Mèèèh mèèèh ...! Abraham hoort de schapen. Hè gelukkig, denkt Abraham. Izak is weer terug. Het is zo stil, zonder Sara. Izak moet maar eens trouwen. Maar wel met een heel lief meisje. Een meisje dat de God van Israël kent. Abraham weet waar zulke meisjes wonen. In het land van zijn familie!
5