2 minute read
Vergelijking
Twee koningen willen absolute macht
In de tijd van steden en staten zijn sterke koninkrijken ontstaan. Langzamerhand kregen de koningen meer macht en de adel minder. Aan de feodale versnippering kwam een eind. In de zeventiende eeuw wilden koningen nóg machtiger worden: ze wilden absolute macht. Dat betekent dat niemand nog iets tegen hen kon inbrengen, omdat hun macht boven alles ging. Maar kregen de koningen dat ook echt voor elkaar? We vergelijken een koning van Engeland met een koning van Frankrijk.
Op de bladzijde hiernaast zie je twee schilderijen van zeventiendeeeuwse koningen: Karel I van Engeland (r. 1625 – 1649) en Lodewijk XIV van Frankrijk (r. 1643–1715).
De schilderijen lijken op elkaar. Beide koningen dragen een mantel gevoerd met wit bont van hermelijnen. ’s Winters krijgen hermelijnen een witte vacht in plaats van een bruine, behalve het puntje van hun staart dat zwart blijft. Het witte bont met zwarte puntjes wordt al eeuwen gebruikt voor koningsmantels. De mensen zeiden dat hermelijnen nog liever zouden sterven dan dat hun witte vacht vervuild raakte. Zo werd het witte bont een symbool van kracht en zuiverheid. Naast de koningen ligt rechts hun kroon, het symbool van hun macht. Beide koningen hebben een kostbare halsketting om met het teken van hun voornaamste ridderorde: in Engeland de Orde van de Kousenband, in Frankrijk de Orde van de Heilige Geest.
Misschien is nog wel de voornaamste overeenkomst dat beide koningen er trots en heerszuchtig uitzien. Het is duidelijk dat je niet tegen hun macht in moet gaan. Zó wilden ze geschilderd worden.
Er zijn ook verschillen. De Franse koning is veel jonger dan de Engelse. Hij moest zijn vader al op vijfjarige leeftijd opvolgen. Toen hij gekroond werd, was hij zestien. Voor die kroning is dit schilderij van hem gemaakt. Omdat Lodewijk zo jong begon als koning, kon hij ook heel lang blijven regeren: 72 jaar. Dat is een record. Geen enkele andere koning heeft ooit zo lang geregeerd.
De Engelse koning is 36 op het schilderij. Hij volgde zijn vader op toen hij 25 was. Hij regeerde veel korter dan zijn Franse collega: 24 jaar. De oorzaak daarvan was niet alleen dat hij veel later koning werd. Een andere reden was dat er aan zijn leven een onverwacht einde kwam.
Hoofdvraag en aanpak In dit hoofdstuk vergelijken we de Engelse en de Franse koning met elkaar. Aan hun schilderijen zie je dat ze allebei veel macht wilden hebben. Maar bij de ene koning lukte dat veel beter dan bij de andere. In dit hoofdstuk zoek je uit wie het meeste succes had en waarom.
Deel A en B van dit hoofdstuk gaan over Karel I van Engeland. Deel C en D gaan over Lodewijk XIV van Frankrijk. Bij beide koningen bespreken we eerst (in deel A en C dus) hoe zij hun absolute macht probeerden op te bouwen. In het tweede deel over Karel en Lodewijk (deel B en D) bekijken we wat het resultaat was van hun streven: welk koninkrijk lieten ze achter bij hun dood?
De vragen in dit hoofdstuk zijn dus:
1 Wat deden Karel I en Lodewijk XIV om hun macht op te bouwen?
2 Wat was het resultaat van het werk van Karel I en Lodewijk XIV? Welk koninkrijk lieten ze achter?