gewone suiker) bij elkaar, je schudt wat en een uur later heb je een vloeistof. Een vloeistof met het uiterlijk van water, maar met compleet andere eigenschappen. Gewoon door mengen; er vindt geen chemische omzetting plaats. In die eutectische vloeistoffen blijken dus stoffen op te lossen die niet in water of olie oplossen. De onderzoekers doken weer de plantencel in en hun conclusie was dat inderdaad ook planten die stoffen gebruiken om vloeistoffen te maken met allerlei mogelijke toepassingen. Bijvoorbeeld als oplosmiddel voor kleurstoffen. Of als uitdrogingsbestendige vloeistoffen voor de bescherming van kwetsbare enzymen in de kurkdroge zaden van woestijnplanten. Of om druppels te vormen die niet verdampen: de druppels van de zonnedauw. Want die druppels blijken dus uit zo’n vloeistof te bestaan, met als extra voordeel dat bij sterke afkoeling geen kristallen ontstaan die de celwanden beschadigen. De zevende deur: waarnemen en interpreteren De waarnemingen waren druppels die leken op water en stoffen die leken op osmotische stoffen. En zo werden ze ook lange tijd geïnterpreteerd, tientallen jaren (en bij zonnedauw al veel langer), ook al pasten die waarnemingen eigenlijk niet bij de feiten. De oude vrouw uit de afbeelding. De zevende deur door: maak onderscheid tussen de waarneming en de interpretatie en interpreteer niet te snel vanuit bestaande kennis, wees altijd bedacht op andere verklaringen. Wie zei dat er geen ontdekkingen meer mogelijk zijn? Welkom aan de andere kant van de deur. Vragen of opmerkingen? Mail dan naar: xxxxxx@xxxx.xx.

Blad van passieflora met zogenaamde eitjes van vlinders, foto: Greg en Mary Beth Dimijan

Een boerenzwaluw met lange staartpennen, foto: Mervin Roos

De druppels van de zonnedauw, foto: Gonnie van de Schans

Waardvogel – juni 2014

27



Uitsluipers bij de Peterput Tekst en foto’s: Peter de Mooij Vanmorgen moest het er weer eens van komen; ik wilde de geboorte van een viervlek meemaken. Eigenlijk noemen wij de metamorfose van waterkever naar libel ‘uitsluipen’, want geboren was hij ooit al onder de waterspiegel toen hij uit het eitje kroop. Het was rond de klok van zes uur toen ik aankwam bij de Peterput in het Loetbos. Er lag een dikke laag dauw over de weilanden en ik was blij dat ik mijn rubberen laarzen aan had gedaan, omdat natte voeten veel pret bederven. De Peterput lag er sprookjesachtig bij en boven het water hing de morgendamp als een witte bruidsjurk. De kikkers begonnen te kwaken zodra de zon het water kuste en ik zette mijn statief in het gras en stelde mijn fotocamera op. Er hing iets van een gespannen verwachting in de lucht; van hopen op het geluk er een te kunnen vinden die net uit de sloot klom. Ik liep mijn rondje, doch vond enkel juffertjes. Ook leuk, maar daar kwam ik niet voor. Een echte libel moest het zijn! Een wolk trok langs de hemel en veegde het zonlicht een moment uit mijn ogen. Voor mijn voeten zag ik een lelijke zwarte watertor langs een gele lis omhoog klimmen.

Hoeveel geluk kan een mens hebben? Ze klom tot bijna bovenaan de lis en bleef daar als versteend hangen. In een mum van tijd stond mijn fotocamera op de juiste plek. De eerste zonnestralen raakten de inktzwarte watertor die in de nek openbarstte en langzaam maar zeker voltrok zich het wonder waar ik op gehoopt had. Eerst de kop, toen de poten en het lijf dat ondersteboven uit het nu lege hulsje hing. De vleugels waren niet meer dan twee smalle strookjes heel stevig opgerold vloeipapier die op de rug gedragen werden. Ik stond erbij en keek ernaar. Langzaam werd het lijfje langer en de vleugels ontvouwden zich als heuse baldakijnen. Van melkglas tot helder glas in lood, zo verliep het oppompen van de vleugels. Ze spreidde ze gracieus uit en even leek de Peterput zelf zijn adem in te houden; toen was ze weg, gedragen op de adem van Moeder Natuur zelf...

Resultaten van de argusvlinder telling Gabrielle Heuvelman In de vorige uitgave van de Waardvogel hebben we een oproep gedaan om mee te doen met de landelijke actie om in het weekeinde van 17-18 mei de argusvlinders in kaart te brengen. Dit zijn de resultaten van deze telling. Veel geteld In het zonovergoten weekend zijn circa 470 kilometerhokken verspreid over het hele land een uur lang onderzocht op de argusvlinder. In de Krimpenerwaard is er geteld door vijf vrijwilligers die zich hadden aangemeld. Er werd in dertien kilometerhokken geïnventariseerd. In deze hokken zijn 63 exemplaren geteld. Ook zijn er verscheidene losse waarnemingen gemeld, ongeveer 28. In totaal zijn er dus 91 exemplaren waargenomen. Dat is een nette score! Landelijk konden tellers, ondanks intensief zoeken, in 180 kilometerhokken geen argusvlinder vinden. In de overige bijna 300 kilometerhokken zijn ruim 1400 argusvlinders geteld. Zo goed als allemaal zijn ze in het westen van Nederland gezien. Daarmee lijkt het doek voor de argusvlinder in het oosten van Nederland definitief gevallen. Waar zijn de argusvlinders (landelijk) gezien? Het is opvallend dat veel argusvlinders zijn waargenomen in vochtige gebieden, bijvoorbeeld in de laagveengebieden van Holland en Utrecht. Ook werden argusvlinders verspreid over de provincie Friesland geteld, maar met name langs de kust en rond de Friese meren. Van vier Waddeneilanden kwamen losse waarnemingen, terwijl Schiermonnikoog ondanks intensief zoeken verstoken van argusvlinders bleef. In Overijssel werd de argusvlinder in het westelijk deel van de provincie op een paar plekjes gezien, terwijl bijvoorbeeld Twente leeg bleef. In het Gelderse rivierengebied zitten argusvlinders alleen nog in het westen, zoals in de regio Culemborg. Opmerkelijk was een waarneming van een exemplaar in Voorthuizen, in het noorden van de Gelderse

Vallei. In het Limburgse heuvelland werd de soort nog op een paar plekken gezien, maar ook hier lijkt het toch minder te worden. In Noord-Brabant beperkte de argusvlinder zich tot de omgeving van de Biesbosch, een enkel exemplaar in de Moerputten ten zuiden van Den Bosch, en het uiterste noordwesten van de provincie in de omgeving van Steenbergen. In Zeeland was het vooral raak op de dijken in de omgeving van Hansweert, maar ook op andere plekken dook de argusvlinder op. Tenslotte werden er ook argusvlinders gezien op de Hoeksche Waardse klei en in de duinen van Zuid- en met name Noord-Holland. Topplekken De hoogste dichtheid argusvlinders werd in de Kennemerduinen vastgesteld: maar liefst 64 stuks! Ook in de buurt van het Noord-Hollandse Midwoud werden veel argussen gezien, 56 in een kilometerhok. Op deze plekken is sprake van een forse en duurzame populatie. Helaas waren de dichtheden op veel andere locaties laag; zelfs zo laag dat het maar de vraag is hoelang ze daar nog standhouden. Herhaling in de zomer! De resultaten van het Argusvlinder Telweekend stellen De Vlinderstichting in staat om de argusvlinder gericht te beschermen. Daar gaan wij nu hard mee aan de slag. Wij danken de deelnemers aan het onderzoek hartelijk. Aankomende augustus gaan we het telweekend herhalen om dan een beeld te krijgen waar de zomergeneratie van de argusvlinder zich ophoudt. Houd u de site van de NVWK in de gaten voor deze datum!

Waardvogel – juni 2014

29


Wandelen in de Waard met Rinus

(7)

Berkenwoudse Boezem-Graafkade-Elserkade-Westeinde Rinus Anker De wandeling begint aan het Westeinde bij het fietspad langs de Berkenwoudse Boezem, bij de ANWB paddelstoel 22373. Er is een parkeerplaatsje voor het geval u met de auto komt, maar de buurtbus stopt ook pal aan het begin van het fietspad. Deze wandeling voert u langs veel nieuw ingerichte natuurgebieden van het ZHL. Deze zijn enorm vogelrijk en er is vooral in de lente- en zomermaanden een prachtige flora. De wandeling is twaalf kilometer. De route voert ook door grasland, dus mogelijk zijn er laarzen nodig. Er zijn geen horecagelegenheden onderweg. We volgen het fietspad twee kilometer in noordelijke redactie zeggen dat het heerlijk is om hier even te richting tot aan de fundering van de oude boezemmolen. pauzeren, want de bankjes die hierna volgen zijn Meteen aan de linkerkant van dit fietspad, maar met enigszins gammel.] De struiken in dit gedeelte zijn erg name wat meer naar het noorden kunt u vrijwel alle divers met o.a. bloeiende hondsroos en wederom kunnen weidevogels van de Krimpenerwaard spotten. In de berm we genieten van vele zangvogels. Wanneer we de blauwe groeien valeriaan, blaartrekkende boterbloem en gele lis. paaltjesroute vervolgen gaan we weer een bruggetje over Na 250 meter komt er rechts aan de overkant van de en hier komen we in een gebiedje waar de grond is Oude Wetering een strook met bomen en struiken. Vanuit afgeplagd en een heel andere, rijke vegetatie te zien is dit bosje klinken de zang en contactroepjes van fitis, met velden vol bloemen als grote ratelaar, echte tjiftjaf, winterkoning, mezen, zwartkop, tuinfluiter en koekoeksbloem, poelruit, kale jonker en rode klaver. Aan spotvogel, uiteraard afhankelijk van het seizoen. In de de rechterhand leidt een slingerpad naar een Oude Wetering groeit krabbenscheer, gele plomp en vogelscherm, waarachter men uitkijkt over een grote waterlelie, en langs het fietspad fluitenkruid, harig oude veenput. Diverse eendensoorten en andere wilgenroosje, kale jonker en echte koekoeksbloem. watervogels zijn waar te nemen. In het vroege voorjaar Bovenop de molenstomp is een picknickplaatsje waar we vetten hier weidevogels op. We komen vervolgens op de al even kunnen pauzeren. Er is hier een Graafkade West. Hier zingen prachtig uitzicht over het omliggende bosrietzangers en grasmussen. We zien gebied. Hier gaan we rechts af een smeerwortel, zeggesoorten en bruggetje en een hekje over en we volgen waterviolier. Waterjuffers vliegen voor de Berkenwoudse Boezem aan de ons uit. Links ligt eendenkooi Kooilust, in overkant van de Oude Wetering weer 1934 de eerste verwerving van het Zuid ongeveer een kilometer terug, totdat we Hollands Landschap (ZHL). Hiervoor ligt bij een klaphek komen. We lopen tussen schraal, nooit bemest blauwgrasland, met de ganzenpoep en langs melkdistel en in het late voorjaar en de zomer watermunt. Aan beide kanten is er een duizenden bloeiende klokjesgentianen, prachtig uitzicht over het polderlandschap Spaanse ruiter en veenpluis. Rechts van richting Gouda en Krimpen aan den de Graafkade liggen afgeplagde stukken IJssel. Let in de elektriciteitmasten op nat grasland, waar o.a. teer guichelheil boomvalk en ‘s winters op slechtvalk. gedijt. De percelen van het ZHL links en Aalscholvers drogen er regelmatig hun rechts van de Graafkade zijn niet vrij vleugels. Langs deze kade vliegt ook vaak toegankelijk, maar tegenover eendenkooi de bruine kiekendief, die u in de Kooilust is het mogelijk om ca. 300 meter zomermaanden overigens gedurende de richting de Spaansche Zee te lopen en daar hele wandeling kunt tegenkomen, evenals op een heuveltje te genieten van het Gele lis, illustratie: M. Bersma purperreigers, zwarte sterns en visdiefjes. landschap en het uitzicht. In de diepe polder De Nesse zitten veel Canadese en Het ZHL laat Soay schapen het gebied begrazen. Soay grauwe ganzen. In het riet schetteren talloze rietzangers schapen staan het dichtst bij het wilde schaap. Het is een hun liedje. Laat u niet in de war brengen; het zijn ook klein type schaap, waarvan de rammen mooie geweldige imitators. Met wat geluk zien we kneutjes. halfcirkelvormige hoorns hebben. Zij zijn goed bestand Rietgorzen zijn er algemene vogels. We gaan het tegen slecht weer en schaarse voedselomstandigheden. klaphekje door en komen op een kade met mooie varens Het hele jaar kunnen we hier wilde eend, krakeend, waarboven op zomeravonden veel gierzwaluwen slobeend en blauwe reiger tegenkomen. In de winter foerageren. De meidoorn langs het pad zit vol melden vooral de zilverreiger en in de zomer de rupsenspinsel, de braam tiert er welig, hop klimt de purperreiger zich regelmatig. De bruine kiekendief heeft bomen in en aan de overzijde van de sloot staan grote hier zijn broedgebied. pollen scherpe boterbloemen. Op de kade groeit ook de Wat verder naar het oosten ligt aan onze rechterhand de mooie hennepnetel. Deze kade brengt ons bij de grotere eendenkooi Nooitgedacht. Berkenwoudse Driehoek. We gaan rechtsaf het bruggetje Wij lopen verder de Graafkade af en steken de Kerkweg over en slaan linksaf om de blauwe route te volgen. We over. Hier komt de buurtbus regelmatig voorbij. We gaan komen weer bij een picknickplaats. [Uit ervaring kan de

30

Waardvogel – juni 2014


de Graafkade Oost op en lopen verder in oostelijke richting. Als we rechts de brug aan het eind overgaan, slaan we na ca. 25 meter, net voor het hek waarin ‘ZuidHollands Landschap’ gebrand staat weer rechtsaf, en volgen we de Elserkade. Links naast de Elserkade is een nieuw natuurgebied aangelegd als compensatie voor de rondweg om Gouda. Dit is al te zien aan de vegetatie. Op de Elserkade groeit voederwikke en veel hoge zwarte mosterd. Nadat we de Elserkade circa twee kilometer in zuidelijke richting gevolgd hebben, is het aan het einde wederom mogelijk op de buurtbus te stappen. Zijn we nog niet moe, dan slaan we hier rechtsaf en lopen nog

100 meter over de Benedenheulseweg. De weg maakt dan een bocht naar links en heet vanaf daar Schenkel. Bij de ANWB bewegwijzering nr. 2866 gaan we rechtsaf het Oosteinde op richting Berkenwoude. We vervolgen het Oosteinde en wandelen het dorp Berkenwoude in. We lopen rechtdoor en vanaf het punt waar rechts de Dorpsstraat uitkomt, heet de weg Westeinde. Berkenwoude is een leuke populatie huiszwaluwen rijk en het is de moeite waard om de aantallen zwanen links en rechts te tellen. Na een mooi boerderijlint te hebben bekeken, komen we via het Westeinde na ongeveer twee kilometer terug bij ons startpunt.

Linksboven: poelruit, linksonder: gewone hennepnetel, rechtsonder: kruldistel. Foto’s: Max Ossevoort

Waardvogel – juni 2014

31


Glassnijder

(Brachytron pratense)

Sjani van Ophemert De glassnijder komt vooral voor in laagveengebieden. Bij ons in de Krimpenerwaard wordt deze libel dan ook regelmatig waargenomen. De glassnijder is in grote delen van Europa een schaarse soort. Daarom zijn de Nederlandse populaties van groot belang. Mannetjes zijn zwart met blauw gekleurd en vrouwtjes zwart met geel. Op de zijkant van het borststuk van beide geslachten bevinden zich brede, geelgroene banden. De glassnijder heeft een opvallend behaard borststuk, maar lijkt verder veel op de paardenbijter die later vliegt. Het is een van de vroegst in het jaar vliegende soorten van de familie van de glazenmakers (Aeshnidae). Jannie Monhemius meldde de eerste van dit jaar al op 25 april in het Loetbos. De mannetjes vliegen laag over het water, langs hoge oeverbegroeiing. De glassnijder geeft de voorkeur aan matig voedselarm tot voedselrijk water met een goed ontwikkelde hoge en gevarieerde oever- en watervegetatie, meestal in nabijheid van bos. De oevervegetatie welke de glassnijder bezoekt is lisdodde, egelskop, moerasvaren en riet, en in het water fonteinkruid en blaasjeskruid. De paring vindt plaats in bomen of struiken. De eitjes van deze libel worden afgezet in drijvende of in het water staande, half vergane stengels van planten zoals riet, lisdodde en biezen. Het vrouwtje zet haar eitjes zonder begeleiding van het mannetje af. Bij verstoring houden de larven zich dood, waardoor ze moeilijk te ontdekken zijn. Bij ons in de Krimpenerwaard wordt de glassnijder veel gezien bij de Peterput in het Loetbos. Ook is de glassnijder in mei waargenomen in het Stormpoldervloedbos, bij de Stolwijkse Boezem, in polder Het Beijersche, de Krimpenerhout en polder Groot-Keulevaart. Misschien is het leuk om eens naar deze soort uit te kijken en dat te melden aan de Natuuren Vogelwerkgroep Krimpenerwaard via www.krimpen.waarneming.nl.

Foto boven: Sjani van Ophemert; foto onder: Paul Schrijvershof

32

Waardvogel – juni 2014


Krabbenscheer (Stratiotes aliodes) de pionier van het schone water Henk van der Weijden [Niet al onze leden wonen in de Krimpenerwaard. Soms ontvangt de redactie een bijdrage van een lid van ‘buiten’. Henk van der Weijden is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) Afdeling Gouda en omstreken en inventariseert met grote regelmaat flora en fauna, ook in de Krimpenerwaard. Hij heeft een interessant artikel geschreven over krabbenscheer, wat wij hier graag plaatsen als extra achtergrondinformatie voor de krabbenscheerinventarisatie die op dit moment wordt uitgevoerd door leden van de NVWK (Waardvogel april 2014, pag. 38) in de wateren van de Krimpenerwaard. Patrick Heuvelman is hiervan de initiatiefnemer en u kunt nog steeds aansluiten bij dit onderzoek: cplanten@nvwk.nl. Wellicht kunnen we de volgende keer dieper ingaan op de groene glazenmaker, die afhankelijk is van deze waterplant voor zijn voortbestaan. Red.] Hoe krijgen we de Reeuwijkse plassen weer schoon? Hoe raken we die groene algensoep kwijt? Vele miljoenen zijn er al aan uitgegeven en nóg is het water niet verlost van de algen. Toch is er een aarzelend herstel zichtbaar langs de randen. Waar krabbenscheer groeit, wordt het water weer helder. Voor wie oplet is dat op vele plekken al te zien, zoals langs de Ree en plaatselijk langs de Twaalfmorgen. Hoe meer krabbenscheer, hoe helderder het water. Wat is het geheim van de krabbenscheer? Krabbenscheer geeft allelopatische stoffen af aan het water en die remmen algengroei. Krabbenscheer wordt samen met gedoornd hoornblad dan ook aanbevolen om vijvers helder te houden. Ook het gedoornd hoornblad geeft deze allelopatische stoffen af, maar de kampioen is toch wel de krabbenscheer. Want krabbenscheer heeft nog een extra gave, namelijk dat hij lange wortels heeft die de waterbodem gezond maken. Dat kun je zien als je een krabbenscheerplant optilt met lange wortels en al: de grond rond de wortels is roodbruin van de roest en roest kan alleen gevormd worden onder invloed van zuurstof. Krabbenscheer neemt zuurstof op uit de lucht en stuurt deze naar de wortels, die de zuurstof zelfs in de waterbodem afgeven en de bodem zo gezond maken. Zuurstof zorgt dat er minder fosfaat oplost uit de waterbodem, zodat er veel meer waterplanten kunnen gaan wortelen, zoals allerlei fonteinkruiden en kranswieren. Daardoor kunnen op die plek opeens weer veel méér organismen, zoals grote watermossels, erwtenmossels, kokerjuffers enzovoorts, op de bodem en in het water gaan leven. Voorbeelden daarvan zijn het fraaie bittervoorntje, de alver en het vetje. Ook het jonge broed van de snoek kan zich weer verschuilen tussen de waterplanten en een goede snoekstand bepaalt meteen ook een evenwichtige, gezonde vispopulatie. Krabbenscheer heeft nog een aantal wetenswaardige kenmerken. De plant heeft een uiterlijk dat veel lijkt op de bromelia, die in tropische regenwouden voorkomt. De zwaardvormige bladeren verklaren de wetenschappelijke naam: Stratiotes is Oudgrieks voor ‘soldaat’. Een heel bijzondere eigenschap is dat de plant in de winter onder het wateroppervlak verdwijnt en naar de bodem zinkt. In het voorjaar komt hij weer terug, omdat door het zonlicht zuurstofgas in de nieuw aangemaakte bladeren wordt gevormd wat de plant lichter maakt, zodat hij aan het oppervlak gaat drijven. De plant kan vrouwelijk of mannelijk zijn en beide

geslachten hebben witte bloemen. Die bloemen komen uit een knop die de vorm heeft van een krabbenschaar; de Nederlandse naam komt van de oude schrijfwijze ‘krabbenscheer’. De mannelijke planten dragen gesteelde witte bloemen met meeldraden, de vrouwelijke zijn kleiner en liggen meer verscholen. In het centrale deel, het hart van de vegetatie, is soms nog een extra bijzondere levensgemeenschap aanwezig. Volgens Eddy Weeda (Ecologische Flora) kan die oplopen tot wel 90 soorten, waaronder dansmuggen, haften, kokerjuffers, maar ook tal van libellen. Boven krabbenscheer heb je een goede kans om de grote keizerlibel, de vroege en de groene glazenmaker, de paardenbijter, heidelibellen en diverse soorten waterjuffers te zien. Een vogel die van nature helemaal aan de krabbenscheer verbonden is, omdat hij er op broedt en er graag boven foerageert, is de zwarte stern. Als je oplet, kun je volop genieten van al dat leven. Maar - dan moet je er wel oog voor hebben. Sommige mensen zien krabbenscheer alleen maar als onkruid in het water, dat zo snel mogelijk moet verdwijnen. Misschien vinden ze dat er in het water geen planten moeten groeien behalve dan de gekweekte rode waterlelie, die ze zelf geplant hebben bij de eveneens exotische conifeertjes op hun tuinen. Het waterschap en de gemeente worden onder druk gezet om ‘het onkruid’ uit het water te verwijderen - of ze doen het zelf. Waterschappen en gemeenten hebben belang bij een goede doorstroming van het oppervlakte water om de waterkwaliteit op peil te houden, dus wordt ook de zuiverende krabbenscheer verwijderd. Gelukkig is de krabbenscheer echter beschermd. Als er teveel krabbenscheer groeit, mag je hoogstens de helft weghalen zodat de doorstroming niet in gevaar komt. De bijzondere betekenis van krabbenscheer is in de Flora- en faunawet vastgelegd. Daarom: waterschap en gemeente, boeren en buitenlui: heb respect voor deze bijzondere levensgemeenschap en beschouw het niet als ‘vuil’. Protesteer als er weer zo’n machine onnodig veel krabbenscheer uit het water haalt. En vooral: geniet van al dat heerlijke leven wat je kan aantreffen bij de krabbenscheer! Wellicht worden de Reeuwijkse plassen [en de wateren in de Krimpenerwaard, red.] zo weer even gezond als voorheen. Waardvogel – juni 2014

33


Schilderstukje Tekst en illustratie: M. Bersma Dauwdruppels aan gras spiegelen panorama’s voor ieders ogen Oeroude wilgen door het knotten getekend toch bloeien zij groen Onkruid groeit welig tussen verweerde stenen een schilderstukje Slootkant vol planten -daartussen de gele lis als een zonnekoningin.

Even Activeren Erik Kleyheeg Avondwandeling Doove Gat 23 juli 20.00 uur Voor sommige vogels begint het najaar al direct wanneer de dagen korter worden. Vooral steltlopers keren dan weer snel terug naar het zuiden. Eind juli is dus een mooie tijd om de eerste trekvogels te bekijken in een moerassig gebiedje. Daarom doen we op 23 juli een avondwandeling rondom het nieuw afgegraven Doove Gat bij Haastrecht, op zoek naar watervogels, steltlopers en rietvogels. We verzamelen om 20.00 uur bij de parkeerplaats van het volkstuinencomplex en Ooievaarsstation ‘Het Doove Gat’ aan de oostkant van Haastrecht. De excursie duurt maximaal twee uur. Neem voor meer informatie contact op met Erik Kleyheeg: xxxxxxxxxxx@xxxxxxxx.xxx of xx xxxxxxxx. Steltlopers in Zeeland 23 augustus 8.00 uur Onder leiding van Gijsbert Mourik reizen we op zaterdag 23 augustus af naar de Zeeuwse eilanden op zoek naar leuke steltlopers en andere vogels. Eind augustus is een spannende tijd om te vogelen in de Zeeuwse delta, want er is veel kans op zeldzame soorten. We verzamelen om 8.00 uur op de parkeerplaats bij het politiebureau in Krimpen a/d IJssel. De excursie duurt de hele dag, dus neem voldoende proviand mee.

Trekvogels in Meijendel 20 september 7.00 uur Tijdens de trekperiode kennen we langs de kust het fenomeen ‘stuwing’, waardoor langs de kust vaak veel meer trekvogels te zien zijn dan in het binnenland. Het duingebied bij Meijendel is een van de gebieden waar dat goed te zien is en daarom gaan we op 20 september een wandeling maken door het gebied. We vertrekken extra vroeg omdat de trekintensiteit vroeg in de ochtend het hoogst is. We verzamelen bij de Stolp Inn in Stolwijk om 7.00 uur. Rond lunchtijd vertrekken we weer richting de Krimpenerwaard. Trekvogels tellen vanaf september Op mooie dagen met weinig wind en droog weer is het zeer de moeite waard om in september en oktober een keer een bezoekje te brengen aan trektelpost ‘De Hoekse Sluis’ op de Lekdijk tussen Bergambacht en Lekkerkerk. De meest bijzondere soorten in de Krimpenerwaard zijn op deze plek waargenomen en het blijft altijd spannend wat de volgende vogel is die langs komt vliegen. Neem bij twijfel contact op met Erik Kleyheeg (xx xxxxxxxxx) om te vragen of de telpost bezet is. De meeste vogels vliegen over in de eerste uren na zonsopkomst.

Berichtje van de penningmeester Gerard van Slijpe Ruim tweederde van het aantal leden heeft de contributie over 2014 betaald, waarvoor hartelijk dank. Willen zij die dit nog niet hebben gedaan het contributiebedrag graag zo spoedig mogelijk overmaken. Dit scheelt veel werk en kosten in verband met aanmaningen. Een aantal leden betaalt iets extra’s bij de contributie als blijk van waardering. Dit wordt door het bestuur van de NVWK zeer gewaardeerd!

34

Waardvogel – juni 2014


Natuur en goed rentmeesterschap Weidevogelrampjaar 2014 Joke Colijn De natuur is er voor ons allemaal. Wij mogen genieten van de natuur, op adem komen na een drukke dag of werkweek, in recreëren als we op vakantie gaan. Natuur manifesteert zich overal en kan al op kleine schaal beleefd worden in onze eigen tuin, als we een bijzonder hommeltje op onze lavendel ontdekken, of genieten van een koolmezenfamilie. Om de hoek, in onze eigen Krimpenerwaard, valt voor wie er oog voor heeft nog een flinke diversiteit aan fraaie soorten planten en vogels te ontdekken. Grootse natuurwonderen als de Iguazú Watervallen, de Grand Canyon of de trek van de gnoes, waarvan we op verre vakanties of op National Geografic kunnen genieten, benemen ons soms letterlijk de adem en kunnen ons sprakeloos van verwondering doen staan. De natuur is ook van ons allemaal, niemand heeft het recht om anderen van de beleving uit te sluiten of natuur te vernielen. ‘Van ons allemaal’ brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee, een zorgplicht. Die is in Nederland vastgelegd in onze natuurwetgeving. Want natuur is niet onverwoestbaar, integendeel. Waar de mens ingrijpt, zien we ontregeling van ecosystemen en verarming van biodiversiteit tot uitsterven aan toe. Want vaak heeft door economische motieven gedreven ingrijpen dramatische gevolgen voor de natuur. Door onze houthonger worden hele regenwouden omgehaald, waarmee onvervangbare biotopen voor ontelbare diersoorten verdwijnen. Zelfs nog onbekende soorten sterven uit zonder ooit in kaart gebracht te zijn. Maar veranderingen door mensen hoeven niet altijd ‘fout’ uit te pakken. Het cultuurlandschap van de Krimpenerwaard is gevormd door mensenhanden, spade voor spade, steentje voor steentje. Het landschap draagt de diepe sporen van de enorme inspanningen van onze voorouders, en het is een ethische verplichting om daar met respect mee om te gaan. De natuur heeft zich prachtig aangepast aan het voor mensen leefbaar maken van de Krimpenerwaard en hier soorten gebracht waarvoor het oorspronkelijke moerasgebied niet geschikt was. Op de aan het water onttrokken schrale veengronden kon een kruidenrijk gras- en bloementapijt ontstaan, waarop het vee van de eerste boeren een gezond bestaan vond. Tussen hun poten was ruim plaats voor de kuikens van weidevogels, die zich rond konden eten aan de vele insecten op deze rijke weiden, tot ze groot genoeg waren om op de vleugels te gaan en de trektocht naar hun overwinteringsgebieden te ondernemen. Een prachtige symbiose tussen in cultuur gebrachte gronden en de aanpassing en invulling daarop door de natuur. Kleinschaligheid floreerde en hard werken bracht een goede boterham. Een harmonisch en biodivers geheel, dat ooit realiteit was. Waar ging het fout? Kunnen we eigenlijk wel spreken van ‘fout’? Technische ontwikkelingen raakten de afgelopen decennia in een stroomversnelling, de Europese Unie bracht landbouwconcurrentie uit goedkopere productielanden, en schaalvergroting was voor veel boerenbedrijven de manier om het hoofd economisch boven water te houden. Wageningen dicteerde investeren, uitbreiden en intensiveren. De jonge generatie agrariërs toog onvervaard aan de slag met deze credo’s. Erven werden verhard, rommelhoekjes verdwenen, veraf liggende percelen werden uitgeruild om zo economisch mogelijk te kunnen werken, de veestapel van vader werd langzamerhand vervangen door en aangevuld met productievere koeien, de kruidenrijke grasmatten werden gescheurd en eenzijdige eiwitrijke grassen ingezaaid, en er werd flink geïnvesteerd in de modernste melkveetechnologie. Er is op agrarisch land nauwelijks meer plek voor kruidenrijk gras, voor

weidevogels, voor natuur; het wordt een ‘groene woestijn’ van eenzijdigheid. Vanuit het oogpunt van de ondernemer is deze ontwikkeling heel begrijpelijk. Je moet veel investeren om in de markt te blijven. Een hoge afhankelijkheid en hoge kosten hangen samen met het economisch belang en leggen een grote druk op de boer; het natuurbelang is daaraan volkomen ondergeschikt. Het is een eenzijdig nemen en uitputten van mens, middelen en gronden. Waar blijft hierin de waardering voor natuur overeind, hoe vullen we dan nog het rentmeesterschap van de aarde in? Wat me altijd weer verbaast, is dat er een economische waarde aan natuur moet worden toegekend, voordat overheden en ondernemers bereid zijn enige bescherming in te bieden. Eerst moet aangetoond worden dat natuur ook geld kan opleveren, voordat we er in willen investeren. De provincie Zuid-Holland heeft de Krimpenerwaard ontdekt als een prachtig groen gebied ‘om de hoek’ van de grote agglomeraties. Dat de waard altijd op achterstand is gebleven qua ontsluiting, werkt nu opeens als een economisch voordeel. Grootscheepse plannen zijn ontworpen om de natuur en de boerencultuur dichter bij de stad te brengen. Dit is o.a. zichtbaar in het concept Gebiedsprofiel Krimpenerwaard, wat waarschijnlijk nog voor het zomerreces door Provinciale Staten zal worden bekrachtigd. De westkant van de Krimpenerwaard moet beter ontsloten worden en in het gebied zelf moet een fijnmazig netwerk komen van fietsen wandelpaden op tiendwegen of dwars door stiltegebieden, met uitgebreide voorzieningen voor waterrecreatie en verblijfsmogelijkheden bij de boer, gecombineerd met promotie van streekproducten als aanvullende inkomstenbron. Ik gun iedereen de groene Krimpenerwaardbeleving, maar blijf kritisch de natuurbelangen verdedigen en houd mijn hart vast. Afgelopen voorjaar was een absoluut drama voor onze weidevogels. De zachte winter en het mooie voorjaarsweer zorgden dat de eerste snede van het gras al heel vroeg gemaaid kon worden. De vogels die terug Waardvogel – juni 2014

35


vlogen vanuit Afrika, kwamen door het warme voorjaar en goede omstandigheden in de foerageergebieden snel in broedconditie, dus zaten al vroeg op eieren. Rond het Paasweekend (19-21 april) lag de eerste snede er op heel veel plaatsen af. De eerste kuikens waren zelfs al uit en een groot drama voltrok zich vanaf toen en in de weken die volgden. Berichten en beeldmateriaal uit de Alblasserwaard, polders Stein, Reeuwijk en van verder weg, toonden aan dat deze vroege nesten op boerenland geen enkele kans hadden gehad om te overleven. Nauwelijks een groen ‘eilandje’ was blijven staan, slootranden waren bijna overal diep uitgemaaid. Waarschijnlijk mede door de huidige onzekerheden over vergoedingen voor weidevogelbescherming, werd er over het algemeen rigoureus gemaaid. Er was sprake van een weidevogelrampjaar. In de Krimpenerwaard werd ook vroeg gemaaid, maar op dat moment nog niet op zo’n grote schaal. Op 15 mei reed ik vanwege het heerlijke weer met open dak aan het einde van de middag langs de N210 westwaarts, langs de polders Den Hoek en Schuwacht. Bijna alle percelen lagen kortgemaaid en geel onder de warme meizon; het gras was al lang binnengehaald. Op enkele stukken stond nog gras. Een tractor met een brede maaibalk was bezig die laatste percelen te maaien. Het is niet onlogisch om aan te nemen dat de pullen die eerdere maaisessies hadden overleefd, door hun ouders waren verzameld in dat ‘veilige’, hoge gras. Ik heb nog nooit zo’n grote wolk weidevogels boven een tractor zien hangen en voelde me terstond beroerd worden. Grutto’s, tureluurs, kieviten en scholeksters gilden boven het gebrom van de tractormotor uit hun contactroepen naar het kroost beneden… Precies twee dagen later reed ik weer langs diezelfde plek. Het gras lag te drogen in de zon en het leek alsof een hele reigerkolonie, minstens 12-15 vogels, massaal was uitgenodigd aan het banket op die percelen. De reigers stonden allemaal stil en volgevreten met ingetrokken nek uit te buiken, te zat om zich te bewegen. Ik kreeg bijna een hekel aan blauwe reigers. Een paar weken later maaien dan de naastgelegen percelen is natuurlijk niet laat genoeg om kuikens vliegvlug te laten worden. ‘Pas’ maaien op 15 mei zal ook niet de motivatie van de maaier zijn geweest; het is geen bestaand beheerpakket. Laten we het eens over een andere boeg gooien. Er zijn begrippen die van essentieel belang zijn voor een samenleving, maar waarvan de waarde niet in geld valt uit te drukken. Die zaken hebben een onvervangbare, intrinsieke waarde. Want wat is bijvoorbeeld de economische waarde van ‘geluk’? Toch zijn er vele mensen werkzaam in de ‘zachte’ sector om te zorgen dat ongelukkige mensen hun leven weer op de rails krijgen. Dat kost onze gemeenschap veel geld. En wat is de economische waarde van ‘vrijheid’? Toch gaat er nog steeds belastinggeld naar een (inmiddels wel flink uitgekleed) leger. We accepteren met z’n allen dat het geld mag kosten om geestelijk goed in je vel te steken en onze (of andermans) vrijheid te verdedigen. Geestelijke gezondheid en vrijheid zijn grote, gewaardeerde immateriële ‘goederen’. We hebben een ministerie van Volksgezondheid en een ministerie van Defensie om te zorgen dat deze zaken geregeld worden – ook in tijden

36

Waardvogel – juni 2014

waarin de broekriem moet worden aangehaald. Maar waar is ons ministerie van Natuur? Van 1935 tot 2010 hadden we een ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ook Visserij werd een tijdlang met name genoemd). Natuur werd tenminste nog met een hoofdletter geschreven en er was een gelijkwaardig belang aan toegekend als aan bijvoorbeeld Landbouw. Tegenwoordig valt Natuur onder Economische Zaken! Een grotere discrepantie is niet denkbaar, hoe hebben we het ooit zover kunnen laten komen! Het natuurbelang wordt nu afgemeten aan een economische meetlat en de minister heeft natuurbeleid overgelaten aan een staatssecretaris (Dijksma) van Economische Zaken, niet eens van Natuur. Natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de twaalf provincies, die de vrijheid hebben om zelf hun beleid te schrijven. Natuur mag steeds minder kosten, en moet nu eindelijk maar eens gaan opbrengen. Ecologen zijn pure luxe en dus te duur, we zetten managers op de strategische posities in natuurgebieden. Groen moet gaan verkopen; marktwaarde krijgen. De Krimpenerwaard is gevormd door boeren en die hebben we nodig om dit landschap in stand te houden. Samenwerking tussen groene organisaties als de NVWK en boeren is hard nodig om zowel boerenbedrijven als de rijke weide te behouden. Het onmogelijk om hier de grootheden natuur en melkveebedrijven te scheiden, dat is ook geen doel. Intensieve bedrijfsvoering en toch weidevogels beschermen lijken onmogelijk samen te gaan, maar niets is minder waar. De afgelopen maanden laten steeds meer Nederlandse boeren zien dat het wél kan: een gezond bedrijf exploiteren, met een gezonde veestapel op gezonde weiden en met een gezonde weidevogelstand. Hier ligt ook voor de NVWK een enorme uitdaging om uit te dragen hoe dat kan. Er is geen tijd te verliezen; de Nederlandse weidevogelstand keldert steeds harder naar beneden, ondanks enkele goede resultaten in natuurgebieden. Op 11 juni jl. waren Max Ossevoort en ik op de Weidevogeltop in Amsterdam. Een verslag vindt u op www.redderijkeweide.nl/weidetopbrede-coalitie-wil-terugkeer-biodiversiteit-in-hetlandelijk-gebied/. Ook kunt u daar nog steeds de petitie Red de Rijke Weide tekenen om uw betrokkenheid te laten zien. De Weidevogeltop was een door Vogelbescherming Nederland georganiseerd platform waarop werd gesproken vanuit een verscheidenheid aan invalshoeken: Wereld Natuur Fonds, Centrum voor Landouw en Milieu, Rabobank, FrieslandCampina, LTO, Netwerk Weidevogelboeren. In een forum werd gediscussieerd over het belang van de Rijke Weide, biodiversiteit, bewustwording van de voedselproductie en gezonde landbouw; dit alles tegen de achtergrond van het behoud van weidevogels in Nederland, met name in de veenweidegebieden. Er klonken positieve woorden en er was veel goede wil, maar als er nu nog wordt gesproken over onderzoeken van drie tot vijf jaar, heb je toch de urgentie niet begrepen. Deze discussie had vijf jaar geleden gevoerd moeten worden; we lopen achter de feiten aan. Er zit al zoveel kennis bij weidevogelboeren, er is al lang bewezen dat het kán. Johan van de Gronden, directeur van het Wereld Natuur Fonds in Nederland, verwoordde het aardig door te stellen dat hij niet begreep waar onze maatschappelijke verontwaardiging bleef. “Wee het land dat van alles de prijs kent, maar niet de


waarde”. We staan erbij en kijken ernaar dat de weidevogels jaar na jaar worden uitgemaaid en binnenkort zullen verdwijnen. Bij allerlei natuurrampen zijn we er als de kippen bij om onze stem te laten horen. Zielige zeehondjes, aangespoelde walvissen, verhongerende konikpaarden, met olie besmeurde zeevogels – ze halen allemaal het acht uur journaal en kunnen rekenen op onze verontwaardiging en in elk geval sympathie. Maar massale slachtingen onder weidevogelkuikens vinden we wel acceptabel? Acties en verantwoordelijkheden Het Weidevogelberaad, waarin ik de NVWK vertegenwoordig, heeft een Manifest opgesteld. Zodra het conceptdocument definitief is, plaatsen we het op onze website. Er is intensief overleg met de provinciale ambtenaar Bert Mens, belast met het nieuwe beleid. De kennis van weidevogelboeren moet breder gedeeld worden. Bekender moet worden dat rendabele bedrijfsvoering, ook op intensief geleide boerenbedrijven, goed mogelijk is in combinatie met weidevogelbescherming. Hiervoor worden allerlei PRstrategieën ontwikkeld. Er komt een Witboek van boeren die hun bedrijfsvoering afstemmen op de broedcyclus van weidevogels. Hun inzichten en methoden maken zij zo voor iedereen toegankelijk op internet. De omstandigheden in elk gebied en op elk bedrijf zijn verschillend, het gaat om maatwerk. Maar iedere agrariër kan hier straks wel iets lezen wat toepasbaar is op zijn bedrijf. Op de NVWK-site www.nvwk.nl is nu al een interview te lezen met een weidevogelboer in hart en nieren. De overheid heeft de verantwoordelijkheid om te zorgen

dat het grote bedrag aan belastinggeld wat al dertig jaar jaarlijks beschikbaar is voor weidevogelbescherming, vanaf nu door de juiste kaders en voorwaarden te stellen, terecht komt bij boeren die zich inspannen en resultaat leveren. Deze vergoeding mag niet meer als verkapt inkomen worden uitgekeerd volgens contracten op land waar geen jonge vogel vliegvlug wordt. De Groene Motor is bezig om cursussen te ontwikkelen voor weidevogelbeschermers, zodat alle vrijwilligers op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en methoden. Een nog intensievere samenwerking met de agrariërs is van essentieel belang. Ook wordt geprobeerd om nieuwe mensen hiervoor enthousiast te maken. Onze weidevogelvrijwilligers kunnen gewapend met kennis in goede samenwerking met ‘hun’ boeren ook in het nieuwe bestel daadwerkelijk een groot verschil maken. De NVWK en andere groene organisaties moeten nog meer samenwerken om één luide maatschappelijke stem te laten horen richting overheden, maar ook om onze verantwoordelijkheden als natuurbeschermers nog beter in te vullen. Ook de consument heeft een verantwoordelijkheid. Als vrije-uitloop eieren een paar centen meer mogen kosten, is het logisch dat ook de inspanningen van een weidevogelboer doorberekend mogen worden in zijn melk. ‘Weidevogelmelk’ moet goed in de markt gezet worden, om brede steun te verwerven onder kopersconsumenten en daarmee nog meer boeren te overtuigen. Iedereen wil toch graag dat onze kinderen en kleinkinderen nog de jubel van de grutto en de zang van de veldleeuwerik kunnen horen. Bent u ook gemotiveerd om onze weidevogels te helpen redden?

Samen hooien op het Zwaneneiland Di Koster, kerngroep ‘Vrienden van het Zwaneneiland’, Krimpen aan den IJssel Zaterdag 21 juni en zaterdag 27 september is het weer zo ver: vrijwilligers gaan met de Vrienden van het Zwaneneiland aan de slag. Iedereen die het leuk vindt om samen in de natuur te werken en te ontspannen, kan zich aanmelden. Het ‘parkje’ ter hoogte van de Vijverlaan en de Zwanenkade heeft weer wat onderhoud nodig. Sinds de activiteiten van de Vrienden van het Zwaneneiland neemt de diversiteit aan plantengroei toe. Door het verzamelen van het gemaaide gras (hooien) wordt de grond armer en gaan er andere planten groeien. De resultaten zijn duidelijk te zien.

Bron illustratie: http://members.chello.nl/

Er zijn diverse ontwikkelingen gaande op het eiland. Laatst heeft een groep leerlingen een zogenaamde takkenril aangelegd. Zo’n wal van snoeihout is een schuilplaats voor veel dieren. Ook worden regelmatig tellingen verricht om de diversiteit van planten vast te stellen. De gemeente heeft toegezegd een container te plaatsen om het gereedschap van de Vrienden op te bergen. Een wandeling over het natuurpad is een verademing in een druk bevolkte wijk. Er staan enkele bankjes om even rustig te genieten van de bomen en de bloemenpracht. Ook de doorkijkjes over het water zijn heel mooi. Steeds meer wandelaars ontdekken dit prachtige stukje natuur. Zonder enige verplichting wordt iedereen uitgenodigd om zaterdag 21 juni en 27 september as. mee te helpen bij het onderhoud; kennis is hiervoor niet nodig. Het is handig werkhandschoenen mee te nemen. Voor gereedschap en koffie wordt gezorgd. U bent welkom om 9.00 uur bij het bruggetje van het Zwaneneiland (nabij de Zwanenkade). Tegen 12.00 uur worden de activiteiten afgesloten. Aanmelden kan via xxxxx@xxxxx. Ook krijgt u dan regelmatig nieuws over het Zwaneneiland. Waardvogel – juni 2014

37



Cursus

‘Vogels in de Krimpenerwaard’

Adrie Noorlander Ergens eind 2013 las ik dat er begin 2014 een cursus ‘Vogels in de Krimpenerwaard’ zou worden georganiseerd door de NVWK. Een aantrekkelijk programma bestaande uit vier theorielessen in het Bezoekerscentrum van de Bakkerswaal op de donderdagavond, de zaterdagochtend daarna steeds gevolgd door een excursie bij respectievelijk de Kwakels, het Loetbos, het Krimpenerhout en de Berkenwoudse Driehoek. Elk blokje was voorzien van een thema: Wintergasten, Kraaiachtigen en Roofvogels, Vogels rond sloot en plas en Vogels rond struik en struweel. Ik ben graag buiten, vooral om te bewegen. Ik hou van hardlopen, fietsen en wandelen. Natuurlijk hoor en zie je dan van alles om je heen, maar wat is dat eigenlijk allemaal? Ik ging me dit steeds vaker afvragen, vooral ten aanzien van vogels. Enkele jaren geleden ben ik gestart als weidevogelvrijwilliger. Deze vogelsoorten ken ik inmiddels wel, maar er zijn er nog zoveel meer. Daarom heb ik geen moment getwijfeld om me aan te melden voor de cursus. Enige voorbereiding op de cursus leek me wel noodzakelijk, daarom werden verschillende boeken aangeschaft, alsmede een DVD met beeld en geluid. Ik was er klaar voor …, dacht ik. Helaas heb ik vanwege familieomstandigheden het eerste blok moeten missen, maar begin maart ging het voor mij dan toch eindelijk beginnen. Eerst heb ik kennis gemaakt met Arie Dorsman, onze docent die met hulp van Jannie Monhemius (die ik al kende via het hardlopen) het programma verzorgde. Na een kopje koffie met wat erbij gingen we aan de slag. Een groot aantal soorten kwam via een presentatie voorbij op foto, film en geluid, rijkelijk voorzien van uitgebreide toelichting door Arie. Wat heeft die man veel kennis en wat kan hij dat op een aanstekelijke manier overbrengen. Het leergierige klasje hing aan zijn lippen. We werden voorbereid op de excursie. Wat zouden we allemaal kunnen gaan zien? Voor algemene soorten werd een garantie afgegeven, maar uiteraard zijn de zeldzamere soorten de kers op de taart. Om Arie te citeren: “Deze soort is zeldzaam in de Krimpenerwaard, maar wordt wel gezien; het zou dus zo maar kunnen dat we deze komende zaterdag ook gaan zien.” Een uitspraak die tot hilariteit van de cursisten nog vele malen herhaald werd tijdens de cursusavonden.

Enthousiast keerde ik huiswaarts, maar ook een illusie armer. Ik was er nog lang niet klaar voor, ik moest mijn ambities bijstellen. Het gaat jaren duren om de stof onder de knie te krijgen, als dat ooit al gaat lukken. Dat bleek ook weer tijdens de excursies. Door de combinatie van een gezichtsvermogen van -8 en onervarenheid heb ik nogal wat door Arie, Jannie en medecursisten waargenomen soorten gemist. En dan al die verschillende geluiden. Voor je het weet haal je van alles door elkaar. Het werd er echter niet minder leuk door. Ik ben de laatste tijd dan ook regelmatig zelfstandig op pad. Nu loop ik plots met een verrekijker in plaats van hardlopend door de polder. De wereld ziet er dan echt heel anders en zeker niet minder mooi uit. Ik herken nog niet alles, maar ik waardeer de natuur om me heen nog meer dan ik al deed. Dat is een niet onbelangrijke toegevoegde waarde die de cursus mij heeft geboden. En uiteraard herken ik wel steeds meer vogels. Natuurlijk zijn ook alle waarnemingen geregistreerd. Na vier excursies zijn totaal 82 verschillende soorten waargenomen. Van huismus tot slechtvalk, van meerkoet tot sprinkhaanzanger. Ongelooflijk dat er zo’n grote variëteit om ons heen is in de Krimpenerwaard. Tot zover mijn persoonlijke beeld van de cursus. Wat mij betreft een absolute aanrader om aan deel te nemen. Ik hoop dan ook dat de NVWK de cursus nog vaker gaat organiseren om op die manier meer mensen enthousiast te maken voor de natuur. Dank aan Arie en Jannie en wellicht treffen wij elkaar ergens bij het uitoefenen van onze hobby. Het zou zo maar kunnen ……

De cursisten op de parkeerplaats bij de Berkenwoudse Driehoek

Waardvogel – juni 2014

39


Klaveren troef Anton van Jaarsveld Kaartspelers onder ons kennen klaveren maar al te goed als kaartsoort. Is klaveren bij bridge de zwakste kleur, in de natuur kunnen we dat niet zeggen. We kennen een rijkdom aan soorten die bepaald niet zwak genoemd mogen worden. Wat bij voorbeeld te denken van rode en witte klaver? Hele dijklichamen en vele gazons staan er vol mee, maaien doet de planten niets. De kleur van de bloem houdt deze soorten keurig uit elkaar. Als er nog geen bloei is, helpt dit ezelsbruggetje bij het vinden van de naam: rode haren bij de rode en witte tandjes bij de witte soort, te vinden aan het blad. Voor die constatering heb je overigens wel een loep nodig. De witte klaver is een lage plant die met lange stengels over de grond kruipt. De drie deelblaadjes vertonen meestal een vaag wittige vlek; de bloemen trekken door hun nectar veel bijen aan. Gazons in zwembaden zijn vaak klavervelden, waardoor blote kindervoetjes wel eens een steek oplopen. De rode soortgenoot komt hoger van de grond met bladeren die met een V zijn getooid. Het verhaal daarbij is, dat de drie V’s staan voor “voer voor vee”. In onze tijd zal deze bewering niet meer opgaan. Naast deze zeer algemene soorten kennen we nog andere soorten in onze streek. Aan de Lekdijk groeit de bastaardklaver (zie foto), die overigens geen kruising van klaversoorten is. Hij zal aan zijn naam zijn gekomen door de half witte, half roze kleur van de bloem, zo op het oog een bastaard tussen rood en wit. De overeenkomst met witte klaver is het grootst. Als je het echte verschil wil weten, kun je het beste in een flora kijken. Een andere, maar hier minder voorkomende graslandbewoner is de rolklaver. Nu bestaat het blad niet uit drie, maar uit vijf delen, daarom is de geslachtsnaam in het Latijn geen trifolium, maar lotus, een benaming die in de Griekse Oudheid voor diverse plantensoorten werd gebruikt. We kennen eigenlijk twee soorten rolklavers: de gewone op wat drogere en de moerasrolklaver op natte gronden, waarbij de laatste meer gele bloemen aan de stengel heeft dan de eerste. Kleine onopvallende soorten als liggende, kleine en hopklaver zijn wat lastig uit elkaar te houden: ze hebben alle drie kleine, gele bloemhoofdjes. De kleine valt op door zijn bleekgele bloemkroon, de liggende vinden we in onze waard weinig en hopklaver heeft een vierkante stengel en een puntje in de ronding van de deelblaadjes. Een familielid zonder de klaverbenaming is het hazenpootje (onderste foto). Het plantje groeit graag op zandgrond, bij ons te vinden op het oude tracé van de N210 tussen Bergambacht en Lekkerkerk. De harige bloemen staan op lange stelen en zien er nauwelijks uit als klaversoort. Uiteraard bestaan er veel meer klaversoorten dan hier genoemd, maar voor de NVWK-streek heb ik de belangrijkste wel gehad. Zelf kan ik van bridgen en klaveren genieten, maar ik geef toch de voorkeur aan klavers.

40

Waardvogel – juni 2014

Boven: bastaardklaver; midden: kleine klaver; onder: hazenpootje; foto’s: Anton van Jaarsveld


Status en veldkenmerken van

Pontische meeuw (Larus cachinnans) en geelpootmeeuw (Larus michahellis) Maria Spruit, naar een artikel uit Natuur.oriolus van Geert Spanoghe Omdat er de laatste jaren steeds meer geelpootmeeuwen en vooral ook Pontische meeuwen worden gezien in de Krimpenerwaard wil de redactie een samenvatting plaatsen van een artikel uit Natuur.oriolus. Natuur.oriolus is een Vlaams blad, wat op een toegankelijke manier informatie geeft over onderzoek rond vogels. Het volledige artikel over de status, herkenning en wetenschappelijke naamgeving van de Pontische en geelpootmeeuw komt op de site van de NVWK te staan. De laatste jaren werd zowel door beroeps- als amateurornithologen veel onderzoek verricht naar de status van grote meeuwen. Eén van de opvallendste resultaten hiervan was niet alleen de nieuwe kennis omtrent de determinatie van de verschillende taxa die onder geelpootmeeuw werden geklasseerd, maar vooral de ontdekking dat de Pontische meeuw in West-Europa een regelmatige verschijning is. Uit onderzoek blijkt ook dat de Pontische meeuw geen ondersoort van de geelpootmeeuw is, maar als een volwaardige soort moet worden beschouwd. De geelpootmeeuw wordt hierdoor Larus michahellis. (was L.cachinnans) Deze broedt vooral rond de Middellandse Zee. In de Europese vogelgidsen heeft de geelpootmeeuw nog maar sinds een tiental jaar haar plaats als een volwaardige soort gekregen. Men beschreef onder geelpootmeeuw eigenlijk alleen de ondersoort Larus cachinnans michahellis van het Middellandse Zeegebied, waarvan ’s zomers tienduizenden exemplaren noordelijk trekken en waardoor soms vrij omvangrijke aantallen aan de zuidelijke Noordzee worden waargenomen. Taxonomisch gezien had de geelpootmeeuw echter minstens zes ondersoorten en klasseerde men onder Larus cachinnans de ondersoorten (van west naar oost): atlantis, michahellis, cachinnans, armenicus, barabensis en mongolicus. Uit het onderzoek van de laatste jaren blijkt dat de naam geelpootmeeuw herzien moet worden en dat in het West-Palearctisch gebied minstens drie van zijn voormalige ondersoorten (cachinnans, michahellis en armenicus) de soortstatus zouden moeten krijgen. De Mediterrane geelpootmeeuw wordt hierdoor Larus michahellis, met als ondersoorten Larus michahellis michahellis uit Zuid-Europa en Larus michahellis atlantis die beschreven werd aan de hand van exemplaren uit de Azoren. Larus cachinnans is nu dus een aparte soort. De CSNA (Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna) heeft voor Larus cachinnans de naam Pontische meeuw ingevoerd (Sangster et al., 1998). Deze naam is afgeleid van ‘Pontus euxinus’, de oude benaming van de Zwarte Zee, waar de Pontische meeuw in groten getale broedt. Volgens Jonsson (Jonsson, 1998) is echter de naam Kaspische meeuw de meest voor de hand liggende. Deze naam is gebaseerd op de plaats waar deze ‘soort’ het eerst werd beschreven. Bovendien broedt het grootste deel van de wereldpopulatie van L.cachinnans rond de Kaspische Zee. De Engelse naam is wel Caspian gull. In zowel het adulte als het onvolwassen verenkleed

verschillen beide soorten van elkaar en vooral ook van de zilvermeeuw (Larus argentatus) en de kleine mantelmeeuw (Larus fuscus). Structuur, geluid en gedrag zijn bijkomende verschillen. Doordat elk kenmerk een omvangrijke variatie vertoont, moet men echter steeds in gedachten houden dat zelfs met een zeer grote ervaring niet alle meeuwen determineerbaar zijn!! De belangrijkste kenmerken zijn bij de Pontische meeuw: een slank en langgerekt lichaam (met een hoge borst), een meestal lange, parallelle snavel zonder duidelijke gonyshoek, een plat voorhoofd en vrij opvallend lange, dunne poten. De geelpootmeeuw daarentegen is forser gebouwd met hoekigere kop, diepe borst en heeft een gemiddeld stevigere snavel dan de zilvermeeuw met een duidelijke gonyshoek. Adulte vogels vertonen vooral een verschil in handpentekening: zowel Pontische als geelpootmeeuwen vertonen zwart op zes handpennen (bij de zilvermeeuw meestal op vijf). Bij Pontische meeuw wordt dit evenwel gereduceerd, doordat het grijs van de langste handpennen op de binnenvlaggen diep insnijdt in het zwart. Hierdoor krijgen zij een patroon op de buitenhand dat ook de Scandinavische zilvermeeuw vertoont. Voorts heeft de Pontische meeuw een donkerder oog, een lichtere mantelkleur en minder felgele snavel en poten dan geelpootmeeuw. Pontische meeuwen vertonen in het eerste kalenderjaar de volgende verschillen met geelpootmeeuwen: een lichte baan over de grote dekveren, donkere tertials met een lichte rand, een lichter venster in de vleugel dan geelpootmeeuw, een lichtere ondervleugel, een sneller uitkleurende snavel, nog wittere onderdelen en een fijnere tekening van de geruide schouderveren. Vooral de geelpootmeeuw, maar ook Pontische meeuw, kan in het najaar al verschillende vleugeldekveren en tertials geruid hebben. Dit komt vrijwel niet voor bij zilvermeeuwen. De daarop volgende onvolwassen kleden zijn moeilijker te onderscheiden, zodat vooral structuur hier een belangrijk kenmerk is. Rui kan een goede aanwijzing zijn bij determinatie van adulte vogels, maar is zelden een hard kenmerk: de geelpootmeeuw ruit gemiddeld een maand eerder dan zilvermeeuw. De ruiperiode van de Pontische meeuw valt tussen die van de geelpootmeeuw en de zilvermeeuw. De roep van de Pontische meeuw verschilt erg van zowel de geelpoot- als de zilvermeeuw. Tijdens het roepen (long call) houden Pontische meeuwen de vleugels regelmatig volledig open en de kop verticaal omhoog gericht (albatroshouding).

Waardvogel – juni 2014

41


Boezems: Landschapselementen (4) Patrick Heuvelman In het mooie weidelandschap van de Krimpenerwaard is veel variatie. De vraag is of een ieder dat (nog) wel ziet en herkent. Het is immers zo gewoon, die bosjes midden in het weiland, die ene solitaire boom op de kop van een perceel en wat te denken van de knotbomen in hun vele gedaanten, vormen en soorten. Wat is of was hun nut en waarom bevinden ze zich juist daar? Onze polder is een cultuurlandschap, dus alles is beïnvloed door de menselijke hand. In vijf Waardvogeledities nemen we een aantal van deze karakteristieke elementen onder de loep en vertellen we het verhaal achter een specifiek ‘landschapselement’. In deze Waardvogel deel vier over boezems. Onze waard ligt onder de zeespiegel, dat is een ieder wel bekend neem ik aan. Dat betekent dat wanneer we droge voeten willen houden, regenwater vanuit de polders richting de rivieren en vervolgens richting de zee geforceerd moet worden afgevoerd. In het heden gebeurt dit door middel van gemalen. Gemalen met grote capaciteiten, die krachtig genoeg zijn om het water zelfs bij vloed de rivier in te kunnen pompen. Bij voldoende brede en schone watergangen is de aanvoer van het water genoeg voor een optimale werking van het gemaal. Vóór het stoomtijdperk was dit wel anders: er waren enkel de door windkracht aangedreven molens om het water uit de polders (soms in meerdere trappen) omhoog in een zogenaamde boezem te brengen, en de natuurwetten van zwaartekracht en eb en vloed. Die laatsten maakten vrij verval van water in een rivier mogelijk. Dit zijn belangrijke elementen in het functioneren van een boezem.

Kaart uit 1866, waarop de boezems zijn aangegeven

Een boezem is een waterdepot. Niet een groot kaal stuk land, maar groepjes weilanden met sloten en houtopstanden. Boezems zijn vaak langwerpig en haaks liggend ten opzichte van de dijk. Vooral langs de dijk van de Hollandsche IJssel zijn een aantal boezems behouden gebleven, te weten de Veerstalblokboezem, Middelblokboezem, Stolwijkse Boezem, Kattendijksblokboezem en Berkenwoudse Boezem. Het zijn als het ware ‘minipolders’ omringd door kleine dijkjes, ook wel boezemkades genoemd. Een boezem was door middel van een keersluis of spuisluis in de dijk verbonden met de rivier. Wanneer het rivierwater laag genoeg was (bij eb) kon het opgepompte water de boezem uit lopen zodat het via de rivier werd afgevoerd richting de zee. Bij vloed werd de verbinding met de rivier gesloten, en kon men opnieuw water bufferen. Bij tijden van droogte werkte het andersom en kon men rivierwater inlaten om het polderpeil op niveau te houden. Het systeem had wel een groot nadeel. Bij aanhoudende hoge waterstanden in de rivier, kon er geen water worden uitgelaten. Het waterpeil steeg in de boezem en de

42

Waardvogel – juni 2014

achterliggende polder, met onderlopen van de laagste delen tot gevolg. Toen het stoomtijdperk was aangebroken werden de eerste gemalen op de dijk geplaatst die ook bij vloed water de polder uit konden pompen. Rond 1880 werden door deze nieuwe methode de boezems overbodig voor waterbuffering. De boezems verlandden en kregen vaak een agrarische functie, als hooiland of voor rietproductie. Met het afnemen van de rol voor watersopslag zijn een aantal boezems verruigd en is er een bos op ontstaan, vaak met elzen en wilgen maar soms ook met eiken. Doordat een aantal van de boezems zijn behouden, inclusief de waterkerende dijkjes, leenden deze zich perfect om natuurgebiedjes met een eigen waterbeheer te creëren of de ontstane vegetatie instant te houden. Het Zuid-Hollands Landschap heeft hier prima op ingespeeld door aan aantal van deze boezems aan te kopen en passend te gaan beheren. De inlaat van (voedselrijk) polder- of rivierwater gebeurt nu gecontroleerd. Via een lange omloop door het achterliggende gebied ontstaat een zeer gunstige waterkwaliteit en is er sprake van weinig algen- of kroosgroei, waardoor er helder water is.


Kritische planten, insecten en waterdieren doen hier hun voordeel mee. Vooral de flora is zeer specifiek en de boezems zijn dan ook van grote botanische betekenis. Mede doordat er een relatief hoog waterpeil wordt aangehouden ten opzichte van het maaiveld in het gebied, gedijen veel hoogen laagveen mossoorten, maar ook varens en orchideeën zeer goed. Ook de voor de Krimpenerwaard zeldzaam geworden kleine veenbes groeit in zeker één van de boezems rondom Gouderak, evenals zonnedauw, tormentil en vele andere leuke planten. Recent was er een excursie onder leiding van Rudi Terlouw in een drietal boezems, waar leden van de NVWK de rijke flora konden aanschouwen. De Stolwijkse Boezem is ook zonder begeleiding toegankelijk. Het voorste deel is verhout met elzenopstand, maar er zijn ook nog kleine waterloopjes en schrale blauwgraslandjes waar in juni de brede en rietorchis staan te bloeien. Ook de valeriaan en de poelruit bloeien dan volop. Een goede kijker zal dan ook het pluis van veenpluis ontdekken. De Berkenwoudse Boezem is nauwelijks voorzien van houtopstanden en is van af het naastgelegen fietspad goed te zien. Ook de fundatie van de molen die hier heeft gestaan, is te bezoeken en te beklimmen. Dit rustpunt geeft een mooi uitzicht over de omliggende polder. Het is echt de moeite waard om hierheen te fietsen of te wandelen. Kijk op de site www.zuidhollandslandschap.nl onder de wandelroutes naar Stolwijkse of Berkenwoudse Boezem voor meer info. [Zie ook het artikel ‘Wandelen in de waard met Rinus’ op blz. 30, red.]

Linksboven: wespenorchis, links: wateraardbei, linksonder: welriekende nachtorchis, boven: gele tormentil, rechtsonder: veenpluis; foto’s: Max Ossevoort

Waardvogel – juni 2014

43



Notulen ALV 26 maart 2014 Dirk-Jan van Roest Opening De algemene ledenvergadering van 26 maart 2014 werd geopend door de voorzitter, Max Ossevoort. Naast het voltallige bestuur waren er 39 leden aanwezig. In het openingswoord werd kennis gegeven van de nieuwe werkgroep Ruimtelijke Ordening. Notulen De notulen van de vorige ALV, toen nog opgesteld door de voormalige secretaris Ewald Schattenberg, zijn met dank richting zijn adres, goedgekeurd. Secretariaat Er werd door Dirk-Jan van Roest kort stilgestaan bij het eerder verstrekte jaarverslag van het secretariaat (zoals verspreid via de Waardvogel). De belangrijkste conclusies hieruit waren een gestabiliseerd ledenaantal, vernieuwing van het ledensysteem en de wens en oproep om de ledengegevens komende jaren te gaan verrijken en uit te breiden zodat we een beter beeld hebben van onze leden en actieve vrijwilligers. Kascommissie Aad Hegge doet verslag vanuit de kascommissie: alles is in orde bevonden en is getekend! Penningmeester De penningmeester, Gerard van Slijpe, heeft de kosten aardig in de hand kunnen houden. De enige stijging is die van de Waardvogel. Er werden vragen gesteld, en direct door Gerard beantwoord over: de negatieve post van de knotploeg, de kruisposten, kosten en inkomsten speelpolder, reservering vanuit het Pieternella Pols Fonds, Streekfonds (boerenzwaluwproject) en het Van Den Akkerfonds. Coördinator vogelwerkgroep Erik Kleyheeg heeft de statistieken opgemaakt: er zijn ruim 27.000 vogels ingevoerd, met in totaal 200 soorten, waarvan 199 soorten door race deelnemers. Op de telpost zijn maar liefst 431 uren verdeeld over 139 dagen gemaakt, waarbij 154 soorten gezien zijn. Hoogtepunten waren de grauwe klauwier en de dwerggors. Een ander hoogtepunt van het jaar was de Big Birding Day met 20 deelnemers. Uiteraard mag de Race van 2013 niet vergeten worden. Coördinator plantenwerkgroep Patrick doet verslag van de plantenwerkgroep. Er zijn 326 soorten genoteerd. Ook binnen de plantenwerkgroep is veel georganiseerd. De excursie naar de Maasvlakte was een mooie dag met speciale orchideeën. Er is een cursus gegeven aan tuinliefhebbers over hoe natuur dichtbij huis te brengen. De Knotgroep had de natuurwerkdag als start. Er is gehooid in het Loetbos. En de jeugd is ook weer actief geweest. Ze hebben o.a. knutsellekkernijen gemaakt voor de vogels. Vanuit de Vlinder- en libellenwerkgroep is het project voor de

nachtvlinders nu opgestart. Tevens willen we graag aan de slag met een paddenstoelenwerkgroep. Verder werden er nog enkele vragen gesteld en opmerkingen gemaakt vanuit de zaal. Bert Neeleman: mist opname van het wit bosvogeltje. Deze orchidee stond in een particuliere tuin en is daarom niet mee geteld. Rinus Anker: waar nu gebaggerd gaat worden groeide altijd veel krabbenscheer. Het moment is ook nog heel slecht gekozen omdat het nu ‘broedseizoen’ is voor het krabbenscheer. Daarnaast zijn enorm veel houtsnippers aangevoerd voor de aanleg van de gasleiding. Hiermee is oneigenlijk materiaal de Krimpenerwaard in gebracht; afvoer gebeurt niet. Zo krijgen we uitheemse soorten. Volgens Patrick zal dit geen probleem zijn omdat het onder waterniveau wordt weggegraven. Verder: komt de cursus natuurvriendelijk tuinieren nog terug? Dit jaar zeker nog niet. Beëindiging samenwerking Vrienden van de Hennepakkers
 De Vrienden van de Hennepakkers is een club enthousiastelingen die onderhoud plegen in een verwaarloosd park. Destijds was de vraag of ze onder ons gebracht konden worden om hiermee de status te verkrijgen om subsidies aan te kunnen vragen, en vanwege NVWK-kennisoverdracht. Het probleem was dat ze hiermee ook onder ons ARBO-plan vielen, wat hen niet paste: vanwege spontane werkdagen hebben ze geen lange termijnplanning, maar vooral het moeten invullen van dagwerkformulieren en werken volgens ARBOvoorwaarden wordt als hinderlijk gezien. Ze hebben nu hun aanvullende verzekering onder gebracht bij de gemeente Vlist. In goede harmonie hebben we bestuurlijk afscheid van hen genomen. Bestuursverkiezing Er was geen nieuwe inbreng van kandidaten. Het huidige bestuur blijft gehandhaafd. Benoeming leden van de kascontrolecommissie
 Aad Hegge blijft nog een jaar aan en Rinus Anker is aftredend. Marc Timmermans gaf aan de plek van Rinus op te vullen. Daar zijn we blij mee! Nieuwe huisstijl Met gepaste trots hebben we het nieuwe logo van de NVWK gepresenteerd. Herkenbaar aan het bestaande logo, maar verfrist en met een herkenbare vogel: de smient! Niet alleen het logo heeft een upgrade gekregen. Ook de website is helemaal vernieuwd. Deze is geschikt gemaakt voor mobiel en tablet: dus helemaal voorbereid op de toekomst. Rondvraag Arie Kooy: Ergert zich aan nachtelijk injecteren van mest en maaien (er is contact gezocht met de NVWA: men kan alleen maar handhaven als er aantoonbaar een dier doodWaardvogel – juni 2014

45


of aangereden wordt); er is geen wet waarin de boer verboden wordt ’s nacht te (laten) werken. Het zou goed zijn om met ANV Weidehof in gesprek te gaan om dit te ontmoedigen. Joke: dit heeft alle aandacht binnen Weidevogelberaad. Agrariërs hebben nu monopolie positie bij het afsluiten van weidevogelcontracten. De boer krijgt subsidie en de ANV controleert zelf. Een doel is dat agrariërs en bonden hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gaan nemen en echt anders gaan denken. We doen wat we kunnen.

 Rinus Anker: Weidevogel begin- en afsluitavond: kan dat ook niet voor bijvoorbeeld alle wintervogeltellers. Hij kent er maar twee: er is dus geen kennisoverdracht.

Er zijn speelpolders geopend; kunnen we daar niet een til plaatsen; de bokpalen gaan weg dus moeten we alternatieven zoeken voor broed- en rustplaatsen.
 Wandelingen: voorjaarswandeling en najaarswandeling: moeten actueel (online) staan. Dit gaat gebeuren. Lezing Na de pauze hebben we van een enthousiaste imker, Maap Groenendijk uit Boskoop, een interessant verhaal voorgeschoteld gekregen over het beheren van de bijenvolken. Maap heeft een heel eigen visie op het uitsterven van bijen en de huidige daarmee samenhangende problematiek.

Landschapsbeheer Nederland en De12Landschappen luiden in Trouw noodklok voor het landschap 26 mei 2014, gepubliceerd in de Groene Flits, digitaal weekblad voor het Groene Hart Hank Bartelink, De12Landschappen en Marieke van der Werf, Landschapsbeheer Nederland

PERSBERICHT

Kabinet laat het landschap op z'n beloop De contouren van het natuurbeleid van staatssecretaris Dijksma tekenen zich af: we houden ons aan wat van Europa moet, leggen daarvoor de verantwoordelijkheid bij de provincies, en de uitvoering bij agrariërs. De hoop is dat daaromheen een 'vangnet' ontstaat van burgers en bedrijven die zelf verantwoordelijkheid nemen voor de natuur. De rol van het Rijk beperkt zich tot het meegeven van doelen aan decentrale uitvoerders. En daar gaat iets vreselijk mis. Staatssecretaris Dijksma is pragmatisch en kijkt waarvoor we bij wanprestatie een boete van Brussel krijgen: Natura 2000gebieden en de vogel- en habitatrichtlijn. Natuur is zo een doel op zich, evenals behoud van soorten. Daar is veel voor te zeggen, maar de belangrijkste schakel ontbreekt: het landschap. Voor het Rijk is landschap geen 'doel op zich'. Het maakt geen deel uit van het afrekenbare kader voor de provincies; het wordt sporadisch genoemd in de Natuurvisie; het telt nauwelijks mee in de 'vergroeningseisen' voor agrariërs; het is niet opgenomen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, het vormt geen onderdeel van onderzoeks- of monitoringprogramma's; het valt niet onder de 'zorgplicht' in de nieuwe Omgevingswet en het kan niet worden aangemerkt als gebied met een beperking voor landbouwproductie. Dat is niet alleen een ramp voor zorgvuldig opgebouwd en beheerd cultuurlandschap, het is ook bijzonder kortzichtig. Want met name de ambitie tot soortenrijkdom is gediend met het behoud van landschapselementen. Het is de voorwaarde waar biodiversiteit op drijft, zo toont recent onderzoek aan. Sturen op landschapsbeheer is sturen op soorten, terwijl het daarnaast bijdraagt aan wat de burger wenst: een groene leefomgeving waarin hij kan wonen, werken en recreëren. De grote pech voor het landschap is, dat Nederland bij teloorgang niet wordt beboet door Europa. Er is weliswaar door Nederland een Europese Landschapsconventie ondertekend, maar die kent geen sancties. Dus komt er uit Den Haag geen visie, geen ambitie, geen doel en geen geld. Daarmee is het landschap vogelvrij. Wij blijven ervoor gaan, samen met betrokken bewoners. Het Rijk ook? Midzomerlandschapsdebat Met het verschijnen (13 maart 2012) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is het Nederlandse landschapsbeleid op nationaal niveau beëindigd. Niet gedecentraliseerd, maar stopgezet. Daarmee hangt de verantwoordelijk van de overheid voor het landschap in de lucht. Wie wil, mag ‘m pakken. De klassieke manier van regelgeving is voorbij, DLG wordt opgeheven, landinrichting bestaat ongeveer niet meer, ruimtelijke ordening wordt steeds meer procesbegeleiding [Eén van de gereedschappen hiervoor wordt het Gebiedsprofiel Krimpenerwaard, dat op dit moment in de afrondingsfase is; red.]. Het beleid is er met name op gericht het initiatief over te laten aan particulieren en ondernemers onder verantwoordelijkheid van met name de provincie maar ook gemeenten. Hoe zit het dan nog met de rijksverantwoordelijkheid? En, gaan de provincies en gemeenten verantwoordelijkheid nemen voor het landschap? Op welke manier gaan ze dit invullen? Op 20 juni organiseert Landwerk (platform voor iedereen over de inrichting van het landelijk gebied) het midzomerlandschapsdebat met als thema 'Wie is verantwoordelijk voor het Nederlandse landschap?' Deelnemers aan dit debat zijn vertegenwoordigers van de overheid en van maatschappelijke organisaties. Voor meer informatie, achtergrondartikelen en inschrijven: www.landwerk/nl/midzomerlandschapsdebat/

Provinciale Vrijwilligersdag 28 juni 2014 Bent u als vrijwilliger verbonden aan het Zuid-Hollands Landschap, Erfgoedhuis ZH of De Groene Motor? Dan bent u van harte welkom op de Provinciale Vrijwilligersdag op zaterdag 28 juni bij Leiden. Deze dag wordt speciaal georganiseerd om alle vrijwilligers te bedanken voor hun belangeloze inzet gedurende het hele jaar. De vrijwilligersdag vindt plaats op en rond het archeologisch park Matilo (www.parkmatilo.nl) in Leiden. Het belooft een afwisselende en ontspannende dag te worden met diverse activiteiten en workshops rondom natuur, landschap en erfgoed. Er is voor ieder wat wils! Vanaf 09.00 uur is de ontvangst, 10:00 uur begint het programma en rond 16.30 uur is de dag voorbij. Noteer 28 juni in uw agenda. Meer informatie op www.zuidhollandslandschap.nl.

46

Waardvogel – juni 2014




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.