12 minute read

Week--en-dagprogramma

Situatie 4

Op de derde woensdag komen er alleen maar kinderen tussen de 4 en 8 jaar.

f. Hoe ga je daarmee om?

Situatie 5

Aan het begin van de laatste week belt een van de begeleiders je: ze is ziek. Jullie hebben altijd vier begeleiders bij de activiteiten nodig.

g. Hoe los je dat op?

Als het programma in grote lijnen staat, ga je over op de weekprogrammering. Tijdens deze vorm van programmeren vul je de weken met activiteiten. Deze weekprogrammering maak je ook bekend bij je gasten. Je doet dit door flyers mee te geven bij de check-in, posters op te hangen op het park en bij de recreatieruimte, reclame te maken op de app van het vakantiepark en door bij de andere activiteiten te vertellen wat er nog meer op het programma staat.

Opbouw weekprogramma

De opbouw van een activiteitenprogramma kent een aantal regels. Als je hier rekening mee houdt, kun je een goed programma in elkaar zetten.

Regel Hoogtepunten

Van makkelijk naar moeilijk Uitleg

De activiteiten moeten in een weekprogramma worden opgebouwd naar een of meer hoogtepunten. Er moet een goede verdeling van activiteiten en rustpunten zijn. Er moet een opbouw zijn van makkelijk naar moeilijk. Bijvoorbeeld: met kinderen via trapsgewijs opgebouwde spelletjes komen tot het spelen van trefbal.

Regel Belasting

Afwisseling Uitleg

Er moet een opbouw zijn naar belasting van activiteiten. Bijvoorbeeld: als een verblijfsaccommodatie of hotel over een zwembad beschikt en je wilt aquagym aanbieden, moeten de gasten daarin begeleid worden. De activiteit moet dan opgebouwd zijn met een warming-up, de eigenlijke activiteit en een cooling-down. Ook wanneer een gast een aantal keer in de week komt, moet er een opbouw zijn van lichtere belasting naar zwaardere belasting (gewichten, aantal herhalingen per serie, aantal series). Er moet een opbouw zijn met afwisseling in activiteiten. Een voorbeeld: is er 's morgens marathonzwemmen? Dan moet je 's middags geen zweminstuif plannen.

Het hoogtepunt van de week.

Horizontaal programmeren

Bij horizontale programmering komt hetzelfde type activiteiten voor dezelfde doelgroep op dezelfde tijden terug. Dit zie je bijvoorbeeld terug bij de kidsclub. Deze is elke ochtend van 10.00 tot 12.00 uur open en er kan geknutseld worden.

Verticaal programmeren

Verticale programmering houdt in dat er een opbouw zit in het programma. Wanneer je aan het einde van de week een show wilt opvoeren met gasten, moet je van tevoren oefenmomenten hebben ingelast. Ook het decor en het maken van de kostuums kun je dan wegzetten als activiteiten.

OMA-schema

Het weekprogramma wordt vaak uitgewerkt in een OMA-schema. Een OMA-schema is een planningsschema waarin de dagen van de week worden verdeeld in een Ochtend, Middag en Avond. Een OMA-schema ziet er als volgt uit:

Vrijdag Zaterdag Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Ochtend Middag Avond

Per dagdeel ga je nadenken over welke activiteit je wanneer wilt doen. De meest gebruikte indeling voor een weekprogramma is als volgt: • ochtend: creatieve activiteiten • middag: sport- en spelactiviteiten • avond: entertainmentactiviteiten.

Door deze volgorde aan te houden heb je elke dag een duidelijke opbouw voor de gasten. Zo weten ze wat ze van elk dagdeel kunnen verwachten. Op het moment dat je de weekprogrammering gaat maken, houd je rekening met de volgende punten: • duidelijke opbouw

Om het voor de gasten zo gemakkelijk mogelijk te maken kun je het best elke dag op hetzelfde tijdstip een soortgelijke activiteit plaats laten vinden. Zo kun je elke dag de creatieve activiteiten inplannen van 10.00 uur tot 12.00 uur, de sport- en spelactiviteiten van 13.30 uur tot 16.30 uur, meeleeftheater en/of minidisco om 18.30 uur en de entertainmentactiviteiten om 20.30 uur. • toegankelijke activiteiten

Zorg ervoor dat de activiteiten niet te moeilijk zijn, zodat iedereen mee kan doen. De drempel voor deelname is dus laag. • activiteiten voor meerdere doelgroepen

Wat voor iemand van 6 leuk is, is voor iemand van 12 waarschijnlijk niet leuk. Zorg voor activiteiten voor meerdere doelgroepen. Zo kun je in de middag met de kinderen van 4 tot en met 8 jaar oud-Hollandse spelen doen en met de kinderen van 9 tot en met 12 jaar een bootcamp. • inspelen op trends

Wat is helemaal ‘hot’ op het moment? Denk hierover na en kijk hoe je dit in kunt zetten in je programma. Niets is zo leuk als op tv kijken naar shows als So you think you can dance en The voice of Holland. • voldoende rustmomenten

Het werken in een recreatieteam kost veel energie. Je bent elke dag druk bezig en je rent van hot naar her. Let er daarom op dat je voldoende rustmomenten inplant zodat je op adem kunt komen en ook genoeg tijd hebt om de ene activiteit op te ruimen en de andere weer klaar te zetten.

• wisseldag

Dit is de dag waarop de ene gast vertrekt en de andere gast arriveert. Op deze dagen heb je vaak minder deelnemers, omdat de vertrekkende gasten dit vaak in de ochtend doen en de gasten die arriveren vaak pas laat in de middag komen. Plan op deze dag dan ook een rustige activiteit.

De wisseldag is op de meeste parken op vrijdag of maandag. Op vrijdag komen de gasten aan die een weekend of een week blijven. Op maandag de gasten die een week of een midweek blijven.

Een weekend duurt van vrijdag tot en met maandag. Een midweek duurt van maandag tot en met vrijdag. Een week duurt van vrijdag tot en met vrijdag of van maandag tot en met maandag. • budget

De mogelijkheden voor het invullen van een weekprogramma zijn vaak eindeloos. Helaas is dat met het budget dat je krijgt meestal niet zo. Let er daarom op dat jouw activiteit binnen het budget blijft.

Tip!

Zorg ervoor dat je altijd pen en papier in de buurt hebt. De leukste ideeën komen meestal spontaan.

Opdracht 3 Dagen van de week

a. Van wanneer tot wanneer duurt een weekend in de recreatiesector?

b. Van wanneer tot wanneer duurt een midweek in de recreatiesector?

c. Van wanneer tot wanneer duurt een week in de recreatiesector?

d. Uit hoeveel overnachtingen bestaat een weekverblijf in de recreatiesector?

Opdracht 4 Soorten programmering

a. Welke twee soorten programmering ken je?

Soort programmering Omschrijving

Soort programmering Omschrijving

b. Geef een omschrijving van beide vormen van programmeren.

Opdracht 5 Weekprogramma

Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot. Je gaat een weekprogramma maken. Houd rekening met de eisen waaraan een weekprogramma moet voldoen. a. Kies een thema.

b. Vul het OMA-schema met thematische activiteiten.

Vrijdag Ochtend Middag

Zaterdag

Zondag

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag Avond

c. Bespreek de weekprogrammering met een ander groepje en vraag feedback. Pas de weekprogrammering eventueel nog aan.

Opdracht 6 Middagactiviteiten

Weblink - Villapark en camping De Paardekreek

Bekijk de website van villapark en camping De Paardekreek in Kortgene. Op het programma staan elke middag sportieve activiteiten. a. Bepaal voor welke drie leeftijdsgroepen jij activiteiten gaat programmeren in de middag.

Motiveer je keuze.

1.

2.

3.

b. Bepaal op welk tijdstip jij de middagactiviteiten gaat uitvoeren, uitgaand van goed zomerweer in juli en rekening houdend met de locatie en de doelgroep.

c. Bepaal de wisseldag van dit bedrijf.

d. Er worden zes dagen per week activiteiten uitgevoerd. Bepaal de vrije dag voor het recreatieteam van dit bedrijf.

e. Maak een weekprogramma (zes dagen) voor de sportieve middagactiviteiten op camping

De Paardekreek.

Vrijdag Ochtend

X

Middag Avond

X

Zaterdag

X X

Zondag

X

Maandag

X

Dinsdag

X

Woensdag

X X

X

X

X

Donderdag Ochtend

X

Middag Avond

X

Opdracht 7 Het activiteitenprogramma

Bij deze opdracht werk je samen met drie klasgenoten. a. Kies een doelgroep en bepaal een thema.

b. Maak voor de gekozen doelgroep en het gekozen thema een activiteitenprogramma. Het activiteitenprogramma: • bevat een programma voor één week met twee activiteiten per dag • heeft activiteiten die zijn opgezet rondom een thema • is gevarieerd, dus bevat verschillende soorten activiteiten • sluit aan bij de ontwikkeling en de beleving van de gekozen doelgroep.

Vrijdag Ochtend Middag Avond

Zaterdag

Zondag

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

c. Maak een poster.

Gebruik stappenplan Poster maken.

De poster gebruik je om het programma bekend te maken en om gasten enthousiast te maken. De poster: • heeft een programma voor een week

• laat duidelijk de activiteiten zien rondom het gekozen thema • heeft illustraties • nodigt uit tot deelname of opgave.

Stappenplan - Poster maken

Opdracht 8 Avondactiviteiten

Weblink - Camping ’t Stien’n Boer

Bekijk de website van camping ’t Stien’n Boer in Haaksbergen. Het recreatieteam voert zes dagen per week activiteiten uit. Op woensdagen heeft het recreatieteam vrij en is er een voetbalclinic van een professionele trainer. a. Bepaal voor welke drie leeftijdsgroepen jij sportieve activiteiten gaat programmeren in de avond. Motiveer je keuze.

b. Bepaal op welk tijdstip je de avondactiviteiten gaat programmeren, uitgaand van goed zomerweer in augustus en rekening houdend met de locatie en de doelgroep.

c. Bepaal de wisseldag van dit bedrijf.

d. Maak een weekprogramma (zes dagen) voor de sportieve avondactiviteiten van het recreatieteam op camping ’t Stien’n Boer.

e. Presenteer het programma op een logische en gestructureerde manier, door aan te geven hoe het programma is opgebouwd, niet door alleen aan te geven wat je gaat doen. Stel je daarbij voor dat je het programma aan het managementteam van de camping presenteert.

Het hangt van jouw presentatie af of dit programma wordt overgenomen! f. Welke feedback heb je gekregen?

Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

Opdracht 9 Programmeren

Weblink - Camping De Pekelinge

Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot.

Bekijk de website van camping De Pekelinge in Oostkapelle. De Pekelinge heeft een specifieke medewerker in dienst: een medewerker sport en recreatie die zich alleen bezighoudt met sportieve activiteiten: de ‘sportentertainer’ . a. Maak een weekprogramma voor deze medewerker sport en recreatie, aan de hand van deze randvoorwaarden: • Alle leeftijdsgroepen vanaf 8+ moeten aan bod komen. • Het programma moet aansluiten bij de gasten van de camping. • Vier sportieve activiteiten per dag, zeven dagen per week. • Uitvoering door één sportentertainer, met ondersteuning van maximaal vier medewerkers sport en recreatie bij grote(re) activiteiten. • Rekening houden met de wisseldag. • Rekening houden met de uitvoering van een kindermusical op donderdagavond. (Wat doe je dan met het sportprogramma?) • Een gevarieerd programma-aanbod: alle activiteiten mogen per doelgroep maar één keer per week worden uitgevoerd. • Gebruikmaken van zo veel mogelijk verschillende faciliteiten op het park en in de directe omgeving.

Let op! Het gaat hier puur om een sportprogramma. Dat betekent dat de activiteiten die gepland worden zich volledig richten op sport en spel.

Vrijdag Ochtend Middag Avond

Zaterdag

Zondag

Maandag

Dinsdag

Woensdag Ochtend Middag

Donderdag Avond

b. Maak een programmaboekje voor de campinggasten, met het sportprogramma. c. Maak een flyer voor één van de activiteiten uit het sportprogramma, waarvoor jij specifiek aandacht wilt vragen. d. Bereid een presentatie voor over het weekprogramma voor de gasten die vandaag zijn aangekomen op de camping. Gebruik daarbij het programmaboekje en de flyer.

Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.

VAKTAAL

Algemene of circulatiewarming-up

Het eerste deel van de warming-up waardoor de bloedcirculatie intensiever wordt.

Attributen

Voorwerpen die gebruikt worden tijdens de show.

Beginsituatie

De situatie zoals je die aan zult treffen voordat de activiteit uitgevoerd is.

Beginsituatiefactoren

De vier elementen die bij de beginsituatie horen: groep, individu, jijzelf en de omstandigheden.

Begroting

Schatting van de te verwachten inkomsten en uitgaven van een bedrijf.

Belevingswereld

De wijze waarop sporters of gasten gebeurtenissen ervaren.

Bewegingsapparaat

Spieren, pezen en gewrichten. Deze maken het mogelijk dat je kunt bewegen.

Bewegingsvormen

Actieve sportieve en recreatieve activiteiten.

Bhv

Bedrijfshulpverlening.

Budget

Een bedrag aan toegestane kosten, waarbinnen een bepaalde taak uitgevoerd moet worden.

Calamiteit

Ramp of een niet-verwachte gebeurtenis die ernstige schade kan veroorzaken.

Calamiteitendraaiboek

Een handleiding waarin staat wat er bij een calamiteit moet gebeuren.

Checklist

Een lijst met taken die uitgevoerd moeten worden. Wordt ook wel controlelijst of afvinklijst genoemd.

Circulatiecooling-down

Het eerste gedeelte van de cooling-down waarbij de bloedcirculatie meer en meer tot rust komt.

Cognitieve doelstelling

Doelstelling die te maken heeft met kennis of inzicht.

Cooling-down

De bewegingsvormen in het laatste deel van de sportieve activiteit om het lichaam weer tot rust te brengen.

Dagdraaiboek

Een handleiding waarin staat wat er allemaal moet gebeuren tijdens de uitvoering van de activiteit.

Decor

De omgeving of setting waarin de show zich afspeelt.

Didactische sleutelvragen

De vier vragen die je jezelf stelt bij de voorbereiding van een activiteit.

Doelstelling

Hetgeen je wilt bereiken met je activiteit.

Draaiboek

Een handleiding voor de organisatie van een activiteit.

Effectief Doelgericht. Efficiënt Zonder onnodig tijdverlies.

EHBO

Eerste Hulp Bij Ongevallen.

Energizer

Een oefening waar je energie van krijgt.

Evalueren

Na afloop terugkijken op de voorbereiding en uitvoering.

Initiatieffase

De eerste fase bij de voorbereiding van een grote activiteit of evenement. Je gaat nadenken over waarom je de activiteit gaat organiseren en wat je wilt gaan doen.

Intensiteit

Mate van inspanning.

Introductie

Het praatje dat de medewerker sport en recreatie houdt voordat de activiteit begint.

Methode

De manier waarop iets gedaan of geleerd wordt.

Methodiek

Het stappenplan dat je uitvoert om iets onder de knie te krijgen.

Methodisch

In een juiste volgorde plaatsen.

Motorische doelstelling

Doelstelling die te maken heeft met het bewegen.

Nazorg

Alles wat nog moet gebeuren nadat de activiteit is afgerond.

OMA-schema

Een planningsschema waarin de dagen van de week worden verdeeld in een Ochtend, Middag en Avond.

Opstelling

De positionering van de begeleider (jijzelf), je sporters of gasten en je materiaal.

Planningscyclus

De fasering in een werkplan: voorbereiden – uitvoeren – evalueren.

PPD-formulier

Formulier ten behoeve van het voorbereiden van een activiteit: Praatje-Plaatje-Daadje.

Procesevaluatie

Evalueren van het verloop van je werkzaamheden.

Productevaluatie

Evalueren van het resultaat van je werkzaamheden.

Publiciteit

Aandacht aan een bepaalde activiteit geven.

Script

Uitgeschreven tekst voor de acteurs.

Seizoensprogrammering

Programmeren van het seizoen in grote lijnen.

SMART-methode

Doelstellingen Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch en Tijdgebonden formuleren.

Sociaal-affectieve doelstelling

Doelstelling die te maken heeft met de omgang met elkaar en/of met emoties of gevoelens.

Try-out

Proefvoorstelling.

Visagie

Het aanbrengen van make-up.

Voorbereidingsdraaiboek

Overzicht van medewerkers met de afspraken of taken.

Warming-up

De bewegingsvormen in het eerste deel van de sportieve activiteit om het lichaam op te warmen.

Werkplan

Een plan met werkzaamheden.

Zes W’s

Zes W-vragen die je helpen bij de voorbereiding van je werkzaamheden: wat – wie – wanneer – welke – waar – waarom?

This article is from: