05466 spelontwikkeling stimuleren

Page 1

cursus:

Spelontwikkeling stimuleren


> Inhoud > > > > > > > > > > > > > > >

Over deze cursus 3 Spelen is ontwikkelen 6 Spel in de verschillende leeftijdsfasen, spelvormen en spelmaterialen 13 Spelbelemmeringen 17 Interventies 23 Reflectie 26 Theoriebron 1: Wat is spel? 28 Theoriebron 2: Spelontwikkeling 29 Theoriebron 3: Spelvormen 32 Theoriebron 4: Spelmaterialen 34 Theoriebron 5: Spelobservatie 36 Theoriebron 6: Spelstimulering 37 Theoriebron 7: Spelbelemmeringen 39 Theoriebron 8: Spelinterventies 40 Beoordelingsformulier 41

Colofon Uitgeverij

Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail: info@edu-actief.nl Internet: www.edu-actief.nl

Auteurs Wout de Vries en ROC Mondriaan Titel Spelontwikkeling stimuleren Vormgeving Binnenwerk: DBD design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright

978 90 3720 546 6 © 2012 Uitgeverij Edu’Actief b.v.

Eerste druk/tweede oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.


> Over

deze cursus

In deze cursus leer je wat het belang van spel en spelen is voor de intellectuele, sociale, motorische en emotionele ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 16 jaar. Spel is te typeren als de meest vanzelfsprekende bezigheid van het zich veilig voelende kind. Spelen biedt kinderen de mogelijkheid om hun omgeving te ontdekken en om te leren hoe hun leefomgeving in elkaar zit. Kinderen groeien op in de directe omgeving van anderen. Hierdoor leren ze spelenderwijs de nodige sociale vaardigheden. De leeftijd van de kinderen speelt hierin een belangrijke rol. Je leert in deze cursus hoe je als professional door middel van het stimuleren van spelen een bijdrage kunt leveren aan de persoonlijkheidsontwikkeling.

Doelstellingen • • • • • • • • •

Je kunt een omschrijving geven van spel. Je kunt aangeven wat het belang is van spel. Je kunt de spelontwikkeling koppelen aan de verschillende leeftijdsfasen: kleuter (4-6 jaar), schoolkind (612 jaar) en puber (12-16 jaar). Je kunt aangeven welke spelvormen en spelmaterialen geschikt zijn voor de verschillende leeftijdsfasen: kleuter (4-6 jaar), schoolkind (6-12 jaar) en puber (12-16 jaar). Je kunt het doel van verschillende spelvormen en spelmaterialen beschrijven. Je kunt aan de hand van observaties het spel analyseren. Je kunt verschillende interventiemogelijkheden benoemen om de spelontwikkeling van kinderen te stimuleren. Je kunt verschillende interventiemogelijkheden toepassen om de spelontwikkeling van kinderen te stimuleren. Je kunt op basis van een doelgroepanalyse en observaties een spel ontwikkelen dat geschikt is voor de betreffende doelgroep.

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Kijk voor deze punten achter in dit boek. Belangrijke punten bij deze beoordeling zijn: • actieve deelname aan de lessen • nette uitwerking van de opdrachten • correct beroepsproduct • schriftelijke toets.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

3


Je toekomstige collega Naam:

Jeanet Hoogeveen

Werkzaam bij:

Orthopedagogische leefgroep Bergenbuiten

Medewerkers:

6

Werkzaam als:

Groepsleider

Soort werkzaamheden:

Professioneel begeleiden van de bewoners (kinderen/jongeren) in een veilige, voorspelbare en gestructureerde situatie. Dit doen wij als groepsleiding door ervoor te zorgen dat iedere bewoner zich binnen zijn eigen (on)mogelijkheden zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen en dat een verstoorde of vastgelopen ontwikkeling waar nodig en mogelijk verbeterd en op gang wordt gebracht.

Over de werkomgeving:

Een leefgroep waarin maximaal negen jongens en meisjes van verschillende leeftijden (tussen 6 en 18 jaar) 24 uur per dag wonen in een groot woonhuis. Op de leefgroep worden kinderen en jongeren geholpen om weer samen met hun ouders te kunnen leven.

Wat er leuk is aan je werk:

Ieder kind of iedere jongere heeft zijn eigen problemen en mogelijkheden. Afhankelijk van de leeftijd moeten zij andere dingen leren dan een kind dat jonger of ouder is. Wij als groepsleiding behandelen daarom ieder kind of iedere jongere op een manier die het best bij hem past. Het geeft mij in de dagelijkse omgang met deze jongeren voldoening hen te laten ervaren dat ze ertoe doen.

Grootste blunder:

Jonge kinderen de verantwoordelijkheid geven voor dingen die ze nog niet aankunnen, waarvoor ze gewoonweg nog te jong zijn.

Waar je aan werkt:

Ik ben bezig met het organiseren van een weekendprogramma dat we de 'thuisblijvers' kunnen aanbieden. Een ochtend- en middagprogramma met allerlei activiteiten die individueel of in een groep uitgevoerd kunnen worden.

4

Spelontwikkeling stimuleren


Beroepsproduct: Verwerking van een spelvorm Dit beroepsproduct inleveren voor: In een groep van maximaal vier personen bedenk je drie spelen die aansluiten bij de mogelijkheden van de verschillende leeftijdsfasen, respectievelijk: • de kleuter (4-6 jaar) • het schoolkind (6-12 jaar) • de puber (12-16 jaar). Processtappen • Maak een planning en een taakverdeling. • Maak een ontwerp van de uitwerking. • Werk het eindproduct uit. Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap. Eisen aan het beroepsproduct Het beroepsproduct bestaat uit: 1. een beschrijving van de spelen die worden bedacht 2. de beginsituaties van de groepen waarvoor de spelen worden bedacht 3. de problemen die de deelnemers (kunnen) tegenkomen bij deze spelen 4. de doelstelling(en) van de spelen 5. de introductie(s) van de spelen 6. de tijdsplanning van de spelen, één activiteit of een opeenvolgende reeks van activiteiten die uiteindelijk leidt tot het spelen van de spelen 7. een opsomming van de materialen die nodig zijn voor het spelen van de spelen 8. een uitleg van de materialen die nodig zijn voor het spelen van de spelen 9. de beschrijvingen van de begeleidingsvormen die gebruikt worden om het voor iedere deelnemer mogelijk te maken het/de uiteindelijke doel(en) te bereiken door de kleine stappen die vooraf, tijdens en na afloop van het spel gezet worden te benoemen 10. een beschrijving van de wijze waarop je de deelnemers wilt gaan stimuleren en actief wilt betrekken bij het spel.

Taal • • • •

Taal

Taal

Werkmodel: Samenwerkingscontract op www.factor-e.nl

Maak een planning voor deze cursus. Maak eerst een planning voor de beroepsproducten. Werkmodel: Cursusplanning op www.factor-e.nl

Taal

Neem deze cursus door en onderstreep de woorden die je niet kent. Noteer deze woorden in de woordenlijst achterin en zet de betekenis erbij. Nieuwe onbekende woorden die je tegenkomt tijdens deze cursus voeg je toe aan de woordenlijst. Na afloop van de cursus neem je dit overzicht op in je taalportfolio.

Werkmodel: Woordenlijst op www.factor-e.nl

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

5


> Spelen

is ontwikkelen

Doelstellingen • •

Je kunt een omschrijving geven van spel. Je kunt aangeven wat het belang is van spel.

Opdracht 1: Spelen Niemand kan zeggen: ‘‘Ik heb nog nooit gespeeld.’’ Iedereen heeft gespeeld en eigenlijk kunnen we wel zeggen dat we het nog steeds doen. Wel is de spelvorm door de jaren heen veranderd. Maar wat is een goede omschrijving van 'spel'? •

Theoriebron 1: Wat is spel?

Geef vijf concrete voorbeelden van verschillende spelen. 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 3. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 4. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 5. ___________________________________________________________________________________________________________________________

Leg uit wat het kenmerkende is van de door jou genoemde spelen. 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 3. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 4. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 5. ___________________________________________________________________________________________________________________________

Hoe zou jij het begrip 'spel' omschrijven? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 2: Mijn eigen spel door de jaren heen Als je ouder wordt, verandert het spel. Een kleuter speelt anders dan een schoolkind, een schoolkind doet weer andere spelletjes dan een puber. •

Geef twee concrete voorbeelden van een spel dat past bij de onderstaande ontwikkelingsfasen. Kleuter: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________

6

Spelontwikkeling stimuleren

Theoriebron 2: Spelontwikkeling


Schoolkind: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ Puber: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ •

Leg uit wat het kenmerkende is van de door jou genoemde twee voorbeelden. Aan welke ontwikkelingsgebieden of functies levert het spel een belangrijke bijdrage? Kleuter: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ Schoolkind: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ Puber: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 3: Overal wordt gespeeld Gespeeld wordt er overal, binnen en buiten. Thuis wordt gespeeld, maar ook in de buitenschoolse opvang, op school, op het speelveld of plein, op straat, in de garage en waar dan ook. Kortom: elke ruimte is geschikt of geschikt te maken om te spelen. •

Theoriebron 3: Spelvormen

Noem vijf locaties waar jij hebt gespeeld. Locaties: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 3. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 4. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 5. ___________________________________________________________________________________________________________________________

Geef vijf voorbeelden van spelen die jij leuk vond om te spelen op de door jou genoemde locaties en leg uit waarom. Voorbeelden: 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 3. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 4. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 5. ___________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

7


Opdracht 4: Ieder kind is anders!? Ieder mens is uniek, ieder kind is anders. Toch zijn er enorm veel overeenkomsten. Spel en spelen zijn van alle tijden. Iedereen doet het, niemand uitgezonderd. •

Bespreek samen met drie klasgenoten jouw antwoorden van opdracht 3. -------------

Vergelijk en bespreek de locaties waar jullie in je jonge jaren speelden. Vergelijk en bespreek de voorbeelden van de spelen. Waarom is er sprake van spelen? Wat zijn jullie conclusies? Is er sprake van overeenkomsten? Zo ja, welke? Zijn er ook verschillen? Zo ja, wat zou daarvoor de reden kunnen zijn?

Opdracht 5: Spelende kinderen Het spel verandert door de jaren heen. Jaren terug was het heel gewoon om op straat te spelen. Door het toenemende verkeer is dit tegenwoordig niet zonder gevaar. Als je overdag buiten bent, kun je spelende kinderen tegenkomen. Als je zo geen voorbeelden weet te noemen, moet je op onderzoek uit. •

Geef twee concrete voorbeelden van locaties waar kinderen spelen. 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________

Leg uit waarom volgens jou op die twee locaties sprake is van een spelsituatie. 1. ___________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ___________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 6: Is er sprake van een spelsituatie? Gebruik in deze opdracht de gegevens die je in opdracht 5 hebt verzameld. • •

Bespreek samen met een medestudent de uitgekozen spelsituaties en de bijbehorende motivatie. Geef elkaar feedback op de gekozen situaties en de bijbehorende motivaties.

Opdracht 7: Nationale Straatspeeldag Sinds 1994 wordt in Nederland elk jaar een Nationale Straatspeeldag gehouden. Op die dag worden in ons land straten in verschillende gemeenten afgesloten voor verkeer. Doel hiervan is kinderen er zonder gevaar naar hartenlust te laten spelen. De dag is een echte actiedag met spandoeken, folders, ouders en natuurlijk veel spelende kinderen op straat. Door het afsluiten van de straten wordt de aandacht gevraagd van omwonenden, de gemeente en voorbijgangers. Elke straat, buurt of school kan meedoen om zo de eigen omgeving veiliger en kindvriendelijker te maken.

8

Spelontwikkeling stimuleren

Zie voor meer informatie www.factor-e.nl


Wat vind jij van het initiatief van de Nationale Straatspeeldag? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________

Ga na of de gemeente of buurt waar jij woont, deelneemt aan de Nationale Straatspeeldag. Zo ja, wat waren de motieven om hieraan mee te doen? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________

Zo nee, waarom doet jouw buurt of gemeente hieraan niet mee? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 8: Vraaggesprek met de oudere •

Bedenk in tweetallen vragen die je gebruikt voor een vraaggesprek (interview). Het moeten vragen zijn om een goed beeld te krijgen van spelen in het algemeen en de spelen die de geïnterviewde vroeger speelde in het bijzonder. Bijvoorbeeld: hoe er vroeger werd gespeeld, wat voor soort spelen of spelletjes gedaan werden, wat voor speelgoed, hoe het spelen beleefd werd. Kortom: voer een gesprek waardoor je een duidelijk beeld krijgt van het spel en de spelen van de oudere generaties.

Dit gesprek voer je twee keer, één keer met één of meer personen die de leeftijd van je ouders hebben en één keer met één of meer personen die de leeftijd van je grootouders hebben.

Theoriebron 4: Spelmaterialen

Vragen: ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Maak van dit gesprek aan de hand van de antwoorden op de gestelde vragen een verslag.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

9


Opdracht 9: Spel in verschillende situaties Als kinderen vrij spelen op een schoolplein of speelveld, gebeurt er veel. Bijvoorbeeld bezig zijn met het spel, reageren op elkaar, onderling communiceren, omgaan met eventuele aanwezigen en reageren op wat in hun directe omgeving gebeurt. Door hiernaar te kijken krijg je veel bruikbare informatie over de betreffende personen. •

Kies uit de onderstaande lijst twee situaties waarin jij kleuters (4-6 jaar), schoolkinderen (6-12 jaar) of pubers (12-16 jaar) tijdens een spelsituatie gaat observeren: een speeltuin een zandbak een zwembad een speelweide/-veld/-plein(tje) een sportveld aan tafel tijdens een gezelschapsspel een schoolplein de tuin een speellokaal, gymzaal of sporthal een door jou uit te kiezen plaats die je duidelijk beschrijft. Motiveer waarom jij deze situaties gekozen hebt om te observeren.

Werkmodel: Observatieplan op www.factor-e.nl

Theoriebron 5: Spelobservatie

Theoriebron 6: Spelstimulering

________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Waarom vind jij dat hier sprake is van spelen? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________

Maak van beide situaties een observatieverslag van maximaal één A4’tje waarin je aangeeft wat je ziet van de volgende ontwikkelingsgebieden: --- lichamelijke ontwikkeling --- motorische ontwikkeling --- zintuiglijke ontwikkeling --- sociale ontwikkeling --- emotionele ontwikkeling.

Maak van de volgende theoriebronnen één samenvatting. Zorg ervoor dat de samenvatting niet groter wordt dan twee A4’tjes: --- Theoriebron 1: Wat is spel? --- Theoriebron 3: Spelvormen --- Theoriebron 4: Spelmaterialen.

10

Spelontwikkeling stimuleren

Werkmodel: Samenvatting schrijven op www.factor-e.nl


Opdracht 10: Puzzelbegrippen •

Maak de volgende puzzel op de volgende pagina. Alle woorden hebben betrekking op het belang van spel en/of spelen voor de ontwikkeling van het kind. Niet alle letters worden gebruikt. De woorden in de puzzel staan horizontaal, diagonaal, verticaal of van achter naar voren, van boven naar beneden of omgekeerd. In totaal zijn er 46 woorden in de puzzel verwerkt.

Geef van vijftien gevonden woorden aan welke relatie zij hebben met spel en/of spelen. Motiveer je antwoord. 1. _________________________________________________________________ 2. _________________________________________________________________ 3. _________________________________________________________________ 4. _________________________________________________________________ 5. _________________________________________________________________ 6. _________________________________________________________________ 7. _________________________________________________________________ 8. _________________________________________________________________ 9. _________________________________________________________________ 10. ________________________________________________________________ 11. ________________________________________________________________ 12. ________________________________________________________________ 13. ________________________________________________________________ 14. ________________________________________________________________ 15. ________________________________________________________________

Bespreek samen met een medestudent de antwoorden.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

11


D

T

N

E

P

E

O

R

G

N

I

D

E

O

V

P

O

Z

B

A

S

L

S

T

I

M

U

L

E

R

E

N

N

Q

F

L

N

I

A

R

R

E

P

P

O

L

I

R

Y

S

O

N

E

I

S

A

T

N

A

F

E

O

E

M

E

R

E

T

L

U

D

I

N

B

O

A

W

T

N

O

D

D

L

R

O

T

S

Q

A

G

P

V

E

I

O

T

I

U

P

U

U

A

E

V

I

F

R

D

A

E

R

C

G

N

W

J

K

I

A

T

O

N

N

M

Z

A

E

T

I

Z

O

F

N

N

D

E

K

G

S

E

N

T

I

O

X

M

T

S

C

E

B

B

I

P

M

T

E

E

S

N

E

M

O

T

I

E

U

R

O

L

L

E

N

S

P

E

L

N

E

W

L

P

W

O

C

V

E

M

S

S

E

C

O

F

S

G

I

G

N

E

A

H

E

R

H

A

L

E

N

C

E

A

L

L

H

W

N

E

S

A

I

A

I

I

C

L

K

B

T

H

M

S

E

M

G

I

G

C

P

E

R

W

O

E

L

L

D

S

H

A

N

E

B

I

V

T

S

T

E

I

E

S

B

K

G

E

D

M

C

P

P

I

I

E

P

L

A

N

L

T

T

R

S

R

G

N

R

V

M

S

Y

B

G

T

F

G

C

E

I

N

A

D

E

E

E

O

P

D

X

S

A

M

E

N

A

A

H

M

N

E

M

L

R

W

V

S

B

L

S

P

O

R

T

E

N

L

T

O

S

G

L

K

V

L

O

C

B

E

G

E

L

E

I

D

E

N

E

M

T

I

E

N

E

V

E

A

K

E

M

L

K

R

E

B

U

P

R

R

R

L

P

P

R

R

L

M

B

B

L

E

G

E

R

L

E

P

S

R

U

L

S

P

E

L

T

H

E

R

A

P

I

E

R

K

Q

A

T

E

C

E

12

Spelontwikkeling stimuleren


> Theoriebron

1: Wat is spel?

Over spel en spelen valt veel te zeggen, er is veel over geschreven en er wordt soms verschillend over gedacht. Spel en spelen hebben veel functies. Ieder mens heeft ermee te maken. Voor het kind is het spel een wezenlijke relatie tot zijn wereld. Spelen is niet alleen spelen met speelgoed, praten, rennen, zingen, kruipen en dansen. Het zijn ook de manieren waarop een kind speelt. Spelen is belangrijk voor de persoonlijkheidsontwikkeling van een kind. Spelen heeft direct invloed op de intellectuele, sociale, motorische en emotionele ontwikkeling. Door te spelen ontdekt het kind de omgeving. Het leert hoe de leefomgeving in elkaar zit, hoe de aanwezige mensen reageren. De leeftijd van het kind speelt hierin een belangrijke rol. Het jonge kind leert vooral door te doen, door te ontdekken hoe iets in elkaar zit, hoe iets kan, maar ook hoe het niet moet. Het leren begint met de zintuiglijke ontwikkeling, gekoppeld aan de motorische ontwikkeling. Een baby draait met het hoofd naar het geluid, pakt dingen met de volle hand en stopt het in de mond. Bij het ouder worden breidt de omgeving zich uit. Eenmaal uit de box wordt de wereld vergroot: ze 'tijgeren' en kruipen over de vloer, beginnen te lopen. Lopen leren ze letterlijk door vallen en opstaan. Ze gaan sneller lopen, rennen, klimmen enzovoort. De grove motoriek wordt steeds meer verfijnd. Leren is groeien, ontwikkelen. Letterlijk door vallen en opstaan, door 'trial and error'. Alle ervaringen dragen hun steentje bij aan de verdere ontwikkeling van het kind. Kinderen zijn meestal niet lang alleen want volwassen zijn voortdurend in de buurt, en soms ook andere kinderen. Door de aanwezigheid van anderen leren kinderen spelenderwijs de nodige sociale vaardigheden. Dit spelen biedt kinderen de gelegenheid te experimenteren met hun gedrag. Eigenlijk verblijven kinderen door te spelen in een dubbelzinnige wereld. Voor de beleving van het kind valt de gewone werkelijkheid, de wereld van alledag, weg. De 'gewone' wereld blijft wel als achtergrondbeleving aanwezig; het kind weet dat het speelt. De speeldingen zijn geen realiteiten, ze zijn slechts 'net echt', dus dubbelzinnig. Doordat de bekende vertrouwde wereld als achtergrond aanwezig blijft, weet het kind zich verzekerd van een veilig toevluchtsoord. In het spel trekken alle vaste afspraken van het gewone leven zich terug op de achtergrond: • besef van tijd • besef van de relatie volwassene-kind • aangeleerde gewoontes. Het kind schept, tijdelijk, zijn eigen betekenissen. Het kind komt terecht in een fantasiewereld. Het spel is dubbelzinnig, niet echt, 'net alsof'. Het blijft steeds een spel met reële objecten, tastbaarheden en speelgoed. Het 'dingkarakter' van het speelgoed herinnert het kind aan de werkelijkheid van alledag. Een rij stoelen is in het spel bijvoorbeeld een trein. Toch weet het kind dat het enkele stoelen zijn die in een rij gezet zijn. Zo ook bijvoorbeeld een omgekeerde tafel die als boot gebruikt wordt. Als het kind het werkelijkheidskarakter in een spel zou vergeten, dus als het bijvoorbeeld 'echt' denkt dat de rij stoelen een trein is, speelt het kind niet meer.

28

Spelontwikkeling stimuleren


> Beoordelingsformulier Naam deelnemer: Namen groepsleden:

Groep: Docent: Blok: Cursus: Onderwerp: Beoordeling

Criteria

Beroepsproduct

Processtappen • taakverdeling en planning • ontwerp verwerking van een spelvorm • uitwerking van het eindproduct.

Beroepsproduct

Verwerking van spelvorm 1 • beschrijving van het spel • beginsituatie van de groep • problemen van deelnemers • doelstelling(en) van het spel • introductie van het spel • tijdsplanning van het spel • opsomming benodigde spelmaterialen • uitleg benodigde spelmaterialen • beschrijving begeleidingsvormen • evaluatie van het spel.

Voldoende

Onvoldoende

Verwerking van spelvorm 2 • beschrijving van het spel • beginsituatie van de groep • problemen van deelnemers • doelstelling(en) van het spel • introductie van het spel • tijdsplanning van het spel • opsomming benodigde spelmaterialen • uitleg benodigde spelmaterialen • beschrijving begeleidingsvormen • evaluatie van het spel.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

41


Beoordeling

Criteria

Beroepsproduct

Verwerking van spelvorm 3 • beschrijving van het spel • beginsituatie van de groep • problemen van deelnemers • doelstelling(en) van het spel • introductie van het spel • tijdsplanning van het spel • opsomming benodigde spelmaterialen • uitleg benodigde spelmaterialen • beschrijving begeleidingsvormen • evaluatie van het spel.

Actieve deelname in de les

• • •

Opdrachten

• • •

Mondeling en schriftelijk taalgebruik

Voldoende

Onvoldoende

Student was voldoende aanwezig. Student leverde een positieve bijdrage in zijn groepje. Student leverde een actieve bijdrage in de les. De taalopdrachten zijn ingeleverd en beoordeeld. De opdrachten voor de cursus zijn goed en netjes uitgewerkt. De eigen evaluatie is ingevuld en besproken.

Mondeling taalgebruik Schriftelijk taalgebruik • De teksten zijn in correct Nederlands geschreven.

Overig

Eindbeoordeling

Onvoldoende

Voldoende

Datum: ..............................

Paraaf docent:

Paraaf deelnemer:

………………………………..

………………………………..

42

Spelontwikkeling stimuleren

Goed

>


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.