12 minute read

het gesprek

Next Article
kort verhaal

kort verhaal

Met de handen op de rug bij de kribbe

De kerststal in het rooms-katholieke ouderlijk huis van E. E. M. (Engelien) van Tilburg-van Beek bood een betoverende aanblik. Jozef, Maria, de herders, Jezus in het midden. Het liefst zou ze het kribbekind met beide handen van zijn strooien bedje hebben getild. Maar dat mocht niet. „Het lag buiten ons bereik.”

Eunice Hoekman-van Stuijvenberg

Als de iguurtjes eenmaal op hun plek stonden, mochten de kinderen er onder geen beding aankomen. We stonden letterljk „met de handjes op de rug”, vertelt Van Tilburg-van Beek (1954) terugblikkend. „We waren toeschouwers van iets wat vlakbj ons lag, waarvan de groten zeiden dat het heel waardevol was.”

Het verhaal, dat symbool staat voor haar roomskatholieke jeugd op een boerderj in DongenVaart, vlak bj Tilburg, is nog niet afgelopen. Want op tweede kerstdag vertrok het gezin naar een tante die ook een kerststal bezat. Een eenvoudige. „Daar mochten we óók niet aankomen, totdat tante kwam. Zj nam het beeldje van het kindje uit de kribbe en legde het in onze handen.”

Als de echtgenote van de hersteld hervormde emeritus predikant ds. J. G. van Tilburg vertelt, opent zich de wereld waarin ze opgroeide. Een wereld waarin de aanwezigheid van talloze wjwaterbakjes, kruisbeelden en heiligenbeelden vanzelf spraken, waarin haar opa –die bj het gezin inwoonde– met zjn mes een kruisje in de broodkorst kerfde voordat hj het brood aansneed.

Het gezin vervulde nauwgezet de godsdienstige plichten. Het opzeggen van de weesgegroetjes, het Onze Vader. Vanaf haar zevende jaar holde Engelien elke morgen met haar broer en zussen naar de kerk om op de nuchtere maag de hostie te ontvangen. ’s Avonds bad het gezin in de huiskamer de rozenkrans, geknield op de ruwe kokosmat. „Zodat de ribbeltjes in je knieën stonden.”

In 1958 sloeg de dood een gapend gat in het bestaan van de vierjarige kleuter. Haar moeder kreeg kort na de bevalling van Engeliens zusje een bloeding waardoor ze het bewustzjn verloor. Na

acht maanden coma overleed ze.

Hoe herinnert u zich die periode? „Als een zwarte tjd. Het heftigste vond ik dat niemand met zekerheid wist te zeggen waar mjn moeder was. Ja, in het vagevuur, maar wanneer kwam ze daar nou uit? En wj maar bidden en missen opdragen.

Er was altjd angst. Je deed je uiterste best, maar je wist nooit wanneer je het goed deed. Dat is voor mj heel zwaar geweest. Totdat ik de eerste communie ging doen. De pastoor kwam en vertelde dat God de mens goed geschapen had, dat de mens gevallen was door ongehoorzaamheid en dat Jezus gekomen was om te verlossen. En ik geloofde het. Daar was het antwoord op al mjn vragen en onzekerheid. Niet dat de Roomse Kerk zaligheid kan werken, maar alles veranderde. Heel die donkerheid was ik kwjt. Er was dankbaarheid in mjn hart. Ik mocht weer leven.”

U zou het een bekering kunnen noemen. „In Markus 8 staat dat Jezus een blinde man de handen oplegt, waarna deze zegt: „Ik zie de mensen wandelen als bomen.” Dat heb ik 25 jaar gezien. Ik zag contouren, maar kon die niet duiden. Het geloof lag vormeloos, woordeloos in je.

Ik heb als kínd geloofd. Ik heb dat niet beredeneerd. Ik kende geen dogmatiek, geen Bjbel. Ja, het is zo in mjn ziel komen te liggen dat het nooit meer weggegaan is. Maar dat was de vrjmacht Gods, dat gebeurde niet omdat die pastoor dat zei. Ik geloof dat als God iemand in ‘Rome’ werkeljk bearbeidt, Hj hem met een sterke hand uitvoert, zoals Hj Abraham uit de afgodendienst van Ur voerde.”

Voelde u zich verantwoordeljk voor het zielenheil van uw moeder? „Daarvoor heb ik haar niet goed genoeg gekend. Opmerkeljk was wat mjn vader zei toen ik mjn huidige man Hans, die protestants was, leerde kennen. „Jj moet ook aan het zielenheil van je broers en zussen denken. Je geeft het verkeerde voorbeeld.” Door mjn doen en laten zou mjn familie misschien ook buiten de boot vallen. Dat zat er sowieso wel aan te komen, want na het Tweede Vaticaans Concilie verwaterde het kerkeljk leven. Mjn vader voelde zich machteloos. Hj klampte zich na het overljden van zjn eerste vrouw aan de kerk vast.”

Drie jaar eerder, toen Engelien achttien jaar was, had ze verkering met een rooms-katholieke jongen. „Alles leek te kloppen, iedereen was er blj mee, en toch had ik het gevoel dat ik langzaam dood zou gaan als ik met die jongen zou trouwen. Ik kon er geen woorden aan geven, maar ik kreeg het zo benauwd dat ik het uitmaakte. Mjn vader vroeg hoe ik daar nu bj kwam. Hj dreef me in het nauw, zodat ik uitriep: „Ik kon met hem niet over God praten.” „Over God praten?” herhaalde hj. „Dat is helemaal niet nodig. Je weet wat je doen moet. Dat is genoeg.””

De relatie met Hans, die in de hervormde gemeente in Meeuwen kerkte, zette de verhoudingen binnen het gezin opnieuw onder druk. Als Engeliens vader haar verwjt dat bepaalde moeiljkheden in de familiekring het gevolg zjn van haar keuze, maakt ze in onzekerheid en verwarring een einde aan de verhouding.

„God was sterker dan alle tegenstand”, vertelt ze. Want na drie maanden ging de verkering weer aan. Haar vader, boos, stelde haar voor de keus om weer thuis te komen wonen en alles goed te maken of op kamers te bljven, wat verwjdering tot gevolg zou hebben. „Ik had 24 uur om erover na te denken en ik wist alleen maar: Eert uw vader en uw moeder. Toen heb ik geveinsdeljk, niet van harte in elk geval, gezegd dat ik thuis kwam wonen. Mjn vader schudde Hans daarop de hand, zei „Zand erover”, en is er nooit meer op teruggekomen. Hj gaf ook toestemming voor een huweljk. Toestemming van je ouders krjgen, is belangrjk. Als er moeiljkheden komen, kun je daarop terugvallen.” Het stel trouwt in de rooms-katholieke kerk van Dongen en bezoekt de ene week een rooms-katholieke kerk en de andere week een protestantse.

Engeliens opa kerfde met zijn mes een kruisje in het brood voordat hij het aansneed

Heeft u als kind een rooms-katholiek ont-

moet bj wie het geloof een zaak van het hart

was? „Elke veertien dagen kwam bj ons de kapelaan over de vloer, net voor melkenstjd. Dan spraken de volwassenen over van alles, maar nooit over de godsdienst. Een van mjn tantes, tante-nonnetje, sprak op een roomse manier wél over God, maar zj kwam daardoor buiten de gemeenschap te staan.”

Heeft de Heere God kinderen in de RoomsKatholieke Kerk? „Ik ben geen hartenkenner. De leer is er niet naar. Rome kent de bekering niet, de omzetting

Engelien van Tilburg

Engelina Elisabeth Maria van Tilburg-van Beek groeit op in het rooms-katholieke Dongen-Vaart. Als kleuter verliest ze haar moeder, waarna haar vader hertrouwt. In 1978 huwt ze J. G. (Hans) van Tilburg uit hervormd Meeuwen. Na een zoektocht doet het echtpaar in 1985 belijdenis bij ds. D. J. Budding. Ze krijgen negen kinderen. Haar man studeert theologie en verbindt zich aan de zelfstandige christelijke afgescheiden gemeente in Waddinxveen, nu de hersteld hervormde gemeente. Het echtpaar woont in Ouderkerk aan den IJssel. van staat, van je eigen boze wil naar Gods wil. Rome kent alleen de natuurstaat en in die natuurstaat is de bjzondere genade begrepen. Dat is iets heel anders dan de vrjheid die in Christus is.

Ik zeg niet dat er geen mensen zjn in Rome die waarachtig de Heere kunnen vrezen, maar ik geloof vast dat de Heere dan het Woord naar die mensen brengt, of die mensen naar het Woord brengt.”

Rome is in de afgelopen dertig jaar dichter

bj de kerken uit de Reformatie gekomen,

wordt gezegd. „Er is niets veranderd, hooguit het jasje. Op de scholen van Geert Groote zaten honderden leerlingen de Bjbel over te schrjven. Zeg niet dat er voor de Reformatie geen Bjbelkennis was. Dat was alleen geen rechte kennis. Als je niet gewend bent om Schrift met Schrift te vergeljken, als je kennis van de leerstukken mist, kun je niet onderscheiden wat gezaghebbend is en wat niet. Zo kom je in een mistig gebied terecht.”

Onder rooms-katholieken ljkt er meer dan in uw jeugd oog te zjn voor Christus en Zjn heil, voor de Bjbel. Hoe ziet u dat?

„Ik wou dat ik ze tegenkwam. Weet u wat ik zie? Mjn generatie is gedoopt en we hebben allemaal nog iets geproefd van het rjke roomse leven. We lieten onze kinderen dopen, maar ze gingen niet meer naar de kerk. Hún kinderen bleven ongedoopt, weten niets meer. Een enkele keer kom ik nog in een rooms-katholieke kerk. Het valt me op hoeveel er gebogen en geknikt wordt voor die beelden.

Daarbj komt dat Jezus voor velen niet meer is dan een goede man, zoals Moeder Teresa een goede vrouw was. Dat kreeg ik onderwezen op de middelbare school.”

Maar dat was toen. Is er toch niet iets gekan-

teld in de afgelopen decennia?

„Het zou kunnen dat de wal het schip keert. Maar dan ben je nog niet bj de volkomen verlossing door Christus. Ik zou graag van iemand willen horen dat Jezus werkeljk Gods Zoon is, dat Hj opstond uit de doden, wat ook in twjfel wordt getrokken.”

Protestanten toonden zich positief verrast na het verschjnen van paus Benedictus’ boek over Jezus.

„Ik heb het niet gelezen, dus ik kan er eigenljk niets over zeggen. Jonathan Edwards zegt in zjn boek ”Godsdienstige gevoelens” dat je een oprecht geloof herkent aan de daden, aan de vrucht. Als zo’n paus Christus uitstalt, kan hj nooit meer plaatsvervanger van Christus zjn. Dan moet hj daar een consequentie aan verbinden en het paus-

schap neerleggen. Ik ben bang dat een groot deel van de protestantse kerken opgaat in Rome. Ik zie het gebeuren, eigenljk.”

Er zjn gereformeerde theologen die daar-

voor pleiten.

„Dan denk ik: Hoe kom je erbj? Heb je zo weinig liefde tot het Woord? Is de Reformatie een vergissing geweest? Dan heb ik mjzelf ook vergist. Ik zou graag zeggen dat het de goede kant op gaat met Rome, maar ik geloof er niets van. In Assisi, Italië, is onlangs een jongen opgebaard die in 2006 op 15-jarige leeftjd overleed. Omdat er veel van die jongen was uitgegaan –er zou zelfs door zjn toedoen een wonder zjn gebeurd– werd er een proces in gang gezet dat tot een heiligverklaring moest leiden. Volgens Rome verteert het lichaam van een heilige niet. Ze beroept zich hiervoor op een tekst uit Psalm 16: „Gj zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie”, een tekst die op de Heere Jezus slaat. Om dat te onderzoeken, is de jongen opgegraven. Zjn gebalsemde lichaam zou nog redeljk intact zjn geweest. Ze hebben hem in een glazen kist in de basiliek van Assisi gezet. Met een siliconenmasker op, omdat zjn gezicht er niet meer zo mooi uitzag. Nu kun je hem in de kerk en digitaal bezoeken.” Met nadruk: „Dát is Rome. Natuurljk zjn er mensen die net als Orpa tot aan de grens gaan. Maar ik had mjn roomse leven nooit achter me gelaten als ik er niet voor honderd procent van overtuigd was geweest dat het heil in Christus ligt, zoals verwoord in de leer van de Reformatie. Anders was de prjs te hoog geweest. Want je wordt eruitgezet, ook in 2020.”

Wat betekende dat in uw geval?

„Mjn vader heeft me drie keer buiten de deur gezet, drie keer ben ik teruggegaan. Na het overljden van mjn vader verbrak mjn tweede moeder alle contact. Er kwam niemand meer, dertien jaar lang. Nu vieren we weer samen verjaardagen. Met elkaar over godsdienst spreken, gaat niet. Roomsen hebben geen woorden tot hun beschikking omdat ze die nooit gehoord hebben. Ik sprak vroeger ook ‘gebarentaal’. De roomse mores, de ongeschreven regels, hielpen je op pad.”

Op welk punt heeft u deze kerk deinitief de rug toegekeerd?

„Na een lange kerkeljke zoektocht bezocht mjn man de gemeente van ds. D. J. Budding in Nederhemert. We hadden inmiddels vier kinderen rooms laten dopen. Om ons vjfde kind in een hervormde gemeente ten doop te kunnen houden, was het nodig dat mjn man beljdeniscatechisatie zou volgen. Ds. Budding zei: „Neem je vrouw maar mee, zodat jullie niet uit elkaar groeien.” Ik zat er dus zomaar bj. Maar toen de predikant het Kort Begrip ging uitleggen, viel het voor mj open. Ik wist: dít is wat mjn ziel altjd gezocht heeft. Dit, duideljkheid. Niet dat ik alles in één keer kon bevatten, ik was immers zonder woorden opgegroeid. Maar dit was het. Toen ben ik nog één keer naar een roomse kerk gegaan. Ik dacht: als het nou werkeljk zo is dat ik niks terugvind van alles wat ik heb gehoord, ga ik beljdenis doen. Je wordt innerljk verscheurd. Ik wilde die twee werelden bj elkaar houden. Maar ik vond niks. In 1985 heb ik beljdenis gedaan. Ik mocht met volle overtuiging aan het avondmaal gaan.”

Wat ontdekte u in de kerk van de Reforma-

tie?

„Rome heeft heimeljk nog een ljntje naar God toe, je bent niet volkomen verdorven. Ik ontdekte de volkomen val van de mens en een volkomen Verlosser, Die mildeljk vergeeft en niet verwjt. Het is een opluchting dat je jezelf niet hoeft op te poetsen, dat je zondaar mag zjn. Mjn man was een jaar lang bj ds. Budding naar de kerk gegaan. Ik, als rooms-katholiek, kon niet veel met woorden, maar ik zag aan mjn man dat hj de waarheid had gevonden. Hj veranderde.

„Het voelde alsof er een zwaard door me heenging. Niet tot op het bot , maar tot in het merg”

Daardoor ben ik met hem meegegaan. Ik kreeg onderwjs van ds. Budding en later van ds. K. Veldman. Zj zjn een middel in Gods hand geweest. Dat geldt nog meer voor mjn man. Bj hem kon ik elk moment van de dag terecht. Om mj te kunnen antwoorden, moest hj de Schriften onderzoeken. Dat is middelljkerwjs een aanloop geweest tot het ambt van leraar.” Een intense tjd volgde. Naast liefde en goedheid ervaarde Van Tilburg verbjstering. „Hoe is het mogeljk dat Rome zo dwaalt? Het voelde alsof er een zwaard door me heen ging, niet tot op het bot, maar tot in het merg. Dat is echt heel pjnljk, weet je dat? Ik ben losgemaakt uit de collectieve ziel. Je hele identiteit is erbj betrokken. Je moet jezelf verloochenen, Christus meer achten dan de mensen die je dierbaar zjn. En het bljft een strjd. Dat wil je niet. Maar God doet het. Ik weet, als die dag komt, dat ik de goede strjd gestreden heb.”

>>rd.nl/hetgesprek

This article is from: