29 minute read
Thema 15 Leerproblemen-en-ontwikkelingsstoornissen
THEMA 15 LEERPROBLEMEN EN ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN Inhoud thema • Specifieke motorische stoornissen • Problemen bij het leren • Pervasieve ontwikkelingsstoornissen • Hoogbegaafdheid • Hoogsensitiviteit • Kritische beroepssituatie • Verdieping: In de praktijk CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Steeds vaker zijn er kinderen in een groep met (complexe) problemen. Dit komt onder meer door de invoering van de Wet passend onderwijs. Ook inclusief werken binnen de kinderopvang krijgt meer aandacht. Het doel van passend en inclusief onderwijs en opvang is om kinderen met een zorgvraag zoveel mogelijk binnen de reguliere opvang en onderwijs een plaats te bieden. Nieuwe wetenschappelijke inzichten en onderzoeken zorgen voor meer informatie over problemen in de ontwikkeling. Het is belangrijk om problemen vroegtijdig te signaleren en kinderen goed te begeleiden. Hierdoor voorkom of beperk je weer andere problemen. Signalen worden namelijk vaak in eerste instantie door jou en je collega’s waargenomen. Realiseer je ook, dat niet alle signalen hoeven te duiden op een probleem. Als pedagogisch professional merk je in de praktijk dat ouders ook zoekende zijn. Jij kunt met een luisterend oor veel voor deze ouders betekenen. 15.1 Motorische stoornissen Als pedagogisch professional werk je met jonge kinderen. Zo kun je al vroeg in de ontwikkeling van het kind opvallendheden zien. Bijvoorbeeld in de motorische ontwikkeling. Het is professioneel en helpend als je deze opvallendheden met ouders bespreekt. Zo kunnen zij de hulp van professionals als een kinderfysiotherapeute inschakelen. Daarbij geldt: hoe eerder motorische stoornissen opgemerkt worden, hoe meer kans van slagen de behandeling heeft. Signalen afwijking motoriek Een kind kan onhandig lijken, terwijl er eigenlijk sprake is van problemen in de motoriek. Signalen die hierop kunnen duiden zijn: • laag bewustzijn van het lichaam. Bijvoorbeeld veel struikelen of dingen laten vallen. • moeite met het aanleren van motorische basisvaardigheden zoals lopen, kruipen, fietsen, zwemmen of rennen. • problemen met het bewaren van het evenwicht. • problemen met de fijne motoriek: het potlood niet goed kunnen vasthouden. • een afwijkende spierspanning in de pols, arm, hand of vingers. Te verkrampt of juist te los de spieren aanspannen, waardoor fijne bewegingen niet of CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) met veel moeite gepaard gaan. • gevoelige tastzin • slechter handschrift • leerproblemen, met name op spelling en rekengebied.
• moeite met automatiseren, zoals de tafels. • vergeetachtigheid • slaapproblemen • sociaal-emotionele problemen.
DCD
Het lijkt vanzelfsprekend dat kinderen leren zichzelf aan- en uit te kleden, veters te strikken en een bal te gooien, te fietsen en zo meer. Sommigen leren deze vaardigheden echter niet vanwege ernstige problemen met de coördinatie van bewegingen. Deze coördinatie- ontwikkelingsstoornis wordt in het Engels DCD genoemd; wat staat voorDevelopmental Coordination Disorder. Kinderen met DCD hebben moeite met het uitvoeren van alledaagse taken door een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden. Ze worden vaak als ‘onhandig’ omschreven. Vijf tot zes procent van de schoolgaande kinderen kampt met DCD. Dat is er gemiddeld een per klassegroep. Jongens hebben een groter risico op DCD dan meisjes.
Opvallende signalen bij DCD
• Het aanleren en uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden blijft opvallend achter gezien de leeftijd en de verstandelijke mogelijkheden van een kind. • Het kind ondervindt problemen met alledaagse taken zowel thuis, op school als tijdens sport en spel. • De symptomen vallen op jonge leeftijd al op. • Er is geen andere oorzaak, zoals een verstandelijke beperking, problemen met het zien of een neurologische aandoening die de problemen zouden kunnen verklaren.
Screening
Steeds meer basisscholen zoeken de samenwerking op met een kinderfysiotherapeute. Deze kan in de kleutergroepen een screening afnemen van de grove en fijne motoriek. De kinderen voeren bewegingen uit, waarop de kinderfysiotherapeute observeert hoe ze deze uitvoeren. Kinderen die een afwijkende motorische beweging laten zien worden eruit gefilterd. In een gesprek met ouders en de kinderfysiotherapeute wordt dit besproken. Als ouders ervoor open staan, start een passende behandeling.
1https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/physiotherapist-working-boy-rehabilitation-center-2080220674 15.2 Cognitieve problemen Cognitieve problemen zijn problemen op het gebied van de verstandelijke ontwikkeling. Ze kunnen worden veroorzaakt door factoren bij het kind zelf en door omgevingsfactoren. Een cognitieve stoornis is een stoornis op het gebied van één of meer cognitieve functies bij het kind en beperkt het leren. Oorzaken cognitieve problemen De cognitieve ontwikkeling legt de basis voor de brede ontwikkeling van kinderen. Het is daarom belangrijk dat een kind zich op cognitief gebied goed ontwikkelt en dat de cognitieve ontwikkeling wordt gestimuleerd door de omgeving. Maar als sprake is van cognitieve problemen, dan heeft het kind niet de vermogens of capaciteiten om op de juiste manier te leren en problemen op te lossen. Of een stoornis beperkt de cognitieve vaardigheden. Soms heeft een kind niet voldoende geleerd hoe het iets moet leren. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Gevolgen cognitieve problemen
Cognitieve problemen kunnen van invloed zijn op alle vakgebieden op school. Een kind heeft bijvoorbeeld concentratieproblemen, moeite met het uitvoeren van praktische handelingen of met plannen en organiseren. Cognitieve
problemen kunnen ook van invloed zijn op specifieke vaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van taal en rekenen. Met extra ondersteuning kan een kind met een cognitief probleem beter leren leren. Cognitieve stoornissen die het gevolg zijn van een leerstoornis, kunnen niet worden opgeheven, omdat ze veroorzaakt worden door een verstoring in de hersenen.
Signalen van cognitieve problemen
De cognitieve ontwikkeling van kinderen verloopt, net als de ontwikkeling op andere gebieden, min of meer volgens een vaste volgorde. Op verschillende leeftijden zijn er mijlpalen. Bijvoorbeeld met betrekking tot concentratie, oriëntatie, waarnemen, herinneren, plannen, problemen oplossen, handelen, vaardigheden. Als kinderen in hun ontwikkeling achterlopen en erg afwijken van deze mijlpalen, is het goed om professionele ondersteuning in te schakelen.
Cognitieve problemen herkennen
Sommige kinderen hebben moeite met leren. Dat kan veroorzaakt worden door verschillende leerproblemen. Bijvoorbeeld door leermoeilijkheden: problemen die de leerprestaties negatief beïnvloeden. Bijvoorbeeld problemen thuis of een lagere intelligentie. Leermoeilijkheden hebben invloed op het hele leerproces. Moeite met leren kan ook worden veroorzaakt door een leerstoornis: een stoornis bij het leren die van binnenuit komt. Het wordt gezien als een groep van aandoeningen.CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
1https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/mature-female-therapist-working-teenage-girl-1315063400 Kinderen met cognitieve problemen hebben moeite met leren. Leerproblemen Ieder kind leert op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Soms gaat leren niet vanzelf. Er kan dan een leerprobleem zijn. Problemen bij het leren komen op verschillende manieren voor. Als het leerproces stagneert, is sprake van eenleerprobleem. Dat is vaak tijdelijk van aard. Het is geen aandoening en het kan allerlei oorzaken hebben. Leerproblemen worden vaak veroorzaakt door externe factoren, bijvoorbeeld scheiden of overlijden van de ouders. Soms past een didactiek of pedagogische benadering niet bij de leerstijl of de persoonlijkheid van het kind. Bijvoorbeeld doordat de lesstof voor het grootste deel auditief (luisteren) wordt aangeboden, terwijl de leerling visueel (kijken) is ingesteld. Of dat de leerling veel moet stilzitten en theorie leren, terwijl hij ‘al doende’ leert en meer beweging nodig heeft. Je spreekt dan van een systeem-gerelateerd leerprobleem. Bij dit soort leerproblemen wordt dus te weinig tegemoet gekomen aan de individuele natuurlijke leerstijl van de leerling. Achterstand of vertraging CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) Sommige kinderen hebben een leerachterstand. Een kind dat gemiddeld presteert, raakt dan tijdelijk achterop in vergelijking met de gemiddelde leerling. Bijvoorbeeld door medische redenen. Als een kind vaak ziek is, mist het veel op school. Hierdoor kan een tijdelijke achterstand ontstaan. Er kan
ook sprake zijn van een leervertraging. Dit heeft te maken met het tempo waarmee een kind zich ontwikkelt. Zo loopt bijvoorbeeld het ene kind met elf maanden en het andere met achttien maanden. Het ene kind is gewoon wat sneller of wat langzamer in het verwerven van bepaalde vaardigheden. Een leervertraging kan spontaan verdwijnen zodra het kind ouder wordt.
Leerstoornissen
Een leerstoornis is een stoornis bij het leren die van binnenuit komt. Het wordt gezien als een groep van aandoeningen. Naar het ontstaan van leerstoornissen wordt nog volop onderzoek gedaan. Kinderen die een leerstoornis hebben, kampen vaak met hetzelfde probleem: de onmogelijkheid om handelingen te automatiseren. Automatiseren wil zeggen dat je een handeling kunt uitvoeren zonder er steeds opnieuw over na te denken. Dyslexie en dyscalculie zijn leerstoornissen. Dyslexie betekent letterlijk niet kunnen lezen. Het lezen, spellen en schrijven gaat gezien de leeftijd en het niveau van het kind te moeizaam, terwijl iemand wel een gemiddelde intelligentie heeft. Officieel wordt dyslexie zo omschreven: ‘Een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau.’ Dyscalculie betekent dat iemand problemen heeft met het leren en automatiseren van basisvaardigheden van rekenen. Ook heeft iemand met dyscalculie moeite met klok kijken of met het verschil tussen links en rechts. Ook hierbij is de intelligentie gemiddeld
NLD
Nonverbal Learning Disability (NLD)is een stoornis in de informatieverwerking, die van invloed is op uiteenlopende (leer)vaardigheden. Problemen bij kinderen met NLD liggen vooral op het non-verbale gebied: ze hebben moeite om zaken die ze waarnemen te begrijpen en te verwerken. Daarnaast hebben kinderen met NLD problemen met hun motoriek en sociale vaardigheden. Kinderen met NLD zijn chaotisch en zeer gevoelig voor prikkels. Ze hebben moeite met het aanbrengen van structuur.
Begeleiding NLD Kinderen met NLD kunnen door de omgeving goed geholpen worden. Ze zijn in zekere zin afhankelijk van deze begeleiding, om tot leren en ontwikkeling te komen. Enkele praktische tips voor jou als pedagogisch professional als je een kind met NLD begeleidt: • zorg zoveel mogelijk voor overzicht. Beperk het aantal begeleiders waarmee het kind werkt.
• help om structuur aan te brengen in het huiswerk. Maak samen een planning en help om het huiswerk in de agenda goed op te schrijven. • ga liever geen machtsstrijd aan. Het is meer helpend om samen te achterhalen wat de oorzaak is van de reactie bij het kind. En daaraan iets te doen.
Lage intelligentie
Intelligentie wordt ook wel aangeduid als het IQ: het intelligentiequotiënt. Als iemand's intelligentie getest wordt, krijgt deze een reeks aan opdrachten. Dit wordt de intelligentietest genoemd. De uitslag van deze testen geeft een cijfer, het IQ. Een gemiddeld IQ ligt de tussen de 90 en 110. Wie voor een intelligentietest een uitslag van tussen de 70 en 85 haalt, scoort onder het gemiddelde. Dit is een signaal dat er een lagere intelligentie in het spel kan zijn. Officieel krijgen kinderen met dit IQ de uitslag van zwakbegaafd. Er zijn mensen die onder de 70 scoren, deze zijn verstandelijk ernstig beperkt. Deze laatste groep heeft veel extra begeleiding nodig, die op een reguliere basisschool niet geboden kan worden.CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
1https://www.shutterstock.com/image-photo/black-elementary-student-feeling-bored-during-1820826710
Soms gaat leren niet vanzelf.
Leerproblemen herkennen
Het is belangrijk om leerproblemen snel te herkennen, zodat je ermee aan de slag kunt gaan. Dit om andere problemen voor het kind te voorkomen. Als een kind problemen heeft met leren, kan het daardoor bijvoorbeeld storend gedrag vertonen. Er zijn algemene signalen die erop kunnen duiden dat er iets aan de hand is. Het kind: • is zeer snel afgeleid • kan niet lang werken aan een taak • werkt de ene dag veel beter dan de andere • lijkt opdrachten regelmatig niet te horen • onthoudt slecht wat verteld wordt. Er zijn ook specifieke signalen die kunnen duiden op een specifiek probleem.
Rekenen Spreken Lezen Schrijven
Het kind: Het kind: Het kind: Het kind: • rekent erg • heeft een • blijft ondanks • verwart letters langzaam beperkte extra of klanken met • heeft weinig woordenschat ondersteuning elkaar, zoals inzicht • heeft veel langzaam de g en ch of • blijft steeds op moeite met het lezen eu en ui de vingers juist • heeft moeite • blijft letters tellen formuleren met lezen omdraaien • onthoudt de van zinnen • maakt veel bijvoorbeeld tafels niet • moet steeds fouten bij het schrijft ui • heeft erg veel nadenken over lezen steeds als iu moeite met de woorden • heeft moeite • laat letters of breuken, die het met het lettergrepen procenten, gebruikt. begrijpen van weg maten en teksten. • blijft moeite gewichten houden met • loopt steeds open en vast tijdens het gesloten rekenen. lettergrepen.
15.3 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Ontwikkelingsstoornissen
Er worden in de praktijk verschillende woorden gebruikt om dezelfde ontwikkelingsstoornissen aan te duiden.Pervasieve ontwikkelingsstoornissen (PDD) zijn stoornissen waarbij de ontwikkeling van het kind op meerdere ontwikkelingsgebieden is verstoord. Pervasieve ontwikkelingsstoornis is een overkoepelende naam die ook wordt gebruikt voor de stoornissen klassiek autisme, Asperger en PDD-NOS. Het is goed te weten dat de namen van deze stoornissen verouderd zijn. Klassiek autisme, Asperger en PDD-NOS vallen tegenwoordig samen onder de noemer: Autisme Spectrum Stoornis (ASS). In de beroepspraktijk krijg je zeker nog te maken met deze (oude) termen. Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) is de nieuwe verzamelnaam voor de verschillende ‘oude’ namen van autisme namelijk: klassiek autisme, PDD-NOS en Asperger. Bij de diagnose ASS wordt aangegeven of er sprake is van een ernstige of milde vorm. De manier waarop autisme zich uit, hangt namelijk af van de ernst van de stoornis, het ontwikkelingsniveau van het kind en zijn leeftijd. Kenmerken ASS De symptomen van ASS zijn wisselend en splitsen zich in twee onderdelen: • problemen in de sociale communicatie. Denk aan het begrijpen van grapjes, de ander aankijken of het begrijpen van ongeschreven sociale regels zoals een ander groeten als je weggaat. Beperkingen op het gebied van sociale communicatie kenmerken zich door: – weinig inzicht in wat anderen denken en voelen – moeite met non-verbale communicatie – moeite met het aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties. • het vertonen van herhalingsgedrag en beperkte belangstelling. De beperkingen met betrekking tot herhalingsgedrag en beperkte belangstellingen kenmerken zich door: – stereotype gedragingen in bewegen, spreken en gebruik van voorwerpen – vasthouden aan routines in een starre wijze – rituelen van verbaal en/of non-verbaal gedrag CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) – extreme, intensieve belangstelling voor één onderwerp – over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels.
Kwaliteiten ASS
Mensen met ASS kunnen details over het algemeen uitstekend waarnemen. Daarbij hebben ze gevoel voor structuur, zijn ze goed in het organiseren en vaak perfectionistisch ingesteld. Het analystisch vermogen is bij mensen met ASS vaak uitstekend, net als het lezen en begrijpen van schematische modellen. Voor de komst van de navigatie reisden mensen met een landkaart. Het lezen van zo'n kaart is voor veel mensen echt een lastige klus. Kaartlezen gaat iemand met ASS vaak erg goed af. Deze begrijpt de schematische informatie en kan deze uitstekend verwerken. Begeleiding Kinderen met autisme hebben veel baat aan duidelijke grenzen en een structuur. Ook het vertalen van emoties en gevoelens is raadzaam. Enkele praktische tips: • bied structuur aan de dag. Gebruik bijvoorbeeld dagrimtekaarten om de dagindeling duidelijk te maken. • bereid een kind zo goed mogelijk voor op veranderingen. Bijvoorbeeld door een boek voor te lezen over dat Sint op bezoek komt in de klas of door een visuele picto te gebruiken. • benoem de gevoelens van een ander kind, als een conflict dreigt. Je ziet bijvoorbeeld dat een kind met autisme speelgoed niet wil delen en dit irritatie oproept bij een ander kind. Leg uit dat het kind boos kijkt, omdat deze ook met het speelgoed wil spelen. • maak een plek in de ruimte waar het kind zich terug kan trekken, als het te overweldigd wordt door indrukken en prikkels. Leg hier bijvoorbeeld duplo of klei neer voor het kind. • Vermijd woordgrappen en sarcasme. Het kind zal de boodschap niet oppikken, maar wel aanvoelen dat het om iets gaat wat deze niet begrijpt. PDD-NOS Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified (PDD-NOS) is de restgroep van de Autisme Spectrum Stoornissen. Bij PDD-NOS komt een aantal kenmerken van autisme voor, maar in mindere mate of in een andere samenstelling. Kinderen met deze stoornis hebben problemen met sociale interactie, communicatie en fantasie. Verder hebben zij vaak problemen met het verwerken van gesproken informatie. Omdat kinderen met PDD-NOS een CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) wisselend beeld kunnen geven, is het niet makkelijk om de diagnose te stellen. In het nieuwe systeem dat sinds 2013 in gebruik is (DSM-5), komt de benaming PDD-NOS niet meer voor.
Kenmerken en kwaliteiten
Kinderen met de diagnose PDD-NOS laten een variatie aan kenmerken zien. Ze verschillen sterk in de hoofdkenmerken en de daarbij komende problemen. Kinderen met PDD-NOS vallen op door: • onhandigheid in sociale situaties • weinig begrip en gebruik van non-verbale signalen • niet of nauwelijks leren van sociale ervaringen • angst voor veranderingen en hierdoor zich koppig en driftig uiten • fanatiek vasthouden aan bepaalde routines • over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels • trage taalontwikkeling of ouwelijk taalgebruik • letterlijk nemen van taal • onhandige en stijve motoriek. De kenmerken die deze kinderen laten zien, vertaal je in (individuele) kwaliteiten. Als je deze kinderen observeert, valt het volgende op: • Ze hebben een goed geheugen voor feiten en data. • Ze hebben een uitstekend visueel geheugen. • Ze kunnen onverstoorbaar werken. • Afspraak is bij hun ook echt afspraak. Begeleiding Kinderen met PDD-NOS zijn gebaat bij een begeleidingsstijl die aansluit bij hun stoornis. Het kan hen helpen leren om te gaan met hun stoornis. Een aantal praktische begeleidingstips zijn: • Help het kind bij de groep te laten horen. • Reik het kind handvatten aan om te communiceren. • Geef bij een opdracht duidelijk het wie, wat, waar, wanneer en hoe duidelijk aan. • Vermijd figuurlijk taalgebruik (bijvoorbeeld: ‘toen kwam de aap uit de mouw’), zodat alles concreet en ondubbelzinnig is. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Kind ervaart te veel prikkels. Syndroom van Asperger Het syndroom van Asperger is een pervasieve ontwikkelingsstoornis, waarbij het kind beperkt is in de sociale interacties met anderen en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten heeft. Kinderen met dit syndroom zijn normaal tot hoogbegaafd en vertonen geen vertraagde taalontwikkeling. In tegenstelling tot andere kinderen met een ASS hebben ze een gemiddelde neiging tot het maken van contact. Door hun beperkte sociale vaardigheden gaat het echter vaak mis en trekken ze zich terug. In de kindertijd is de omschrijving als volgt: ‘studiebollen zonder vrienden’ . Kenmerken en kwaliteiten Kenmerken waaraan je Asperger herkent in de praktijk: • moeite met het aangaan en onderhouden van vriendschappen • moeite met het recht in de ogen aankijken van een gesprekspartner • moeite met het omgaan en uiten van emoties • gebrek aan inlevingsvermogen • moeite met het begrijpen van non-verbale communicatie CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) • moeite met het begrijpen van sociale regels • monotone stem en weinig gezichtsexpressie • overgevoeligheid voor prikkels
• een fascinatie voor een specifiek onderwerp (bijvoorbeeld dinosauriërs) • motorische onhandigheid.
De kenmerken van kinderen met Asperger vertalen zich in kwaliteiten. Met name hun fascinatie voor bepaalde onderwerpen en hun gemiddelde tot hoge intelligentie dragen bij aan de volgende kwaliteiten: • Ze weten enorm veel (encyclopedische kennis) van een onderwerp. • Ze onderzoeken alles grondig. • Ze zijn onafhankelijk in het denken en zien oplossingen die wij niet zien. • Ze zijn heel eerlijk.
Begeleiding
Voor kinderen met Asperger is er ook een aantal zaken waarmee je rekening moet houden in de begeleiding. Een aantal tips: • Geef duidelijk aan wat je verwacht. • Breng emoties neutraal over, zodat deze duidelijk zijn. • Voer nieuwe dingen stap voor stap in. • Begeleid het kind in de samenwerking door bijvoorbeeld zelf al groepjes te maken.
Patrick komt tijdens het speelkwartier naar de onderwijsassistent toe. Hij begint opeens een heel verhaal te vertellen over dinosaurussen met allemaal heel specifieke feiten en weetjes. Nadat hij alles verteld heeft, gaat hij weer verder met spelen.
15.4 Hoogbegaafdheid Er bestaan veel verschillende definities van hoogbegaafdheid. De meest gebruikte is de volgende: iemand is hoogbegaafd als hij een IQ boven de 130 heeft, grote motivatie laat zien en creatief kan denken. Een andere omschrijving:“Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven. Hij of zij schept plezier in creëren.” CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Verschillende typen hoogbegaafde kinderen
Je kunt onderscheid maken in verschillende typen hoogbegaafde kinderen:
Het succesvolle type:
• levert goede prestaties en is perfectionistisch, soms met faalangst als gevolg. • het kind zoekt veel bevestiging van volwassenen, stelt zich afhankelijk op. • volwassenen zijn positief over de prestaties van het kind. • is reactief, eerlijk en direct. • heeft soms moeite met gezag en discussieert graag, ook over gestelde regels. • is niet kritisch op zijn eigen werk. • betekent een uitdaging voor opvoeders. Het onderduikende type: • ontkent dat het hoogbegaafd is • vermijdt uitdagingen en laat minder zien dan het kan. • wil graag bij de groep horen. • wordt meestal gezien als ‘rustig’ . Het opstandige type • laat onregelmatige prestaties zien op school en zoekt de uitdaging in buitenschoolse activiteiten • is creatief. • weert anderen snel af en wordt als lastig ervaren. Het dubbel-buitengewone type • presteert gemiddeld of ondergemiddeld • heeft een slecht zelfbeeld en loopt emotioneel achter • kan zeer goed problemen oplossen • wordt niet snel herkend als hoogbegaafd. Het zelfstandige type • is zelfverzekerd en ondernemend en wil graag leren. • is gemotiveerd en sociaal • doet goed mee in de groep. Begeleiden van hoogbegaafdheid Het belangrijkste bij de opvoeding en begeleiding van hoogbegaafde kinderen is het accepteren van het kind zoals het is en het kind duidelijk maken dat het CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) goed is zoals het is. Een hoogbegaafd kind krijgt regelmatig te horen dat het anders is. En het voelt zich meestal ook anders dan andere kinderen, daarom is positieve feedback belangrijk. Ook een aandachtspunt: regels en grenzen. Kinderen moeten zich houden aan regels en grenzen van ouders en opvoeders.
Maar hoogbegaafde kinderen hebben vaak moeite met algemeen geldende regels. Want ze zijn gevoeliger, hebben een sterk rechtvaardigheidsgevoel en een creatieve manier van denken. Ze stellen regels daarom vaak ter discussie. Wat beter werkt voor hen, is leren zoeken naar oplossingen voor problemen. Wat hen stimuleert? Veel aandacht voor hun eigen, creatieve proces en inzet. En minder aandacht voor hun hoge intelligentie. Mogelijke ontwikkelingsrisico’s hoogbegaafden Hoogbegaafdheid kan problemen op sociaal en emotioneel gebied veroorzaken. Omdat hoogbegaafde kinderen in hun cognitieve ontwikkeling voorlopen op hun leeftijdsgenoten, is het lastig om sociale aansluiting te vinden. Soms komt een kind zelfs in een sociaal isolement, door het verschil in intelligentie en door zijn andere manier van denken en doen. Hoogbegaafden lopen verder het risico om een laag zelfbeeld te ontwikkelen door negatieve reacties op hun gedrag, het niet geaccepteerd worden en het zelf ervaren dat ze anders zijn. Ook faalangst kan het zelfbeeld negatief beïnvloeden. Dat kan ontstaan, omdat hoogbegaafden weinig ervaring hebben met fouten maken en soms niet of nauwelijks hebben geleerd om te studeren. Hoogbegaafde kinderen zijn vaak perfectionistisch. Dit kan ook leiden tot faalangst, maar ook tot uitstelgedrag: heel lang nadenken over opdrachten of juist te veel tegelijk willen doen en niets afmaken. Soms gaan ze daardoor onderpresteren. Een ander kenmerk van hoogbegaafdheid, een hoge gevoeligheid hebben, kan leiden tot overprikkeling. Het afwijkende gedrag van hoogbegaafde kinderen ten slotte kan ertoe leiden dat ze gepest worden. Veel kinderen doen dan hun best om niet op te vallen of laten sociaal wenselijk gedrag zien, waarmee ze voorbij gaan aan hun eigen gevoelens. In de praktijk Theo werkt op een bso. In zijn groep zit een jongen die niet lekker in zijn vel zit. Na school wil hij vaak eerst een tijdje rustig in een hoekje zitten met een boek. Als hij vervolgens met de andere kinderen wil spelen, vindt hij vaak geen aansluiting. Hij heeft een heel eigen manier van doen en andere kinderen benaderen hem negatief. Theo kan wel heel goed met hem praten over techniek. Daar weet hij weet heel veel van. Theo denkt dat de jongen misschien CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) wel hoogbegaafd is.
15.5 Hoogsensitiviteit en prikkelgevoeligheid
Iemand die gevoeliger is voor indrukken en prikkels dan gemiddeld wordt ook wel een hoogsensitief persoon genoemd (Highly Sensitive Person) Hij of zij neemt subtielere nuances waar in de lichaamstaal en stemmingen van anderen en is gevoeliger voor licht, geuren en geluiden. Een Amerikaanse klinisch onderzoekspsycholoog die veel gepubliceerd heeft over hooggevoeligheid: Elaine Aron, ontdekte dat veel hoogbegaafden een hoge gevoeligheid hebben. Zij werd daarmee de grondlegger van het begrip hoogsensitiviteit: gevoelig zijn voor prikkels en indrukken en veel signalen en details opmerken. Belangrijkste kenmerken hoogsensitiviteit Hoogsensitiviteit is een eigenschap waarbij de zintuigen erg gevoelig zijn voor prikkels. Zintuiglijke prikkels worden door hoogsensitieve kinderen onbewust opgenomen en komen sterk bij hen binnen. Een hoogsensitief kind ziet veel details en non-verbale signalen, en is gevoelig voor sfeer en stemmingen. Indrukken worden niet gefilterd. Een kind raakt zo snel overprikkeld en soms ook angstig: het kan onzeker zijn in onbekende situaties of schrikken van harde geluiden. Daarnaast denken hoogsensitieve kinderen vaak eerst diep na voordat ze reageren, waardoor ze stil en teruggetrokken kunnen zijn. Het kost hen dus veel moeite en tijd om prikkels te verwerken. Hoogsensitieve kinderen hebben daarom vooral behoefte aan een positieve, prettige sfeer. 1https://www.shutterstock.com/image-photo/stressed-boy-slaps-his-hands-front-1544952515 Het kan een hoogsensitief kind veel moeite kosten om alle prikkels te verwerken. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Signalen van hoogsensitiviteit
Hoogsensitiviteit kan zich op vele manieren uiten. Maar dit zijn zaken die vooral opvallen: • vaak vermoeid na sociale activiteit (door alle prikkels en stemmingen)
• vermijden zo veel mogelijk de drukte • gevoelig voor lichamelijke ervaringen, positief en negatief • behoefte aan echt, diepgaand contact • veel zorgen voor de ander, lief en zorgzaam • hart voor mens, dier en natuur.
Begeleiden van hoogsensitiviteit
De gevoeligheid van een hoogsensitief kind kun je niet verminderen. Ook kun je de omgeving niet aanpassen aan de hoogsensitiviteit van een kind. Wel kun je een hoogsensitief kind laten merken dat emoties er mogen zijn en dat ze geuit mogen worden. Hoe je het kind zelfvertrouwen geeft? Door te praten over zijn gevoelens en uit te leggen hoe anderen en de wereld in elkaar zitten. Het is goed om hoogsensitieve kinderen te leren overprikkeling bij zichzelf te herkennen. Zo kunnen ze proberen de overprikkeling te verminderen, bijvoorbeeld door zich even in alle rust terug te trekken.
Mogelijke ontwikkelingsrisico’s hoogsensitieven
Moeite met het scheiden van grenzen tussen gevoelens van zichzelf en van anderen kan hoogsensitieve kinderen oververmoeid maken. Het voortdurend blootstaan aan te veel prikkels en mogelijke angsten kan soms depressieve klachten veroorzaken. Omdat hoogsensitieve kinderen bezorgd zijn over anderen en het hun naar de zin willen maken, cijferen zij zichzelf soms te veel weg.
Combinatie hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit
Dabrowski (een Poolse psycholoog en psychiater) bekeek hoogbegaafdheid niet vanuit een hoge intelligentie, maar vanuit hoogsensitiviteit op ten minste drie van deze vijf gevoeligheden: • intellectueel: een grote behoefte om de waarheid te achterhalen, om te onderzoeken • zintuiglijk: sterk op het gebied van smaak, geur en geluid • verbeeldend: een groot voorstellingsvermogen en grote fantasie en creativiteit • psychomotorisch: een enorme drang om te bewegen • emotioneel: sterk aanvoelen van sfeer en emoties bij zichzelf en anderen.
Deze gevoeligheden vormen de basis voor de grote ontwikkelingsmogelijkheden van hoogbegaafden volgens Dabrowski. Maar als de gevoeligheden niet op de juiste manier worden herkend, begrepen en begeleid, dan kan de combinatie van hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit
soms leiden tot verkeerde diagnoses. Dan wordt niet herkend dat een kind hoogbegaafd is, maar denkt men dat het ADHD heeft, een vorm van autisme of depressie. Kennis van hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit is dus erg belangrijk.
Prikkelgevoeligheid
Er zijn steeds meer mensen die te maken hebben met prikkelgevoeligheid. Onder invloed van onze maatschappij zijn er meer prikkels te verwerken dan een jaar of vijftig geleden. Als pedagogisch professional is het belangrijk dat je weet wat prikkelgevoeligheid is en hoe dit zich kan uiten bij kinderen. Met deze kennis kun je de omgeving voor kinderen zo inrichten dat het aantal prikkels zoveel als mogelijk gereduceerd wordt.
Wat is prikkelgevoeligheid
Er is een verschil tussen prikkelgevoeligheid en hoogsensitiviteit. Prikkelgevoeligheid heeft te maken met de signalen die je zintuigen ervaren. In de hersenen worden deze signalen anders verwerkt dan niet-prikkelgevoelige mensen. Denk aan prikkels die komen door geluid (mond), licht (ogen), geur (neus), stoffen (huid) en structuren in het eten (proeven). Mensen die prikkelgevoelig zijn reageren een stuk heftiger op geuren. Zo kunnen ze er hoofdpijn van krijgen, door overgeven of juist drukker worden in het gedrag. Prikkelgevoeligheid is een lichamelijke klacht.
Prikkelverwerking
Onze zintuigen zenden prikkels naar de hersenen. Zo krijgen onze hersenen een signaal als het badwater erg heet of juist koud is. Dit zodat we niet in een kokend heet bad stappen, maar ons zelf kunnen beschermen. Mensen die last hebben van prikkelgevoeligheid krijgen deze prikkels ook. Ze komen alleen heftig binnen, waardoor het lastig is om ze te negeren. Bij mensen die niet prikkelgevoelig zijn lukt het dus beter om de prikkels te doseren en te verwerken. Een kind wat prikkelgevoelig is kan er veel last van hebben en hier zijn gedrag op aanpassen.
Symptomen prikkelgevoeligheid
Er zijn geen eenduidige symptomen van prikkelgevoeligheid. Het kan dus per kind verschillend. Enkele symptomen die wel veel voorkomen bij kinderen die prikkelgevoelig reageren zijn: • snel boos worden of hun geduld verliezen • gevoelig zijn voor aanraking. Een knuffel, aai over de bol of een kus bijna niet kunnen verdragen
• het lastig vinden om stil te zitten op een stoel • op alle geluiden reageren.
Begeleiding prikkelgevoeligheid
Wat kun je als pedagogisch professional doen, om een kind die prikkelgevoelig is, te helpen? Het is allereerst helpend als je met dezelfde bril als een prikkelgevoelig kind door de omgeving kijkt. Dit helpt je beter jezelf in te leven in wat voor dit kind als vervelend of naar ervaren vond, qua geluiden, voelen of luisteren. De volgende tips helpen om een kind met prikkelgevoeligheid te begeleiden: • bied helpende bewegingsactiviteiten aan. Als een kind niet van vasthouden houdt, kan een spel als tafelvoetbal of wandelen een vorm zijn die wel tegemoet komt aan zijn bewegingsdrang. Bewegen helpt ook om de prikkels in de hersenen wat beter te verwerken. • hang de ruimte niet te vol met tekeningen en andere spullen, dit om de prikkels via het kijken al voor te filteren. • probeer veel non-verbaal te communiceren. Met gebaren en een duim omhoog komt de boodschap goed binnen én met veel minder prikkels. • help een kind welke overprikkeld raakt of al is naar een rustige plek te gaan.
Hier kan deze dan een time-out nemen. Als het kind rustig is, kan het weer terugkomen in de klas.
15.6 Verdieping: In de praktijk Er worden meer jongens dan meisjes gediagnosticeerd met autisme. Onderzoek aan de universiteit van Yale toont aan dat het werkelijke percentage van meisjes met autisme hoger ligt. Door de sterke aanpassingsvermogens van meisjes, worden veel misdiagnoses gesteld, zoals ADHD of komt er geen duidelijke diagnose. Hersenactiviteit Ditzelfde onderzoek laat een verrassend resultaat zien. Bij meisjes met autisme zijn dezelfde hersengebieden actief als die bij een gezonde jongen. Zo laten hersenscans zien dat een meisje met autisme minder activiteit vertoont in het sociale gebied, in vergelijking met andere meisjes. Opvallend is wel dat een jongen met dezelfde activiteit niet het label van autisme krijgt. Hiermee kan CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) gesteld worden dat de hersenactiviteit van een meisje met autisme sterk overeenkomt met die van de gemiddelde jongen.
Verschil autisme jongens en meisjes
Het verschil in autisme uit zich anders bij jongens en meisjes. Meisjes zijn allereerst goed in het camoufleren. Zo vinden ze sociaal contact en het gevoel erbij te horen belangrijk. Jongens met autisme hebben dit vaak niet. Meisjes leren zichzelf aan hoe ze zich sociaal gedragen moeten, wat de regels zijn en denken hier veel over na. Jongens met autisme zijn vaker een eenling en accepteren dat ze de sociale omgangsregels niet altijd begrijpen of kunnen toepassen. Doordat meisjes een minder grote fixatie en interesse hebben in één onderwerp, is het voor hun ook gemakkelijker om zich aan te passen. Waar een jongen met autisme een bovenmatige interesse kan hebben voor de ruimte of treinen, is dit bij meisjes vaak een stuk gematigder. Camoufleren Door veel naar anderen te kijken, maken meisjes zich de sociale omgangsregels vaak eigen. Het nadeel is wel dat het voor veel meisjes met autisme tot psychische problemen kan leiden. Het de hele dag nadenken over alles en jezelf aanpassen kost ze veel. Dit kan leiden tot somberheid, een burn-out, depressie of een sociaal isolement. Meisjes met autisme vinden het prettig om over hetzelfde te praten. Het helpt ze als ze zelf de leiding over het gespreksonderwerp hebben of juist als een ander het gesprek leidt. Het niet herkennen van autisme leidt tot misdiagnoses in de praktijk. Zo kunnen meisjes met autisme ten onrechte als druk en ongeconcentreerd worden gezien en hiermee het label van ADHD opgeplakt krijgen. Overmatig bezig zijn met het uiterlijk en gewicht kan de diagnose van anorexia geven. Angstklachten en een sombere stemming kan het etiket van angststoornis geven. Het nadeel van een foute diagnose is dat de behandeling niet aansluit, maar ook een gevoel van onmacht en frustratie geeft. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
Iedereen krijgt graag een compliment. Gezien worden Ieder kind wil gezien worden en het gevoel hebben dat het er mag zijn. In de praktijk gebeurt het helaas nog te vaak dat een kind wordt gezien als ‘lastig’ . Het is van groot belang dat je kinderen als persoon blijft zien en correct benadert. De manier waarop je dit doet, beïnvloedt het gedrag van een kind. Je kunt taakgerichte reacties geven én persoonsgerichte. Als je een kind corrigerende feedback geeft over zijn werk, dan spreek je het kind taakgericht aan. Bij complimenten spreek je het kind persoonsgericht aan. Zijn er te weinig voorvallen waarover je het kind een complimentje kunt geven, dan kun je altijd een knipoog of glimlach geven. Die zijn non-verbaal en persoonsgericht. Het geeft een kind het gevoel dat je het hebt gezien en dat het er helemaal mag zijn. Jouw handelen kan dus (probleem)gedrag voorkomen. 15.7 Begrippen <<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>> CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)
15.8 Bronnen
Feenstra, E., Finoulst, M., & Eos-redactie. (2019, 3 oktober). Waarom autisme bij meisjes vaak niet herkend wordt. Geraadpleegd op 26 december 2022, van https://www.eoswetenschap.eu/psyche-brein/waarom-autisme-bij-meisjes-vaak-niet-herkend-wordt
Video-feedback Intervention to Promote Positive Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD) | Nederlands Jeugdinstituut. (2017, 27 januari). Geraadpleegd op 26 december-2022, van https://www.nji.nl/interventies/video-feedback-intervention-to-promote-positive-parenting-and-sensitive-discipline.