3 minute read

Lezing Kees Moeliker

Een impressie naar het betoog van een gedreven verteller

Frans van der Storm

Advertisement

Donderdag 27 oktober was het dan zover, Kees Moeliker trad op in Berkenwoude met een verhaal over ‘zijn’ Natuurhistorisch Museum.Zo’nveertigmensenwareneropafgekomen.OmdathetschrijvenvaneensamenvattingvandelezingvanAnthonieStip bijdeAlgemenevergaderinginmaartmewelwasbevallen,wasikdezekeerneteventeovermoedigenboodaanookvandelezing van Kees wel even een verslag te schrijven. Oef, dat viel dus tegen, want een verslag over het verhaal van een verhalenverteller vloeit niet zomaar uit de pen. Daarom geen verslag, maar mijn reflecties op de verhalen van Kees Moeliker. d

Jong beginnen, blijven doen

De regelmatige luisteraar naar de podcast ‘Toekomst voor natuur’ van Anthonie Stip herkent het patroon: bijna al zijn gasten ontwikkelden hun belangstelling voor natuur tijdens hun jeugd en in hun omgeving.

Kees groeide op in Rotterdam-Oost en met zijn belangstelling voor natuur kwam hij al snel in de Krimpenerwaard terecht om te vogelen. Een langdurende liefde bleek het niet te zijn, want de stadsjongen werd steeds alerter op stadsnatuur.

Kees had bovendien het geluk, of was het vooral een geslaagd streven, om al gelijk vanuit de collegebanken biologie in 1989, terecht te komen op zijn droomplek: het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam. Hij begon er als educatief medewerker (door hemzelf betiteld als ‘jongste bediende’), groeide door naar conservator en hoofd communicatie en is er alweer acht jaar directeur.

Bevlogenheid is geen bevlieging

Bij de ingang van het Natuurhistorisch loop je meteen aan tegen het skelet van een potvis, één van de drie exemplaren die in januari 1995 aanspoelden op het strand bij Scheveningen. Met dit skelet brengt het Natuurhistorisch Museum een eerbetoon aan dr. Anton Boudewijn van Deinse (1885 – 1965), leraar biologie aan het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam. Van Deinse was de leraar die, zo gaan de verhalen, nooit in zijn klaslokaal was te vinden, maar altijd met zijn leerlingen eropuit trok naar waar wat bijzonders te vinden was. Het museum beheert het zogenoemde Kabinet van Deinse, waarin diens verzameling van skelet-onderdelen van walvis- en dolfijnachtigen, en allerlei preparaten van dierkundige rariteiten. Zoals Kees Moeliker vertelde over Van Deinse laat zien hoe belangrijk de bevlogenheid van je leraar is. Gelukkig zien we dat ook binnen de NVWK, waar een aantal van onze jeugdleden door hún leraar interesse voor natuur hebben ontwikkeld én in praktijk brengen. En hoe mooi is het dan dat bij de lezing niet alleen volwassenen aanwezig waren, maar ook een heel gezin, inclusief de onlangs geboren zuigeling.

Levendige verhalen

Verhalen vertellen blijft toch wel de beste manier om dooie dingen tot leven te brengen. Kijk maar naar dat potvisskelet bij de ingang van het Natuurhistorisch Museum. Voor mij was het niets anders dan een verzameling gebleekte botten, tot ik het verhaal hoorde over Van Deinse die met zijn wandelstok in zo’n karkas poerde en uit zijn waarnemingen tot allerlei interessante bevindingen kwam. Dán begin je ook te beseffen dat een collectie van 400.000 dode dieren en planten, waarvan 6.000 in de expositie, een levend archief van de natuur is zodra iemand de moeite neemt ermee aan de slag te gaan. Zoals de wetenschapper die de verzameling hommels onderzoekt op de herkomst van stuifmeel, of de illustrator die in alle rust zijn gedetailleerde tekeningen maken kan.

Moeliker beperkt zich in zijn verhalen niet tot de muren van zijn museum, hij kijkt naar buiten en ziet in de gevelreclame van het Erasmus ziekenhuis de slechtvalk. Uit prooiresten van die slechtvalk blijkt dat inmiddels de krijsende halsbandparkiet op nummer 2 staat in het voedselaanbod.

En wie kent Gekke Gijs, de merel die zes jaar lang dagelijks tegen een glazen pui aanvliegt in schijngevecht met zijn spiegelbeeld?

Er is leven na de dood Waarschijnlijk nog wel het meest ontleent het Natuurhistorisch Museum haar bekendheid aan de collectie bijzondere verhalen over dode dieren.

Een dode het wereldrecord mus in een vitrine is niet zo bijzonder, totdat je leest dat het gaat om de mus die wereldberoemd werd nadat ze was doodgeschoten in de sporthal in Leeuwarden tijdens het opzetten van het parcours voor het wereldrecord dominosteentjes omkieperen. Deze ‘dominomus’ wilde voortijdig meedoen en inspireerde Madelief tot haar tekening op pagina 14.

Van recenter datum is de mondkapmeeuw, een covid-slachtoffer, verstrikt geraakt in de elastiekjes van een mondneusmasker.

Moeliker schudt een hele serie van zulke verhalen uit zijn mouw, en heeft ze tentoongesteld in het Natuurhistorisch Museum. Pièce de resistance is toch wel het verhaal over de necrofiele homoseksuele woerd. Het was 5 juni 1995, einde van de werkdag, dat Moeliker werd opgeschrikt door een harde klap tegen een raam van het Museum. Een woerd had zich te pletter gevlogen tegen dat raam, en wat daarna gebeurde… Zijn publicatie daarover en over zijn onderzoek naar onderliggende patronen leverde Kees Moeliker in 2003 de Ig Nobelprijs op (ig= Eng. ‘ignoble’, niet-edel: de prijs voor serieus onderzoek naar grappige/ongewone gebeurtenissen), leidde tot publicatie van het boek ‘De eendenman’ en tot blijvende roem. Je zou bijna zeggen: de eend zijn dood is de ander zijn brood. d

This article is from: