4 minute read
Stadsevolutie Bezoek aan Natuurhistorisch Museum met de jeugd
Tekst en foto’s: Benjamin Hallie
Advertisement
Opeenprachtige12enovemberdagwaaropdekortebroekniethadmisstaan,brachtenwemetdejeugdwerkgroepeenbezoek aanhetNatuurhistorischMuseuminRotterdam.Weverzameldenvroegindemiddagwatdenodigedeelnemersdemogelijkheid boodonzegoedheiligmaneerderdiedagteonthalen.Ondankseentelefonischeaankondigingvanonzekomst,schrokdedame achterdebalieenigszinsvanhetaantalvan16deelnemerswaarmeedejeugdwerkgroepopdestoepstond.Dedameinkwestie had zojuist een groep van 20 personen binnengelaten en verwachtte ieder moment ook een kinderfeestje. Na enig overleg tussen het personeel onderling was de zaak weer onder controle en konden wij onze weg naar binnen vervolgen. Of wij de kinderen wel enigszins in de gaten konden houden was het verzoek. Dankzij een aantal enthousiaste ouders plus Joke was dit geen enkel probleem, evenals het vervoer van de kinderen naar Rotterdam en terug. Dank daarvoor! D
Inhet museum hadden we de keuze uit een speurtocht en audiotour. Nadat de groepjes gemaakt waren kon het speuren beginnen. Vanwege mijn keuze voor de audiotour is de inhoud van de speurtocht mij enigszins ontgaan, maar het was dacht ik de bedoeling dat de gelabelde items uit de collectie aan de hand van een (cryptische) omschrijving op volgorde gezocht moesten worden. Dat de speurtocht geen makkie was bleek uit de reacties van de kinderen die hier de nodige tijd aan kwijt waren. Wel zag ik een opdracht voorbijkomen waarbij de kinderen een ‘kritieke situatie’ van een mens-dier conflict moesten tekenen. De onfortuinlijke krab van Koen en Thijs die tussen de schroef van een motorboot was gekomen was hier een sprekend voorbeeld van.
Verder werd het meest gesproken over het olifantenskelet binnen de collectie. Los van het feit dat dit één van de meest aansprekende items is, is het gehele geraamte bot voor bot uitgekookt. Daar zal de museumdirecteur wellicht de nodige uurtjes aan besteed hebben. Diezelfde museumdirecteur (Kees Moeliker) gaf enkele weken voor ons bezoek een lezing voor de NVWK. Dit deed hem besluiten vanuit zijn kantoor naar beneden te komen om ons een speciaal welkom te heten. Hij had ons op de beveiligingscamera’s zien lopen en benoemde met een knipoog dat wij zulke brave kinderen mee hadden. Niemand van ons had hij kunnen betrappen op het stiekem aanraken van de tentoongestelde collectie, dit terwijl de nodige opgezette dieren binnen handbereik stonden. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat de verleiding zich soms aandient in een dergelijke situatie.
Voorbeelden van evolutie (aanpassing)
van dieren in de stad
Kees
Moeliker vertelde tevens gesproken te hebben met een NVWK-lid die bedreven is in het prepareren van dode dieren. En laten nou net de kinderen van het betreffende verenigingslid zich hebben opgegeven voor de excursie van vandaag. Met een vader als preparateur is de nodige (soorten-)kennis natuurlijk met de paplepel ingegoten. Zo noemde de jongste van 6 jaar (!) feilloos allerlei insecten, herkende soortgroepen waaronder exoten die ze nog nooit had gezien en merkte terloops nog even op dat één van de vlinders onder glas op zijn kop lag. Dat zij tijdens de heenrit samen met haar oudere zus de grootste lol had bij Joke in de auto is eveneens het vermelden waard. En die Kees moest eens weten wat hij aan kennis over de vloer had.
Zoals
de naam ‘natuurhistorisch’ al doet vermoeden, speelt het thema evolutie een centrale rol in het museum. Onderdeel hiervan is evolutie in de grote stad. Steden zijn bij uitstek een plek van continue verandering waar soorten zich op aan moeten passen. Voor de ene soort is dit haalbaar, voor de andere soort niet. Enkele voorbeelden van (stads)evolutie die onder andere in de audiotour naar voren kwamen vind je in het kader hiernaast. Eén van de voorbeelden die mijn interesse wekte is het slechtvalkenpaar dat al enkele jaren succesvolle broedgevallen kent op het dak van het nieuwe Erasmus MC gebouw. Deze slechtvalken zitten gehuisvest in het (zichtbare) hok op de hoek van het dak van het gebouw naast de letters ‘MC’. Kees Moeliker vertelde eerder dat de slechtvalken de ‘C’ prefereren als uitkijkpost en dat de vele stadsduiven en halsbandparkieten als een soort vliegende afhaalchinees dienen voor het slechtvalkenpaar. Stadsevolutie dus.
Methet afronden van de speurtocht, audiotour of een combinatie van beide waren we aan het einde gekomen van een geslaagde excursie. Het museumbezoek had ons dorstig gemaakt wat ons deed besluiten iets te gaan drinken in het tegenovergelegen restaurant op de begane grondverdiepint van de Kunsthal. Nadat de drankjes na de nodige keuzestress besteld waren, verschaften wij onszelf een mooi plekje met zicht op het dak van het Erasmus MC. D
Uit onderzoek is gebleken dat de merels in de stad luider zingen dan hun soortgenoten in het bos. Dat zit zo: de merel is oorspronkelijk een vrij schuwe bosvogel, maar heeft zich door de tijd heen aangepast aan het leven in een situatie omgeven door mensen. De voordelen van kans op overleving en voortbestaan in stedelijke omgeving wogen blijkbaar zwaarder dan een rustig anoniem bestaan in het bos zonder deze voordelen. Waar mensen zijn valt immers iets te halen. Alleen moest de merel zorgen dat hij met zijn zang en roep boven het geluid van het drukke stadsverkeer uitkomt. Hierdoor is hij dus letterlijk een toontje hoger gaan zingen, best essentieel voor het vinden van een partner of het waarschuwen voor gevaar. Ook is gebleken dat de ‘stadsmerel’ een kortere snavel heeft. Dit heeft te maken met het feit dat zijn dieet hoofdzakelijk is aangepast op wat mensen achterlaten. Het continu omwoelen van de bodem op zoek naar eten is in de stad dus veel minder aan de orde dan in het bos. Als deze manier van aanpassen maar lang genoeg voortduurt, bestaat de kans dat we op termijn van een nieuwe soort gaan spreken. Een ander mooi voorbeeld van evolutie in de stedelijke omgeving is natuurlijk de stadsduif. Een stadsduif is niets meer dan een tam geworden wilde rotsduif. Rotsduiven komen niet in Nederland voor, maar waren populair onder duivenhouders. Deze van oorsprong wilde vogels zijn hierdoor betrekkelijk snel aan mensen gewend geraakt. Laat vervolgens een aantal exemplaren (al dan niet per ongeluk) vrij in een omgeving die qua bebouwing veel wegheeft van de oorspronkelijke stenen leefomgeving, en je hebt na een aantal generaties te maken met talloze koerende rakkers die op het Binnenwegplein op jouw patatje zitten te azen. En dan de tuinslak. Deze zeer algemene soort varieert in kleur van lichtgeel tot donkerbruin, al dan niet met één tot vijf kenmerkende zwarte spiraalbanden. Deze eigenschap is puur erfelijk. Omgevingsfactoren hebben hier dus geen enkele invloed op. Je kunt het vergelijken met de kleur van je ogen. Maar met de kleur van het huisje is iets bijzonders aan de hand: een donkerbruin huisje warmt veel sneller op dan een lichtgeel huisje. Op een snikhete zomerdag warmen binnensteden extra op ten opzichte van een groene omgeving. Voor een tuinslak kan de kleur van het huisje op zo’n moment het verschil betekenen tussen leven en dood. Gemiddeld genomen zijn tuinslakken in de stad hierdoor lichter van kleur dan buiten de stedelijke omgeving. D