Zondag 1 (Wijs: Psalm 42)
&b b b b b b b b
œ
˙
1. Wat
˙
Dat
˙
maar
˙
Ik
˙
is
œ
ik
œ
˙
œ
u
œ
weet
˙
œ
ook in
˙
œ
œ
dit tijd’ - lijk
œ
˙
˙
˙
œ
œ
œ
œ
Voor mijn schuld heeft Hij
met
˙
Hij
˙
˙
˙
komt,
˙
˙
le - ven:
˙
œ
˙
œ
œ
œ
kon door Zijn bit - ter
œ
˙
œ
œ
˙
Ó Ó Ó
œ
˙
Ó
œ
˙
Ó
ge - boet
Zijn dier - baar har - ten - bloed.
œ
Ó
˙
˙
Je - zus’ ei - gen - dom.
œ
˙
˙
als ’t ein - de
˙
ben
œ
tot troost ge - ge - ven?
˙
œ
œ
˙
˙
lij - den
œ
Ó
w
mij van sa - tans macht be - vrij - den.
lende verlossing dankbaarheid_bw.indd 8
8
17-07-19 17:31
2. Hij zal mij getrouw bewaren. Alles dient mijn zaligheid. Zelfs het vallen van mijn haren wordt door Zijne wil geleid. Door Zijn Geest verzekert Hij: ’t eeuw’ge leven geeft Hij mij. Hij heeft in mijn hart gegeven steeds voor Hem te willen leven. 3. Ik moet weten van mijn zonden en van mijn ellendigheid, hoe verlossing wordt gevonden en ook van de dankbaarheid, om getroost mijn weg te gaan tot het eind van mijn bestaan, om in ’t uur dat ik zal sterven zaligheid te mogen erven.
9
Ellende verlossing dankbaarheid_bw.indd 9
17-07-19 17:31