Werkboek
Werken in een sportcentrum Zorg en Welzijn
Naam: ................................................................. .................................................................
u' Ac tie f
Klas: .................................................................
Edu4all Zorg en Welzijn Met de werkboeken van Edu4all leer je alles wat je moet weten en kunnen voor het beroepsgerichte profiel- en keuzevak. Door veel te doen ontdek je wat je leuk vindt en wat bij je past. Zo kun je je goed oriënteren en voorbereiden op je verdere (studie)loopbaan.
Co py rig
ht
Ed
Wanneer je graag in de sportwereld wilt gaan werken, kun je op veel verschillende werkplekken terechtkomen. In dit werkboek ga je aan slag met diverse sporten en doelgroepen. Je leert een plan maken voor een sportevenement, bewegingsactiviteiten begeleiden, metingen uitvoeren, sporters adviseren en zorgen voor een veilige omgeving en sportoutfit. Edu’Actief maakt werk van onderwijs Edu’Actief wil jou helpen je te ontwikkelen tot een echte vakman of -vrouw. Om werk te maken van onderwijs, werken we samen met docenten, het bedrijfsleven en met jou. Dankzij dit netwerk kunnen we vernieuwende leermiddelen maken die aansluiten op jouw leerbehoefte en op de behoefte van de beroepspraktijk.
9 789037 223798
9789037223798_A3_druk.indd 1
Module Sport en bewegen
08-03-16 22:00
tie f
Keuzevak Sport en bewegen
ht
Ed
u'
Ac
Werken in een sportcentrum
Co
Licentie:
py
rig
Serienummer:
Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. Te activeren tot:
COLOFON Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl
Auteur(s): Ontwikkelgroep: Inhoudelijke redactie: Bronvermelding:
Céline Lecluse en Marjel Lecluse-Dielen Nicolette Di Giulio, Monique Duyvestijn, Ingrid Koops en Marjel Lecluse-Dielen Ingrid Koops www.shutterstock.com Neale Cousland Paolo Bona David Hanlon Tumar
Titel: ISBN:
Werken in een sportcentrum 978 90 3722 379 8
rig
Eerste druk/eerste oplage © Edu’Actief b.v. 2016 (Céline Lecluse 2016-2016)
ht
Ed
u'
Ac
tie f
Uitgeverij:
Co
py
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
Inhoud WERKEN MET EDU4ALL ............................................................................................................................ 5 Deel A Sportcentrum Olympus ............................................................................................................. 7 Oriënteren ................................................................................................................................................ 7 Taak 1 Kennismaken met een sportcentrum .......................................................................................... 7 Taak 2 De leerdoelen bij Deel A ................................................................................................................ 9 Taak 3 Taken plannen ............................................................................................................................ 10
tie f
Aan de slag ............................................................................................................................................. 10 Taak 4 Sport stimuleren ......................................................................................................................... 12 Taak 5 Veiligheid creëren ....................................................................................................................... 16 Taak 6 Kindersport begeleiden .............................................................................................................. 22
Ac
Evalueren & Reflecteren ...................................................................................................................... 29 Taak 7 Terugkijken en verder kijken ...................................................................................................... 29 Taak 8 Voorbereiden op de toets ........................................................................................................... 32
u'
Deel B Veilig en gezond sporten ......................................................................................................... 33
ht
Ed
Oriënteren ............................................................................................................................................. 33 Taak 1 Kennismaken met veilig en gezond sporten ............................................................................. 33 Taak 2 De leerdoelen bij Deel B ............................................................................................................. 34 Taak 3 Taken plannen ............................................................................................................................ 35
py
rig
Aan de slag ............................................................................................................................................. 36 Taak 4 Een nieuwe klant adviseren ....................................................................................................... 37 Taak 5 Voorkomen is beter dan genezen ............................................................................................. 44 Taak 6 Assisteren bij de warming-up ..................................................................................................... 48 Taak 7 Assisteren bij de cooling-down .................................................................................................. 51
Co
Evalueren & Reflecteren ...................................................................................................................... 53 Taak 8 Terugkijken en verder kijken ...................................................................................................... 53 Taak 9 Voorbereiden op de toets ........................................................................................................... 55 Deel C Sporten: een uitdaging ............................................................................................................ 56 Oriënteren ............................................................................................................................................. 56 Taak 1 Kennismaken met het trainen van verschillende doelgroepen .............................................. 56 Taak 2 De leerdoelen bij Deel C .............................................................................................................. 57 Taak 3 Taken plannen ............................................................................................................................ 57 Aan de slag ............................................................................................................................................. 58 Taak 4 Meten is weten ............................................................................................................................ 60 Taak 5 Zorgen voor sporters .................................................................................................................. 65 Taak 6 Trainen op niveau ....................................................................................................................... 69 Taak 7 Rekening houden met verschillen ............................................................................................. 73
Werken in een sportcentrum
3
Evalueren & Reflecteren ...................................................................................................................... 78 Taak 8 Terugkijken en verder kijken ...................................................................................................... 78 Taak 9 Voorbereiden op de toets ........................................................................................................... 80 Deel D Een sporttoernooi organiseren .............................................................................................. 81 OriĂŤnteren ............................................................................................................................................. 81 Taak 1 Kennismaken met een sporttoernooi organiseren ................................................................... 81 Taak 2 De leerdoelen bij Deel D ............................................................................................................. 83 Taak 3 Taken plannen ............................................................................................................................ 84 Aan de slag ............................................................................................................................................. 85 Taak 4 Een sporttoernooi organiseren .................................................................................................. 85
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
Evalueren & Reflecteren ..................................................................................................................... 89 Taak 5 Terugkijken en verder kijken ...................................................................................................... 89 Taak 6 Voorbereiden op de toets ........................................................................................................... 92
4
Werken in een sportcentrum
Werken met Edu4all REGISTREREN, AANMELDEN EN LICENTIE ACTIVEREN Je gaat aan de slag met Edu4all. Volg volgend schema om te kijken wat je moet doen. Is dit het eerste werkboek van Edu4all waar je mee werkt?
Ga naar bronnen.edu4all.nl/bronnen/ handleiding en bekijk de film Licentie activeren.
Zoek in een werkboek dat je eerder hebt gedaan je gebruikersnaam en wachtwoord ord o rd op. Schrijf je gegevens op in n de vakken onderaan deze p pagina. pa ag giin na a..
Ga naar licentie.edu-actief.nl. Klik op Aanmelden.
Nee
Je kunt direct kku un ntt di dir reecctt aan aa a an n de slag. Ga Ga na naar naa arr www.edu4all.nl www ww w en log in in met mett je me je gebruikersnaam gee g en wachtwoord. wa w acch httw w
Ed
u'
Kies voor Aanmelden via Edu’Actief.
Is dit het eerste te te w we werkboek errkkb bo oeekk vo vvoor oo orr dit profielvak o off ke kkeuzevak? eu uzzeevva akk??
Ac
Ja
Kies voor Een nieuwe gebruikersnaam aanmaken.
Nee
tie f
Ja
rig
ht
Maak een gebruikersnaam en wachtwoord oorrd oo d aan. Gebruikersnaam = je schoole-mailadres* -mailadrreess** -mailad Wachtwoord = naam van an je school
py
*Heb je geen schoole-mailadres? maiilad ma ladrre res? Vr VVraag raag dan je docent om een geb gebruikersnaam. gebrui ruikkeerrs rs n naa aam m..
Co
Schrijf je ggebrui gebruikersnaam ebruikkeerrsnaam snaam en wachtwoord op in de vvak vakken akkken en onder onde onderaan raan aan d deze pagina.
Ga naar licentie.edu-actief.nl.
Vul op de website ebsi de licentie in die op de eerste pagina van dit werkboek staat. Klik op Activeren.
Je hebt nu toegang tot de bronnen. Log in op www.edu4all.nl met je gebruikersnaam en wachtwoord. Gebruikersnaam:
Wachtwoord:
Werken in een sportcentrum
5
BRONNEN In dit werkboek staan opdrachten. Om deze opdrachten te maken, heb je soms bronnen nodig, zoals tekstbronnen, films, websites en de Theek-iT. Wanneer je een bron gaat gebruiken, staat er een pictogram in je werkboek: BRON Achter het pictogram staat in paarse, dikgedrukte tekst welke bron je nodig hebt. Bijvoorbeeld: BRON Lees Tekstbron 1.2 Persoonlijke verzorging. Maak daarna opdracht 13 tot en met 16. BRON Bekijk de Film Werken in de thuiszorg bij ouderen. Maak daarna opdracht 1.
tie f
Bij het eerste voorbeeld ga je een tekstbron lezen. Bij het tweede voorbeeld ga je een film bekijken. Deze bronnen vind je op www.edu4all.nl. Op bronnen.edu4all.nl/bronnen/handleiding wordt uitgelegd hoe je werkt met de bronnen op de website.
Ac
OVERLEG MET JE DOCENT Soms is het nodig om te overleggen met je docent. Je ziet dan dit pictogram in je werkboek:
u'
Achter het pictogram staat waarover je met je docent gaat overleggen. Bijvoorbeeld:
Ed
61. In Taak 3 heb je een planning ingevuld. Bekijk deze. a. Kijk in kolom 5. Taak 12 tot en met 14 ga je nog maken. Zijn alle andere taken af? Zo nee, overleg met je docent welke taken je nog moet doen.
rig
ht
OPDRACHTEN VOOR KB EN GL Doe jij de kaderberoepsgerichte of gemengde leerweg? Dan zitten er speciale opdrachten voor jou in het werkboek. Je herkent deze opdrachten aan de volgende pictogrammen: opdracht voor leerlingen van de kaderberoepsgerichte leerweg
GL
opdracht voor leerlingen van de gemengde leerweg.
py
KB
Co
We wensen je veel succes en plezier met het maken van de opdrachten! Team Edu4all
6
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus
OriĂŤnteren Taak 1 Kennismaken met een sportcentrum
Ac
tie f
BRON Bekijk de Film Sport- en bewegingsleider. Maak daarna opdracht 1.
u'
1. De film laat zien wat je met de opleiding Sport en Bewegen kunt doen. a. De stagiair begint in het zwembad met voorbereiden. Welke werkzaamheden zijn dat? 3.
Ed
1. 2.
4.
rig
ht
b. Wat mag de stagiair zelfstandig uitvoeren?
1.
Co
2.
py
c. Met welke doelgroepen werkt de stagiair? 3. 4.
d. Wat bespreekt de stagiair met de ouders van de kinderen? 1.
3.
2.
4.
e. Waar kun je met deze opleiding nog meer werken? 1.
3.
2.
4.
Werken in een sportcentrum
7
Deel A Sportcentrum Olympus 2. Sommige mensen zijn van jongs af aan actief. a. Vind jij dat je veel bewoog en/of sportte toen jij op de bassischool zat? Leg je antwoord uit.
b. Welke activiteiten deed jij buiten waarbij je veel bewoog? Geef voorbeelden. 1. 2. c. Zat jij op een sport toen jij op de basisschool zat? Zo ja, welke sport?
ht
Ed
u'
Ac
tie f
d. Vind jij dat jouw familie veel sportte toen jij op de basisschool zat? Leg je antwoord uit.
py
rig
3. Iedereen kent wel sporthelden. a. Ken jij iemand in de buurt die heel goed in sport is? Zo ja, in welke sport?
b. Ken jij iemand die in een sportcentrum werkt? Ja / Nee c. Zo nee, ga naar d. Zo ja, beantwoord de volgende vragen.
Co
Wie is dat?
Waar werkt die persoon? Wat zijn de werkzaamheden van die persoon? 1.
2. d. Bedenk zelf twee werkzaamheden van iemand die in een sportcentrum werkt. 1. 2. 4. Heb je alle opdrachten van Taak 1 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
8
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus
Taak 2 De leerdoelen bij Deel A Als je in een sportcentrum aan de slag gaat, moet je: 1. informatie kunnen verzamelen over sport- en bewegingsmogelijkheden in de buurt 2. informatie over sport- en bewegingsmogelijkheden kunnen presenteren met een informatiekaart 3. een plan kunnen maken voor het organiseren van een sportevenement voor kinderen 4. sport- en bewegingsactiviteiten kunnen kiezen die geschikt zijn voor de doelgroep kinderen 5. deelnemers kunnen werven voor het sportcentrum 6. kinderen voor een sport- of bewegingsactiviteit kunnen stimuleren en enthousiasmeren 7. een sportevenement voor kinderen kunnen openen, begeleiden en afsluiten 8. uitleg kunnen geven aan kinderen over een sport- of bewegingsactiviteit 9. kunnen zorgen voor een veilige sportaccommodatie voor kinderen 10. regels kunnen bedenken voor kinderen om blessures te helpen voorkomen.
u'
Ac
tie f
5. Hiervoor heb je gelezen wat je moet weten en kunnen als je in een sportcentrum gaat werken. a. Welk leerdoel lijkt je het leukste om aan te werken? Leg je antwoord uit.
ht
Ed
b. Welk leerdoel lijkt je het minst leuk om aan te werken? Leg je antwoord uit.
py
rig
6. Bij elke sport- en bewegingsactiviteit is het belangrijk dat je de activiteit geschikt maakt voor de doelgroep. a. Waarom is dit belangrijk?
Co
b. Leg je antwoord uit aan de hand van een voorbeeld. Gebruik de woorden ’kinderen’ en senioren’’.. senioren ’senioren’.
7. Heb je alle opdrachten van Taak 2 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
Werken in een sportcentrum
9
Deel A Sportcentrum Olympus
Taak 3 Taken plannen In deze taak ga je de taken van dit deel inplannen. 8. Bekijk Taak 4 tot en met 8. En bekijk het schema hierna. a. Maak een planning voor de taken die je gaat doen. Zet de datum en het lesuur in kolom 4. . b. Zoek in de taken naar de opdrachten met Bij welke opdrachten is overleg met je docent of controle door je docent nodig?
tie f
c. Overleg met je docent: • op welke momenten jij de antwoorden van de gemaakte opdrachten gaat nakijken • op welke momenten je docent jouw werk zal beoordelen. d. Heb je een taak af? Zet een ✓ in kolom 5. Zet een − als je een taak niet kon doen. Als je Taak 1, 2 en 3 gedaan hebt, kun je deze nu afvinken.
Kennismaken met een sportcentrum
25
2
De leerdoelen bij Deel A
15
3
Taken plannen
4
Sport stimuleren
5
Veiligheid creëren
6
Kindersport begeleiden
7
Terugkijken en verder kijken
30
8
Voorbereiden op de toets
20
5. Af 6. Paraaf docent
Ed
1
Ac
3. Richttijd in 4. Datum en lesuur minuten
u'
1. Taak 2. Onderwerp
10
200
180
py
rig
ht
120
Co
Aan de slag
Sportcentrum Olympus staat in een middelgrote stad en verzorgt sportieve- en recreatieve activiteiten. Er werken bijna 60 mensen fulltime of parttime. Veel stagiairs van verschillende opleidingen lopen er stage. De organisatie beheert gymzalen en sporthallen en geeft sportlessen aan verschillende doelgroepen. Op de hoofdlocatie van Olympus liggen de overdekte kunstijsbaan, de fitnesszaal, het 50-meterzwembad, de squashbanen en de klimmuur. Daarbij horen verschillende faciliteiten zoals een sport-fysiotherapiepraktijk, zonnebanken en horecavoorzieningen. In Deel A ga jij sportcoördinator Chris helpen, die de opleiding Coördinator buurt, onderwijs en sport heeft gevolgd. Chris is op zijn werk bezig met het stimuleren van sport voor verschillende doelgroepen. Daarnaast help je sport- en bewegingsleider Judith. Zij richt zich op sportlessen voor kinderen en zwemtrainingen.
10
Werken in een sportcentrum
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
Deel A Sportcentrum Olympus
Werken in een sportcentrum
11
Deel A Sportcentrum Olympus
Taak 4 Sport stimuleren Bij de afdeling Sportstimulering ga je meedenken met sportcoĂśrdinator Chris. Hij wil samen met jou onderzoeken hoe je sporten meer onder de aandacht kunt brengen bij kinderen. Je bedenkt daarvoor een evenement en maakt een poster om het evenement aan te kondigen.
1.
4.
2.
5.
3.
6.
tie f
VOORBEREIDEN 9. Olympus is een groot bedrijf. a. Welke sporten kun je doen bij Olympus?
b. Welke faciliteiten biedt Olympus nog meer aan? 1.
Ac
2.
u'
3.
c. Wie ga jij helpen bij Olympus? Geef de functie en de naam.
Ed
1.
d. Wat zijn jouw taken?
Co
py
2.
rig
1.
ht
2.
10. Je gaat Chris helpen op het kantoor van de afdeling Sportstimulering. Deze afdeling wil zorgen dat meer mensen gaan sporten. Chris richt zich op kinderen. Hij vraagt jou ideeĂŤn op te doen voor sportactiviteiten, door bij jou in de buurt te kijken naar sportcentra. a. Zoek vijf sportcentra op in de provincie waar jij woont. Zoek bijvoorbeeld in de gemeentegids, de Gouden Gids en/of op internet. b. Vul in de eerste kolom van het schema hierna de naw-gegevens in van deze sportcentra. c. Zet in de tweede kolom welke sporten deze sportcentra aanbieden.
12
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus d. Voor welke doelgroepen bieden de sportcentra sporten aan? Vul in kolom 3 in: kinderen, tieners, volwassenen of senioren. Per sportsoort kunnen dit meerdere doelgroepen zijn. 2. Welke sporten?
3. Voor welke doelgroep?
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
1. Naw-gegevens
Co
11. Als je mensen wilt informeren over de verschillende sportcentra in de buurt is het handig dit op een kaart te laten zien. Zo kan iemand makkelijk zien welk sportcentrum het dichtste bij zijn huis, werk of school is. a. Print een kaart van jouw regio. Gebruik het internet of maak een kopie of scan uit een atlas. b. Zet een X op de kaart bij elk sportcentrum dat je in opdracht 10 hebt gevonden en zet de naam erbij. c. Geef op de kaart ook aan of het sportcentrum activiteiten voor kinderen organiseert. Bedenk hier zelf een passend symbool voor. d. Bewaar de kaart. 12. Welke sportactiviteiten vind jij leuk voor kinderen van de basisschool? a. Bedenk voor iedere leeftijdsgroep twee activiteiten. voor 4-6 jarigen: voor 6-9 jarigen: voor 9-12 jarigen:
Werken in een sportcentrum
13
Deel A Sportcentrum Olympus b. Welke sportactiviteiten die jij hebt bedacht kan Olympus aanbieden? Denk aan binnensporten of buitensporten. Omcirkel de geschikte sporten bij vraag a. 13. Werk in tweetallen. In deze opdracht werk je met Lino. Je kunt hierbij Stappenplan Werken met Lino gebruiken. a. Bedenk een titel voor het sportevenement en zet deze in Lino. b. Bedenk drie sportieve activiteiten voor het sportevenement. Zet elk idee in Lino op een nieuwe blauwe post-it. c. Hoeveel tijd neemt iedere activiteit in beslag? Typ je antwoord in Lino op een gele post-it bij het bijbehorende idee. d. Wat heb je nodig om elke activiteit uit te kunnen voeren? Typ je antwoord in Lino op een roze post-it bij de bijhorende activiteit. e. Plak in Lino bij iedere activiteit een passend plaatje op een groene post-it. f. Maak een printscreen van je Lino en sla hem op in je documenten of print hem uit.
tie f
BRON
Ac
14. Werk in hetzelfde tweetal als bij de vorige opdracht. Chris is blij met je ideeĂŤn voor de verschillende activiteiten. Je gaat een poster maken voor het sportevenement met drie sportieve activiteiten. Hiermee wil je deelnemers werven. a. Welke andere manieren dan een poster zijn er om deelnemers te werven voor een evenement? 1.
u'
2.
Ed
b. Voor welke doelgroepen maak je de poster? Bedenk dat het evenement voor jonge deelnemers bedoeld is. 1.
ht
2.
rig
c. Welke informatie is belangrijk om op de poster te zetten?
Co
py
d. Hoe maak je de poster aantrekkelijk?
e. Op welke plekken zullen veel mensen uit je doelgroep de poster zien? EĂŠn voorbeeld is al gegeven. 1. Basisschool 2. 3. 4.
14
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus
u'
Ed
TERUGKIJKEN 16. Je hebt in opdracht 15 gewerkt met Easal.ly. a. Vul het schema in.
Ac
tie f
UITVOEREN 15. Werk in hetzelfde tweetal als bij de vorige opdracht. Maak een digitale poster om deelnemers te werven voor het sportevenement. BRON Je kunt hierbij de volgende stappenplannen gebruiken: Werken met Easel.ly 12 Een poster maken. Gebruik bij het maken van de poster je antwoorden van opdracht 13 en 14.
Toelichting
rig
Vond je het leuk om met Easel.ly te werken?
ht
Vraag
Co
py
Vond je Easel.ly een makkelijk programma om mee te werken?
BRON
b. Wissel jouw poster uit met de leerling waarmee je in opdracht 13 en 14 hebt samengewerkt. Geef elkaar feedback op de poster. Je kunt hierbij de volgende bronnen gebruiken: Tekstbron 8.1 Feedback geven en ontvangen Film Feedback geven en ontvangen.
Werken in een sportcentrum
15
Deel A Sportcentrum Olympus 17. Hoe ging de samenwerking met je medeleerling bij opdracht 13 en 14? Zet in het schema twee ‘tops’ en twee ‘tips’ over de samenwerking. Een ‘top’ is iets dat volgens jou goed ging. En met een ‘tip’ geef je iemand een idee hoe het de volgende keer nog beter kan. Tips
1.
1.
2.
2.
Ac
tie f
Tops
Ed
u'
18. Heb je alle opdrachten van Taak 4 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
Taak 5 Veiligheid creëren
rig
ht
Je gaat sportleider Judith helpen. Een aantal keer per week verzorgt zij de kindersport. Judith legt uit dat veiligheid creëren je belangrijkste taak is als werknemer in een sportcentrum. Je helpt haar met een risicoanalyse en je bedenkt hoe je de veiligheid kunt verhogen. Ook stel je gedragsregels op voor het welzijn van sporters en je oefent met een spel.
Co
py
VOORBEREIDEN 19. Zet de volgende woorden op de juiste plaats in de tekst: keuzes – klachten – verantwoording – inschatten – verantwoordelijk – bezeert Je wilt voorkomen dat iemand zich
of in de toekomst last krijgt van
. Als je met kinderen werkt, ben jij
de kinderen. Zij kunnen namelijk niet alle situaties correct als begeleider zorgen, zegt Judith. Ook moet je afleggen aan de ouders waarom jij bepaalde tijdens de sportles voor hun kind.
16
Werken in een sportcentrum
voor . Daarvoor moet je kunnen hebt gemaakt. Jij zorgt namelijk
Deel A Sportcentrum Olympus
u'
Ac
tie f
20. Er zijn veel verschillende type sportaccommodaties. Dit zijn plekken die zijn ingericht om te kunnen sporten. Op de meeste sportaccommodaties kun je sportmaterialen en -apparaten gebruiken. Voorbeelden hiervan zijn pionnen, gewichten, een crosstrainer en basketbalnetten. Judith gebruikt bij de kindersport bijna altijd attributen en materialen. a. Heb jij je wel eens pijn gedaan tijdens het sporten door het gebruik van sportmaterialen of -apparaten? Leg je antwoord uit.
rig
ht
Ed
b. Er zijn ook sporten waarbij je geen materialen gebruikt. Iemand die bijvoorbeeld een topsprinter wil worden, traint op een sintelbaan. Deze persoon gebruikt niets anders dan zijn lichaam. Wat moet een sportaccommodatie controleren zodat sporters veilig op een sintelbaan kunnen rennen?
Co
py
c. Op alle sportaccommodaties zijn wc’s wc en douches aanwezig. Jaarlijks vindt er een verplichte controle plaats van het water bij sportaccommodaties. Hierbij wordt bijvoorbeeld gecontroleerd wc en douches op de legionellabacterie die de veteranenziekte kan veroorzaken. Toch kunnen wc’s alsnog zorgen voor een onveilige sportaccommodatie. Hoe?
d. Wanneer Judith zich voorbereidt op de kindersport maakt ze altijd een risicoanalyse. Daarmee brengt ze alle mogelijke gevaren en ongelukken in kaart. Wat is de betekenis van de volgende woorden: Risico: Analyse:
Werken in een sportcentrum
17
Deel A Sportcentrum Olympus 21. Tegenwoordig is er veel aandacht voor gedragsregels op en rond het sportveld. Hierbij kun je denken aan gedragsregels over de omgang met andere spelers, bijvoorbeeld geen discriminatie. Maar ook gedragsregels richting ouders en andere toeschouwers aan de zijlijn over het stimuleren van een kind. Daarnaast zijn er gedragsregels voor de sporters over de omgang met de scheidsrechter. a. Zit jij op een sport waar gedragsregels gelden? Ja / Nee b. Sommige ouders gaan tijdens een wedstrijd helemaal op in het spel van hun kind. Het gebeurt regelmatig dat ouders tijdens het spel hun kind erg streng aanmoedigen, zoals ‘schiet de bal er nou een keer in!’. Wat vind jij van dit gedrag van ouders? Leg je antwoord uit.
u'
Ac
tie f
22. Soms heb je aan het eind van een sportles tijd over, legt Judith uit. Daarom heeft ze altijd een aantal verschillende spelopties in gedachten. Bij Judith zijn het allemaal spellen waarbij de kinderen met elkaar stoeien. Goede spelregels zijn hierbij heel belangrijk. ’Daar Daar leren ze veel van op sociaal gebied’, zegt Judith. a. Waarom zijn goede spelregels extra belangrijk bij stoeispellen?
Co
py
rig
ht
Ed
b. Wat bedoelt Judith met de uitspraak: ’Daar Daar leren ze veel van op sociaal gebied’? gebied
23. Judith vertelt dat veel kinderen het volgende spel leuk vinden: Alle kinderen zitten op twee banken naast een dikke mat. Op de mat zitten twee kinderen op hun knieën. Zij proberen elkaar van de mat te krijgen door alleen te duwen. De winnaar mag tegen het volgende kind, maar ieder kind mag maximaal twee keer achter elkaar. Zo komen alle kinderen aan de beurt. Het laatste kind mag proberen om Judith van de mat af te duwen. a. Bij dit spel zijn twee spelregels. De eerste spelregel heeft te maken met de lichaamshouding van de kinderen. Welke regel is dat?
b. De tweede spelregel heeft te maken met het gedrag van kinderen. Welke regel is dat?
18
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus c. Waarom denk je dat Judith deze twee spelregels voor de kinderen heeft? Vermijd het woord ‘veilig’ in je antwoord.
d. Waarom is het handig dat een begeleider steeds het volgende kind aanwijst?
Ac
tie f
e. Jij mag steeds het volgende kind aanwijzen dat aan de beurt is voor het spel. Waar let je op bij het aanwijzen van het volgende kind? Er kan meer dan één antwoord goed zijn. Ik let op: het geslacht van het kind de lengte van het kind het gewicht van het kind het karakter van het kind
Ed
u'
f. Leg je antwoord bij vraag e. uit.
ht
g. Ieder kind is maximaal twee keer achter elkaar aan de beurt. Waarom is dat?
py
rig
h. Een van de kinderen, Ralf, schreeuwt steeds dat hij nu wil. Hij is een beetje bazig. Wat is de beste reactie die je Ralf kunt geven? Even wachten Ralf, iedereen komt aan de beurt. Oké, Ralf. Dan mag jij nu.
Co
i. Leg je antwoord bij vraag h. uit.
j. Een ander kind, Jimmy, zit op de bank te kijken. Hij begint de kinderen op de mat luidkeels aan te moedigen. Judith vraagt hem meteen om zachter te praten. Waarom denk je dat Jimmy niet hard mag roepen?
Werken in een sportcentrum
19
Deel A Sportcentrum Olympus UITVOEREN
Ringen
Kast
Bank
Basketbal
Dikke mat
Co
Vraag
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
24. Judith heeft een aantal sportmaterialen in gedachten die ze wil gebruiken bij de volgende les kindersport. Jij maakt daarvoor een risicoanalyse. En je bedenkt hoe je de veiligheid kunt verhogen. De sportmaterialen die Judith wil gebruiken zijn: • ringen • kast • bank • basketbal • dikke mat. a. Maak op de computer een tabel met vijf rijen en zes kolommen, zoals in het voorbeeld hieronder. b. Zet in kolom 2 t/m 6 de bovengenoemde materialen in de eerste rij. c. Zet in kolom 1 in rij 2 t/m 5 de volgende vragen: • Wat kun je met dit sportmateriaal doen? Geef twee voorbeelden. • Wat kan er mis gaan met een kind bij gebruik van dit sportmateriaal? Geef twee voorbeelden. • Wat kan er mis gaan met een kind wanneer het kind in de buurt is van dit sportmateriaal? Geef twee voorbeelden. • Hoe verhoog je het veilig gebruik van dit sportmateriaal? Geef twee voorbeelden. d. Beantwoord de vragen in de tabel voor elk van de sportmaterialen. e. Bewaar je document.
Wat kun je ermee doen?
Wat kan er mis gaan?
25. Naast veiligheid van sportmateriaal komt er nog meer bij veilig sporten kijken. a. Een kind heeft haar gymschoenen uitgedaan. Ze wil op haar sokken de balansoefening op de bank doen. Waarom zegt Judith dat ze dit niet mag?
20
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus b. Magnesiumpoeder kun je op je handen smeren bij ringzwaaien. Hoe zorgt dit voor veiligheid?
c. Kleine kinderen hebben een lagere kast nodig. Hoe kun je de kasthoogte veranderen?
d. Waarom gebruik je bij trefbal geen basketbal?
e. Waarom moet je de dikke mat aan de muur bevestigen?
tie f
26. Stel tien gedragsregels op om het welzijn te bewaken tijdens het sporten. Gebruik de volgende woorden: toeschouwers – scheidsrechters – sporters. 1.
Ac
2. 3.
u'
4.
Ed
5. 6. 7.
ht
8.
Co
py
10.
rig
9.
27. Werk in viertallen. Je gaat het stoeispel op de dikke mat oefenen. a. Vraag je docent waar je het spel kunt spelen. b. Leg een mat neer of gebruik een deken of laken. Denk aan de twee spelregels: je zit op je knieën en je mag elkaar alleen duwen. c. Spreek af in welke volgorde jullie het spel spelen. Een van jullie is steeds de spelleider. d. Speel het spel. De winnaar is
Werken in een sportcentrum
21
Deel A Sportcentrum Olympus TERUGKIJKEN 28. Veiligheid creÍren voor sporters vraagt aandacht en tijd. Als werknemer in een sportcentrum zal je hier veel mee in aanraking komen. Bij opdracht 24 heb je een risicoanalyse gemaakt. a. Vind jij dat je gemakkelijk de risico’s in de gymzaal herkende? Ja / Nee b. Vind jij dat je gemakkelijk oplossingen kon bedenken om het risico te verminderen? Ja / Nee 29. In opdracht 27 heb je geoefend met het stoeispel op de dikke mat. a. Vond je het moeilijk om je aan de spelregels te houden? Leg je antwoord uit.
tie f
b. Hoe zou je ervoor kunnen zorgen dat het spel een echte wedstrijd is?
c. Is het verstandig om er een wedstrijd van te maken voor de doelgroep kinderen?
Ac
Ja / Nee, omdat
Taak 6 Kindersport begeleiden
Ed
u'
30. Heb je alle opdrachten van Taak 5 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
rig
ht
Op dinsdag en donderdag komen er van 15.15 uur tot 16.00 uur kinderen van rond de 7 jaar bij de kindersport. Er staan dan veel toestellen in de zaal waar je kunt sporten. De kinderen doen spelletjes om hun motoriek te ontwikkelen. Jij helpt docent sportleider Judith bij de kindersport. Ze laat je zien dat het geven van sportlessen veel voorbereiding vraagt.
Co
py
VOORBEREIDEN 31. Het is belangrijk je goed voor te bereiden op het geven van een sportles. Bij deze voorbereiding bedenk je alvast wat je gaat doen en wat er misschien kan gebeuren. Zo voorkom je dat je voor verrassingen komt te staan. Nummer de onderdelen in de juiste volgorde. ruimte indelen opruimen en schoonmaken spel bedenken spelen begeleiden 32. Er komen zestien kinderen, die je in vier groepen gaat verdelen. Dan kunnen er vier spellen tegelijk plaatsvinden van elk tien minuten. Judith vindt het belangrijk dat er genoeg afwisseling in de spellen zit. a. Waarom denk jij dat Judith kiest voor activiteiten van tien minuten?
22
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus b. Wat bedoelt Judith met ‘genoeg afwisseling’?
u'
Ac
tie f
c. Motoriek kun je verdelen in ‘fijne motoriek’ en ‘grove motoriek’. Ontwikkelen de kinderen bij sport en spel de fijne of de grove motoriek? Leg je antwoord uit.
rig
vier banken pionnen ringen vier ballen dikke mat minitrampoline
py
• • • • • •
ht
Ed
33. Judith vindt het belangrijk dat de spellen geschikt zijn voor de leeftijdsgroep. Bedenk vier geschikte spellen voor de les kindersport. Judith wil een overzichtelijk schema met een korte uitleg erbij. De volgende attributen en toestellen zijn beschikbaar in de gymzaal: • • • • • •
hoepels klimrek twee korfbalkorven op de grond twee schuimrubberen ballen kleine matten, zo veel als nodig zijn kast.
Co
a. Maak op de computer een tabel met vier kolommen en vijf rijen. b. Zet in de bovenste rij de titels van de kolommen: • 1. Naam van het spel • 2. Minimaal/maximaal aantal kinderen • 3. Attributen en materialen • 4. Uitleg van het spel. c. Bedenk vier spellen met minimaal één attribuut: • Bij spel 1 gaat het om samenwerken. • Bij spel 2 gaat het om balanceren. • Bij spel 3 gaat het om klimmen en klauteren. • Bij spel 4 gaat het om snelheid. d. Zet de namen van de spellen in kolom 1. e. Vermeld in kolom 2 voor hoeveel kinderen het spel is. f. Gebruik bij ieder spel minimaal één attribuut. Vul dit in kolom 3 van de tabel in. g. Leg in kolom 4 het spel uit.
Werken in een sportcentrum
23
Deel A Sportcentrum Olympus
Ac
tie f
34. Judith bedenkt altijd vooraf de indeling van de gymzaal en de materialen die ze gaat gebruiken. Die tekent ze op een plattegrond. Ze bedenkt hoeveel ruimte er voor ieder spel nodig is en hoe ze het mooi kan verdelen over de gymzaal. Waarom is het verstandig om een plattegrond te maken van de indeling van de gymzaal?
Co
py
rig
ht
Ed
u'
35. Maak de indeling van de gymzaal voor jouw vier spellen. Judith wil dat je eerst op papier, op schaal, de gymzaal tekent. Dan kun je daarna de indeling van de toestellen en attributen voor de kindersport erin zetten. De gymzaal is 14 meter breed en 24 meter lang. BRON Je kunt hierbij Stappenplan 26 Op schaal tekenen gebruiken. a. Verzamel twee A4-vellen ruitjespapier. b. Teken op één vel papier de plattegrond van de gymzaal. Zet de afmetingen van de gymzaal in de plattegrond. Eén meter in het echt is één centimeter op papier. c. Teken een paar lijnen in de plattegrond: • de omtrek van een sportveld • de middenlijn met de middencirkel • de halfronde doellijnen.
BRON
24
d. Knip tekeningen van attributen en toestellen uit. Gebruik Knipvel Tekeningen van attributen en toestellen. e. Maak een indeling voor de vier spellen op jouw plattegrond. Zorg ervoor dat elk spel genoeg ruimte heeft in de gymzaal. f. Geef op jouw plattegrond aan in welke richting de kinderen rouleren tussen de spellen. Doe dat door pijlen te trekken van het ene naar het andere spel. g. Bewaar de plattegrond.
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus 36. Vraag aan je docent of je met je plattegrond naar de gymzaal mag gaan. Daar kun je controleren of jouw indeling logisch is. Pas je indeling eventueel nog aan op je plattegrond. 37. Sport en bewegen is heel belangrijk voor de gezondheid van kinderen. En tijdens het sporten ontwikkelen de kinderen sociale vaardigheden. Het gaat hierbij om communiceren. Je kunt verbaal communiceren door te praten of te schrijven. Daarnaast kan je non-verbaal communiceren. Dat kan zonder het gebruik van woorden, dus bijvoorbeeld met lichaamshouding en gezichtsuitdrukking. a. Wat zijn voorbeelden van non-verbale communicatie?
tie f
Glimlachen Zingen De armen over elkaar hebben Praten Naar de grond kijken Oogcontact maken of hoofd wegdraaien Vragen aan iemand hoe het gaat
Ac
Blozen Compliment geven De tong uit steken De vinger opsteken Vloeken Draaien met de ogen Kwetsende opmerkingen maken
Ed
u'
b. Het gebeurt wel eens dat een kind geen zin heeft om te sporten. Vaak zegt een kind dat niet, maar laat het wel merken met non-verbale communicatie. Heb jij wel eens geen zin in de gymles? Leg uit hoe je dat laat merken.
ht
c. Stel een kind heeft geen zin in de kindersport. Bedenk twee zinnen die je tegen dit kind kunt zeggen om hem enthousiast te maken zodat hij toch gaat meedoen. 2.
rig
1.
Co
py
d. Ook gebeurt het regelmatig dat een kind een beetje bang is om bepaalde oefeningen te doen. Ben jij wel eens bang geweest tijdens de gymles? Zo ja, waarom?
e. Stel een meisje is bang om een bepaalde oefening te doen. Wat zou jij kunnen zeggen tegen dit kind om haar te stimuleren? Let op! Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Je hoeft niet bang te zijn, hoor. Je kunt het best! We gaan net zo lang wachten totdat jij ook die oefening hebt gedaan. Ik dacht dat je al een grote meid was? Kijk, de andere kinderen doen het ook. Dan kan jij het ook. Ik word dadelijk heel boos op jou. Zie je wel dat er niets engs kan gebeuren? Bij de andere kinderen gaat het ook goed. Kom, we doen het gewoon stapje voor stapje. Dan lukt het best.
38. Judith wil graag dat er bij ieder spel een begeleider staat. a. Waarom is het goed om bij ieder spel een begeleider te hebben? 1. 2.
Werken in een sportcentrum
25
Deel A Sportcentrum Olympus b. Wat zijn de taken van een begeleider?
39. Judith laat de kinderen zo veel mogelijk helpen met opruimen. a. Waarom is het belangrijk dat de kinderen helpen opruimen?
tie f
b. Hoe kun je het opruimen leuk maken? Geef een voorbeeld.
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
UITVOEREN 40. Aan het begin van de les kindersport zegt Judith tegen jou dat twee kinderen haar opvallen: Paul n zin heeft om te sporten. Marscha laat zien en Marscha. Judith denkt dat Paul vandaag niet zo’n dat ze bang is. a. Op welke foto staat Paul?
b. Leg uit waaraan jij dat kunt zien.
c. Wat voor soort communicatie is dit? Dit is verbale / non-verbale communicatie / beide.
26
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus d. Geef twee voorbeelden hoe jij aan Marscha zou kunnen zien dat ze bang is voor de oefening. 1. 2. e. Wat voor soort communicatie is dit? Dit is verbale / non-verbale communicatie / beide. 41. Oefen in tweetallen hoe je Paul stimuleert om mee te doen met de sportles. Gebruik daarbij je antwoorden van opdracht 37 en 40. BRON Je kunt hierbij Stappenplan 6 Een rollenspel doen gebruiken.
tie f
Leerling 1 is de sportdocent. Hij stimuleert Paul mee te doen op verschillende manieren. Leerling 2 is Paul. Hij heeft geen zin in de les. Klaar? Wissel van rol. 42. Oefen in tweetallen hoe je Marscha enthousiasmeert die een beetje bang is om mee te doen met de sportles. Gebruik daarbij je antwoorden van opdracht 37 en 40.
u'
Ac
Leerling 1 is de sportdocent. Hij enthousiasmeert Marscha mee te doen op verschillende manieren. Leerling 2 is Marscha. Zij is angstig. Klaar? Wissel van rol.
ht
Ed
43. Werk in viertallen. Jij gaat één van de spellen begeleiden die je in opdracht 33 hebt uitgewerkt. Je begint met een uitleg in kleine stappen, zodat de kinderen het snappen. a. Overleg met je docent welk spel jullie op het leerplein of in de gymzaal kunnen uitvoeren. b. Zet alle spullen voor het spel klaar. c. Speel het spel onder leiding van de begeleider. De begeleider is een van jullie. Wissel elke vijf minuten van rol. Spreek af in welke volgorde jullie de begeleider zijn: Leerling 2 = Leerling 3 =
py
Leerling 4 =
rig
Leerling 1 =
Co
d. Probeer erop te letten dat je als begeleider: • eenvoudige aanwijzingen geeft tijdens het spel • deelnemers stimuleert en enthousiasmeert.
Werken in een sportcentrum
27
Deel A Sportcentrum Olympus 44. Werk in hetzelfde viertal. Het is belangrijk de ruimte netjes achter te laten voor de volgende gebruiker. a. Ruim samen alle materialen weer op. Maak het opruimen leuk door je voorbeeld bij vraag 37c. te gebruiken. BRON Je kunt hierbij Stappenplan 160 Een vloer stofwissen gebruiken. b. Maak samen de vloer schoon. TERUGKIJKEN 45. In de rollenspellen bij opdracht 41 en 42 heb je kinderen gestimuleerd en enthousiast gemaakt. a. Vond je het leuk kinderen aan te moedigen? Ja / Nee, omdat
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
b. Wat kan je de volgende keer verbeteren in het aanmoedigen van een kind?
py
46. Je hebt in opdracht 43 een deel van een spel begeleid. a. Welke aanwijzingen heb jij deelnemers gegeven tijdens het spel?
Co
b. Hoe heb jij deelnemers gestimuleerd en enthousiast gemaakt?
c. Welke leerling was het duidelijkst te verstaan?
d. Welke leerling begeleidde het best het spel?
e. Vraag aan je groepsgenoten een tip en een top. Mijn tip: Mijn top:
28
Werken in een sportcentrum
Deel A Sportcentrum Olympus 47. Heb je alle opdrachten van Taak 6 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
Evalueren & Reflecteren Taak 7 Terugkijken en verder kijken Je bent in dit deel aan de slag geweest in een sportcentrum. Je gaat nu kijken hoe dat gegaan is. Ook ga je verder kijken.
Ac
tie f
48. In Taak 3 heb je een planning ingevuld. Bekijk deze. a. Kijk in kolom 5. Taak 7 en 8 ga je nog maken. Zijn alle andere taken af? Zo niet, overleg met je docent welke taken je nog moet doen. b. Kijk in kolom 6. Staat bij Taak 1 tot en met Taak 6 een paraaf van je docent? Zo niet, overleg met je docent hoe je dit in orde kunt maken.
3. Kan ik 4. Moet ik nog aan werken
5. Dit ga ik verbeteren
Ik kan: • informatie verzamelen over sport- en bewegingsmogelijkheden in de buurt • de informatie presenteren met een informatiekaart • een sportevenement bedenken voor sportstimulering bij kinderen • via een poster kinderen werven voor een sportevenement.
Co
4
2. Leerdoel
py
1. Taak
rig
ht
Ed
u'
49. In het schema hierna zie je de leerdoelen waaraan jij in dit deel hebt gewerkt. a. Geef van elk leerdoel aan of je het kunt of dat je er nog aan moet werken. Dit doe je door bij Moet ik nog aan werken’ werken een ✓ te zetten. elk leerdoel in kolom 3 ‘Kan ik’ of in kolom 4 ‘Moet Moet ik nog aan werken’ werken een ✓ hebt gezet. Wat moet b. Bekijk elk leerdoel waarbij je in kolom 4 ‘Moet je volgens jou beter gaan doen? Geef dit aan in kolom 5. c. Hoe vond je het om aan deze leerdoelen te werken? Leg je antwoord uit.
Werken in een sportcentrum
29
Deel A Sportcentrum Olympus
6
Ik kan: • sport- en bewegingsactiviteiten kiezen die geschikt zijn voor kinderen • een plan maken voor het organiseren van een sportevenement voor kinderen • kinderen voor de sport- of bewegingsactiviteit stimuleren en enthousiasmeren • uitleg geven over de sport- of bewegingsactiviteit • onder leiding een sportevenement voor kinderen openen, begeleiden en afsluiten.
Ac
Ik kan: • zorgen voor een veilige sportaccommodatie voor kinderen • regels bedenken en afspraken maken om blessures te helpen voorkomen bij kinderen.
Co
py
rig
ht
5
30
Werken in een sportcentrum
5. Dit ga ik verbeteren
tie f
3. Kan ik 4. Moet ik nog aan werken
u'
2. Leerdoel
Ed
1. Taak
Deel A Sportcentrum Olympus BRON Bekijk de Website Beroepen – Coördinator buurt, onderwijs en sport. Maak daarna opdracht 50.
50. Na het vmbo ga je een vervolgopleiding doen. Elke mbo-opleiding hoort bij een bepaald domein. a. Tot welk domein hoort de opleiding Coördinator buurt, onderwijs en sport?
b. Op welk niveau doe je deze opleiding?
tie f
c. Als coördinator buurt, onderwijs en sport moet je vaak nieuwe contacten maken met mensen. Leg jij makkelijk contact met mensen? Leg je antwoord uit.
u'
Ac
d. Als coördinator buurt, onderwijs en sport, maar ook bij andere beroepen in de sportwereld coördineer je verschillende projecten. Goed kunnen organiseren is dus belangrijk. Vind jij dat je daar goed in bent? Leg je antwoord uit.
ht
Ed
e. Als coördinator buurt, onderwijs en sport, maar ook bij andere beroepen in de sportwereld, moet je vaak mensen activeren en stimuleren. Kun jij dit goed? Leg je antwoord uit.
rig
BRON Open het Formulier Netwerkoverzicht. Netwerkoverzicht. Maak daarna opdracht 51.
Co
py
51. Misschien zit er op dit moment iemand bij jou in de groep die jou kan helpen met het opbouwen van een netwerk. Door een netwerkoverzicht te maken kun je de gegevens van mensen in je netwerk snel terugvinden. Dat is bijvoorbeeld handig als je iemand vragen wilt stellen over zijn beroep. a. Wie loopt er op dit moment stage bij een sportcentrum, sportvereniging of sportclub? Vul de gegevens van deze medeleerling in jouw netwerkoverzicht in. b. Vraag je medeleerling bij welke sportcentrum, sportvereniging of sportclub hij stage loopt. Vraag ook wie hem begeleidt. Vul alle gegevens in je netwerkoverzicht in.
Werken in een sportcentrum
31
Deel A Sportcentrum Olympus
Taak 8 Voorbereiden op de toets In deze taak ga je je voorbereiden op de toets.
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
52. Maak een verslag van Deel A Sportcentrum Olympus. BRON Je kunt hierbij Stappenplan 8 Een schriftelijk verslag maken gebruiken. • Gebruik de volgende woorden: enthousiasmeren - begeleiden - spelregels - bewegingsmogelijkheden in de buurt - stimuleren - plan maken - grootte van de ruimte - beweegmogelijkheden presenteren - afsluiten van een activiteit - deelnemers werven - passende activiteit voor de doelgroep. • Leg de woorden uit in je verslag. • Gebruik voorbeelden. • Het verslag moet uit minimaal 250 woorden bestaan.
32
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten
Oriënteren Taak 1 Kennismaken met veilig en gezond sporten 1. Bewegen is erg belangrijk voor een goede gezondheid. Om mensen een idee te geven hoeveel ze minimaal moeten bewegen is de NNGB opgesteld: de ‘Nederlandse Norm Gezond Bewegen’. BRON Bekijk de Website Beweegadvies. Maak daarna de vragen. a. Kijk naar het bewegingsadvies per leeftijd. Vul dit kort in kolom 2 van het schema hierna in voor iedere leeftijdsgroep. b. Zet in kolom 3 in je eigen woorden wat dit betekent. 2. NNGB in het kort
3. Uitleg in eigen woorden
tie f
1. Leeftijd 4-17 jaar
Ac
18-55 jaar
u'
Vanaf 55 jaar
ht
Ed
c. Hoeveel beweeg jij? Ik beweeg meer / minder / evenveel als het advies van de NNGB. Leg je antwoord uit.
Co
py
rig
d. Wat doe jij aan activiteiten om aan deze hoeveelheid beweging te komen?
Werken in een sportcentrum
33
Deel B Veilig en gezond sporten BRON Bekijk de Film Beweegt Steven voldoende?
Bekijk ook de Website 30 minuten bewegen per dag. Maak daarna opdracht 2. 2. Welke tips kun je Steven geven om meer te bewegen op een dag? 1. 2. 3. 3. Heb je alle opdrachten van Taak 1 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
tie f
Taak 2 De leerdoelen bij Deel B
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
Als je in een sportcentrum werkt met volwassenen, moet je: 1. informatie kunnen geven aan volwassenen over de relatie tussen bewegen en gezondheid 2. advies en informatie kunnen geven aan volwassenen over passende sport- en bewegingsactiviteiten 3. advies en informatie kunnen geven aan volwassenen over een sportkeuring en sportmedisch onderzoek 4. informatie kunnen geven over een passende sportuitrusting aan volwassenen 5. uitleg kunnen geven aan volwassenen over een sport- of bewegingsactiviteit 6. een bewegingsvaardigheid voor kunnen doen aan een groep volwassenen 7. aanwijzingen kunnen geven aan volwassen deelnemers 8. kunnen assisteren bij een warming-up voor volwassenen 9. kunnen assisteren bij een cooling-down voor volwassenen.
4. Wanneer je in een sportcentrum werkt moet je regelmatig oefeningen voordoen. a. Waarom is dit belangrijk?
b. Heb jij al eens oefeningen moeten voordoen voor anderen? Zo ja, leg uit welke oefening je voordeed.
34
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten c. Vind jij het leuk om voor een groep iets voor te doen of uit te leggen? Leg je antwoord uit.
5. Heb je alle opdrachten van Taak 2 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
Taak 3 Taken plannen In deze taak ga je de taken van dit deel inplannen.
Ac
tie f
6. Bekijk Taak 4 tot en met 9. En bekijk het schema hierna. a. Maak een planning voor de taken die je gaat doen. Zet de datum en het lesuur in kolom 4. . b. Zoek in de taken naar de opdrachten met Bij welke opdrachten is overleg met je docent of controle door je docent nodig?
Ed
u'
c. Overleg met je docent: • op welke momenten jij de antwoorden van de gemaakte opdrachten gaat nakijken • op welke momenten je docent jouw werk zal beoordelen. d. Heb je een taak af? Zet een ✓ in kolom 5. Zet een − als je een taak niet kon doen. Als je Taak 1, 2 en 3 gedaan hebt, kun je deze nu afvinken. 3. Richttijd in 4. Datum en lesuur minuten
ht
1. Taak 2. Onderwerp
Kennismaken met veilig en gezond sporten
25
2
De leerdoelen bij Deel B
15
py
3
rig
1
Taken plannen
10
Een nieuwe klant adviseren
200
5
Voorkomen is beter dan genezen
130
6
Assisteren bij de warming-up
90
7
Assisteren bij de cooling-down
80
8
Terugkijken en verder kijken
30
9
Voorbereiden op de toets
20
Co
4
5. Af 6. Paraaf docent
Werken in een sportcentrum
35
Deel B Veilig en gezond sporten
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
Aan de slag
36
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten Op de eerste verdieping van Olympus is een mooie fitnessruimte. Door het raam zie je in het schaatsseizoen mensen schaatsen op de kunstijsbaan. Bij de fitnesszaal komen veel mensen om allerlei redenen sporten, zoals voor hun conditie. De werkzaamheden van de fitnessmedewerkers zijn verschillend. Klanten krijgen coaching en advies bij het sporten. Maar er is ook werk bij de balie te doen. In Deel B ga jij Simone, een van de sportcoaches, helpen aan de balie en met het rondleiden van nieuwe klanten. Daarnaast help je schaatstrainer Omar bij de schaatslessen voor beginners. Je verzorgt de warming-up en cooling-down voor de deelnemers aan de schaatslessen.
Taak 4 Een nieuwe klant adviseren
tie f
Simone staat ingeroosterd bij de balie. Bij de balie staat ze klanten te woord. Je helpt haar bij het geven van een rondleiding aan Amira Meddag die misschien lid wil worden bij Olympus.
Ac
VOORBEREIDEN 7. Je helpt mee bij de schaatslessen met de warming-up en cooling-down. a. Bij welke twee werkzaamheden help je nog meer? 1.
u'
2.
ht
Ed
b. Waarom zijn deze werkzaamheden belangrijk?
rig
c. In elk bedrijf is klantvriendelijkheid belangrijk om klanten te werven en behouden. Dus ook in sportcentrum Olympus. Wat is klantvriendelijkheid?
py
BRON Lees ‘Bewegen’ van Tekstbron 8.4 Een gezonde leefstijl. leefstijl Maak daarna opdracht 8.
Co
8. Voldoende bewegen heeft veel voordelen voor je gezondheid. Geef voorbeelden van hoe voldoende bewegen je gezondheid verbetert. 1.
2. 3. 4. 5.
Werken in een sportcentrum
37
tie f
Deel B Veilig en gezond sporten
Ed
u'
Ac
9. Simone heeft telefoon gehad van Amira Meddag. Zij wil misschien lid worden om haar spieren te versterken en in conditie te blijven. Amira heeft een afspraak gemaakt en komt later langs voor een kennismaking en rondleiding in de fitnessruimte. a. Wat bedoelt Amira met ‘in conditie blijven’?
rig
ht
b. Waarom is een goede conditie voor veel mensen zo belangrijk? Gebruik eventueel het internet voor informatie.
1. 2.
Co
3.
py
c. Wat is belangrijk aan de ruimte om een goede indruk te maken op een klant tijdens de rondleiding, denk jij?
10. Tijdens rondleidingen geeft Simone aan toekomstige klanten uitleg over het dossier. In een sportcentrum is het gebruikelijk dat er een dossier wordt aangemaakt voor ieder lid. Hierin staan gegevens genoteerd als het te bereiken doel, gewicht, lengte, lichamelijke klachten, vastgestelde aandoeningen en afwijkingen. Dit is belangrijk om ongevallen te voorkomen als gevolg van een aandoening, zoals hartaandoeningen en epilepsie. a. Welke verschillende doelen kunnen mensen hebben om te gaan fitnessen? 1. 2. 3. b. Wat is voor jou een belangrijk doel om te sporten?
38
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten c. Waarom is het belangrijk om lichamelijke klachten en aandoeningen en afwijkingen te noteren?
d. Een nieuw lid geeft aan een aandoening te hebben. Pas je de oefeningen aan voor dat nieuwe lid? Leg je antwoord uit.
11. Je gewicht heeft veel invloed op je gezondheid. Simone legt toekomstige klanten uit dat ze vaak de BMI berekent om te kijken of iemand een gezond gewicht heeft. De Body Mass Index (BMI) is een getal. Dit kun je berekenen met de volgende formule:
tie f
gewicht in kilogram (lengte in meter X lengte in meter)
Ac
a. Welke twee gegevens moet je van iemand weten om de BMI te kunnen uitrekenen? 1.
u'
2.
b. De BMI-formule uitrekenen doe je in twee stappen. Vul in:
Ed
Als eerst bereken je Als tweede bereken je
meter
Op de Website Een gezond gewicht lees je over BMI-waardes en hoe deze voor kinderen verschillen. Daarnaast lees je dat het bij volwassene ook belangrijk is de middelomtrek te meten. d. Wanneer geeft de middelomtrek een gezond gewicht aan?
Co
BRON
kilogram en mijn lengte is
py
Mijn BMI is
rig
Mijn gewicht is
ht
c. Werk in tweetallen. Help elkaar met het meten van jullie lengte. Bereken jouw eigen BMI. Laat je berekening zien.
Werken in een sportcentrum
39
Deel B Veilig en gezond sporten BRON Lees Tekstbron 8.5 Sportmedisch onderzoek. Maak daarna opdracht 12.
12. Bij Olympus komen mensen met verschillende achtergronden en doelen. En het lichamelijk welzijn zal voor iedere persoon anders zijn. a. Voor welke mensen is het belangrijk een sportmedisch onderzoek te ondergaan? Vul de zinnen aan met de ontbrekende woorden: •
als je nooit eerder
hebt gesport
•
als je een ziekte of
hebt
•
als je tijdens
klachten ervaart zoals pijn op de borst, of hartkloppingen
als je boven de
bent en in je familie hart- en vaartziekten
voorkomen •
tie f
•
als je intensief wilt gaat sporten en wilt weten op welk punt je de meeste boekt.
Ac
b. Waaruit bestaat een standaard sportmedisch onderzoek? 1.
u'
2.
Ed
3.
rig
ht
c. Heb jij ooit een sportmedisch onderzoek ondergaan? Ja / Nee d. Als je ‘ja’ hebt geantwoord: leg uit wat er is gemeten en waarom je een sportmedisch onderzoek hebt gedaan.
Co
py
e. Ken jij iemand in je omgeving die een sportmedisch onderzoek heeft ondergaan? Ja / Nee f. Als je ’ja’ hebt geantwoord: leg uit wat er is gemeten en waarom je een sportmedisch onderzoek hebt gedaan.
g. Zoek op internet een film over sportmedisch onderzoek. Gebruik hiervoor de zoekwoorden sportmedisch onderzoek’. onderzoek En bekijk de film. ‘sportmedisch h. Wat is de titel van de film die je gekeken hebt?
i. Leg in je eigen woorden uit wat er gebeurt in de film over sportmedisch onderzoek.
40
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten UITVOEREN 13. Amira is aangekomen in het sportcentrum. Je stelt jezelf voor en heet haar welkom in het sportcentrum. Je laat haar de fitnessruimte zien. Amira is nieuwsgierig voor welke spiergroepen de fitnessapparaten zijn. a. Welke spiergroepen gebruik je bij het fitnessen? 1.
4.
2.
5.
3.
6.
Ed
u'
Ac
tie f
b. Hoe noem je de fitnessapparatuur op de foto’s? Zet erbij welke spiergroepen je er vooral mee traint.
Dit is een
Dit is een
ht
Je traint hier vooral de volgende spiergroepen Je traint hier vooral de volgende spiergroepen mee:
Co
py
rig
mee:
Dit is een
Dit is een
Je traint hier vooral de volgende spiergroepen Je traint hier vooral de volgende spiergroepen mee:
mee:
Werken in een sportcentrum
41
Deel B Veilig en gezond sporten c. Amira geeft aan dat ze op dit moment last heeft van haar arm bij zware inspanning. Geef haar advies: welke twee fitnessapparaten op de foto’s kan zij het beste vermijden? 1. 2. 14. Amira heeft je net verteld over haar probleem met haar arm. a. Vul de zin in: Dit is een mooie aanleiding om Amira te vertellen over het dat wordt aangemaakt voor ieder lid. Hierin worden verschillende gegevens van Amira genoteerd zoals
tie f
b. Amira vraagt zich af wat een goed gewicht is. Ze zegt dat ze 70 kilo weegt, 1,73 meter lang en 29 jaar oud. Wat is haar BMI?
Ac
c. Je meet ook de middelomvang bij Amira. Die is 84 cm. Wat kun je Amira vertellen over haar gewicht aan de hand van haar BMI en middelomvang? 1.
Ed
u'
2.
ht
15. Amira geeft aan dat zij wel eens gehoord heeft van een sportmedisch onderzoek. Zij wil graag weten wat dit is. a. Leg Amira in één zin uit wat het doel is van sportmedisch onderzoek.
rig
b. Amira wil ook weten hoe dit doel wordt bereikt. Leg dit uit.
Co
py
16. Amira en de collega collega’ss van haar werk zijn nieuwsgierig of het verstandig is om een sportmedisch onderzoek te ondergaan. collega door het schema hierna in te vullen. Zet een X in kolom a. Geef advies aan Amira en haar collega’s 1 of 2.
Amira, 29 jaar, is na het behalen van haar mbo-diploma gestopt met sporten. Ze kreeg namelijk een baan met een onregelmatig rooster. Amira heeft wel eens last van zwemmerseczeem. Peter, 42 jaar, wil beginnen met intensief sporten omdat hij moet afvallen. Peter heeft eerder nooit gesport.
42
Werken in een sportcentrum
1. Wel sportmedisch onderzoek doen
2. Geen sportmedisch onderzoek doen
Deel B Veilig en gezond sporten 1. Wel sportmedisch onderzoek doen
2. Geen sportmedisch onderzoek doen
Sima, 30 jaar, doet sinds kort twee keer per week aan ultimate frisbee. Haar vader en tante zijn allebei overleden aan een hartaanval.
Said, 27 jaar, doet aan wielrennen. Hij wil nu als een topsporter gaan trainen om mee te doen aan de Alpe d’HuZes.
tie f
Kimberly 39 jaar, wil van één uur fitnessen in de week naar twee uur.
u'
Ac
Maxiem, 35 jaar, squasht al een aantal jaren. Gisteren heeft ze een stuk van haar voortand verloren.
Ed
Jeppe, 23 jaar, heeft wil graag op Curaçao gaan sportduiken.
ht
b. Kijk naar de mensen in het schema voor wie het wel verstandig is een sportmedisch onderzoek te doen. Welke woorden geven aan dat dit verstandig is? Omcirkel deze woorden. c. Oefen in tweetallen hoe je iemand adviseert om wel of geen sportmedisch onderzoek te laten doen.
Co
BRON
py
rig
Leerling 1 is een klant. Kies voor je rol een van de personages in het schema hiervoor. Vertel wie je bent. En stel je vraag over sportmedisch onderzoek. Leerling 2 is de sportcoach. Een klant heeft een vraag over sportmedische onderzoeken. Herhaal de informatie van de klant en vraag of je het goed begrepen hebt. Geef antwoord op de vraag van de klant en leg je antwoord uit. Klaar? Wissel van rol. Je kunt hierbij Stappenplan 6 Een rollenspel doen gebruiken. TERUGKIJKEN 17. In opdracht 13 heb je gekeken naar fitnessapparaten. a. Vind je dat je zelf veel kennis hebt van fitnessapparaten? Leg je antwoord uit.
b. Hoe zou jij meer kunnen leren over fitnessapparaten?
Werken in een sportcentrum
43
tie f
Deel B Veilig en gezond sporten
Ed
u'
Ac
18. In opdracht 14 heb je een BMI uitgerekend. a. Vond je het lastig om een BMI te berekenen? Ja / Nee b. Zo ja, wat vond je lastig? Ik vond het moeilijk om lengte en gewicht te meten mensen aan te raken bij het meten de som met lengte en gewicht te berekenen de BMI te vergelijken met de tabellen die je op internet kunt vinden van andere mensen te weten dat zij een niet normaal BMI hebben
ht
anders, namelijk:
rig
c. Hoe kun je beter worden in het berekenen van een BMI zonder daarvoor een website te gebruiken?
Co
py
19. In opdracht 16 heb je geoefend met het geven van adviezen over sportmedische onderzoeken. Vind je het lastig iemand advies te geven over een sportmedisch onderzoek? Leg je antwoord uit.
20. Heb je alle opdrachten van Taak 4 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
Taak 5 Voorkomen is beter dan genezen Het schaatsseizoen is weer begonnen. Jij helpt mee met Omar, een schaatsdocent. Jullie nemen de eerste schaatsles voor een groep beginners tussen de 18 en 30 jaar door. Je verdiept je in de veiligheid. VOORBEREIDEN 21. Schaatsen is ĂŠĂŠn van de sporten waar Nederland om bekend is. a. Welke bekende Nederlandse schaatsers ken jij?
44
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten b. Heb jij al eens geschaatst? Zo ja, wat vond je ervan?
c. Heb je nog nooit geschaatst, bedenk dan of je het eng zou vinden om te schaatsen. Leg je antwoord uit.
ht
Ed
u'
Ac
tie f
d. Houd jij je aan de veiligheidsregels bij de sport die jij beoefent en bij de gymles? Leg je antwoord uit.
22. Alle sportmedewerkers bij Olympus moeten eerste hulp kunnen bieden als dat nodig is. Daarom
rig
wil Olympus dat ze een geldig EHBO-certificaat hebben. Vind jij het belangrijk dat medewerkers
py
van Olympus bijscholing krijgen in eerste hulp? Ja / Nee, want
Co
23. Schaatsdocent Omar begint een eerste les altijd met de juiste kleding. Dat is een belangrijk onderdeel van veiligheid bij het schaatsen. a. In de volgende woorden staan de letters door elkaar. Het zijn woorden die te maken hebben met belangrijke kleding bij het schaatsen. Zet de letters in de goede volgorde. genal krobe
doenhenschan stum mehl nagel wumoen
Werken in een sportcentrum
45
Deel B Veilig en gezond sporten b. Leg per kledingstuk uit waarom dit goede kleding is om te dragen bij het schaatsen.
tie f
c. Omar vertelt dat het handig is om veel laagjes te dragen. Maar ook om kleding te dragen waarin je je makkelijk kunt bewegen. Waarom is het handig om meer lagen kleding te dragen?
rig
ht
Ed
u'
Ac
d. Kijk naar de afbeeldingen. In welke kleding kun jij je makkelijker bewegen? Leg je antwoord uit.
py
Ik kan me beter bewegen in deze kleding, omdat
Co
UITVOEREN 24. Niet alleen bij schaatsen heb je speciale kleding of hulpstukken ter bescherming van je lichaam. Deze zijn er bij de meeste sporten. Een voorbeeld van beschermende kleding is een winddichte jas voor hardlopers zodat de sporter niet onderkoeld raakt. Bij een hulpstuk kun je denken aan kniebeschermers. Omar vraagt je hierover een mindmap met Prezi te maken. Hij wil dit als een film laten draaien in de hal van Olympus om de klanten bewust te maken van het belang van speciale kleding en hulpstukken. BRON Je kunt hiervoor Stappenplan Werken met Prezi gebruiken. a. Open een lege Prezi. b. Zet in het midden de titel: Beschermende kleding en hulpstukken bij het sporten. c. Zet de onderstaande sporten om de titel heen. • paardrijden • voetbal • skiën • honkbal • duiken.
46
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten d. Zet in je Prezi per sport welke beschermende kleding en hulpstukken gebruikelijk zijn. Doe dit met plaatjes. Probeer zo veel mogelijk voorbeelden te laten zien, maar minimaal twee per sport. e. Typ bij elk plaatje wat het is en welk doel het heeft. f. Bewaar je Prezi.
tie f
25. Na de uitleg over geschikte kleding en hulpstukken vertelt Omar nog meer over veiligheid tijdens het sporten. Er zijn regels die op iedere kunstijsbaan gelden. BRON Bekijk de film en maak daarna de Test Veilig schaatsen. a. Hoe heb je de test gemaakt? Goed / Voldoende / Onvoldoende b. Leg je antwoord uit.
Ac
26. Naast schaatsen heeft elke sport zijn eigen regels voor de veiligheid. a. Hoe belangrijk vind jij regels voor de veiligheid bij het sporten?
Ed
u'
b. Wat kan er gebeuren als mensen zich niet aan de veiligheidsregels houden? Gebruik in je antwoord het woord ‘blessure’.
Bekijk de Website Voorkom blessures. blessures.
ht
BRON
py
Bekijk eerst de film, maak daarna de Test Veilig sporten sporten. d. Hoe heb je deze test gemaakt? Goed / Voldoende / Onvoldoende e. Leg je antwoord uit.
Co
BRON
rig
c. Kies een sport uit die jij zelf doet of die jou leuk lijkt. Ik kies
Werken in een sportcentrum
47
Deel B Veilig en gezond sporten TERUGKIJKEN 27. In de vorige opdrachten heb je veel nagedacht over veiligheid bij het sporten. Ga je de volgende keer dat je sport anders met de veiligheid om? Leg je antwoord uit.
28. In opdracht 24 heb je gewerkt met Prezi. a. Vind je Prezi een leuk programma om mee te werken? Leg je antwoord uit.
tie f
b. Vind je Prezi een moeilijk programma om mee te werken? Leg je antwoord uit.
u'
Taak 6 Assisteren bij de warming-up
Ac
29. Heb je alle opdrachten van Taak 5 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
Ed
Na de uitleg over veiligheid gaat de groep beginners nog niet direct schaatsen. Eerst is er de warming-up. De deelnemers hebben dan nog geen schaatsen aan. Jij assisteert Omar en werkt warming-upoefeningen voor hem uit op de computer.
py
rig
ht
VOORBEREIDEN 30. Een warming-up wordt bij iedere sport gedaan. a. Waar is een warming-up voor bedoeld denk je?
Co
b. Voor welke twee doelgroepen is een warming-up het meest belangrijk? Kinderen / Jongeren / Volwassenen / Ouderen c. Leg je antwoord uit.
BRON Lees ‘Algemene Algemene warming up bij het sporten’ sporten op de Website Voorkom blessures. Maak daarna opdracht
31. 31. Vul met behulp van het artikel de ontbrekende woorden in: Met een goede warming-up stimuleer je de bloedsomloop. Je spieren zijn daardoor goed en minder
.
Met een goede warming-up gaan stofwisselingsprocessen sneller. Zo ontvangen de spieren makkelijker
en produceren ze minder .
48
Werken in een sportcentrum
. Dit voorkomt
Deel B Veilig en gezond sporten 32. Omar legt uit dat er vijf onderdelen aan bod komen wanneer je een oefening begeleidt. a. Als eerste heet je de sporters welkom en zeg je wat je met ze gaat doen. Geef een voorbeeld van hoe je de sporters welkom kan heten.
b. Als tweede leg je de oefening uit en je vertelt waarvoor de oefening goed is. Hoe leg je een oefening goed uit? Gebruik het woord ‘stap’.
c. Als derde doe je de oefening voor. Waarom is het handig de oefening voor te doen?
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
d. Als vierde geef je de sporters de opdracht de oefening nu zelf te doen. Je geeft ze aanwijzingen als ze de oefening niet goed uitvoeren. Welke twee aanwijzingen zijn geschikt om tegen deelnemers te zeggen? ’Bijna goed, nu alleen nog je been iets meer buigen.’ ’Nee, Nee, wat je doet is helemaal fout. Je arm moet veel hoger.’ hoger.’ ’Stop. Stop. Ik heb je al vijf keer gezegd dat je die voet moest draaien.’ draaien.’ ’Als Als je die elleboog iets lager doet, doe je het helemaal perfect.’ perfect.’ e. Als laatste sluit je de oefening af en geef je de sporters een compliment. Geef een voorbeeld van een compliment die je de sporters kan geven.
UITVOEREN 33. Werk in viertallen. Omar vindt een goede warming-up heel belangrijk. Zo belangrijk dat hij iedere deelnemer een paar warming-upoefeningen mee naar huis wil geven. Omar vraagt jou om vier warming-upoefeningen uit te werken op de computer. Deze oefeningen gaan over het rekken en strekken van spieren. a. Zoek op internet vier oefeningen voor een warming-up. Iedere leerling zoekt een oefening die geschikt is voor een ander deel van het lichaam. Spreek af wie welke oefening zoekt. Leerling 1 =
zoekt een oefening voor de armspieren.
Leerling 2 =
zoekt een oefening voor de beenspieren.
Leerling 3 =
zoekt een oefening voor de buikspieren.
Leerling 4 =
zoekt een oefening voor de rugspieren.
Werken in een sportcentrum
49
Deel B Veilig en gezond sporten b. Geef iedere oefening een titel. c. Zoek bij elke oefening een passend plaatje. d. Geef stap voor stap aan hoe ieder onderdeel gaat. Zet er ook bij hoelang of hoeveel keer je de oefening moet doen. e. Print jouw oefeningen voor de warming-up uit. Deze heb je nodig bij de volgende opdracht. 34. Werk in hetzelfde viertal. Oefen de warming-up die je hebt uitgewerkt in de vorige opdracht. Om de beurt is een leerling uit het groepje de trainer en de andere leerlingen zijn dan de deelnemers aan de schaatsles. a. Spreek af wie wanneer de trainer is. De eerste leerling die de trainer is heet De tweede leerling die de trainer is heet
tie f
De derde leerling die de trainer is heet De vierde leerling die de trainer is heet
Ac
b. Begeleid de warming-up aan de hand van de stappen in opdracht 32.
Ed
u'
TERUGKIJKEN 35. Je hebt een warming-up uitgevoerd. a. Vond je het leuk om warming-upoefeningen uit te zoeken? Leg je antwoord uit.
ht
b. Wie vind je de beste trainer? Leg je antwoord uit.
py
rig
c. Hoe zenuwachtig was je om voor jouw groep de oefening te begeleiden als trainer? Omcirkel het getal dat bij jou past. Helemaal niet zenuwachtig 1 – 2 – 3 – 4 – 5 – 6 – 7 – 8 – 9 – 10 heel zenuwachtig d. Heb je alle stappen van opdracht 32 uitgevoerd? Ja / Nee e. Aan welke stap van opdracht 32 moet je de volgende keer meer aandacht besteden?
Co
f. Zet in het schema hierna twee ‘tops’ en twee ‘tips’ die jullie aan elkaar kunnen geven.
50
Tops
Tips
1.
1.
2.
2.
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten 36. Heb je alle opdrachten van Taak 6 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
Taak 7 Assisteren bij de cooling-down Iedere schaatsles begint met een warming-up. Net zo belangrijk voor gezond en veilig sporten is de cooling-down. Jij assisteert Omar bij de cooling-down aan het eind van de schaatsles. Je maakt voor de deelnemers een filmpje over het belang van de cooling-down. VOORBEREIDEN BRON Lees Tekstbron 8.6 Cooling-down. Maak daarna opdracht 37.
tie f
37. Bij elke sport hoort een cooling-down. a. Op welke manieren komt het lichaam tot rust tijdens de cooling-down? 1.
Ed
b. Hoelang duurt een goede cooling-down?
u'
3.
Ac
2.
c. Zoek twee voorbeelden op van dynamische rekoefeningen en beschrijf ze.
ht
1.
rig
2.
Co
1.
py
d. Zoek twee voorbeelden op van statische rekoefeningen en beschrijf ze.
2.
e. Welke oefening of spel doe jij als cooling-down bij het sporten? Denk aan een gymles of je eigen sport.
Werken in een sportcentrum
51
Deel B Veilig en gezond sporten
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
UITVOEREN 38. Omar merkt dat de deelnemers aan de schaatsles aan het eind moe zijn. Ze willen het liefst neerploffen op de bankjes aan de zijkant van de baan. Maar omdat een cooling-down zo belangrijk is, wil Omar de schaatsers hiervan bewust maken met een filmpje. Het filmpje moet er als volgt uitzien: • Het duurt maximaal twee minuten. • Minimaal twee leerlingen doen het woord. • Het legt uit wanneer je een cooling-down doet. • Het legt uit waarom een cooling-down belangrijk is. • Het legt uit wat je in een cooling-down doet. • Er wordt minimaal één dynamische en één statische rekoefening voorgedaan. a. Maak een script: wat moet er gezegd en gedaan worden in het filmpje? b. Geef bij elk stukje van het script aan wie wat gaat zeggen en voordoen. Verdeel ook de taak van cameraman of -vrouw. c. Zoek een goede plek om het filmpje op te nemen. d. Maak het filmpje. Let op dat je goed verstaanbaar bent.
Co
py
TERUGKIJKEN 39. Bij cooling-downoefeningen hoort een biologisch proces, zoals de verandering in de hartslag en bloedcirculatie. a. Vind jij deze biologische processen moeilijk te begrijpen? Ja, want er zitten moeilijke woorden in. Ja, want ik kan de woorden die horen bij de biologische processen niet onthouden. Ja, want ik begrijp de volgorde van de processen niet. Ja, want ik onthoud de volgorde van de processen niet. Ja, want ik vind het lastig mij voor te stellen hoe het in het lichaam gaat. Nee. b. Denk je dat het belangrijk is om een aantal biologische processen in het lichaam te kennen wanneer in je in een sportcentrum gaat werken? Geef een voorbeeld waarom.
40. Heb je alle opdrachten van Taak 7 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
52
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten
Evalueren & Reflecteren Taak 8 Terugkijken en verder kijken Je bent in dit deel aan de slag geweest in een sportcentrum. Je gaat nu kijken hoe dat gegaan is. Ook ga je verder kijken.
tie f
41. In Taak 3 heb je een planning gemaakt. Bekijk deze. a. Kijk in kolom 5. Taak 8 en 9 ga je nog maken. Zijn alle andere taken af? Zo niet, overleg met je docent welke taken je nog moet doen. b. Kijk in kolom 6. Staat bij Taak 1 tot en met Taak 7 een paraaf van je docent? Zo niet, overleg met je docent hoe je dit in orde kunt maken.
3. Kan ik 4. Moet ik nog aan werken
5. Dit ga ik verbeteren
rig
Ik kan aan volwassenen: • informatie geven over de relatie tussen bewegen en gezondheid • advies en informatie geven over passende sport- en bewegingsactiviteiten • advies en informatie geven over een sportkeuring en sportmedisch onderzoek.
Co
py
4
2. Leerdoel
ht
1. Taak
Ed
u'
Ac
42. In het schema hierna zie je de leerdoelen waaraan jij in dit deel hebt gewerkt. a. Geef van elk leerdoel aan of je het kunt of dat je er nog aan moet werken. Dit doe je door bij Moet ik nog aan werken’ werken’ een ✓ te zetten. elk leerdoel in kolom 3 ‘Kan ik’ of in kolom 4 ‘Moet Moet ik nog aan werken’ werken’ een ✓ hebt gezet. Wat moet b. Bekijk elk leerdoel waarbij je in kolom 4 ‘Moet je volgens jou beter gaan doen? Geef dit aan in kolom 5. c. Hoe vond je het om aan deze leerdoelen te werken? Leg je antwoord uit.
Werken in een sportcentrum
53
Deel B Veilig en gezond sporten 2. Leerdoel
3. Kan ik 4. Moet ik nog aan werken
Ik kan aan volwassenen: • uitleg geven over een sport- of bewegingsactiviteit • een bewegingsvaardigheid voordoen • aanwijzingen geven.
6
Ik kan assisteren bij een warming-up voor volwassenen.
7
Ik kan assisteren bij een cooling-down voor volwassenen.
Ac
5
5. Dit ga ik verbeteren
tie f
1. Taak
Ed
43. Na het vmbo ga je een vervolgopleiding doen. a. Op welk niveau doe je deze opleiding?
u'
BRON Bekijk de Website Beroepen – Medewerker sport- en recreatie. recreatie. Maak daarna opdracht 43.
rig
ht
b. Als medewerker sport- en recreatie moet je klantvriendelijk zijn. Vind jij jezelf klantvriendelijk? Leg je antwoord uit.
Co
py
c. In de sportwereld werk je ook regelmatig op tijden dat andere mensen vrij zijn. Is dat iets voor jou? Leg je antwoord uit.
d. Als medewerker sport- en recreatie, maar ook bij andere beroepen in de sportwereld, kan het zijn dat je mensen moet aanraken. Bijvoorbeeld om ze te helpen bij een oefening. Is dat iets voor jou? Leg je antwoord uit.
54
Werken in een sportcentrum
Deel B Veilig en gezond sporten
BRON Open het Formulier Netwerkoverzicht. Maak daarna opdracht 44.
Taak 9 Voorbereiden op de toets
Ed
In deze taak ga je je voorbereiden op de toets.
u'
Ac
tie f
44. Vind jij het leuker om individuele mensen te begeleiden of groepen mensen? Zoek in jouw omgeving iemand met het beroep van jouw voorkeur. Je kunt ook familie, een vriend of op school vragen of zij iemand kennen in dit werkveld. Zoek anders op internet. Vul de gegevens van deze persoon in je netwerkoverzicht in.
Co
py
rig
ht
45. Om je goed voor te bereiden op een toets kan het handig en leuk zijn een memoryspel te maken. a. Maak in op de computer een tabel met twintig rijen en twee kolommen. b. Typ in de eerste kolom een begrippenlijst van de twintig meest belangrijke woorden uit Deel B. c. Typ in de tweede kolom de betekenis van deze woorden. Zoek hiervoor in de Theek-iT, op internet of in een woordenboek. d. Print je bestand en knip de cellen van je tabel uit. e. Speel je zelf gemaakte memoryspel met een medeleerling: vind het juiste woord bij de juiste betekenis.
Werken in een sportcentrum
55
Deel C Sporten: een uitdaging
OriĂŤnteren Taak 1 Kennismaken met het trainen van verschillende doelgroepen 1. In een sportcentrum sporten verschillende doelgroepen. Hierna staat een lijstje met voorbeelden van doelgroepen. Zoek de betekenis of het synoniem op voor woorden die je niet kent. topsporters
tie f
recreatieve sporters
junior sporters
Ed
u'
sporters met een lichamelijke beperking of klachten
Ac
senior sporters
Co
py
rig
ht
sporters met COPD
2. Sporten kan je om veel verschillende redenen wel of niet doen. a. Noteer in een computerbestand alle letters van het alfabet onder elkaar. b. Verzin bij zo veel mogelijk letters een reden om niet te sporten. Bijvoorbeeld: A = Als ik sport, gaat mijn haar door de war, Z = Zweten vind ik vies. Stop na maximaal 5 minuten. c. Noteer nog een keer alle letters van het alfabet onder elkaar. d. Verzin nu bij zo veel mogelijk letters argumenten om wel te sporten. Neem 5 minuten de tijd. e. Bewaar je bestand. 3. Heb je alle opdrachten van Taak 1 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
56
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging
Taak 2 De leerdoelen bij Deel C Wanneer je in een sportcentrum gaat werken met volwassenen en senioren, moet je: 1. sportmetingen kunnen uitvoeren 2. metingen kunnen vergelijken met waardes uit een tabel 3. advies en informatie kunnen geven over het opbouwen van sporten 4. advies en informatie kunnen geven over sportzorgondersteuners 5. kunnen omgaan met verschillen tussen deelnemers 6. deelnemers kunnen informeren bij een sportevenement.
tie f
4. Advies en informatie geven moeten werknemers in een sportcentrum vaak doen. a. Heb jij wel eens advies gekregen over jouw sport of sportprestaties? Zo ja, leg uit waarover.
Ac
b. Over welk onderwerp geef jij vrienden of kennissen advies? 1.
u'
2.
rig
ht
Ed
c. Volgen mensen jouw advies vaak op? Nooit / Soms / Vaak / Altijd d. Vind jij het leuk om mensen advies te geven? Leg je antwoord uit.
py
5. Heb je alle opdrachten van Taak 2 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
Co
Taak 3 Taken plannen
In deze taak ga je de taken van dit deel inplannen. 6. Bekijk Taak 4 tot en met 9. En bekijk het schema hierna. a. Maak een planning voor de taken die je gaat doen. Zet de datum en het lesuur in kolom 4. . b. Zoek in de taken naar de opdrachten met Bij welke opdrachten is overleg met je docent of controle door je docent nodig?
c. Overleg met je docent: • op welke momenten jij de antwoorden van de gemaakte opdrachten gaat nakijken • op welke momenten je docent jouw werk zal beoordelen. d. Heb je een taak af? Zet een ✓ in kolom 5. Zet een − als je een taak niet kon doen. Als je Taak 1, 2 en 3 gedaan hebt, kun je deze nu afvinken.
Werken in een sportcentrum
57
Deel C Sporten: een uitdaging 3. Richttijd in 4. Datum en lesuur minuten
Kennismaken met het trainen van verschillende doelgroepen
25
2
De leerdoelen bij Deel C
15
3
Taken plannen
10
4
Meten is weten
100
5
Zorgen voor sporters
110
6
Trainen op niveau
100
7
Rekening houden met verschillen
190
8
Terugkijken en verder kijken
30
9
Voorbereiden op de toets
20
Ac
1
5. Af 6. Paraaf docent
tie f
1. Taak 2. Onderwerp
Ed
u'
Aan de slag
rig
ht
Sportcentrum Olympus is een commercieel bedrijf en wil dus zo veel mogelijk klanten aan zich binden. Olympus wil daarom verschillende sportmogelijkheden en services aanbieden voor een brede doelgroep. Bijvoorbeeld aan mensen die meer van individuele of juist van teamsport houden, aan recreatieve en topsporters, en aan jongere en seniorensporters. Deze laatste doelgroep is een bijzondere doelgroep. 50-plussers sporten tegenwoordig steeds vaker. Dit komt doordat het meer en meer bekend is dat sporten erg belangrijk is voor ouderen. Ten eerste is het gezond voor het lichaam. Genoeg bewegen verkleint de kans op bijvoorbeeld vallen en botbreuken. Ten tweede is het goed voor de mentale gezondheid. Zo kan het helpen de gevolgen van dementie te verminderen.
Co
py
In deel C ga jij opnieuw sportcoach Simone helpen. Dit keer help je haar bij de sportmetingen van een team. Daarnaast ondersteun je sport- en beweegleider Judith bij de zwemtraining van Patryk. Patryk wil gaan deelnemen aan zwemwedstrijden voor masters. Ook help jij Chris bij een dansles voor senioren: de Senior Swing. Hij heeft dit ontwikkeld om sport te stimuleren voor senioren.
58
Werken in een sportcentrum
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
Deel C Sporten: een uitdaging
Werken in een sportcentrum
59
Deel C Sporten: een uitdaging
Taak 4 Meten is weten Sportcoach Simone heeft vandaag sportmetingen op de agenda staan. Naast individuele klanten komen er soms hele teams voor deze metingen. Vandaag wil het ultimate frisbeeteam via sportmetingen kijken hoe sterk het team is. Dan weten de teamleden ook aan welke vaardigheden ze nog moeten werken. VOORBEREIDEN 7. Je gaat drie werknemers van Olympus helpen. a. Wie ga jij helpen? 1. 2.
tie f
3. b. Met welke werkzaamheden ga jij helpen? Zet dit bij vraag a bij de juiste werknemer.
Ac
8. Olympus vindt het belangrijk dat senioren genoeg mogelijkheden hebben om te sporten. a. Waarom is het belangrijk voor ouderen om te blijven sporten of bewegen? Geef twee redenen.
u'
1.
Ed
2.
b. Welke sporten vind jij geschikt voor senioren boven de 65 jaar? 1.
ht
2.
py
rig
9. Simone voert vandaag sportmetingen uit bij het ultimate-frisbeeteam. a. Heb jij al eens een sportmeting ondergaan? Zo ja, leg uit wat er gemeten werd.
b. Ken jij de sport ultimate frisbee? Ja / Nee c. Zo nee, zoek op internet een film over ultimate frisbee op en bekijk deze.
Co
Titel film:
d. Op welke andere sport lijkt ultimate frisbee? Leg je antwoord uit.
e. Voor deze sport is sprongkracht belangrijk. De spelers moeten hoger kunnen springen dan hun tegenstanders om als eerste de frisbee uit de lucht te kunnen vangen. Bij welke sporten is sprongkracht nog meer belangrijk?
60
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
f. De belangrijkste spier(groep)en bij springen zijn quadriceps femoris, biceps femoris en gastrocnemicus. Zoek op internet waar deze spier(groep)en zitten. • Kleur deze drie spier(groep)en rood op de afbeeldingen hieronder. • Zet de namen van de spier(groep)en erbij.
UITVOEREN 10. Bij Olympus voert Simone vier sportmetingen uit. Dit zijn enkele standaardmetingen die vaak worden gebruikt. De eerste sportmeting gaat om sprongkracht. Werk in tweetallen. Eén leerling springt en de andere leerling kijkt hoe hoog de sprong is. Daarna draai je de rollen om. a. Vraag aan je docent waar je de oefening kan uitvoeren. Op die plek is een meetlat/lint nodig langs een muur. b. Ga bij de muur staan en steek je hand omhoog. Vraag je klasgenoot te kijken hoe ver je reikt. Vul in: ik kom tot
cm.
c. Vraag je klasgenoot om te helpen aflezen hoe hoog jij springt. Probeer het meetlint zo hoog mogelijk aan te raken door te springen. Je kunt hoger springen door eerst je knieën te buigen. d. Vul in: wanneer ik spring kom ik tot
cm.
Werken in een sportcentrum
61
Deel C Sporten: een uitdaging e. Hoeveel cm hoger ben je gekomen? Bereken daarvoor de volgende som: spronghoogte bij vraag d – reikhoogte bij vraag b =
Ac
tie f
Tip! Je kunt sprongkracht ook meten met een sprongmat.
rig
ht
Ed
u'
11. Bij de tweede sportmeting gaat het om verspringen op één been. Bij deze oefening meet je de kracht en coördinatie van de beenspieren. Om een goede landing te kunnen maken moet je namelijk een goede coördinatie hebben. Werk in tweetallen. Spreek met je klasgenoot af wie begint met verspringen. De ander kijkt of de uitvoering goed gaat en helpt bij het meten van de afstand. a. Vraag aan je docent waar je de oefening kan uitvoeren. b. Maak een beginpunt op de vloer met een stukje tape of leg een potlood neer. c. Probeer zo ver mogelijk te springen op één been: • Ga op één been staan achter het beginpunt. • Sta 3 seconden helemaal stil. • Spring zo ver mogelijk vooruit. Je landt op hetzelfde been. • Blijf in evenwicht staan na de landing.
py
d. Jouw klasgenoot meet de afstand vanaf het beginpunt tot de punt van je schoen met een meetlint of liniaal. Vul in: ik heb
cm gesprongen.
Co
e. Vergelijk jouw afstand met de prestatieschaal hierna. Let op dat je bij het juiste geslacht en bij jouw lengte kijkt. Vul in: ik heb de beoordeling
Mannen tot 40 jaar
62
Lengte <170 cm
Lengte 170-180 cm
Lengte 181-190 cm
Lengte >190 cm
Beoordeling
<130cm
<140 cm
<150 cm
<160 cm
Zeer matig
130-154 cm
140-164 cm
150-174 cm
160-184 cm
Matig
155-179 cm
165-189 cm
175-199 cm
185-209 cm
Voldoende
180-204 cm
190-214 cm
200-224 cm
210-234 cm
Goed
≥205 cm
≥215 cm
≥225 cm
≥235 cm
Zeer goed
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging
Vrouwen tot 40 jaar Lengte <160 cm
Lengte 160-170 cm
Lengte 171-180 cm
Lengte >180 cm
Beoordeling
<110 cm
<115 cm
<120 cm
<125 cm
Zeer matig
110-134 cm
115-139 cm
120-144 cm
125-149 cm
Matig
135-159 cm
140-164 cm
145-169 cm
150-174 cm
Voldoende
160-184 cm
165-189 cm
170-194 cm
175-199 cm
Goed
≥185 cm
≥190 cm
≥195 cm
≥200 cm
Zeer goed
u'
Ac
tie f
12. Bij de deze sportmeting ga je lenigheid meten. Dit doe je met de kattenstretch. Werk in tweetallen. Spreek met je klasgenoot af wie begint met stretchen. De ander kijkt of de uitvoering goed gaat en helpt bij het meten van de hoogte. a. Vraag aan je docent waar je de oefening kan uitvoeren. b. Probeer zo ver mogelijk te stretchen: • Ga op je buik op de grond liggen met je handen onder je schouders. • Duw je bovenlichaam omhoog door je armen helemaal te strekken. Houd je heupen zo laag mogelijk bij de grond. c. Jouw klasgenoot meet de verticale afstand tussen de grond en je heup. Vul in: de afstand tussen cm.
Ed
de grond en mijn heup is
d. Vergelijk de gemeten afstand met de prestatieschaal hierna. Let op dat je bij het juiste geslacht
Vrouwen
rig
ht
kijkt. Vul in: mijn beoordeling is
Mannen
Beoordeling
<10 cm
goed
8-13 cm
10-15 cm
voldoende
> 13 cm
> 15 cm
matig
Co
py
<8 cm
Werken in een sportcentrum
63
Deel C Sporten: een uitdaging 13. Bij deze sportmeting ga je je snelheid meten. Werk in tweetallen. Spreek met je klasgenoot af wie begint met rennen. De ander kijkt of de uitvoering goed gaat en helpt bij het meten van de snelheid door de tijd bij te houden. a. Vraag aan je docent waar je deze opdracht kunt uitvoeren. Op die plek zijn een startlijn en een achterlijn nodig met daartussen een afstand van 5 meter. b. Probeer zo snel mogelijk te rennen: • Ga met twee voeten achter de startlijn staan. • Wanneer je klasgenoot ‘start’ zegt ren je zo snel mogelijk naar de achterlijn. Tik met één voet achter de lijn. Ren terug naar de startlijn en tik weer met één voet achter de lijn. • Blijf heen en terug rennen tot je acht keer 5 meter hebt gerend. c. Vraag je klasgenoot hoeveel seconden jij hebt gerend. Vul in: ik heb in seconden acht keer 5 meter gerend.
tie f
d. Vergelijk jouw waarde met de prestatieschaal hierna. Let op dat je bij het juiste geslacht en de juiste leeftijd kijkt. Vul in: mijn beoordeling is
Vrouwen tot 40 jaar
Beoordeling
<11,5 sec
<13,0 sec
11,5-12,4 sec
13,0-13,9 sec
12,5-13,4 sec
14,0-14,9 sec
13,5-14,4 sec
15,0-15,9 sec
matig
≥14,5 sec
≥16,0 sec
zeer matig
Ac
Mannen tot 40 jaar
zeer goed
voldoende
ht
Ed
u'
goed
py
rig
14. Werk in hetzelfde tweetal. Zorg ervoor dat je de ruimte netjes achterlaat. a. Ruim alle materialen op. b. Maak de vloer schoon. BRON Je kunt hierbij Stappenplan 159 Een vloer moppen in een groothuishouding gebruiken.
Co
TERUGKIJKEN 15. In een sportcentrum worden regelmatig metingen uitgevoerd. Hierbij kun je denken aan sportmetingen zoals je net hebt uitgevoerd, maar ook aan het meten van de BMI en metingen op een fitnessapparaat. a. Vul in wat het onderwerp was van iedere sportmeting: Sportmeting 1: Sportmeting 2: Sportmeting 3: Sportmeting 4: b. Hierna staat een schema met werkzaamheden die je hebt uitgevoerd bij de sportmetingen. Zet in kolom 2 het nummer van de sportmeting(en) waarbij je deze werkzaamheden moest doen.
64
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging c. Vond je de werkzaamheden moeilijk of makkelijk? Zet een X in kolom 3 of 4. 1. Werkzaamheden
2. Nummer van sportmeting
3. Moeilijk
4. Makkelijk
Spullen klaarzetten Meetlint of liniaal aflezen
tie f
Mensen aanraken bij het meten Tijd meten
Ac
Oefening juist uitvoeren
Ed
u'
Prestatieschalen aflezen
ht
16. Heb je alle opdrachten van Taak 4 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
rig
Taak 5 Zorgen voor sporters
Co
py
Patryk is 42 jaar en zwemt sinds een jaar ĂŠĂŠn keer in de week. Hij begon met zwemmen omdat hij te weinig beweging kreeg met zijn kantoorbaan. Daarnaast begon Patryk klachten te krijgen in zijn schouder door het computerwerk. Tot nu toe heeft het zwemmen zijn schouderklachten goedgedaan. Hij vindt de sport zo leuk dat hij besloten heeft zwemtraining te gaan volgen. Je gaat sport- en beweegleider Judith helpen met de begeleiding van Patryk.
Werken in een sportcentrum
65
Deel C Sporten: een uitdaging VOORBEREIDEN 17. Nederland is een land met veel water. a. Welke zwemdiploma’s heb jij?
b. Waarom zijn zwemdiploma’s zo belangrijk in Nederland?
c. Er zijn verschillende sporten die je kunt doen in en op het water. Vul het schema in. Sport in of op natuurwater
Ed
u'
Ac
tie f
Sporten in een zwembad
1.
rig
ht
18. Nu Patryk intensiever gaat zwemmen, is het belangrijk te kijken naar zijn lichamelijke gesteldheid. Ook wel fitheid genoemd. Zijn schouderklachten van een jaar geleden moeten niet vergeten worden. Mogelijk heeft Patryk sportzorg nodig om eventuele blessures te voorkomen. a. Het woord sportzorg bestaat uit twee woorden. Welke? 2.
Co
py
b. Sportzorg is een breed begrip. Hierna vind je woorden die te maken hebben met sportzorg. Zoek alle woorden op in de woordzoeker. Ze staan van links naar rechts en andersom, van boven naar beneden en andersom en diagonaal. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
66
sportarts sportfysiotherapeut sportmasseur sportdiëtist sportpodotherapeut sportduikarts sportrevalidatie keuringsarts
Werken in een sportcentrum
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
trainer coach huisarts sporter onderzoek blessures letsel chronisch
17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
advies consult preventie voorlichting sportbond sporttak vereniging rust koelen
Deel C Sporten: een uitdaging S
S
H
C
S
I
N
O
R
H
C
P
O
R
T
Z
O
P
P
S
K
R
S
S
G
O
S
P
O
R
T
T
A
K
N
O
O
D
P
E
E
P
P
D
R
C
O
N
S
U
L
T
S
R
R
T
E
O
U
O
O
O
N
U
N
E
R
S
E
P
R
T
T
O
V
B
R
R
B
R
R
O
E
R
E
N
T
N
B
P
F
L
E
O
S
T
I
L
T
T
B
S
U
E
S
R
E
O
Y
S
T
E
O
A
R
N
E
D
E
T
V
L
E
O
H
D
S
T
S
U
R
R
O
E
G
S
U
R
R
E
L
R
I
O
I
P
K
P
O
T
L
M
V
S
S
I
E
O
N
D
U
T
O
O
O
O
O
S
P
I
R
A
A
U
K
K
P
V
S
H
T
O
N
R
O
R
R
R
C
A
L
R
R
A
L
S
A
E
H
I
D
C
T
H
T
T
E
H
D
I
T
E
R
I
R
R
E
N
E
G
A
M
R
D
D
V
T
V
D
S
S
T
T
A
R
V
R
I
S
E
A
R
I
I
E
I
I
A
N
G
S
P
A
E
Z
N
B
E
I
S
H
E
A
N
N
E
T
N
D
E
P
C
O
A
C
H
N
E
S
L
T
I
T
G
S
I
N
U
E
G
E
K
I
J
E
K
E
E
E
I
N
I
S
O
E
T
U
P
K
W
W
W
R
S
P
O
U
R
S
T
E
Z
O
R
T
G
N
I
G
I
N
E
R
E
V
R
G
T
N
L
!
Ed
u'
Ac
tie f
S
Co
py
rig
ht
c. Zet de overgebleven letters achter elkaar. Welke zin komt eruit?
.
.
.
Werken in een sportcentrum
67
Deel C Sporten: een uitdaging
u'
Ac
tie f
UITVOEREN 19. Kijk terug naar opdracht 18. De eerste vijf woorden zijn voorbeelden van beroepen die onder sportzorgondersteuner vallen. a. Maak op de computer een lijst van deze vijf beroepen. b. Zoek op internet wat deze sportzorgondersteuners doen en beantwoord de volgende vragen: 1. Met welke mensen houdt de sportzorgondersteuner zich bezig? 2. Welke werkzaamheden heeft de sportzorgondersteuner? c. Zet de antwoorden op de lijst bij de beroepen. Maak er een duidelijk overzicht van. d. Bewaar het bestand.
rig
ht
Ed
20. Patryk wil graag weten waar hij deze sportzorgondersteuners kan vinden, mocht hij ze in de toekomst nodig hebben. a. Zoek de adressen op van sportzorgondersteuners in jouw omgeving. b. Maak een sportzorgkaart van de sportzorgondersteuners in jouw omgeving. Zet een X op de plattegrond waar een sportzorgondersteuner werkt en noteer op de plattegrond om welk soort ondersteuner het gaat. c. Bewaar de kaart. BRON Lees ‘Blessures Blessures bij het zwemmen’ zwemmen’ op de Website Zwemmen Zwemmen. Maak daarna opdracht 21.
Co
py
21. Patryk wil graag meer weten over mogelijke blessures bij het zwemmen. Dan weet hij waar hij op moet letten. Zijn de zinnen hierna juist of onjuist? • De meest voorkomende blessure bij zwemmen is de ‘zwemmersschouder’. Juist / Onjuist • Vermijd rekoefeningen om een zwemmersschouder te voorkomen. Juist / Onjuist • Een warming-up kun je overslaan. Juist / Onjuist • Een goede zwemtechniek voorkomt een zwemmersschouder. Juist / Onjuist • Een goede zwemtechniek is onbelangrijk om knieproblemen te voorkomen. Juist / Onjuist • Koelen met ijs kan helpen bij pijnlijke knieën na een training. Juist / Onjuist • Als je last krijgt van je lies is het beter om geen schoolslag te doen. Juist / Onjuist 22. Patryk kan in de toekomst misschien opnieuw last krijgen van zijn schouder. a. Hoe heet de blessure aan een schouder bij zwemmers?
b. Geef Patryk advies: welke sportzorgondersteuners zou Patryk in de toekomst nodig kunnen hebben met zijn schouderklachten?
68
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging TERUGKIJKEN 23. Sportzorgondersteuners hebben allemaal andere werkzaamheden. a. Welke sportzorgondersteuner vind jij dat het leukste werk doet? Leg je antwoord uit.
b. Welke sportzorgondersteuner vind jij dat het minst leuke werk doet? Leg je antwoord uit.
24. Heb je alle opdrachten van Taak 5 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
tie f
Taak 6 Trainen op niveau
rig
ht
Ed
u'
Ac
Tot nu toe heeft het zwemmen de schouderklachten van Patryk goedgedaan. Hij vindt de sport zo leuk dat hij wil deelnemen aan zwemwedstrijden voor masters. Masters zijn zwemmers boven de 20 jaar en doen wedstrijden in hun eigen leeftijdscategorie. Hij wil graag trainen voor een hoog niveau. Je gaat Judith helpen met de zwemtraining van Patryk.
Co
py
VOORBEREIDEN 25. Judith vertelt dat het voor Patryk goed is om aan cardiotraining te doen. Zij legt je uit dat cardiotraining vaak aan de hand van je hartslag wordt uitgevoerd. a. Als eerste moet je jouw maximale hartslag per minuut bij het sporten weten. Deze kun je berekenen met de formule: 208 â&#x20AC;&#x201C; (0.7 x leeftijd). Wat is jouw maximale hartslag per minuut? Laat je berekening zien en rond naar beneden af.
Werken in een sportcentrum
69
Deel C Sporten: een uitdaging b. Afhankelijk van jouw trainingsdoel sport je met een bepaalde hartslag. Bijvoorbeeld, als je wilt sporten om vet te verbranden, dan train je op 50% - 60% van jouw maximale hartslag. Je berekent dan 0,5 x je maximale hartslag en 0,6 x je maximale hartslag. Dit is een trainingszone. Bekijk het schema hierna. Vul in kolom 3 jouw hartslag in voor elke trainingszone. 2. Percentage van je maximale hartslag
Gewichtscontrole zone: Meer vet dan koolhydraten verbranden
50% - 60%
Fitheidszone: Versterkt het hart
60% - 70%
Aerobe zone Versterkt je hart en longen
70% - 80%
Anaerobe zone: Vergroot het vermogen melkzuur om te zetten in ander stoffen
80% - 90%
Uitputtingszone: Voor specifieke doelen voor sporters op hoog niveau
90% - 100%
3. Hartslag
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
1. Trainingszone
Co
py
26. Iemand die zichzelf wil verbeteren in een sport gaat in het begin vaak met sprongen vooruit. Maar hoe beter hij wordt, hoe kleiner de sprongen worden. Hij moet dus meer moeite doen terwijl hij minder verbetering heeft dan in het begin. Dit heet de wet van verminderde meeropbrengst. a. Een topsporter verbetert zijn sportprestatie sneller / even snel / langzamer als een beginnende sporter. b. De wet van verminderde meeropbrengst kun je vergelijken met het beklimmen van een berg. In het begin ben je fit en kun je snel / langzaam lopen. Hoe langer je loopt hoe vermoeider je wordt. Je gaat dan sneller / langzamer lopen. 27. Tijdens het sporten gebruiken sommige mensen wearables. Hierin zit het Engelse woord ‘wear’ wat ‘dragen’ betekent. Wearables draag je op je lichaam. Je kunt ze als losse accessoires hebben of zelfs verwerkt in kleding. a. Draag jij zelf wearables of ken jij iemand die dat doet? Ja / Nee b. Er zijn verschillende soorten wearables. Geef voorbeelden van wearables. 1. 2.
c. Waarom gebruiken mensen wearables?
70
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging d. Wat kan een nadeel van een wearable zijn?
e. De gegevens die wearables en gezondheidsapps meten worden soms opgeslagen door de makers hiervan. Bijvoorbeeld gewicht, voedingsgewoonte, aandoeningen/ziekten en sportgewoontes. Deze gegevens kunnen doorverkocht worden aan bedrijven, zoals reclamebureaus en zorgverzekeraars. Wat vind jij hiervan? Leg je antwoord uit.
tie f
UITVOEREN 28. Judith wil een trainingsschema maken voor de 42-jarige Patryk. a. Wat is de maximale hartslag van Patryk? Laat je berekening zien en rond naar beneden af.
2. % van je maximale hartslag
Gewichtscontrole zone
50% - 60%
Fitheidszone
60% - 70%
Aerobe zone
3. Hartslag
Ed
u'
1. Trainingszone
ht
Ac
b. Bereken de hartslag van Patryk in elke trainingszone. Geef je antwoord in kolom 3 in het schema.
rig
70% - 80%
py
Anaerobe zone
90% - 100%
Co
Uitputtingszone
80% - 90%
29. Patryk vraagt zich af hoe snel zijn zwemprestaties zullen verbeteren. a. Hoe heet de wet wanneer een sporter in het begin veel verbetert en daarna steeds langzamer verbetert? De wet van b. Om deze wet te verduidelijken, laat je Patryk een grafiek zien. De grafiek zal in het begin snel / langzaam stijgen. c. De grafiek zal op het eind snel / langzaam stijgen.
Werken in een sportcentrum
71
Deel C Sporten: een uitdaging
tie f
d. Welke grafiek hoort bij de wet van vraag a?
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
30. Om beter te worden in zwemmen, traint Patryk zijn lichaam ook met andere sporten. Judith wil Patryk advies geven over welke apps hij dan kan gebruiken om zijn vooruitgang te meten. Jij maakt daarvoor een digitaal bestand met informatie. BRON Je kunt hierbij een van de volgende stappenplannen gebruiken: Werken met Easel.ly Werken met Prezi Werken met Lino. a. Zoek vijf apps die sporters kunnen gebruiken om hun sportprestaties te meten. b. Beantwoord bij elke app de onderstaande vragen om ze goed te kunnen vergelijken. • Hoe heet de app? • Wat wordt er gemeten? • Voor welke sporten is de app? • Hoe sta je in contact met anderen en/of vrienden? • Welke wearables kun je erop aansluiten? • Welke bijzonderheden zijn er? c. Verwerk de antwoorden in een digitaal bestand. d. Bewaar het bestand.
Co
TERUGKIJKEN 31. Als je in een sportcentrum werkt, moet je regelmatig berekeningen en grafieken maken en aflezen. a. Ik vind het moeilijk / makkelijk om formules uit te rekenen. b. Ik vind het moeilijk / makkelijk om grafieken af te lezen. c. Hoe kun je op school beter worden in het werken met formules en grafieken?
32. In opdracht 30 heb je gekeken naar apps voor sporttrainingen. a. Welke app zou jij kiezen om zelf mee te trainen? Naam app: b. Waarom kies je voor deze app?
33. Heb je alle opdrachten van Taak 6 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
72
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging
Taak 7 Rekening houden met verschillen Een leuke en moderne manier van sporten is bewegen op muziek. Dit kunnen bijvoorbeeld danspasjes zijn, maar ook krachtoefeningen. Met deze gedachte heeft Chris de Senior Swing bedacht om sport te stimuleren onder senioren. Dit is een bewegingsprogramma waarbij plezier voorop staat. De pasjes en het tempo zijn aangepast aan de mogelijkheden van de doelgroep. De meeste deelnemers zijn tussen de 55 en 75 jaar. Jij gaat Chris helpen bij een Senior Swing-les. VOORBEREIDEN 34. Senioren begeleiden bij het sporten is anders dan kinderen of volwassenen begeleiden. a. Senioren hebben vaak problemen met coördinatie en het bewegingsapparaat, zoals aan .
gewrichten, spieren en
tie f
gaat daarom niet meer zo makkelijk en soepel.
u'
Ac
b. Denk aan jouw opa, oma of een senior bij jou in de buurt. Welke problemen aan het bewegingsapparaat heeft deze persoon?
Ed
Tip! Als je het antwoord niet weet, zoek op internet. Gebruik als zoekterm bewegingsapparaat. 35. Werk in viertallen. Je gaat ervaren hoe het is om te sporten als een ouder persoon. a. Vraag aan je docent waar je deze opdracht uit kan voeren. BRON Bekijk de Website Nederland in beweging. beweging. Kies een van de afleveringen.
ht
b. Wij kiezen aflevering nummer
py
Leerling 1 is
rig
c. Speel de aflevering af en doe mee als deelnemer. d. Je gaat de aflevering opnieuw meedoen als deelnemer, maar nu met een lichamelijke beperking. Spreek af wie welke beperking heeft: en heeft een stijve knie. Bind bijvoorbeeld een stok langs een
been zodat de knie niet kan bewegen.
Co
Leerling 2 is
en heeft pijnlijke schouders. Bind bijvoorbeeld twee plastic
kruiken op je schouders. Leerling 3 is
en heeft weinig evenwicht. Bind bijvoorbeeld aan één kant van
je lichaam een gevuld plastic flesje aan je been en je arm. Leerling 4 is
en heeft pijn aan zijn nek. Leg bijvoorbeeld een pittenzak op
je hoofd. e. Doe nog een keer mee als deelnemer met de aflevering die je hebt uitgekozen.
Werken in een sportcentrum
73
Deel C Sporten: een uitdaging
tie f
36. Werk in hetzelfde viertal. Bespreek het verschil tussen de oefeningen zonder en mĂŠt de lichamelijke beperking. a. Welke oefeningen gingen moeilijk met jouw beperking? 1.
Ac
2.
u'
b. Welke beperking zorgde in jouw groep voor de meeste problemen?
Ed
c. Om welke beperking heb jij het meeste moeten lachen?
d. Wat viel je op bij de oudere deelnemers in de aflevering? 1.
ht
2.
2.
py
1.
rig
37. Het doel van de Senior Swing is beweegplezier. Muziek kan hier veel invloed op hebben. a. Welke moderne lessen met muziek zie je in sportscholen?
Co
b. Welke soorten muziek passen bij deze lessen?
c. Welk soort muziek vind je bij de Senior Swing passen? Let op! Er zijn meerdere antwoorden mogelijk! rock jazz Zuid-Amerikaans hip hop
74
Werken in een sportcentrum
techno golden oldies pop klassiek
Deel C Sporten: een uitdaging
u'
Ac
tie f
38. Werk in tweetallen. Chris vraagt jou een korte choreografie te bedenken voor de Senior Swing. Een choreografie is een combinatie van danspassen. Voor de choreografie heb je muziek nodig. a. Zoek naar vlotte, geschikte muziek voor de Senior Swing. Zoek muziek voor ongeveer vijf minuten. b. Welke muziek heb je gevonden? Geef de titels en artiesten.
Ed
39. Werk in hetzelfde tweetal als in opdracht 38. Maak de choreografie voor de Senior Swing. a. Chris heeft je gevraagd daarbij rekening te houden met problemen die senioren aan het bewegingsapparaat kunnen hebben. Welke problemen kunnen dat zijn? 3.
1.
ht
2.
4.
rig
b. De choreografie kun je op verschillende manier noteren. Waar kies jij voor? op papier, dan kan ik de pasjes erbij tekenen. digitaal, dan ik de choreografie opslaan, delen en er foto foto’s bij zoeken.
py
c. Heb je gekozen om de choreografie digitaal te maken? Zo ja, dan kun je kiezen voor verschillende gebruiken.
Co
programma’s, programma’’s, programma s, bijvoorbeeld Pixton en Word. Ik ga
video naar voorbeelden van danspassen voor de Senior Swing. d. Zoek op internet in video’s e. Bedenk een choreografie voor vijf minuten en noteer deze. Je kunt passen en bewegingen uit video’ss gebruiken. Bedenk zelf nog andere bewegingen. Let op de volgende punten: video’ de video’s • Senioren kunnen problemen aan het bewegingsapparaat hebben. • Senioren kunnen minder snel bewegen dan volwassenen of jongeren. • De conditie van senioren is meestal minder goed dan van volwassenen of jongeren. f. Plaatjes bij de bewegingen maken je choreografie duidelijker. Zet bij elke beweging een foto of maak een tekening g. Leg uit hoe je in jouw choreografie rekening hebt gehouden met je antwoord bij vraag a.
Werken in een sportcentrum
75
Deel C Sporten: een uitdaging UITVOEREN 40. Werk in hetzelfde tweetal samen met een ander tweetal. Jullie gaan oefenen hoe je een choreografie op muziek uitvoert. BRON Je kunt hierbij Stappenplan 6 Een rollenspel doen gebruiken. a. Vraag je docent waar je deze opdracht kunt uitvoeren. en
b. Tweetal 1 is
. Jullie geven net als Chris de Senior Swing.
Verwelkom de deelnemers, voer de choreografie op muziek uit en sluit de les af. Tweetal 2 is
en
. Jullie zijn de deelnemers aan de les en
doen de choreografie na. Klaar? Wissel per tweetal van rol.
u'
Ac
tie f
41. Olympus wil de Senior Swing een aantal keer op andere locaties uitvoeren. Daarmee willen ze voor bekendheid zorgen. De les wordt ook een keer op jouw school georganiseerd. De senioren moeten voor dit sportevenement goed geïnformeerd zijn zodat ze weten waar ze moeten zijn en op welk tijdstip. a. Maak op papier of digitaal een plattegrond van jouw school. b. In welke ruimte bij jou op school kan de Senior Swing-les het beste worden gegeven?
c. Maak in jouw plattegrond de route van de ingang van de school naar deze ruimte oranje.
Ed
d. Welke kleur hebben nooduitgang bordjes?
Co
py
rig
ht
e. Maak in deze kleur in jouw plattegrond de route van de Senior Swing naar de dichtstbijzijnde nooduitgang. f. Zet in jouw plattegrond ook de andere nooduitgangen. wc’ss en watertappunten. wc’ g. Bedenk twee pictogrammen voor de wc’s wc’ss zijn en waar deelnemers water kunnen halen. Gebruik wc’ h. Zet in jouw plattegrond waar de wc’s jouw pictogrammen. i. Zet op een duidelijke plek bij jouw plattegrond: • de titel van het sportevenement • wanneer en hoe laat het sportevenement is • voor wie het sportevenement is • welke kleding deelnemers het beste kunnen aantrekken.
76
Werken in een sportcentrum
Deel C Sporten: een uitdaging TERUGKIJKEN 42. In opdracht 39 en 40 heb je een choreografie gemaakt en voorgedaan. Vul het schema hierna in. Vraag
Toelichting
Heb je rekening gehouden met passende muziek voor senioren?
tie f
Heb je rekening gehouden met senioren met problemen aan het bewegingsapparaat?
Ac
Vond je het leuk om de choreografie te bedenken?
Ed ht
rig
Heb je een professionele beroepshouding laten zien tijdens het voordoen van de choreografie?
u'
Vond je het leuk om de choreografie voor te doen?
Co
Tops
py
43. Hoe ging het voordoen van de choreografie? Vraag aan je medeleerlingen die de deelnemers waren tips’’ over de les. Zet deze in het schema. twee ‘tops’ en twee ‘‘tips ‘tips’ Tips
1.
1.
2.
2.
44. Heb je alle opdrachten van Taak 7 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in je planning in Taak 3.
Werken in een sportcentrum
77
Deel C Sporten: een uitdaging
Evalueren & Reflecteren Taak 8 Terugkijken en verder kijken Je bent in dit deel aan de slag geweest met sporten voor volwassenen en senioren. Je gaat nu kijken hoe dat gegaan is. Ook ga je verder kijken.
tie f
45. In Taak 3 heb je een planning ingevuld. Bekijk deze. a. Kijk in kolom 5. Taak 8 en 9 ga je nog maken. Zijn alle andere taken af? Zo niet, overleg met je docent welke taken je nog moet doen. b. Kijk in kolom 6. Staat bij Taak 1 tot en met Taak 7 een paraaf van je docent? Zo niet, overleg met je docent hoe je dit in orde kunt maken.
Co 78
3. Kan ik 4. Moet ik nog aan werken
ht
Ik kan: • sportmetingen uitvoeren • metingen vergelijken met waardes uit een tabel.
py
4
2. Leerdoel
rig
1. Taak
Ed
u'
Ac
46. In het schema hierna zie je de leerdoelen waaraan jij in dit deel hebt gewerkt. a. Geef van elk leerdoel aan of je het kunt of dat je er nog aan moet werken. Dit doe je door bij Moet ik nog aan werken’ werken’ een ✓ te zetten. elk leerdoel in kolom 3 ‘Kan ik’ of in kolom 4 ‘Moet Moet ik nog aan werken’ werken’ een ✓ hebt gezet. Wat moet b. Bekijk elk leerdoel waarbij je in kolom 4 ‘Moet je volgens jou beter gaan doen? Geef dit aan in kolom 5. c. Hoe vond je het om aan deze leerdoelen te werken? Leg je antwoord uit.
5
Ik kan advies en informatie geven over sportzorgondersteuners.
6
Ik kan advies en informatie geven over het opbouwen van sporten.
7
Ik kan: • omgaan met verschillen tussen deelnemers • deelnemers informeren bij een sportevenement.
Werken in een sportcentrum
5. Dit ga ik verbeteren
Deel C Sporten: een uitdaging BRON Bekijk de Website Mbo – Coördinator sportinstructie, training en coaching. Maak daarna opdracht
47. 47. De opleiding Coördinator sportinstructie, training en coaching kun je op meerdere roc’s volgen. a. Op welk roc bij jou in de buurt kun je die opleiding volgen?
b. Op welk niveau doe je deze opleiding?
c. Biedt het roc bij jou in de buurt ook de volgende sportopleidingen binnen het domein Veiligheid en sport aan? Zet achter elke opleiding het niveau van de opleiding.
tie f
Medewerker sport- en recreatie: Sport- en bewegingsleider:
Coördinator sport, bewegen en gezondheid:
Ac
Coördinator buurt, onderwijs en sport:
Ed
u'
d. Als coördinator sportinstructie, training en coaching moet je je goed kunnen inleven in een sporter. Kun jij bedenken hoe spierpijn iemand beperkt? Leg je antwoord uit.
rig
ht
e. Als coördinator sportinstructie, training en coaching moet je mensen advies geven. Kun jij goed advies geven? Leg je antwoord uit.
py
BRON Open het Formulier Netwerkoverzicht. Netwerkoverzicht Maak daarna opdracht 48.
Co
48. Wanneer het je leuk lijkt om coördinator sportinstructie, training en coaching te worden, is het handig als je iemand kent die dat werk doet. Dan kun je aan die persoon vragen stellen of kun je misschien eens een dag op zijn of haar werkplek meelopen. Zoek in jouw omgeving iemand die coördinator sportinstructie, training en coaching is. Vraag bijvoorbeeld aan je familie, aan vrienden of op school of zij iemand kennen met dit beroep. Zoek anders op internet. Vul de gegevens van deze persoon in je netwerkoverzicht in.
Werken in een sportcentrum
79
Deel C Sporten: een uitdaging
Taak 9 Voorbereiden op de toets In deze taak ga je je voorbereiden op de toets.
Co
py
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
VOORBEREIDEN 49. Werk in tweetallen. Maak een kwartetspel. a. Bedenk bij elk van de hoofdonderwerpen hierna vier onderdelen. Je kunt zelf nog meer hoofdonderwerpen met onderdelen bedenken. • sportzorgondersteuners • sportmedische keuring • sportmeting • sportuitrusting • doelen om te sporten • veiligheid b. Maak van elk onderdeel een kaartje. c. Bespreek de spelregels van het spel met je medeleerling. d. Speel het spel.
80
Werken in een sportcentrum
Deel D Een sporttoernooi organiseren
OriĂŤnteren Taak 1 Kennismaken met een sporttoernooi organiseren BRON Bekijk de Website Koningsspelen. Maak daarna opdracht 1.
tie f
1. Jaarlijks worden rond Koningsdag de Koningsspelen gehouden. a. Heb jij ooit meegedaan of meegeholpen met de Koningsspelen? Zo ja, leg uit wat je gedaan hebt.
Ac
b. Wat is het doel van de Koningsspelen?
u'
c. Welke activiteiten worden er georganiseerd op de Koningsspelen om dit doel te bereiken?
Ed
d. Welke partijen organiseren (een deel van) de Koningsspelen?
2.
py
1.
rig
ht
2. In dit Deel D ga je een sporttoernooi organiseren. Bij een sporttoernooi gaat het om verschillende teams die een aantal wedstrijden spelen. De teams kun je op verschillende manieren samenstellen. a. Op welke manieren kun je teams samenstellen? Denk aan jouw sport en gymles. 3. 4.
Co
b. Wat vind jij de eerlijkste manier? Leg je antwoord uit.
3. Sporttoernooien kun je voor verschillende doelgroepen organiseren. Geef zo veel mogelijk doelgroepen waarvoor je een sporttoernooi zou kunnen organiseren. Gebruik daarbij geen leeftijdsgroepen, maar doelgroepen zoals organisaties of groepen mensen die iets met elkaar gemeen hebben.
Werken in een sportcentrum
81
Deel D Een sporttoernooi organiseren
tie f
4. Sporttoernooien kun je binnen en buiten houden. Dat heeft allebei voordelen en nadelen. Vul het schema in. Nadelen
Ac
Voordelen
Ed
u'
Buitenprogramma
ht
Binnenprogramma
rig
BRON Bekijk de Website Drinken en sporten. sporten. Maak daarna opdracht 5.
Co
1.
py
5. Veiligheid is een belangrijk punt bij het organiseren van een sporttoernooi. Zorgen voor genoeg drinkmogelijkheden hoort daar ook bij. a. Waarom is het belangrijk om genoeg te drinken als je sport? 2.
b. Je urine heeft een donkere kleur. Heb je genoeg gedronken? Ja / Nee c. Wanneer kun je het beste drinken als je sport?
d. Hoe kun je ervoor zorgen dat deelnemers aan een sporttoernooi genoeg kunnen drinken? 1. 2.
82
Werken in een sportcentrum
Deel D Een sporttoernooi organiseren 6. Bij het organiseren van een sporttoernooi komt veel kijken. De organisatoren hebben veel verschillende vaardigheden nodig. a. Naast zorgen voor veiligheid is representatief handelen een van de belangrijke vaardigheden. Wat houdt dat in?
b. Wat zijn voorbeelden van representatief handelen in een sportcentrum? 1. 2. c. Welke andere vaardigheden zijn belangrijk als je een sporttoernooi gaat organiseren?
tie f
1. 2.
u'
Ac
7. Heb je alle opdrachten van Taak 1 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
Ed
Taak 2 De leerdoelen bij Deel D
Co
py
rig
ht
Als je een sporttoernooi gaat organiseren, moet je: 1. een plan kunnen opstellen voor het organiseren van een sporttoernooi 2. passende sport- en bewegingsactiviteiten kunnen kiezen 3. voor de veiligheid van de deelnemers kunnen zorgen 4. eenvoudige regels en afspraken kunnen maken om blessures te voorkomen 5. deelnemers kunnen werven 6. deelnemers kunnen informeren 7. uitleg kunnen geven over de sport- en bewegingsactiviteiten 8. deelnemers kunnen enthousiasmeren en stimuleren 9. een warming-up en cooling-down kunnen begeleiden 10. een beweging kunnen voordoen aan deelnemers 11. aanwijzingen kunnen geven aan deelnemers 12. kunnen omgaan met verschillen tussen deelnemers 13. een sporttoernooi kunnen afsluiten. 8. Waar moet je over nadenken wanneer je een plan opstelt voor een sporttoernooi? Geef zo veel mogelijk punten.
Werken in een sportcentrum
83
Deel D Een sporttoernooi organiseren 9. Bij een sporttoernooi hoor je voor een passende afsluiting te zorgen. Je sluit het sporttoernooi af met de deelnemers en met het personeel en vrijwilligers. a. Wat hoort bij het afsluiten van een sporttoernooi met deelnemers? Geef zo veel mogelijk voorbeelden.
b. Wat hoort bij het afsluiten van een sporttoernooi met het personeel en vrijwilligers? Geef zo veel mogelijk voorbeelden.
tie f
10. Heb je alle opdrachten van Taak 2 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken.
Ac
Taak 3 Taken plannen
u'
In deze taak ga je de taken van deel D inplannen.
rig
ht
Ed
11. Bekijk Taak 4 tot en met 6. En bekijk het schema hierna. a. Maak een planning voor de taken die je gaat doen. Zet de datum en het lesuur in kolom 4. . b. Zoek in de taken naar de opdrachten met Bij welke opdrachten is overleg met je docent of controle door je docent nodig?
Co
py
c. Overleg met je docent: • op welke momenten jij de antwoorden van de gemaakte opdrachten gaat nakijken • op welke momenten je docent jouw werk zal beoordelen. d. Heb je een taak af? Zet een ✓ in kolom 5. Zet een − als je een taak niet kon doen. Als je Taak 1, 2 en 3 gedaan hebt, kun je deze nu afvinken. 1. Taak 2. Onderwerp
84
3. Richttijd in 4. Datum en lesuur minuten
1
Kennismaken met een sporttoernooi organiseren
25
2
De leerdoelen bij Deel D
15
3
Taken plannen
10
4
Een sporttoernooi organiseren
500
5
Terugkijken en verder kijken
30
6
Voorbereiden op de toets
20
Werken in een sportcentrum
5. Af 6. Paraaf docent
Deel D Een sporttoernooi organiseren
Aan de slag Olympus zorgt voor de sportmogelijkheden in het sportcentrum en erbuiten. Soms organiseert Olympus een sporttoernooi. Jij gaat een plan opstellen voor een sporttoernooi voor een doelgroep die je met je docent gaat afspreken. Daarna ga je het sporttoernooi uitvoeren.
Taak 4 Een sporttoernooi organiseren
rig
ht
Ed
u'
Ac
tie f
Je gaat een sporttoernooi bedenken en organiseren. Dit doe je samen met medeleerlingen. Jullie gaan de opdracht zelfstandig uitvoeren. Daarbij kunnen jullie alle bronnen gebruiken die je in Deel A, B en C hebt gebruikt, zoals tekstbronnen, filmpjes en stappenplannen. BRON Tip! Misschien heb je voor een ander werkboek al eens een takenplan of een draaiboek gemaakt. Dan kun je hier ook de volgende tekstbronnen gebruiken: 8.7 Samenwerken 8.8 Een activiteit organiseren.
Co
py
VOORBEREIDEN 12. Overleg met je docent over: • de leerlingen met wie je gaat samenwerken; samen vormen jullie een groepje • de doelgroep van het sporttoernooi en de deelnemers die je mag uitnodigen • de sport(en) of sportieve spellen die je gaat gebruiken in je sporttoernooi • de locatie of ruimte waar je het sporttoernooi kan houden • het tijdstip wanneer je de sportdag kan uitvoeren • de tekstbronnen, filmpjes, stappenplannen, werkplannen en andere bronnen die je nodig hebt om de opdracht goed uit te voeren.
Werken in een sportcentrum
85
Deel D Een sporttoernooi organiseren 13. Vul het schema hierna in. Onderwerp
Uitwerking
Titel activiteit
Sportieve activiteit
tie f
Doelgroep
u'
Ac
Aantal deelnemers
Ed
Locatie
rig
ht
Duur
py
Budget
Co
Extra informatie
14. Maak een verzamelmapje waarin je alle resultaten van de voorbereiding verzamelt. Zo houd je overzicht en controle. Als iemand bijvoorbeeld ziek is, kan het sporttoernooi toch doorgaan. 15. Maak een uitnodiging om deelnemers mee te werven. Zorg ervoor dat mogelijke deelnemers de uitnodiging op tijd ontvangen. 16. Werk de sportieve activiteit uit. Je kunt hierbij het schema van opdracht 33 in Deel A gebruiken. 17. Bedenk een warming-up en cooling-down. Maak er een leuke start en afsluiting van het sporttoernooi van. Werk je warming-up en cooling-down uit in het schema van opdracht 15.
86
Werken in een sportcentrum
Deel D Een sporttoernooi organiseren 18. Maak een rouleerschema voor de teams. a. Maak een tabel. Zet in de kolommen de nummers van de teams. b. Zet in de rijen de tijden wanneer gespeeld wordt. c. Vul nu voor iedere cel in waar welk team hoort te zijn op een bepaald tijdstip. 19. Bedenk hoe de puntentelling wordt. Werk dit uit in je document van opdracht 15. Denk aan: • Wanneer en hoeveel punten krijgt een team? • Hoe wordt de puntentelling bijgehouden? 20. Maak een indeling van de locatie voor de sport(en) of spellen. Teken op de plattegrond waar de spellen of velden komen. Teken ook de materialen zodat je weet of het past.
Ac
tie f
21. Zorg dat het sporttoernooi veilig kan verlopen. a. Maak een risicoanalyse van de materialen die je gaat gebruiken. Je kunt hiervoor opdracht 24 uit Deel A gebruiken. b. Bedenk welke regels en afspraken er nodig zijn om blessures te voorkomen. c. Zorg voor een EHBSO-verbanddoos op een centraal punt. d. Zorg ervoor dat het voor deelnemers duidelijk is waar ze water kunnen drinken.
u'
22. Maak een enquête die de deelnemers kunnen invullen na het sporttoernooi. Bedenk minimaal vijf vragen. Je kunt bijvoorbeeld enquêtevragen maken over de organisatie van het sporttoernooi en de klantvriendelijkheid van de leerlingen die het georganiseerd hebben.
rig
ht
Ed
23. Bereid een welkomstpraatje voor van drie minuten. Denk hierbij aan: • deelnemers welkom heten • jezelf voorstellen • uitleg over de warming-up, sport(en), spellen en cooling-down • uitleg over het rouleren tijdens het sporttoernooi • uitleg over de teams • de deelnemers enthousiast maken om te beginnen.
Co
py
24. Maak een duidelijke taakverdeling voor de werkzaamheden.
UITVOEREN 25. Zet alle materialen en andere spullen klaar voor het sporttoernooi. Gebruik de plattegrond die je gemaakt hebt en denk aan de risicoanalyse. 26. Verwelkom de deelnemers en geef het welkomstpraatje.
Werken in een sportcentrum
87
Deel D Een sporttoernooi organiseren 27. Begeleid de warming-up, de sport(en) of spellen en cooling-down. Zorg voor een duidelijke uitleg en aanwijzingen, let op de tijd en vergeet de puntentelling niet. 28. Deel de enquêtes uit en neem afscheid van de deelnemers. 29. Voer de werkzaamheden uit die bij nazorg horen: a. Ruim alle materialen en andere spullen op. b. Maak de ruimte schoon. c. Verwerk de enquêtes in een overzicht.
Ac
tie f
TERUGKIJKEN 30. Je hebt de enquête verwerkt in een overzicht. a. Welke positieve punten kwamen uit de enquête naar voren?
Ed
u'
b. Welke verbeterpunten kwamen uit de enquête naar voren?
ht
31. Hoe heb jij het sporttoernooi ervaren? a. Stonden alle materialen en spullen klaar? Zo nee, wat was je vergeten?
rig
b. Hoe ging het welkomstpraatje? Leg je antwoord uit.
Co
py
c. Waren de deelnemers enthousiast? Leg uit waaraan jij dat merkte. Geef een voorbeeld.
d. Heb je de EHBSO verbanddoos moeten gebruiken? Ja / Nee. Zo ja, leg uit waarvoor.
e. Hoe verliep het rouleren? Leg je antwoord uit.
f. Wat heb je gedaan om de locatie of ruimte netjes achter te laten?
g. Waaruit kwam jouw professionele houding naar voren?
88
Werken in een sportcentrum
Deel D Een sporttoernooi organiseren 32. Je hebt samen met medeleerlingen het sporttoernooi georganiseerd. Vul het schema hierna in. Tips voor het samenwerken
1.
1.
2.
2.
3.
3.
Ac
tie f
Tops van het samenwerken
u'
33. Overleg met je docent of je de Extra opdracht bij deze taak gaat maken.
Ed
34. Heb je alle opdrachten van Taak 4 gemaakt? Kijk je antwoorden na als je dat met je docent hebt afgesproken. Vergeet niet deze taak af te vinken in de planning in Taak 3.
ht
Evalueren & Reflecteren
rig
Taak 5 Terugkijken en verder kijken
py
Je bent in dit deel aan de slag geweest met het organiseren van een sporttoernooi. Je gaat nu kijken hoe dat gegaan is. Ook ga je verder kijken.
Co
35. In Taak 3 heb je een planning ingevuld. Bekijk deze. a. Kijk in kolom 5. Taak 5 en Taak 6 ga je nog maken. Zijn alle andere taken af? Zo niet, overleg met je docent welke taken je nog moet doen. b. Kijk in kolom 6. Staat bij Taak 1 tot en met Taak 4 een paraaf van je docent? Zo niet, overleg met je docent hoe je dit in orde kunt maken. 36. In het schema hierna zie je de leerdoelen waaraan jij in dit deel hebt gewerkt. a. Geef van elk leerdoel aan of je het kunt of dat je er nog aan moet werken. Dit doe je door bij elk leerdoel in kolom 3 ‘Kan ik’ of in kolom 4 ‘Moet ik nog aan werken’ een ✓ te zetten. b. Bekijk elk leerdoel waarbij je in kolom 4 ‘Moet ik nog aan werken’ een ✓ hebt gezet. Wat moet je volgens jou beter gaan doen? Geef dit aan in kolom 5. c. Hoe vond je het om aan deze leerdoelen te werken? Leg je antwoord uit.
Werken in een sportcentrum
89
Deel D Een sporttoernooi organiseren 1. Taak
4
2. Leerdoel
3. Kan ik 4. Moet ik nog aan werken
5. Dit ga ik verbeteren
Ik kan een plan opstellen om een sporttoernooi te organiseren. Ik kan een verzamelmapje maken dat overzicht en houvast biedt in onvoorziene omstandigheden.
tie f
Ik kan sport- en bewegingsactiviteiten kiezen die passen bij de doelgroep.
Ac
Ik kan een rouleerschema maken.
ht
Ik kan eenvoudige regels en afspraken maken om blessures te voorkomen.
Ed
Ik kan een risicoanalyse maken.
u'
Ik kan een plattegrond en indeling maken van de locatie van een sporttoernooi.
rig
Ik kan een uitnodiging maken die er verzorgd en representatief uitziet.
py
Ik kan een enquĂŞte maken en de gegevens analyseren.
Co
Ik kan een welkomstpraatje houden waarin ik duidelijke informatie geef. Ik kan uitleg geven over de sport- en bewegingsactiviteit. Ik kan deelnemers enthousiasmeren en stimuleren. Ik kan een warming-up en cooling-down bedenken en begeleiden.
90
Werken in een sportcentrum
Deel D Een sporttoernooi organiseren 1. Taak
2. Leerdoel
3. Kan ik 4. Moet ik nog aan werken
5. Dit ga ik verbeteren
Ik kan een beweging voordoen aan deelnemers. Ik kan aanwijzingen geven aan deelnemers. Ik kan de puntentelling op een overzichtelijke manier bijhouden.
tie f
Ik kan omgaan met verschillen tussen deelnemers. Ik kan een sporttoernooi afsluiten.
Ac
Ik kan een locatie opgeruimd en schoon achterlaten.
ht
Ik kan op de veiligheid letten.
Ed
Ik kan verantwoordelijk zijn.
u'
Ik kan servicebewust handelen.
rig
Ik kan omgaan met klanten.
py
Ik kan plannen en organiseren.
BRON Bekijk de Website Mbo â&#x20AC;&#x201C; Sport- en bewegingsleider bewegingsleider. Maak daarna opdracht 37.
Co
37. De opleiding Sport- en bewegingsleider kun je op meerdere roc rocâ&#x20AC;&#x2122;s volgen. a. Op welk roc bij jou in de buurt kun je die opleiding volgen?
b. Kijk op de website van het roc bij jou in de buurt. Welke informatie over deze opleiding kun je er vinden of aanvragen?
c. Op welk niveau doe je deze opleiding?
Werken in een sportcentrum
91
Deel D Een sporttoernooi organiseren d. Bij wie moet je zijn als je meer wilt weten over het beroep sport- en bewegingsleider?
BRON Open het Formulier Netwerkoverzicht. Maak daarna opdracht 38.
38. In deel A, B en C ben je diverse beroepen tegen gekomen die te maken hebben met sport. Daarbij heb je in jouw omgeving gezocht naar mensen die in deze sector werken of stage lopen. Je kunt ook nog iemand zoeken die als sport- en bewegingsleider werkt of stage loopt. a. Wie van deze personen heeft voor jou het meest interessante beroep of stageplaats?
tie f
b. Bedenk vragen om aan deze persoon te stellen over zijn werkzaamheden. 1. 2.
u'
c. Neem contact op met deze persoon en stel je vragen. d. Verwerk de vragen en antwoorden in een kort verslag. Je kunt hierbij Stappenplan 8 Een schriftelijk verslag maken gebruiken.
Ed
BRON
Ac
3.
BRON Open je Loopbaanlogboek.. Maak daarna opdracht 39.
ht
39. Vul je loopbaanlogboek in, als voorbereiding op je volgende LOB-gesprek.
rig
Taak 6 Voorbereiden op de toets
py
In deze taak ga je je voorbereiden op de toets.
Co
40. Werk in tweetallen. Jullie gaan een quiz maken en doen. a. Bedenk voor je medeleerling tien quizvragen. De vragen gaan over begrippen die je in dit deel bent tegengekomen. Zet het antwoord er ook bij. Houd je vragen nog even geheim voor de ander. b. Speel de quiz. Leerling 1 is de quizmaster. Hij stelt de quizvragen die hij heeft gemaakt en controleert de antwoorden. Een goed antwoord is 1 punt. Leerling 2 is de kandidaat en geeft antwoord op de vragen. Klaar? Wissel van rol.
92
Werken in een sportcentrum