7 minute read
Mensen uit dit tijdvak Een machtige vorst en een machtige vorstin
v Hammoerabi (r. 1792–1750 v.C.)
v Hatsjepsoet (r. 1479–1458 v.C.)
Vorsten uit dit tijdvak waren bijna altijd mannen die veel oorlog voerden. Maar er waren uitzonderingen. Hammoerabi deed meer dan alleen oorlog voeren. In Egypte heerste een tijd lang een machtige vrouw als farao.
v Hammoerabi zorgde voor rechtvaardigheid en zekerheid
Toen Hammoerabi in 1792 v. C. de troon erfde van zijn vader, bestond zijn gebied uit de omgeving waarin hij de stad Babylon zou bouwen, ongeveer 50 kilometer rond die plaats. Maar hij veroverde het grootste deel van Mesopotamië: een rijk van 750 kilometer lang en 200 kilometer breed. Hij voerde dus veel oorlogen, net als andere koningen. Maar hij wilde het veroverde gebied ook goed regeren. Daarvoor maakte hij zijn beroemde wetten. De bekendste regel uit de wetten is vergelding. Dat betekent dat iemand die een ander iets aandoet, datzelfde als straf krijgt opgelegd. Als iemand een ander vermoordt, krijgt hij de doodstraf. Als iemand een ander een oog uitsteekt, wordt zijn oog ook uitgestoken. Die regel wordt vaak ‘oog om oog, tand om tand’ genoemd.
Hoe ging Hammoerabi om met de rechten van vrouwen? In zijn tijd was iedere vrouw getrouwd en daardoor min of meer het ‘bezit’ van haar man. Bij haar huwelijk betaalde haar vader een bruidsschat om de nieuwe echtgenoot te vergoeden voor de zorg die hij de vrouw gaf. Dit zijn enkele regels over vrouwenrechten uit Hammoerabi’s wetten:
‘Als een man wil scheiden van een vrouw die hem kinderen heeft gebaard, dan zal hij die vrouw haar bruidsschat geven en een deel van de opbrengst van het veld en de tuin, zodat ze haar kinderen kan opvoeden. Wanneer zij haar kinderen heeft grootgebracht, mag zij trouwen met de man van haar hart.
Als een vrouw ruzie maakt met haar man en zegt: “Je bent niet aardig tegen mij”, moet ze daarvoor haar redenen noemen. Als het niet haar schuld is, en haar man verwaarloost haar, dan kan deze vrouw niets worden verweten. Dan mag ze haar bruidsschat nemen en teruggaan naar het huis van haar vader.
Als een man een vrouw neemt en zij wordt ziek, en als hij dan een tweede vrouw wil nemen, zal hij zijn zieke vrouw niet wegsturen, maar hij zal haar in huis houden en steunen zolang ze leeft. Maar als deze vrouw niet in het huis van haar man wil blijven, dan zal hij haar de bruidsschat vergoeden en zij mag dan gaan.
Als een man een vrijgeboren vrouw slaat zodat ze haar ongeboren kind verliest, moet hij haar tien sikkels (= de prijs van een slaaf) betalen voor haar verlies. Maar als ook de vrouw zelf sterft, zal de dochter van de moordenaar ter dood worden gebracht.’ v Hatsjepsoet was een machtige vrouw
Hatsjepsoet was koningin van Egypte in de tijd van farao Thoetmosis II (r. 1492–1479 v. C.). Toen haar man overleed, was de troonopvolger pas twee jaar. Daarom nam Hatsjepsoet de titel farao over en regeerde de eerstvolgende 22 jaar. Ze liet zich afbeelden met alle tekens van waardigheid van een farao, zelfs met een aangeplakte baard — dat hoorde bij een farao.
De voorgangers van Hatsjepsoet waren grote veroveraars. In hun tijd heerste Egypte over het hele MiddenOosten. Hatsjepsoet hield zich liever bezig met vreedzame zaken. Door oorlogen werden de relaties met buurlanden verstoord. Hatsjepsoet stuurde handelsexpedities om de relaties te ver beteren, en ook om luxegoederen te krijgen die in Egypte niet voorkwamen. Uit Somalië liet ze bijvoorbeeld complete mirrebomen meenemen om ze te planten in de hof van haar paleis. Mirre wordt gebruikt om er parfum van te maken.
Ze liet talloze tempels, paleizen en monumenten bouwen. Belangrijke gebeurtenissen uit haar regering werden gevierd met obelisken. In de buurt van Luxor liet ze een grote dodentempel bouwen, bedoeld als haar eeuwige rustplaats. Op de muren staan teksten en afbeeldingen over haar daden als farao. De tempel is tegenwoordig een belangrijke toeristische trekpleister.
Toen Hatsjepsoet overleed, liet haar opvolger haar naam weghalen van alle tempels en obelisken. Beelden van haar werden kapotgeslagen. Hij deed net of hij de dodentempel bij Luxor zelf had gebouwd door er zijn eigen naam op te zetten. De herinnering aan Hatsjepsoet moest worden uitgewist. Maar dat is niet gelukt. Wij weten best veel over haar. Kapotgeslagen beelden zijn teruggevonden en stukje voor stukje door archeologen weer in elkaar gezet. Zo weten we hoe Hatsjepsoet er heeft uitgezien.
Andere mensen uit dit tijdvak v Suppiluliumas (r. ca. 1350 v.C.) was koning van de Hittieten in het tegenwoordige Turkije. Hij streed met Egyptische farao’s om de macht in het MiddenOosten. v David (r. ca. 1000 v. C.) was misschien de eerste belangrijke koning van de Joden en stichter van Jeruzalem. Misschien was hij alleen een stamhoofd, en Jeruzalem een klein dorpje. v Zakutu, ook wel Naqia genoemd (ca. 700 v. C.) was vrouw van de Mesopotamische koning Sennacherib en moeder van diens zoon Ezarhaddon. Zij speelde een belangrijke politieke rol als ‘moeder van de koning’. v Qin Shi-Huang (r. 221–210 v.C.) wordt beschouwd als eerste keizer van China, die het land onder één bestuur bracht. v De Griekse stadstaat v Het Romeinse wereldrijk
Tot nu toe heb je bij dit tijdvak geleerd over het grote Romeinse wereldrijk en het leven van rijke en arme Romeinen, onder andere slaven. Je leerde over de Griekse cultuur, godsdienst en wetenschap, en over het ontstaan van het christendom. Dit jaar kijken we naar de politiek. Hoe gingen de Grieken om met politiek in hun stadstaten en hoe deden de Romeinen dat in hun wereldrijk?
A — Griekse stadstaten
Griekenland is een ander soort land dan Mesopotamië en Egypte. Er is geen grote rivier waarlangs je iedereen in het land kunt bereiken. Het Griekse gebied heeft een grillige vorm met veel eilanden en schiereilanden. Het binnenland is nogal bergachtig. Hierdoor was het in de Oudheid moeilijk om er één staat met één regering van te maken. Er waren tientallen kleine staten die je bijna allemaal vanaf de zee kon bereiken. Over land reizen was veel moeilijker. Zo vormde Athene met omgeving de staat
Attica, Thebe met omgeving de staat Boeotië en Sparta met omgeving de staat Lakonië. We noemen die kleine Griekse landjes stadstaten.
Op afbeelding 2 zie je hoe de Atheners hun stadstaat hadden ingericht. Aan zee lag een haven. Er liepen lange muren naar de stad Athene verderop op een heuvel. Tussen de muren kon je veilig van de stad naar de haven gaan. De stad lag op een heuvel omdat hij dan beter te verdedigen was tegen vijanden. Op de achtergrond zie je de bergen om het gebied van de Atheners heen. Over land waren ze daardoor bijna niet aan te vallen. Zo konden de Atheners een onafhankelijke stadstaat vormen met een eigen regering. Op dezelfde manier waren tientallen andere Griekse stadstaten ontstaan. De Grieken hadden wél het gevoel dat ze bij elkaar hoorden, omdat ze allemaal Grieks spraken en dezelfde goden vereerden. Maar een vorst die over alle Grieken heerste, was er niet.
B — Politiek bij de Grieken
De Grieken dachten niet dat macht afkomstig was van goden. Bij de Mesopotamiërs en Egyptenaren was dat wél zo. Hammoerabi zei dat hij zijn wetten van een god had gekregen; farao’s werden beschouwd als zoon van de zonnegod. Maar de Grieken vonden dat burgers zelf konden beslissen over het bestuur van hun stadstaat.
Op afbeelding 3 zie je hoe het Atheense vriendenpaar Harmodios en Aristogeiton een tiran vermoordt.
Een tiran was een alleenheerser die zich niets van de burgers aantrok. Dat klopte niet volgens de vrienden. Een stadstaat was er voor de burgers. Toch hadden de stadstaten verschillende soorten besturen. In sommige staten had één man de macht. Dan was zo’n staat een monarchie. In andere stadstaten vonden de burgers dat de ‘besten’ de macht moesten hebben: de edelen. Want niet iedereen had evenveel verstand van politiek. Als de edelen regeren, noem je dat een aristocratie In staten waarin alle burgers samen bestuurden, was er een democratie: een regering door het volk.
Dit is het grote plein van Athene: de Agora. Op de heuvel is een burcht gebouwd. Binnen de muren staat de tempel voor de godin Athena. Haar standbeeld staat ervoor, helemaal bekleed met goud.
Op de Agora praatten de mensen over het nieuws. De burgers vonden het belangrijk hoe het met hun staat ging. Nadat Harmodios en Aristogeiton de tiran hadden gedood, voerde Kleisthenes ( 570 – 507 v. C.) in Athene een democratie in. Alle burgers kwamen voortaan bijeen in een volksvergadering. Daar hielden politieke leiders toespraken over hun plannen.
Een belangrijke politicus in de tijd van de Atheense democratie was Perikles (495 – 429 v.C.). Hij kon de volksvergadering meestal goed overtuigen. Daardoor kreeg hij macht, want de plannen waar de meeste burgers het mee eens waren, werden uitgevoerd.
Perikles was trots op Athene. Toen in een oorlog tegen de stadstaat Sparta Atheense burgers waren gesneuveld, hield Perikles een redevoering. Hij wilde uitleggen dat ze niet voor niets waren gestorven:
‘Onze staat wordt een democratie genoemd omdat de macht niet in handen is van een minderheid, maar van het hele volk. Iedereen is bij ons gelijk voor de wet. Bij ons krijgt iemand geen politieke rol omdat hij bij een voorname familie hoort, maar omdat hij de juiste bekwaamheden heeft. Niemand wordt door armoede buiten de politiek gehouden.’
Toch konden niet echt alle Atheners meedoen. Slaven, mensen die niet in Athene geboren waren en vrouwen hadden geen burgerrecht. Zij beslisten dus ook niet mee over de politiek. In 146 v.C. werden de Griekse stadstaten veroverd door de Romeinen. Daarmee kwam een eind aan hun onafhankelijkheid. Het Griekse gebied werd een provincie van het Romeinse Rijk.
C — Politiek bij de Romeinen
Omstreeks 750 v.C. werd Rome in Italië gesticht als stadstaat. Er regeerde een koning, dus het was een monarchie. Totdat omstreeks 500 v.C. de koning werd afgezet. Aanzienlijke Romeinen namen de macht over. Zij noemden zich senatoren (dat betekent ‘oudsten’). Er was ook een volksvergadering, maar die had niet veel te zeggen. Rome was meer een aristocratie dan een democratie.
Vanaf 500 v.C. noemden de Romeinen hun staat republiek. Dat betekent: ‘iets van iedereen’. De staat was niet van de goden of van een koning, maar van de burgers. Maar de senatoren waren er de baas.
Romeinse burgers konden wél rekenen op een eerlijke rechtspraak. De wetten van Hammoerabi waren al een grote vooruitgang geweest. Rechters konden niet meer willekeurig oordelen, maar moesten de wet toepassen. De Romeinen hadden nog veel betere wetboeken.