3 minute read

DE GEBOORTE VAN DE MODERNE SPEELTUIN

Next Article
RODEO’S SPIRIT

RODEO’S SPIRIT

door Isabel Linnartz

Spelen is iets van alle tijden en culturen. De speeltuin zoals we hem allemaal wel kennen is echter een jonger fenomeen. Pas vanaf de late negentiende eeuw gaan Nederlandse steden openbare ruimtes inrichten speciaal voor kindervertier. En dat is logisch, want de behoefte aan een aparte speelruimte ontstaat pas wanneer de rest van de stad te druk en onveilig wordt om in te spelen, zowel door infrastructurele veranderingen als door een zorgvuldigere omgang met onze jongste burgers. Onze speeltuinen zijn in de loop van de afgelopen anderhalve eeuw evenveel veranderd als de omliggende steden. Vandaag dus een kleurrijke reis langs de speelparken in ons eigen Amsterdam, en wellicht ook een walk down memory lane voor ieder ex-kind dat er ooit gebruik van heeft gemaakt!

Advertisement

De industrialisatie bood weinig leuks aan de Amsterdamse jeugd: arbeiderskinders werden al vroeg aan het werk gezet in de onveilige volwassenwereld van de fabriek. De koters van hogere komaf bleef dit lot bespaard, hoewel zij ook kwamen te lijden onder de gure stadsgeuren die hun luxueuze binnentuinen binnendrongen. Fabriekseigenaar Nicolaas Tetterode voelde zich bezwaard over zijn aandeel in al dit kinderleed en besloot een deel van zijn fortuin te wijden aan het stichten van de eerste openbare speeltuin van de stad. In 1880 opende de speeltuin aan het Weteringsplantsoen de poorten. Diverse liefdadigheidsverenigingen opende in de volgende twee decennia eigen speeltuinen naar dit model, en na de invoer van de Woningwet in 1901 werd de gemeente verantwoordelijk voor onderhoud en indeling van de openbare ruimtes. Hoewel deze vroege speeltuinen voldoen aan de basisdefinitie van de term - een tuin, om in te spelen - hing er een strengere sfeer dan we nu zouden verwachten. De toegang was in principe gratis, hoewel kinderen een ticket nodig hadden die uitgedeeld werd door docenten. Het ontzeggen van toegang werd zo een straf voor stoute leerlingen en een manier om baldadig gedrag in de speeltuin te voorkomen. Op de speelplaats zelf ging het er eveneens schools aan toe, met een opzichter die keurig speelgedrag en taalgebruik afdrong en de kinderen af en toe even centraal nam om netjes in een rij liedjes te zingen. Vrij spel was ver te zoeken; de speelplaats werd gezien als een opvoedingsinstrument in plaats van een plek om juist even pauze te nemen van de regels en eisen van volwassenen.

Het ontwerp van deze eerste generatie speel- tuinen reflecteren de drang naar deugdelijk gedrag; het terrein werd efficiënt en overzichtelijk ingedeeld, met nette rijen speeltoestellen, en omringd door hoge hekken en beplanting die de drukte van de grote stad buitenhielden. Er was dan wel geen tekort aan ruimte en toestellen, maar wel aan creativiteit en gezelligheid.

Een speeltuin in 1934; vanwege economische problemen worden ook de ‘eerste generatie’ speeltuinen langzaam kleiner en minder groen.

Net zoals vrijwel ieder aspect van de samenleving werden speeltuinen hard geraakt tijdens de tweede wereldoorlog. Tijdens de bezetting en in de daaropvolgende wederopbouw raakte de grote afgesloten speelvelden in verval. De high maintenance eerste generatie speeltuinen namen zowel kostbare grond als mensenuren aan opzicht en onderhoud in. De tweede generatie speeltuinen werd geboren uit deze frugaliteit. Zo waren zij klein, niet afgesloten, met weinig groen omringd en voorzien van stevige toestellen van metaal en beton.

Vrees echter niet kinders, want uit een bescheiden budget bloeien vaak creatieve oplossingen. Ten tonele verscheen Aldo van Eyck, een voorman van de modernistische architectuur en de vader van de moderne speeltuin. Van Eyck vulde smalle leegstaande percelen op een creatieve manier; niet langer stond alles strak in een rijtje, maar werd er nagedacht over een compositie die paste bij de ruimte en het licht. Zijn voorkeur voor ronde en diagonale lijnen zette de speelruimte apart van de omliggende straten en gebouwen, en leverde samen met kleurrijke tegels een levendige look. De speeltoestellen die Van Eyck ontwierp waren elegant in hun simpliciteit, maar nog belangrijker, goedkoop in hun simpliciteit. Ieder van ons heeft wel eens gespeeld in zijn zandbakken en springstenen van gerond beton, klimrekken en duikelstokken van aluminium buizen, en zijn pièce de résistance; de iconische speeliglo. De eenvoudigheid van de vormen zou volgens Van Eyck de fantasie van kinderen prikkelen. In de speelwereld kan de abstracte iglo dienen als paleis, ruimteschip, vulkaan, koraalrif, of wat dan ook, in tegenstelling tot een houten piratenschip of kasteelvormig klimrek dat het thema van het avontuur al snel bepaalt. Deze tijdloze designs vonden ook buiten Amsterdam een plekje. In het totaal ontwierp de vader der speeltuinen zo’n zevenhonderd exemplaren, ieder uniek.

Van Eyck zette een nieuwe trend in speeltuinontwerp die parallel liep aan een nieuweopvoedingsstijl. Voortaan stond de ontwikkeling van creativiteit, zelfexpressie, en zelfstandigheid centraal in de gedecentraliseerde, open, abstracte speeltuinen. Voor een groot deel bouwen we vandaag de dag nog voort op deze basis, al heeft iedere periode weer z’n eigen trends. Onder hippie-esque ouders van de jaren zestig en zeventig was er een grote interesse in bouwspeeltuinen, waar de kinderen zelf van oude planken hutten en vlotten in elkaar timmerde. Vanaf de jaren tachtig zien we meer kleurrijke toestellen en decoraties van plastic, waarschijnlijk een soort tegenreactie op de simpele modernistische speeltuinen van Van Eyck. Vandaag de dag experimenteert men juist met natuurspeeltuinen van organische materialen die opgaan in de groene omgeving. Een speeltuin reflecteert op deze manier zowel de eigentijdse designtrends als de gangbare omgang met kinderen. Terwijl we de aluminium iglo op het schoolplein vroeger zagen als een kasteel of planeet, kunnen we er vandaag de dag naar kijken als een symbool voor een nieuwe vrije maatschappij, en een frisse moderne architectuur! Of misschien is het toch een iglo, of een enge grot, of de buik van een draak… d

This article is from: