Angerenstein Welzijn Methodiek en begeleiden voor maatschappelijke zorg
Methodiek en begeleiden voor maatschappelijke zorg Voor welzijnsprofessionals is vakkennis van uiteenlopende onderwerpen van groot belang. Het vormt de basis voor het handelen in de beroepspraktijk. De bronnenboeken van Angerenstein Welzijn bevatten alle benodigde theorie voor de beginnende beroepsbeoefenaar. Op www.angerenstein.nl/welzijn staan bij elk thema gevarieerde verwerkingsopdrachten. Methodiek en begeleiden voor maatschappelijk zorg is één van de twee basisboeken voor de uitstromen van maatschappelijke zorg. Dit bronnenboek bevat de basiskennis over de onderwerpen: methodisch handelen, gegevens verzamelen, signaleren en observeren, evalueren, reflecteren, rapporteren, vorming van groepen, onderzoeken van groepen, begeleiden, interventietechnieken, activiteiten, basistechnieken voor activiteiten, didactiek, leerprocessen en leerstijlen, activerende leeromgeving, persoonlijke verzorging, uiterlijke verzorging en huishoudelijke verzorging. Edu’Actief maakt werk van onderwijs Edu’Actief wil jongeren helpen zich te ontwikkelen tot echte vakmensen. Om werk te maken van onderwijs, zoeken we de samenwerking op met docenten, studenten en het bedrijfsleven. Dankzij dat netwerk kunnen we vernieuwende leermiddelen maken die aansluiten op de behoefte van de beroepspraktijk.
9 789037 244076
angBOmethodiekBegeleidenMZ-0717.indd 1
Methodiek en begeleiden voor maatschappelijke zorg
Basisdeel
14-08-17 16:17
METHODIEK EN BEGELEIDEN VOOR MAATSCHAPPELIJKE ZORG
COLOFON Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: B. Becker, M. Beers, J. Bolt, W. den Brok, B. Brouwer, S. van Brouwershaven, T. Cremers, P. van Deijl, S. Groeneveld, A. van Haaren, HanSo Educatie, T, Hilhorst, N. de Kroon, S. van Mameren, A. Martin, J. Noordzij, C. van Oost, H. Penterman, E. van Rijbroek, K. Stolk-Haar, M. Velthoen Inhoudelijke redactie: V. Dalm en M. Farla Titel: Methodiek en begeleiden voor maatschappelijke zorg ISBN: 978 90 3724 407 6 © Edu’Actief b.v. 2017
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
INHOUDSOPGAVE Inleiding .................................................................................................................................... 10 Thema 1
Thema 2
Thema 3
Thema 4
Methodisch handelen en doelgericht werken 1.1
Methodisch handelen ................................................................................................. 14
1.2
Cyclisch proces binnen methodisch handelen ................................................... 16
1.3
SMART-doelen .............................................................................................................. 20
1.4
Verdieping: Verschillende soorten doelen .......................................................... 25
Vormen van methodische plannen en plannen bijstellen 2.1
Een plan van aanpak maken .................................................................................... 32
2.2
Een plan van aanpak toepassen ............................................................................ 34
2.3
Een werkplan ................................................................................................................ 36
2.4
Een draaiboek .............................................................................................................. 38
2.5
Begeleiden en methodische plannen ................................................................... 41
2.6
Verdieping: Plannen aanpassen ............................................................................ 44
CliĂŤntgegevens verzamelen 3.1
CliĂŤntgegevens ............................................................................................................. 50
3.2
Methodisch gegevens verzamelen ......................................................................... 53
3.3
Rubriceren en analyseren van gegevens ............................................................. 61
3.4
Samenvatten en rapporteren .................................................................................. 64
3.5
Verdieping: Levensverhaal ...................................................................................... 67
Signaleren en observeren 4.1
Waarnemen, signaleren en interpreteren ........................................................... 72
4.2
Observeren ..................................................................................................................... 74
4.3
Observatietechnieken ................................................................................................ 76
4.4
Observatiemethoden .................................................................................................. 78
4.5
Factoren die de observatie kunnen beĂŻnvloeden .............................................. 81
4.6
Het verwerken van informatie ............................................................................... 84
4.7
Vastleggen van informatie ...................................................................................... 86
4.8
Verdieping: Valkuilen bij observatie .................................................................... 89
Thema 5
Thema 6
Evalueren 5.1
Van evalueren kun je leren ...................................................................................... 94
5.2
Product- en procesevaluatie .................................................................................... 96
5.3
Evaluatiecriteria .......................................................................................................... 98
5.4
Manieren om te evalueren .................................................................................... 100
5.5
Resultaten van de evaluatie ................................................................................... 103
5.6
Het evaluatieplan ...................................................................................................... 104
5.7
Verdieping: Evaluatiemodel van Kirkpatrick .................................................. 107
Reflecteren 6.1
Reflecteren als eind van de methodische cyclus ............................................. 112
6.2
Reflecteren volgens Korthagen ............................................................................. 114
6.3
ABCD-methode ............................................................................................................ 117
6.4
Technieken om te reflecteren ................................................................................. 118
6.5
Reflecteren als kwaliteitszorg ................................................................................ 122
6.6 Verdieping: Reflecteren volgens STARRT .......................................................... 124 Thema 7
Thema 8
4
Rapporteren 7.1
Rapporteren in de maatschappelijke zorg ......................................................... 128
7.2
Vormen van rapporteren ......................................................................................... 131
7.3
Rapporteren en de wet ............................................................................................. 136
7.4
Algemene aandachtspunten bij rapporteren ................................................... 137
7.5
Rapporteren in de praktijk ...................................................................................... 139
7.6
Verdieping: Rapporteren volgens de SOAP-methode .................................... 143
Vorming en ontwikkeling van groepen 8.1
Groepsdynamica ........................................................................................................ 148
8.2
Groepen in alle soorten en maten ........................................................................ 150
8.3
Lid zijn van de groep .................................................................................................. 153
8.4
Groepskarakteristieken ........................................................................................... 155
8.5
De levensloop van een groep ................................................................................. 158
Thema 9
Onderzoeken en sturen van de groep 9.1
De groepsanalyse ....................................................................................................... 168
9.2
Onderzoeken van de groep ..................................................................................... 172
9.3
Doelen voor de groep ................................................................................................ 176
9.4
Sturen en beĂŻnvloeden van de groep ................................................................... 178
9.5
Verdieping: De krachtveldanalyse ...................................................................... 183
Thema 10 Begeleiden 10.1 Activiteitengebieden ............................................................................................... 188 10.2 Drie niveaus van begeleiden ................................................................................. 190 10.3 Begeleidingsstijl ......................................................................................................... 193 10.4 Competenties .............................................................................................................. 195 10.5 Valkuilen bij de begeleiding ................................................................................. 199 10.6 Verdieping: Situationeel leiderschap ................................................................. 203 Thema 11
Interventietechnieken 11.1
Interventies ................................................................................................................ 208
11.2 Toepassen van interventies op vijf niveaus ...................................................... 212 11.3 Interventies op microniveau .................................................................................. 215 11.4 Interventies op macroniveau ................................................................................ 220 11.5 Verdieping: Provocatieve interventies ............................................................. 224 Thema 12 Activiteiten 12.1 Het belang van activiteiten ................................................................................... 230 12.2 Activiteiten per situatie .......................................................................................... 234 12.3 Activiteiten afstemmen op doelgroepen .......................................................... 238 12.4 Soorten materialen ................................................................................................. 240 12.5 Verdieping: Bewegen is beter leren .................................................................... 245 Thema 13 Basistechnieken voor activiteiten 13.1 Tekenen ........................................................................................................................ 250 13.2 Schilderen ..................................................................................................................... 253 13.3 Houtbewerking .......................................................................................................... 257 13.4 Textiele werkvormen .............................................................................................. 260 13.5 Verdieping: Digitale fotografie ........................................................................... 266
5
Thema 14 Doelen behalen met activiteiten 14.1 Doelen behalen met activiteiten ........................................................................ 270 14.2 Activiteiten aanpassen ........................................................................................... 272 14.3 Activiteiten aanpassen op specifieke cliĂŤntgroepen .................................... 274 14.4 Verdieping: Activiteiten versterken door het combineren van cliĂŤntgroepen .............................................................................................................. 284 Thema 15 Didactiek aan de basis 15.1 Didactiek aan de basis ............................................................................................ 290 15.2 Didactiek algemeen .................................................................................................. 293 15.3 Didactische werkvormen ....................................................................................... 295 15.4 Didactische vaardigheden ..................................................................................... 298 15.5 Pedagogisch klimaat ............................................................................................... 300 15.6 Verschillende visies op leren ................................................................................. 303 15.7 Verdieping: Zeven didactische principes .......................................................... 310 Thema 16 Leerprocessen en leerstijlen 16.1 Leren ............................................................................................................................... 314 16.2 Vormen van leren ...................................................................................................... 315 16.3 Visies op leren ............................................................................................................. 316 16.4 Leerprocessen ............................................................................................................. 318 16.5 Manieren van leren .................................................................................................. 319 16.6 Leerbehoeften ............................................................................................................. 322 16.7 Leerstijlen en leerstijlentesten ............................................................................. 323 16.8 De invloed van de leerstijl op leeractiviteiten ................................................ 328 16.9 Verdieping: Beelddenkers ...................................................................................... 330 Thema 17 Activerende omgeving 17.1 Leren .............................................................................................................................. 336 17.2 Leeractiviteiten ........................................................................................................... 337 17.3 Leermiddelen .............................................................................................................. 340 17.4 Leeromgeving ............................................................................................................. 343 17.5 Activerende leeromgeving ..................................................................................... 344 17.6 Verdieping: Samenwerkend leren ...................................................................... 348
6
Thema 18 Persoonlijke verzorging 18.1 Persoonlijke verzorging ........................................................................................... 354 18.2 Uit- en aankleden ...................................................................................................... 356 18.3 Wassen, baden en douchen .................................................................................... 357 18.4 Toiletgang .................................................................................................................... 361 18.5 Incontinentiemateriaal ........................................................................................... 363 18.6 Urinelijst en defecatielijst ...................................................................................... 366 18.7 Menstruatie ................................................................................................................ 368 18.8 Verdieping: Schaamte en privacy ......................................................................... 371 Thema 19 Uiterlijke verzorging 19.1 Tanden krijgen ........................................................................................................... 376 19.2 Gebitsverzorging ....................................................................................................... 378 19.3 Tandenborstels en tandpasta’s ............................................................................ 379 19.4 Scheren .......................................................................................................................... 381 19.5 Haarverzorging .......................................................................................................... 383 19.6 Hoofdluis ...................................................................................................................... 385 19.7 Nagelverzorging ........................................................................................................ 388 19.8 Verdieping: Nagelaandoeningen ......................................................................... 391 Thema 20 Huishoudelijke verzorging 20.1 Droog en nat huishoudelijk werk ........................................................................ 398 20.2 Schoonmaakmiddelen ............................................................................................ 404 20.3 Voorschriften en protocollen ................................................................................ 408 20.4 Bedden verschonen en opmaken ......................................................................... 410 20.5 Aandachtspunten bij huishoudelijk werk ........................................................ 412 20.6 Verdieping: Langer zelfstandig met hulpmiddelen ....................................... 415 20.7 Hulpmiddelen adviseren ......................................................................................... 417
7
Thema 21 Werkzaamheden rondom het huis 21.1 Textiel verzorgen ....................................................................................................... 422 21.2 De was doen ................................................................................................................ 423 21.3 Vlekken verwijderen ............................................................................................... 426 21.4 Drogen van wasgoed ................................................................................................ 427 21.5 Vouwen en strijken .................................................................................................. 428 21.6 Zorgen voor kamerplanten ..................................................................................... 431 21.7 Zorgen voor huisdieren ........................................................................................... 432 21.8 Verdieping: Voorraadbeheer ................................................................................. 435 Index ........................................................................................................................................ 439
8
9
INLEIDING Angerenstein Welzijn is een complete serie leermiddelen voor de kwalificatiedossiers van Welzijn en is geschikt voor de volgende kwalificatiedossiers: • Maatschappelijke zorg • Pedagogisch werk • Sociaal werk. Angerenstein Welzijn bestaat in de kern uit boeken met theorie. De boeken van Angerenstein Welzijn kennen de volgende opbouw: Opbouw boeken Angerenstein Welzijn Profielboeken
Profielboeken
Basisprofielboeken
Basisprofielboeken
Generieke boeken
Basisboeken
Dit boek is een van de twee basisboeken voor het dossier maatschappelijke zorg. De theorie bestaat uit drie onderdelen: 1 basistheorie 2 kritische beroepssituatie 3 verdiepingstheorie. Basistheorie De basistheorie bevat informatie die relevant is voor alle uitstromen van maatschappelijk zorg. De theorie wordt verlevendigd met voorbeelden uit het welzijnswerkveld. Belangrijke begrippen worden uitgelegd in de tekst en aangeduid met een paarse kleur. Kritische beroepssituatie (KBS) In de KBS word je geconfronteerd met een probleemstelling of dilemma waarbij je niet kunt terugvallen op routinematig handelen. Online vind je bij elke KBS aanvullende opdrachten.
Verdiepingstheorie Elk thema heeft een verdiepende paragraaf waar het thema verder wordt uitgediept. Daarnaast kent Angerenstein Welzijn enkele online-aanvullingen die beschikbaar zijn via www.angerenstein.nl/welzijn. Het gaat om de volgende aanvullingen: • verwerkingsopdrachten • uitdagingen. Verwerkingsopdrachten Bij ieder thema horen enkele verwerkingsopdrachten. Deze opdrachten helpen je de informatie uit de theorie te verwerken. Uitdagingen Tijdens de uitdaging werk je met meerdere studenten aan een grote opdracht waarbij een beroep gedaan wordt op jouw samenwerkingsvaardigheden en jouw creativiteit. De uitdaging levert altijd een product op dat wordt beoordeeld. Veel plezier en succes met het werken met Angerenstein Welzijn!
11
T H E M A
01 METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN Inhoud thema: 1.1 Methodisch handelen 1.2 Cyclisch proces binnen het methodisch handelen 1.3 SMART-doelen 1.4 Verdieping: Verschillende soorten doelen
Jouw belangrijkste taak is professioneel begeleiden. Dit doe je door systematisch en doelgericht te werken. Je weet waarom je iets doet en met welk doel. In je toekomstige beroep werk je altijd met begeleidingsdoelen. Zonder doel is het niet duidelijk wat je wilt bereiken. Dan heeft de begeleiding eigenlijk geen zin. In dit thema leer je hoe je een doel formuleert: met de SMART-formule. Verder leer je wat de methodische cyclus is en hoe je deze toepast. In dit thema draait alles om methodisch handelen.
13
THEMA 1
METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN
1.1
Methodisch handelen
Als je methodisch handelt, werk je bewust en volgens een plan naar een doel toe. Dit doe je samen met alle betrokkenen.
1.1.1
Methodisch handelen in de maatschappelijke zorg
Als professional werk je planmatig. Dit wil zeggen dat je volgens een bepaalde aanpak toewerkt naar het bereiken van een doel. Die aanpak bespreek je met iedereen, ook met de cliënten. In de maatschappelijke zorg handel je dus niet lukraak. Je bent je steeds bewust van wat je doet en hoe je dat doet. Je ondersteunt cliënten met een verslavingsverleden bij het zoeken naar een nieuwe dagstructuur. Dit doe je om hen te leren hoe zij hun toekomst kunnen invullen.
1.1.2
Het begrip methodisch handelen
Methodisch handelen wil zeggen dat je professioneel werkt volgens de methodische cyclus. Je handelt weloverwogen en volgens het cyclisch proces. In overleg met de cliënt en/of betrokkenen verzamel je informatie en formuleer je de vraagstelling waarvoor oplossingen gezocht worden. Daarna formuleer je met alle betrokkenen de doelen en plannen om die doelen te bereiken. Je kiest met welke middelen je dit doet en de uitvoering van het plan kan beginnen. In de laatste fase evalueer je de doelen die bereikt zijn.
1.1.3
Systematisch handelen en doelgericht handelen
Bij systematisch handelen draait het om ordelijk werken, volgens een bepaalde systematiek. Alle stappen of handelingen die je doet, horen bij elkaar. De stappen hebben een logische volgorde. Ze horen bij een uitgewerkt plan. Als je cliënten met een verstandelijke beperking wilt leren koken, doe je eerst alle handelingen voor. Dan zien ze wat de bedoeling is. Maak je die eerste stap niet, maar geef je hen van het ene op het andere moment alle verantwoordelijkheid over de keuken, dan is dat niet logisch. Je werkt dus systematisch naar een doel toe. In dit geval is het doel: de cliënten leren koken.
14
THEMA 1
1.1.4
METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN
Handelen om een doel te bereiken
Je bent tegelijkertijd doelgericht bezig, dat wil zeggen: je richt je op het bereiken van een doel. Zo’n doel bepaal jij niet alleen, maar altijd samen met alle betrokkenen, zoals ouders, familieleden, begeleiders en collega’s. Ook de werkwijze – hoe wil ik het doel bereiken? – kies je niet zelf. Daarbij betrek je zo veel mogelijk de groep, de cliënt en de mensen uit de omgeving van de cliënt. Dus samenwerken is een belangrijk onderdeel van je werk.
1.1.5
Doelen die terugkeren in de begeleiding
Wanneer een doel regelmatig terugkomt in het werken met een groep, dan neem je die standaard op in de begeleiding van de groep. Jongeren met een licht verstandelijke beperking hebben vrijwel altijd behoefte aan begeleiding bij het omgaan met geld. Automatisch pak je dit doel op als je zo’n cliënt begeleidt. Je helpt de cliënt inzicht te krijgen in de waarde van geld en leert hem hoeveel hij aan welke dingen kan besteden. Een doel dat vaak voorkomt, neem je standaard op in de begeleiding van deze groep.
15
THEMA 1
METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN
1.2
Cyclisch proces binnen methodisch handelen
Begeleiden is een cirkelvormig proces. Je noemt dit: een cyclisch proces. Dit betekent dat je werk niet af is na een begeleidingsactiviteit. Als je een doel hebt bereikt, dan volgt er vanzelf een nieuw doel. Het begeleidingsproces start dan van voor af aan. Zo is de cirkel rond. Als de verstandelijk beperkte Imro geleerd heeft om zijn tanden te poetsen, bedenk je daarna met elkaar een volgend doel. Bijvoorbeeld zelfstandig douchen. Als het doel niet bereikt wordt, pas je dit na overleg aan. Is er specifieke begeleiding nodig die jij niet kunt bieden, dan verwijs je de cliĂŤnt door.
De methodische cyclus.
16
THEMA 1
1.2.1
METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN
De fasen in het cyclisch proces
De methodische cyclus bestaat uit vijf fasen: beginsituatie vaststellen, ondersteuningsvraag beschrijven, doel formuleren, plannen maken en uitvoeren, en tot slot de uitvoering evalueren en doelen bijstellen. In de laatste fase van de cyclus kijk je terug op het begeleidingsproces en start je opnieuw met de eerste fase. De tijd die je nodig hebt, is afhankelijk van het doel. Misschien duurt het drie maanden voordat Zosja, die op zichzelf wil gaan wonen, kan koken. Maar leert ze in tien minuten hoe ze een bed verschoont.
1.2.2
Fase 1: beginsituatie vaststellen
In deze fase verzamel je informatie over de cliënt of groep. Pas als je weet wie de cliënt is en wat die kan, kun je met de begeleiding starten. Je onderzoekt wat voor persoon of groep je voor je hebt. Als je dat niet doet, is de kans groot dat je de plank misslaat. Als je voor de verstandelijk beperkte Richard hebt bedacht om uit een kinderkookboek te koken en je komt er in de keuken pas achter dat hij niet kan lezen, is dat voor jullie beiden vervelend. Bij het vaststellen van de beginsituatie zoek je het volgende uit: • Waarbij wil de cliënt of groep ondersteuning ontvangen? • Wat kan de cliënt of groep al wel? • Wat kan die nog niet zo goed? • Is de cliënt of groep al eerder begeleid bij deze ondersteuningsvraag? • Op welke manier is er toen gewerkt aan de ondersteuningsvraag? • Wat zijn de ondersteuningsmogelijkheden in de instelling en/of omgeving van de cliënt of groep? • Welk budget en welke middelen zijn er beschikbaar? • Wat is er mogelijk binnen de wet- en regelgeving?
Niet de focus op problemen Vaardigheden die goed gaan, kun je verder uitbouwen. Het werkt veel beter om aan de slag te gaan met datgene waarin mensen goed zijn. Als je je uitsluitend richt op de vaardigheden die je cliënt nog niet beheerst, dan helpt hem dat niet. Paul die kort geconcentreerd blijft en beweeglijk is, help je door hem klusjes te geven waarin hij goed is. Tegelijkertijd leer je Paul om korte tijd stil te zitten en niet van zijn plaats te lopen.
17
THEMA 1
METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN
1.2.3
Fase 2: ondersteuningsvraag beschrijven
In deze fase beschrijf je samen met alle betrokkenen precies wat de ondersteuningsvraag is. Je kent de beginsituatie van de cliënt en je weet exact wat de cliënt, de betrokkenen en de beroepskrachten willen bereiken. Met alle voorkennis beschrijf je een duidelijke en concrete ondersteuningsvraag. Jordi wil jouw hulp bij het reizen met de bus. Samen met Jordi formuleer je zijn ondersteuningsvraag: ‘Help mij om zonder hulp met de bus te reizen, van mijn woning naar de dagbesteding.’
1.2.4
Fase 3: doel formuleren
Vanuit de ondersteuningsvraag formuleer je een doel. Hierin staat precies wat de cliënt en betrokkenen willen bereiken en hoe jij daarbij kunt ondersteunen. Het is een duidelijk omschreven doel, waarover cliënt, ouders, verzorgers en begeleiding het eens zijn. Het doel voor Jordi is dat hij over drie maanden zelfstandig met de bus heen en weer reist naar de dagbesteding.
1.2.5
Fase 4: plannen maken en uitvoeren
Het doel is duidelijk en iedereen staat erachter. Maar hoe wordt het precies bereikt? Dat werk je met elkaar uit in een plan van aanpak. Daarbij geef je antwoord op de volgende vragen: wie zijn er betrokken, wat wil je bereiken, waar en wanneer voer je het plan uit en welke middelen en begeleiding gebruik je hiervoor? Dan start je de begeleiding. In het plan voor Jordi neem je op dat hij gaat oefenen, door eerst samen te reizen en daarna alleen. Hij krijgt begeleiding bij het gebruik van de ov-pas en leert het schema van de bustijden lezen en begrijpen.
Doelen bereiken door middelen in te zetten Activiteiten en begeleiding die je inzet om je doel te bereiken, noem je middelen. Het doel dat je wilt bereiken bij Jordi, is dat hij over drie maanden zelfstandig kan reizen met de bus. Je maakt een stappenplan om dit doel te bereiken, waarbij Jordi steeds zelfstandiger wordt. Je geeft hem complimenten en bespreekt zijn ervaringen. Een activiteit, zoals een lotgenotengesprek met anderen die ook leren zelfstandig te reizen, is ook een middel om het doel (resultaat) te bereiken. Je bent doelmatig bezig en je werkt systematisch volgens een vaste aanpak.
18
THEMA 1
METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN
Activiteit en doel niet met elkaar verwarren Knutselen is een activiteit, maar samen met een cliĂŤnt een formulier voor de woningbouwvereniging invullen ook. Pas er wel voor op dat de activiteit of de begeleiding geen doel op zich wordt. Je zet die activiteit in om een doel te bereiken. Tijdens het maken van kerstkaarten met bejaarden ben je druk met plakken en knippen. Maar vergeet niet je doel: bewoners komen met elkaar in contact. Het maken van de kerstkaarten is een middel om het doel te bereiken.
1.2.6
Fase 5: uitvoering evalueren en doelen bijstellen
Het einde van het cyclisch proces is de fase waarin je terugkijkt of het doel bereikt is. Van tevoren spreek je met elkaar een tijdstip af voor de evaluatie. Als het doel niet gehaald is, stel je het bij. Misschien is er meer tijd nodig of een andere aanpak. In het geval van Jordi is zijn doel behaald: hij reist met de bus. Als je met elkaar een doel voor de begeleiding maakt, dan is het belangrijk dat je dit zo duidelijk mogelijk omschrijft. Bij Karima is het doel dat ze leert omgaan met haar emoties en gevoelens van verliefdheid. Hoe omschrijf je een doel zo precies mogelijk? Daarbij gebruik je de SMART-methode.
19
THEMA 1
METHODISCH HANDELEN EN DOELGERICHT WERKEN
1.3 1.3.1
SMART-doelen
SMART als hulpmiddel
Om ervoor te zorgen dat je doelen formuleert die passen bij de hulpvraag van de cliënt en aansluiten bij de mogelijkheden van de instelling, gebruik je SMART. De letters van SMART staan voor vijf eigenschappen: • Specifiek • Meetbaar • Acceptabel • Realistisch • Tijdgebonden.
Specifiek Wat versta je hieronder? Specifiek wil zeggen dat je het doel zo concreet mogelijk formuleert. Je beschrijft precies wat je wilt bereiken. Dus niet: het doel is dat mevrouw Dirkse gezonder wil leven en minder zwaar wil worden. Want wat is gezonder en wat is minder? Wil ze tien kilo afvallen en geen onverzadigde vetten eten? Woorden die op ‘er’ eindigen zijn niet precies genoeg. Dunner, vaker en sneller zijn globaal, maar je wilt precies weten hoe dun, hoe vaak en hoe snel. Dus specifiek is: mevrouw Dirkse wil tien kilo afvallen en weegt dan 87 kilo.
Meetbaar Een doel moet zo geformuleerd zijn dat je kunt meten of het bereikt is. Als het doel is dat iemand gewicht verliest, dan is dat makkelijk te meten. De cliënt gaat op de weegschaal staan en je meet hoeveel iemand is afgevallen. Maar het meten van verandering in gedrag is best lastig. Toch is het nodig om het doel zo te omschrijven dat je het resultaat kunt meten. Je weet anders niet of het behaald is. Het doel dat Daan minder door anderen heen praat, is niet meetbaar, want daar kun je verschillend over denken. Meetbaar is: Daan luistert als een ander kind in de groep praat.
20