Professioneel werken

Page 1

Angerenstein Welzijn Professioneel werken

Professioneel werken Tendens Toerisme en recreatie Voor welzijnsprofessionals is vakkennis van uiteenlopende onderIn de wereld van toerisme en recreatie is gastvrijheid van groot werpen van grootvoor belang. Hetzijn vormt de basis voor het handelen in belang. Kenmerkend Tendens de specifieke beroepsde beroepspraktijk. De bronnenboeken van Angerenstein Welzijn competenties en -situaties, de praktijk staat dus centraal. Door samenwerking met de professionele praktijk wordt een realistisch bevatten alle benodigde theorie voor de beginnende beroepsbebeeld gegeven de toekomstige werkomgeving en staan wordenbij de elk thema oefenaar. Opvan www.angerenstein.nl/welzijn juiste kennis, vaardigheden en gedrag geleerd. gevarieerde verwerkingsopdrachten. In dit instructie-/werkboek wordt ingezoomd op het werken bij

Professioneel werken is een van de generieke boeken van de een frontoffice van een camping- of bungalowbedrijf. Zoals het methode Angerenstein Welzijn. Dit bronnenboek bevat de basisreserveren van een standplaats of bungalow, gasten ontvangen, kennis de onderwerpen: geschiedenis en visie zorg- en optredenover als aanspreekpunt en het uitvoeren van aftersalesactiviteiten. welzijnswerk, ontwikkeling van het beroep en de cliënt, communicatie, metacommunicatie, LSD, professionele gesprekken, Edu’Actief maakt werk van onderwijs gespreksmodellen, feedback, ICT, visie en beleid, wet- en regelEdu’Actief wil jongeren helpen zich te ontwikkelen tot echte vakgeving, hulp en recht, administratie, financiën, kwaliteitszorg, mensen. Om werk te maken van onderwijs, zoeken we de samenprotocollen en samenwerken. werking op met docenten, studenten en het bedrijfsleven. Dankzij

De sportleider als lesgever

Tendens Toerisme en recreatie In de wereld van toerisme en recreatie is gastvrijheid van groot belang. Kenmerkend voor Tendens zijn de specifieke beroepscompetenties en -situaties, de praktijk staat dus centraal. Door samenwerking met de professionele praktijk wordt een realistisch beeld gegeven van de toekomstige werkomgeving en worden de juiste kennis, vaardigheden en gedrag geleerd.

dat netwerk kunnen we vernieuwende leermiddelen maken die Edu’Actief werk onderwijs aansluiten opmaakt de behoefte vanvan de beroepspraktijk.

Edu’Actief wil jongeren helpen zich te ontwikkelen tot echte vakmensen. Om werk te maken van onderwijs, zoeken we de samenwerking op met docenten, studenten en het bedrijfsleven. Dankzij dat netwerk kunnen we vernieuwende leermiddelen maken die aansluiten op de behoefte van de beroepspraktijk.

In dit instructie-/werkboek wordt ingezoomd op het werken bij een frontoffice van een camping- of bungalowbedrijf. Zoals het reserveren van een standplaats of bungalow, gasten ontvangen, optreden als aanspreekpunt en het uitvoeren van aftersalesactiviteiten. Edu’Actief maakt werk van onderwijs Edu’Actief wil jongeren helpen zich te ontwikkelen tot echte vakmensen. Om werk te maken van onderwijs, zoeken we de samenwerking op met docenten, studenten en het bedrijfsleven. Dankzij dat netwerk kunnen we vernieuwende leermiddelen maken die aansluiten op de behoefte van de beroepspraktijk.

9 789037 223637

angBOprofessioneelwerken0515.indd 1

Professioneel De sportleider als lesgever werken

Basisdeel Basisdeel

Basisdeel

03-06-15 09:59


PROFESSIONEEL WERKEN


COLOFON Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Barbara Becker, Marijke Beers, Willeke den Brok, Ton Cremers, Sabine Groeneveld, Sandra van Mameren, Caroline van Oost, Rubus Opleidingspartners, Karin Stolk, Zwaan Zwart Inhoudelijke redactie: Sandra de Koning Bronvermelding: www.shutterstock.com, www.istockphoto.com, Niko.be Titel: Angerenstein Welzijn, Professioneel werken ISBN:978 90 3722 363 7 © Edu’Actief b.v. 2015 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


INHOUDSOPGAVE Inleiding ...................................................................................................................................... 8 Thema 1

Thema 2

Thema 3

Terugblik op zorg en welzijn 1.1

Maatschappelijke ontwikkelingen ........................................................................ 12

1.2

Ontwikkelingen in de zorg ....................................................................................... 14

1.3

Ontwikkelingen in welzijn ...................................................................................... 20

1.4

Ontwikkelingen in het onderwijs ........................................................................... 21

1.5

Ontwikkelingen in de kinderopvang .................................................................... 24

1.6

De huidige visie op zorg en welzijn ....................................................................... 26

1.7

Verdieping: Jeugdzorg in beweging ..................................................................... 28

Visieontwikkeling zorg en welzijn 2.1

Doelgroepen zorg en welzijn ................................................................................... 34

2.2

Algemene visie op zorg en welzijn ......................................................................... 37

2.3

Visie op de maatschappelijke zorg ......................................................................... 38

2.4

Visie op welzijn ............................................................................................................ 42

2.5

Visie op pedagogisch werk ....................................................................................... 44

2.6

Verdieping: Verschil tussen beroep en functie ................................................ 48

Het werkveld van de zorg- en welzijnsector 3.1

Thema 4

Werkterreinen en werkvelden ............................................................................... 54

3.2

Werkterrein 'wonen, welzijn en zorg' ................................................................... 56

3.3

Werkterrein ‘maatschappelijk opvoeden’ ........................................................... 61

3.4

Werkterrein ‘samenlevingsopbouw’ .................................................................... 65

3.5

Verdieping: Moderne doelgroepen binnen ‘zorg en welzijn’ ....................... 69

Communicatie 4.1

Het communicatieproces .......................................................................................... 74

4.2

Communicatiedoelen ................................................................................................ 78

4.3

Communicatierichtingen ......................................................................................... 80

4.4

Communicatievormen ............................................................................................... 81

4.5

Verdieping: Kernkwadranten en communicatie ............................................. 86


Thema 5

Thema 6

Thema 7

Thema 8

Thema 9

Metacommunicatie 5.1

Metacommunicatie .................................................................................................... 90

5.2

Inhoudsniveau en betrekkingsniveau ................................................................. 92

5.3

Gelijkwaardig of ongelijkwaardig ........................................................................ 96

5.4

Ruis .................................................................................................................................. 98

5.5

Aspecten van communicatie .................................................................................. 101

5.6

Verdieping: Meer over het betrekkingsniveau ................................................ 103

Luisteren, samenvatten, doorvragen 6.1

Actief luisteren ........................................................................................................... 110

6.2

Valkuilen bij actief luisteren ................................................................................... 111

6.3

Luisteren, samenvatten, doorvragen (LSD) ........................................................ 113

6.4

Soorten vragen ............................................................................................................ 116

6.5

Verdieping: Luisterstijlen ........................................................................................ 121

Professionele gesprekken 7.1

Gespreksstructuur ..................................................................................................... 128

7.2

Gespreksdoel ............................................................................................................... 130

7.3

Soorten gesprekken ................................................................................................... 133

7.4

Verdieping: Sollicitatiegesprek met STARRT .................................................... 142

Gespreksmodellen 8.1

Modellen adviesgesprek ......................................................................................... 146

8.2

Motiverende gespreksvoering .............................................................................. 150

8.3

Valkuilen ....................................................................................................................... 154

8.4

Verdieping: Counseling ............................................................................................ 161

Feedback 9.1

Het begrip feedback .................................................................................................. 166

9.2

Regels bij feedback .................................................................................................... 168

9.3

Feedback op inhoudsniveau en betrekkingsniveau ...................................... 170

9.4

Feedback ontvangen .................................................................................................. 171

9.5

De Johari-matrix ......................................................................................................... 173

9.6 Verdieping: 360 graden feedback ......................................................................... 177

4


Thema 10 ICT in organisaties 10.1 Hardware ..................................................................................................................... 184 10.2 Software ........................................................................................................................ 188 10.3 Internet .......................................................................................................................... 191 10.4 Sociale media .............................................................................................................. 195 10.5 Verdieping: Sociale media en arbeidsrecht ....................................................... 197 Thema 11

ICT en de cliĂŤnt 11.1

E-health ........................................................................................................................ 202

11.2 Domotica ...................................................................................................................... 205 11.3 Ondersteunen van cliĂŤnten bij ICT ..................................................................... 209 11.4 Verdieping: Kanttekeningen bij domotica ........................................................ 212 Thema 12 Werken met ICT 12.1 Voorwaarden voor werken met ICT .................................................................... 220 12.2 Aandachtspunten voor werken met ICT ............................................................ 223 12.3 Competenties voor werken met ICT .................................................................... 225 12.4 ICT en wetgeving ....................................................................................................... 228 12.5 Verdieping: Beroepsgeheim of geheimhoudingsplicht ................................ 232 Thema 13 Visie en beleid 13.1 Visie ............................................................................................................................... 238 13.2 Beleid ............................................................................................................................ 240 13.3 Beleidscyclus ............................................................................................................... 243 13.4 Doelen, middelen, activiteiten en tijdpad ........................................................ 246 13.5 Beleid in zorg- en welzijnsorganisaties ............................................................. 250 13.6 Verdieping: Top-down- en bottom-upbeleid ................................................... 252 Thema 14 Wet- en regelgeving 14.1 Het recht ....................................................................................................................... 258 14.2 Vindplaatsen recht ................................................................................................... 259 14.3 Functie wet- en regelgeving .................................................................................. 264 14.4 Actoren wet- en regelgeving ................................................................................. 267 14.5 Grondwet en grondrechten ................................................................................... 269 14.6 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) ..................... 271 14.7 Verdieping: Mensenrechten ................................................................................. 276

5


Thema 15 Hulp en recht 15.1 Wetten op verschillende niveaus ........................................................................ 282 15.2 Financiering, planning en organisatie van de zorg ....................................... 284 15.3 Veiligheid ..................................................................................................................... 287 15.4 Domeinen wet- en regelgeving ............................................................................ 291 15.5 Relatie tussen recht en hulp .................................................................................. 293 15.6 Verdieping: Leef- en systeemwereld .................................................................. 296 Thema 16 Administratieve werkzaamheden 16.1 Administratie ............................................................................................................. 300 16.2 Administratie en wetgeving ................................................................................. 302 16.3 Een brief of e-mail schrijven .................................................................................. 303 16.4 Een brief schrijven .................................................................................................... 305 16.5 Een e-mail opstellen ................................................................................................. 307 16.6 Een notitie maken ..................................................................................................... 310 16.7 Werken met een agenda .......................................................................................... 312 16.8 Een mailing maken .................................................................................................... 315 16.9 Informatie registreren ............................................................................................. 316 16.10 Systematisch archiveren ......................................................................................... 318 16.11 Verdieping: AIDA ....................................................................................................... 323 Thema 17 FinanciĂŤle administratie 17.1 FinanciĂŤle administratie ......................................................................................... 326 17.2 Kasboek ......................................................................................................................... 328 17.3 Begroten ........................................................................................................................ 331 17.4 Offerte maken ............................................................................................................ 336 17.5 Factuur .......................................................................................................................... 337 17.6 Verdieping: Begeleiden van cliĂŤnten bij het betalen van rekeningen ..... 340 Thema 18 Kwaliteitszorg 18.1 Eisen aan kwaliteit ................................................................................................... 346 18.2 Controlerende instanties ....................................................................................... 348 18.3 Kwaliteitszorg ............................................................................................................. 351 18.4 Eigen rol ....................................................................................................................... 355 18.5 Verdieping: PDCA-cyclus ........................................................................................ 359

6


Thema 19 Protocollen 19.1 Werken met protocollen ......................................................................................... 364 19.2 De functie van een protocol .................................................................................. 366 19.3 De inhoud van een protocol .................................................................................. 369 19.4 Protocollen op verschillende gebieden ............................................................... 371 19.5 Afwijken van een protocol ...................................................................................... 375 19.6 Verdieping: Wetenschap en protocollen ........................................................... 378 Thema 20 Samenwerken 20.1 Een team ....................................................................................................................... 382 20.2 Samenwerken in een team .................................................................................... 384 20.3 Andere vormen van samenwerken .................................................................... 386 20.4 Verdieping: Sociaal wijkteam ............................................................................... 392 Index ......................................................................................................................................... 395

7


INLEIDING Angerenstein Welzijn is een complete serie leermiddelen voor de kwalificatiedossiers van Welzijn en is geschikt voor de volgende kwalificatiedossiers: • Maatschappelijke zorg • Pedagogisch werk • Sociaal werk. Angerenstein Welzijn bestaat in de kern uit boeken met theorie. De boeken van Angerenstein Welzijn kennen de volgende opbouw: Opbouw boeken Angerenstein Welzijn Profielboeken Basisprofielboeken Generieke boeken

Dit boek is een van de drie generieke boeken. De theorie bestaat uit drie onderdelen: 1. basistheorie 2. kritische beroepssituatie 3. verdiepingstheorie. Basistheorie De basistheorie bevat informatie die relevant is voor alle welzijnsmedewerkers. De theorie wordt verlevendigd met voorbeelden uit het welzijnswerkveld. Belangrijke begrippen worden uitgelegd in de tekst en aangeduid met een paarse kleur. Kritische beroepssituatie (KBS) In de KBS word je geconfronteerd met een probleemstelling of dilemma waarbij je niet kunt terugvallen op routinematig handelen.


Verdiepingstheorie Elk thema heeft een verdiepende paragraaf waar het thema verder wordt uitgediept. Daarnaast kent Angerenstein Welzijn enkele online-aanvullingen die beschikbaar zijn via www.angerenstein.nl/welzijn. Het gaat om de volgende aanvullingen: • verwerkingsopdrachten • uitdagingen. Verwerkingsopdrachten Bij ieder thema horen enkele verwerkingsopdrachten. Deze opdrachten helpen je de informatie uit de theorie te verwerken. Uitdagingen Tijdens de uitdaging werk je met meerdere studenten aan een grote opdracht waarbij een beroep gedaan wordt op jouw samenwerkingsvaardigheden en jouw creativiteit. De uitdaging levert altijd een product op dat wordt beoordeeld. Veel plezier en succes met het werken met Angerenstein Welzijn!

9



T H E M A

01 TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Sommigen richten zich alleen op de toekomst. Anderen kijken bewust om naar het verleden. Het helpt ze om fouten niet opnieuw te maken en goede ervaringen mee te nemen. Kijken naar de geschiedenis geeft je ook inzicht in de situatie van vandaag. Geschiedenis is een opeenvolging van gebeurtenissen die je niet los kunt zien van het nu.

11


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

1.1

Maatschappelijke ontwikkelingen

Een aantal ontwikkelingen had in de loop van de tijd grote invloed op de werkvelden en doelgroepen in zorg en welzijn. Voor zover relevant zijn dit de belangrijkste in de afgelopen eeuw: • industrialisering • democratisering • participatiesamenleving.

1.1.1

Industrialisering

Aan het begin van de vorige eeuw drukte de industrialisering een grote stempel op onze samenleving. Industrialisering wil zeggen dat het door de komst van machines mogelijk werd op grote schaal te produceren. Om het werken in een fabriek aantrekkelijk te maken, bouwden de eigenaren huizen bij de fabriek. Kleine huisjes voor de arbeiders, iets verder weg de middelgrote huizen voor de chefs en villa's in de bossen voor de directie. Met een school, kerk, dokter, bakker en slager ontstonden zo kleinschalige leefgemeenschappen. Die structuur is tot op de dag van vandaag nog duidelijk te zien in steden waar vroeger veel industrie was. De samenleving was duidelijk: arbeidersklasse, middenklasse, hogere klasse.

Leefomstandigheden De leefomstandigheden waren verre van ideaal. Werkweken van zes dagen, tien uur per dag, waren heel gewoon. Net zoals het normaal was dat kinderen vaak verzuimden van school, omdat ze mee moesten werken in de fabriek of op de boerderij van hun ouders. De vrouwen hadden een dagtaak aan het huishouden en de opvoeding van vaak veel kinderen. In de arme arbeiderswijken ontstonden sociale problemen die vandaag de dag nog steeds voorkomen. Denk aan alcoholverslaving, schulden en geweld.

12


THEMA 1

1.1.2

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Democratisering

Wellicht de meest revolutionaire verandering is de democratiseringsbeweging, die in de jaren zestig begon. Democratisering wil zeggen dat burgers meer inspraak en medezeggenschap willen over zaken die hen aangaan. Burgers waren de bemoeienis van overheid en kerken zat. Ook wilden ze meer grip op hun eigen leven. Provo’s en hippies creëerden een subcultuur met eigen normen en waarden. Het was de tijd van de seksuele revolutie, kleinere klassenverschillen en feminisme. Met de democratisering verdwenen de laatste restjes van de zuilen. Ook zette de eerder in gang gezette secularisering door: de kerken kregen steeds minder invloed.

1.1.3

Participatiesamenleving

Tot de tweede helft van de vorige eeuw faciliteerde de overheid veel maatschappelijke voorzieningen. Dit noem je de verzorgingsstaat. Veel bedrijven waren in handen van de overheid. Denk aan openbaar vervoer, energiemaatschappijen, post, telefoon en giro (overheidsbank). Daarnaast financierde de overheid – direct of via subsidies – gezondheidszorg, sociaal en cultureel werk en sociale voorzieningen. In 1956 werd de AOW ingevoerd en in 1965 de Algemene Bijstandswet, die voor iedereen een minimum inkomen garandeerde. In de jaren tachtig begon de afbouw van de verzorgingsstaat, onder meer door de stijgende kosten. Maar ook door de overtuiging dat burgers meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en elkaar moeten helpen – zo ontstond de

participatiesamenleving. Afbouwen verzorgingsstaat Sinds de jaren tachtig nam de overheid maatregelen om het principe van de verzorgingsstaat af te bouwen: • privatiseren van het ziekenfonds (nu: zorgverzekeraars) • afbouwen of versoberen van subsidies, regelingen en toelagen voor studie en onderwijs, welzijn en cultuur • versoberen van WAO en bijstand • maatregelen voor oudere werknemers: verschuiven van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar • sinds 2015 het overhevelen van zorgtaken en budgetten naar gemeenten en zorgverzekeraars (langdurende zorg), inclusief bezuinigingsmaatregel.

13


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

1.2

Ontwikkelingen in de zorg

Je kunt de ontwikkelingen in de zorg bekijken vanuit vier sectoren: • algemene ziekenhuizen • psychiatrie • verstandelijke beperkingen • ouderen.

1.2.1

Algemene ziekenhuizen

Algemene ziekenhuizen voor lichamelijke ziektes bestaan al eeuwen. Meestal opgezet en beheerd door religieuzen. Aan het begin van de vorige eeuw heetten ziekenhuizen gasthuizen. Daarna ziekenhuis en de laatste tijd ook medisch centrum. Er waren en zijn nog steeds categorale ziekenhuizen. Dit zijn ziekenhuizen voor patiënten met specifieke aandoeningen. Denk aan een oogziekenhuis, een brandwondencentrum en vroeger sanatoria voor longziektes. Als afspiegeling van de samenleving konden patiënten kiezen (als ze geld hadden) voor verpleging in de eerste, tweede of derde klasse. Dit onderscheid bestaat niet meer.

Zieke kinderen Sinds de negentiende eeuw zijn er vier gespecialiseerde kinderziekenhuizen in Nederland. Die zijn opgegaan in universitaire medische centra, elk met een grote, gespecialiseerde kinderkliniek. Algemene ziekenhuizen hadden en hebben een kinderafdeling. Daar werken gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen. Het probleem was dat de kinderen vaak gezien werden als kleine volwassene. Daarin kwam in de jaren zeventig verandering. Ook in gewone ziekenhuizen kregen kinderen steeds meer de zorg en begeleiding die afgestemd was op hun leeftijd en beperkingen door de ziekte.

14


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Door de specifieke aandacht voor zieke kinderen kregen ook welzijnswerkers een baan in het ziekenhuis. Pedagogisch medewerkers en gespecialiseerde activiteitenbegeleiders zorgen er voor zinvolle tijdsbesteding. Ze begeleiden de kinderen ook bij onderzoeken en behandelingen. Ook was er veel aandacht voor het onderwijs aan zieke kinderen, thuis of in het ziekenhuis. Nog steeds zijn er stichtingen die dit onderwijs verzorgen.

1.2.2

Psychiatrie

Mensen met een psychiatrische ziekte werden tot de jaren zeventig opgenomen in instellingen, uit het zicht van de samenleving. Ooit heetten deze instellingen dolhuis. Daarna krankzinnigengesticht, in de volksmond gekkenhuis. Dit was in dezelfde tijd waarin ziekenhuizen gasthuis heetten. Het zegt alles over hoe men toen dacht over mensen met een psychische ziekte. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de naam in psychiatrische instelling. Nog wat later heette het psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrisch centrum. Deze naam draagt de instelling nu nog.

Mensen met een psychiatrische ziekte werden tot de jaren zeventig opgenomen in instellingen.

15


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Andere inzichten In de jaren zestig – de tijd van de democratisering en nieuwe normen en waarden – begon ook de discussie in de psychiatrie over de kwaliteit van zorg. Tot dat moment leefden patiënten in groepen op een afdeling en sliepen op slaapzalen. Ze brachten de dag door in een stoel, vaak in duffe kleding van de instelling, versuft door medicijnen. Voor anderen was er arbeidstherapie, waarbij het accent meer lag op werk dan op therapie. Nieuwe medicijnen, therapieën en inzichten hebben geresulteerd in een menswaardiger bestaan. Grote afdelingen werden opgesplitst in kleinere groepen. Uiteindelijk leidden de nieuwe inzichten aan het eind van de vorige eeuw tot kleinschalige woonvormen:

beschut wonen: kleine woningen op het instellingsterrein • beschermd wonen: met een groepje in een woning in dorp of stadswijk • begeleid wonen: zelfstandig wonen met ondersteuning. •

Reorganisatie geestelijke gezondheidszorg Aan het eind van de vorige eeuw werd de geestelijke gezondheidszorg gereorganiseerd. Er waren fusies tussen psychiatrische centra. Veel regionale instituten voor ambulante geestelijke gezondheidszorg (Riagg) en instellingen voor beschermd wonen (Ribw) vormden – samen met de psychiatrische centra – één grote regionale ggz-organisatie.

Gedwongen opnames en zorgmijders Tot 1994 was het erg eenvoudig om iemand gedwongen te laten opnemen op de gesloten afdeling van een psychiatrisch centrum. Daarom was het goed dat in 1994 de Wet Buitengewone Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) in werking trad. Zoals vaker heeft ook deze wet een keerzijde. Nu gedwongen opname veel moeilijker is, zijn er mensen met een psychiatrisch ziektebeeld die een gevaar zijn voor zichzelf en hun omgeving. Door de aard van hun ziekte hebben deze mensen geen inzicht in hun eigen ziektebeeld en gedrag. Zulke mensen noem je

zorgmijders: mensen die psychische hulp nodig hebben, maar daar niet aan willen meewerken. Een vorm van ketenzorg en het aanstellen van één behandelend of begeleidend regisseur, moeten voorkomen dat de zorgmijders niet in de anonimiteit verdwijnen.

16


THEMA 1

1.2.3

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Verstandelijke beperkingen

De ontwikkelingen bij mensen met een verstandelijke beperking zijn vergelijkbaar met die in de psychiatrie. Ze werden lange tijd gehuisvest (lees: opgeborgen) in instellingen die in de bossen verscholen lagen. Aanvankelijk heetten ze idiotengesticht, later zwakzinnigengesticht en zwakzinnigeninrichting. Ook waren er psychiatrische centra met aparte afdelingen voor zwakzinnigen. Er waren drie gradaties: idioot, imbeciel en debiel. Zwakzinnigheid werd gezien als een medisch probleem. Met als gevolg dat de aandacht uitging naar de beperkingen, niet naar de mogelijkheden. Medisch gezien was zwakzinnigheid immers een ongeneeslijke ziekte.

Nieuwe inzichten vanaf de jaren zestig Net als in de psychiatrie ontstonden in de jaren zestig nieuwe inzichten in behandeling en begeleiding. Mensen met een verstandelijke beperking werden niet meer gezien als een medisch probleem. Er kwam ruimte voor gedragswetenschappers. Het accent kwam te liggen op de mogelijkheden je te ontwikkelen, gedragsverandering en een menswaardig bestaan midden in de samenleving. Zo ontstonden ook voor mensen met een verstandelijke beperking nieuwe, kleinschalige vormen van wonen: beschut wonen op het terrein van een instelling, beschermd of begeleid wonen in een wijk. De begeleiding veranderde in ondersteuning – bij de woonvormen en thuis als de cliÍnt nog bij zijn ouders woont.

17


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Begeleiding thuis. Ook daar ligt het accent op iemands mogelijkheden, niet op zijn beperkingen.

1.2.4

Ouderen

Tot vlak na de Tweede Wereldoorlog waren er weinig voorzieningen voor ouderen. De zorg voor ouderen was iets voor familieleden, liefdadigheid en kerken. Specifieke instellingen voor ouderen waren er niet. In de steden zag je soms ‘oudeliedenhuizen’. De rijken kochten een kleine woning in een hofje. Pas tijdens de wederopbouw werden er bejaardentehuizen gebouwd. Zo konden de ouderen meteen ook woonruimte vrijmaken voor jonge gezinnen. In een bejaardenhuis werd van alles aangeboden: recreatie, maaltijden en hulp in de huishouding. Verzorging was er niet. Toen de bejaardenhuizen iets later weer verdwenen, was er geen oplossing meer voor de enorme vraag naar woningen. Dit probleem werd deels opgelost door het bouwen van seniorenwoningen in woonwijken.

18


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Verzorgingshuizen Door het toenemende aantal ouderen – ze kregen steeds betere medische zorg en werden steeds ouder – nam de druk op de bejaardenhuizen toe. Ouderen kregen meer behoefte aan zorg. Uiteindelijk werd vanaf de jaren zeventig het bejaardenhuis een verzorgingshuis. Ook werden nieuwe verzorgingshuizen gebouwd. Veel verzorgingshuizen hadden ook aanleunwoningen – hier konden ouderen zelfstandig wonen en gebruikmaken van faciliteiten van het verzorgingshuis. Een van de nadelen was dat ouderen steeds moesten verhuizen als hun zorgbehoefte veranderde: van aanleunwoning naar verzorgingshuis, van verzorgingshuis naar verpleeghuis. Bovendien werd de zorg onbetaalbaar. In 2004 ontkoppelde de overheid wonen en zorg en moesten ouderen in verzorgingshuizen het woongedeelte (de huur) zelf gaan betalen. Zo verdwenen aan het begin van deze eeuw de meeste verzorgingshuizen. Ze werden woonzorgcentra, die verschillende woonvormen en ondersteuning op maat aanbieden. Ouderen kunnen daardoor langer op één plek blijven wonen.

Verpleeghuizen Een verpleeghuis is er voor langdurende zorg, die te complex is voor een verzorgingshuis. Verpleeghuizen zijn er pas vanaf de jaren zestig. Ouderen met een lichamelijke afwijking bleven tot dan vaak lang in een ziekenhuis. Ouderen met een psychische aandoening (zoals dementie) werden opgenomen in een psychiatrisch centrum. In 1965 werd het eerste verpleeghuis voor ‘psychisch gestoorde bejaarden’ geopend. Een voorloper van wat later het specialisme psychogeriatrie zou worden. Ook het te lange en dus te dure verblijf van ouderen in een ziekenhuis kwam onder druk. De zorg in het ziekenhuis was vaak niet specialistisch genoeg en te intensief om weer naar huis te kunnen. Zo ontstonden verpleeghuizen met somatische afdelingen. Kort daarna werden de meeste verpleeghuizen gecombineerd somatisch/psychogeriatrisch. Veel verpleeghuizen hebben ook revalidatieafdelingen, die overigens niet alleen voor ouderen zijn.

19


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

1.3

Ontwikkelingen in welzijn

Welzijn als beleidsgebied vindt zijn oorsprong in het armenwerk aan het begin van de vorige eeuw. Onder armen werd ook verstaan: werklozen, weduwen, weduwnaars, wezen, gehandicapten en ouderen. Welzijn is nu een sector met een breed werkgebied: wonen en leven, cultuur, sport, educatie, arbeid en inkomen. Dit maakt het moeilijk de geschiedenis van welzijn te beschrijven. Elk onderdeel heeft zijn eigen geschiedenis. De beste indruk krijg je als je kijkt naar de manier waarop de overheid welzijn als beleidsgebied heeft geaccepteerd en ondergebracht bij ministeries: • ministerie van Maatschappelijk Werk (1952-1965) • ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965-1982) • ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1982-1994) • ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (1994-heden).

Integratie volksgezondheid en welzijn Je ziet dat de overheid na de Tweede Wereldoorlog welzijn als beleidsgebied heeft erkend, aanvankelijk onder de noemer Maatschappelijk Werk. Maar je ziet ook dat de overheid moeite had dit brede beleidsgebied inhoud te geven. Dit wordt beïnvloed door de politieke kleur van een regering en de vele maatschappelijke veranderingen. Sinds 1994 is cultuur ondergebracht bij Onderwijs en Wetenschappen. In de naamgeving zie je het niet, maar sinds 1996 zijn de beleidsgebieden volksgezondheid en welzijn geïntegreerd, binnen het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport. Welzijn is dus geen apart beleidsgebied meer. Voorbeelden van beleidsgebieden: volksgezondheid, curatieve zorg, langdurige zorg, jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning.

20


THEMA 1

1.4

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Ontwikkelingen in het onderwijs

Dit thema gaat in op het pedagogisch werkveld en houdt daarom het voortgezet en beroepsonderwijs buiten beschouwing. Vroeger was er het onderscheid tussen lagere school en kleuterschool.

1.4.1

De lagere school

Vormen van lager onderwijs voor kinderen tot twaalf jaar bestaan al eeuwen, meestal verzorgd door religieuzen. Het accent lag op opvoeding, omdat die thuis sterk te wensen overliet. Daarnaast leerden kinderen lezen, schrijven en rekenen. Er was geen leerplicht en kinderen verzuimden dan ook vaak. Ze moesten werken in de fabriek, op de boerderij of thuis. De eerste onderwijswet is uit 1806. De wet schreef klassikaal lesgegeven voor, door bevoegde leraren.

Belangrijke veranderingen in de vorige eeuw Aan het eind van de negentiende eeuw werd het ‘Kinderwetje van Van Houten’ van kracht. Kinderen tot twaalf jaar mochten niet meer in fabrieken werken, maar nog wel thuis en op de boerderij van hun ouders. In 1901 werd de wettelijke leerplicht ingevoerd voor kinderen van zes tot twaalf jaar. Na een lange schoolstrijd werden in 1920 het openbaar en bijzonder onderwijs (protestant en katholiek) gelijkgesteld. Vanaf het begin van de vorige eeuw werden ook scholen met een andere visie op leren en opvoeden erkend – zoals de Vrije School, Jenaplanonderwijs, Daltononderwijs en Montessorionderwijs.

21


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Kinderen in klas.

Speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs In de loop van de vorige eeuw kwamen er aparte scholen voor kinderen met lichamelijke beperkingen, met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM) en zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK). In 1985 omgevormd tot speciaal onderwijs voor kinderen met lichamelijke beperkingen, zeer moeilijk opvoedbaar en zeer moeilijk lerend. In 1998 verdween de term LOM. Vanaf dat moment spreek je van kinderen met een leerachterstand of lage intelligentie. Zij krijgen extra begeleiding op de reguliere basisschool of gaan naar het speciaal basisonderwijs (sbo). Het sbo valt onder het reguliere basisonderwijs en niet onder het speciaal onderwijs.

1.4.2

De kleuterschool

Aan het begin van de negentiende eeuw richtten religieuzen bewaarscholen op voor kinderen van vier en vijf jaar. Een bewaarschool is de voorloper van de kleuterschool, bedoeld om kinderen zoveel mogelijk weg te halen uit de arme gezinnen waar slecht werd opgevoed. De bewaarschool kreeg steeds meer een onderwijskarakter en probeerde aan te sluiten bij de lagere school. Het zou nog tot de jaren vijftig duren voordat de naam veranderde in kleuterschool. Er was geen leerplicht voor kinderen van vier en vijf jaar. Toch waren er maar weinig kinderen die niet naar de kleuterschool gingen.

22


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

In 1845 schreef R.G. Rijkens een handleiding voor wie een bewaarschool wilde beginnen. Hij schrijft: Men rigte Bewaarscholen op en ontferme zich over de kinderen, als hunne harten nog onbedorven en dus het meest vatbaar zijn voor de vorming tot heil van den Staat en tot eer van God. Men stelle zich niet gerust met de gedachte, dat de Lagere School voor voldoende gerekend moet worden, om de zedelijke en verstandelijke belangen der kinderen genoegzaam te bevorderen. Deze zijn toch niet bij magte om de verderfelijke zaden der ondeugd, die veelal reeds diepe wortels geschoten hebben, ja dikwijls reeds schadelijke vruchten leveren, wanneer zij de kinderen binnen hare muren ontvangen, uit te roeijen.

In 1985 werd een wet ingevoerd op basis waarvan de lagere school werd samengevoegd met de kleuterschool tot de nieuwe basisschool. De basisschool werd een school met acht groepen. De wettelijke leerplichtige leeftijd werd verlaagd naar vier.

1.4.3

Recente ontwikkelingen in het basisonderwijs

Sinds het begin van deze eeuw fuseren basisscholen tot grotere scholengemeenschappen voor basisonderwijs. Ze besparen zo op kosten en kunnen leerkrachten flexibeler inzetten. Door een wetswijziging in 2007 zijn basisscholen verplicht buitenschoolse opvang te regelen als ouders dat willen. Zo werd er veel samengewerkt met de kinderopvang. Vanaf 2014 hebben basisscholen zorgplicht: ze moeten voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben eerst alle mogelijkheden onderzoeken binnen de eigen school. Blijken die onvoldoende, dan is de basisschool verplicht om – in overleg met de ouders – een plaats te regelen bij het speciaal (basis)onderwijs. De ‘brede school’ is in opkomst. De betekent dat de basisschool intensieve samenwerking zoekt met andere scholen, kinderopvang, sport- en cultuurvoorzieningen. Dit moet resulteren in dagarrangementen met onderwijs, opvang en vrijetijdsbesteding.

23


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

1.5

Ontwikkelingen in de kinderopvang

Kinderopvang valt onder het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat is niet voor niets. Het hoofddoel van de kinderopvang is ouders de ruimte geven te gaan werken of een opleiding te volgen. Dat begon in de tweede helft van de vorige eeuw met de oprichting van crèches door bedrijven. Langzamerhand trok de overheid meer verantwoordelijkheden naar zich toe. Crèches moesten beschikbaar zijn voor werknemers van grote bedrijven. En er kwam wetgeving gericht op de deskundigheid van het personeel, eisen aan gebouwen en inrichting, groepsgrootte, veiligheid, kwaliteit en de invoering van het vierogenprincipe. Zo ontstonden de volgende vormen van kinderopvang: • dagopvang: voor kinderen vanaf zes weken tot de basisschoolleeftijd • buitenschoolse opvang: voor kinderen van de basisschool, voor en na schooltijd • gastouderopvang: in een gastgezin of bij iemand thuis • informele opvang: opvang door ouders, vrienden of familieleden (niet vergoed).

1.5.1

Peuterspeelzalen

Een bijzondere vorm van kinderopvang is de peuterspeelzaal. Die is in de jaren zestig ontstaan en is er voor kinderen van twee en drie jaar. Een paar uur per week kunnen de peuters kennismaken met samenwerken en klassikaal onderwijs, als voorbereiding op de basisschool. Peuterspeelzalen werden gerund door vrijwilligers. Ouders kregen geen toelage. De peuterspeelzaal werd steeds professioneler. In 2016 zijn de eisen gelijk aan die van de kinderopvang. Ouders ontvangen vanaf dat jaar ook een toelage. Daarmee is de peuterspeelzaal een erkende vorm van kinderopvang.

1.5.2

Recente ontwikkelingen in de kinderopvang

De kinderopvang had het moeilijk door de economische crisis en de verhoging van de eigen bijdrage van de ouders. Daar kwam nog bij dat de inspectie strenger toezicht hield. Door dit alles moesten veel centra hun deuren sluiten.

24


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Door de samenwerking tussen kinderopvang en basisschool ontstaan organisaties die onder één regie kinderen van twee tot twaalf onderwijs, opvang en vrijetijdsbesteding aanbieden.

25


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

1.6

De huidige visie op zorg en welzijn

Je kunt de huidige visie van de overheid op zorg en welzijn afleiden van hun visie op de burger en de samenleving. Samengevat betekent dit sinds 2015: • participatiesamenleving: burgers moeten meer voor elkaar betekenen • mensen met beperkingen moeten zo lang mogelijk thuis kunnen wonen • mantelzorgers moeten vaker ingeschakeld worden • decentralisatie: de verantwoordelijkheid voor zorg en welzijn gaat van overheid naar gemeenten (Wmo). De overheid schrijft niet precies voor hoe je deze visie in de praktijk moet uitvoeren. Zo ontstaan allerlei initiatieven waardoor burgers meer voor elkaar kunnen betekenen. Een voorbeeld is het project TijdvoorElkaar. Om mensen zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen, ontstaan samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, sociaal wijkteams, huisartsen, thuiszorg en andere instellingen. Gemeenten organiseren hun nieuwe taken na de wijziging van de Wmo. Het basisonderwijs en de kinderopvang richten zich op de brede school.

KRITISCHE BEROEPSSITUATIE Beroepsbeoefenaar Selma is medewerker maatschappelijke zorg. Ze begeleidt zelfstandig wonende ouderen. Ze geeft ondersteunende verzorging en adviseert bij het oplossen van dagelijkse problemen en zinvolle tijdsbesteding. Casus Een van de cliënten van Selma is mevrouw Landman. Zij kon zich tot voor kort goed redden. De laatste tijd gaat het minder en vraagt ze steeds meer ondersteuning bij haar persoonlijke verzorging – zoals wassen en poetsen. Mevrouw Landman heeft een dochter, Judith, die een dorp verderop woont.

26


THEMA 1

TERUGBLIK OP ZORG EN WELZIJN

Judith bezoekt haar moeder elke week een keer. Selma vraagt haar of ze niet vaker naar haar moeder kan om te helpen. Judith zegt dat ze dat wel zou willen, maar dat ze dat onmogelijk kan combineren met haar werk en gezin. Dilemma De werkdruk onder begeleiders is al zo hoog en Selma kan er niet meer taken bij hebben. Wat doet ze? A Selma kan mevrouw Landman niet in de steek laten en doet het extra werk er toch maar bij. B Selma doet geen extra taken en vertelt dat aan Judith, zodat zij alsnog kan beslissen haar moeder te helpen.

27


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.