25 minute read

Thema 16 Aandachts--en-gedragsstoornissen

Inhoud thema • Gedragsproblemen • Gedragsstoornissen • Aandachtstoornissen • Emotionele problemen • Interventieprogramma's • Diagnosticeren volgens de DSM • Kritische beroepssituatie • Verdieping: In de praktijk Een pedagogisch professional heeft regelmatig te maken met kinderen met gedrags- en ontwikkelingsproblemen. De grote verscheidenheid aan problemen bij kinderen vraagt om kennis van uiteenlopende specifieke problematieken. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) Pedagogisch professionals moeten dus vaardigheden hebben om dergelijke problemen te signaleren. Ook moeten ze weten hoe ze moeten omgaan met kinderen met specifieke problematiek. Dat is geen gemakkelijke taak. Het kan in de praktijk zijn dat je in het begin best zoekende bent naar wat 'werkt' bij

een kind. Door achtergrondinformatie over specifieke problemantieken zoals ADHD , kun je jouw aanpak aanpassen. Een helpende aanpak kan leiden tot een toename van gewenst gedrag van het kind. Daarbij kan het ook zijn dat problemen zich bij het ene kind heel anders uiten dan bij het andere. Door jezelf te omringen met andere professionals, kom je vaak al ver in de passende begeleiding bieden aan het kind. Durf daarom gerust om hulp te vragen. 16.1 Gedragsproblemen Alle kinderen vertonen wel eens gedrag dat de opvoeder niet wil. Je noemt dit lastig gedrag. Dit heeft vaak te maken met de fasen van ontwikkeling die het kind doorloopt. Je noemt het ook wel ongewenst gedrag. Elke leeftijd zorgt weer voor nieuw gedrag. Dit is soms vervelend, maar ook heel normaal. Het hoort bij het opgroeien. Lastig gedrag is een subjectief begrip. Zo kun je je zorgen maken over een kind dat in jouw ogen erg druk is, terwijl je collega juist een heel enthousiast kind ziet. Hoe je gedrag ervaart, heeft dus ook te maken met jouw verwachtingen, je visie en je eigen persoonlijkheid. Probleemgedrag Als ongewenst gedrag een probleem wordt, spreek je van probleemgedrag. Gedragsproblemen hebben te maken met sociaal ongewenst gedrag waarvan anderen last hebben.Probleemgedrag is ongewenst gedrag dat een kind gedurende een langere periode regelmatig vertoont en storend is voor de omgeving. Bij probleemgedrag is meestal sprake van een achterliggend probleem. Het ontstaat door problemen in de omgeving van het kind, bijvoorbeeld in het gezin of op school. Voorbeelden van probleemgedrag zijn driftbuien en woedeaanvallen, agressief gedrag, pesten of delinquent gedrag. Dit noem je ook wel externaliserend gedrag. Daar zit het woord ‘extern’ in. Dat betekent: uitwendig, naar buiten. Externaliserend probleemgedrag is dus gedrag waarvan de omgeving last heeft. Naast externaliserend gedrag bestaat er ook internaliserend probleemgedrag. In ‘internaliserend’ zit het woord ‘intern’. Dat betekent: inwendig, binnenin. Internaliserend probleemgedrag is gedrag waarvan het kind dus zelf last heeft. Denk aan faalangst. Oorzaken Er zijn drie categorieën oorzaken van lastig gedrag en probleemgedrag. Binnen CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) elke categorie hebben verschillende factoren invloed op het gedrag van een kind: • psychosociaal: opvoeding, gezin, relaties, omgeving, ervaringen, emoties • aanleg: erfelijkheid, persoonlijkheid, temperament

• organisch: lichamelijk, biochemisch, hormonaal.

Ook combinaties van factoren uit de verschillende categorieën kunnen voorkomen.

Jeroen is het middelste kind in een gezin met drie kinderen. Hij is de enige die niet zo gemakkelijk kan leren (positie in het gezin). Jeroen heeft een flink temperament en reageert impulsief (persoonlijkheid). Hij is ook groot en sterk voor zijn leeftijd (lichamelijk). Zodra Jeroen voelt dat hij wordt uitgelachen, tekortgedaan of aangevallen, gaat hij vechten. In dit voorbeeld spelen verschillende factoren een rol: de positie in het gezin (psychosociaal), temperament/mogelijk leerstoornis (aanleg), lichaamskracht (organisch).

Omgaan met lastig gedrag en probleemgedrag

Ouders vinden het vaak moeilijk om te gaan met gedrag van hun kind. Ze ervaren daardoor problemen in de opvoeding. Dit noem je opvoedproblemen. Ouders vragen jou in zo’n geval zeker om advies. Dit kan gaan om verschillende zaken zoals: ‘Mijn dochter Iris van twee wil opeens geen groente meer eten, hoe los ik dat op?’ Het kan ook gebeuren dat ouders signalen afgeven die aangeven dat het gedrag onhoudbaar is. ‘Ik word er gek van en ben bang dat ik haar vandaag of morgen iets aandoe.’ Het is belangrijk om deze signalen serieus te nemen. Bespreek dit met de ouders. Indien nodig bespreek je de situatie met je leidinggevende of verwijs je ouders door.

CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Er is niet altijd sprake van een gedragsprobleem. 16.2 Gedragsstoornissen In bepaalde fasen tijdens de ontwikkeling is lastig gedrag normaal. Bijvoorbeeld in de peuterpuberteit. Maar als dit gedrag tenminste zes maanden aanhoudt en niet meer past bij de ontwikkelingsfase van een kind, kan er sprake zijn van een gedragsstoornis. Een gedragsstoornis is een psychiatrisch ziektebeeld waarbij probleemgedrag veroorzaakt wordt vanuit de aanleg van een kind. Bij een gedragsstoornis komt het gedrag uit het kind zelf, bijvoorbeeld doordat het erfelijk belast is of een aangeboren afwijking heeft. Het gedrag komt dus niet door invloeden van buitenaf, de omgeving. Gedragsstoornissen kenmerken zich door externaliserend probleemgedrag. Dit betekent dat de omgeving meer last heeft van het probleemgedrag dan het kind zelf. Gedragsstoornissen blijven na de kindertijd vaak bestaan. Veel kinderen met een gedragsstoornis hebben bijvoorbeeld ook ADHD. Gedragsstoornissen gaan ook vaak gepaard met depressies, angststoornissen en verslaving. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Agressieve gedragsstoornissen

Een agressieve gedragsstoornis is een stoornis waarbij een kind extreem agressief gedrag laat zien. Gedragsstoornissen komen voor in een vroege en een late variant. Is er sprake van een vroege variant, dan is het gedrag al op

jonge leeftijd zichtbaar. De stoornis uit zich tijdens de peuter/kleutertijd. Het kind heeft een moeilijk temperament en vertoont opstandig gedrag. Tijdens de puberteit neemt de fysieke agressie toe. Bij de vroege variant groeien gedragsproblemen vaak uit tot een antisociale gedragsstoornis (CD) die een leven lang blijft bestaan. De late variant manifesteert zich pas tijdens de adolescentie, ná het tiende levensjaar. Er wordt veel onderzoek gedaan naar gedragsstoornissen. Hoewel het nog niet helemaal duidelijk is, gaat men er vanuit dat de late variant na de adolescentie vaak weer verdwijnt. Er zijn twee soorten oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD) en agressieve gedragsstoornissen: antisociale gedragsstoornis (CD). Oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD) Een oppositioneel opstandige gedragsstroonis ofwel Oppositional Defiant Disorder (ODD) is een psychiatrische aandoening waarbij kinderen opstandig gedrag vertonen. ODD wordt gezien als een lichtere vorm van een antisociale gedragsstoornis (CD). ODD komt vaak samen voor met ADHD of autisme. Hierdoor is een diagnose lastig te stellen. De eerste signalen van ODD zijn vaak al op jonge leeftijd zichtbaar. Over het algemeen is het kind ongehoorzaam en wordt daardoor als ‘moeilijk’ ervaren. Het kind is driftig, maakt veel ruzie en houdt zich niet aan de regels. De sociale omgang met leeftijdgenoten en volwassenen verloopt daardoor ook moeizaam. Kinderen met ODD vertonen geen gewelddadig gedrag. De meeste kinderen met ODD moeten leren omgaan met de stoornis. Sommige kinderen groeien over de stoornis heen. Het agressieve gedrag is dan nog wel duidelijker aanwezig dan bij andere kinderen. Een klein deel van de kinderen met ODD ontwikkelt een antisociale gedragsstoornis (CD). Antisociale gedragsstoornis (CD) Een antisociale gedragsstoornis/Conduct Disorder (CD) is een psychische aandoening, waarbij kinderen gedrag vertonen dat niet acceptabel is voor de omgeving. Denk aan agressief of delinquent gedrag. Sommige kinderen met CD trekken zich terug en gaan niet met leeftijdsgenoten om. Als ze wel met een groep omgaan, hebben ze eigen regels die in hun eigen voordeel werken. Hun contacten staan ten dienste van henzelf, ze hebben weinig inlevingsvermogen. Ook hier is een diagnose lastig te stellen omdat er, net als bij ODD, vaak ook sprake is van ADHD of autisme. Anders dan bij ODD is er bij CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) CD wel sprake van agressief gedrag en gewelddadigheid, zoals: slaan, schoppen, bedreigen, vernederen en het buitensluiten van kinderen.

Kenmerken ODD Kenmerken CD

Het kind: Het kind: • is vaak driftig • pest, bedreigt, intimideert anderen • verzet zich tegen regels • gebruikt wapens en brengt lichamelijk letsel toe • zet aan tot vechten • mishandelt mens en dier • dwingt anderen tot seksueel contact • steelt of liegt en vernielt met de bedoeling ernstige schade aan te richten • spijbelt en loopt weg van huis. • steelt of liegt en vernielt met de bedoeling ernstige schade aan te richten • spijbelt en loopt weg van huis. • weigert zich aan te passen aan de vraag van de volwassene • maakt veel ruzie met volwassenen • ergert anderen met opzet • geeft de schuld van eigen fouten aan anderen • is vaak prikkelbaar en ergert zich vaak • is vaak boos • is hatelijk en wraakzuchtig. • geeft de schuld van eigen fouten aan anderen • is vaak prikkelbaar en ergert zich vaak • is vaak boos • is hatelijk en wraakzuchtig.CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Sommige kinderen met CD trekken zich terug en gaan niet met leeftijdsgenoten om. Begeleiding Kinderen met CD en ODD hebben goede begeleiding nodig. Het is belangrijk hierover afspraken te maken met collega’s, ouders en andere disciplines die bij de begeleiding van het kind betrokken zijn. Let goed op jouw eigen verantwoordelijkheid. Bespreek wat je wel en niet mag in jouw functie. Voor kinderen met CD en ODD zijn deze factoren van belang: • voorspelbare omgeving en voorspelbaar gedrag van de begeleiders • de opvoeders en begeleiders op één lijn • duidelijke veilige structuur • extreem gedrag direct corrigeren, duidelijke regels stellen • zo veel mogelijk complimenten, daarmee gedachten als ‘iedereen is tegen mij’ voorkomen. • elke dag met een schone lei beginnen, ‘gisteren is geweest’ . 16.3 Aandachtsstoornissen CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Aandachtsstoornissen zijn stoornissen die zich uiten door problemen met aandacht. In principe is er sprake van een tekort aan aandacht. Er zijn drie subtypes: • het gecombineerde type (ADHD)

• het overwegend onoplettende type (ADD) • het overwegend hyperactieve/impulsieve type (HD).

Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD)

Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) is een aandachtsstoornis in combinatie met hyperactiviteit. Kinderen met ADHD zijn actief, onrustig en hebben moeite zich te concentreren. Er wordt ook wel gesproken over kinderen die Alle Dagen Heel Druk zijn. Naast nadelen brengt ADHD ook voordelen met zich mee. Kinderen met ADHD zijn onder andere creatief, humoristisch en goed in het oplossen van raadsels. Wanneer ze een interessante opdracht krijgen, hebben ze vaak een ontzettende drive. Ze blinken vaak ook uit in sport- en spelactiviteiten. ADHD is voor ongeveer 70% erfelijk bepaald.

Kernwoorden en kenmerken

De kernwoorden van ADHD zijn aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Ieder kernwoord heeft zo zijn eigen gedragingen die daarbij horen.

Aandachtstekort: • is makkelijk afgeleid • kan moeilijk plannen en organiseren • heeft moeite met het volhouden van saaie of onplezierige taken • is makkelijk verveeld • kan zich moeilijk concentreren • kan niet makkelijk van de ene naar de andere taak wisselen.

Hyperactiviteit: • is rusteloos en nerveus • kan niet stil zitten • heeft een gevoel alsof hij gedreven wordt door een motor • wil altijd bezig zijn • praat aan een stuk door • is wendbaar, friemelt en wiebelt.

Impulsiviteit: • onderbreekt anderen • geeft antwoord voordat de vraag gesteld is • heeft moeite met wachten • doet en zegt dingen zonder hierover na te denken • doet dingen waarvan hij later spijt heeft

CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

• verstoort bezigheden van anderen.

Kwaliteiten

Kinderen met ADHD zijn creatieve denkers. Ze zijn goed in het bedenken van oplossingen en kunnen goed 'out of the box' denken. Dit betekent: buiten de standaard paden. Ook zien ze details en veel van de omgeving. ADHD kinderen zijn vaak gevoelig en zien snel hoe een ander zich voelt. Ze hebben een grote energie en veel bewegingsdrang. Wie ADHD heeft, vindt het lastig om zijn aandacht langere tijd op een taak te richten. Als het in het interessegebied van het kind ligt, lukt het vaak wél om langere tijd geconcentreerd bezig te zijn. Wie als pedagogisch professional aan kan sluiten bij de behoefte van het kind en zo het leren samen kan brengen, zorgt voor een optimaal leerklimaat voor het kind.

Begeleiding ADHD

In de begeleiding van kinderen met ADHD is het volgende wenselijk: • Zorg dat je duidelijkheid geeft over het gewenste gedrag. • Sluit aan bij hun positieve eigenschappen. • Zorg voor een-op-een aandacht of direct toezicht. • Beloon goed gedrag frequent. • Spreek een stopteken af om ongewenst gedrag te stoppen.

Attention Deficit Disorder (ADD)

Attention Deficit Disorder (ADD) is een concentratiestoornis zonder hyperactiviteitsproblemen. Bij ADD is sprake van een vertraagde informatieverwerking. Hierdoor reageren kinderen vaak niet snel en goed op onverwachte situaties. Ze zien wel verbanden, maar pas op een later moment. Kinderen met ADD zijn vaak dromerig, hebben veel gedachten en ze kunnen zich moeilijk concentreren. ADD wordt ook wel vertaald als Alle Dagen Dromerig. De stoornis is vaak niet snel te herkennen, omdat deze kinderen geen storend gedrag laten zien in de groep. Kinderen met ADD hebben onder andere baat bij: • veel interactieve instructie • het op gang helpen bij opdrachten • veel positieve aanmoediging • het werken in kleine stapjes.

CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Kenmerken en kwaliteiten

Kinderen met ADD zijn vaak creatief en kunnen visueel ingesteld zijn. Dit betekent dat ze in beelden denken. Als iemand iets vertelt, kunnen ze zich dit helemaal voorstellen en zich zo goed inleven in de ander. Kinderen met ADD laten de volgende kenmerken zien: • presteren wisselvallig op school • wanneer interesse aanwezig is, zijn ze niet te stoppen • wanneer interesse ontbreekt is, er geen concentratie • zijn onzeker en faalangstig • hebben moeite met plannen en organiseren • zijn chaotisch (vergeten waar ze mee bezig waren of wat ze wilden doen) • maken steeds dezelfde fouten • hebben moeite met het aanleren van regels. Begeleiding Kinderen met ADD zijn gebaat bij concentratie, rust en afbakening van de taak. Kinderen met ADD hebben onder andere baat bij: • veel interactieve instructie • het op gang helpen bij opdrachten • instructie in kleine stappen. Bijvoorbeeld: 'We gaan eerst deze twee rijtjes lezen. Daarna lezen we om en om een rij voor'. • herhaalde instructie, zo ontlast je het werkgeheugen van het kind. • ruimte v om zich even te ontladen. Zeker als deze een taak moet maken, welke niet interessant is. • zoveel mogelijk positieve feedback op het proces. • visuele regels en afspraken, bijvoorbeeld door met picto's te werken. In de praktijk Rayan werkt als onderwijsassistent op een basisschool. Er is een leerling, Mounia, die hem al een tijdje opvalt. Mounia staart veel naar buiten en lijkt vaak te dromen. Wanneer Rayan vraagt of zij hulp nodig heeft, is dat niet nodig. Rayan besluit Mounia tien minuten te geven en daarna een ronde door de klas te lopen. Na tien minuten staat Rayan op en loopt zijn ronde door de klas. Eenmaal bij Mounia, ziet hij dat ze nog niets van de rekensommen heeft CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) gemaakt. 'Lukt het?' vraagt Rayan. Mounia knikt. 'Ik zie nog geen sommen. Kun je me uitleggen hoe dat komt?' vraagt Rayan. Mounia haalt haar schouders op. 'Is het te lastig?' Mounia schudt haar hoofd. 'Ik vind het gewoon lastig om

door te gaan'. Rayan pakt een post-it en plakt dit over de rijen sommen. 'Ga eerst alleen deze som maken. Ik kom straks langs. Kijken of jij al een som hebt uitgerekend, voor ik bij de anderen in de klas gekeken heb'. Als Rayan na twee minuten weer bij Mounia kijkt, is ze met de derde som bezig. Rayan steekt zijn duim naar haar op. 'Als deze rij af is, loop dan even naar me toe. Dan plak ik een andere rij af'. Mounia knikt. Na vijf minuten staat ze bij Rayan. Deze plakt som voor som af en geeft feedback op het werkproces. Met zijn aanmoediging en het afplakken van de andere taken lukt het Mounia om van elke taak wat sommen te maken. Hyperactivity Disorder ( HD) Hyperactivity Disorder (HD), is een stoornis met alleen hyperactiviteit en impulsiviteit. Er is geen sprake van aandachtsproblemen. Kinderen met HD doen voornamelijk dingen zonder erover na te denken. Ze hebben last van oncontroleerbare woede-, angst- of huiluitbarstingen. Deze kinderen vallen vaak op, omdat mensen in de omgeving ervan uit gaan dat ze zich expres zo gedragen. Anderen ervaren deze kinderen vaak als lastig en storend, terwijl dit natuurlijk niet hun bedoeling is. Opvallend is, dat deze kinderen hun aandacht erg goed bij activiteiten kunnen houden. 16.4 Emotionele problemen Emotionele problemen hebben te maken met het begrijpen en verwerken van emoties. Van emotionele problemenheeft vooral het kind zelf last. Emotionele problemen en gedragsproblemen kunnen voorkomen in verschillende vormen en intensiteit. Als de problemen langere tijd aanhouden en zich herhalen, spreek je van een stoornis. Emotionele stoornissen Emotionele stoornissen zijn stoornissen die worden gekenmerkt door psychische en lichamelijke uitingen van angsten of depressieve gevoelens. Veel kinderen hebben wel eens last van emotionele stoornissen. Meestal worden die vanzelf minder en verdwijnen ze uiteindelijk. Soms zijn emotionele stoornissen blijvend. Emotionele stoornissen bij kinderen zijn bijvoorbeeld CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) angststoornissen, verlatingsangst, fobieën, sociale angst, herhalingsgedrag (steeds dingen tellen) en depressieve gevoelens. Bij emotionele stoornissen kan een relatie zijn met hechtingsproblemantiek.

Gender identiteitsstoornis

Bij een genderidentiteitsstoornis heeft een kind het sterke gevoel dat het in een verkeerd lichaam is geboren. Een kind voelt zich een meisje, maar is lichamelijk een jongen – of omgekeerd. Sommige kinderen hebben uiteindelijk de wens om van geslacht te veranderen, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Jongens met een genderidentiteitsstoornis spelen vaak liever met meisjes en houden niet van wilde jongensspelletjes, en meisjes met deze stoornis spelen juist liever met jongens. Eetstoornissen Eetstoornissen zijn stoornissen in het eten en het denken over eten. Er zijn verschillende soorten eetstoornissen. De meest bekende: anorexia en boulimia. Als een kind anorexia heeft, wil het steeds dunner worden. Het gewicht is eigenlijk nooit goed. Het kind heeft een verstoord lichaamsbeeld: het heeft negatieve gevoelens over zijn eigen lichaam, welke een vertekend beeld met de realiteit geven. Het vindt dat het lichaam veel dikker is dan in werkelijkheid. Een kind met boulimia heeft regelmatig eetbuien. In korte tijd eet het enorm veel. Vaak heeft het kind het gevoel dat het de controle verliest en dat het niet kan stoppen met eten. Ook kinderen en jongeren met boulimia hebben een verstoord lichaamsbeeld. Zowel bij anorexia als boulimia probeert het kind het eten weer snel uit het lichaam te krijgen, zodat het niet dikker wordt: door overgeven of het slikken van laxeermiddelen. Sonali Sonali is vijftien jaar en heeft zeven zussen. Geregeld hoort ze van anderen hoe mooi haar zussen zijn. In de ogen van Sonali krijgen haar zussen deze complimenten omdat ze slank zijn. Sonali besluit hierop niet meer te snoepen. Na de eerste complimenten uit de omgeving dat ze zo gezond eet, gaat ze steeds minder eten. Ze bedenkt steeds smoezen waardoor ze het avondeten en ontbijt niet op eet. Sonali merkt dat ze controle heeft over haar lijf en vindt dit fijn. Ze valt steeds meer af. Op haar armen ontstaan donshaartjes en haar menstruatie blijft uit. Als ze flauwvalt op school, wordt ze doorverwezen naar de schoolarts. Deze constanteert dat Sonali ernstig ondergewicht heeft én aan CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) anorexia lijdt. Sonali wordt hierop doorgestuurd naar een speciale eetkliniek, die haar helpen om haar voedingspatroon gezond te krijgen.

Psychotische stoornis

Een psychose is een toestand waarin kinderen het contact verliezen met de werkelijkheid. Ze zien de wereld anders dan die daadwerkelijk is. Tijdens een psychose hebben kinderen last van hallucinaties: ze zien, horen, voelen of ruiken dingen die er niet zijn. Of van waanideeën: ze denken dat iets in hun fantasie werkelijkheid is. Tijdens een psychose horen kinderen meestal ook stemmen. Kinderen in een psychose zijn dus erg verward. Dwangstoornis Veel jonge kinderen houden ervan om dingen op een speciale manier of in een vaste volgorde te doen, bijvoorbeeld bij het naar bed gaan. Dit is helemaal niet erg zolang het geen grote invloed heeft op het dagelijks leven en het kind er geen last van heeft. De meeste kinderen groeien er overheen. Als vaste rituelen dwangmatig worden en lang blijven bestaan, kan er sprake zijn van eendwangstoornis. Het kind weet dan eigenlijk wel dat de rituelen overdreven en onnodig zijn, maar kan zelf dit patroon niet meer doorbreken. Het leven van een kind met een dwangstoornis wordt beheerst door steeds terugkerende gedachten en handelingen. Een kind met een dwangstoornis heeft dwanggedachten: ongewilde en ongewenste gedachten, bijvoorbeeld over ongelukken die je kunt krijgen of de angst besmet te raken. En het verricht steedsdwanghandelingen: handelingen om de angst van de dwanggedachten weg te nemen. Een kind moet bijvoorbeeld steeds op een bepaalde manier naar school lopen, omdat er anders een ongeluk zal gebeuren. Tics Kinderen kunnen ook last hebben van tics. Denk aan het blijven knikken van hun hoofd, ineens een scheldwoord roepen of andere bewegingen en ongewild geluiden ongewild maken. Meestal gaan tics weer over, maar het kan ook zijn dat ze verergeren. Van het klakken met de tong tot kuchen; veel kinderen krijgen bij spanning meer tics. Het kan zijn dat deze tics zo belemmerend zijn voor het kind en diens omgeving, dat er medicatie voorgeschreven wordt. Het doel is om het kind zoveel mogelijk onderdeel van de maatschappij te laten zijn. Slaapstoornis Slaapstoornissen zijn verstoringen in het slaappatroon van een kind. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) Slaapstoornissen kunnen veroorzaakt worden door bepaald gedrag (problemen met inslapen en doorslapen). Of er kan sprake zijn van abnormaal gedrag tijdens de slaap, zoals angstaanvallen, slaapwandelen, levendige dromen of

nachtmerries, praten in de slaap of tandenknarsen. Soms lukt het ouders niet hun kind weer aan het slapen te krijgen en versterken ze met hun eigen reactie het slaapprobleem van hun kind.

Persoonlijkheidsstoornis

Een kind heeft een persoonlijkheidsstoornis als het extreme variaties laat zien van gewone karaktertrekken en zich daardoor niet goed kan aanpassen aan de omgeving. Een kind kan bijvoorbeeld extreem verlegen, extreem perfectionistisch of extreem gevoelig zijn voor kritiek. Omdat kinderen nog volop in ontwikkeling zijn, wordt de diagnose niet te snel gesteld. Er wordt daarom vaker gesproken van een persoonlijkheidsproblematiek. Het gedrag van een kind kan op een bepaald gebied heel star zijn. Een kind kan bijvoorbeeld steeds terugkerende angsten hebben, depressief zijn of terugkerende problemen hebben op school of in het gezin.

Automutilatie

Automutilatie is het aanbrengen van verwondingen aan het eigen lichaam. Meestal doen kinderen dit door zichzelf te snijden of te krassen. Maar het kind kan ook zichzelf branden, haren uittrekken, zichzelf slaan, met het hoofd bonken of schadelijke stoffen inslikken. Automutilatie is een teken van onmacht en hulpeloosheid: een poging om uiting te geven aan emoties en spanningen waarmee het kind niet kan omgaan.CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Automutilatie is een teken van onmacht en hulpeloosheid. 16.5 Interventieprogramma's Interventie betekent een actieve handeling om een probleem op te lossen, ongevraagde bemoeienis, tussenbeide komen. Om problemen te voorkomen of op te lossen zijn er verschillende interventieprogramma’s. • Taakspel • Alles Kidzzz • Sprint. • Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG) • Video-feedback Intervention to Promote Positive Parenting and Sensitive Disciplines (VIPP-SD). Taakspel Taakspel is een groepsgericht preventieprogramma dat zich richt op het stimuleren van gewenst gedrag bij kinderen van vier tot twaalf jaar. Met hulp van een spel leren kinderen zich beter aan de regels te houden. Het uiteindelijke doel van taakspel is het verbeteren van de taakgerichtheid van kinderen, het CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) verminderen van regelovertredend gedrag en het bevorderen van een positief leerklimaat. Taakspel is een middel om beginnend probleemgedrag bij kinderen in een vroeg stadium te verminderen en om te buigen naar positief gedrag.

In de praktijk

Simone is onderwijsassistent op basisschool het Morgenlicht. Ze werkt verdeeld over verschillende groepen in de onderbouw. Samen met de kleuterleerkrachten is afgesproken om de kleuters te helpen bij het leren plannen. Iedere morgen bij binnenkomst mogen de kleuters zelf plannen. Hiervoor wordt het taakspel ingezet om het plannen te evalueren. Simone heeft als taak om iedere ochtend het plannen te observeren en te helpen. Ze ziet dat Imre binnenkomt. Imre vindt het altijd lastig om te kiezen. Ze blijft geregeld lang wachten, waardoor alle activiteiten waarin ze geïnteresseerd is al vol zitten met andere kleuters. Als Imre niets meer kiezen kan, wordt ze boos en probeert ze om alsnog haar stoel bij de tafel te zetten. Desnoods door een kind wat al bij de tafel zit, met stoel en al weg te schuiven. 'Goedemorgen Imre' zegt Simone. 'Welke tafels zijn nog vrij?' Imre wijst naar de blauwe en oranje tafel. 'Ik kies vandaag blauw juf. Daar kan ik nog net bij'. Simone prijst Imre voor het snel beslissen en het plannen. Ze ziet hoe Imre haar stoel rustig pakt en ook naar de gekozen tafel gaat. 'Wat fijn, Imre heeft nu een ster verdiend van het taakspel' bedenkt Simone. De evaluatie gisteren heeft effect gehad op het handelen van Imre voor vanmorgen. Alles Kidzzz Alles Kidzzz is een sociaal cognitieve training voor kinderen van negen tot twaalf jaar met externaliserend probleemgedrag. De begeleiding richt zich op het verbeteren van sociale cognitie en het zelfbeeld. Ook leren kinderen hun woede te reguleren. SPRINT SPRINT richt zich op het vroegtijdig signaleren van antisociaal gedrag bij kinderen vanaf groep vier tot en met acht. De SPRINT-interventie richt zich op het kind én de ouders. Ze werken aan het bevorderen van vaardigheden die helpen om ‘goed’ gedrag te vertonen. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

1https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/african-american-father-son-deep-conversation-476477092 Een interventieprogramma helpt het kind en/of de ouders om aan gewenst gedrag te werken. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG) IAGstaat voor Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling. Dit is een behandeling voor een gezin met complexe en meervoudige problemen. Het doel van deze interventie is dat kinderen thuis kunnen blijven wonen, of weer naar huis kunnen terugkeren. Het richt zich op zowel het kind als de ouders. IAG richt zich op het vergroten van de opvoedvaardigheden van ouders, het sociaal netwerk van het gezin uitbreiden en verstevigen en werken aan het verminderen van gedragsproblemen van het kind. Deze interventie werkt met een gezinsbehandelaar, welke een goede relatie opbouwt met het kind en de ouders. Samen wordt er gewerkt aan concreet haalbare doelen. Vaak wordt IAG ingezet na eerdere interventies. De behandeling duurt gemiddeld vijf tot zeven maanden. De gezinsbehandelaar bezoekt daarbij het kind gemiddeld twee keer per week thuis. Zo krijgt deze de thuissituatie en de patronen welke in het gezin spelen, goed in beeld. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

Video-feedback (VIPP-SD)

Een andere interventie is het filmen in de thuissituatie en hier van een gespecialiseerde hulpverlener feedback op krijgen. Deze interventie heet Video-feedback Intervention to Promote Positive Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD) Deze interventie is gericht op het ontwikkelen van ondersteunende oudervaardigheden, waardoor een kind gewenst gedrag aanleert. Daarnaast helpt het de sfeer in het gezin als er behalve duidelijkheid, structuur en consequente regels ook ruimte is voor positiviteit en het kind volgen. Deze interventie is geschikt voor ouders en kinderen in de leeftijd van nul tot zes jaar.

16.6 Verdieping: In de praktijk

Om te kunnen bepalen of er sprake is van een stoornis wordt uitgebreid onderzoek gedaan door een orthopedagoog of een psychiater bijvoorbeeld. Diagnoses stellen kan alleen aan de hand van onderzoek. Dit noem je ook wel diagnosticeren. Er bestaan drie typen diagnosen: de verklarende diagnose, de handelingsgerichte diagnose en de classificerende diagnose. Bij een verklarende diagnose wordt gekeken naar de oorzaken van bepaalde problemen die door het kind of de omgeving worden ondervonden. Bij handelingsgerichte diagnose wordt gekeken hoe de problemen op een effectieve wijze kunnen worden opgelost: welke vorm van hulpverlening en onderwijs past het beste bij de diagnose. Bij een classificerende diagnose wordt vastgesteld of het kind een stoornis heeft. Dit gebeurt met behulp van de DSM. DSM is een handboek waarin symptomen van stoornissen en aandoeningen beschreven staan. Uitslagen van onderzoeken worden naast het handboek gelegd om zo uiteindelijk tot een diagnose te komen.

DSM

DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. DSM is het internationale classificatiesysteem voor psychische stoornissen. Dit handboek bevat beschrijvingen van veel psychische aandoeningen, die zijn ingedeeld op basis van specifiek gedefinieerde symptomen. De werking van het handboek is complex. Stel, er wordt een probleem geconstateerd, dan uit dit zich in verschillende kenmerken. De kenmerken worden gebruikt om de diverse symptomen te diagnosticeren. Voldoet iemand aan een x-aantal symptomen van een aandoening, dan is de kans groot dat die aan dit ziektebeeld lijdt.

CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

DSM-5

Momenteel is DSM-5 uit, de vijfde versie van het handboek. Er zijn behoorlijk wat verschillen tussen de vierde en vijfde versie van de DSM. In DSM-5 zijn bijvoorbeeld alle NOS (not otherwise specified) stoornissen verdwenen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de term PDD-NOS daarin niet meer voor komt. In de DSM-5 spreekt men nu alleen nog over een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). Ook zijn er nieuwe stoornissen bijgekomen. Een voorbeeld hiervan is hoarding (het buitensporig verzamelen van spullen en niet kunnen weggooien van spullen. De DSM-5 biedt meer ruimte voor het aangeven van de ernst van de beperking en voor de individuele verschillen in dezelfde stoornis. 1https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/blackboard-dsm5-written-on-hands-doctor-2009213654 Om een diagnose te stellen moet je daarvoor bevoegd zijn. Etiketjes Over de zin en onzin van diagnoses geven aan kinderen, is al langer een discussie gaande. Hoeveel zin heeft het om als pedagogisch professional te weten welke ontwikkelingsstoornis een kind heeft? Kan het zo zijn dat een CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie) kind met ADHD hierdoor juist niet meer objectief gezien wordt in zijn gedrag? Tegenstanders van diagnoses of 'etiketjes' wijzen erop dat teveel gedrag dan onterecht op de stoornis wordt afgeschoven. Voorstanders van diagnoses

stellen dat het juist de pedagogisch professional helpt. Je hebt handvatten om met gedrag om te gaan. Ook ouders kunnen hier verschillend in staan. Sommige ouders willen graag dat hun kind onderzocht wordt, andere ouders weigeren te horen dat er 'iets' met hun kind is. Als pedagogisch professional moet je met beiden verschillende benaderingen om weten te gaan. Het is verstandig om bij twijfels ouders in concreet waarneembaar gedrag te vertellen wat je ziet en hoort. Daarbij mag alleen een arts een diagnose stellen. 16.7 Begrippen <<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>> 16.8 Bronnen Dolk, D. (2015, 25 maart). Het meisje met de vleugels. Geraadpleegd op 13 januari 2023, van https://kindinontwikkeling.com/2010/06/03/het-meisje-met-de-vleugels/ Erkende interventies bij gedragsproblemen | Nederlands Jeugdinstituut. (z.d.). Geraadpleegd op 26 december 2022, van https://www.nji.nl/gedragsproblemen/erkende-interventies. CONCEPT COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (Zonder beeld- en taalredactie)

This article is from: