17 minute read

Thema 14 Afwijkende-ontwikkeling 14.1 Afwijkend-gedrag ....................................................................... 245 14.2 Achterstand,-stoornis-of-beperking ......................................... 246 14.3 Oorzaak-en-gevolg ..................................................................... 247 14.4 Signalen ...................................................................................... 249 14.5 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 254 14.6 Begrippen ................................................................................... 257 14.7 Bronnen ...................................................................................... 257

THEMA 14 AFWIJKENDE ONTWIKKELING Inhoud thema • Afwijkend gedrag • Achterstand, stoornis of beperking • Oorzaak en gevolg • Signalen • Kritische beroepssituatie • Verdieping: In de praktijk CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Met de komst van de wet passend onderwijs, moeten kinderen met een extra zorgvraag zoveel als mogelijk in het regulier basisonderwijs instromen. Als pedagogisch professional heb je een belangrijke rol. De signalering en begeleiding van kinderen met een zorgvraag begint al eerder. Ook binnen de kinderopvang krijg je als pedagogisch professional te maken met kinderen met een achterstand of stoornis en is het een van jouw taken om dit vroegtijdig te signaleren. Het helpt als je de kenmerken van ontwikkelingsachterstanden globaal weet. Een pedagogisch professional mag geen diagnose stellen, wel kun je ouders en de betrokken hulpverleners ondersteunen door gericht te observeren en dit zo concreet mogelijk door te geven. Daarnaast biedt deze kennis je ook handvaten om het kind met een afwijkende ontwikkeling zo goed mogelijk te begeleiden. Daarbij zoeken basisscholen steeds meer de samenwerking met het kinderdagverblijf op, om zo een goede overdracht van zorg en onderwijs te realiseren.

14.1 Afwijkend gedrag

Wanneer je zonder problemen bent opgegroeid en een normale ontwikkeling hebt doorgemaakt, zul jij je gedragen, zoals mensen van je verwachten. Dit wordt gezien als normaal gedrag. Als er factoren zijn die deze normale ontwikkeling verstoren, dan kun je gedrag ontwikkelen dat niet overeenkomt met de geldende waarden en normen. Dit wordt afwijkend gedrag genoemd. Afwijkend gedrag gaat over het afwijken van de patronen die als normaal beschouwd worden. Je spreekt van afwijkend gedrag als jouw gedrag in strijd is met de algemeen geaccepteerde normen. Oorzaken kunnen zijn: • Erfelijke of verworven aandoeningen • omgevingsfactoren • combinatie van beide. Als pedagogisch professional ben je de degene die een veilig (leer)klimaat voor kinderen en jongvolwassenen schept. Het helpt om afwijkend gedrag niet alleen te herkennen, maar ook te weten hoe je hier praktisch mee om kunt gaan. Afwijkend gedrag kan een relatie hebben met cognitieve problemen, zoals hoogbegaafdheid of leermoeilijkheden. En ook met emotionele en gedragsproblemen. Motorisch gezien kan een kind ook afwijkend gedrag laten zien. In dit thema lees je meer over deze verschillende signalen van afwijkend gedrag .

CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Een kind dat zijn oren continue bedekt als er een hoog of hard geluid in de ruimte is. Of de puber die enkel joggingbroeken draagt omdat deze andere stoffen niet verdragen kan op de huid. In deze situaties spreek je van afwijkend gedrag. Culturele aspecten en afwijkend gedrag In hoeverre je gedrag afwijkend is, wordt voor een groot deel bepaald door de cultuur waarin je opgroeit. In sommige culturen zegt men dat je bezeten bent door boze geesten, als je afwijkend gedrag vertoont. In andere culturen ontvang je veel respect,omdat afwijkend gedrag wordt gezien als een goddelijke gave. Ook je religie heeft er invloed op. Een kind met een verstandelijke beperking bijvoorbeeld werd lang gezien als straf van God: de (voor)ouders hadden een zonde begaan en werden zo gestraft. 14.2 Achterstand, stoornis of beperking Je spreekt van een ontwikkelingsachterstand wanneer het bereiken van mijlpalen op een of meerdere gebieden trager verloopt dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij kinderen van een bepaalde leeftijd. Als kinderen veel later omrollen, praten of lopen dan andere kinderen van dezelfde leeftijd kan er sprake zijn van een achterstand. Het medische woord voor ontwikkelingsachterstand is retardatie. Een stoornis is iets anders dan een achterstand. Een ontwikkelingsstoornis is een lichamelijke of psychische aandoening waardoor de ontwikkeling anders verloopt. Een ontwikkelingsstoornis heb je voor het leven. De begeleiding bij een ontwikkelingsstoornis is gericht op het leren omgaan met de stoornis. Een beperking is iets dat ervoor zorgt dat er mogelijkheden begrensd worden, bijvoorbeeld een zintuiglijke of motorische handicap.. Consultatiebureau Het consultatiebureau speelt een belangrijke rol in het signaleren van achterstanden en stoornissen. Zo worden kinderen vanaf hun geboorte regelmatig uitgenodigd om gewogen en gemeten te worden. Ook de ontwikkeling van het gehoor, het zicht, de taal- motorische en CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) sociaal-emotionele ontwikkeling worden gevolgd. Ouders wordt gevraagd of een kind van twee jaar al in zinnen van twee woorden kan spreken. Ook het stapelen van een toren met kleine blokjes is een voorbeeld van hoe de jeugdarts de motorische vaardigheden van de peuter controleert. Als een jeugdarts

twijfels heeft over de ontwikkeling, of als een ouder dit zelf heeft, kan er doorverwezen worden naar specialistische hulp. Als pedagogisch professional kun je ouders bij twijfels ook adviseren om contact op te nemen met het consultatiebureau voor een extra controle.

Ontwikkelingsgebieden

Achterstanden, beperkingen en stoornissen komen in verschillende ontwikkelingsgebieden voor, zoals in de zintuigen, de motoriek, sociale vaardigheden, leervermogen, groei, spraak en taal. Deze worden vastgesteld aan de hand van uitgebreid onderzoek. Dit kan zowel lichamelijk als psychisch zijn. Kinderen vanaf zes jaar kunnen met een intelligentieonderzoek onderzocht worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld door een arts, orthopedagoog of een psycholoog. Achterstanden en stoornissen kunnen op elke leeftijd geconstateerd worden. Ernstige achterstanden en beperkingen worden vaak eerder zichtbaar dan lichte vormen.

14.3 Oorzaak en gevolg Wanneer er sprake is van een beperking kan dit leiden tot een vertraagde ontwikkeling. Een achterstand of stoornis kan weer leiden tot andere problemen. Er kunnen bijvoorbeeld leer- en gedragsproblemen ontstaan doordat een kind zaken niet begrijpt en dingen anders ervaart. Er is meer kans op schooluitval en men kan doorgaans minder goed meekomen in de maatschappij. Als er sprake is van een erfelijke aandoening is de kans groot dat de volgende generatie ook problemen krijgt. Erfelijke factoren Oorzaken van achterstanden en stoornissen kunnen liggen in erfelijke factoren, omgevingsfactoren en problemen rondom de geboorte. Erfelijke factoren zijn het erflijk materiaal (DNA) waarmee je geboren wordt en dat van invloed is op je gezondheid. Deze zijn vaak al vroeg in de ontwikkeling van een kind bekend. Bijvoorbeeld omdat het herkent wordt bij familieleden of door de uitslag van de hielprik. Voorbeelden van erfelijke factoren zijn: • chromosoomafwijkingen • stofwisselingsziekten • neurologische ziekten CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) • visuele of auditieve beperkingen.

Ook zijn er aangeboren beperkingen die niet in het erfelijke materiaal zijn vastgelegd, maar ontstaan zijn tijdens de zwangerschap. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld doof worden geboren, omdat de moeder tijdens het begin van de zwangerschap rode hond heeft gehad.

Problemen rond de geboorte

Het kan ook zijn dat een foetus zich volledig gezond ontwikkelt. Tijdens de bevalling treden er echter complicaties op, waardoor een ontwikkelingsachterstand of stoornis ontstaat. Met name een tekort aan zuurstof bij de bevalling kan op de ontwikkeling van de hersenen van het kind van grote invloed zijn. Voorbeelden van problemen rondom de geboorte zijn: • hersenbeschadiging als gevolg van zuurstoftekort rondom de bevalling • hersenbeschadiging als gevolg van een infectie van de hersenen in de baarmoeder • hersenbeschadiging als gevolg van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen tijdens de zwangerschap • vroeggeboorte • laag geboortegewicht.

Omgevingsfactoren

Omgevingsfactorenzijn factoren die door je directe omgeving worden bepaald en die een rol spelen bij je ontwikkeling. Als mens wordt je in dit geval niet geboren met een achterstand maar door factoren in de omgeving of in het gezin waarin je opgroeit blijf je achter in je ontwikkeling. Denk aan een kind wat thuis veel achter de televisie gezet wordt, omdat ouders bijvoorbeeld de opvoeding zwaar vinden. Of kinderen die opgroeien in een gewelddadige thuissituatie. Voorbeelden van omgevingsfactoren zijn: • onvoldoende stimuleren van de ontwikkeling • armoede, racisme, langdurige werkloosheid en leefomstandigheden • gezins- en familieproblemen • hechting (relatie tussen kind en één of meer opvoeders) • mishandeling.

CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

1https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/domestic-violence-abusing-scared-little-caucasian-1912359028 Mishandeling is een omgevingsfactor die de oorzaak kan zijn van een achterstand bij het kind. 14.4 Signalen Je ziet de kinderen meerdere malen in de week en hebt een cruciale rol in het opmerken van afwijkende signalen. Maar het herkennen van een mogelijke achterstand of stoornis is lastig. Signalen die kinderen uitzenden, verschillen vaak van elkaar. Niet elk kind laat hetzelfde zien bij hetzelfde probleem. Bepaalde signalen zijn bijvoorbeeld tijdelijk in meer of mindere mate aanwezig. Omdat alle kinderen zich op verschillende manieren ontwikkelen, hoeft niet elke signaal meteen een reden tot zorg te zijn. Als een kind opvalt doordat het regelmatig anders reageert of anders gedraagt, voer je gerichte observaties uit om te controleren of de signalen vaker voorkomen en in welke situaties. Je bespreekt dit ook met de ouders. Je mag nooit een diagnose stellen, wel doorverwijzen. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Lichamelijke en motorische afwijkingen

Het uitgroeien van baby tot volwassene in lengte verloopt bij iedereen anders. Het komt regelmatig voor dat kinderen achterblijven in de groei. Bij baby’s gaat het dan vooral om gewichtstoename, bij oudere kinderen om lengtegroei.

Achterblijven in groei is altijd reden voor onderzoek. Je spreekt dan van een groeiachterstand. Dit kan allerlei oorzaken hebben, bijvoorbeeld de voeding van een kind. Kinderen die slecht eten, groeien vaak minder in vergelijking met leeftijdsgenoten. Het hoeft niet altijd zo te zijn dat deze kinderen een groeistoornis hebben. Een kinderdiëtiste kan meekijken en ouders adviseren hoe ze het voedingspatroon van hun kind kunnen verrijken. Een kinderarts kan verder onderzoek dan als voeding niet de oorzaak blijkt te zijn. In de meeste gevallen mankeert het kind gelukkig niets. De motoriek Beweging speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het jonge kind. Op alle vlakken heeft het kind ontwikkeling van de motoriek nodig. Beweging helpt ook bij het ontdekken van de wereld. Wanneer er problemen met de motoriek ontstaan, heeft dit grote problemen voor de verdere ontwikkeling. Er zijn verschillende signalen die kunnen duiden op een achterstand of stoornis op motorisch gebied: In eerste instantie kenmerken ze zich door problemen in de motoriek, zoals het aansturen van de ledematen. Er zijn ook heel veel signalen waarbij je niet meteen denkt aan een motorische stoornis. Bijvoorbeeld: • concentratieproblemen • rusteloosheid en vermoeidheid bij een kind • veel moeite hebben met knippen en plakken (fijne motoriek) • slordig of heel langzaam schrijven • veel vallen, zichzelf stoten en dingen per ongeluk omgooien, waardoor het kind onhandig overkomt • houterig bewegen • angst hebben voor de gymles of het buitenspelen. • heel veel of juist heel weinig kracht in de spieren hebben • een slappe of juist hoge spierspanning van het lichaam. • geregeld naast de stoel gaan zitten. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Ontwikkeling van de grove motoriek. De zintuigen In je werk als pedagogisch professional kom je ook kinderen tegen met een specifieke begeleidingsvraag vanwege een zintuiglijke beperking. Van een auditieve beperking is sprake als een kind slecht hoort of zelfs helemaal doof is, van een visuele beperking als een kind slechtziend of blind is. Voor kinderen met een aangeboren auditieve beperking zijn er speciale instellingen en dat geldt ook voor zeer slechtziende en blinde kinderen. Vaak is dan vlak na de geboorte al duidelijk dat er specialistische zorg nodig is. Auditieve beperking Een slecht gehoor dat zich later openbaart kan verschillende oorzaken hebben, een huisarts of specialist kan uitzoeken wat er aan de hand is. Signalen in het gedrag die wijzen op een slecht gehoor die jou als pedagogisch professional kunnen opvallen zijn: Het kind: • reageert niet als je iets zegt, vooral als er geen oogcontact is CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) • heeft moeite om anderen te verstaan • is vaak moe en kan zich niet goed concentreren • reageert niet, vooral in een omgeving met lawaai • kijkt extra goed naar je gezicht als je tegen hem of haar praat

• heeft vaak hoofdpijn • is snel boos of druk • op school gaat het niet zo goed.

Visuele beperking Voor een kind is het belangrijk om goed te zien . Van een visuele beperking is sprake als het bijziend of verziend, kleurenblind of scheel is . Kinderen beseffen zich echter niet dat dat niet normaal is. Kinderen zijn zich er dus niet altijd van bewust als zij op dit gebied een beperking hebben.

Hoe jonger oogproblemen ontdekt worden, hoe sneller ingegrepen kan worden. Maar hoe weet je dat een kind slecht ziet? De meeste oogafwijkingen zijn namelijk van buitenaf niet zichtbaar.

Het kind • lijkt onhandig en stoot zichzelf, gooit regelmatig spullen om of botst tegen andere kinderen aan • heeft moeite met een bal vangen • heeft moeite met lezen en schrijven. Dyslexie is een mogelijkheid, maar ook slecht zicht kan de oorzaak zijn. Het onscherpe zicht maakt het moeilijk om (kleine) lettertjes goed te lezen • klaagt vaak over hoofdpijn • heeft regelmatig vermoeide, branderige ogen waar hij in wrijft • heeft concentratieproblemen.

Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen

Loopt een kind achter met leren, dan spreek je van een leerachterstand of -stoornis. De achterstand in het leervermogen kan enorm variëren in ernst en van invloed zijn op andere ontwikkelingsgebieden. Een achterstand in het leervermogen kan zich kenmerken door: • bang zijn om fouten te maken • verdriet en teleurstelling omdat het niet lukt • boosheid • moeite met het houden van de aandacht bij de leerstof • het hebben van een slecht geheugen • het lastig vinden van logisch denken • enorme inspanning moeten leveren om te kunnen leren.

CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Communicatieve ontwikkeling en taalproblemen

De spreiding tussen de tijdstippen waarop kinderen mijlpalen op taalgebied bereiken, verschilt nogal. Om te kunnen concluderen of er sprake is van een achterstand of stoornis is er kennis nodig over de normale spraak- en taalontwikkeling. De signalen die kunnen wijzen op een achterstand of stoornis in de spraak- en taalontwikkeling zijn: • niet brabbelen of laat verdwijnen van brabbelen • geen imitatie of nadoen van spraak • gebaren gebruiken in plaats van woorden • onverstaanbaarheid • niet duidelijk kunnen maken wat het kind bedoelt • afwijkend gebruik van taalregels • het niet begrijpen van opdrachten. Taalontwikkelingsstoornis De laatste jaren komt er steeds meer aandacht voor een taalontwikkelingsstoornis (TOS) bij kinderen. Kenmerkend aan een TOS is dat een kind vaak wel begrijpt wat je zegt, maar zelf problemen ervaart bij het produceren van woorden of zinnen. Als pedagogisch professional kun je dit signaleren en daarnaast kinderen extra begeleiding aanbieden. Kinderen met een vermoeden van een TOS kunnen VVE krijgen. Deze Vroege Voorschoolse Educatie is erop gericht om kinderen meer met taal in aanraking te laten komen. Zo wordt er extra aan ze voorgelezen en taalactiviteiten met ze uitgevoerd. Wanneer het consultatiebureau een VVE-indicatie voor een kind heeft gegeven dan betaalt de gemeente over het algemeen een groot deel van de kosten voor voorschoolse educatie. In de praktijk Cornelia is pedagogisch professional op een buitenschoolse opvang. Ze werkt de hele week. Cornelia draait samen met Joram de groep. De afspraak is dat Cornelia de kinderen van de twee kleuterklassen die naar de BSO gaan opvangt. Iedere keer merkt ze dat Jurre helemaal in tranen is. Hij loopt altijd mee met de groep naar buiten, terwijl hij vier dagen naar de BSO gaat. Als Cornelia Jurre buiten gaat halen bij de klasgenoten die wel naar huis gaan, moet hij huilen. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) 'Ik zie dat je verdrietig bent, wat is er?' vraagt Cornelia, terwijl ze neer hurkt op ooghoogte. Jurre gebaart druk en Cornelia kan met moeite wat klanken verstaan. De leerkracht van Jurre haalt haar schouders op en mimet: 'Ik denk

dat hij niet begrijpt dat hij niet met de rest van de klas naar huis gaat'. Cornelia geeft Jurre een hand en vertelt dat ze naar de andere kinderen gaan. 'Dan gaan we eerst wat drinken en eten. Daarna kun je lekker spelen tot papa of mama je komt halen'. Jurre blijft huilen. Cornelia besluit na het eten en drinken het spelen met Jurre samen op te starten. Hij speelt het liefste alleen en communiceert onverstaanbaar. Ze besluit om aan de moeder van Jurre te vragen of hij op logopedie zit. Zo kan ze op de BSO aan dezelfde doelen werken. Sociaal emotionele ontwikkeling Binnen het leven van een kind spelen sociale vaardigheden een belangrijke rol. Sociaal vaardige kinderen zijn vaak populair. Kinderen die niet sociaal vaardig zijn, hebben aanpassingsproblemen en moeite met het leggen van sociale contacten. Er is vaak sprake van een vicieuze cirkel: doordat een kind niet sociaal vaardig is, heeft het weinig contacten, waardoor het ook geen ervaring opdoet, vervolgens raakt het kind nog verder achter op sociaal gebied. Problemen met sociale vaardigheden kun je aan de volgende signalen herkennen: • moeizaam contact met leeftijdsgenoten • het niet herkennen van emoties • het niet kunnen inleven in anderen • afhankelijkheid • teruggetrokkenheid of agressiviteit (in het contact zoeken). 14.5 Verdieping: In de praktijk In de loop der tijd is er een ontwikkeling gaande in het denken over en het behandelen van mensen -en daarmee ook kinderen- met afwijkend gedrag. Hieronder de belangrijkste visies. Grondlegger Westerse geneeskunde Hippocrates, een Griekse arts, is de grondlegger van de Westerse geneeskunde (± 400 voor Christus). Hij zocht de oorzaak van ziekten in natuurlijke en niet in bovennatuurlijke symptomen. Hij stelde een diagnose en schreef een therapie voor. Hij ging uit van de balans van lichaamssappen voor een gezond CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) leven. Disbalans zou ziekte en psychisch lijden veroorzaken. Hij voerde de nog steeds gebruikte artseneed in. Hippocrates benadrukte het belang van hygiëne, gezonde eet- en drinkgewoonten, frisse lucht en een natuurlijk verloop van processen in het lichaam voor een gezond leven.

Excorcisme en gekkenhuizen

In de periode 200 tot 1850 dacht men dat volwassenen met psychische klachten waren bezeten door demonen of de duivel. Toegepaste middelen om een patiënt te genezen waren foltering en duiveluitdrijvingen (exorcisme). Vanaf 1450 werden er duizenden mensen als heks verbrand, voornamelijk vrouwen. Bij rampspoed werden zij van bovennatuurlijke krachten en hekserij beschuldigd. Zij werden gemarteld tot ze bekenden en dan ter dood veroordeeld. In de 15e eeuw ontstonden de eerste gekkenhuizen (dolhuysen), waarin je werd opgenomen als je afwijkend gedrag vertoonde. Dit om de burgers in stad of dorp te beschermen. Zowel dementerenden, verslaafden, zwakzinnigen als oproerkraaiers werden hier opgenomen. Kinderpsychiatrie Rond 1900 veranderde de kinderpsychiatrie naar een moderne vorm met andere behandelmethoden. Zo werd de leerplicht ingevoerd, waardoor sindsdien alle kinderen recht hebben op onderwijs. Daarbij werd het ook verplicht dat de overheid voor de gezondheid van kinderen verantwoordelijk werd. Schoolartsen werden aangesteld en hygiëne werd iets wat voor alle kinderen gold. Vanaf 1930 waren er in Nederland observatiehuizen. Kinderpsychiaters observeerden hier gedrag van kinderen met afwijkend gedrag. Rond 1940 breidde dit zich uit met een team van specialisten. Zo waren er ook gespecialiseerde kinderverpleegkundigen werkzaam in een observatiecentrum. Vanaf 1975 is kinderpsychiatrie een gespecialiseerde opleiding, waar alle behandelaren een aparte studie voor volgen. Logeerhuizen en pleeggezinnen Begin 20e eeuw werden kinderen met een stoornis of beperking gezien als patiënten met een handicap of mankement. Die moesten behandeld en genezen worden. Er werd gewerkt vanuit een medisch model. Tegenwoordig wordt iemand met psychische problemen gezien als cliënt, die gepaste hulp krijgt. Zoals intensieve, langdurige opname (intramuraal), crisisopname, dagbehandeling (semimuraal), poliklinische raadpleging (extramuraal) of beschut wonen. Kinderen met gedrag dat veel vraagt van de ouders blijven zo lang als het kan thuiswonen, maar kunnen in logeerhuizen of bij weekendpleeggezinnen CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) verblijven. Het doel hierbij is om ouders en het gezin te ontlasten en het kind specifieke hulp te geven. Vaak gaan kinderen dan een weekend naar een logeerhuis of een pleeggezin en wonen ze doordeweeks thuis.

Inzet van medicatie

Door onderzoek is men steeds meer te weten gekomen over de invloed van hormonen en de stofwisseling bij het ontstaan van psychische klachten. Kennis over de werking van neurotransmitters (overdrachtsstof) die voor een goede overdracht van impulsen naar de zenuwcellen zorgen, daagt daar aan bij. Zo zijn artsen vanaf de jaren ‘80 van de vorig eeuw steeds meer psychofarmaca gaan gebruiken (medicatie voor psychische stoornissen). Het is niet gebruikelijk om kinderen bij afwijkend gedrag medicatie te geven. Kinderen die ADHD hebben, last van dwangsstoornissen of tics kunnen wel medicatie krijgen. Dit gaat altijd in overleg met de kinderarts en psychiater. 1https://www.shutterstock.com/image-photo/taking-medication-holding-pill-his-hand-2152897479 Het gebruik van psychofarmaca bij kinderen is niet gebruikelijk maar soms nodig. Behandelvormen nieuwe stijl Tegenwoordig blijven kinderen met afwijkende gedrag dus zolang mogelijk thuis wonen. Want wat is eigenlijk afwijkend gedrag? Men gaat steeds meer uit van de mogelijkheden van de persoon en niet van de beperkingen. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) Interventies worden op het hele gezin gericht, om zo iedereen rond het kind te helpen. Vaak is er sprake van bepaalde patronen tussen het kind en de opvoeder, waar het hele gezin als een systeem in mee doet.

14.6 Begrippen

<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>

14.7 Bronnen

Boer, F. (2015). Honderd jaar kinderpsychiatrie en overheid–back to the future. Tijdschrift voor psychiatrie, 866–870. Gezondheid en wetenschap. (z.d.). Psychofarmaca bij kinderen en adolescenten · Gezondheid en wetenschap. Geraadpleegd op 1 januari 2023, van 2023https://www.gezondheidenwetenschap.be/richtlijnen/psychofarmaca-bij-kinderen-en-adolescenten CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

This article is from: