24 minute read
Thema 13 Basiskennis-medicatie-en-preventie
1https://www.shutterstock.com/image-photo/father-giving-sick-son-ill-bed-1426338695 Inhoud thema • Wetgeving bij medicatie • Onderverdelingen van medicijnen • Werking en bijwerking medicijnen • Fouten voorkomen • Richtlijnen inentingsprogramma RIVM • Kritische beroepssituatie • Verdieping: In de praktijk Je hebt vast weleens een pijnstiller of medicijn gehaald bij apotheek of drogist. Waarschijnlijk voor een keertje, voor incidenteel gebruik dus. In je werk als CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) pedagogisch professional krijg je te maken met kinderen die ook medicatie gebruiken. Dit kan eenmalig zijn, maar ook structureel. Het kinderdagverblijf of de school en de professionals die er werken, hebben dan een verantwoordelijke taak. Ze moeten zorgen dat de kinderen de juiste medicijnen
op de juiste manier en op het juiste tijdstip krijgen. Daar komt heel wat bij kijken. Ouders horen bijvoorbeeld schriftelijk toestemming te geven, als ze het goed vinden dat er door jou medicatie gegeven wordt. Ook is het belangrijk dat je op de hoogte bent van signalen als er noodmedicatie nodig is. Bijvoorbeeld bij een pinda-allergie. In dit thema leer je meer over medicatie en preventie. 13.1 Wetgeving bij medicatie In de praktijk gebruik je zowel de termen medicijn, medicatie als geneesmiddel. Instellingen gebruiken doorgaans de termen medicijn en medicatie. De overheid en de wet- en regelgeving hebben het vaker over geneesmiddel. Er is geen verschil in betekenis. Er zijn drie belangrijke wetten als het gaat om medicatie. Iedereen die iets doet met medicatie moet zich hieraan houden. Dit zijn de drie wetten: • de Geneesmiddelenwet • de wet BIG • de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Geneesmiddelenwet De Geneesmiddelenwet regelt welke middelen als geneesmiddel mogen worden aangemerkt. De wet gaat ook in op de rol van de arts en de apotheker. En het gaat over de vraag welke geneesmiddelen door bijvoorbeeld een drogist verkocht mogen worden. Voedingssupplementen –zoals vitaminen en mineralen–zijn geen geneesmiddelen volgens deze wet. Die verkoop is daarom aan minder strenge regels gebonden. De wet BIG BIG is de afkorting van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. De wet is gericht op individuele beroepsbeoefenaren, met name in de zorg. In de wet worden de beroepen waarop deze betrekking hebben expliciet genoemd. Beroepen zoals de pedagogisch professional worden niet genoemd. Toch moet je er wel iets van weten. Bij medicatie kun je ermee te maken krijgen. Voorbehouden en risicovolle handelingen CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) De wet BIG maakt onderscheid tussen zogenoemde voorbehouden handelingen en risicovolle handelingen. Voorbehouden behandelingen mogen uitsluitend door in de wet genoemde beroepsgroepen worden uitgevoerd. Zo mag alleen een arts medicijnen voorschrijven en injecties geven. Risicovolle handelingen
zijn andere handelingen die schade kunnen toebrengen aan een cliënt. De wet noemt een aantal van deze handelingen, zoals het inbrengen van een blaaskatheter en het toedienen van sondevoeding. Een organisatie heeft de vrijheid om zelf meer handelingen aan te merken als risicovol. Dit gebeurt dan in het kader van de Kwaliteitswet Zorginstellingen.
Mantelzorgers
De BIG-wet geldt niet voor mantelzorgers. Die mogen dus voorbehouden en risicovolle handelingen uitvoeren. De arts blijft wel verantwoordelijk. Die moet een inschatting maken of een mantelzorger de handeling kan uitvoeren en er toestemming voor geven. De mantelzorger krijgt dan van de arts of apotheker instructies.
De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg
Instellingen moeten een zo hoog mogelijke kwaliteit zorg leveren in een voor de cliënt veilige omgeving. Daarvoor zijn deskundige medewerkers nodig. Dit wordt geregeld in de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg. Handelingen rondom medicatie kunnen schade toebrengen aan een kind en dus ook de kwaliteit negatief beïnvloeden. Scholen en kinderdagverblijven vallen niet onder de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg. Een duidelijk medicatiebeleid is voor deze groep echt noodzakelijk.
Medicatiebeleid van school of kinderdagverblijf.
Het geheel aan regeling en protocollen op het gebied van medicatie is vastgelegd in hetmedicatiebeleidvan een instelling zoals een verzorgingshuis. Hierin wordt van alles geregeld. Denk aan de verantwoordelijkheden en taken van artsen, apotheker en andere beroepsbeoefenaren: zoals procedures voor bestellen, bewaren, distributie en toedienen van medicijnen en procedures voor het melden van medicatie-incidenten. Voor kinderdagverblijven en scholen is dit anders. De reguliere kinderdagopvang heeft als beleid dat ouders verantwoordelijk zijn voor de medicatie en laat ouders een formulier ondertekenen. Als pedagogisch professional is het zo dat ouders altijd verantwoordelijk blijven voor de medicatie en toediening aan hun kind. Scholen werken ook met toestemmingsverklaringen.
Medisch kinderdagverblijf
Op medische kinderdagverblijven werken gespecialiseerde kinderverpleegkundigen. Het geven van medicatie behoort dan ook bij hun dagelijkse werkzaamheden. Deze kinderverpleegkundigen zijn bevoegd om de voorbehouden handelingen uit te voeren. Pedagogisch professionals met
een opleiding pedagogisch werk moeten daarvoor een extra scholing volgen. Ditzelfde geldt voor onderwijsassistenten die werkzaam op een mytylschool zijn. Daar werken verpleegkundigen die eindverantwoordelijk zijn.
Scholing
In het medicatiebeleid van de instelling, zoals op een medisch kinderdagverblijf, staan de voorwaarden gedetailleerd uitgewerkt. Hierin staat ook hoe scholing geregeld wordt en hoe vaardigheden op peil gehouden kunnen worden. Veel medisch kinderdagverblijven geven na de scholing een bekwaamheidsverklaring af. Dit is een schriftelijke, persoonlijke verklaring dat een medewerker een bepaalde handeling mag uitvoeren. De verklaring is een bepaalde periode geldig (meestal een jaar). Met een bekwaamheidsverklaring ben je bekwaam en dus ook bevoegd om die specifieke handeling uit te voeren in die specifieke situatie/instelling.
Het geven van een injectie is een voorbehouden handeling. Als pedagogisch medewerker kan het gebeuren dat je een kind bijvoorbeeld insuline-injecties moet geven. Of je dat mag doen, is vastgelegd in het medicatiebeleid van de instelling. Je mag het nóóit doen als je hiervoor geen scholing en vaardigheidstraining hebt gehad. Je bent dan niet bekwaam. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
1https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/diabetic-child-blood-sugar-test-by-2036243153 Het geven van injecties is een voorbehouden handeling, ook als het om relatief eenvoudige injecties gaat. Eigen verantwoordelijkheid Bij het bepalen of je bekwaam bent, heb je ook een eigen verantwoordelijkheid. Het kan zijn dat je een bekwaamheidsverklaring hebt, maar dat je na een tijd twijfelt of je nog bekwaam genoeg bent. Dit kan als je een handeling te weinig uitvoert. Je mag – of beter gezegd: moet – dan weigeren om een handeling uit te voeren. Overleg dan met je leidinggevende hoe je je bekwaamheid weer op peil kunt brengen. Medicatie klaarzetten en uitdelen Het uitdelen en klaarzetten van medicatie zal in het regulier onderwijs of op een kinderdagverblijf niet tot de dagelijkse taken behoren. Pedagogisch professionals welke werken op een medisch kinderdagverblijf kunnen hier dagelijks mee te maken krijgen, als ze een aanvullende scholing gevolgd hebben. Het antwoord op de vraag of je als pedagogisch professional CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) medicijnen mag klaarzetten en uitdelen op een medisch kinderdagverblijf,
vind je in het medicatiebeleid van de instelling. De meeste instellingen hebben dit werk aangemerkt als risicovolle handeling. Je kunt er makkelijk fouten mee maken, die een kind kunnen schaden.
Medicatiebeleid instelling
De instelling moet in het medicatiebeleid opnemen welke beroepsbeoefenaren medicijnen mogen klaarzetten en uitdelen. Ook hiervoor geldt dus dat je bekwaam moet zijn. Je moet bijvoorbeeld kennis hebben van: • het medicatiebeleid van de instelling • de werking en bijwerkingen van de meest gebruikte medicijnen • bewaarcondities • de verschillende toedieningsvormen en toedieningswijzen • het distributiesysteem • protocollen over medicatiebeleid, vooral de melding van medicatie-incidenten.
Medicatie en pedagogisch professional
Wat je als pedagogisch professional wel en niet mag op het gebied van medicatie kun je dus terugvinden in het medicatiebeleid van de instellingen. Echter, de kinderopvang, basisschool en organisaties voor maatschappelijke opvang vallen niet onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Zij hebben geen werknemers in dienst die onder de BIG-wet vallen. Bij deze organisaties speelt het medicatieprobleem minder. Dit wil echter niet zeggen dat het helemaal niet speelt. Zo kan het gebeuren dat een ouder aan een pedagogisch professional op de kinderopvang vraagt een kind medicijnen te geven.
Medicatieprotocollen
Organisaties die niet onder een van de genoemde wetten vallen en wel met medicatievragen te maken krijgen, zoals basisscholen en de kinderopvang, doen er goed aan een eigen protocol te ontwikkelen. In de praktijk gebeurt dat niet genoeg. Als er in jouw organisatie niets geregeld is, kun je beter niets met medicatie doen zonder overleg met je leidinggevende.
13.2 Onderverdelingen van medicijnen CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Je kunt medicijnen onderverdelen in: • reguliere medicijnen en overige middelen • indeling naar werkingsgebied • indeling naar vorm
• indeling naar toedieningswijze.
Reguliere medicijnen en overige middelen
Reguliere medicijnen zijn medicijnen die volgens de Geneesmiddelenwet zijn toegelaten en als geneesmiddel op de markt mogen worden gebracht. Tot deze groep behoren ook homeopatische en een klein aantal fytotherapeutische geneesmiddelen. Homeopathische middelen zijn verdunningen van synthetische of natuurlijke stoffen. Fytotherapeutische middelen hebben een honderd procent plantaardige basis. Let op: niet alle homeopatische middelen en lang niet alle fytotherapeutische middelen zijn erkend als geneesmiddel. Die vallen dan onder de zelfzorgmiddelen.
Zelfzorgmiddelen
Gezondheidsbevorderende middelen die zonder recept verkrijgbaar zijn, noem je zelfzorgmiddelen. Die zijn niet erkend volgens de Geneesmiddelenwet en mogen dus ook geen geneesmiddel heten. Je vindt ze onder meer bij drogisten of supermarkten en bij apotheken. Overigens wil dat niet zeggen dat je met innemen je eigen gang kunt gaan. Ook deze middelen kunnen schadelijk zijn als je ze verkeerd gebruikt. Lees daarom ook bij zelfzorgmiddelen de bijsluiter.
Indeling naar werkingsgebied Met werkingsgebied bedoelen we het onderdeel van de geneeskunde waar de medicijnen hun werk doen. Denk aan: • orgaanspecifieke medicijnen: voor bijvoorbeeld hart, bloed, longen, lever, spieren • pijnstillers (analgetica): voor het verminderen van pijn • antibiotica: voor het bestrijden van schadelijke bacteriën bij infecties • psychofarmaca: voor het beïnvloeden van het psychisch functioneren • hormonen: vaak als aanvulling op hormonen die het lichaam zelf aanmaakt • slaapmiddelen: voor het in slaap vallen of langer doorslapen. Indeling naar vorm Medicijnen zien er verschillend uit. De meest voorkomende: • tablet: samengeperste, vaak witte stof • dragee: met een hard laagje om de stof • capsule: een gel-achtig omhulsel waar de stof in zit CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) • vloeibaar: kan een drankje zijn, maar ook injectievloeistof of druppels • zalf of crème: smeerbare, vettige stof • poeder: droge, losse stof – strooibaar op de huid, maar ook in een sachet voor inname via de mond
• zetpil: speciale vorm en samenstelling voor toediening via de anus • spray: op de huid, maar ook veel gebruikt bij aandoeningen van de luchtwegen, waarbij je de stof via de spray moet inhaleren.
Medicijnen hebben verschillende vormen - van dragee tot capsule. Vorm niet veranderen De toedieningsvorm bepaalt hoe een medicijn wordt toegediend. Maar belangrijker nog: het bepaalt op welke manier en hoe snel het lichaam de werkzame stof opneemt. Je mag dus nooit zonder overleg met een arts de vorm veranderen. Bijvoorbeeld door een capsule open te breken en de stof in een glas limonade te mengen. Ook mag je een tablet of dragee niet – zonder overleg – fijn maken. Indeling naar toedieningswijze De vierde indeling is gebaseerd op de manier waarop je een medicijn toedient. De meest gebruikelijke manieren: CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) • via de mond (oraal) • via de huid: zalf of medicinale pleisters • via de luchtwegen: spray of inhalator
• via een injectie: onder de huid (subcutaan), in een spier (intracutaan) of rechtstreeks in de bloedbaan via een ader (injectie of infuus) • via de anus (rectaal).
Verband vorm en toediening
Als je goed kijkt, zie je verband tussen de vorm van het medicijn en de manier waarop het moet worden toegediend. Tabletten neem je meestal via de mond in, maar er zijn ook tabletten voor anaal gebruik. Leg aan (jonge) kinderen goed uit wat je gaat doen, bij het inbrengen van een zetpil.
13.3 Werking en bijwerking van medicijnen Elk medicijn heeft een werking, maar vrijwel elk medicijn heeft ook bijwerkingen. Niet iedereen heeft last van de bijwerkingen en ook niet iedereen in even sterke mate. Het is aan de arts om te bepalen of de werking van een medicijn belangrijker is dan de mogelijke ‘last’ van de bijwerkingen. De bijsluiter Een bijsluiter is een foldertje met alle informatie over het medicijn die een gebruiker moet weten. Fabrikanten zijn verplicht bij alle medicijnen een bijsluiter te leveren. Die zijn ook vaak op internet te vinden. In de bijsluiter lees je: • de merknaam van het medicijn en de dosis • welke werkzame stof het medicijn bevat • bij welke aandoeningen het medicijn gegeven kan worden • wanneer je het medicijn niet moet gebruiken (zogenoemde contra-indicaties) • hoe en wanneer (tijdstip van de dag) je het medicijn moet innemen • met welke andere medicijnen het medicijn bij voorkeur niet gebruikt mag worden • waarschuwingen voor gebruik bij zwangerschap, combinatie met alcohol en invloed op de concentratie (rijvaardigheid) • welke bijwerkingen hoe vaak zijn opgetreden (vaak, soms, zelden, zeer zelden) • hoe je het medicijn moet bewaren. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Vrijwel elke bijsluiter vind je ook op internet. Lees ze aandachtig door. Bijsluiter goed lezen Neem een bijsluiter, als het mogelijk is, samen met de ouders van het kind goed door. Ook als de arts of apotheker al informatie gegeven heeft. Denk ook niet te makkelijk: ‘Ik weet het allemaal wel’, de informatie in een bijsluiter kan zijn aangepast. De werking van medicijnen Mensen kunnen verschillend reageren op medicijnen. Ook als het precies hetzelfde medicijn is in precies dezelfde dosis. Daarom worden kinderen die een nieuw medicijn krijgen vaak op dat medicijn ‘ingeregeld’. Dit geldt vooral voor complexe medicijnen, zoals ritalin voor ADHD. De arts doet dat door bijvoorbeeld in het begin een lagere dosis voor te schrijven en die langzaam te verhogen. Op basis van reacties van het kind, observaties van de begeleiding en soms aanvullend bloedonderzoek, stelt de arts dan de definitieve dosis vast. Jouw observaties hierin zijn erg helpend voor ouders, de arts en het kind CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) om tot een zo goed mogelijk beeld te komen.
Niet zomaar stoppen
Met de meeste medicijnen mag je niet zo maar stoppen. Je moet de dosis dan langzaam afbouwen, om het lichaam te ontwennen. De arts bepaalt hoe dat gebeurt. Voor antibiotica geldt al jaren dat je zo’n kuur móet afmaken, ook als de ziekteverschijnselen al verdwenen zijn. Tegenwoordig zijn er ook andere inzichten. Volg hoe dan ook de richtlijnen van de arts die de kuur voorschrijft. Bijwerkingen van medicijnen Bijna alle medicijnen hebbenbijwerkingen.Dat zijn ongewenste neveneffecten. De ene mens heeft daar meer last van dan de andere. Soms heeft iemand helemaal geen last van bijwerkingen. Vaak verdwijnen ze na een tijdje, als het lichaam aan het medicijn gewend is. Vraag een kind naar zijn ervaringen met het medicijn. Observeer goed en overleg zo nodig met een arts. Beslis als pedagogisch professional nooit om met een medicijn te stoppen als de bijwerkingen te heftig zijn. Overleg dit altijd met een arts! Die bekijkt dan of de dosis aangepast kan worden, of er een alternatief medicijn is, of dat een extra medicijn nodig is om de bijwerkingen te verzachten. Bijwerkingen staan altijd in de bijsluiter. Allergische reactie Als een kind een medicijn voor het eerst krijgt, let dan goed op een mogelijke allergische reactie. Die duidt op overgevoeligheid voor een bepaalde stof in het medicijn. Allergische reacties kunnen behoorlijk heftig zijn: flauwvallen, plotselinge ademnood, slikproblemen, huiduitslag en zwellingen in de mond of over het hele lichaam. Neem in zulke gevallen direct contact op met de arts. Bewaarcondities Bewaarcondities zijn de omstandigheden waaronder je het medicijn moet bewaren. Als er geen extra aanwijzingen op het etiket of in de bijsluiter staan, zijn de algemene bewaarcondities: • bij kamertemperatuur (niet hoger dan 25 °C) • niet in direct zonlicht, liever in een kastje • in een afgesloten doosje of pot (hoe minder zuurstof erbij kan, hoe beter) • buiten het bereik van kinderen en onbevoegden. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Soms gekoeld bewaren
Sommige medicijnen moet je koel bewaren. Dit staat op de bijsluiter en meestal ook op de verpakking. Koel wil zeggen: in de koelkast op de koelste plaats, dus niet in het vriesvak. De koelste plaats in een koelkast is achteraan (niet vooraan), direct boven de groentela. Als de koelkast een vriesvak heeft, is de koelste plaats direct onder het vriesvak. Bewaren in een instelling Als je in een kinderdagverblijf of school grotere hoeveelheden medicijnen moet bewaren, gelden aanvullende bewaarcondities. Denk aan een afgesloten ruimte en medicijnkast, die niet voor iedereen toegankelijk is. Dit soort aanvullende bewaarcondities vind je terug in het medicijnbeleid van de instelling. Bewaartermijn Als we het over bewaren hebben, hebben we het ook over debewaartermijn of de uiterste houdbaarheidsdatum. Die staat op de verpakking. Gebruik nooit medicijnen waarvan de bewaartermijn is verstreken. Breng die terug naar de apotheek. Overige ongewenste neveneffecten Naast bijwerkingen kunnen medicijnen nog meer ongewenste neveneffecten hebben. Of ze zich voordoen en in welke mate, hangt af van het medicijn en de manier waarop de cliënt erop reageert. Ongewenste neveneffecten: • resistentie • vergiftiging • gewenning • verslaving. Resistentie Bacteriën, virussen en andere micro-organismen kunnen een bepaalde weerstand opbouwen tegen medicijnen. Die werken dan niet meer of onvoldoende. Deze zogenoemde resistentie kan ontstaan door onnodig gebruik, een te hoge dosis of te langdurig gebruik. Bij sommige medicijnen helpt het dan om er tijdelijk mee te stoppen. Bij andere medicijnen, zoals antibiotica, kun je niet veel anders doen dan een ander antibioticum proberen. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Vergiftiging
Als het lichaam de werkzame stof van een medicijn onvoldoende opneemt of uitscheidt, hoopt de werkzame stof zich op. Dit veroorzaakt vergiftiging, die je ook wel medicijnintoxicatie noemt. Medicijnintoxicatie kan acuut optreden als iemand bijvoorbeeld een te hoge dosis inneemt. Het kan ook langzaam ontstaan, zonder dat er sprake is van een te hoge dosis. Meestal is er dan een probleem met de lever of de nieren. Deze organen zorgen normaal gesproken voor afvoer van schadelijke stoffen uit het lichaam.
Gewenning
Het lichaam kan gewend raken aan medicijnen. Op een bepaald moment werkt de oorspronkelijke dosis niet meer. Dit kan al gebeuren binnen twee weken na de eerste inname. Het lichaam vraagt dan om een hogere dosis. Het is aan de arts om te bepalen of die ook gegeven mag worden. In de praktijk van het pedagogisch werkveld moet je hier alert op zijn. Het kan zijn dat ouders te vroeg stoppen met de antibioticakuur of 'oude' medijcijnen die over waren van een andere kuur zomaar geven. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties.
Verslaving
Verslaving is sterker dan gewenning. Wie verslaafd is aan een medicijn is er lichamelijk én geestelijk volledig afhankelijk van geworden. Zo iemand denkt niet meer te kunnen functioneren zonder het medicijn. Ook bij verslaving heeft iemand een steeds hogere dosis nodig om zich goed te voelen. Gewenning en verslaving komen vooral voor bij pijnstillers, slaap- en kalmeringsmiddelen. Zowel bij gewenning als verslaving mag alleen een arts de dosis verminderen
Combinaties van medicijnen
Niet elk medicijn kan zomaar met een ander medicijn gecombineerd worden. Sommige combinaties doen de werking van een medicijn teniet of versterken of verzwakken een ander medicijn. Uiteraard is het combineren van medicijnen een zaak van de arts en de apotheker. Toch past hier een waarschuwing, waar je ook als welzijnswerker mee te maken kunt krijgen. Die waarschuwing geldt voor combinaties van reguliere medicijnen met fytotherapeutische of andere zelfzorgmiddelen die vrij verkrijgbaar zijn. Vrij verkrijgbare zelfzorgmiddelen zijn, op een enkele uitzondering na, niet officieel geregistreerd als geneesmiddel. Dit wil niet zeggen dat ze niet werken. Ze doen vaak wel degelijk iets. Je kunt ze dus niet zomaar combineren met reguliere geneesmiddelen.
In de praktijk
Jeffrey begeleidt als onderwijsassistent in de bovenbouw verschillende kinderen met een verstandelijke beperking. Zo ook Timo. Timo klaagt de laatste dagen over misselijkheid. Jeffrey begrijpt van Timo dat dit vooral door een 'raar drankje' komt wat Timo van de dokter heeft gekregen. Hierop gaat Jeffrey in de bijsluiters na of het een bijwerking is van een medicijn. Dat blijkt niet zo te zijn. Samen met Timo gaat hij na of er de laatste dagen iets veranderd is in zijn eetgewoonten of dat er iets anders gebeurd is. Timo weet het niet. Jeffrey belt hierop met de moeder van Timo. Na doorvragen blijkt dat moeder een natuurgeneesmiddel heeft gegeven. Dat leek haar een goed plan, omdat haar zoon klaagde dat hij niet goed naar de wc kon en harde ontlasting had. Ze dacht dat het een onschuldig middel was. Jeffrey raadt moeder aan om met de huisarts te overleggen. Nadat moeder met de arts heeft overlegd, blijkt dat het middel waarschijnlijk averechts werkt in combinatie met de medicijnen die Timo krijgt voor een darmafwijking. De arts schrijft een ander laxeermiddel voor. 13.4 Richtlijnen inentingsprogramma RIVM Alle kinderen in Nederland tot twaalf jaar hebben recht op gratis deelname aan het inentingsprogramma van het RIVM. Dit inentingsprogramma beschermt tegen twaalf infectieziekten, welke de RIVM als ernstig aanduidt. Vaccinatieschema Het RIVM heeft een vaccinatieschema opgesteld. In dit schema staat welke vaccinatie op welke leeftijd gegeven wordt. Bij nieuw wetenschappelijk inzicht of door de ontwikkeling van nieuwe vaccins, kan het schema wijzigen. In Nederland worden niet meer dan twee prikken tegelijk gezet. Daarbij worden vaccinaties die samen gezet worden qua samenstelling en stof, op hetzelfde moment gepland. Op de site van het RIVM staat het meest actuele vaccinatieschema. Voor 2023 gelden deze richtlijnen: CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Leeftijd kind Soort vaccinatie Beschermd tegen
3 maanden, 5 maanden en 11 maanden DKTP-Hib-HepB
• Difterie, Tetanus, Kinkhoest en Pneumokokken (DKTP) • Haemophilus influenzae type b (Hib) • Hepatitis B (HepB) 14 maanden BMR • Bof • Mazelen • Rodehond 4 jaar DKTP • Difterie • Tetanus, Kinkhoest • Pneumokokken (DKTP) 9 jaar DTP • Difterie • Tetanus • Polio 10 jaar HPV • Humaan Papillomavirus 14 jaar MenACWY • Meningokokken ACWY
Bijwerkingen na inenting
Kinderen die het inentingsprogramma van het RIVM volgen, worden ingeënt tegen twaalf gevaarlijke ziekten die in Nederland voorkomen. Een vaccin bestaat uit antistoffen tegen de ziekte, zoals gedode of verzwakte ziekteverwekkers. Na een vaccinatie kunnen kinderen last krijgen van bijwerkingen. Deze zijn vaak na twee dagen weer over. De meest voorkomende bijwerkingen na een inenting zijn: • hangerigheid • huilen • koorts • onrustig of juist veel slapen • rode plek op de huid • spierpijn
1https://www.shutterstock.com/image-photo/toddler-getting-vaccination-by-pediatrician-1205832400 13.5 Fouten voorkomen Ondanks uitgebreide voorzorgsmaatregelen gaat er in de dagelijkse praktijk van instellingen nog regelmatig iets mis met het uitdelen en toedienen van medicijnen. Gelukkig leidt het zelden tot ernstige schade. Maar toch, elke fout is er één teveel. Fouten worden gemaakt bij het klaarzetten of uitdelen. De meest voorkomende fouten: • een medicijn aan de verkeerde cliënt geven • een verkeerde dosis geven • een verkeerd medicijn geven • een medicijn op een verkeerd tijdstip geven • een verkeerde toedieningswijze gebruiken • niet volgens protocol handelen. De regel van vijf De regel van vijf moet fouten voorkomen. Dit zijn vijf punten die je moet CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) kunnen dromen. Bij het klaarzetten en uitdelen van medicijnen controleer je: 1. de juiste persoon 2. het juiste medicijn 3. de juiste dosis (hoeveelheid, samenstelling)
4. het juiste tijdstip 5. de juiste toedieningsvorm.
Aanvullende tips
Behalve de ‘regel van vijf’ zijn er nog meer tips om fouten te voorkomen: • Zorg dat je niet afgeleid kunt worden tijdens medicijnhandelingen. • Volg de controlevoorschriften die in protocollen, op aftekenlijsten of in het medicijnbeleid staan voorgeschreven. • Volg nauwkeurig de procedure bij een vereiste dubbelcheck, ook als dat lastig is. • Zorg dat je het medicijn kent (bijsluiter), met name bij een nieuw voorgeschreven medicijn. • Zorg dat de administratie actueel is, bijvoorbeeld bij wijzigingen in de medicatie. • Meld fouten. • Bespreek problemen rond medicijnen met de leidinggevende of in het team.
Melden van incidenten
Als je een fout of bijna-fout maakt met medicijnen ben je verplicht dat te melden. Daarom is er ook een meldingssysteem op landelijk niveau. Mocht het kinderdagverblijf of de school waar je werkzaam bent, dit niet hebben dan kun je het op landelijk niveau melden.
13.6 Verdieping: In de praktijk Gebruik van medicijnen is vaak een lastig onderwerp. Er zijn nogal veel situaties waarbij medicijngebruik op school onderwerp van gesprek is. Zo zijn er leerlingen die medicijnen nodig hebben die onder schooltijd moeten worden genomen. Of een leerling wordt ziek tijdens de les en vraagt of hij een paracetamol kan krijgen. Ook kunnen noodsituaties voorkomen, zoals een kind dat een epileptische aanval krijgt. Het is belangrijk om hier goede afspraken over te maken. Ouders vragen steeds vaker aan school of zij medicijnen willen geven of om medische handelingen te verrichten. Beleid Met de komst van passend onderwijs hebben veel scholen beleid moeten CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) ontwikkelen over het toedienen van medicijnen bij kinderen. Dit beleid gaat vaak over de situaties die in de inleiding worden genoemd. In het beleid wordt duidelijk gemaakt wat de school wel en niet doet. Er zijn ook scholen die
aangeven niet mee te werken aan het verstrekken van medicatie. De keuze om wel of niet mee te werken is aan het schoolbestuur. De school is niet verplicht om mee te werken aan het verstrekken van medicijn.
Voorschriften
Als een leerkracht medicijnen geeft aan een leerling, dan moeten de ouders hiervoor schriftelijk toestemming geven. Als het gaat om noodmedicatie, omdat een kind bijvoorbeeld een allergische reactie kan krijgen, dan moet de leerkracht daarvoor eerst instructie krijgen van een arts of verpleegkundige. De leerkracht leert dan hoe hij de noodsituatie herkent en hoe hij het medicijn moet toedienen. Als een leerkracht medische handelingen moet verrichten, dan mag dat alleen onder strikte voorwaarden. Er is een bekwaamheidsverklaring nodig, een uitvoeringsverzoek en schriftelijke toestemming van de ouders. Vaak krijgen twee teamleden instructie.Een leerkracht mag weigeren om handelingen uit te voeren, als hij zich niet bekwaam voelt.
Aansprakelijkheid
Als er wat verkeerd gaat tijdens het toedienen van de medicijnen of het uitvoeren van een medische handeling, kan het schoolbestuur en de leerkracht aansprakelijk worden gesteld. Ook al heeft deze zich aan alle voorschriften gehouden. Als er een rechtszaak komt, zal een school worden getoetst op zorgvuldigheid. Een school moet het beleid voor medische zorg vermelden in het schoolplan. Er moeten ook protocollen zijn over het uitvoeren van medische handelingen en medicijngebruik.
Paracetamol geven
Steeds meer kinderen klagen over buikpijn, oorpijn of hoofdpijn op scholen en BSO's. Ze vragen hierbij vaak om een paracetamol. Het kan ook zijn dat een kind gezond op school komt en gedurende de dag ziek wordt. Als pedagogisch professional kan dit je voor een dilemma plaatsen. Geef je wel of geen paracetamol als een kind hierom vraagt? Sommige ouders zijn geen voorstander van het geven van een paracetamol. Dit onderdrukt het afweermechanisme van het lichaam is een veelgehoord argument. Andere ouders willen juist dat er snel met het geven van paracetamol gestart wordt. Het is verstandig om met je leidinggevende en de ouders te overleggen, als je merkt dat een kind ziek is.
Richtlijnen GGD
Volgens de richtlijnen van de GGD moet de leiding van een school of kinderdagverblijf bij ziekte altijd contact opnemen met ouders. Dus, voordat een zetpil of een zalfje tegen een insectenbeet wordt toegediend. Zo kan er overlegd met ouders worden, is er bijvoorbeeld iemand thuis die het zieke kind snel kan ophalen? Het komt ook wel eens voor dat ouders niet te bereiken zijn. Dan moet je als pedagogisch professional wel zelf beslissen. Overleg altijd met de leidinggevende. Er kan dan bijvoorbeeld besloten worden om een eenvoudig middel als een paracetamol wel te geven. Bij twijfel is het advies: altijd een arts raadplegen. Ook als de situatie verergert! Ziek kind weigeren Een kind dat ziek is, kan beter geweigerd worden, volgens het advies van de GGD. Deze heeft thuis rust en begeleiding nodig. Ook kan het door thuisblijven voorkomen dat andere kinderen of volwassenen aangestoken worden. Sommige infectieziekten kunnen ernstig zijn. Een kind mag dan 'geweerd' of geweigerd worden. Weer een kind alleen na overleg met de GGD én als andere kinderen nog niet besmet zijn. Vakbonden Volgens de algemene onderwijsbond (AOB) hoort het geven van medicijnen niet tot de taken van leerkrachten. Het geven van een pilletje tussen de middag vinden zij al te ver gaan. Het AOB ziet het geven van medicijnen als weer een extra taak voor de leerkracht, terwijl er al hoge werkdruk is. Ook de vakbond van kinderdagverblijven is uiterst terughoudend in het toedienen van medicatie. Zij adviseren goed met ouders te overleggen over het toedienen van medicatie bij het intakegespek en om een eigen medicatiebeleid op te stellen. Belangrijk dus om intern een goed medicatiebeleid op te stellen en ouders hierover te informeren als ze hun kind aanmelden. 13.7 Begrippen <<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>> 13.8 Bronnen Oost-Gelderland, G. N. E. (z.d.). Medicijnverstrekking en medisch handelen op CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) scholen. GGD Noord- en Oost-Gelderland. Geraadpleegd op 24 december van 2022https://www.ggdnog.nl/professionals/scholen/jeugdgezondheid/medicijnverstrekking-en-medisch-handelen-op-scholen.