![](https://assets.isu.pub/document-structure/210622104221-db823970b383821becc8beefecf4185f/v1/0c7184ab8cddbaf1dd2a64881f87eb92.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
4 minute read
Poulevormen
Een knock-outsysteem.
Voorrondesysteem met of zonder ‘wildcard '
Dit is een bijzondere vorm van het knock-outsysteem. Als je meer sporters of teams hebt dan een macht van 2 (2 – 4 – 8 – 16 – 32 – enzovoort), kun je voorrondes spelen. Zo kun je een aantal sporters of teams af laten vallen om aan het juiste aantal te komen.
Zijn er te weinig sporters of teams, dan kun je een ‘wildcard' geven. Deze gaat door naar een volgende ronde zonder te spelen. Je moet vooraf wel goed afspreken welke sporter of welk team de wildcard krijgt, bijvoorbeeld de beste.
Opdracht 6 Knock-outysteem
Een knock-outsysteem komt in de topsport veel voor. Denk maar aan tennis op Wimbledon of het WK darts. Na elke wedstrijd gaat de winnaar door naar de volgende ronde en de verliezer mag naar huis. Binnen de verblijfsrecreatie komt het knock-outsysteem niet zoveel voor. a. Waarom wordt het knock-outsysteem niet vaak gebruikt in de verblijfsrecreatie?
b. Wat doe je als je twaalf teams hebt? Leg uit hoe je dat oplost en werk een speelschema uit op basis van team 1, 2, 3 enzovoort.
Poulevormen
De meest bekende organisatievorm in de sport. Alle sporters of teams worden verdeeld over een of meer poules. Werken met poules is een uitgebreide variant op een competitiesysteem. Bij twee poules werk je eigenlijk met twee competities naast elkaar, waarna je de besten van de poules nog via een afvalsysteem tegen elkaar laat spelen.
Het mooie aan competitiesystemen is dat alle sporters meer dan één wedstrijdje spelen, voordat je tot een winnaar komt. Binnen de recreatiesport komt de halve competitie het meest voor. De hele competitie komt in de sport het meest voor.
Hele competitie
Hierbij spelen alle sporters of teams twee keer tegen elkaar. De teams spelen dus een uitwedstrijd en een thuiswedstrijd. Zoals bij eredivisievoetbal. Voor een hele competitie zijn vaak meerdere dagen nodig. Om uit te rekenen hoeveel wedstrijden je speelt in een hele competitie, gebruik je deze formule:
Aantal wedstrijden = @ x (@ - 1) @ = het aantal teams
Halve competitie
Hierbij spelen alle sporters of teams maar één keer tegen elkaar. Om een halve competitie uit te rekenen, gebruik je deze formule:
Aantal wedstrijden = @ x (@ - 1) : 2 @ = het aantal teams
![](https://assets.isu.pub/document-structure/210622104221-db823970b383821becc8beefecf4185f/v1/3a88df44170bc10d2aab4269143adec6.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Een hele en een halve competitie.
Opdracht 7 Waar of niet waar?
Zijn de volgende uitspraken waar of niet waar? Motiveer je antwoord. a. Een roulatiesysteem kun je alleen toepassen als je meerdere activiteiten tegelijk aanbiedt.
Waar / niet waar:
b. Als je volgens het uitdaagsysteem hoger op de lijst wilt komen, moet je iemand uitdagen die lager dan jijzelf staat op de lijst.
Waar / niet waar:
c. Een poulesysteem is eigenlijk ook een competitiesysteem.
Waar / niet waar:
Opdracht 8 Een organisatievorm kiezen
Beantwoord de volgende vragen. a. Stel, je wilt je gasten op één dag meerdere activiteiten aanbieden, zoals boogschieten, kleiduifschieten, badmintonnen en speerwerpen. Welk organisatiesysteem is de beste keuze?
Leg dit uit.
b. Stel, je hebt een sportieve middag op de camping georganiseerd. Veel van de gasten zijn vriendengroepen met mannen tussen de 18 en 25 jaar. Ze kennen elkaar goed en gaan graag de uitdaging met elkaar aan. Je hebt gekozen voor het uitdaagsysteem. Leg uit waarom dit een goede keuze is.
Opdracht 9 Halve competitie
Maak alle vragen hierna op basis van een halve competitie. a. Je organiseert een tafeltennistoernooi van 16.00 tot 17.00 uur. Je hebt één tafel en er zijn vijf sporters. Hoelang duren de wedstrijdjes?
b. Werk een speelschema uit voor het tafeltennistoernooi.
c. Je organiseert een voetbaltoernooi op kleine veldjes, met vier tegen vier. De activiteit duurt van 14.00 tot 16.00 uur. Je hebt drie veldjes en er zijn zeven teams. Hoelang duren de wedstrijdjes?
d. Maak een speelschema voor het voetbaltoernooi.
e. Je organiseert een badmintontoernooi op kleine veldjes, met twee tegen twee. De activiteit begint om 20.00 uur. Om 21.30 uur begint het te schemeren. Er zijn negen teams. Hoeveel velden ga je uitzetten?
En hoelang duren de wedstrijdjes dan?
f. Je organiseert een volleybaltoernooi van 14.00 tot 16.00 uur. Je hebt twee velden (twee poules) en er zijn negen teams. Hoelang duren de wedstrijdjes?
g. Werk een wedstrijdschema uit voor het volleybaltoernooi: Wie speelt tegen wie? Op welk veld? Hoe laat?
Opdracht 10 Keuzemenu voor activiteitendag
Vijf velden Tien soorten spelen Eigen keuze Tien groepen Vijf soorten spelen Een scoutingterrein Recreatief Vijf groepen Sportief Een sporthal Eigen keuze Spelen voor individuen
Stel met het voorgaande keuzemenu een organisatie van een activiteitendag samen. Gebruik minimaal drie delen uit het keuzemenu. a. Beschrijf deze activiteitendag. Geef dus aan welke spelen je gaat doen, met hoeveel groepen en waar de activiteitendag zich afspeelt.
Tijdens de activiteitendag gebruiken je minimaal twee van de voorgaande organisatievormen. Dus bijvoorbeeld in de ochtend een circuit en in de middag een instuif. b. Geef aan welke organisatievormen je gekozen hebt en waarom.
c. Bespreek je antwoorden met een of meer klasgenoten en stel je antwoorden eventueel bij.