tinka muthert & paul visser
imperativus (imp.)
imperativus (imp.)
enkelvoud (ev )
infinitivus (inf. ): agere
In dit katern
In dit katern
In dit katern
Inleiding
Activerende didactiek: theorie en praktijk 000
1 Woordenschatverwerving
inleiding — Theorie woordenschatverwerving 14
1 Gatenvertaling 000
2 Raad het woord 000
3 Woorden in beeld 000
4 Binnen-buitencirkel 000
5 Kruiswoordraadsel 000
6 Woordenbingo 26
7 Woordso(o)rteren 000
8 Woordenvisualisatie 000
2 Vormleer & syntaxis
inleiding — Theorie vormleer & syntaxis 000
3 Tekstbehandeling
inleiding — Theorie vertalen, lezen & nakijken van teksten 000
9 Groepscontrole 70
4 Culturele achtergronden en teksten in vertaling
inleiding — Theorie culturele achtergronden en vertalingen lezen 000
4 Inleefopdracht 82
5 Herhalen van gelezen stof en teksten in vertaling
inleiding — Theorie herhalen gelezen stof 000
5 Maak een meme 104
6 Tekstvragen
inleiding — Theorie tekstvragen 000
7 Toetsbespreking
inleiding — Theorie toetsen bespreken 000
hoofdstuk 1
Inleiding Woordjes leren via tweetalige woordenlijsten is een onderdeel waar leerlingen bij Latijn en Grieks al snel mee te maken krijgen. In de onderbouw moeten leerlingen er veel tijd aan besteden, terwijl er in de lessen vaak weinig aandacht voor is. Sommige leerlingen kunnen snel woordjes stampen en halen goede cijfers, terwijl anderen, ondanks hard werken, toch laag scoren. Velen vinden het saai en demotiverend. Uiteindelijk blijkt in de bovenbouw de woordenschat minimaal te zijn: bijna elk woord wordt opgezocht. De geleerde woordjes blijven niet hangen of worden in verbogen vorm niet herkend. Daarnaast passen de aangeleerde betekenissen niet altijd in de context, wat de effectiviteit van het stampen van losse woorden ter discussie stelt.*
Een goede woordenschat is cruciaal voor tekstbegrip.* * Als een lezer van een klassieke tekst bijna elk woord moet opzoeken, wordt het lezen vertraagd en is het moeilijk om de juiste betekenis in de context te vinden. Wat de klassieken onderscheidt van moderne talen is dat we de talen enkel passief en via schrift tot ons nemen, terwijl taal in de eerste plaats een communicatieve bezigheid is. Woordenschat wordt het best geleerd in een sociale context. Aandacht voor woordenschatverwerving tijdens de les is daarom belangrijk. Het gebruik van activerende werkvormen aan het begin
* Volgens de Paired-associate methode is het leren van tweetalige woordenlijsten wel effectief. Deze methode stelt dat afleiding van de hoofdtaak de effectiviteit vermindert. In dit boek volgen we de Involvement Load Hypothesis, die diepere verwerking bevordert door betrokkenheid van de leerling, zoals via context, verbanden en etymologie (Vis, 2013, p. 223v).
* * De meningen lopen uiteen van ca. 80 % tot wel 95 % benodigde kennis van woordbetekenissen.
of einde van een les kan de motivatie en effectiviteit van het woordjes leren vergroten.
In dit hoofdstuk worden werkvormen besproken waarin theorieën over woordenschatverwerving zijn verwerkt. Deze theorieën worden kort uitgelegd. Het is aan te raden de werkvormen af te wisselen om zoveel mogelijk leerlingen te bereiken en verschillende verwerkingsprincipes te leren gebruiken. Laat werkvormen die goed bevallen regelmatig terugkeren: voorspelbaarheid en cadans in de lescyclus geven leerlingen rust en benadrukken het belang van woordjes leren.
Herhaling Het eenmalig uit het hoofd leren van woordjes zorgt ervoor dat ze blijven hangen in het kortetermijngeheugen, wat resulteert in vaak perfecte scores direct na het leren. Echter, door de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen verdwijnt deze kennis snel. Spreiding en regelmatige herhaling zijn essentieel om deze kennis over te brengen naar het langetermijngeheugen. Bied woorden in kleine hoeveelheden aan en herhaal regelmatig met steeds langere intervallen. Varieer hierbij de herhalingsmethoden, zoals alfabetisch, op woordsoort, woordveld, synoniemen en grammaticale overeenkomsten,* om meerdere verbindingen in de hersenen te stimuleren. Dit bevordert inzichtelijk leren en vergemakkelijkt het koppelen van nieuwe kennis aan voorkennis in het langetermijngeheugen.
Zintuigen Onthouden gaat beter als meerdere zintuigen tegelijk worden aangesproken. Woorden blijven beter hangen als ze gekoppeld kunnen worden aan klanken (auditieve input). Daarom is het nuttig om woorden hardop uit te spreken of te horen. Ook visuele input, zoals afbeeldingen of pictogrammen die de woordbetekenis weergeven, draagt bij aan het onthouden. Het visualiseren
* Bijvoorbeeld: alle voorzetsels die met een dativus gaan.
van een woordbetekenis helpt omdat leerlingen persoonlijke associaties kunnen maken. Leerlingen kunnen eventueel zelf tekenen, wat ook de motoriek erbij betrekt. Aandacht besteden aan verschillen en overeenkomsten in woordbeeld en klank kan helpen om woorden die op elkaar lijken uit elkaar te houden.
Grammaticale kennis Grammaticale kennis is essentieel voor woordenschatverwerving, omdat woorden in teksten bijna altijd in verbogen vorm voorkomen, wat het herkennen soms bemoeilijkt. Daarom is het zinvol om woorden direct in verbogen vorm aan te bieden om leerlingen hieraan te laten wennen. Kennis van woordsoorten is belangrijk voor het herleiden van woorden naar de basisvorm en het onderscheiden van verschillende woorden. Maak leerlingen daarom regelmatig bewust van de woordsoort tijdens het woorden leren.
Taalverwantschap Kennis en bewustzijn van taalverwantschap is een nuttige factor bij het opbouwen van een woordenschat. Herkennen van verbanden tussen woorden binnen de taal zelf (samenstellingen, woordvorming, woordafleidingen, woordfamilies) en van verwantschappen met andere talen (etymologieën, leenwoorden) verlaagt de inspanning bij het leren. Hierdoor worden woorden en betekenissen gekoppeld aan voorkennis en beklijven ze beter. Leerlingen leren gebruiken wat ze al weten, in plaats van geconfronteerd te worden met wat ze nog niet weten. Kennis van één woord is kennis van meerdere woorden. Het pure ‘stampen’ is dan nog maar bij enkele woorden nodig. Bewustzijn van verwantschappen maakt het leren van woorden ook uitdagender. Leerlingen leren zo reflecteren op taal op een hoger niveau. Etymologisch besef zorgt er bovendien voor dat leerlingen een gunstig effect ondervinden van het leren van de klassieke talen: het helpt hen bij het leren van andere talen.
Context en betekenis Een woord betekent in een andere taal nooit exact hetzelfde, de betekenis is altijd contextafhankelijk. De lezer moet vanuit de geleerde basisbetekenis verder kunnen denken en flexibel en creatief daarmee om kunnen gaan voor het vinden van een juiste betekenis in context. Het getuigt van goede kennis van de doeltaal als begrip van het onderliggend woordconcept aanwezig is, zonder dat iemand de vertaalslag naar de moedertaal nodig heeft. Het helpt daarom om woorden zoveel mogelijk in context, zinsverband of woordgroepen aan te bieden. Ook het leren van woorden aan de hand van afbeeldingen of omschrijvingen (al dan niet in de doeltaal) draagt meer bij aan het begrip van woorden dan het leren van losse betekenissen, evenals het gebruik van een woordenboek in plaats van een woordenlijst.
Noodzaak Leerlingen worden gemotiveerd om woorden te leren als ze de noodzaak ervan inzien. Noodzaak kan bereikt worden door middel van overhoringen. De motivatie is dan wel extrinsiek. Losse woordjes zonder context worden vaak als nutteloos ervaren. Wanneer de woorden gekoppeld zijn aan de gelezen teksten, blijkt de meerwaarde van het leren van de woorden. Denk na over het moment van woorden leren. Voorafgaand aan het vertalen kan het het vertaaltempo verhogen. Een deel van de leerlingen zal echter de noodzaak van het leren nog niet inzien. Het aanbieden van woorden in context dwingt leerlingen na te denken. Het is daarom zinvol om het leren van losse woordjes in de laatste fase van het leerproces te laten doen, om ze te consolideren.
De werkvormen in dit hoofdstuk zijn ingedeeld op basis van het leermoment:
1–3 Werkvormen voor een eerste kennismaking met nieuwe woorden.
4–6 Werkvormen om in te zetten na het leren van nieuwe woorden.
7–8 Werkvormen die ingezet kunnen worden om woorden in grotere gehelen te herhalen.
Woordenbingo 1.6
doel
Woordenschat controleren en vergroten.
samenstelling Individueel
nodig Geleerde woorden
tijd 10 minuten
Opdracht
1 Maak een raster van 3 × 3 in je schrift.
Pak de geleerde woordjes erbij.
2 Schrijf de betekenissen van 9 woorden op het bingoblad.
v nota bene — Schrijf alleen de Nederlandse vertaling van de woorden op je bingoblad.
v hint — De docent zal natuurlijk beginnen met de moeilijkste woorden!
3 Boeken dicht. De docent noemt telkens een Latijns woord op. Kruis het vakje met de betekenis van dit woord aan.
v Rij vol? Roep bingo !
v Kaart vol? Roep bingo !
Voorbeeld (spqr, thema 1.1 )
opdracht jongen rivier
boom slaaf optillen
water waar weigeren
moment Als overhoring van geleerde woorden. jaarlaag Onderbouw & bovenbouw.
voorbereiding Geen
Theorie
v Herhaling
v Meerdere zintuigen: lezen, schrijven, luisteren
v Succeservaring door zelf gekozen moeilijkheidsgraad
Tips voor de uitvoering
v Spelelement
v Competitie-element
v Motivatie
v Loop rond om te kijken of ze de Nederlandse woorden opschrijven. Het helpt om af en toe opmerkingen te maken als : ‘wie heeft er al per ongeluk Latijn opgeschreven?’
v Schrijf bij het klassikale gedeelte eventueel de woorden ook op het bord en veeg ze vervolgens weer uit. Vooral bij Grieks is dat aan te raden vanwege het alfabet.
v Laat leerlingen de bingokaarten zelf achterin hun schrift maken ; dan is inzichtelijk wat hun prestaties zijn in meerdere sessies.
v Een bingokaart van 4 × 4 is ook mogelijk, dat is moeilijker en neemt meer lestijd in beslag.
Praktijkervaringen De eerste keer kan het best rommelig zijn, maar als leerlingen eenmaal doorhebben hoe het werkt, gaat het snel goed. Soms fluisteren leerlingen de betekenissen aan elkaar door. Voor het winnen van het spel is dat in principe natuurlijk niet handig, maar ze leren wel de woordbetekenissen.
Varianten Draai de werkvorm om: leerlingen schrijven de Latijnse woorden op, de docent noemt de betekenissen op. Of laat leerlingen bingokaarten voor elkaar maken.
doel
Je eigen vertaling redigeren door vergelijking met vertalingen van anderen.
samenstelling Groepjes van 3 of 4.
nodig Griekse tekst + eigen vertaling tijd 30 minuten
Opdracht
a groepjes
Je hebt zelfstandig de tekst vertaald.
Vergelijk jullie vertalingen.
1 Vat eerst het stuk voorafgaand aan de vertaalde tekst samen in maximaal 3 zinnen.
2 Bespreek de zinnen als volgt :
v Lees de hele zin in het Grieks voor.
v Vergelijk jullie vertalingen en kom tot een juiste vertaling.
v Zorg dat je alles begrijpt, ook de inhoud.
v Komen jullie er niet uit? → Stel gerichte vragen aan je docent.
v Heeft de docent even geen tijd? → Ga eerst door naar de volgende zin.
3 Klaar? Vat in eigen woorden de inhoud samen.
b klassikaal
4 We bespreken alleen de zinnen waar jullie nog vragen over hebben.
5 De docent stelt enkele vragen over de tekst, die je individueel kunt beantwoorden als je de tekst goed besproken hebt.
moment
jaarlaag
Na het individueel vertalen van een tekst.
Bovenbouw (met name).
voorbereiding Noteer eventueel enkele punten die je kunt bevragen in het klassikale gedeelte.
Theorie
v Evalueren
v Verantwoordelijkheid voor eigen leerproces
v Hardopdenken
Tips voor de uitvoering
v Samenwerkend leren
v Wederzijdse afhankelijkheid
v Individuele aanspreekbaarheid
v Loop rond en luister goed mee, zodat je leerlingen kunt sturen in het proces en kunt ingrijpen als je het ergens fout gaat.
v Combineer deze werkvorm eventueel met de werkvorm ‘groepsreis’, als je meer zekerheid wilt hebben dat ze uiteindelijk op een juiste vertaling uitkomen.
Praktijkervaringen Aanvankelijk denken leerlingen dat grammaticaal begrip van de tekst voldoende is. Je moet ze echt leren dat ook (juist) begrip van de inhoud belangrijk is. Als je energie steekt in het aanleren van de groepscontrole en het regelmatig doet, worden leerlingen hier heel zelfstandig van en nemen ze verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces.
Varianten Een notulist schrijft de definitieve vertaling op, deze wordt nagekeken en van feedback voorzien door de docent. Ook mogelijk: leerlingen kijken eerst de tekst na met een werkvertaling en markeren in hun eigen vertaling wat ze lastig vonden. Zo maken ze zich niet meer zoveel zorgen om de juiste vertaling in hun schrift te krijgen. Daarna begint de groepscontrole, waarin leerlingen elkaars vragen beantwoorden.
Inleefopdracht 4.4
doel
Begrip van en overzicht over de tekst door je in te leven in een personage.
samenstelling Individueel, groepjes van 3 of 4. nodig (Cultuur)tekst / literaire vertaling
tijd 20 minuten
Opdracht
a individueel, 10 minuten
1 Lees de tekst.
2 Stel je voor dat je een personage bent uit de tekst.
v Wat zie je?
v Wat ben je aan het doen?
v Hoe voel je je?
3 Schrijf een stukje vanuit het perspectief van jouw gekozen personage, waarin je jouw antwoorden op bovenstaande vragen verwerkt. De rest mag straks raden welk personage jij gekozen hebt.
b groep, 10 minuten
4 Lees jullie stukjes aan elkaar voor.
v Welk personage is gekozen?
v Komen de activiteiten en emoties van het personage overeen met de tekst?
v Wijs elkaar op eventuele ontbrekende of foutieve informatie.
Voorbeeld (argo , thema 3.13)
Kies een van de volgende personages: Hektor, Achilles, Andromache, een Trojaan op de muur van Troje of een Griek in het leger.
moment Bij het leren van nieuwe cultuur of het lezen van teksten in vertaling. jaarlaag Onderbouw en bovenbouw.
voorbereiding Bepaal of de tekst geschikt is voor deze opdracht.
Theorie
v Leerstof actief ophalen
v Voorkennis combineren met nieuwe informatie
v Misconcepties achterhalen v Inleven
v Mentaal beeld
v Samenwerkend leren
v Peerfeedback
Tip voor de uitvoering Loop als docent rond om mee te lezen en te luisteren, zodat je bepaalde misconcepties in de voorkennis kunt achterhalen. Bewaar je feedback tot het einde van het groepsgesprek.
Praktijkervaringen Leerlingen vinden het leuk om naar elkaars verhalen te luisteren. Sommige leerlingen blijken cruciale elementen uit te tekst over het hoofd te zien, waarop andere leerlingen hen dan wijzen. Het raden van het personage is een toevoeging van mijn leerlingen. Dit zorgt ervoor dat leerlingen extra goed luisteren naar de ander.
Maak een meme 5.5
doel
Kernboodschap van de tekst duiden.
samenstelling Groepjes van 3 of 4.
nodig Griekse tekst of tekst in vertaling + papier of device.
tijd 20 minuten
Opdracht
Je hebt zelfstandig de tekst herhaald / gelezen.
1 Bespreek eerst samen de inhoud van de tekst. Bepaal wat de kernboodschap van de tekst is.
2 Maak nu een meme waaruit de strekking van de tekst blijkt.
3 Maak een toetsvraag over de meme: wat voor vraag zou je docent op de toets kunnen stellen als je de meme met de tekst vergelijkt?
4 Presenteer je meme en de toetsvraag aan de klas. Laat de klas je vraag beantwoorden.
Voorbeeld
Ik vertel een verhaal Herodotos vertelt een verhaal
moment Bij het herhalen van gelezen stof of het lezen van teksten in vertaling. jaarlaag Bovenbouw (met name).
voorbereiding Geen
Theorie
v Leerstof actief ophalen
v Creëren
v Dialogisch lezen
Tip voor de uitvoering
v Motivatie
v Samenwerkend leren
v Loop rond om leerlingen te sturen bij het formuleren van de toetsvraag.
v Bij langere passages kun je ook meerdere memes laten maken.
Praktijkervaringen Leerlingen vinden dit heel leuk. Door de tekst op deze manier met elkaar te bespreken roept het (ham)vragen
op bij leerlingen. Je krijgt als docent goed in beeld hoe leerlingen de tekst ervaren.
Maak in zeven hoofdstukken kennis met 40 activerende werkvormen die snel ingezet kunnen worden in de les. Of het nu gaat over woordenschatverwerving, vormleer & syntaxis of hoe een gemaakte toets handig en leuk besproken kan worden : age ! geeft snel tips en tricks hoe een gewone les omgetoverd wordt in een leuke en effectieve les!
age ! — Activerende didactiek klassieke talen doorbreekt niet alleen de sleur, maar voegt ook iets nieuws toe. Behalve dat de lespraktijk leidend is, geeft het boek ook de broodnodige theorie achter de gemaakte keuzes om als docent goed beslagen ten ijs te komen.
isbn 978 94 6442 187 3 Verwacht voorjaar 2025
boom.nl/voortgezetonderwijs.nl
september 2024