gh
ri
py
Co t
cursus:
Ed Ac
u'
De was verzorgen
ef
ti
gh ri py Co
t
Ed
Ac u'
ef
ti
> De
was verzorgen
Inleiding Na deze beroepstaak weet je hoe je de was moet verzorgen. Dit is belangrijk omdat het wasgoed erg belangrijk kan zijn voor de zorgvragers. Er zitten persoonlijke kledingstukken tussen, zoals die ene mooie jurk die speciaal gekocht is voor een bruiloft. En zorgvragers kunnen het op prijs stellen dat kleding en linnengoed netjes, schoon, opgevouwen of gestreken zijn. Daarom is het belangrijk om zorgvuldig en op de juiste manier met het wasgoed van een zorgvrager om te gaan. In de onderstaande casus gaan we uit van een gezin in de thuiszorgsituatie, waarvan het wasgoed thuis gedaan moet worden.
Casus Het gezin Kramer heeft sinds vorige week hulp in de huishouding omdat de moeder van het gezin een ongeluk heeft gehad. Moeder heeft een gebroken been. Het gezin bestaat uit vader, moeder en twee jonge kinderen. Er is veel was. Voor de huishouding, waaronder de was, heeft mevrouw hulp gekregen van de thuiszorg.
Zorgdossier In het zorgdossier van het gezin Kramer staat geschreven dat jij de komende week de was verzorgt en dat daarna een collega van jou het overneemt.
py
Co
Gezinssituatie
Ina Kramer (moeder) 38 jaar Houdt van tuinieren Werkzaam als apothekersassistente Zit in een rolstoel met één been recht vooruit.
Cherelle Kramer (dochter) 7 jaar Houdt van paardrijden Zit in groep 3 van de basisschool
Iris Kramer (dochter) 3 jaar Houdt van buitenspelen Gaat twee keer per week naar de peuterspeelzaal
gh
ri
Albert Kramer (vader) 41 jaar Houdt van voetbal Werkzaam als timmerman
t
Ed
Ac
u'
ef
ti
Beroepsproduct Het maken van een instructiekaart over het verzorgen van de was voor je collega.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
7
Doelstellingen • • • • • • • • • • •
Je kunt de acht handelingen benoemen die nodig zijn om vuile was weer schoon te krijgen. Je kunt benoemen welke voorbereidende handelingen nodig zijn voordat je kunt wassen. Je kunt de zeven stappen benoemen bij het sorteren van de was. Je kunt de informatie op de etiketten die in het wasgoed zitten lezen. Je kunt voor verschillende wassymbolen aangeven wat het betekent. Je kunt benoemen waarvoor bepaalde stoffen in wasmiddelen dienen. Je kunt verschillende soorten wasmiddelen herkennen. Je kunt aangeven hoe je een wasmachine bedient. Je kunt twee manieren noemen om wasgoed te drogen. Je kunt aangeven hoe je op de juiste wijze het wasgoed strijkt. Je kunt kostenbewust handelen tijdens het verzorgen van de was.
Beoordelingscriteria
• • •
Gebruikt de juiste materialen en middelen om de was te kunnen verzorgen en kan deze onderhouden. Kan kostenbewust omgaan met de materialen en middelen die gebruikt worden voor de was. Kan volgens instructies, richtlijnen, (veiligheids)voorschriften en protocollen op de juiste manier met oog voor de veiligheid van de zorgvrager de was verzorgen.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti
8
De was verzorgen
> Voorbereiding Opdracht 1: Stappenplan voor de was De wasmand van het gezin Kramer ligt al behoorlijk vol met wasgoed en er moet een wasmachine worden aangezet. Je gaat in overleg met mevrouw Kramer of er nog bepaalde wensen zijn ten aanzien van de was. Mevrouw Kramer geeft aan dat er geen wensen zijn.
Tekstbron: 1. Hoe krijg ik de vuile was weer schoon?
Toch zul je via een bepaalde volgorde moeten werken om de was weer schoon in de kast te krijgen. Ook voordat je de wasmachine aan kunt zetten, moet je een aantal handelingen verrichten. Er zijn in totaal acht handelingen die je moet verrichten om de vuile was weer schoon te krijgen. † Hieronder zie je de handelingen staan, alleen staan ze niet in de juiste
volgorde. Aan jou de taak om de handelingen in de juiste volgorde te zetten.
Co
B Zorg voor een
C Kies voor
voorwas nodig is.
correcte belading.
handwas of
D Kies het juiste was-
machinewas.
programma
gh
ri
py
A Bepaal of een
t Ed Ac
u' ef
ti
E Sorteer het juiste wasgoed.
F Haal de was meteen
G Bereid het
na afloop uit de
wasgoed voor.
H Gebruik de hoeveelheid was-
machine om te drogen.
middel volgens de verpakking.
De juiste volgorde is
__
__
__
__
__
__
__
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
9
Opdracht 2: Samenvatting maken
† Lees de tekst van de bron goed door en maak een samenvatting van de bron.
Deze samenvatting maak je op maximaal twee A4'tjes.
Opdracht 3: Het wasgoed voorbereiden De eerste handeling die je gaat doen, is de voorbereiding van het wasgoed. Hiervoor moet je een aantal stappen doen. † Streep van de onderstaande handelingen door wat er niet bij hoort:
• • • • • • • •
maak alle zakken leeg vouw het wasgoed netjes op rol de mouwen van een blouse op ontrol de mouwen van een blouse maak een knoop in de broekspijpen keer (spijker)broeken binnenstebuiten sluit alle ritssluitingen, drukknopen en haakjes draai kledingstukken met een opdruk binnenstebuiten.
Opdracht 4: Was sorteren
Co
Wanneer je het wasgoed van het gezin Kramer wilt gaan wassen, moet je het wasgoed eerst gaan sorteren.
py
† Noteer de zeven stappen bij het sorteren van de was:
ri
1. _____________________________________________________________________________________________
gh
2. _____________________________________________________________________________________________
t
3. _____________________________________________________________________________________________
Ed
4. _____________________________________________________________________________________________
u'
5. _____________________________________________________________________________________________
Er zijn twee soorten etiketten die je in wasgoed tegen kunt komen: een samenstellingsetiket en een behandelingsetiket. † Welke informatie kun je lezen op een samenstellingsetiket?
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
10
De was verzorgen
ef
Opdracht 5: Het lezen van etiketten
ti
7. _____________________________________________________________________________________________
Ac
6. _____________________________________________________________________________________________
Tekstbron: 2. Het lezen van etiketten
Opdracht 6: Grondstoffen en vezels Een kledingstuk kan van verschillende soorten grondstoffen of vezels gemaakt zijn. Je kunt dit onderscheiden in: plantaardige grondstof,dierlijke grondstof,synthetisch of mengvezel.
Tekstbron: 3. Grondstoffen en vezels
† Zet de volgende vezels onder de juiste kolom.
linnen – polyamide – zijde – katoen – meerdere grondstoffen – nylon – wol – polyester Plantaardige grondstof
Dierlijke grondstof
Synthetische vezel
Mengvezel
Opdracht 7: Wassymbolen Onderstaande wassymbolen kun je tegenkomen op een behandelingsetiket. † Zet bij elk wassymbool de betekenis.
Tekstbron: 2. Het lezen van etiketten
__________________________________________________________________________________________________
py
Co gh
ri
__________________________________________________________________________________________________
t
__________________________________________________________________________________________________
Ed u'
__________________________________________________________________________________________________
Ac ef
ti
__________________________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________________________
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
11
Opdracht 8: Eigenschappen van vezels †Vul de onderstaande tabel in.
In de onderstaande tabel is iets misgegaan bij het invullen van de kolommen. Zoek uit welke eigenschappen horen bij de vezelsoorten en welke niet. Streep de eigenschappen die niet kloppen door en zet de juiste eigenschap eronder. Wol
Zijde
Katoen
Linnen
Synthetisch
Brandbaarheid
Niet dovend
Zelfdovend
Niet dovend
Niet dovend
Smelt weg
Vochtopname
Langzaam, neemt veel vocht op
Neemt veel vocht op
Neemt weinig vocht op
Snel, neemt weinig vocht op
Neemt vrijwel geen vocht op
Warmte vasthouden
Niet
Heel goed
Weinig
Weinig
Weinig
Lucht doorlaten
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Sterkte
Sterk
Niet sterk
Matig sterk
Heel sterk
Sterk
Hittebestendig
Goed
Matig
Goed
Niet
Goed
1. Welke vezel is zelfdovend?
py
Co
†Beantwoord de volgende vragen:
_____________________________________________________________________________________________
gh
ri
2. Welke vezel houdt goed warmte vast?
Tekstbron: 3. Grondstoffen en vezels
t
_____________________________________________________________________________________________
Ed
3. Welke vezel neemt vrijwel geen vocht op?
u'
_____________________________________________________________________________________________
_____________________________________________________________________________________________ 6. Welke vezel neemt veel vocht op? _____________________________________________________________________________________________ 7. Welke vezel laat niet zo goed lucht door? _____________________________________________________________________________________________
12
De was verzorgen
ef
5. Welke vezel is niet hittebestendig?
ti
_____________________________________________________________________________________________
Ac
4. Welke vezel is het sterkst?
Opdracht 9: Wasvoorschriften Je ziet hieronder drie afbeeldingen van het etiket van de verpakking van een wasmiddel.
1.
2.
3.
py
Co
Je wilt de volgende kledingstukken wassen: bonte katoenen T-shirts, twee witte tafellakens met bijbehorende servetten en zwarte spijkerbroeken. De wasmachine is bij elke was volgeladen (5-6 kg). † Kijk goed naar het etiket. Schrijf onder elk type wasgoed welk soort wasmiddel
gh
Katoenen T-shirt (sterk bevuild)
ri
en hoeveel wasmiddel je moet toevoegen.
t
__________________________________________________________________________________________________
Ed
__________________________________________________________________________________________________
u'
__________________________________________________________________________________________________
Ac
__________________________________________________________________________________________________
ef
__________________________________________________________________________________________________
ti
Wit tafellaken (normaal bevuild)
__________________________________________________________________________________________________ Zwarte spijkerbroek (licht bevuild) __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
13
Opdracht 10: Waterhardheid † Beantwoord de volgende vragen:
1. Waar wordt het water uit de kraan meestal van gemaakt? _____________________________________________________________________________________________
Tekstbron: 1. Hoe krijg ik de vuile was weer schoon?
2. Welke twee stoffen zitten in het grondwater? _____________________________________________________________________________________________ 3. Wat kan het gevolg zijn van een te hoge waterhardheid? _____________________________________________________________________________________________ 4. Wat is de gemiddelde waterhardheid in Nederland? _____________________________________________________________________________________________ 5. Wat betekent °D? _____________________________________________________________________________________________ 6. Wat is de ideale waterhardheid? _____________________________________________________________________________________________
Kleding is van verschillende stoffen gemaakt. Hieronder staan enkele verschillende kledingstukken.
gh
ri
py
Co
Opdracht 11: Wassymbolen
t
† Verbind door lijnen te trekken de verschillende kledingstukken met het juiste
ef
Wollen trui Spijkerbroek Katoenen shirt
14
De was verzorgen
ti
Zijden blouse
Ac
u'
Linnen blouse
Ed
wasvoorschrift.
Opdracht 12: Wat staat er op het etiket? Hierna zie je een aantal etiketten uit de kledingstukken die in de wasmand van het gezin Kramer liggen. † Noteer onder elk etiket hoe het gewassen dient te worden. Gebruik hiervoor
het overzicht van de wassymbolen die je terug kunt vinden in de bron. Noteer ook waar het kledingstuk van is gemaakt. Etiket 1:
† Volgens het bovenstaande etiket dient het kledingstuk gewassen te worden op
de volgende wijze: __________________________________________________________________________________________________
† De grondstof van het kledingstuk is:
ri
py
Co
__________________________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________________________
gh
__________________________________________________________________________________________________
t
a. Mag het kledingstuk gebleekt worden?
Ed
† Beantwoord de volgende vragen over het bovenstaande etiket.
ja/nee
ja/nee
d. Mag het kledingstuk in de droogtrommel?
ja/nee
ef
c. Mag het kledingstuk chemisch worden gereinigd?
ti
_____
Ac
u'
b. Op hoeveel graden mag het maximaal gestreken worden?
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
15
Etiket 2:
†Volgens het bovenstaande etiket dient het kledingstuk gewassen te worden op
de volgende wijze: __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ †De grondstof van het kledingstuk is:
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ †Beantwoord de volgende vragen over het bovenstaande etiket.
a. Mag het kledingstuk gebleekt worden?
ja/nee
Co
b. Op hoeveel graden mag het maximaal gestreken worden?
_____
py
c. Mag het kledingstuk chemisch worden gereinigd?
ri
d. Mag het kledingstuk in de droogtrommel?
ja/nee ja/nee
gh t
Etiket 3:
Ed Ac
u' ef
ti
16
De was verzorgen
† Volgens het etiket hiervoor dient het kledingstuk gewassen te worden op de
volgende wijze: __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ † De grondstof van het kledingstuk is:
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ † Beantwoord de volgende vragen over het bovenstaande etiket.
a. Mag het kledingstuk gebleekt worden?
ja/nee
b. Op hoeveel graden mag het maximaal gestreken worden?
_____
c. Mag het kledingstuk chemisch worden gereinigd?
ja/nee
d. Mag het kledingstuk in de droogtrommel?
ja/nee
Opdracht 13: Bonte was of witte was? Tekstbron: 1. Hoe krijg ik de vuile was weer schoon
† Trek een lijn naar de juiste wasmand.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti © Uitgeverij Edu’Actief b.v.
17
Opdracht 14: De werking van wasmiddelen †In wasmiddelen zitten bepaalde stoffen met een specifieke werking. Zoek in de
theorie de specifieke werking die bij de stoffen hoort op en zet achter elke stof de juiste werking.
Tekstbron: 4. Soorten wasmiddel
Wasactieve stoffen (detergenten) __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ Waterontharders __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ Bleekmiddel __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ Bleekactivators
Co
__________________________________________________________________________________________________
py
__________________________________________________________________________________________________
ri
__________________________________________________________________________________________________
gh t
Enzymen
__________________________________________________________________________________________________
Ed
__________________________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ Wasverzachters __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
18
De was verzorgen
ef
__________________________________________________________________________________________________
ti
Optische witmiddelen
Ac
u'
__________________________________________________________________________________________________
Kleurbeschermers __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ Parfum-/geurstoffen __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
Opdracht 15: Soorten wasmiddelen Je hebt het wasgoed gesorteerd en het naar de ruimte gebracht waar de wasmachine van het gezin Kramer staat. Hier zie je dat mevrouw Kramer verschillende soorten wasmiddelen op de plank heeft staan. Je telt de verschillende soorten en het zijn er maar liefst vier! De wasmiddelen die op de plank staan zijn: • totaalwasmiddel • bontwasmiddel • fijnwasmiddel • wolwasmiddel. Daarnaast staat er een wasverzachter op de plank.
Co
elk middel.
Totaalwasmiddel
gh
ri
py
† Zoek uit wanneer je onderstaande (was)middelen gebruikt en noteer dat naast
t
______________________________________________________________________________________________________
Ed
______________________________________________________________________________________________________
u'
______________________________________________________________________________________________________
Ac ef
ti
Bontwasmiddel ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
19
Wasverzachter ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________
Fijnwasmiddel/wolwasmiddel ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________
Opdracht 16: Voordelen en nadelen † Noem drie gevolgen als je te weinig wasmiddel gebruikt.
1. _____________________________________________________ 2. _____________________________________________________ 3. _____________________________________________________ † Noem drie gevolgen als je te veel wasmiddel gebruikt.
Co
1. _____________________________________________________
py
2. _____________________________________________________
ri
3. _____________________________________________________
gh t
Opdracht 17: Wassen en het milieu
Ed
Tekstbron: 5. Wassen en het milieu
je de wasmachine gebruikt.
3. _____________________________________________________
Opdracht 18: De knoppen op de wasmachine Op de wasmachine zitten verschillende knoppen. In de bron worden zeven knoppen genoemd.
20
De was verzorgen
ef
2. _____________________________________________________
ti
1. _____________________________________________________
Ac
u'
† Noem drie manieren waarop je rekening kunt houden met het milieu als
† Zet hieronder de verschillende knoppen. Noteer bij elke knop welke functie die
knop heeft. __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ † Bekijk de wasmachine bij jou thuis. Maak een tekening op een A4’tje van het
knoppenpaneel en schrijf erbij wat de functie van de verschillende knoppen is. † Welke punten komen overeen met de informatie in de tekstbron?
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ † Op welke punten wijkt het knoppenpaneel bij jou thuis af van de informatie in
py
Co
de tekstbron?
ri
__________________________________________________________________________________________________
gh
__________________________________________________________________________________________________
t
__________________________________________________________________________________________________
Ed
__________________________________________________________________________________________________
u' Ac
Opdracht 19: De wasmachine aanzetten
ti
Tekstbron: 6. De wasmachine
ef
Na het sorteren van het wasgoed kan het wasgoed in de wasmachine worden gedaan en de wasmachine worden aangezet. Maar hoe werkt die eigenlijk? Hoe moet je hem aanzetten? † Zet de stappen in de juiste volgorde:
a. b. c. d.
Stel de wasmachine in op het goede programma en de goede temperatuur. Zoek een geschikt wasmiddel uit. Vul de aangewezen wasmachine. Zoek uit hoeveel wasmiddel er moet worden gebruikt. Houd rekening met de dH van de streek.
De juiste volgorde is:
___
___
___
___
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
21
† Kijk naar het bovenstaande etiket en beantwoord de volgende vragen:
Het juiste programma is: ________________________________________________________________ De juiste temperatuur is: ________________________________________________________________ Het juiste wasmiddel is: _________________________________________________________________
Opdracht 20: Wassen zonder wasmachine Als de wasmachine van de familie Kramer stukgaat, loop je tegen een probleem aan. Want iedere dag moeten de gezinsleden schone kleding aan en ook worden er elke dag handdoeken, theedoeken en vaatdoeken vies. † Welke mogelijkheden zijn er om toch de was te doen?
Co
__________________________________________________________________________________________________
py
__________________________________________________________________________________________________
ri
__________________________________________________________________________________________________
gh t Ed
Opdracht 21: Energielabel
u'
wasmachine. Print deze afbeeldingen en plak ze op.
22
De was verzorgen
ef
welke voor- of nadelen ze hebben.
ti
† Noteer onder de afbeelding wat deze energielabels inhouden. Noteer ook
Ac
† Zoek op internet naar vier verschillende afbeeldingen van energielabels van de
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
gh
ri
py
Co t Ed
__________________________________________________________________________________________________
Ac
u'
__________________________________________________________________________________________________
ef
ti __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
23
Opdracht 22: Het drogen van het wasgoed Wanneer de wasmachine zijn werk heeft gedaan en het hele programma Tekstbron: 8. Drogen van heeft doorlopen, moet het wasgoed worden gedroogd. Je overlegt met mevrouw Kramer wat haar wensen zijn ten aanzien van het het wasgoed drogen van het schone wasgoed. Mevrouw Kramer vertelt dat de bonte was die je net hebt gewassen, opgehangen moet worden op de waslijn buiten. Belangrijk is dat je het op de juiste wijze ophangt, zodat je zo min mogelijk hoeft te strijken. † Wanneer je de was ophangt, moet je rekening houden met drie punten.
De drie punten zijn: 1. _____________________________________________________________________________________________ 2. _____________________________________________________________________________________________ 3. _____________________________________________________________________________________________ Wanneer je deze opdracht hebt uitgevoerd, ga je uitzoeken wat voordeliger is: drogen aan de waslijn of drogen in de droogtrommel? Wat voor kosten zijn er verbonden aan de was ophangen en de was in de droogtrommel doen?
† Wanneer je de was gaat ophangen heb je nodig:
Co
__________________________________________________________________________________________________
py
__________________________________________________________________________________________________
gh
ri
__________________________________________________________________________________________________ † Wanneer je de was in de droogtrommel doet, heb je nodig:
t
__________________________________________________________________________________________________
Ed
__________________________________________________________________________________________________
u'
__________________________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
24
De was verzorgen
ef
volgens jou goedkoper is. Leg uit waarom je dat vindt.
ti
† Zoek bij elk benodigdheid op wat daarvan de kosten zijn en schrijf op wat
Ac
Je weet nu wat je nodig hebt om de was op te hangen en wat je nodig hebt wanneer je het in de droogtrommel doet.
Opdracht 23: Mindmap Maak van de tekstbron 'Drogen van het wasgoed' een mindmap op een A4’tje. Verwerk hierin: • verschillende manieren van drogen • wat die verschillende manieren van drogen inhouden.
Opdracht 24: Veiligheid tijdens het strijken Hierna staan twee foto’s afgebeeld. Op elke foto zie je een onveilige situatie afgebeeld.
Tekstbron: 9. Strijken van het wasgoed
† Geef naast de foto’s aan wat er onveilig is.
Foto 1: _______________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
Foto 2: _______________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
gh
ri
py
Co Ac
Er zijn geen vaste regels voor het __________________________ van textiel, maar wel enkele praktische tips.
ef
ti
sorteren – hanger – zorgvrager – wasgoed – keukenkastjes – vaatdoekjes – washandjes – opruimen
Tekstbron: 1. Hoe krijg ik de vuile was weer schoon?
u'
† Vul de volgende woorden op de juiste plaats in.
Ed
In de volgende zinnen ontbreken enkele woorden.
t
Opdracht 25: Invulopdracht
Wanneer het _________________ klaar is om te worden opgeruimd, kun je het sorteren op de ruimte waar het thuishoort. Vraag eerst aan de _____________ in welke kamers en kasten het wasgoed ligt of hangt. Het is bijvoorbeeld handig om __________________, theedoeken en keukendoeken bij elkaar te leggen, zodat je deze kunt opruimen in de _____________________________.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
25
Badhanddoeken en __________________ leg je bij elkaar, zodat je die in de badkamer kunt opbergen of in een kast die daarvoor bestemd is. Kleding kun je per kamer sorteren, zodat je de kleding ook per kamer kunt opruimen. Kleding die opgehangen kan worden, kun je op een __________________ doen tijdens het sorteren. Daardoor kun je de kleding direct in de kast ophangen. Kleding die ______________ moet worden, kun je op een aparte stapel leggen in de ruimte waar je gaat __________________.
Opdracht 26: Juist/onjuist-vragen †Lees de onderstaande stellingen en geef aan of ze juist of onjuist zijn.
1. Door kalk komt het water sneller op temperatuur. 2. Bleekactivator werkt bij een temperatuur boven de 35 graden Celsius. 3. Bleekmiddel in wasmiddel is voor de witte was. 4. Waskrachtversterker is een actieve stof. 5. Door wasverzachter wordt de was sneller droog. 6. Enzymen zorgen voor de verwijdering van vlekken. 7. Er zijn geen parfum- en geurstoffen aan wasmiddel toegevoegd. 8. Waterontharder brengt kalk in het water.
juist/onjuist juist/onjuist juist/onjuist juist/onjuist juist/onjuist juist/onjuist juist/onjuist juist/onjuist
ri
py
Co
Opdracht 27: Groothuishouden
Er is veel verschil tussen een groothuishouden en het huishouden bij jou thuis. Ook als het gaat om het doen van de was.
gh
Tekstbron 10. Groothuishouding
t Ed
†Schrijf op wat kenmerkend is voor de was doen in een groothuishouding.
u'
__________________________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________________
26
De was verzorgen
ef
__________________________________________________________________________________________________
ti
__________________________________________________________________________________________________
Ac
__________________________________________________________________________________________________
† Geef in de onderstaande tabel de verschillen aan tussen de was doen in een
groothuishouden en de was doen bij jou thuis.
Ruimte waar het wasgoed gewassen wordt
Groothuishouden
Huishouden bij jou thuis
Linnenkamer
Ruimte waar de wasmachine staat
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti © Uitgeverij Edu’Actief b.v.
27
> Uitvoering Opdracht 28: Instructiekaart maken Je bent nu veel te weten gekomen over het verzorgen van de was en wat hierbij allemaal komt kijken. Je werkweek bij de familie Kramer zit er bijna op en je collega komt je vervangen. †Omdat jij deze week de was al hebt gedaan bij het gezin Kramer, maak je een
duidelijke instructiekaart voor je collega over de was verzorgen van het gezin Kramer. De volgende punten moeten hierbij naar voren komen: 1. het sorteren van de was 2. hoe de wasmachine en droger werken 3. welke wasmiddelen er worden gebruikt 4. wat de wensen zijn van mevrouw Kramer 5. hoe de was gedroogd wordt. Dit alles zet je op een A4-papier, zodat je dit kunt lamineren en bij de wasmachine kunt hangen.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti
Wasgoed sorteren.
28
De was verzorgen
> Reflectie Opdracht 29: Wat heb je geleerd? a. Geef met een wastobbe met daarin hebt geleerd.
aan van welke opdracht(en) je iets
b. Geef met een wastobbe met daarin minder hebt geleerd.
aan van welke opdracht(en) je
c. Zet bij de opdracht die je prettig en leuk vond om te doen. Waarom vond je de opdracht prettig?
Opdracht 30: Hoe is het gegaan? a. Wist je voordat je aan deze opdracht begon hoe je de was moest verzorgen? ja/nee b. Als je nog niet precies wist hoe je de was moest verzorgen, hoe heb je dit opgelost? ______________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________
c. Vond je dit een fijne oplossing?
ri
py
Co
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________
gh
______________________________________________________________________________________________
t Ed
d. Wat vond je het moeilijkst aan het verzorgen van de was? Waarom vond je dit moeilijk?
u'
______________________________________________________________________________________________
ef
e. Wat vond je het makkelijkst aan het verzorgen van de was? Waardoor kwam dit?
ti
______________________________________________________________________________________________
Ac
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________
Š Uitgeverij Edu’Actief b.v.
29
> Aandachts- en leerpunten Opdracht 31: Nabespreken a. Bespreek met je docent of je voldoende weet van de volgende onderwerpen. Zet een kruisje in de kolom die voor jou van toepassing is. Onderwerp
Voldoende kennis
Te weinig kennis
Op de juiste wijze de was verzorgen Het lezen van etiketten Soorten wasmiddelen De was drogen op de juiste wijze Strijken Kennis van grondstof b. Geef aan hoe je kennis gaat opdoen van de onderwerpen die in de kolom ‘te weinig kennis’ staan. _____________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________
Co
py
_____________________________________________________________________________________________
ri
_____________________________________________________________________________________________
gh
_____________________________________________________________________________________________
t
_____________________________________________________________________________________________
Ed
_____________________________________________________________________________________________
_____________________________________________________________________________________________
_____________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________
30
De was verzorgen
ef
_____________________________________________________________________________________________
ti
_____________________________________________________________________________________________
Ac
u'
_____________________________________________________________________________________________
Beoordeling Naam student: Groep: Docent: Blok: Cursus:
De was verzorgen
Beoordelingscriteria: instructiekaart
Student
Docent
goed
voldoende
onvoldoende
goed
voldoende
onvoldoende
ri
py
Co
Instructiekaart over de verzorging van de was: Duidelijke omschrijving hoe de was gesorteerd moet worden Duidelijke omschrijving hoe de wasmachine werkt Duidelijke omschrijving hoe de droogtrommel werkt Welk wasmiddel wordt waarvoor gebruikt Instructiekaart sluit aan op de wensen van de zorgvrager (mevrouw Kramer) Duidelijke omschrijving hoe de was gedroogd moet worden De instructiekaart is duidelijk leesbaar en ziet er verzorgd uit De instructiekaart bestaat uit een A4’tje dat gelamineerd is De instructiekaart kan opgehangen worden Opmerkingen:
Eindbeoordeling:
gh t
Paraaf docent:
Paraaf student:
Ed
Datum:
Ac
u' ef
ti © Uitgeverij Edu’Actief b.v.
31
> Tekstbron:
De was verzorgen
Je verzorgt de was. De was is iets persoonlijks van mensen. Daar ga je dus gepast en zorgvuldig mee om. Het is belangrijk dat je goed weet hoe je de was verzorgt.
Uit de praktijk “Als helpende verzorg ik de was van mijn zorgvrager. Daar ga ik heel voorzichtig mee om. Soms heb je een kledingstuk waar de zorgvrager erg op gesteld is. Een favoriete jurk of broek. Die wil ik natuurlijk niet verknoeien door verkeerd te wassen en te drogen. Was is ook erg persoonlijk. Zorgvragers hebben er ook wel eens moeite mee dat je hun ondergoed wast. Ik zeg dan altijd: “Mevrouw, uw onderbroek is net als de mijne.” Goed de zakken controleren is erg belangrijk. Laatst vond ik een mp3- speler in een broekzak. Nou, na een wasbeurt doet die echt niets meer!”
gh
ri
py
Co t Ed
Marjo Kleine.
Ac
u' ef
ti
32
De was verzorgen
1.
Hoe krijg ik de vuile was weer schoon?
Voordat het wasgoed schoon in de kast ligt, moeten er eerst enkele handelingen worden verricht. Handelingen: 1. wasgoed voorbereiden 2. wasgoed sorteren 3. handwas 4. bepaal of er voorwas nodig is 5. kies het juiste wasprogramma 6. zorg voor een correcte belading 7. kiezen en toevoegen van het wasmiddel 8. na afloop het wasgoed uit de wasmachine halen om te drogen.
1.1 Wasgoed voorbereiden Kijk welk wasgoed er in de wasmand ligt. Belangrijk is dat er geen nat wasgoed tussen het droge wasgoed ligt. Als dat wel zo is, geef de zorgvrager daar advies over. Nat wasgoed kan vlekken (schimmelvorming) veroorzaken in droog wasgoed. Hang nat goed, zoals washandjes, theedoeken en werkdoekjes, altijd eerst uit om te laten drogen. Controleer de was. Zijn alle zakken leeg? Zitten er geen vreemde voorwerpen tussen de was?
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti Een broekzak met bijvoorbeeld een spijker of een sleutel kan de was beschadigen of schade veroorzaken aan de wasmachine. En een uitgewassen mp3- speler doet het daarna nooit weer. Daarom moet je altijd controleren of alle zakken leeg zijn. Kijk ook of de mouwen en broekspijpen zijn opgekruld. Die moet je eerst ontrollen en dan pas het kledingstuk in de wasmachine doen. Spijkerbroeken keer je binnenstebuiten, dit om streepvorming te voorkomen.
Š Uitgeverij Edu’Actief b.v.
33
Ook kledingstukken met een opdruk keer je binnenstebuiten. Dit voorkomt dat de opdruk lelijk wordt of verdwijnt. Sluit alle ritssluitingen, knopen en touwtjes. Dit voorkomt schade aan de wasmachine en het overige wasgoed. Is het wasgoed erg vuil is, dan moet je het eerst voorbehandelen. 1.2 Wasgoed sorteren Wasgoed moet gesorteerd worden. Je maakt stapeltjes wasgoed die bij elkaar horen. Het etiket in het kledingstuk is hier hierbij een handig hulpmiddel. Op het etiket staat belangrijke informatie. Hierop staat van welke textielsoort het kledingstuk is gemaakt en er staan wassymbolen op vermeld waaraan je kunt zien hoe het gewassen dient te worden. Waar let je op als je wasgoed gaat sorteren: • Kan ik het zelf wassen of moet het naar de stomerij? • Kan het wasgoed in de wasmachine of moet ik het met de hand wassen? • Is het donkerbonte was (donkergekleurd), lichtbonte (lichtgekleurd) of witte was? • Hoe vuil is het wasgoed? • Om wat voor textielsoort gaat het? • Op welke temperatuur moet het wasgoed gewassen worden? • Wat is de centrifugeersnelheid van het wasgoed?
gh
ri
py
Co
De stapel van het wasgoed dat je zelf kunt wassen, moet je nog sorteren op wasgoed dat in de wasmachine mag of wasgoed dat met de hand gewassen moet worden. Wasgoed dat erg vuil is moet je apart wassen, anders kan het vuil neerslaan op het schonere wasgoed. Dan maak je stapeltjes voor de donkerbonte was, lichtbonte was en de witte was. Ook is het erg belangrijk om te letten op de textielsoort. Was wollen kleding niet bij katoenen kleding. Kijk goed naar de temperatuur in het wassymbool. Was het wasgoed nooit heter dan op het wassymbool vermeld staat. De laatste stap is dat je kijkt naar de centrifugeersnelheid. Dit kun je aflezen van het etiket. Als er een streep staat onder het wassymbool, dan gebruik je een lagere centrifugeersnelheid. Sommige kleding kan kleur afgeven. Bijvoorbeeld nieuwe kleren. Om erachter te komen of kleding afgeeft, kun je het volgende proberen. Ga met een nat wattenstaafje over een stukje textiel (dat niet in zicht is) en kijk of het kleur heeft afgegeven.
t
Ed
De was verzorgen
ef
34
ti
Bij de handwas is het erg belangrijk dat je op de temperatuur let. Gebruik altijd handwarm water. Bij te heet water kun je er niet met je handen in en het wasgoed kan gaan krimpen.
Ac
u'
1.3 Handwas Sommige kledingstukken kunnen beter met de hand gewassen worden. Redenen waarom je wasgoed met de hand gaat wassen kunnen zijn: • Een (nieuw) kledingstuk kan kleur afgeven. • Je hebt niet voldoende wasgoed voor een volle wasmachine. • Op het behandelingsetiket staat dat het niet in de wasmachine mag. • Lingerie en panty’s kunnen het best met de hand gewassen worden.
Gebruik voor de handwas een speciaal wasmiddel, zoals een fijnwasmiddel. Los eerst het wasmiddel op in het water en dompel daarna pas het kledingstuk onder in het sop.
py
Co
Belangrijk bij de handwas is dat je er telkens voor moet zorgen dat het kledingstuk onder water en in beweging blijft. Je houdt het wasgoed in beweging door het te kneden. Beweeg het wasgoed van links naar rechts door het water. Haal niet steeds het wasgoed uit het water om het daarna weer onder te dompelen. Hierdoor kan het wasgoed gaan uitrekken.
gh
ri
1.4 Bepaal of een voorwas nodig is Bij kledingstukken zijn die erg vuil zijn, laat je het programma van de wasmachine een voorwas draaien. Het wasprogramma van de wasmachine zal dan eerst de voorwas doen en daarna automatisch overgaan op de hoofdwas. Je kunt ook voordat je een kledingstuk in de wasmachine doet op de lastige vlekken een vlekkenmiddel doen of een waskrachtversterker aan het wasmiddel toevoegen. Gebruik je een vlekkenmiddel, dan kun je de voorwas van de wasmachine overslaan, tenzij de vlekken hardnekkig zijn.
t
Ed Ac
u' ef
ti
1.5 Kies het juiste wasprogramma Het wasgoed is gesorteerd. Dit betekent dat al het wasgoed van het stapeltje bij elkaar in de wasmachine kan. Maak nu de juiste keuze van het wasprogramma. Welk programma dit is, kun je op het etiket aflezen. 1.6 Zorg voor een correcte belading Na het juiste wasprogramma te hebben gekozen, kun je de wasmachine vullen. De hoeveelheid wasgoed die je in de wasmachine mag doen, is afhankelijk van het gekozen wasprogramma.
Š Uitgeverij Edu’Actief b.v.
35
Witte was
Wasmachine mag vol
Bonte was
Wasmachine mag vol
Kreukherstellende was
Wasmachine mag 他 vol
Fijne was
Wasmachine mag 他 vol
Wolwas
Wasmachine mag half vol
Bij een volle wasmachine kun je een hand in de trommel nog boven het wasgoed heen en weer bewegen. Als er te veel of te weinig wasgoed in de wasmachine is, dan functioneert de wasmachine niet goed. Te veel was: er is te weinig beweging in de wasmachine. Hierdoor wordt het wasgoed niet helemaal schoon doordat het wasmiddel niet goed zijn werk kan doen. De wasmachine kan het wasmiddel niet helemaal uitspoelen waardoor er wasmiddel in het wasgoed achterblijft. Te weinig was: verspilling van elektriciteit en water waardoor er te veel schuim in de wasmachine kan komen en waardoor het wasgoed niet schoon wordt. Veel wasmachines hebben tegenwoordig een spaarprogramma voor kleine hoeveelheden wasgoed. 1.7 Juiste hoeveelheid wasmiddel bepalen Hoeveel wasmiddel je moet toevoegen, staat op de verpakking. Je kunt het wasmiddel op verschillende manieren toevoegen aan je wasgoed. Wasmiddel in het spoelbakje: op deze manier kan er wasmiddel achterblijven in de afvoer en dan komt niet al het wasmiddel bij de was terecht.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti Doseerbol: het wasmiddel wordt in een bol gedaan en deze wordt boven op het wasgoed in de trommel geplaatst. Op deze manier wordt het wasmiddel direct opgelost en doet het gelijk zijn werk. Textielwastabletten: op de verpakking staat hoeveel wastabletten je moet toevoegen. Gebruik je te weinig wasmiddel, dan worden het vuil en de vlekken niet verwijderd, maar komen de vuildeeltjes weer terecht op het wasgoed.
36
De was verzorgen
Gebeurt dat een paar keer, dan wordt het wasgoed grauw. Ook kan er na verloop van tijd kalkaanslag op het wasgoed en op het verwarmingselement in de wasmachine komen. Hierdoor functioneert het verwarmingselement minder goed. Wanneer er kalkaanslag op het verwarmingselement zit, komt het water niet meer op de gewenste temperatuur. Gebruik je te veel wasmiddel, dan zal er te veel schuim ontstaan waardoor het wasmiddel niet goed zijn werking kan doen. Het wasgoed wordt dan niet schoon. Belangrijk bij het doceren van de hoeveelheid van het wasmiddel is ook de hardheid van het water (dH). Let op! Water uit de kraan wordt meestal gemaakt van grondwater. In grondwater zitten allerlei stoffen, zoals calcium en magnesium. Deze stoffen bepalen de hardheid van het water. Hoe meer calcium en magnesium in de bodem, hoe harder het water. Als de waterhardheid te hoog is, kan snel kalkvorming ontstaan.
Als je microvezeldoekjes in de wasmachine doet, gebruikt dan geen wasverzachter. Microvezels doen dan hun werk niet goed meer.
De hardheid verschilt per gebied en wordt uitgedrukt in Duitse graden (°D). In Nederland ligt de gemiddelde waterhardheid tussen de 8 en 12 °D. Een overzicht: • 0-4 °D: zeer zacht water • 4-8 °D: zacht water • 8-12 °D: gemiddeld • 12-18 °D: vrij hard water • 18-30 °D: hard water.
py
Co
Een waterhardheid tussen de 5,5 en 8,5 °D is ideaal. Bron: www.wmd.nl.
gh
ri
Tot slot voeg je eventueel wasverzachter toe. De hoeveelheid die je moet toevoegen, lees je op de verpakking. Je doet het wasmiddel in het wasverzachterbakje, dan wordt het vanzelf toegevoegd aan het laatste spoelwater.
t
Ed
ef
ti
1.8 Het drogen van de was Het programma van de wasmachine is afgelopen en de was is schoon. Haal nu meteen het wasgoed uit de wasmachine om het te laten drogen. Als je dit niet doet, kunnen er vieze geurtjes of schimmel op je wasgoed ontstaan.
Ac
u'
Wanneer je dit allemaal hebt gedaan, sluit je de deur van de wasmachine en druk je op start, de wasmachine doet nu vanzelf de rest.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
37
Direct het wasgoed uit de wasmachine halen.
ri
py
Co
1.9 Opruimen van textiel Als de was droog, gestreken en opgevouwen is, moet het wasgoed worden opgeruimd. Er zijn verschillende manieren om wasgoed op te ruimen. Dit is afhankelijk van de persoonlijke wensen van de zorgvrager. Informeer dus altijd hoe de zorgvrager het wil hebben.
gh
Er zijn geen vaste regels voor het opruimen van textiel, maar wel enkele praktische tips.
t
Ed
Wanneer het wasgoed klaar is om te worden opgeruimd, kun je het sorteren op de ruimte waar het thuishoort. Vraag eerst aan de zorgvrager in welke kamers en kasten het wasgoed ligt of hangt. Het is bijvoorbeeld handig om vaatdoekjes, theedoeken en keukendoeken bij elkaar te leggen, zodat je deze kunt opruimen in de keukenkastjes.
Ac
u'
Kleding die gestreken moet worden, kun je op een aparte stapel leggen in de ruimte waar je gaat strijken.
38
De was verzorgen
ef
Kleding kun je per kamer sorteren, zodat je de kleding ook per kamer kunt opruimen. Kleding die opgehangen kan worden, kun je op een hanger doen tijdens het sorteren. Daardoor kun je de kleding direct in de kast ophangen.
ti
Badhanddoeken en washandjes leg je bij elkaar, zodat je die in de badkamer kunt opbergen of in een kast die daarvoor bestemd is.
2.
Het lezen van etiketten
Iedereen wil lang plezier van zijn kleding hebben. Het etiket geeft veel informatie over het kledingstuk. Informatie die op het etiket kan staan, is: • Waar is het kledingstuk van gemaakt? • Welke wassymbool hoort bij het kledingstuk? • Moet het kledingstuk apart gewassen worden? Er zijn twee verschillende soorten etiketten: het samenstellingsetiket en het behandelingsetiket. 2.1 Het samenstellingsetiket Hierop kun je lezen uit wat voor vezelstof (bijvoorbeeld wol of katoen) het kledingstuk bestaat. Het is verplicht om in kleding een samenstellingsetiket op te nemen. Hierdoor kan iemand met een allergie voor wol gelijk zien of er ook wol in het kledingstuk aanwezig is. 2.2 Het behandelingsetiket De verschillende vezelstoffen moeten anders worden behandeld. Je treft op het behandelingsetiket meerdere symbolen aan waaraan je kunt aflezen hoe je het kledingstuk op de beste manier kunt behandelen. Hoe moet het kledingstuk worden gewassen, gedroogd en gestreken? De symbolen zijn internationaal. Dit wil zeggen dat in elk land het symbool dezelfde betekenis heeft. Er zijn vijf verschillende symbolen en elk symbool heeft weer meerdere variaties.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti
Bron: Modint.
Overzicht wassymbolen.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
39
3.
Grondstoffen en vezels
De grondstof waaruit textiel gemaakt wordt zijn vezels. Alle textielsoorten bestaan uit vezels. De grondstoffen die voor het textiel gebruikt worden, kun je verdelen in drie verschillende soorten vezels: • dierlijke vezels • plantaardige vezels • synthetische vezel. Daarnaast zijn er nog de mengvezels. 3.1 Dierlijke vezels Voorbeelden van dierlijke vezels zijn wol en zijde. Dierlijke vezels zijn erg kwetsbaar. De meest gebruikte soorten wol zijn afkomstig van de vacht van schapen en lammeren. Zijde is afkomstig van de cocon van zijderupsen. Zijde heeft lange vezels en die geven de zijde een mooie glans. 3.2 Plantaardige vezels Voorbeelden van plantaardige vezels zijn katoen en linnen. Katoen is afkomstig van katoenplanten, die groeien in tropische streken. Linnen komt van de vlasplant. 3.3 Synthetische vezels Voorbeelden van synthetische vezels zijn: acryl, fleece en polyester. Synthetische vezels worden gemaakt uit aardolie. Dit zijn niet-natuurlijke vezels.
ri
py
Co
3.4 Mengvezels Bij mengvezels is sprake van meerdere grondstoffen. Mengvezels ontstaan door verschillende vezels door elkaar te mengen. Dit gebeurt al in de fabriek. In een lap stof zitten dan meerdere soorten vezels. Hier wordt dan een kledingstuk of iets anders van gemaakt. Bijvoorbeeld een trui gemaakt van wol en katoen. Het kan ook een combinatie zijn van natuurlijke en synthetische vezels.
gh
Eigenschappen van vezels Vezels hebben verschillende eigenschappen. In het schema is te zien wat verschillende soorten vezels doen. Zo kan wol bijvoorbeeld heel goed warmte vasthouden en zijde juist niet.
t
Ed
Katoen
Linnen
Brandbaarheid
zelfdovend
niet dovend
niet dovend
niet dovend
smelt weg
Vochtopname
langzaam, neemt veel vocht op
neemt veel vocht op
snel, neemt weinig op
neemt weinig op
Warmte vasthouden
heel goed
niet
weinig
weinig
weinig
Lucht doorlaten
goed
weinig
goed
goed
slecht
Sterkte
matig sterk
niet sterk
sterk
sterk
heel sterk
Hittebestendig
matig
matig
goed
goed
niet
De was verzorgen
neemt vrijwel geen vocht op
ef
40
Synthetisch
Ac
Zijde
ti
u'
Wol
4.
Soorten wasmiddel
Om het vuil uit het wasgoed te verwijderen, heb je een wasmiddel nodig. Water alleen is meestal niet voldoende. Niet ieder wasmiddel is geschikt voor al het wasgoed. Op de verpakking kun je lezen voor welke was het wasmiddel bedoeld is, hoeveel wasmiddel je moet gebruiken en wat de ingrediënten van het wasmiddel zijn. De belangrijkste stof in een wasmiddel zijn de wasactieve stoffen. Die zorgen ervoor dat het vuil wordt verwijderd. Behalve wasactieve stoffen zijn er nog veel meer actieve stoffen toegevoegd aan een wasmiddel, zoals waterontharder, bleekmiddel, bleekactivator, waskrachtversterker, optisch witmiddel, vezelbeschermer, wasverzachter, enzymen, kleurbeschermers, parfum- en geurstoffen. Waterontharder Waterontharder haalt de kalk uit het water. Na verloop van tijd kan er kalkaanslag op het wasgoed en op het verwarmingselement in de wasmachine komen. Hierdoor functioneert het verwarmingselement minder goed. Het water komt niet meer op de gewenste temperatuur. Bleekmiddel Bleekmiddel zit in wasmiddel voor de witte was. Het zorgt ervoor dat het witte wasgoed wit blijft. Het moet niet gebruikt worden bij gekleurd wasgoed, dat kan vaal gaan worden. Het werkt pas boven de 60°C. Bleekactivator Bleekactivator zorgt ervoor dat het bleekmiddel al bij 40°C gaat werken.
ri
py
Co
Waskrachtversterker Waskrachtversterker zorgt ervoor dat de wasactieve stoffen beter en intensiever gaan werken.
gh
Optisch witmiddel Door optisch wasmiddel lijkt wit wasgoed witter, met name als de zon erop schijnt.
t
Ed
Ac
u'
Vezelbeschermer De vezelbeschermer beschermt de vezels van het wasgoed tegen aantasting van bleekmiddel.
ti ef
Wasverzachter Wasverzachter zorgt ervoor dat de was zachter aanvoelt. Enzymen Enzymen zorgen voor verwijdering van vlekken uit wasgoed. Het meeste vuil in het wasgoed bevat eiwitten. Enzymen breken de eiwitten in kleine stukjes, waardoor het in het water wordt opgelost. Enzymen werken al bij lage temperaturen. Doordat ze bij lage temperaturen werkzaam zijn, beperkt het de slijtage van het wasgoed. Kleurbeschermers Kleurbeschermers zorgen ervoor dat de kleur blijft zoals die is en niet wordt aangetast door het wasmiddel.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
41
Parfum- en geurstoffen Parfum- en geurstoffen zijn toegevoegd aan een wasmiddel om het lekker te laten ruiken. Een andere functie hebben ze niet. Er zijn verschillende soorten wasmiddelen te koop, die je kunt onderverdelen in: • inweek- en voorwasmiddelen In inweek- en voorwasmiddelen zitten veel enzymen, die zorgen voor het afbreken van de eiwitvlekken. Met name als het wasgoed erg vuil is, is het handig om het te gebruiken. Als het wasgoed normaal bevuild is, is het niet nodig om inweek- en voorwasmiddel te gebruiken. totaalwasmiddelen (hoofdwasmiddel) Totaalwasmiddel kan gebruikt worden voor alle soorten wasgoed. Met name kleurstofhoudende vlekken, zoals wijn, thee en koffie, gaan er door het gebruik van een totaalwasmiddel beter uit.
•
bontwasmiddelen In bontwasmiddelen zitten geen bleekmiddelen, waardoor het donkere wasgoed mooi van kleur blijft.
•
fijnwasmiddelen (zoals wolwasmiddel) In fijnwasmiddelen zit geen waskrachtversterker en je kunt het gebruiken voor het wasgoed dat niet erg vuil is.
•
wasverzachter Wasverzachter zorgt ervoor dat het wasgoed weer zacht en soepel aanvoelt. Ook zorgt wasverzachter ervoor dat wasgoed niet statisch geladen wordt. Het wasgoed is makkelijker te strijken en het ruikt ook nog eens lekker fris.
ri
py
Co
•
gh
Fijnwasmiddelen zijn alleen verkrijgbaar in vloeibare vorm. De andere wasmiddelen komen in verschillende vormen voor. Die overige wasmiddelen zijn er in poedervorm en in vloeibare vorm. Voor de poedervorm gebruik je het maatschepje. Dit is meestal meegeleverd in de verpakking of is opvraagbaar bij de fabrikant. Ook het wasbolletje kun je gebruiken. Het wasbolletje leg je boven op het wasgoed. Bij het gebruik van het wasbolletje kun je niet kiezen voor een voorwasprogramma.
t
Ed
Ac
u'
42
De was verzorgen
ef
Te weinig wasmiddel gebruiken kan tot gevolg hebben dat: • het wasgoed niet goed schoon wordt en later grauw en hard wordt • er vetbolletjes in het wasgoed blijven zitten • er kalk in de trommel ontstaat.
ti
De hoeveelheid wasmiddel die je nodig hebt, kun je aflezen op de tabel die op de verpakking van het wasmiddel staat. Hanteer je dit niet, dan gebruik je snel te veel wasmiddel. Dat kost onnodig geld, maar is ook een extra belasting voor het milieu.
Te veel wasmiddel gebruiken kan tot gevolg hebben dat: • er sterke schuimvorming ontstaat • de werking van het wasmiddel niet optimaal is • het reinigingsresultaat en het spoelresultaat niet optimaal zijn.
5.
Wassen en het milieu
Tijdens het wassen komt het spoelwater met hierin het wasmiddel via het riool in het milieu terecht. Fabrikanten van wasmiddelen onderzoeken continu of het wasmiddel schadelijk is voor het milieu. Zelf kun je hier ook aan meewerken door het volgende in acht te nemen: • Gebruik de wasmachine alleen wanneer de machine minstens halfvol is. Ook bij een halfvolle wasmachine wordt er veel water en stroom gebruikt. Denk ook aan het spaarprogramma voor kleine hoeveelheden wasgoed. Heb je een enkel kledingstuk, dan is het beter om dat met de hand te wassen. • Volg de dosering op die op de verpakking staat. Te veel wasmiddel is niet goed voor het milieu. • Laat de wasmachine draaien op de laagst aanbevolen temperatuur. Bij hoge temperaturen verbruikt de wasmachine meer energie dan bij lage temperaturen. • Koop navulverpakkingen en doe de kartonnen verpakkingen bij het oud papier. Kartonnen verpakkingen worden gerecycled. Plastic verpakkingen kun je bij het plastic afval doen. Dat wordt ook gerecycled.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti © Uitgeverij Edu’Actief b.v.
43
6.
De wasmachine
Er zijn verschillende soorten wasmachines: • de voorlader • de bovenlader • de wascombinaties • de was-droogautomaat. De voorlader De voorlader wordt aan de voorkant gevuld. De knoppen om de voorlader te bedienen, zitten ook aan de voorkant. Het wasgoed wordt in dezelfde trommel gecentrifugeerd.
Voorlader
Bovenlader
Co
gh
ri
py
De bovenlader De bovenlader wordt aan de bovenkant gevuld. De knoppen om de bovenlader te bedienen, zitten ook aan de bovenkant. Het wasgoed wordt in dezelfde trommel gecentrifugeerd.
t
Ed
De wascombinatie Bij een wascombinatie gebeurt het wassen en centrifugeren apart, maar wel in dezelfde machine.
Ac
u'
Was-droogautomaat In deze machine wordt het wasgoed gewassen, gespoeld en ook gedroogd.
De was verzorgen
ef
44
ti
Bij alle soorten wasmachines is het belangrijk dat je eerst het wasgoed in de wasmachine doet en dan het geschikte wasmiddel pakt. Belangrijk hierbij is dat je op de verpakking kijkt hoeveel wasmiddel je moet toevoegen. Hierbij moet je rekening houden met de waterdichtheid van de streek (de dH-waarde). Voeg het wasmiddel toe en stel de wasmachine in op het juiste programma met de juiste temperatuur. Druk op de startknop en de wasmachine doet de rest.
Wasprogramma’s Op een wasmachine zitten verschillende wasprogramma’s en verschillende knoppen. De verschillende wasprogramma’s zijn: Wit-/Bontwasprogramma Het wit-/bontwasprogramma is een intensief wasprogramma dat je kunt instellen op verschillende temperaturen. 95°C
kookwas geschikt voor wit katoen
60°C
lichtbonte was geschikt voor licht gekleurd katoen zoals handdoeken, theedoeken, beddengoed en ondergoed
30°C/40°C
donkerbonte was geschikt voor donkergekleurd katoen zoals broeken, T-shirts en sokken.
Kreukherstellend wasprogramma Het kreukherstellend wasprogramma is minder intensief. Tijdens het wasprogramma gebruikt de wasmachine meer water dan bij het wit/bontwasprogramma. Dit programma is geschikt voor synthetische stoffen en fijn wasgoed. Dit programma kun je ook instellen op verschillende temperaturen. 60°C
geschikt voor witte en lichtgekleurde synthetische stoffen en fijn wasgoed
30°C/40°C
geschikt voor donkergekleurde synthetische stoffen en fijn wasgoed.
gh
ri
py
Co
Wolwasprogramma Bij dit wasprogramma is het waterniveau hoger dan bij de andere wasprogramma’s. Tijdens het vullen van de wasmachine met water en tijdens het afpompen van het vuile sop staat de trommel stil. De reden hiervoor is de beweging van het wasgoed nog meer te verminderen. Dit voorkomt snelle slijtage van het wasgoed.
t
Verschillende knoppen op de wasmachine Op de wasmachine zitten verschillende knoppen. Bij ieder merk wasmachine kan dit weer verschillen. Maar in grote lijnen hebben de meeste wasmachines de volgende mogelijkheden. Hieronder worden verschillende knoppen uitgelegd.
Ed
Ac
u' ef
Extra water Deze knop inschakelen als je heel teer wasgoed gaat wassen, zoals zijde.
ti
Met voorwas Deze knop inschakelen als het wasgoed erg vervuild is of als er veel vlekken op het wasgoed zitten
Behoedzaam Als deze knop is ingeschakeld, draait de trommel van de wasmachine minder vaak in het rond. Zo wordt minder vervuild wasgoed behoedzamer gewassen. Kort De hoofdwas van de wasmachine wordt verkort. Dit kan voor wasgoed dat minder vervuild is en alleen maar een transpiratiegeur heeft bijvoorbeeld.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
45
Spoelstopknop Deze knop is bedoeld om het centrifugeren uit te stellen. Na het spoelen stopt de wasmachine en het wasgoed met het water blijft dan in de trommel staan. Op deze manier kun je het centrifugeren aanzetten als je erbij bent. Na het centrifugeren kun je meteen het wasgoed uit de trommel halen om kreuken te voorkomen. Energieknop De energieknop is alleen geschikt voor een wasprogramma lager dan 60°C. Bij het inschakelen van de energieknop daalt de temperatuur van het water, maar duurt het programma langer. Centrifugetoerental Het toerental betekent het aantal rondjes dat de trommel in een minuut maakt tijdens het centrifugeren. Als de trommel sneller draait, dan wordt er meer water uit het wasgoed geslingerd. Tijdens het centrifugeren gaat de trommel steeds sneller draaien en daarna stopt de trommel een paar minuten zodat het wasgoed wat losser in de trommel komt te liggen. Hierna begint de trommel weer steeds sneller te draaien. De verschillende wasprogramma’s stellen zelf het toerental in. Een wolwasprogramma heeft een minder hoog toerental dan een wit/bontwasprogramma. Bij sommige wasmachines kun je het toerental zelf aanpassen.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' Onderhoud wasmachine Kijk in het instructieboekje van de wasmachine welk onderhoud nodig is.
46
De was verzorgen
ef
Energielabel Wanneer je een wasmachine koopt, zit er een energielabel op. Op het energielabel vind je informatie over het energieverbruik, het waterverbruik en het wasresultaat van de wasmachine. Een A-label is het zuinigst en een G-label is het minst zuinig.
ti
Knoppen op de wasmachine.
7.
De wasserette
De wasserette Een wasserette wordt ook wel wassalon genoemd. In een wasserette zijn grote wasmachines en droogtrommels aanwezig. Je gaat hiernaartoe met je vuile was en doet zelf de was. In een aantal wasserettes wassen ze, tegen betaling, de was voor je. Er kunnen verschillende redenen zijn om met je was naar een wasserette te gaan. Denk hierbij aan: de wasmachine is stuk, er is thuis geen ruimte voor een wasmachine, je hebt geen geld om een wasmachine te kopen. Er zitten voor- en nadelen aan om je was in een wasserette te doen. Nadeel Zo moet je wachten tot het hele wasproces is doorlopen. Ondertussen kun je geen andere dingen gaan doen. Hooguit even boodschappen doen in de winkels die vlakbij zijn. Ook is het een gesjouw om met wasgoed naar de wasserette te gaan, zeker als je veel was hebt. Voordeel Er zijn meerdere wasmachines, zodat je meerdere wassen tegelijk kunt draaien. Ook staan er drogers. Een tweepersoons dekbed past niet in een wasmachine die de meeste mensen thuis hebben staan. In een wasserette zijn meestal wasmachines aanwezig die 13 à 16 kg wasgoed in één keer kunnen wassen.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti © Uitgeverij Edu’Actief b.v.
47
8.
Drogen van het wasgoed
Belangrijk is dat je zo snel mogelijk het wasgoed uit de wasmachine haalt om het te drogen als de wasmachine is afgelopen. Want hoe langer het wasgoed in de wasmachine blijft liggen, hoe meer kreukels erin komen. Daarnaast gaat schoon, nat wasgoed dat een aantal uren in de wasmachine ligt, muf ruiken. Je kunt het wasgoed in een droogtrommel drogen of aan de waslijn. In beide gevallen is het belangrijk om het wasgoed goed uit te kloppen. Zo droogt het sneller, maar het wasgoed is later ook makkelijker te strijken. Droogtrommel Doe je het wasgoed in de droogtrommel om te drogen, dan heb je veel tijdwinst. Het wasgoed kreukt minder snel wanneer het droog is. Bij het drogen van het wasgoed in een droogtrommel komen pluizen vrij. De pluizen worden opgevangen in het pluizenfilter, die je elke keer na gebruik moet reinigen. Niet al het wasgoed kan in de droger. Kijk goed wat er op het etiket staat vermeld. Wanneer er een kruis door het droogtrommelsymbool staat, dan mag het kledingstuk niet in de droogtrommel. Je stopt maximaal ĂŠĂŠn lading wasgoed vanuit de wasmachine in de droogtrommel. Je haalt meteen het wasgoed uit de droogtrommel als het droog is. Dit voorkomt kreukvorming. Het gebruik van de droogtrommel kost wel veel energie. Er zijn verschillende soorten wasdrogers
gh
ri
py
Co
Wasdroger (droogtrommel) Een wasdroger is bedoeld om het wasgoed automatisch te laten drogen. Het vochtige wasgoed uit de wasmachine wordt in de trommel gedaan. Tijdens het ronddraaien van de trommel wordt er warme lucht door het wasgoed geblazen.
t
Afvoerdroger Bij een afvoerdroger wordt de afvoerlucht uit het wasgoed door een slang of buis naar buiten afgevoerd. De buis of slang moet naar buiten worden geleid door een raam, een deur of door een gat in de muur.
Ed
u' Ac
Condensdroger Bij een condensdroger wordt de vochtige afvoerlucht in een opvangbakje opgevangen. Het opvangbakje moet je regelmatig leeggooien. Het voordeel van een condensdroger is dat je geen afvoerbuis of slang naar buiten hebt. Je kunt een condensdroger op alle plaatsen in het huis neerzetten.
48
Het wasgoed blijft nog een beetje vochtig, zodat je het makkelijk kunt strijken.
De was verzorgen
ef
Strijkdroog
ti
Iedere wasdroger werkt automatisch. Je kunt instellen hoe droog je het wasgoed wilt hebben. Kastdroog Het wasgoed wordt zo droog dat het direct de kast in kan.
Droogtijd Je kunt de droger ook instellen op een bepaalde tijd. Het wasgoed is dan nog niet helemaal droog en je kunt het wasgoed daarna ophangen of liggend laten drogen. Niet ieder kledingstuk kan in de droger. Let daarom goed op het behandelingsetiket. Op het behandelingsetiket staat of het kledingstuk in de droger kan of niet. Drogen aan de waslijn Drogen aan de waslijn kost geen energie en is dus goedkoper. Ook een voordeel van drogen aan de waslijn is dat het wasgoed minder kreukt. Zorg ervoor dat de waslijn droog en schoon is voordat je het wasgoed aan de waslijn ophangt. Broeken kun je aan de broekspijpen ophangen en T-shirts aan de onderkant. Zorg ervoor dat je het wasgoed een klein stukje om de waslijn heen hangt. Dit voorkomt dat je punten aan het wasgoed krijgt. Drogen aan de waslijn kan zowel binnen als buiten. Overleg met je zorgvrager over het ophangen van het wasgoed. Meestal wil een zorgvrager het wasgoed zó op de waslijn dat privacygevoelig wasgoed niet door alle buren gezien kan worden. Ook kan een zorgvrager die een droogtrommel heeft, ervoor kiezen om sommige kledingstukken aan de waslijn te laten drogen. Informeer dus vooraf altijd naar de wensen en gewoonten.
gh
ri
py
Co t Ed Ac
u' ef
ti © Uitgeverij Edu’Actief b.v.
49
9.
Strijken en opvouwen van het wasgoed
Is het wasgoed schoon en droog, dan moet het meestal opgevouwen of nog gestreken worden. Voor het strijken van wasgoed gelden ook een aantal regels: • Strijk eerst het wasgoed dat op een lage temperatuur gestreken moet worden, daarna het wasgoed dat heter gestreken moet worden. • Wasgoed met een opdruk moet je binnenstebuiten strijken. Ga je met het strijkijzer over de opdruk, dan plakt de opdruk aan het strijkijzer vast. • Wanneer het wasgoed een beetje vochtig is, kun je het beter strijken. • Synthetische stoffen kunnen smelten als je ze te heet strijkt. • Zorg voor een juiste werkhouding door de strijkplank op de juiste hoogte in te stellen. • Voorkom ongelukken met het strijkijzer. Zet de strijkplank op een stabiele ondergrond en laat kinderen nooit alleen in de buurt van een heet strijkijzer. Er zijn verschillende soorten strijkijzers: Droogstrijkijzer Bij dit strijkijzer wordt de strijkzool verwarmd. Hierbij wordt geen water of stoom gebruikt. Stoomstrijkijzer Deze strijkijzers worden het meest gebruikt. Hierbij komt er stoom vrij door de gaatjes in de strijkzool. Hoe meer gaatjes er in de strijkzool zitten, hoe meer stoom er vrijkomt en hoe makkelijker het strijken gaat.
Co
gh
ri
py
Strijkmachine Bij een strijkmachine komt er heel veel stoom vrij waardoor de kreukels sneller verdwijnen. De strijkmachine wordt meestal in instellingen gebruikt.
t Ed Ac
u' ef
ti
Stoomstrijkijzer.
50
De was verzorgen
10.
Groothuishouden
In een instelling wordt de was vaak centraal verzorgd, bijvoorbeeld het linnengoed in een ziekenhuis. Een woonzorgcentrum heeft meestal een linnenkamer. In de linnenkamer komt de vuile was binnen en gaat deze er weer schoon uit. Omdat alle was van de zorgvragers in een grote waszak terechtkomt, is het belangrijk dat een naametiket in de kleding gemaakt wordt. Vooraf moet met de zorgvrager worden overlegd over welke kledingstukken in de was mogen. Instellingen hebben ook wel richtlijnen voor de kleding: hoeveel van elk soort kleding is nodig en welke materialen zijn toegestaan? De zorgverlener doet de vuile was van de zorgvrager in de grote waszak, maar eerst moet altijd met de zorgvrager overlegd worden over of het kledingstuk in de was mag. Voor de meesten is het vanzelfsprekend dat kleding met daarin een vlek in de was gaat. Maar een zorgvrager vindt misschien wel dat het nog een dagje mee kan. De was van alle zorgvragers wordt verzameld in grote waszakken. Meestal begint hier al de fase van de was sorteren. De meeste instellingen hebben hiervoor gekleurde waszakken, bijvoorbeeld wit, rood en blauw. In de witte waszak gaat dan bijvoorbeeld het witte ondergoed, in de rode de gekleurde bovenkleding en in de blauwe het wasgoed dat eigendom is van de instelling, zoals lakens, kussenslopen, handdoeken en washandjes.
py
Co
De waszakken worden naar de linnenkamer gebracht of opgehaald door de linnendienst. In de linnenkamer wordt gecontroleerd of het wasgoed op de juiste manier is gesorteerd.
gh
ri
In de linnenkamer staan geen wasmachines en drogers zoals we die thuis kennen, hier zijn de wasmachines en drogers vele malen groter. Het is professionele apparatuur.
t
Ed
Het wasproces gaat net als thuis, maar dan in het groot: sorteren, wassen, drogen, strijken, opvouwen en eventueel kleine verstelwerkzaamheden.
u'
Ac
Als de was gereed is, wordt het wasgoed gesorteerd op afdeling. Per bewoner wordt het op een linnenkar gelegd of gehangen. De linnenkar met het schone wasgoed gaat terug naar de afdelingen. Hier wordt het wasgoed in de kasten van de zorgvrager gelegd of gehangen. Meestal staat op elke afdeling ook een linnenkast waarin het textiel van de instelling ligt.
ef
ti
Tegenwoordig stappen steeds meer woonzorgcentra en verpleeghuizen over op kleinschalig wonen. Daarbij verdwijnt soms de linnenkamer. Net als bij het bereiden van maaltijden verschuift het werk naar de afdelingen of woonkamers. De bewoners kunnen zo meer bij de dagelijkse huishoudelijke werkzaamheden betrokken worden. Ze kunnen bijvoorbeeld meehelpen bij het opvouwen van de was. Het personeel van de afdeling of woonkamer verzorgt de was. De werkwijze verschuift dan van groothuishouding in de richting van kleinhuishouding. Wel worden er meestal grotere was- en droogmachines gebruikt dan in een privéhuishouden.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
51