1e proef ouderenzorg, geriatrie

Page 1

Cursus Ouderenzorg, geriatrie


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Wijtske van den Berg-Spoelstra Inhoudelijke redactie: Bapke Westhoek Titel: Ouderenzorg, geriatrie ISBN: 9789037233971 ©

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudshopgave Over deze cursus OriĂŤntatie Geriatrie

4

7 8

Ouderenzorg

14

De oudere met psychosociale problemen Polyfarmacie, wat is dat?

19

23

Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen Ondervoeding en de gevolgen daarvan

45

Theoriebron Geriatrie

47

Theoriebron Ouderenzorg

33

37

Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere Reflectie en evaluatie

28

41

49

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat?

51

54

Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

56

Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

59

Theoriebron Ondervoeding

62

Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere

64

3


Over deze cursus

Over deze cursus Inleiding De cursus ouderenzorg, geriatrie gaat zowel over de zorg voor ouderen in het algemeen als over de zorg voor ouderen met verschillende ziekten. Bij deze cursus staat de lichamelijke problematiek op de voorgrond. De psychogeriatrie staat hierbuiten; dat is een aparte cursus.

Leerdoelen Je kunt: • uitleggen wat geriatrie is en wat gerontologie is, de zorgcategorie beschrijven en indelen, en uitleggen tegen welke problemen, beperkingen en risico’s ouderen en geriatrische cliënten aanlopen • de zorg voor ouderen en geriatrische cliënten in Nederland beschrijven (inclusief visie en doelstelling), en de ontwikkelingen van verleden tot heden • uitleggen hoe je ouderen moet verzorgen bij wie (psycho)sociale problemen centraal staan • uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie polyfarmacie centraal staat • uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie problemen met de mobiliteit centraal staan • uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie incontinentieproblemen centraal staan • uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie voedingsproblemen centraal staan • uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie gezichts- en/of gehoorproblemen centraal staan.

Een belangrijke taak van je werk is de zorg bespreken met de oudere.

4


Over deze cursus

Beoordeling Beoordelingsformulier <

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Dit wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

Planning Planningsformulier <

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Beroepsproduct: Het belang van risicosignalering (2) Casus Deze opdracht doe je in tweetallen. Jullie geven een klinische les aan je toekomstige collega’s (jullie medestudenten) over het belang van risicosignalering. Hierbij volgen jullie de volgende stappen: 1. Bestudeer het beoordelingsformulier en de eisen aan de uitvoering, zodat jullie weten waaraan de opdracht moet voldoen. 2. Jullie beginnen met het bepalen van de doelen van de les. Wat willen jullie met deze klinische les bereiken bij jullie toekomstige collega’s? Stel jezelf vier doelen. 3. Verzin een titel. 4. Bedenk welke drie werkvormen jullie willen gebruiken: een PPT, een quiz, een casus, een discussie met stellingen, een kort YouTube-filmpje. Zorg dat de klinische les interactief is. Denk hierbij ook na over de hulpmiddelen die jullie nodig hebben, en of jullie deze tot jullie beschikking hebben. 5. Beschrijf hoe jullie de presentatie gaan afsluiten en evalueren. – Het is belangrijk dat jullie collega’s actief deelnemen. – Welke vragen stellen jullie aan je collega’s? – Bepaal hoe jullie vaststellen of jullie je doelen bereikt hebben. – Hoe gaan jullie de les evalueren? 6. Bespreek jullie ideeën met de docent. Als de docent akkoord is, kunnen jullie de opdrachten uitwerken. Plan een datum waarop jullie dit beroepsproduct presenteren. Vul deze datum in op je planningsformulier.

5


Over deze cursus

Eisen aan de uitvoering Maak een planning en een taakverdeling voor het beroepsproduct. Je gaat nu onderling de taken verdelen. Gebruik hierbij Werkmodel Samenwerkingsovereenkomst en werkmodel Planning. Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct Je beroepsproduct wordt beoordeeld op de volgende punten: Criteria beroepsproduct De student: 1. geeft vier redenen waarom risicosignalering bij ouderen belangrijk is 2. beschrijft de zeven verplichte risicosignaleringsgebieden die door de Inspectie voor de Gezondheidszorg zijn gesteld 3. demonstreert hoe risicosignalering uitgevoerd wordt 4. beschrijft van vijf risicogebieden genoemd in punt 2 ten minste één interventie. Criteria uitvoering processtappen De student: 1. noemt minstens vier doelen die hij bereikt wil hebben bij collega’s na deze les 2. gebruikt drie verschillende werkvormen tijdens de klinische les 3. stimuleert inbreng van deelnemende collega’s door tussendoor vragen te stellen 4. evalueert met deelnemers of de doelen zijn bereikt. Criteria deelname onderwijs De student: 1. neemt actief deel aan de lessen 2. levert een evenredige bijdrage aan de uitvoering van groepsopdrachten 3. levert een evenredige bijdrage aan het maken van het beroepsproduct 4. heeft alle verwerkings- en oefenopdrachten uitgevoerd 5. spreekt correct Nederlands 6. levert werk in waarin het schriftelijke taalgebruik voldoet aan niveau 2F van het Referentiekader Taal.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Als ik dit onderwerp hoor, dan wil ik … Schrijf het onderwerp van de cursus op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je ‘Dit weet ik al’, boven de tweede kolom schrijf je ‘Dit wil ik leren’. Onderwerp: Dit weet ik al

Opdracht 2

Dit wil ik leren

Boodschappenlijstje Op het bord staat het onderwerp (Cursus Ouderenzorg, geriatrie) van deze les. Iedereen krijgt een kladblaadje en noteert boven aan het kladblaadje het woord dat op het bord staat met een streep eronder. Onder de streep schijf je nu een woord/feit dat bij het onderwerp hoort. Je geeft je kladblaadje vervolgens door naar links. Op het kladblaadje dat je nu voor je hebt liggen, schrijf je weer een woord/feit. Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door totdat je je eigen kladblaadje weer terug hebt of de docent zegt dat er gestopt gaat worden. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes komen te staan. Als je echt niks nieuws weet toe te voegen, zet je een kruisje op het kladblaadje. Wist je veel woorden/feiten bij het onderwerp te bedenken? Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?

Opdracht 3

Heb je ervaring met? Heb jij ervaring met het bieden van ondersteuning aan ouderen? Beschrijf je ervaring in een kort verslag aan de hand van onderstaande vragen: • Waar heb je de ervaring opgedaan? • Waarom had de oudere ondersteuning nodig? • Hoe heb je de ondersteuning geboden? • Kwam je problemen tegen en hoe heb je die eventueel opgelost?

7


Geriatrie

Geriatrie Inleiding Gerontologie is de wetenschappelijke studie van de ouder wordende mens. Geriatrie is het specialisme waarmee de oudere cliënt met verschillende aandoeningen te maken krijgt. De geriatrische cliënt is 75 jaar of ouder. Door de hoge leeftijd zijn deze mensen kwetsbaar en lopen ze risico’s. Een van de taken van de hulpverlener is risico’s signaleren.

Leerdoelen Hoofddoel Je kunt uitleggen wat geriatrie en gerontologie inhouden, de zorgcategorie beschrijven en indelen, en uitleggen tegen welke problemen, beperkingen en risico’s ouderen en geriatrische cliënten aan lopen.

Subdoelen: Je kunt: • uitleggen wat gerontologie is en wat geriatrie is • beschrijven welke cliënten bij deze categorie horen • benoemen met welke mogelijke problemen, beperkingen en risico’s ouderen te maken hebben • de taken van de hulpverlener beschrijven bij de oudere cliënt met problemen, beperkingen en risico’s • risico’s signaleren met gegeven informatie.

Opdracht 1 Theoriebron Geriatrie <

Mijn mening Lees Theoriebron Geriatrie. Geef je mening over de volgende stellingen. a. Ouderen horen zelf bij te dragen aan voorzienbare kosten die horen bij de levensfase, zodat de medische zorg betaalbaar blijft.

b. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor een gezonde oude dag.

c. Het sociale netwerk van de cliënt moet altijd de mantelzorger ondersteunen.

8


Geriatrie

Opdracht 2 Theoriebron Geriatrie <

Woordspin Lees Theoriebron Geriatrie. ‘Bij het woord geriatrie denk ik aan ...’ Maak met de hele klas een woordspin. Kies iemand die op het bord schrijft. De woordspin gaat over het onderwerp geriatrie.

Opdracht 3 Theoriebron Geriatrie <

Zorgcategorieën Vul de tekst aan en kies hierbij uit de volgende woorden: • • • • • • • • • • • • • • •

chronisch zieke evaluatie geriater geriatrie gerontologie gerontoloog groter kleiner lichamelijk psychisch psychogeriatrische revaliderende risicosignalering signaleringslijsten sociaal

De oudere cliënt die al diabetes heeft en dan ook nog een longontsteking oploopt, krijgt in het ziekenhuis te maken met de ‘geriatrie’ genoemd. De

. In het ziekenhuis wordt de afdeling houdt zich bezig met vraagstukken die niet over

ziekten gaan, maar bijvoorbeeld over het wonen van de oudere mens. In de ouderenzorg heb je te maken met drie categorieën cliënten. De oudere cliënt die in een zorghotel komt omdat hij zich nog niet alleen thuis kan redden, hoort bij de categorie revaliderende cliënten. De oudere cliënt die aan diabetes lijdt en zichzelf niet zelf kan injecteren omdat hij de hoeveelheid niet meer goed kan aflezen, hoort bij de categorie cliënten. De oudere cliënt die dementerend is hoort bij de categorie cliënten. De laatste jaren wordt de groep oudere mensen met een hoge leeftijd

.

Wanneer mensen een hoge leeftijd bereiken, ervaren zij niet alleen op gebied klachten, maar kunnen zij ook op

en

gebied

problemen krijgen. Zij missen hun vrienden van vroeger en worden daardoor somber. Een van de taken van de hulpverlener is het uitvoeren van een

, waardoor hij

zicht krijgt op problemen of dreigende problemen die de oudere cliënt heeft. Hierbij worden signaleringslijsten gebruikt.

9


Geriatrie

Opdracht 4 Theoriebron Geriatrie <

Beweringen juist of onjuist? Lees Theoriebron Geriatrie. Geef bij de beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze. a. Een geriatrische patiënt heeft een hoge biologische leeftijd en woont daarom in een verpleeghuis. Juist / onjuist

b. Een oudere die regelmatig kleine hersenbloedingen heeft, zal door zijn lichamelijke beperkingen behandeld worden door een gerontoloog. Juist / onjuist

c. In Nederland zijn er steeds meer mensen die werken, zodat er steeds minder mensen zijn die behoefte hebben aan zorg. Juist / onjuist

d. De sociale contacten die ouderen hebben, hebben indirect ook invloed op hun lichamelijk welzijn. Juist / onjuist

e. Niet langer controle hebben over het eigen leven is een van grootste risico’s voor ouderen om depressief te worden. Juist / onjuist

Opdracht 5 Theoriebron Geriatrie <

Risico’s Lees de Theoriebron Geriatrie en beantwoord de volgende vragen. a. Beschrijf welke gezondheidsrisico’s de oudere cliënt loopt.

b. Beschrijf hoe je deze risico’s signaleert.

10


Geriatrie

c. Beschrijf waarom instellingen verplicht zijn een risicosignalering bij te houden.

d. Welke drie stappen moet je nemen bij het signaleren van risico’s?

Opdracht 6 Theoriebron Geriatrie <

Mevrouw Rol Lees de Theoriebron Geriatrie en de casus en beantwoord de vragen. Mevrouw Rol is 93 jaar en woont alleen in een aanleunwoning. Ze is al dertig jaar weduwe en heeft vier getrouwde kinderen, die minstens een uur rijden van mevrouw vandaan wonen. Verder weet je niets van mevrouw Rol. a. Bedenk alle mogelijke risico’s waaraan je zou kunnen denken bij deze mevrouw. Leg uit waarom je aan deze risico’s denkt.

b. Beschrijf hoe jij als hulpverlener te werk zou gaan als jij de opdracht krijgt om naar Mevrouw Rol toe te gaan. Zij heeft niet eerder zorg gehad van een hulpverlener, maar zegt dat ze steeds meer moeite heeft met haar persoonlijke verzorging.

11


Geriatrie

Opdracht 7 Theoriebron Geriatrie <

Hoe doen we dit? Lees de Theoriebron Geriatrie om de volgende vragen te kunnen beantwoorden. a. Wat betekent risicosignalering?

b. Op welke thema’s inspecteert de Inspectie voor de Gezondheidszorg?

c. Wanneer ga je de risico’s in kaart brengen?

d. Welke stappen zet je?

e. Wie worden betrokken bij risicosignalering?

f. Wie bepaalt hoe de risicosignalering moet worden uitgevoerd?

Opdracht 8 Theoriebron Geriatrie < Filmpje Mevrouw Bogers van RTV Rijnmond Extra <

12

Mevrouw Bogers Lees de Theoriebron Geriatrie en bekijk het filmpje Mevrouw Bogers van RTV Rijnmond Extra, tot 13:50 min. Bespreek in een groepje van vier studenten de vragen. Schrijf je antwoord op. a. Welk(e) mogelijk(e) risico(’s) signaleer je?


Geriatrie

b. Wat kun/zou je doen? Denk samen na over de vervolgstappen die je zou nemen bij elk van de gevonden risico’s.

13


Ouderenzorg

Ouderenzorg Inleiding De zorg voor de oudere cliënt is vooral het aanvullen van wat de oudere niet (meer) kan. Het beleid van de overheid gaat over het zo veel mogelijk behouden van de eigen regie. Met stimulans, aanwijzingen en hulp waar dit nodig is, woont de oudere zo lang mogelijk zelfstandig. Vijftig jaar geleden was de zorg heel anders georganiseerd.

Leerdoelen Hoofddoel: Je kunt de zorg voor ouderen en geriatrische cliënten in Nederland beschrijven (inclusief visie en doelstelling), en de ontwikkelingen van verleden tot nu.

Subdoelen: Je kunt: • benoemen waaruit de zorg voor ouderen kan bestaan • beschrijven welke georganiseerde zorg er in Nederland bestaat voor ouderen • de visie en de doelstelling beschrijven van de zorg voor ouderen die de overheid op dit moment hanteert in Nederland • nieuwe ontwikkelingen in de ouderenzorg opnoemen • een vergelijking maken tussen de zorg voor de oudere: 100-50 jaar geleden en nu.

Opdracht 1 Theoriebron Ouderenzorg <

Overheid Lees theoriebron Ouderenzorg en beantwoord de vragen. a. Waarom zou de overheid stimuleren dat de oudere zo lang mogelijk zelfstandig blijft wonen?

b. Welke hulp is beschikbaar voor de oudere die niet zelfredzaam is?

14


Ouderenzorg

c. Vind je zelf dat dit goed geregeld is? Leg je antwoord uit.

d. Heb je andere ideeĂŤn die in de praktijk veel beter zouden zijn?

e. Ken je zelf mensen die hulp vanuit de Wmo krijgen? Welke hulp is dit?

Opdracht 2 Theoriebron Ouderenzorg <

Zelfredzaamheid Bekijk het filmpje over zelfredzaamheid in de zorg, lees de theorie en beantwoord de vragen. a. Wat gebeurt hier? Kun je uit het filmpje opmaken wat deze meneer hier zelf van vindt?

Filmpje Zelfredzaamheid in de zorg < Filmpje Hulpmiddelen bij zelfredzaamheid <

b. Bekijk het filmpje Hulpmiddelen bij zelfredzaamheid van Icare Zorg. Beschrijf in maximaal twee zinnen wat je ziet in het filmpje.

c. Welke hulpmiddelen zie je in dit filmpje?

d. Welk voordeel heeft mevrouw van deze hulpmiddelen?

e. Welke nadelen geeft mevrouw aan?

15


Ouderenzorg

Opdracht 3 Theoriebron Ouderenzorg <

Regels en wetten Lees de theoriebron en beantwoord de vragen. Vul volgende zinnen aan en kies hierbij uit de volgende woorden: • dagbesteding • domotica • gemeente • huishoudelijke hulp • persoonsgebonden budget (pgb) • respijtzorg • verpleegkundige zorg • vervoer in de regio • Wet langdurige zorg • Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) • zelfstandig • Zorgverzekeringswet. De overheid stimuleert dat de oudere zo lang mogelijk

blijft wonen.

Voor mensen die niet zelfredzaam zijn, is de

verantwoordelijk om hulp

te bieden. Deze gemeentelijke hulp wordt geregeld vanuit de . Twee voorbeelden van ondersteuning van wat er geregeld kan worden via de gemeente zijn

en

.

Wanneer de oudere zelf wil kunnen kiezen welke rolstoel hij wil hebben, kan hij dit regelen via een

.

Vanuit de Zorgverzekeringswet wordt de

vergoed. Mensen die in een

verpleeghuis verblijven, krijgen de zorg vergoed door de De overheid vindt ook dat er steeds meer

. ingezet moet worden. Een

voorbeeld hiervan is het automatisch aan- en uitschakelen van het licht. Wanneer een mantelzorger tijdelijk de gebruikelijke zorg niet kan geven, kan er worden geregeld.

Opdracht 4 Theoriebron Ouderenzorg <

Opdracht 5 Theoriebron Ouderenzorg <

16

Quizvragen Maak zelf vier quizvragen met drie antwoordmogelijkheden over de lesstof die tot nu toe behandeld is. De docent verzamelt de vragen, waarna de quiz gespeeld kan worden.

Beweringen ouderen Lees de theoriebron. Geef bij de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze. a. De groep ouderen in Nederland wordt steeds groter. Daarom kan de oudere die niet zelfredzaam is niet meer in het verzorgingshuis. Juist / onjuist


Ouderenzorg

b. De verpleegkundige zorg wordt vanuit de Wmo vergoed door de gemeente. Juist / onjuist

c. Mensen die heel veel zorg nodig hebben, hebben recht op een indicatie voor het verpleeghuis. Juist / onjuist

d. Een oudere cliĂŤnt met een pgb mag zelf kiezen welke zorgverlener hij wil. Juist / onjuist

e. De oudere die thuis veel zorg nodig heeft, mag alleen thuis blijven wonen als zijn familie en vrienden hem helpen. Juist / onjuist

f. Als hulpverlener mag je de cliĂŤnt dwingen naar een verpleeghuis te gaan als de zorgzwaarte te hoog wordt. Juist / onjuist

g. Een oudere kan alleen terecht in een woonzorgvoorziening voor kleinschalig wonen als daar een indicatie voor is. Juist / onjuist

h. Advies, instructie en voorlichting mag de hulpverlener alleen geven als daar een indicatie voor is. Juist / onjuist

17


Ouderenzorg

Opdracht 6 Theoriebron Ouderenzorg <

Visie politieke partijen Vorm tweetallen. Zoek via internet op welke politieke partijen er in Nederland zijn. Maak hier klassikaal een overzicht van. Elk tweetal krijgt een politieke partij toegewezen. Zoek uit welke visie deze politieke partij op ouderenzorg heeft. Schrijf dit overzichtelijk op. Presenteer deze visie aan de rest van de klas. Als alle partijen aan de beurt geweest zijn, kies je zelf voor een politieke partij. Waarom heb je voor deze partij gekozen? Partijen

Visie ten aanzien van mantelzorg

Visie ten aanzien van langdurige zorg

VVD CDA ChristenUnie D66 PvdA 50Plus SGP PVV GroenLinks

Opdracht 7 Theoriebron Ouderenzorg <

Interview Lees Theoriebron Ouderenzorg. Interview een hulpverlener in het verpleeghuis of in de thuiszorg die al tien jaar in dit vak werkt. Vraag hem of haar naar de ontwikkelingen en/of veranderingen die de afgelopen tien jaar hebben plaatsgevonden. Vraag hoe hij of zij dit vond: wat de voor- en nadelen van deze ontwikkelingen geweest zijn, wat de ontwikkelingen zijn waar de instelling nu mee bezig is. Werk volgens het stappenplan: • Maak eerst minstens zes vragen die je aan de persoon wilt stellen. • Laat deze zien aan je docent en vraag een ‘go’. • Maak dan een afspraak voor het interview. • Maak hier een verslag van, van minimaal 1½ A4, lettertype Arial 10, regelafstand 1. Eisen waaraan het verslag moet voldoen: 1. In het verslag moet de naam staan van de persoon met wie je het interview gehouden hebt. 2. In het verslag moet staan waar deze persoon werkt. 3. In het verslag moet staan wat het doel is van je interview. 4. De vragen en antwoorden moeten verwerkt zijn. 5. Het verslag moet in goed Nederlands geschreven zijn.

18


De oudere met psychosociale problemen

De oudere met psychosociale problemen Inleiding Veel ouderen wonen alleen. Familieleden en vrienden van ongeveer dezelfde leeftijd zijn al overleden. Ouderen worden overvallen door verdrietige gevoelens en missen de zin van het leven. Als de oudere daarbij ook nog lichamelijke beperkingen heeft, kan een depressie op de loer liggen. Doordat de oudere kwetsbaar is, is de kans op (acute) verwardheid groter.

Leerdoelen Hoofddoel: Je kunt uitleggen hoe je ouderen moet verzorgen bij wie (psycho)sociale problemen centraal staan.

Subdoelen: Je kunt: • benoemen met welke psychosociale problemen een oudere te maken kan hebben • de symptomen benoemen die horen bij een oudere cliënt die depressief is • met de gegeven informatie jouw taken als hulpverlener beschrijven bij een oudere cliënt met depressieve gevoelens • uitleggen wat een delier is • de verschillen benoemen tussen een delier, dementie en depressie.

Opdracht 1 Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Mindmap Lees theoriebron De oudere met psychosociale problemen en maak de opdracht. Maak een digitale mindmap rondom het woord ‘psychosociale problemen’. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld het programma Coggle of Freemind. Bespreek de mindmaps eerst in tweetallen na en lever ze vervolgens in bij de docent.

Website coggle < Website Freemind <

Opdracht 2 Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Beweringen, juist of onjuist Lees theoriebron De oudere met psychosociale problemen en geef bij onderstaande beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze. a. Het verwerken van informatie op oudere leeftijd verandert. Juist / onjuist

19


De oudere met psychosociale problemen

b. Als een oudere niet meer kan omgaan met sombere gedachten door het alleen zijn, kan de oudere in een delier raken. Juist / onjuist

c. Psychosociale problemen kunnen zich uiten in somatische klachten. Juist / onjuist

d. Als de stemming lange tijd somber is, gaat het om een stemmingsstoornis. Juist / onjuist

e. De hulpverlener kan de depressieve oudere helpen door met hem te gaan wandelen. Juist / onjuist

f. Wanen en hallucinaties kunnen klachten zijn die bij een depressieve oudere voorkomen. Juist / onjuist

g. Wanneer een oudere somberheidklachten heeft, hoort dit nou eenmaal bij zijn levensfase. Juist / onjuist

h. Een delier kan plotseling ontstaan. Juist / onjuist

Opdracht 3 Theoriebron De oudere met psychosociale problemen < Filmpje ‘Depressie, somber en alleen’ <

20

Depressie, somber en alleen Bekijk het filmpje ‘Depressie, somber en alleen’ en beantwoord daarna de vraag. Welke symptomen herken je?


De oudere met psychosociale problemen

Opdracht 4 Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Casus mevrouw Snoek Lees de casus over mevrouw Snoek. Beantwoord daarna de vragen.

Casus: Mevrouw Snoek is 74 jaar. Zij is vorig jaar weduwe geworden, nadat haar man na een ziekbed van ongeveer drie maanden is overleden aan de gevolgen van een hersentumor. Mevrouw Snoek is nu al zes maanden somber en heeft nergens zin meer in. Vroeger hield ze veel van lezen, maar nu heeft ze hier steeds meer moeite mee, omdat ze haar aandacht er niet bij kan houden. Ze piekert de hele dag en komt weinig meer onder de mensen. Mevrouw is heel vroeg wakker en ligt daardoor de halve nacht te piekeren. Het eten smaakt niet en ze is al zes kilo afgevallen sinds haar man is overleden. Ze denkt dat ze kanker heeft, maar is daarvoor nooit bij de huisarts geweest. Ze zou het niet erg vinden om dood te gaan, want het leven heeft voor haar toch geen zin meer. a. Welke symptomen herken je?

b. Beschrijf de voorgeschiedenis.

c. Wat kun/zou je doen? Denk samen na over de vervolgstappen die je zou nemen.

Opdracht 5 Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Delier Lees theoriebron De oudere met psychosociale problemen. Beantwoord de vragen. a. Leg uit wat een delier is.

b. Noem drie symptomen van een delier.

21


De oudere met psychosociale problemen

c. Noem acht mogelijke oorzaken van een delier.

Opdracht 6 Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Artikel delier Lees theoriebron De oudere met psychosociale problemen. Schrijf een artikel van minimaal een half A4’tje voor een website voor familie van mensen met een delier. Het doel van dit artikel is het informeren van naasten over een delier. In het artikel maak je duidelijk wat een delier is. Beschrijf duidelijk wanneer de familie een arts moet waarschuwen. Vertel wat mogelijke oorzaken zijn en welke symptomen zichtbaar kunnen zijn. Waar wordt je artikel op beoordeeld? • Het artikel moet een pakkende titel hebben. • Het doel moet duidelijk naar voren komen. • Oorzaken en symptomen moeten benoemd zijn. • Het artikel moet in correct Nederlands geschreven zijn. • Onder het artikel moeten je naam en functie staan.

Opdracht 7 Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Verschillen delier, dementie, depressie Lees theoriebron De oudere met psychosociale problemen. Vul de tabel in en zet de volgende begrippen op de juiste plek. • acuut • afwezig • geleidelijk • helder • jaren • normaal • sluipend • ten minste twee weken • uren tot dagen • vaak • verlaagd • zelden. Delier Bewustzijn Hallucinaties Ontstaan Duur

22

Dementie

Depressie


Polyfarmacie, wat is dat?

Polyfarmacie, wat is dat? Inleiding De oudere cliënt gebruikt vaak veel verschillende medicijnen. Dit brengt risico’s met zich mee. Cliënten en ook mantelzorgers kunnen veel vragen over de medicatie hebben. Een hulpverlener helpt de oudere bij het veilig gebruiken van de medicijnen. Ook observeert de hulpverlener de oudere bij het gebruik ervan.

Leerdoelen Hoofddoel: Je kunt uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen en bij wie polyfarmacie centraal staat.

Subdoelen: Je kunt: • uitleggen wat de betekenis is van polyfarmacie • benoemen met welke problemen deze cliënten te maken hebben • uitleggen welke risico’s deze cliënten lopen • benoemen welke mogelijkheden er zijn voor veilig gebruik van medicijnen vanuit de richtlijnen • vertellen wat jouw taken als hulpverlener zijn bij een oudere cliënt met polyfarmacie.

Opdracht 1 Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat? <

Vragen polyfarmacie Lees de theoriebron en beantwoord de vragen. a. Wanneer gaat het om polyfarmacie?

b. Leg uit waarom juist bij ouderen polyfarmacie voorkomt.

c. Welke risico’s zijn er verbonden aan het gebruik van veel medicijnen door een oudere cliënt?

23


Polyfarmacie, wat is dat?

d. Leg uit waarom ouderen sneller last hebben van ongewenste bijwerkingen.

e. Welke ongewenste bijwerkingen kunnen rustgevende medicijnen veroorzaken?

f. Hoe kun jij je als hulpverlener voorbereiden op medicatieproblemen bij de oudere cliënt?

g. Welk instrument wordt in de thuiszorg gebruikt om medicatieproblemen op te sporen? Leg uit waar dit instrument voor dient.

Opdracht 2 Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat? <

Stellingen polyfarmacie Lees de Theoriebron Polyfarmacie. Geef aan of de stellingen juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze. a. Bij het geven van medicijnen die al in zakjes zijn klaargezet door de apotheek is geen controle meer nodig, want dit heeft de apotheek al gedaan. Juist / onjuist

b. Het observeren van de bijwerkingen van medicijnen is de taak van de verantwoordelijke hulpverlener als deze de medicijnen heeft gegeven. Juist / onjuist

c. Als de cliënt regelmatig valt omdat hij duizelig is, heeft dit niets met de medicatie te maken maar met de bloeddruk. Juist / onjuist

d. Als een cliënt zich anders gedraagt, bijvoorbeeld door pijn, is het niet nodig om deze signalen door te geven als de cliënt al pijnmedicatie gebruikt. Juist / onjuist

24


Polyfarmacie, wat is dat?

e. Doordat de cliënt het medicijn niet op tijd neemt, kunnen ongewenste bijwerkingen ontstaan. Juist / onjuist

f. Ongewenste bijwerkingen hoeven niet in het zorgplan genoteerd te worden vanwege de Wet op de privacy. Juist / onjuist

Opdracht 3 Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat? <

Opdracht 4 Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat? <

Opdracht 5 Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat? <

Risico’s Lees de Theoriebron Polyfarmacie. Bedenk samen zo veel mogelijk woorden die te maken hebben met een cliënt met polyfarmacie. Zet hiervoor alle letters van het alfabet onder elkaar, en zet achter iedere letter een risico dat met deze letter begint. Bijvoorbeeld: A = apathisch B = bijwerkingen.

Persconferentie veilig gebruik Maak in tweetallen een artikel voor hulpverleners over het veilig gebruiken van medicatie. Het doel moet vooral zijn om hulpverleners te informeren over wat zij zelf kunnen doen aan veilig gebruik, vooral bij cliënten met polyfarmacie. Stuur het artikel aan je medestudenten. Zij lezen het artikel kritisch en mogen op de persconferentie (die klassikaal wordt gehouden) vragen stellen naar aanleiding van het geschreven artikel.

Wat moet beter? Bespreek de volgende situaties klassikaal: wat kan er misgegaan zijn? Hoe zou dat kunnen komen? Wat zou je kunnen doen als hulpverlener? Situatieomschrijving

Wat gaat er mis? Hoe kun je dat voorkomen?

1. De hulpverlener vraagt aan de familieleden die op bezoek zijn of zij de medicijnen willen geven. Een collega vindt in de volgende dienst de medicijnen nog naast het bed. 2. Bij de cliënt is vandaag een kies getrokken. Cliënt krijgt toch bloedverdunnende medicatie. Cliënt krijgt hierdoor ernstig bloedverlies. 3. Cliënt heeft slikproblemen. Hulpverlener doet medicatie bij elkaar en vermaalt dit. Dit is niet voorgeschreven.

25


Polyfarmacie, wat is dat?

Situatieomschrijving 4. Capsules, bedoeld om mee te vernevelen, worden aan de cliënt gegeven om met een glas water in te nemen. 5. Cliënt is suffig en suikerpatiënt; hulpverlener geeft zonder overleg met arts diabetesmedicatie.

6. Een cliënt heeft een halve tablet Steradent ingenomen die klaarlag op zijn nachtkastje.

7. Medicatie van 12.00 en 14.00 uur is niet gegeven.

8. Een Medicatie Opdracht (MO) is niet uit de printer gekomen, waardoor een cliënt vijf dagen geen acenocoumarol heeft gehad. 9. Tijdens een drukke avonddienst spuit een hulpverlener een verkeerd antibioticum met een spuit die al klaarlag op het nachtkastje.

26

Wat gaat er mis? Hoe kun je dat voorkomen?


Polyfarmacie, wat is dat?

Opdracht 6 Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat? <

Casus mevrouw Dickens

Casus: Mevrouw Dickens is een 84-jarige vrouw die veertien verschillende medicijnen gebruikt. Zij woont zelfstandig, heeft hulp voor de huishouding en wordt geholpen met douchen. Ze loopt met een rollator. Ze komt nog maar weinig buiten. Mevrouw gebruikt veertien verschillende medicijnen voor COPD, hypertensie, diabetes mellitus type 2, osteoporose, hypercholesterolemie, angina pectoris, slaapstoornissen, incontinentie, artrose. Als jij bij haar komt voor de douchebeurt, zit zij altijd in de stoel te suffen. Tegen jou klaagt mevrouw over moeheid en niet kunnen slapen. Zij gaat om 21.30 uur naar bed omdat ze dan versleten is, zoals ze zelf zegt. a. Welke zaken zijn op het eerste gezicht opvallend?

b. Wat zou jij met mevrouw willen bespreken?

c. Welke vervolgstappen zou je nemen?

d. Welke disciplines schakel je in of met wie zou je overleg plegen?

27


Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Inleiding De oudere heeft meer kans om te vallen doordat hij minder stabiel is. Een hulpverlener observeert het lopen van de oudere en adviseert de oudere om het risico op vallen te verkleinen.

Leerdoelen Hoofddoel: Je kunt uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie problemen met de mobiliteit centraal staan.

Subdoelen: Je kunt: • benoemen met welke mobiliteitsproblemen een oudere cliënt te maken kan hebben • omschrijven welke oudere cliënten een risico lopen om te vallen • factoren benoemen waardoor de oudere cliënt een verhoogd valrisico loopt • een intakeformulier valrisico invullen bij een oudere cliënt • benoemen welke (interventie)mogelijkheden er zijn om de kans op valongevallen te verkleinen.

Opdracht 1 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? <

Opdracht 2 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? <

Woordspin valrisico ‘Bij het woord valrisico denk ik aan …’ Maak met de hele klas een woordspin. Kies iemand die op het bord schrijft. De woordspin gaat over het onderwerp valrisico.

Vragen valrisico Lees theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Beantwoord de vragen. a. Wat is een val?

b. Waarom is het belangrijk om valrisico’s vroeg te signaleren?

28


Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

c. Waardoor lopen vooral oudere cliënten een groter risico?

d. Noem enkele maatregelen om het risico op vallen te verkleinen.

Opdracht 3 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? <

Cartoonanalyse valrisico a. Waaraan denk je bij deze cartoon?

b. Wat is de relatie met het onderwerp valrisico?

c. Wat zou het probleem kunnen zijn waar deze oudere cliënt mee te maken heeft?

Opdracht 4 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? <

Opdracht 5 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? <

Vragen maken valrisico Lees theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Maak zelf vijf representatieve meerkeuzevragen over de stof, met elk vier antwoordopties. Geef ook het juiste antwoord en de uitwerking hiervan. De vragen kunnen verzameld worden en gebruikt worden in een quiz als afsluiting van de cursus.

Valrisico Lees theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Beantwoord de vragen. a. Wat zou de oorzaak kunnen zijn dat een cliënt met artrose meer kans heeft om te vallen?

b. Wat kan de oorzaak van vallen zijn als iemand te snel opstaat?

29


Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

c. Welke persoonsgebonden factoren kunnen nog meer een rol spelen bij het risico om te vallen?

d. Welke niet-persoonsgebonden factoren kunnen een rol spelen bij het risico om te vallen?

e. In de praktijk blijkt dat ouderen die blijven bewegen in een betere conditie zijn en daardoor ook beter een val kunnen voorkomen. Welke argumenten zou je hiervoor kunnen aandragen?

Opdracht 6 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? < Filmpje valrisico van de site Zorg voor beter <

30

Filmpje Valrisico Lees theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Bekijk het filmpje van Mevrouw De Vries over valrisico en beantwoord de vragen. a. Waardoor is mevrouw De Vries gevallen?

b. Wat ga jij als hulpverlener nu doen?


Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

c. Welke drie grote misverstanden worden genoemd?

Opdracht 7 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? < Valrisico-interventielijst <

Valanalyse oudere Lees Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Houd een interview met een oudere. Kies hiervoor een persoon die ouder is dan 75 jaar. Vraag of je de valrisico-inventarisatielijst mag invullen. Maak een verslag van maximaal één A4’tje, lettertype Arial 10, regelafstand 1, waarin je beschrijft: • wat de uitslag is van de valrisico-inventarisatielijst • zaken die je opvallen met betrekking tot valrisico • de interventies die je zou kiezen als hulpverlener. Eisen aan het verslag: in het verslag moeten de naam en de leeftijd staan van de oudere met wie je het interview gehouden hebt. Het verslag moet in goed Nederlands geschreven zijn. Lever de ingevulde valrisico-inventarisatielijst samen met het verslag in.

Opdracht 8 Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? <

Casus mevrouw Heijn valrisico Lees theoriebron over valrisico en de casus over mevrouw Heijn. Beantwoord daarna de vragen.

Casus: Mevrouw Heijn is 77 jaar en heeft al tien jaar last van artrose. Zij merkt dat haar ogen de laatste jaren achteruitgaan. Als zij snel opstaat – ’s morgens uit bed bijvoorbeeld, omdat ze dan naar het toilet moet – heeft zij soms last van duizeligheid. Vier weken geleden is zij in huis gestruikeld over de drempel. Zij heeft zich flink bezeerd, maar gelukkig niets gebroken. Nu komt zij bijna het huis niet meer uit, want zij is bang om opnieuw te vallen. a. Bespreek in je groepje wat het probleem is in deze situatie.

b. Bespreek wat je taak als hulpverlener hier is.

31


Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

c. Bespreek de vervolgstappen die je hier als hulpverlener gaat ondernemen en wat je hiermee wilt bereiken.

d. Zou je hier nog andere disciplines bij betrekken? Waarom wel of waarom niet?

32


Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen Inleiding Urine-incontinentie is een probleem waar veel ouderen mee te maken hebben. Ze schamen zich hiervoor en durven er met niemand over te praten. Het gevolg is dat er nog meer problemen ontstaan, zoals huidproblemen en sociale problemen.

Leerdoelen Hoofddoel: Je kunt uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie incontinentieproblemen centraal staan.

Subdoelen: Je kunt: • beschrijven welke vormen van incontinentie voorkomen bij de oudere cliënt • oorzaken benoemen van de verschillende vormen van incontinentie bij de oudere cliënt • gevolgen benoemen van de incontinentie voor de oudere cliënt • uitleggen welke interventies er mogelijk zijn bij de verschillende vormen van incontinentie • met gegeven informatie jouw taken als hulpverlener beschrijven bij een cliënt met incontinentieproblemen.

Opdracht 1 Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen <

Stellingen incontinentieproblemen Lees theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen en richtlijnen. Geef bij de stellingen aan of ze juist of onjuist zijn. Bespreek met een klasgenoot jullie antwoorden, controleer of ze kloppen. a. Incontinentie hoort bij oudere vrouwen. Juist / onjuist b. Een van de taken van de hulpverlener is adviseren welk materiaal de cliënt kan gebruiken bij incontinentie. Juist / onjuist c. Anale incontinentie hoort eigenlijk niet bij de vormen van incontinentie. Juist / onjuist d. Urine-incontinentie is niet te genezen, het hoort bij het ouder worden. Juist / onjuist e. Een complicatie van urine-incontinentie is een blaasinfectie. Juist / onjuist f. Het verliezen van urine bij lachen is een kenmerk van stressincontinentie. Juist / onjuist g. De oorzaak van stressincontinentie is een gebrek aan coördinatie tussen de signalen van de hersenen naar de blaas. Juist / onjuist h. Door een prostaatvergroting kan een oudere man lijden aan stressincontinentie. Juist / onjuist i. De cliënt die voor de deur van het toilet staat en ter plekke alle urine loost, heeft last van totale aandrangincontinentie. Juist / onjuist j. Wanneer het sluitmechanisme van de blaas niet meer goed werkt, wordt deze vorm van incontinentie totale incontinentie genoemd. Juist / onjuist

33


Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

Opdracht 2 Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen <

Invuloefening begrippen Lees Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen en richtlijnen. Zet de volgende begrippen op de juiste plek in de tabel. Let op: sommige begrippen worden vaker gebruikt. • stressincontinentie • aandrangincontinentie • overloopincontinentie • reflexincontinentie • functionele incontinentie • gemengde incontinentie • totale incontinentie Ongewild urineverlies door drukverhoging Interventie: vaker naar het toilet gaan Niet meer goed sluiten van de blaas Interventie: trainingen en therapie Oorzaak: verminderde functie van de sluitspier Interventie: trainingen, oorzaak: prikkelbare blaas Niet mogelijk oorzaak weg te nemen Voortdurend urineverlies Niet meer goed sluiten van de blaas Ongewild urineverlies bij inspanning en ook hevige aandrang Afwijkingen in het zenuwstelsel Scheutjes of druppels verliezen Aandrang tot plassen komt plotseling op Vernauwing van plasbuis, prostaatvergroting; interventie: afvloeien door katheter inbrengen Oorzaak: verminderde functie van de sluitspier; interventie: trainingen en therapie

Opdracht 3 Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen < Website Crosswordlabs <

34

Kruiswoordpuzzel incontinentieproblemen Lees theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen en richtlijnen. Maak een kruiswoordpuzzel over de verschillende vormen van incontinentie en de gevolgen ervan voor de oudere cliënt. Doe dit met behulp van Crosswordlabs. Als de puzzel af is, kunnen jullie de verschillende puzzels onderling uitwisselen.


Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

Opdracht 4 Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen <

Interventies incontinentieproblemen Lees theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen en richtlijnen. De docent stelt bij iedere casus twee vragen. Denk drie minuten na over het antwoord. Daarna overleggen jullie in tweetallen. Ten slotte wisselen jullie klassikaal uit.

Casus 1: Mevrouw Stien, 65 jaar, klaagt over ongewild urineverlies bij hoesten, niezen en lachen. Pas merkte ze dat ze ook urine verliest bij het wandelen, wat ze erg vervelend vindt en waardoor ze bijna niet meer durft te drinken.

a.

Casus 2: Meneer Edel, 72 jaar, klaagt over incontinentie. Hij gebruikt een diureticum (plastablet). Hierdoor moet hij wel vaker urineren, maar deze week was hij in een winkel en kon hij zijn aandrang niet onderdrukken. Zijn broek werd nat. Ook ’s nachts moet hij verschillende keren naar het toilet.

b.

Casus 3: Meneer Sport, 45 jaar, is in een rolstoel terechtgekomen na een dwarslaesie door een zwaar verkeersongeval. Hij moet vier keer per dag katheteriseren, maar verliest nog urine tussen de katheterisaties door.

c.

35


Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

Casus 4: Mevrouw Jensen (76) komt bij de huisarts voor controle van haar depressie. Zij gebruikt hier het antidepressivum amitriptyline 75 mg voor. Mevrouw vertelt op de valreep dat ze last heeft van urineverlies. Bij navraag blijkt dat ze wel tien à elf keer per dag moet urineren, waarbij ze tussen de 100 en 150 cc per keer plast. Ze blijkt ook vooral urine te verliezen als ze snel opstaat of moet niezen. Ook vertelt mevrouw dat ze weleens urine voelt weglopen zonder dat ze aandrang heeft.

d.

Opdracht 5 Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen <

Samenvatting praktijkkaart Lees de theoriebron over incontinentie. Maak een samenvatting van minimaal een half A4’tje van de praktijkkaart over urine-incontinentie bij ouderen. Gebruik hiervoor de praktijkkaart. De volgende vragen moeten in de samenvatting beantwoord zijn: • Wat zijn voor jou de belangrijkste punten om te onthouden? • Wat zijn voor jou de belangrijkste punten om toe te passen in je stage (werk)? Gebruik goed Nederlands.

Praktijkkaart Urine-incontinentie bij ouderen <

Opdracht 6 Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen <

Posterparade incontinentieproblemen Maak in een groepje van vier een eigen poster waarop de belangrijkste punten voor de zorgverlener staan over het onderwerp incontinentie bij de oudere cliënt. Lees hiervoor eerst de theoriebron over incontinentie. Je kunt ook het digitale programma Glogster gebruiken. Ieder groepje hangt zijn eigen poster in het leslokaal. Nu presenteren jullie in vier rondes de posters, waarbij steeds één groepslid bij de eigen poster staat en de anderen bij een andere poster naar keuze. Iedereen loopt ook langs de posters en stelt vragen. Tip: als er geen A2-formaat beschikbaar is, plak dan vier A4’tjes aan elkaar.

36


Ondervoeding en de gevolgen daarvan

Ondervoeding en de gevolgen daarvan Inleiding De oudere kan door allerlei oorzaken geen zin meer hebben in eten. Dit kan zelfs zo ver gaan dat de oudere de kans loopt ondervoed te raken. Ondervoed raken heeft gevolgen voor de conditie van het lichaam, voor het lichamelijk functioneren en daardoor voor de zelfstandigheid van de oudere. Ondervoed zijn kun je herkennen aan een laag lichaamsgewicht of gewicht verliezen, zonder dat dit de bedoeling is.

Leerdoelen Hoofddoel: Je kunt uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie voedingsproblemen centraal staan.

Subdoelen: Je kunt: • benoemen met welke voedingsproblemen de oudere cliënt te maken kan hebben • uitleggen wat er wordt verstaan onder ondervoeding • oorzaken benoemen van ondervoeding • benoemen wat de mogelijke gevolgen zijn van ondervoeding bij de oudere cliënt • benoemen hoe je een cliënt met voedingsproblemen herkent.

Opdracht 1 Theoriebron Ondervoeding <

Vragen voedingsproblemen Lees theoriebron Ondervoeding. Beantwoord de vragen. a. Waardoor kan een verminderde eetlust bij ouderen worden veroorzaakt?

b. Welk risico loopt de oudere die een verminderde eetlust heeft?

c. Wat kunnen dan de gevolgen voor de oudere zijn?

37


Ondervoeding en de gevolgen daarvan

d. Waarom is het belangrijk dat ondervoeding in een vroeg stadium gesignaleerd wordt?

e. Een ander probleem is overgewicht bij ouderen. Wat zijn de gevolgen hiervan?

Opdracht 2

Casussen vragen ondervoeding De docent stelt bij iedere casus twee vragen. Denk drie minuten na over het antwoord. Daarna overleggen jullie in tweetallen. Ten slotte worden de antwoorden klassikaal uitgewisseld.

Casus mevrouw Vaststa Mevrouw Vaststa, 79 jaar, woont sinds twee jaar in een verzorgingshuis, waar zij wordt geholpen met wassen en aankleden. Mevrouw heeft ziekte van Alzheimer, wat sinds twee jaar bekend is. Mevrouw lijdt aan hartfalen en heeft diabetes type 2. Ze gebruikt drie soorten medicatie voor de diabetes en het hartfalen. Mevrouw loopt nog steeds kleine stukjes met de rollator. Zij eet de broodmaaltijden die voor haar worden bereid op haar kamer, de warme maaltijd gebruikt ze in de eetzaal. Volgens haar dochter heeft moeder een matige eetlust en eet ze halve porties. De dochter denkt dat moeder de laatste tijd is afgevallen, maar het is haar onbekend hoeveel. Vanmorgen heeft moeder koorts en ze is gevallen.

a.

Casus mevrouw De Jong Mevrouw De Jong woont samen met haar man in een eengezinswoning. Mevrouw heeft een chronische darmziekte en door haar darmproblemen een verminderde eetlust. Als gevolg van deze problemen heeft mevrouw ook een verminderde conditie. Mevrouw zorgt voor haar echtgenoot, die beginnend dementerend is. Bij de intake blijkt dat mevrouw de afgelopen maand drie kilo is afgevallen en een BMI heeft van 22.

b.

38


Ondervoeding en de gevolgen daarvan

Casus meneer Paters Meneer Paters is een alleenstaande man van 66 jaar. Iedere week komt de hulpverlener twee keer zijn benen zwachtelen vanwege oedeem als gevolg van vaatinsufficiĂŤntie. Meneer Paters is depressief geworden nadat hij op zijn werk ontslagen is, nu anderhalf jaar geleden. Dit kwam door het faillissement van het bedrijf waar hij werkte. Meneer eet dagelijks bij zijn kinderen. Hij zegt dat hij verminderde eetlust heeft door zijn medicijnen.

c.

Opdracht 3 Theoriebron Ondervoeding <

Beweringen juist of onjuist? Lees de theoriebron over ondervoeding. Geef bij onderstaande beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze. a. Een depressie kan ervoor zorgen dat de oudere minder eetlust heeft. Juist / onjuist

b. Bij het ouder worden krijg je smaakverlies. Juist / onjuist

c. Een gevolg van overgewicht is een grotere kans op knieproblemen door slijtage. Juist / onjuist

d. Ondervoeding is altijd te voorkomen door op tijd te signaleren en acties te ondernemen. Juist / onjuist

e. Ondervoeding is een tekort aan eiwitten. Juist / onjuist

39


Ondervoeding en de gevolgen daarvan

f. Een van de oorzaken van ondervoeding is een eenzijdig voedingspatroon. Juist / onjuist

g. Bij veel braken bestaat er een kans op ondervoeding. Juist / onjuist

h. Een persoon met overgewicht kan tegelijk lijden aan ondervoeding. Juist / onjuist

Opdracht 4 Theoriebron Ondervoeding <

Opdracht 5 Theoriebron Ondervoeding <

40

Flyer ondervoeding Lees de theoriebron over ondervoeding. Maak een flyer die je in de hal van een ouderencomplex kunt leggen. Het doel van de flyer is de ouderen duidelijk maken wat de gevolgen van ondervoeding bij ouderen kunnen zijn. Voeg afbeeldingen toe die het belang tonen van het op tijd signaleren van ondervoeding. Geef aan waar de oudere terechtkan voor advies en hulp.

Quizvragen ondervoeding Maak zelf vier quizvragen met drie antwoordmogelijkheden over de lesstof (theoriebron Ondervoeding) die tot nu toe behandeld is. De docent verzamelt de vragen, waarna de quiz gespeeld kan worden.


Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere

Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere Inleiding Bijna iedere oudere krijgt te maken met gezichts- of gehoorproblemen. Dit zijn normale verouderingsverschijnselen, die zich vaak langzaam ontwikkelen. Hierdoor kan het voorkomen dat de oudere zich buitengesloten voelt.

Leerdoelen Hoofddoel: Je kunt uitleggen hoe je geriatrische cliënten moet verzorgen bij wie gezichts- en/of gehoorproblemen centraal staan.

Subdoelen: Je kunt: • benoemen met welke mogelijke gezichtsproblemen de oudere cliënt te maken kan hebben • benoemen met welke mogelijke gehoorproblemen de oudere cliënt te maken kan hebben • benoemen wat de gevolgen zijn voor de oudere cliënt met gezichts- of gehoorproblemen • aan de hand van gegeven informatie jouw taken als hulpverlener beschrijven bij een cliënt met gezichtsproblemen • met de gegeven informatie jouw taken als hulpverlener beschrijven bij een cliënt met gehoorproblemen.

Opdracht 1 Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere <

Woordspin slechtziend Bij ‘slechtziend’ denk ik aan … Maak met de hele klas een woordspin op het bord. Kies iemand die op het bord schrijft. De woordspin gaat over het onderwerp gezichtsproblemen bij ouderen.

41


Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere

Opdracht 2 Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de ouderen <

Vragen gezichtsproblemen Lees Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij ouderen. Beantwoord de vragen. a. Met welke oogaandoeningen hebben ouderen vaak te maken? Leg deze aandoeningen uit.

b. Welke oplossingen zijn hiervoor?

Opdracht 3 Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere <

Vragen gehoorproblemen Lees Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere en beantwoord de vragen. a. Met welke gehoorproblemen heeft vooral de oudere te maken? Leg uit wat het probleem inhoudt.

b. Welke oplossingen zijn hiervoor?

Opdracht 4 Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere <

42

Samenvatting Maak een samenvatting van een half A4’tje over gehoorproblemen die bij ouderen voorkomen. Gebruik de theoriebron over gezichts- en/of gehoorproblemen bij ouderen. Wat zijn voor jou de belangrijkste punten om te onthouden? Wat zijn voor jou de belangrijkste punten om toe te passen tijdens je stage (werk)? Gebruik correct Nederlands.


Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere

Opdracht 5 Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere <

Kruip in de huid van … Bij deze opdracht leef je je in en verdiep je je in een oudere die gezichts- of gehoorproblemen heeft. Kies voor: • de oudere met gezichtsproblemen, of • de oudere met gehoorproblemen. Je laat zien wat de gevolgen zijn voor de oudere met deze problemen. Hier maak je een STARRT-verslag van. Kies een activiteit die je gaat uitvoeren als oudere met het betreffende probleem. Je demonstreert deze activiteit in de klas. Denk aan meedoen met een schilderworkshop in het verzorgingshuis terwijl je slechtziend bent. Of meedoen met een volksdansgroep terwijl je slechthorend bent. Eisen aan het product: Voor je medestudenten moet duidelijk zijn welk probleem jij als oudere hebt. Vraag na afloop feedback wat hun is opgevallen en wat zij hiervan geleerd hebben. Maak hier een reflectieverslag van met behulp van STARRT en lever dit in.

Opdracht 6 Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere <

Casus Gezichtsproblemen Lees de theoriebron over gezichts- en/of gehoorproblemen. Bespreek in tweetallen de volgende casus en beantwoord de vragen:

Casus: Mevrouw Zicht is sinds drie jaar weduwe. Mevrouw loopt met een rollator, maar heeft slechte ogen. Ze vindt dat ze zich nog goed redt. Ze heeft hulp wanneer dat nodig is, van haar schoonzoon en dochter die boven haar wonen. Als die met vakantie gaan, wordt twee weken jouw hulp als hulpverlener ingeroepen. Jij weet niet welke hulp de dochter altijd aan mevrouw gaf, maar omdat jij gevraagd bent om mevrouw te helpen bij de ADL, ben je haar maar gaan douchen. Na het douchen vraagt mevrouw of je koffie wilt zetten voor haar, want dat doet de dochter ook altijd. Ze zegt: ‘Neem zelf ook maar een kopje koffie.’ a. Bespreek wat het probleem is in deze situatie.

b. Bespreek wat je taak als hulpverlener is.

43


Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere

c. Zou je nog andere disciplines hierbij betrekken? Waarom wel of waarom niet?

Opdracht 7 Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere <

Casus gehoorproblemen Bespreek in tweetallen de volgende casus en beantwoord de vragen:

Casus: Mevrouw Baas is 86 jaar oud, twintig jaar weduwe en sinds achttien jaar woonachtig in een seniorencomplex. Zij heeft een knieoperatie en een heupoperatie ondergaan. Buitenshuis loopt ze met een rollator. Door een val op haar balkon heeft ze drie maanden in het ziekenhuis gelegen met bekkenfractuur. Ze is thuisgekomen met een verblijfskatheter in. Haar gehoor is slecht en zij gebruikt twee gehoorapparaten. Zolang zij de mond van de hulpverlener maar ziet, kan zij haar goed volgen in een gesprek. Vandaag moet de verblijfskatheter verwisseld worden, want deze loopt niet meer goed door. De hulpverlener die bij mevrouw komt, denkt dat het moeite zal kosten om mevrouw uit te leggen wat ze doet, omdat mevrouw haar mond niet kan zien als zij bezig is met het inbrengen van de katheter. Bespreek hoe jij deze situatie gaat aanpakken als je naar mevrouw Baas toe zou moeten.

44


Reflectie en evaluatie

Reflectie en evaluatie Opdracht 1

Reflectie op de lesstof a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

b. Wat wist je al?

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Opdracht 2

Kritisch en creatief denken Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Opdracht 3

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

45


Reflectie en evaluatie

Opdracht 4

Samenwerken a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld.

46


Theoriebron Geriatrie

Theoriebron Geriatrie Inleiding Als een oudere cliënt ziek wordt, kan hij te maken krijgen met de geriater. De geriater is de specialist voor ouderen. Wanneer de oudere lichamelijk ziek wordt, heeft dit invloed op zijn hele doen en laten. Dit zou zelfs kunnen betekenen dat hij op een gegeven moment zichzelf niet meer kan redden.

Wat is geriatrie? Geriatrie is de zorg voor de oudere cliënt met meerdere aandoeningen tegelijk. Geriatrie wordt ook wel ‘ouderengeneeskunde’ genoemd. De arts die zich hiermee bezighoudt is de geriater, ook wel ‘specialist ouderengeneeskunde’ genoemd. Met gerontologie wordt de wetenschappelijke studie van de ouder wordende mens bedoeld. De gerontoloog houdt zich bezig met zaken rondom veroudering, zoals wonen en werken van de ouderen en zo lang mogelijk deelnemen aan de maatschappij. De ouderen die vooral zorg nodig hebben, behoren tot een van de volgende categorieën: • de revaliderende cliënt • de chronisch zieke cliënt • de psychogeriatrische cliënt. Tegenwoordig zijn er steeds meer mensen die een hoge leeftijd bereiken. De groep ouderen die behoefte heeft aan hulp of zorg wordt dus ook groter.

De groep ouderen met beperkingen wordt steeds groter.

Gevolgen van veroudering Door het normale verouderingsproces krijgt iedere oudere te maken met beperkingen. Dit kunnen lichamelijke beperkingen zijn, zoals moeite met lopen, moeite met horen en moeite met zien. Veel ouderen ervaren echter ook beperkingen op psychisch en sociaal gebied. Zij zijn vaak somber en verdrietig doordat ze hun partner en vrienden missen. Sommige ouderen hebben het gevoel dat ze overbodig zijn. Door deze beperkingen lopen ouderen risico’s. Bijvoorbeeld het risico om te vallen, het risico om incontinent te worden, het risico om ondervoed te raken, het risico om depressief te worden.

47


Theoriebron Geriatrie

Taken van de verzorgende Filmpje over App risicoscan <

48

Een van de taken van de hulpverlener is om na te gaan of de oudere cliënt een verhoogd gezondheidsrisico loopt. Hierna bepaalt de hulpverlener samen met de cliënt doelen en acties, en zij evalueert en stelt de zorg bij: Stap 1: Verkennen, gericht observeren en onderzoeken Stap 2: Plannen en doen (opvolging), actie ondernemen om iets aan de risico’s te doen en problemen te voorkomen Stap 3: Evalueren en bijstellen, nagaan of de acties effect hebben. De actie wordt dan ook opgenomen in het zorgplan. Voor een aantal zorgproblemen zijn organisaties verplicht een risicosignalering uit te voeren, namelijk: huidletsel, ondervoeding/overgewicht, mondzorg, vallen, problemen medicatiegebruik, depressie en incontinentie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) inspecteert op deze thema’s. Hierbij kunnen speciale signaleringslijsten worden gebruikt. Ook kun je tegenwoordig gebruikmaken van een gratis te downloaden app van Zorg voor Beter.


Theoriebron Ouderenzorg

Theoriebron Ouderenzorg Inleiding Het ouderenbeleid staat hoog op de politieke agenda. De oudere moet tegenwoordig zelf de regie houden. We zien dat verschillende bejaardentehuizen worden gesloten. In de seniorenwoning doet de technologie zijn intrede. Maar dat is natuurlijk niet altijd zo geweest. Ga maar eens zestig jaar terug, toen was de zorg voor de ouderen heel anders georganiseerd.

Hedendaagse visie Filmpje van Zorgaccent over zelfredzaamheid <

Als ouderen gezondheidsklachten krijgen, kunnen zij met de juiste hulp zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en functioneren. De gemeente speelt hierin een rol: deze is verantwoordelijk voor ondersteuning van mensen die niet zelfredzaam zijn. De gemeente geeft ondersteuning thuis vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Burgers hebben de keuze tussen hulp in natura of via een persoonsgebonden budget (pgb). Vanuit de Wmo kan bijvoorbeeld huishoudelijke hulp ingekocht worden. Nog meer voorbeelden die vanuit de Wmo geregeld kunnen worden, zijn: • aanpassingen aan de huidige woning • begeleiding en dagbesteding • boodschappendienst • woningaanpassing • vervoersvoorziening • vervoer in de regio • rolstoel, scootmobiel • respijtzorg, waarbij de taken van een mantelzorger tijdelijk overgenomen worden. In het filmpje vertelt een hulpverlener van Zorgaccent Thuiszorg in Twente hoe ze de zelfredzaamheid versterkt, waardoor de cliënt langer thuis kan blijven wonen.

Steeds meer ouderen, steeds meer ouderenzorg De groep ouderen in Nederland wordt steeds groter. De voorspellingen zijn dat er in 2040 4,6 miljoen 65-plussers zijn. Ouderen kunnen langer thuis wonen met hulp van familie, vrienden en vrijwilligers. Vanuit de Zorgverzekeringswet wordt de verpleegkundige zorg vergoed. De wijkverpleegkundige stelt vast welke zorg nodig is en stelt samen met de cliënt een zorgplan op. Mensen die veel zorg nodig hebben, krijgen een Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg). Deze mensen hebben recht op verblijf in een zorginstelling; denk aan een verpleeghuis, een (particulier) woonzorgcentrum of een woonzorgvoorziening voor kleinschalig wonen. Deze ouderen mogen ook thuis blijven wonen met zorg van een instelling thuis. Dit kan ook weer geregeld worden met een pgb. De oudere kiest dan zelf wie zijn zorgverlener wordt en de zorg thuis levert. Dit kan alleen als de zorg verantwoord is en de kosten niet hoger zijn dan opname in een instelling.

49


Theoriebron Ouderenzorg

Moderne ouderenzorg De oudere moet zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Daarom moeten er ook meer geschikte woningen voor senioren komen, of aanpassingen aan bestaande woningen uitgevoerd worden. Ook moet er steeds meer domotica komen voor ouderen, vindt de overheid. Dit zijn ICT-toepassingen in huis; bijvoorbeeld het automatisch aan- en uitschakelen van het licht. Een ander voorbeeld is de passieve sociaal-medische alarmering. De woning moet zelf ‘oppassen’ of de bewoner nog wel actief is; zo niet, dan wordt er automatisch een signaal verzonden naar een alarmdienst. De technologie in de ouderenzorg bewijst ook zijn diensten in het uitwisselen van informatie door bijvoorbeeld Skype, smartphones en digitale platforms.

Oudere wisselt informatie uit via de smartphone.

De geschiedenis van de ouderenzorg tot 1960 In de dertiende eeuw bestonden er vooral hofjes, waar rijke regenten aan arme oude mensen een plek boden om te wonen. In de zestiende eeuw ontstonden er oudemannen- en oudevrouwenhuizen. De hofjes bleven nog bestaan. Er heerste een streng beleid en de bewoners hadden geen privacy. Ze hadden vaak alleen een bed en sliepen in één zaal. In de negentiende eeuw werden de huizen steeds voller en begon de overheid de ouderenzorg als een apart sociaal probleem te beschouwen. Toch werd in 1912 nog een Armenwet aangenomen, waarin de familie de onderhoudsplicht had voor de ouden van dagen. In 1947 kwam minister Willem Drees met de ‘Noodvoorziening voor ouden van dagen’, die in 1957 werd omgedoopt tot de Algemene Ouderdomswet. Dankzij deze wet konden mensen na hun 65e jaar stoppen met werken en kregen ze een pensioen van de overheid.

De geschiedenis van de ouderenzorg na 1960 In 1963 kwam de Wet op de bejaardenoorden, die het mogelijk maakte om bejaardentehuizen te bouwen. In 1965 werd het eerste moderne bejaardentehuis geopend. Sindsdien zijn er vele moderne bejaardentehuizen bij gebouwd. Met het ouder worden kregen de bewoners van de bejaardentehuizen steeds meer behoefte aan hulp. Langzaamaan ging het bejaardentehuis ‘verzorgingshuis’ heten. Sinds de jaren zeventig worden ouderen aangemoedigd om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Ouderen moeten dan wel hulp kunnen krijgen aan huis, waarbij de mantelzorgers een grote rol spelen.

50


Theoriebron De oudere met psychosociale problemen

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen Inleiding Twee op de tien ouderen hebben psychosociale problemen. Deze problemen kunnen zich uiten in angsten, somberheid, eenzaamheid, verdriet, depressie of somatische klachten. Bij het ouder worden is het niet alleen het lichaam dat zijn beperkingen krijgt, ook het cognitief functioneren verandert; dat wil zeggen: het verwerken van informatie in de hersenen. Een combinatie van lichamelijke aandoeningen en het niet goed kunnen verwerken van allerlei prikkels door de hersenen kan zelfs een delier veroorzaken.

Uit balans Als je alleen overblijft, is het leven niet meer eenvoudig – zo ervaren heel veel ouderen de laatste jaren van hun leven. Het gebeurt immers maar zelden dat je op dezelfde dag sterft als je partner. Maar niet alleen het lichaam krijgt zijn beperkingen bij het ouder worden, ook het verwerken van informatie verandert. Het gaat niet meer zoals vroeger. Het geheugen laat ouderen van tijd tot tijd in de steek. Hierdoor kunnen ze sneller uit balans raken. Iedereen ervaart in het leven moeilijke perioden en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan, verschilt nogal van persoon tot persoon. Veel ouderen hebben psychosociale problemen: problemen met het geestelijk vermogen en/of de sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen omgaan met mensen en verschillende omstandigheden in het leven. Deze problemen kunnen zich uiten in angsten, somberheid, eenzaamheid, verdriet, depressie of somatische klachten.

Depressie bij ouderen Filmpje Je bent dus depressief <

Veel ouderen wonen alleen. Familie en vrienden van ongeveer dezelfde leeftijd zijn al overleden. Ouderen worden overvallen door verdrietige gevoelens en missen de zin van het leven. Als de stemming lange tijd achtereen somber is, wordt gesproken van een stemmingsstoornis. Bij ouderen boven de 70 jaar uiten depressieve klachten zich eerder lichamelijk: duizelig zijn, een droge mond hebben, pijn waarvan de oorzaak niet duidelijk is, problemen met de stoelgang, hoofdpijn, druk op de borst, trillerige handen en rugpijn. Een minder goede verzorging van het uiterlijk kan ook een signaal zijn, evenals het ontbreken van belangstelling voor hobby’s. De achterliggende depressie wordt soms niet herkend. Bepaalde depressieve klachten worden vaak gezien als ‘acceptabel’ en als ‘normale ouderdomsklachten’.

51


Theoriebron De oudere met psychosociale problemen

Hulp aan depressieve ouderen Wanneer je signalen van depressiviteit herkent, overleg je eerst met de cliënt en de familie. Ook kun je gebruikmaken van een observatielijst voor psychosociale problemen bij ouderen. Daarna ga je in overleg met je leidinggevende en je collega’s. Als hulpverlener kun je de depressieve oudere helpen door structuur aan te brengen in de dag.

Hulpverlener die de hand vasthoudt van de depressieve oudere. Daarnaast kun je een lijstje maken met ‘plezierige activiteiten’, waaruit de cliënt een keuze kan maken. Denk maar eens aan een wandelingetje maken of naar het winkelcentrum gaan. Door het observeren van de stemming wordt duidelijk wat het effect is van deze activiteit.

Het delier Filmpje Mieren in de thee <

52

Een delier is een acute verwardheid die in korte tijd ontstaat (uren tot dagen). Bij een delier is het bewustzijn wisselend gestoord. Daarnaast bestaat onrust of – in geval van een stil delier – juist apathie (gebrek aan emotie, motivatie of enthousiasme). Vaak zijn er hallucinaties (men ruikt of hoort dingen die er niet zijn) en/of wanen (een fantasie die de betrokkene beschouwt als werkelijkheid). Ook het friemelen of plukken aan lakens, kleding e.d. komt vaak voor. Hoe hoger de leeftijd, hoe groter het risico op een delier. Oorzaken kunnen zijn: longontsteking, koorts, obstipatie, urineretentie, infectie, uitdroging, recente operatie, medicatie (overmatig gebruik of bepaalde combinaties van opiaten) of juist door plotseling stoppen van medicatie. Vooral bij de kwetsbare oudere is de kans op het ontstaan van een delier aanwezig.


Theoriebron De oudere met psychosociale problemen

Delier, dementie, depressie DOS-vragenlijst en invulinstructie < Delier-o-meter < Poster Delier, dementie en depressie <

Het herkennen van een delier is niet altijd even makkelijk, omdat sommige symptomen ook voorkomen bij een depressie of bij dementie. Een hulpmiddel dat in de praktijk gebruikt wordt, is de DOS-schaal. (DOS staat voor: Delirium Observatie Screening.) De schaal bestaat uit dertien vragen waarop gescoord wordt met een ‘ja’ (1 punt) of ‘nee’ (0 punten). De observaties worden driemaal per dag uitgevoerd om te kunnen vaststellen of er symptomen van een delier bestaan. Bekijk de DOS-vragenlijst en invulinstructie op de website van Werken in de ouderengeneeskunde: www.werkenindeouderengeneeskunde.nl. Een ander hulpmiddel is de Delier-O-meter, een verpleegkundige beoordelingsschaal om de ernst van een delier in kaart te brengen. Bekijk ook de Delier-O-meter op de website van het Platform ouderenzorg: www.platformouderenzorg.nl. Bekijk de volgende poster, waarin de verschillen worden aangegeven tussen delier, dementie en depressie, op de website van Nursing: www.nursing.nl. Nog enkele tips voor in je werk: Zeg rustig wie je bent en wat je komt doen als je de kamer van de delirante cliënt binnenkomt. Vertel de cliënt waarom hij daar is. Vraag de familie vertrouwde voorwerpen mee te nemen, zoals een klok. Ga de hallucinaties of waanideeën niet tegenspreken, maar zeg dat jij ze niet waarneemt.

53


Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat?

Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat? Inleiding Hoe meer medicijnen de cliënt gebruikt, hoe groter de kans is op medicatiefouten, op ongewenste bijwerkingen, op interacties en ook op ontrouw om de medicijnen in te nemen. Door het chronisch gebruik van vijf of meer geneesmiddelen wordt het risico op ziekenhuisopname groter. Regelmatig blijkt dat vermindering van medicijnen ook mogelijk is. Als hulpverlener moet je goed observeren, luisteren en signaleren.

Minder medicatie ‘Ik heb zoveel medicijnen, is het ook goed als ik de helft inneem?’ verzuchtte onlangs de oudere cliënt bij wie de hulpverlener toezicht had op de inname van de medicatie. Bij veel ouderen is sprake van polyfarmacie. Hiervan wordt gesproken als er gedurende lange tijd vijf of meer geneesmiddelen worden gebruikt.

Het gebruik van veel medicijnen geeft veel risico’s. Het gebruik van meer dan vijf geneesmiddelen komt veel voor bij ouderen. Het regelmatig kritisch laten beoordelen van het medicijngebruik van de cliënt leidt vaak tot een vermindering van de medicijnen.

Problemen met polyfarmacie De kans op interacties en ongewenste bijwerkingen is groter naarmate er meer medicijnen worden gebruikt. Het ene geneesmiddel kan de werking van het andere geneesmiddel verzwakken of juist versterken. Juist bij ouderen behoren ongewenste bijwerkingen van medicijnen tot de vijf meest voorkomende oorzaken van ziekte. Als een cliënt veel medicijnen moet gebruiken, is de kans groter dat hij of zij minder secuur wordt in het innemen van deze medicijnen.

54


Theoriebron Polyfarmacie, wat is dat?

Risico’s met polyfarmacie Komt de cliënt met nieuwe problemen bij de arts, dan kan ook daarvoor nieuwe medicatie voorgeschreven worden. Soms wordt medicatie gegeven om bijwerkingen van een ander medicijn tegen te gaan. Ouderen hebben sneller last van ongewenste bijwerkingen, omdat de nierfunctie en de leverfunctie verminderen, waardoor de bloedspiegels hogere waarden bereiken dan gewenst. Ook hebben ouderen meer lichaamsvet en minder spiermassa, wat van invloed kan zijn op de dosering. Door het gebruik van rustgevende medicijnen kan men suf worden, waardoor de cliënt dus een groter valrisico heeft. De hulpverlener is vaak de eerste die signalen opmerkt als pijn, sufheid of het zich anders gedragen van de cliënt.

Het innemen van veel medicijnen is voor veel ouderen een opgave. Medicijnen moeten voorkomen dat de cliënt zieker wordt. Als cliënten medicijnen vergeten of te laat innemen, kan dat hun gezondheid juist schade toebrengen.

Veilig gebruik Rode vlaggeninstrument < Filmpje over het gebruik van het Rode vlaggeninstrument <

Zorg dat je als hulpverlener op de hoogte bent van de werking en de bijwerkingen van de medicijnen die jouw cliënt krijgt. Informatie hierover staat in de bijsluiter, het Farmacotherapeutisch Kompas en op www.apotheek.nl. Recente bijsluiters horen in het zorgleefplan opgenomen te zijn. Bespreek met de arts welke ongewenste effecten je gesignaleerd hebt en rapporteer die in het zorgleefplan. Voor thuiszorgmedewerkers is er een zogeheten ‘Rode vlaggeninstrument’ ontwikkeld om medicatieproblemen op te sporen. Zo krijg je de risico’s makkelijker in beeld.

55


Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen? Inleiding Door vroeg valrisico's te signaleren kun je veel leed voorkomen. Oudere cliënten lopen een groter risico om te vallen. Dit kan komen door persoonsgebonden factoren, die de kans om te vallen vergroten. Maar ook in huis kunnen allerlei factoren zijn die de kans op vallen doen toenemen. De hulpverlener heeft een signalerende en adviserende taak bij deze cliënt.

Mobiliteitsproblemen Een cliënt die mobiel is, kan zich verplaatsen. Dit kan zonder hulpmiddel of met bijvoorbeeld een rolstoel of scootmobiel. Als de cliënt moeite heeft met lopen, gaan het opstaan, bukken en traplopen vaak ook moeizaam. Dit betekent dan ook beperkingen in de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Oorzaken zijn vaak klachten en aandoeningen van het bewegingsapparaat, zoals ernstige rugklachten, artrose en reuma. Astma/COPD en een doorgemaakte beroerte zijn veelvoorkomende aandoeningen die mobiliteitsbeperkingen geven. Daarnaast zijn valongevallen juist weer een oorzaak van het ontstaan van mobiliteitsbeperkingen bij ouderen.

Wist je dat …?

56


Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

Valrisico Naarmate ouderen een hogere leeftijd bereiken, neemt het risico om te vallen toe. In de praktijk blijkt dat ouderen die blijven bewegen, wandelen, fietsen of sporten, in een betere conditie zijn en daardoor ook beter in staat zijn een val te voorkomen. De oudere die risico loopt om te vallen is: • de oudere die eerder gevallen is (heeft angst om te vallen) • de oudere die slaap- of kalmeringsmiddelen gebruikt • de oudere die problemen heeft met het gezichtsvermogen • de oudere die moeite heeft met ADL • de oudere die een lichamelijke activiteit verricht • de oudere die incontinent is van urine • de oudere met de ziekte van Parkinson • de oudere die last heeft van duizeligheid (door een te lage bloeddruk bijvoorbeeld bij snel opstaan) • de oudere die vijf medicijnen of meer gebruikt • de oudere met depressieve symptomen • • de oudere die verward is.

De oudere die blijft bewegen doet aan valpreventie.

Veiligheid in huis Filmpje Oorzaak vallen <

Veel valpartijen vinden in huis plaats. Factoren die het risico van vallen verhogen, zijn bijvoorbeeld losse kleedjes en snoeren, onvoldoende verlichting, hoge drempels, natte vloeren. Ook het dragen van schoenen met gladde zolen of slecht zittende schoenen verhogen het risico op valpartijen in huis. Een van de taken van de hulpverlener is het signaleren en verkleinen van valrisico’s bij ouderen. Als je dit filmpje bekijkt, zie je dat er vaak een oorzaak is aan te wijzen waardoor de oudere valt.

57


Theoriebron Valrisico, wat kan de hulpverlener betekenen?

Risico-inventarisatie en interventies Risico-inventarisatieformulier < Uitgebreidere valrisico-inventarisatielijst <

58

Bij iedere nieuwe cliënt van 75 jaar of ouder wordt bij de intake een risico-inventarisatieformulier ingevuld. Op basis van dit formulier wordt bepaald welke acties ondernomen worden. Nadat de cliënt is gevallen, komt er een gesprek. De hulpverlener kan dan vragen een agenda in te vullen, zodat duidelijker wordt onder welke omstandigheden de val plaatsvond. Heeft de hulpverlener een goed beeld van de risico’s op vallen voor deze cliënt, dan kan zij adviezen geven ter voorkoming van vallen. Of zij kan de cliënt adviseren een speciaal valpreventieprogramma te volgen.


Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen Inleiding Incontinentie komt bij ouderen vaker en in ernstiger mate voor. De oudere schaamt zich, want hij ervaart dat hij geen controle meer heeft over zijn eigen lichaam. Het vermijden van sociale contacten kan een gevolg zijn. De hulpverlener kan de oudere cliënt helpen, adviseren en ondersteunen als zij weet met welke vorm van incontinentie de oudere te maken heeft.

Vormen van incontinentie Incontinentie is een aandoening waarbij iemand de urine of ontlasting niet kan ophouden. Veel mensen lopen uit schaamte door met incontinentieklachten in plaats van naar de dokter te gaan. Incontinentie kan zich uiten in: • urine-incontinentie: onvrijwillig urineverlies • fecale incontinentie: onvrijwillig verlies van vaste of vloeibare ontlasting • anale incontinentie: fecale incontinentie plus het onvrijwillig verlies van gas. Urine-incontinentie komt veelvuldig voor, maar wordt vaak niet ontdekt en behandeld. Men denkt dat deze aandoening bij het ouder worden hoort. Voor het verlenen van goede zorg moet de arts eerst vaststellen om welke vorm van incontinentie het gaat. De hulpverlener is medeverantwoordelijk voor het signaleren van incontinentie. Bij urine-incontinentie kunnen veel complicaties optreden. Wanneer incontinentie niet op de juiste manier behandeld wordt, kan een blaas- en nierinfectie het gevolg zijn. Het valrisico van een incontinente oudere is ook groter: de oudere kan vallen wanneer hij zich naar het toilet haast.

Ouder worden gaat niet noodzakelijkerwijs samen met incontinent worden.

59


Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

Urine-incontinentie bij de oudere cliënt Filmpje risicosignalering incontinentie op website Zorgvoorbeter.nl <

De verschillende vormen van urine-incontinentie met de oorzaken zijn: • Stressincontinentie, ook wel het verliezen van druppeltjes bij toenemende druk; bijvoorbeeld bij hoesten, niezen en lachen of bij zwaar tillen. De blaas sluit niet goed. Een slechte conditie van de spieren van de bekkenbodem kan stressincontinentie veroorzaken. • Aandrangincontinentie houdt in dat de blaas urine probeert te lozen op een ongewenst tijdstip. Dit kan een grote hoeveelheid urine zijn. Er is een gebrek aan coördinatie tussen de signalen van de hersenen naar de blaas en dat wat de blaas doet. • Gemengde incontinentie is stress- en aandrangincontinentie tegelijk; dus ongewild urineverlies bij inspanning, met een hevige aandrang te moeten plassen. • Functionele incontinentie is urineverlies doordat de cliënt niet meer in staat is zelfstandig naar het toilet te gaan. Dit heeft dan dus niet met blaas of sluitspieren te maken, maar met mobiliteit, lastige kleding of de geestelijke vermogens. Bijvoorbeeld omdat de cliënt dement is en niet beseft dat hij aandrang heeft. • Overloopincontinentie is het onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden urine als de blaas niet helemaal geleegd wordt. Dit kan gebeuren als de prostaat vergroot is (bij mannen), waardoor de plasbuis vernauwd is. • Totale incontinentie is het voortdurende urineverlies door het niet meer goed sluiten van de blaas. • Reflexincontinentie is een vorm van incontinentie die wordt veroorzaakt door afwijkingen in het zenuwstelsel. De reflexen in het ruggenmerg zijn verstoord, zodat er geen aandrang wordt gevoeld en er geen controle is over de blaas. Indien mogelijk leert de cliënt zelf katheteriseren, zodat de blaas op vooraf bepaalde tijden kan worden geleegd.

De gevolgen van incontinentie Voor de cliënt is het zeer ingrijpend om incontinent te zijn. Hij is de controle over zijn lichaam kwijt. De cliënt schaamt zich voor de incontinentie – vanwege de angst voor een onprettige geur en lekkage – en kan sociale contacten gaan vermijden. Een ander gevolg is dat er een grotere kans is op vallen, doordat de cliënt gehaast het toilet wil bereiken. Ook huidbeschadigingen zijn niet altijd te voorkomen. Hiervoor zijn er sprays en crèmes, die dienen als beschermend laagje op de huid. Een open gesprek waarin de zorgen van de cliënt geuit kunnen worden en mogelijke oplossingen besproken kunnen worden, kan voor opluchting zorgen. De hulpverlener kan hierin ondersteuning krijgen van de incontinentieverpleegkundige, die advies kan geven bij het bespreekbaar maken van het probleem met de cliënt en de te ondernemen acties.

60


Theoriebron Incontinentie: oorzaken, gevolgen, richtlijnen

De ondersteuning van de verzorgende Richtlijn Urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen (LEVV/V&VN, 2010) op platvormouderenzorg.nl < Praktijkkaart gebaseerd op de richtlijn Urine-incontinentie op website van venvn.nl <

Onnodig urineverlies bij ouderen is voor een groot deel te voorkomen. Denk hierbij aan ondersteuning bij en adviezen over: • de toiletgang Ga direct in op het verzoek om de cliënt te helpen. Stel een tijdstip en een frequentie vast voor jouw cliënt. Vraag de cliënt of hij naar het toilet wil. Begeleid je cliënt bij de blaastraining. Dit houdt in dat de cliënt oefent onder begeleiding van een fysiotherapeut, om bij aandrang het plassen iedere keer iets uit te stellen. • verminderen van obstakels en verbeteren van de mobiliteit Verplaats bijvoorbeeld meubels als deze in de weg staan op de route naar het toilet. Geef de cliënt het advies makkelijke kleding aan te trekken, die snel uitgedaan kan worden. • gebruik modern incontinentiemateriaal Let erop dat de juiste maat incontinentiemateriaal gekozen wordt, met het juiste absorptievermogen dat past bij de soort incontinentie die jouw cliënt heeft. Lees de richtlijn Urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen (LEVV/V&VN, 2010). Hierin zijn de diagnostiek, behandeling en interventies beschreven. Deze richtlijn heeft tot doel dat iedere zorgmedewerker op dezelfde manier omgaat met urine-incontinentie bij de oudere cliënt. Een verkorte uitgave, die gebaseerd is op de richtlijn Urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen, is de praktijkkaart. Hierin zijn de diagnostiek, behandeling en interventies beschreven.

61


Theoriebron Ondervoeding

Theoriebron Ondervoeding Inleiding Ondervoeding heeft ernstige gevolgen voor de oudere. Het leidt tot meer complicaties bij ziekte, langzamer herstel na ziekte, afname van de algehele conditie en afname van de afweer. Voor het signaleren van ondervoeding is een makkelijk instrument ontwikkeld. Hoe eerder ondervoeding gesignaleerd wordt, hoe sneller de oorzaak bekend is en hoe eerder de behandeling kan beginnen.

Wat is ondervoeding? Als iemand zonder dat het de bedoeling is in een maand drie kilo of meer afvalt of in zes maanden zes kilo of meer, spreken we van onvrijwillig gewichtsverlies. De kans op ondervoeding is dan groot. Ondervoeding kan plotseling ontstaan of juist al heel lang bestaan. Ondervoeding betekent dat het lichaam niet voldoende verschillende voedingsstoffen opneemt, met als gevolg dat het lichaam niet functioneert zoals een gezond lichaam hoort te doen, bijvoorbeeld bij ziekte. Ondervoeding is niet altijd te voorkomen. Wanneer iemand ondervoed raakt, is het belangrijk dat dit snel wordt herkend, want dan kan er zo snel mogelijk actie worden ondernomen.

Snel herkennen van ondervoeding en actie ondernemen.

Oorzaken van voedingsproblemen Oorzaken van ondervoeding kunnen zijn: • afhankelijkheid • eenzaamheid • eenzijdig voedingspatroon • herstel van fracturen • kauw- en slikproblemen • medicijngebruik/bijwerkingen medicijnen, zoals misselijkheid, braken • oncologische aandoeningen • operatie hebben ondergaan • problemen met het gebit • verminderde eetlust/sneller een ‘vol’ gevoel ervaren

62


Theoriebron Ondervoeding

• verminderde reuk en smaak • alcohol- of drugsmisbruik. Omdat het moeilijk is om van ondervoeding te herstellen, is het belangrijk om zulke risicofactoren op tijd te signaleren. Niet alleen ondervoeding, maar ook overgewicht vormt een voedingsprobleem voor de oudere. De gevolgen hiervan zijn een grotere kans op hart- en vaatziekten, gewrichtsklachten en diabetes mellitus type 2.

Gevolgen van ondervoeding Ondervoeding zorgt voor een snel verlies aan spiermassa. Daarmee is er meer risico op vallen en daardoor op botbreuken. De afbraak van spieren heeft gevolgen voor het dagelijks functioneren en de zelfredzaamheid van de oudere. Andere gevolgen zijn: zich vlugger moe voelen, sneller en ernstiger ziek worden, langer nodig hebben om te herstellen na een ziekte, verminderde afweer en een moeilijke wondgenezing. Daarnaast kan ondervoeding ook leiden tot depressiviteit.

Signaleren van voedingsproblemen Instructiefilmpje screening ondervoeding van de website Zorg voor beter < Stappenplan SNAQ 65+ van de website Zorg voor beter < Screeningslijst van de Stuurgroep Ondervoeding <

Voedingsproblemen met het risico op ondervoeding spelen vooral bij zieken en ouderen. Het betreft de volgende groepen: • kwetsbare ouderen thuis, in een verzorgingshuis of woonzorgcentrum • cliënten die meerdere ziekten hebben, chronisch ziek zijn of veel medicatie gebruiken (COPD, CVA, decubitus, dementie, depressie, hartfalen, darmziekten) • cliënten die niet zelfredzaam zijn • cliënten met een kunstgebit dat niet goed past • cliënten met kauw- of slikproblemen • oudere cliënten die pas uit het ziekenhuis zijn ontslagen • cliënten met psychosociale problemen • cliënten met alcohol- of drugsmisbruik. Voor het signaleren van ondervoeding bij de ouderen die thuis wonen, wordt gebruikgemaakt van de SNAQ 65+. Dit signaleringsinstrument is snel en eenvoudig te gebruiken. In plaats van het berekenen van de BMI is gekozen voor het meten van de bovenarmomtrek, omdat dit bij cliënten thuis makkelijker is. Voor het signaleren van ondervoeding in verpleeg- en verzorgingshuizen is het instrument SNAQRC ontwikkeld. Met behulp van drie vragen en de BMI kan bepaald worden of er risico op ondervoeding is of dat er sprake is van ondervoeding.

63


Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere

Theoriebron Gezichtsen/of gehoorproblemen bij de oudere Inleiding Met het ouder worden krijgt de oudere vaak gezichts- of gehoorproblemen. Dit verloopt niet bij iedere persoon gelijk. Zo kan een oudere van 80 jaar nog heel goed horen, terwijl een ander van 65 jaar veel problemen ervaart. Gezichtsproblemen kunnen ook ontstaan door ziekten die op hogere leeftijd meer voorkomen. Met gebruik van hulpmiddelen kunnen veel ouderen nog redelijk zelfredzaam functioneren.

Gezichtsproblemen Veel ouderen denken dat slechter zien bij het ouder worden hoort. Vaak kan er toch iets aan gedaan worden. Oogaandoeningen zijn bijvoorbeeld vlekken op het netvlies bij een cliënt met diabetes mellitus. Dit kan verholpen worden door laserstralen. Mensen met staar hebben een troebele lens. Een kleine operatie, waarbij de troebele lens wordt verwijderd en een kunstlens wordt geïmplanteerd, kan de klacht al snel verhelpen. Glaucoom is een oogziekte waarbij het gezichtsveld minder wordt door een te hoge druk in het oog. Met oogdruppels, een laserbehandeling of een operatie kan verdere achteruitgang worden voorkomen. Bij maculadegeneratie is het netvlies verouderd. Dit kan niet hersteld worden, maar de achteruitgang van het gezichtsvermogen kan in veel gevallen tot stilstand worden gebracht door middel van injecties.

Gehoorproblemen De zogenaamde ouderdomsslechthorendheid (presbyacusis) treedt op als gevolg van veroudering van het hoorzintuig. Ouderdomsslechthorendheid ontstaat aan beide oren tegelijk. Dit ontwikkelt zich zo langzaam dat de persoon zelf er nauwelijks erg in heeft. Het is een normaal verouderingsverschijnsel. Wanneer het gehoorverlies zodanig wordt dat gesprekken moeilijk te volgen zijn, kan door een gehoorapparaat het horen weer aanzienlijk worden verbeterd. Een ander gehoorprobleem dat bij ouderen voorkomt, is slechthorendheid als gevolg van de ziekte van Ménière. Hierbij werkt het binnenoor niet goed en zijn duizelingen en gehoorverlies het gevolg. Na jaren is er vaak een blijvend gehoorverlies.

64


Theoriebron Gezichts- en/of gehoorproblemen bij de oudere

Door het gehoorapparaat kan de oudere weer genieten van het samenzijn.

De gevolgen van gezichts- of gehoorproblemen De gevolgen voor een oudere met gezichtsproblemen kunnen ingrijpend zijn. Sommige aandoeningen zorgen ervoor dat iemand geen gezichten meer herkent. Nog afgezien van de ADL-problemen kan dit ertoe leiden dat de oudere niet meer uit huis gaat en in een sociaal isolement raakt. Het is belangrijk dat mensen om hem heen opmerken dat de oudere bijvoorbeeld steeds dichter bij de tv gaat zitten. Als iemand zich vaak stoot aan kasten of deuren, kan dat betekenen dat het zichtveld vermindert. Ook slechthorendheid leidt tot sociaal isolement, verminderd zelfvertrouwen, angsten en daardoor ook tot een grotere kans op depressie. Doordat gehoorapparaten de communicatie verbeteren, blijkt in de praktijk dat ouderen ervaren dat hun kwaliteit van leven weer toeneemt.

Taken van de hulpverlener bij gezichts- of gehoorproblemen De taken van de hulpverlener bij een cliĂŤnt met gezichts- of gehoorproblemen bestaan vooral uit ondersteuning en begeleiding waar de zelfzorg tekortschiet. Dit kan zijn: hulp bij ADL, huishoudelijke taken en verpleegkundige handelingen, zoals het verzorgen van wonden, toedienen van medicijnen of geven van injecties. De hulpverlener stimuleert de zelfredzaamheid van de cliĂŤnt en geeft voorlichting, advies en instructies (gebruik van hulpmiddelen waardoor de zelfredzaamheid vergroot wordt).

65


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.