fb .v
.
Cursus
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Anatomie, fysiologie en pathologie Deel 3
Colofon Auteur: Christine Dirkse, Ditty Verveda Titel: Anatomie, fysiologie en pathologie Deel 3 ISBN: 9789037232929 ©
fb .v
.
Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl
u' Ac
tie
Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).
Ed
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
U
itg
ev
er
ij
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
Inhoudsopgave Over deze cursus
fb .v
Voedingsstoffen
.
6 8
Spijsverteringsstelsel
11
Pathologie spijsverteringsstelsel Uitscheidingsstelsel
13
18
Pathologie uitscheidingsstelsel Theoriebron Voedingsstoffen
tie
OriĂŤntatie
4
19 21 24
u' Ac
Theoriebron Afbraak van stoffen
Theoriebron Spijsverteringsstelsel
27
Theoriebron Afbraak van voedsel
30
Theoriebron Van de darmen naar het bloed
33
Ed
Theoriebron Pathologie van mond, keel en slokdarm Theoriebron Maagaandoeningen
37
Theoriebron Darmaandoeningen
39
ij
Theoriebron Lever- en galaandoeningen
35
41
er
Theoriebron Symptomen van aandoeningen in het spijsverteringskanaal Theoriebron Functies van de lever
ev
Theoriebron Bouw van de nieren
45 47
49
Theoriebron Infecties in de urinewegen
50
Theoriebron Retentie, incontinentie en nierinsufficiĂŤntie Theoriebron Samenstelling van de urine
52
54
U
itg
Theoriebron Urinewegen
43
3
Over deze cursus
Over deze cursus
.
Inleiding
fb .v
Stefan is hulpverlener. Hij verzorgt sinds enkele maanden mevrouw De Wilde. Zij klaagt al een paar dagen over vage pijn in de maagstreek, maar het lijkt niet zorgwekkend. Op een dag valt het Steven op dat haar urine erg donker gekleurd is, en haar ontlasting juist heel licht. Ook ziet mevrouw een beetje geel. Steven weet dat dat een signaal is dat er iets mis is in de galwegen. Hij besluit direct een arts te bellen.
tie
Het spijsverteringskanaal en de urinewegen zijn beide gevoelig voor infecties, omdat ze met de buitenlucht in verbinding staan. Urine en ontlasting vertonen vaak tekenen van wat er inwendig mis is. Als je als verzorgende weet wat er mis kan gaan en waar je op kunt letten, kun je tijdig een arts waarschuwen. Zo kun je veel ellende voorkomen.
• • •
Je kunt uitleggen hoe voedingsstoffen worden afgebroken en welke rol ze spelen in het lichaam. Je kunt de anatomie en fysiologie van het spijsverteringsstelsel beschrijven. Je kunt oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van het spijsverteringsstelsel beschrijven en benoemen. Je kunt de anatomie en fysiologie van de nieren en urinewegen beschrijven. Je kunt oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van het uitscheidingsstelsel beschrijven en benoemen.
Ed
• •
u' Ac
Leerdoelen
Beoordeling
ij
Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Deze wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.
ev
er
Beoordelingsformulier <
Planning
U
itg
Planningsformulier <
Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.
Beroepsproduct: Alert op de wc Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier. Werk samen met een klasgenoot.
4
Over deze cursus
Hoewel veel mensen liever niet in de wc kijken, kunnen urine en ontlasting veel informatie geven over het functioneren van het spijsverteringssysteem. In deze opdracht gaan jullie een poster maken die mensen in de wc kunnen hangen. Op die poster brengen jullie op een leuke, toegankelijke manier in beeld waar mensen op kunnen letten bij ontlasting en urine, en wat ze moeten doen bij een afwijkende kleur, geur of vorm.
tie
Eisen aan de uitvoering
fb .v
.
Op de poster is de volgende informatie te zien: • welke kleur, geur of vorm urine en ontlasting kunnen hebben • wanneer iemand direct een arts moet waarschuwen • welke ogenschijnlijke afwijkingen niet gevaarlijk zijn. Let op dat de poster mensen niet onnodig bang maakt, noem niet alle ernstige aandoeningen die er kunnen optreden, maar maak mensen er vooral van bewust wanneer ze een arts moeten raadplegen.
Ed
u' Ac
1. Kies een medestudent om deze opdracht mee uit te werken. 2. Lees nog eens de informatie over urine en ontlasting in deze module. Zoek ook naar informatie op internet. Gebruik bij het maken van de poster ook de ‘Bristol Stool Schale’. Schrijf de gevonden informatie overzichtelijk op en vermeld welke bronnen je hebt gebruikt. 3. Schets de opzet van je poster. Gebruik de aanwijzingen hierboven over de inhoud van de poster. 4. Werk de poster uit. Dit kan met de hand, maar ook met een computerprogramma. Stel bijvoorbeeld bij PowerPoint de paginagrootte in op A3. Dan kun je in PowerPoint heel goed een poster maken. 5. Lever je poster in bij je docent. Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.
ij
Eisen aan het beroepsproduct
U
itg
ev
er
Je beroepsproduct wordt beoordeeld op de volgende punten: • De poster heeft een aantrekkelijke lay-out die aansluit bij de doelgroep. • De poster geeft de juiste informatie over kleur, geur en vorm van feces en urine en welke actie daarop ondernomen moet worden. • De poster informeert, maar maakt mensen niet onnodig bang. • Je gebruikt de (medische) termen zoals ze ook in de module beschreven worden.
5
Oriëntatie
Oriëntatie Opdracht 1
Lekker en gezond?
Opdracht 2
Oriëntatie spijsvertering
tie
fb .v
.
Deze module gaat over het spijsverteringsstelsel en het uitscheidingsstelsel. Het gaat over eten. Je gaat uitzoeken hoe je lekker én gezond kunt eten. 1. Bedenk een gerecht of tussendoortje dat je erg lekker vindt, en waarvan je denkt dat het niet gezond is. 2. Schrijf op welke ingrediënten er in het gerecht zitten. 3. Zoek op welke ingrediënten gezond zijn en welke niet. Is het gerecht gezond? Waarom wel/niet? 4. Probeer voor de ongezonde ingrediënten een alternatief te bedenken. Hoe kun je het gerecht gezonder maken, terwijl het net zo lekker blijft? Geef elkaar adviezen.
u' Ac
Gebruik voor deze opdracht een torso (pop met organen) of een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. a. Noem minstens vijf organen die bij het spijsverteringsstelsel horen.
Ed
b. Noem het gedeelte van het spijsverteringsstelsel dat heel zuur sap bevat.
ij
c. Waarvoor dient dit zuur?
U
itg
ev
er
d. Probeer van zo veel mogelijk organen uit het spijsverteringsstelsel de functie te noemen.
6
Opdracht 3
Aandoening aan spijsvertering of urinewegen
fb .v
.
OriĂŤntatie
In deze module staat naast anatomie en fysiologie ook de pathologie van spijsvertering en urinewegen centraal. Iedereen heeft weleens last van zijn buik. Misschien ken je ook wel iemand met nier- of blaasproblemen.
u' Ac
tie
Zoek iemand in je omgeving met een aandoening aan het spijsverteringsstelsel of de nieren en urinewegen. Vraag deze persoon naar zijn aandoening en ervaringen. Maak daarvan een korte presentatie (maximaal vijf minuten). In die presentatie noteer je in ieder geval de volgende informatie: 1. de naam van de aandoening 2. de symptomen van de aandoening 3. oorzaak van de aandoening 4. behandeling en prognose.
U
itg
ev
er
ij
Ed
Presenteer dit voor de klas of een deel van de klas.
7
Voedingsstoffen
Voedingsstoffen
.
Inleiding
fb .v
‘Je moet wel gezond eten.’ Dat is altijd een goed advies. Maar wat is gezond eten? Welke stoffen maken eten eigenlijk gezond? Waar heb je ze voor nodig? Je moet de basis hiervan weten en begrijpen om de werking van het spijsverteringsstelsel goed te kunnen begrijpen. Bovendien is een beetje kennis van voedingsstoffen handig om zelf in te kunnen schatten welk eten gezond is.
Leerdoelen
Theoriebron Voedingsstoffen <
Bestudeer Theoriebron Voedingsstoffen.
Gezonde voeding is belangrijk voor je gezondheid. Hoe gezond eet je zelf eigenlijk? In deze opdracht bekijk je je eetpatroon van één dag en bedenk je hoe je je eetpatroon eenvoudig gezonder kunt maken. a. Houd één dag alles bij wat je eet, dus ook alle tussendoortjes. Schrijf er een tijdstip bij.
U
itg
ev
er
ij
Website Voedingscentrum <
Schijf van Vijf
Ed
Opdracht 4
u' Ac
tie
Je kunt: • de rol van voedingsstoffen in het lichaam beschrijven • beschrijven tot welke stoffen voedingsstoffen in het spijsverteringsstelsel worden afgebroken en welke enzymen hierbij betrokken zijn.
8
Voedingsstoffen
b. Zet bij je lijst met dingen die je hebt gegeten achter elke maaltijd in welke vakken van de Schijf van Vijf de onderdelen thuishoren. Raadpleeg voor meer informatie eventueel de site van het Voedingscentrum.
Kennis over voedingsstoffen Beantwoord de vragen over voedingsstoffen. a. Wat zijn voedingsstoffen?
tie
Opdracht 5
fb .v
.
c. Beoordeel je eigen eetgewoonte. Krijg je van elke schijf ongeveer evenveel binnen? Krijg je alle voedingsstoffen binnen? Van welke schijf krijg je te veel of te weinig binnen? Is er een eetgewoonte die je graag zou willen veranderen?
u' Ac
b. Vezels worden vaak tot voedingsstoffen gerekend, maar zijn het eigenlijk niet. Leg dat uit.
Ed
c. Als je hard gesport hebt, zijn je spieren beschadigd. Welke voedingsstof heb je extra nodig om je spieren weer op te bouwen?
ij
d. Als je aan het sporten bent, heb je veel energie nodig om je spieren te kunnen samentrekken. Welke voedingsstof heb je dan vooral nodig?
er
e. Als je niet eet voordat je gaat sporten, gaat je lichaam reserves verbranden. Welke voedingsstof wordt dan als eerste verbrand?
U
itg
ev
f. Als alle reservestoffen op zijn, is er nog een reservebrandstof in het lichaam. Welke is dat?
Opdracht 6
Zin en onzin over voeding Er wordt veel geschreven over voeding. Iedereen weet te vertellen wat wel en niet gezond is. Al die berichten spreken elkaar ook weleens tegen. Maar duidelijk is dat voeding veel invloed kan hebben op je gezondheid. Bekijk de stellingen. Bedenk of je het met de stellingen eens bent of niet. Verzin per stelling twee argumenten. Stelling 1: Verzekeraars mogen mensen met een ongezond eetpatroon weigeren voor een verzekering.
9
Voedingsstoffen
Stelling 2: We moeten maar stoppen met alles publiceren over wat wel en niet gezond is, want het spreekt elkaar toch alleen maar tegen en daar hebben we niets aan.
Theoriebron Afbraak van stoffen <
Enzymen Beantwoord de volgende vragen. a. Wat is een enzym?
tie
Opdracht 7
fb .v
.
Discussieer nu met de klas over de stellingen. Maak een Lagerhuis-opstelling: laat iedereen die het met de stelling eens is links gaan staan, wie het oneens is met de stelling rechts. Probeer elkaar met argumenten te overtuigen. Wijs een discussieleider aan; alleen degene die van de discussieleider het woord krijgt, mag iets zeggen.
b. Welke stof wordt afgebroken door de volgende enzymen?
lipase maltase peptase peptidas
u' Ac
amylase
U
itg
ev
er
ij
Ed
c. Wat zijn essentiĂŤle aminozuren?
10
Spijsverteringsstelsel
Spijsverteringsstelsel
.
Inleiding
fb .v
Je kunt alleen maar goed functioneren als je de juiste voedingsstoffen binnenkrijgt. Het spijsverteringsstelsel is verantwoordelijk voor het opnemen van die voedingsstoffen uit het voedsel in het bloed. Stoffen die niet in het bloed worden opgenomen, worden via de ontlasting weer uitgescheiden. De lever bewerkt de opgenomen voedingsstoffen of slaat ze op, zodat het lichaam op het juiste moment over de juiste stoffen beschikt.
Leerdoelen
Opdracht 8
Spijsverteringsstelsel tekenen
Vorm een groepje van drie personen. Teken het spijsverteringsstelsel op een groot stuk papier. Dat kan op A3-formaat, maar het mooiste is om zo veel papieren aan elkaar te plakken dat je een levensgrote tekening kunt maken. Stap 1. Teken eerst de contouren van het bovenlichaam van een persoon. Stap 2. Teken hierin alle onderdelen van het spijsverteringsstelsel. Stap 3. Schrijf de namen van de organen erbij. Stap 4. Zoek op internet van elk orgaan op wat de functie is van dit orgaan. Schrijf ook op welke stoffen verteerd worden, als dat van toepassing is. Stap 5. Teken nu ook de bloedvaten waar de voedingsstoffen uit het spijsverteringskanaal in het bloed worden opgenomen. Stap 6. Teken de lever en geef aan hoe voedingsstoffen bij de lever terechtkomen.
er
ij
Ed
Theoriebron Spijsverteringsstelsel <
u' Ac
tie
Je kunt: • de weg van voedsel door het spijsverteringsstelsel beschrijven • uitleggen wat de functie is van de verteringssappen maagsap, alvleeskliersap en gal • uitleggen hoe voedingsstoffen uit de darmen in het bloed terechtkomen • uitleggen wat de functie van de lever is.
Opdracht 9
Over welk verteringssap gaat het? Kies uit: maagsap, alvleeskliersap, gal.
ev
Theoriebron Van de darmen naar het bloed <
Verteringssappen
Dit is het zuurste verteringssap.
U
itg
Dit komt terecht in de dunne darm.
Opdracht 10
Theoriebron Van de darmen naar het bloed <
Dit verteringssap komt in de twaalfvingerige darm terecht. Dit sap heeft een emulgerende werking.
Doordenken over de darmen In deze opdracht tref je twee lastige vragen aan. Overleg samen en probeer met behulp van de theoriebron tot een antwoord te komen.
11
Spijsverteringsstelsel
Theoriebron Functies van de lever <
Opdracht 12
Mindmap lever
De lever heeft allerlei verschillende functies. Maak een mindmap van de lever. Maak daarin duidelijk onderscheid tussen de verschillende functies van een lever en noteer welke stoffen de lever omzet of op een andere manier bewerkt. Geef ook aan welke bloedvaten en andere kanalen de lever in- en uitgaan. Breid de informatie die je vindt in de theoriebron uit met informatie van internet.
tie
Opdracht 11
fb .v
.
Bij een darminfectie komen er bacteriĂŤn op de wand van de dunne darm terecht. Door een ontstekingsreactie wordt de oppervlakte van de darmwand kleiner. Hierdoor kan diarree ontstaan. Leg uit hoe bacteriĂŤn in de dunne darm kunnen zorgen voor diarree.
Theorie lever
u' Ac
a. Voedingsstoffen uit de darmen komen via de poortader eerst in de lever terecht, voordat het bloed door de rest van het lichaam circuleert. Waarom is dat belangrijk?
Ed
b. Leg uit hoe het komt dat er toch alcohol in het bloed te meten is na het drinken van een glas bier.
er
ij
c. Waarom loopt er ook een bloedvat vanuit de aorta naar de lever? Wat is hier de functie van? Waarom kan dit niet via de poortader?
U
itg
ev
d. Leg uit hoe het eten van veel suiker voor overgewicht kan zorgen.
12
e. Als je net na een maaltijd in de lever zou kijken, wordt er dan veel glycogeen gevormd of juist glycogeen afgebroken? Leg je antwoord uit.
Pathologie spijsverteringsstelsel
.
Pathologie spijsverteringsstelsel
fb .v
Inleiding
tie
Buikpijn is een veelvoorkomende klacht. Je kunt allerlei soorten buikpijn hebben: zeurende pijn, krampen, pijn na het eten, pijn bij de stoelgang enzovoort. Buikpijn kan heel onschuldig zijn, maar het kan ook een teken zijn dat er iets heel erg mis is. Als verzorgende moet je weten welke veelvoorkomende aandoeningen aan het spijsverteringskanaal er zijn. Je moet ook weten wanneer je contact moet opnemen met een arts.
Leerdoelen
a. Hoe ontstaat cariës? doordat bacteriën suikers uitscheiden die de tand beschadigen doordat bacteriën zuren uitscheiden die de tand beschadigen doordat suikers en zuren in de tandpulpa terechtkomen doordat suikers en zuren paradontitis veroorzaken
er
Theoriebron Pathologie van mond, keel en slokdarm <
Theorie aandoeningen mond, keel en slokdarm
ij
Opdracht 13
Ed
u' Ac
Je kunt: • de symptomen, het beloop en de behandeling van aandoeningen in de mond, keel en slokdarm beschrijven en benoemen • de symptomen, het beloop en de behandeling van maagaandoeningen beschrijven en benoemen • de symptomen, het beloop en de behandeling van aandoeningen aan de darm beschrijven en benoemen • de symptomen, het beloop en de behandeling van aandoeningen aan de lever beschrijven en benoemen • de symptomen, het beloop en de behandeling van aandoeningen aan de galblaas en alvleesklier beschrijven en benoemen.
U
itg
ev
b. Bij welke ziekte zijn roken en alcohol een belangrijke risicofactor? peritonsillair abces ziekte van Pfeiffer keelkanker refluxziekte c. Wat is NIET waar over een Barrett-slokdarm? Bij een Barrett-slokdarm is de kans op slokdarmkanker vergroot. Bij een Barrett-slokdarm kunnen protonremmers helpen tegen de klachten. Een symptoom van een Barrett-slokdarm is melena. Bij een Barrett-slokdarm is regelmatige endoscopie noodzakelijk.
13
Pathologie spijsverteringsstelsel
Opdracht 14
Refluxziekte
fb .v
.
a. Refluxziekte kenmerkt zich door een brandend gevoel in de slokdarm. Leg uit hoe dat brandende gevoel ontstaat.
b. Welke soort medicijnen wordt vaak voorgeschreven bij refluxziekte?
tie
c. Hoe zorgen deze medicijnen voor vermindering van de klachten?
Theoriebron Maagaandoeningen <
Maagaandoeningen
Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Kies uit: gastritis – maagkanker – maagperforatie – maagzweer.
Ed
Opdracht 15
u' Ac
d. Kunnen deze medicijnen refluxziekte genezen? Leg je antwoord uit.
Deze aandoening is te bestrijden met protonpompremmers. Deze aandoening kan leiden tot een maagperforatie. Bij deze aandoening kan buikvliesontsteking ontstaan. Bij deze aandoening is weinig maagzuur in de maag aanwezig.
ij
Deze aandoening wordt behandeld met bloedtransfusies.
er
Deze aandoening kan ontstaan door stress. Bij deze aandoening kunnen antibiotica soms tot genezing leiden.
ev
Deze aandoening wordt vastgesteld door endoscopie.
U
itg
Deze aandoening geneest meestal vanzelf door tijdelijk weinig te eten.
14
Pathologie spijsverteringsstelsel
Theoriebron Symptomen van aandoeningen in het spijsverteringskanaal <
a. Een zorgvrager met een maagperforatie heeft gebraakt. De arts constateert dat er bloed in het braaksel aanwezig is, vermoedelijk uit de maag. Hoe ziet het braaksel van de zorgvrager eruit?
.
Theoriebron Maagaandoeningen <
Maagaandoeningen en braken
b. Ook de feces van de zorgvrager wijst op bloedingen in de maag. Hoe ziet deze feces eruit?
fb .v
Opdracht 16
c. Welke vorm van braken wijst op een probleem met de afsluiting van de maaguitgang?
Opdracht 17 Theoriebron Darmaandoeningen <
u' Ac
tie
d. Bij maagkanker bevindt zich soms ook bloed in het braaksel. Leg uit hoe dat bloed daar terechtkomt.
Darmaandoeningen herkennen
Lees de beschrijvingen van de aandoeningen. Wat is er waarschijnlijk aan de hand? Kies steeds uit: appendicitis – darmkanker – diverticulitis– enteritis – ileus.
Ed
Bij deze aandoening is een operatie altijd noodzakelijk om buikvliesontsteking te voorkomen. De patiënt braakt bruin, stinkend braaksel. De patiënt heeft hevige pijn rechtsonder in de buik.
ij
Deze aandoening kan bij sommige besmettelijke ziekten zeer ernstige vormen aannemen.
er
Een zorgvrager heeft pijn, koorts en last van winderigheid. De arts adviseert om meer vezelrijk voedsel te eten. Een oudere zorgvrager lijdt aan bloedarmoede en heeft soms bloed in de ontlasting.
ev
Er vindt helemaal geen ontlasting meer plaats en de patiënt krijgt last van hevige buikpijnen.
itg
Hierbij is er groot risico op uitdroging.
Opdracht 18
U
Theoriebron Lever- en galaandoening <
Hepatitis in de zorg Hepatitis (letterlijk: leverontsteking) kan door verschillende virussen ontstaan. Hepatitis B ontstaat door besmetting met het hepatitis B-virus. Bestudeer de informatie over hepatitis B op de website van het RIVM. a. Noem kort de symptomen van acute en chronische hepatitis B.
Pagina Hepatitis B op rivm.nl <
15
Pathologie spijsverteringsstelsel
Acute hepatitis B:
fb .v
.
Chronische hepatitis B:
Theoriebron Lever- en galaandoeningen <
Theorie aandoeningen aan lever en galblaas
u' Ac
Opdracht 19
tie
b. Alle medewerkers in de zorg hebben het recht te worden ingeĂŤnt tegen hepatitis B. Waarom is dat juist voor deze aandoening zo belangrijk?
a. Hoe kan levercirrose ontstaan?
er
ij
Ed
b. Leg uit hoe het komt dat kinderen in arme landen soms een opgezette buik hebben. Hoe heet dit?
U
itg
ev
c. Galstenen kunnen voor geelzucht, donkere urine en lichte ontlasting zorgen. Hoe ontstaan deze symptomen?
16
d. Bij sommige mensen moet de galblaas verwijderd worden. Zoek informatie op over galblaasverwijdering. Welke gevolgen heeft het verwijderen van de galblaas voor de spijsvertering?
Pathologie spijsverteringsstelsel
Theoriebron Lever- en galaandoeningen <
Bedenk allemaal minimaal vier meerkeuzevragen over pathologie van het spijsverteringsstelsel. Probeer niet alleen vragen over één soort aandoeningen te maken (bijvoorbeeld maagaandoeningen), maar bedenk ook vragen waarbij zowel maag- als leveraandoeningen voorkomen. Bedenk ook minimaal één vraag met een korte casus (situatiebeschrijving).
.
Theoriebron Darmaandoeningen <
Voor de toets over dit onderwerp moet je de verschillende aandoeningen kunnen herkennen en beschrijven. Om je hierop goed voor te bereiden en te oefenen, is het handig om een oefentoets te hebben. Deze ga je samen met een aantal klasgenoten zelf maken.
fb .v
Theoriebron Maagaandoeningen <
Quiz pathologie spijsverteringsstelsel
Verzamel alle vragen tot één toets. Maak allemaal de toets. Bespreek vervolgens de antwoorden met elkaar.
tie
Opdracht 20
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Theoriebron Symptomen van aandoeningen in het spijsverteringskanaal <
17
Uitscheidingsstelsel
Uitscheidingsstelsel
.
Inleiding
fb .v
Bij uitscheiding denken we al gauw aan ontlasting die via de endeldarm ons lichaam verlaat. Maar bij fysiologie spreken we van uitscheiding als we het hebben over stoffen die uit het bloed worden verwijderd. Het spijsverteringsstelsel verwijdert alleen niet-opgenomen stoffen; stoffen die dus nooit in het bloed zijn geweest. Het belangrijkste uitscheidingsorgaan zijn de nieren. Die filteren het bloed en halen alle overbodige stoffen eruit. Die stoffen verlaten ons lichaam via de urine.
tie
Leerdoelen
Theoriebron Bouw van de nieren <
Nieren tekenen
Maak via de website Pixiclip een tekening van de nieren. Voeg eventueel gesproken uitleg toe. Geef hierin duidelijk de bouw van de nieren aan en zet de namen van de verschillende onderdelen erbij. Teken ook het urinewegstelsel en zet de namen van de onderdelen erbij. Geef ook aan waar bloed de nieren binnenkomt, waar urine de nieren verlaat en langs welke weg de urine het lichaam verlaat.
Ed
Opdracht 21
Theorie bouw van de nieren
er
Opdracht 22
ij
Theoriebron Urinewegen < Website Pixiclip <
u' Ac
Je kunt: â&#x20AC;˘ de anatomie van de nieren beschrijven â&#x20AC;˘ beschrijven hoe de nieren uit voorurine urine produceren.
Hieronder staan een aantal stellingen. Over welk deel van de nieren gaan de stellingen? Kies steeds het juiste antwoord.
U
itg
ev
Theoriebron Bouw van de nieren <
18
1. De lis van Henle ligt in deze laag. nierbekken | niermerg | nierschors 2. Deze laag staat in verbinding met de urineleider. nierbekken | niermerg | nierschors 3. Dit is de buitenste laag van de nieren. nierbekken | niermerg | nierschors 4. Hier komt urine via de verzamelbuis in uit. nierbekken | niermerg | nierschors 5. In deze laag ligt de glomerulus. nierbekken | niermerg | nierschors 6. Om deze laag ligt een vetlaag. nierbekken | niermerg | nierschors
Pathologie uitscheidingsstelsel
.
Pathologie uitscheidingsstelsel
fb .v
Inleiding
Veel oudere zorgvragers hebben last van incontinentie. Incontinentie kan verschillende oorzaken hebben. Ook nierproblemen komen veel voor bij ouderen. Nierfalen kan een grote invloed hebben op het leven van zorgvragers, omdat ze daardoor regelmatig nierdialyse moeten ondergaan.
tie
Leerdoelen
Theoriebron Infecties in de urinewegen <
Urineweginfecties
In de urinewegen kunnen verschillende infecties ontstaan.
Bij welke aandoening horen onderstaande kenmerken? Noteer steeds de juiste naam bij de omschrijving.
Ed
Opdracht 23
u' Ac
Je kunt: • de symptomen, het beloop en de behandeling van aandoeningen aan de urinewegen benoemen en beschrijven • de symptomen, het beloop en de behandeling bij nierinsufficiëntie (acute en chronische) beschrijven en benoemen.
Ontsteking van het nierweefsel.
Dit kan ontstaan door een blaaskatheter.
er
ij
Hierbij is de urine vaak troebel en bevat hij slijmerige pus. Dit ontstaat soms als gevolg van een blaasontsteking.
U
itg
ev
Hierbij plast een patiënt vaak maar kleine hoeveelheden tegelijk uit en is er vaak loze aandrang.
Opdracht 24
Theoriebron Infecties in de urinewegen <
Hierbij is sprake van hoge koorts, koude rillingen, hevige aandrang, pijn bij het plassen en bloed in de urine.
Infecties voorkomen Urineweginfecties zijn soms te voorkomen met goede hygiëne. Zoek op welke maatregelen genomen kunnen worden en wat risicofactoren zijn. Noteer je antwoord op maximaal een half A4’tje.
19
Pathologie uitscheidingsstelsel
Omdat nierdialyse op lange termijn gezondheidsproblemen kan opleveren en bovendien veel invloed heeft op het dagelijkse leven van zorgvragers, is niertransplantatie vaak een betere optie. Er zijn echter lange wachtlijsten voor donornieren. Nieren doneren kan ook als je leeft; je kunt immers goed met één nier leven. Toch zijn er weinig mensen die het doen.
.
Theoriebron Retentie, incontinentie en nierinsufficiëntie <
Niertransplantatie
fb .v
Opdracht 25
a. Zoek zo veel mogelijk argumenten op waarom je wel of niet een nier zou doneren. Niet
u' Ac
tie
Wel
b. Bepaal je standpunt: zou jij een nier willen doneren? Waarom wel of waarom niet?
U
itg
ev
er
ij
Ed
c. Zou je antwoord anders zijn als iemand uit je familie een donornier nodig zou hebben? Waarom wel of waarom niet?
20
Theoriebron Voedingsstoffen
Theoriebron Voedingsstoffen
tie
Soorten voedingsstoffen
fb .v
.
‘Je moet wel gezond eten, hoor!’ ‘Grieperig? Eet voldoende sinaasappels!’ Iedereen heeft een mening over voeding. Bijna dagelijks lees je nieuws over voeding: alcohol is niet gezond, toch is één glas wijn wel goed voor je hart, maar één glas wijn maakt ook dat je slecht slaapt. Wat is waar over voeding? Wat vaststaat is dat er een paar stoffen zijn die je via voeding binnenkrijgt, die het lichaam hard nodig heeft.
Ed
u' Ac
Alle stoffen in voedingsmiddelen (dat wat je eet) die je lichaam in het bloed opneemt en nodig zijn voor het functioneren van het lichaam, noemen we voedingsstoffen. We verdelen de voedingsstoffen in de volgende groepen: • suikers (koolhydraten): moleculen met waterstof, koolstof en zuurstof in een ringvorm • vetten (lossen niet op in water) • eiwitten: bestaan uit aminozuren en zijn nodig voor allerlei lichaamsfuncties • mineralen: stoffen die niet door organismen worden gemaakt maar uit de niet-levende natuur komen. Het gaat hier bijvoorbeeld om natrium, chloor, kalium, calcium, magnesium, ijzer, jodium en fluor. • vitaminen: een verzamelnaam voor andere moleculen die nodig zijn voor het functioneren van het lichaam • water.
U
itg
ev
er
ij
Een gezond eetpatroon bevat dagelijks in ieder geval al deze stoffen. Als hulpmiddel wordt vaak de Schijf van Vijf gegeven. Eet je iedere dag voedingsmiddelen uit de vijf vakken, dan krijg je ook alle voedingsstoffen binnen.
21
Theoriebron Voedingsstoffen
Brandstoffen
tie
Bouwstoffen
fb .v
.
Allereerst heeft het lichaam energierijke stoffen nodig, die de energie leveren voor alle processen in het lichaam. Deze stoffen noemen we brandstoffen. Zoals een automotor alleen kan werken als er een brandstof in zit (benzine of diesel), zo werkt ook ons lichaam alleen als er een brandstof aanwezig is. De belangrijkste brandstoffen zijn koolhydraten. Als die worden afgebroken, ontstaat er energie. Met die energie kan het lichaam actief worden. Ook vetten kunnen dienen als brandstof, doordat de afbraak van vetten energie oplevert. Als er te weinig koolhydraten en vetten beschikbaar zijn, kan het lichaam ook eiwitten afbreken voor energie.
Hulpstoffen
u' Ac
Je eet niet alleen om energie binnen te krijgen. Je hebt ook stoffen nodig die dienen als bouwstof. Je hebt ze nodig om bijvoorbeeld nieuwe cellen te kunnen maken. De belangrijkste bouwstoffen zijn eiwitten. Het celskelet bestaat bijvoorbeeld uit eiwitten, en ook voor de bouw van celmembranen zijn eiwitten nodig. Andere belangrijke bouwstoffen zijn vetten en mineralen. Ook koolhydraten zijn nodig als bouwstoffen.
Ed
Sommige stoffen zijn ook nodig voor bescherming. Vitaminen en mineralen heb je nodig voor het goed functioneren van de afweer, maar ook voor de bouw van sommige stoffen. Zo heb je het mineraal ijzer nodig om hemoglobine te maken, wat nodig is voor zuurstoftransport in het bloed.
ij
Water
ev
er
Water is ook een belangrijke voedingsstof. Water dient als oplosmiddel voor veel vitamines, is nodig om de hoeveelheid bloed op peil te houden en speelt een rol bij het vormen van diverse weefsels.
U
itg
Vezels
22
Vezels vormen een bijzondere groep voedingsstoffen. Het zijn namelijk geen stoffen die we vanuit de darmen opnemen in het bloed. Ze zijn echter wel noodzakelijk voor het goed functioneren van de darmen. Vezels zitten in cellen van planten, vooral in granen en fruit. Ze stimuleren de werking van de darmen en verlaten via de ontlasting het lichaam. Zonder
Theoriebron Voedingsstoffen
vezels werken de darmen niet goed. Veel mensen ervaren dit als â&#x20AC;&#x2DC;verstopping van de darmenâ&#x20AC;&#x2122;. Dat is de reden dat geadviseerd wordt om bruinbrood en zilvervliesrijst te eten, want daarin zitten meer vezels dan in witbrood en witte rijst. Functie
Zit veel in
Koolhydraten (suikers)
Brandstof, een beetje bouwstof
Brood, fruit, pasta, rijst, aardappels
Eiwitten
Bouwstof, reservebrandstof
Vetten
Bouwstof en brandstof, ook isolatie
Mineralen
Bouwstof en hulpstof
Vitamines
Hulpstof
Water
Bouwstof, transport, oplossen
Dranken, maar ook in groente en fruit
Vezels
Darmwerking bevorderen
Granen en rijst
fb .v
.
Voedingsstof
Vlees, zuivelproducten, bonen, noten Olie, boter, vlees
Groente, fruit en vlees
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Groente, fruit, vlees, olie
23
Theoriebron Afbraak van stoffen
Theoriebron Afbraak van stoffen
fb .v
.
De meeste voedingsstoffen uit voedsel zijn te groot om door de darmwand in het bloed te worden opgenomen. Ze moeten eerst in kleinere stukken geknipt worden. Om de werking van het spijsverteringsstelsel goed te begrijpen, is het handig als je een beetje weet welke stoffen er ontstaan bij de vertering van voedingsstoffen.
Vertering
u' Ac
tie
Vertering is de afbraak van stoffen tot kleinere deeltjes. Dat is nodig, omdat grote moleculen niet vanuit de darmen in het bloed kunnen worden opgenomen. Alleen kleine moleculen kunnen door de celmembraan heen. De afbraak van grote moleculen tot kleinere moleculen gaat niet vanzelf. Het zijn chemische reacties die van zichzelf heel langzaam gaan. Daarom zijn er enzymen nodig. Die versnellen de reactie. Die enzymen worden gemaakt door onder andere speekselklieren, de maagwand en de alvleesklier.
Vertering van koolhydraten
U
itg
ev
er
ij
Ed
Koolhydraten zijn grote â&#x20AC;&#x2DC;suikerkettingenâ&#x20AC;&#x2122;. Ze bestaan uit glucose en andere kleine, ringvormige moleculen, aan elkaar gekoppeld tot een groot molecuul. Koolhydraten komen veel voor in plantaardige stoffen, omdat plantencellen veel koolhydraten bevatten (bijvoorbeeld zetmeel en cellulose). De grote koolhydraten worden in het darmkanaal afgebroken tot kleine glucose- en fructosemoleculen. Als deze stoffen eenmaal in het bloed zitten, worden ze als brandstof gebruikt. Glucose wordt dan afgebroken tot koolstofdioxide en water; dat levert energie op (brandstof). Als er een overschot aan glucose is, wordt dat tijdelijk opgeslagen in de vorm van glycogeen, een groot koolhdyraat. Een overschot aan glucose kan ook omgezet worden in vet. Zo dient glucose ook een beetje als bouwstof.
De afbraak van koolhydraten schematisch weergegeven: een koolhydraat is een keten van glucose.
24
Theoriebron Afbraak van stoffen
Vertering van eiwitten
u' Ac
tie
fb .v
.
Eiwitten bestaan uit lange ketens aminozuren. Eiwitten worden in de darmen afgebroken tot aminozuren. De aminozuren worden opgenomen in het bloed. De lever kan, als het nodig is, een aminozuur ombouwen tot een ander aminozuur. Daarom maakt het niet zo veel uit welke eiwitten je eet, het lichaam kan altijd de juiste aminozuren maken. Er zijn acht aminozuren die het lichaam niet zelf kan maken. Dat zijn de essentiĂŤle aminozuren. Die hebben we dus wel per se nodig in onze voeding. Een gevarieerde maaltijd met genoeg eiwitten bevat ook altijd die aminozuren.
De afbraak van eiwitten schematisch weergegeven: een eiwit is een keten van aminozuren. Er zijn twintig verschillende soorten aminozuren.
Ed
Vertering van vetten
U
itg
ev
er
ij
Vetten bestaan uit vier delen: een glycerolmolecuul en drie lange ketens vetzuren. In de darmen worden vetten tot deze vier stoffen afgebroken. In het lichaam kunnen de vetzuren en glycerol gebruikt worden als brandstof; net als glucose kunnen ze worden afgebroken, waarbij er energie vrijkomt. Overtollig vet wordt opgeslagen en zorgt voor isolatie van het lichaam. Vetzuren zijn ook betrokken bij de afweer tegen ziekteverwekkers.
De afbraak van vetten schematisch weergegeven: een vet bestaat uit glycerol en drie lange vetzuren.
25
Theoriebron Afbraak van stoffen
Andere stoffen
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Mineralen, vitamines en water hoeven niet te worden afgebroken in de darmen. Die moleculen zijn zo klein dat ze zonder verdere bewerking door de darmwand in het bloed kunnen worden opgenomen. Andere grote moleculen, zoals DNA, worden ook door enzymen afgebroken.
26
Theoriebron Spijsverteringsstelsel
Theoriebron Spijsverteringsstelsel
.
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit verschillende organen die samen zorgen dat nuttige stoffen in het voedsel zo klein gemaakt worden, dat ze door de darmwand en bloedbaan heen naar het bloed kunnen. Bekijk ook het filmpje Fysiologie Deel 2: Vitale Organen - De spijsvertering.
fb .v
Filmpje Fysiologie Deel 2: Vitale Organen - De spijsvertering <
Functies van het spijsverteringsstelsel
u' Ac
tie
Het spijsverteringsstelsel heeft één belangrijke functie: voedingsstoffen uit het voedsel opnemen in het bloed. Om dat te kunnen doen, zijn er twee dingen nodig: • voedsel klein maken, zodat enzymen er goed bij kunnen om hun werk te doen. Dat is mechanische afbraak. • grote moleculen uit het voedsel afbreken, zodat ze door de wand van de darmen en de wand van bloedvaten heen kunnen. Voorbeelden daarvan zijn de afbraak van koolhydraten tot glucose, de afbraak van eiwitten tot aminozuren en de afbraak van vetten tot vetzuren en glycerol. Dit gebeurt door enzymen. Dit is chemische afbraak.
Organen van het spijsverteringsstelsel
er
ij
Ed
Als je eet, komt het voedsel achtereenvolgens door de volgende organen: • mond en keelholte • slokdarm • maag • twaalfvingerige darm • dunne darm • dikke darm • endeldarm. In de dunne darm gaan voedingsstoffen uit het voedsel naar het bloed.
U
itg
ev
De enzymen die nodig zijn voor de afbraak van voedsel worden gemaakt in hormoonklieren, die ook onderdeel uitmaken van het spijsverteringssysteem. Deze klieren bevinden zich in de mond (speekselklieren), de maagwand, de alvleesklier en de lever. Ook de galblaas maakt onderdeel uit van het spijsverteringsstelsel.
27
u' Ac
tie
fb .v
.
Theoriebron Spijsverteringsstelsel
Ed
De belangrijkste organen van het spijsverteringsstelsel.
De wand van het spijsverteringsstelsel
er
ij
De wand van het spijsverteringsstelsel is vrijwel overal bedekt met een slijmvlieslaag. Het slijm is een soort glijmiddel; het zorgt dat het voedsel gemakkelijk door het lichaam glijdt. Bovendien beschermt het de wand tegen verteringssappen. Daaronder liggen bloedvaten, lymfevaten en zenuwen, met daarbuiten kringspieren en lengtespieren. Die spieren zorgen in de slokdarm en darmen voor peristaltische bewegingen om het voedsel vooruit te duwen.
U
itg
ev
Peristaltische bewegingen
28
De kringspieren en lengtespieren zorgen met hun peristaltische beweging voor een golfbeweging van de darmwand, waardoor het voedsel verder vooruit wordt geduwd. De kringspieren maken de darm dunner op de plaats waar ze samentrekken. Zo wordt het voedsel vooruitgeduwd. Als de lengtespieren net voor de voedselbrok samentrekken, wordt de darm op die plek korter. Ook dat helpt bij het vooruitduwen.
tie
fb .v
.
Theoriebron Spijsverteringsstelsel
Door het samentrekken van spieren achter de voedselbrok wordt de voedselbrok vooruitgeduwd.
u' Ac
Oppervlaktevergroting
U
itg
ev
er
ij
Ed
De wand van de darmen is sterk geplooid. De voedselbrij komt tussen de plooien van de darmen terecht. Op die manier komt een groot deel van de voedselbrij in aanraking met de darmwand. Zo kunnen er veel stoffen uit de darmen in het bloed worden opgenomen. Als de plooien door een ontsteking dicht komen te zitten, is de oppervlakte van de darmwand kleiner en vindt opname van stoffen minder effectief plaats. Daardoor blijft ook meer water in de voedselbrij achter: er ontstaat diarree.
Door darmvlokken wordt de oppervlakte van de darmwand vergroot, zodat veel voedingsstoffen in aanraking komen met darmwandcellen en er veel voedingsstoffen in het bloed kunnen worden opgenomen.
29
Theoriebron Afbraak van voedsel
Theoriebron Afbraak van voedsel Van de mond naar de maag
fb .v
.
Het spijsverteringsstelsel is zo gebouwd, dat elk deel zijn eigen taak heeft bij het verteren van voedsel en het opnemen van voedsel in het bloed. Je moet van ieder spijsverteringsorgaan de belangrijkste kenmerken in bouw kennen en weten welke functie het orgaan heeft.
tie
In de mond wordt het voedsel fijngemalen door de tanden en kiezen en komt er speeksel bij. Zo wordt het voedsel slijmeriger en glijdt het gemakkelijker de slokdarm in. In het speeksel zit ook het enzym amylase, dat zetmeel afbreekt. Bij het doorslikken van voedsel sluit het strotklepje de luchtpijp af, zodat voedsel in de slokdarm terechtkomt en niet in de luchtpijp.
Ed
In de maag
u' Ac
De slokdarm doet niets met het bewerken van voedsel. Het is in feite een slappe buis, met twee spierlagen, aan de binnenkant bedekt met slijmvlies. Deze spieren zorgen er samen voor dat de voedselbrij door peristaltische bewegingen naar de maag wordt geduwd. Voedsel komt uit de slokdarm in de maag terecht. Een sluitspier tussen slokdarm en maag voorkomt dat voedsel uit de maag terug naar de slokdarm kan.
U
itg
ev
er
ij
In de maag zit maagsap. Maagsap bestaat uit vier stoffen, opgelost in water: • Zoutzuur zorgt dat het maagsap zuur wordt. Het doodt ziekteverwekkers en lost harde en scherpe stukjes uit het voedsel op. Zo kunnen visgraten of botsplinters de rest van het spijsverteringsstelsel niet beschadigen. • Pepsine is een enzym dat eiwitten verteert. Het enzym werkt alleen in een heel zure omgeving – in zoutzuur dus. Dat is maar goed ook, anders zou de darmwand zelf ook afgebroken worden; die bestaat immers deels ook uit eiwitten. Een dikke slijmlaag aan de binnenkant van de maag voorkomt dat zoutzuur bij de maagwand komt en daar de pepsine – die in de maagwand geproduceerd wordt – activeert. • Intrinsieke factor bindt aan vitamine B12 en transporteert dat naar het bloed. Zonder intrinsieke factor zou het lichaam geen vitamine B12 uit het bloed opnemen. • Daarnaast zit er slijm in het maagsap, dat losgekomen is van de slijmlaag op de maagwand. Maagsap wordt geproduceerd in de maagwand. Door het maagsap en spieren in de maagwand wordt de voedselbrij kleiner en vloeibaarder.
30
Twaalfvingerige darm Tussen de maag en de twaalfvingerige darm bevindt zich het maagportier, een kringspier die de verbinding tussen maag en twaalfvingerige darm kan openen en sluiten. Als het maagportier open is, komt er een zure voedselbrij in de twaalfvingerige darm terecht. De wand van de twaalfvingerige darm is gevoelig voor dat zuur. In reactie op zuur tegen die wand sluit het maagportier. Zo wordt de twaalfvingerige darm beschermd tegen te veel zuur. De twaalfvingerige darm is het eerste stuk van de darmen; ongeveer twaalf vingerbreedten lang (20-25 cm). In de twaalfvingerige darm komt alvleessap uit de alvleesklier en gal uit de galblaas. Deze stoffen helpen bij de afbraak van koolhydraten, vetten en eiwitten.
Theoriebron Afbraak van voedsel
Alvleessap en galsap
fb .v
.
In alvleessap zit naast water en slijm een aantal andere stoffen: • natriumbicarbonaat dat het zuur uit de maag neutraliseert. Hierdoor wordt het enzym pepsine onwerkzaam gemaakt, maar kunnen andere enzymen wel werken. • amylase, het enzym dat verantwoordelijk is voor de afbraak van koolhydraten tot kleinere suikers (net als in speeksel) • lipase, het enzym dat verantwoordelijk is voor de afbraak van vetten tot glycerol en vetzuren • trypsine, verantwoordelijk voor de afbraak van eiwitten (net als pepsine uit de maag).
ij
Ed
u' Ac
tie
Galsap bevat gal. Gal is geen enzym, het zorgt niet voor chemische afbraak van stoffen. Gal lost vetten – die normaal grote druppels in water vormen – op in water. Zo kunnen enzymen uit het alvleessap beter bij de vetten en kan vet sneller worden afgebroken. We noemen dat een emulgerende werking; een stof die vetten in water oplost is een emulsie.
er
In de twaalfvingerige darm komen alvleessap uit de alvleesklier en gal uit de galblaas bij de voedselbrok uit de maag.
U
itg
ev
Dunne darm De twaalfvingerige darm gaat over in de dunne darm. De voedselbrij wordt hier gemengd met darmsap. Dit bestaat naast water en slijm uit lipase en enzymen die de inmiddels kleingemaakte suikers afbreken tot glucose en de kleingemaakte enzymen afbreken tot aminozuren. Door de sterk geplooide darmwand worden hier veel stoffen opgenomen in het bloed. Door die opname van stoffen gaat ook water uit de darm naar het bloed.
Dikke darm Als de voedselbrij in de dikke darm aankomt, zijn alle bruikbare voedingsstoffen er al uit gehaald. De onverteerbare resten uit de voeding worden door bacteriën in de darmwand gebruikt als voeding. Door de rottingsprocessen van bacteriën vindt gasvorming plaats, die bij het laten van een wind (flatus) ontsnappen. Sommige darmbacteriën zijn in staat vitamine
31
Theoriebron Afbraak van voedsel
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
K te maken. Dat wordt opgenomen in het bloed en is nodig voor bloedstolling. Ook vindt er nog meer resorptie van water plaats, zodat de voedselbrij nog dikker wordt. Via de endeldarm – het laatste stuk van de dikke darm – verlaat de ontlasting de darmen. Dat bestaat dan voor ongeveer 50% uit water. Verder zit er slijm in, onverteerbare voedselresten, afgestoten darmwandcellen, galkleurstoffen, zouten en bacteriën.
32
Theoriebron Van de darmen naar het bloed
Theoriebron Van de darmen naar het bloed Actieve opname
fb .v
.
Voedingsstoffen worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed. Dat gebeurt deels door actief transport, deels door diffusie en osmose van water. Vetten komen niet direct in het bloed terecht.
u' Ac
tie
De opname van aminozuren en enkelvoudige suikers zoals glucose vindt plaats via actief transport. Het bloedplasma uit de darmaders komt in haarvaten terecht en treedt dan deels uit de haarvaten naar de weefsels. Het wordt weefselvocht. Via actief transport nemen cellen uit de darmwand de aminozuren en glucose op en geven dat door aan het weefselvocht. Zo komen de stoffen met het weefselvocht uiteindelijk in de bloedbaan terecht. De darmhaarvaten komen samen in de poortader, die het bloed met voedingsstoffen naar de lever vervoert voor verdere verwerking van de voedingsstoffen. Ook in water oplosbare vitaminen en zouten gaan door actief transport naar de bloedbaan.
Ed
Omdat de opname van stoffen alleen door cellen in de darmwand kan gebeuren, is het van belang dat een groot deel van de voedselbrij met de darmwand in aanraking komt. Daarom is de darmwand sterk geplooid: voedsel komt tussen de plooien terecht. Daardoor is er aan alle kanten van de voedselbrij contact met de darmwandcellen en kunnen voedingsstoffen zo effectief mogelijk opgenomen worden.
Opname van water
er
ij
Doordat veel voedingsstoffen uit de voedselbrij worden opgenomen in het bloed, wordt de concentratie opgeloste stoffen in het bloed hoger dan de concentratie opgeloste stoffen in de voedselbrij. De opgeloste stoffen â&#x20AC;&#x2DC;zuigenâ&#x20AC;&#x2122; water vanuit de darmen naar het bloed.
Vetten worden niet opgenomen door actief transport. Kleine vetzuren gaan door diffusie rechtstreeks naar het bloed. Dat wil zeggen dat ze altijd naar de plek gaan met de laagste concentratie. Omdat er in het bloed minder vetten zitten opgelost dan in de voedselbrij, gaan er dus kleine vetzuren naar het bloed toe. Vitaminen die oplosbaar zijn in vet gaan met deze vetdeeltjes mee naar het bloed.
U
itg
ev
Opname van vetten
33
Theoriebron Van de darmen naar het bloed
Grotere vetzuren kunnen niet zomaar naar het bloed verplaatsen. Ze zijn te groot om door de wand van de haarvaten te gaan, maar kunnen wel door diffusie in weefselvloeistof terechtkomen. De lymfehaarvaten kunnen de vetten wel opnemen. Via het lymfevatenstelsel komen ze uiteindelijk via de ondersleutelbeenader alsnog in het bloed terecht.
Aminozuren
x
Glucose
x
Vitamines
x
Zouten
x
Kleine vetzuren
x
x
tie
Grote vetzuren
x
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Water
34
Passieve opname in lymfe
.
Passieve opname in bloed
fb .v
Actieve opname in bloed
fb .v
Theoriebron Pathologie van mond, keel en slokdarm
.
Theoriebron Pathologie van mond, keel en slokdarm
De mond, de keel en de slokdarm spelen een belangrijke rol bij het vermalen van voedsel en het vervoer van voedsel naar de maag. Aandoeningen aan deze organen kunnen pijn bij het eten veroorzaken.
tie
Aandoeningen in de mond
Ed
u' Ac
Het gebit is belangrijk bij het fijnmaken van voedsel. Aandoeningen aan het gebit kunnen leiden tot verminderde inname van voedsel en minder opname van voedingsstoffen door slechtere vertering. De belangrijkste aandoening van het gebit is cariës (gaatjes). Door gaatjes in de tanden kunnen bacteriën in het binnenste van de tand komen (de tandpulpa) en daar ontstekingen veroorzaken. Daarom is het van belang dat cariës op tijd hersteld wordt door de tandarts. Cariës wordt veroorzaakt door tandplaque die achterblijft na het eten, met name na het eten van zoetigheid. Tandplaque bestaat uit bacteriën die de resterende voedselresten eten. Zij scheiden daarbij zuren uit die de tand aanvreten. Hierdoor kan ook het tandvlees ontsteken (paradontitis). Fluor kan helpen het gebit stevig te houden. Daarom is fluor een belangrijke voedingsstof, die ook aan tandpasta is toegevoegd.
Keelinfectie
U
itg
ev
er
ij
De keelholte kan ontstoken raken door besmetting met een virus of bacterie. Er is dan sprake van een keelinfectie. In dat geval ontstaat er een zwelling in de keel. Dat is goed te zien door met een houten spatel de tong aan de kant te duwen en met licht in de keel te schijnen. Als de cliënt ‘A’ zegt, wordt de farynxboog opgetrokken. Dan zijn de amandelen goed te zien. Als die geïnfecteerd zijn worden ze rood en gezwollen. In sommige gevallen zijn ze bedekt met wit of geelwit beslag. Dat ontstaat door dode afweercellen en ingedikt slijm als gevolg van de ontsteking. Ook de lymfeklieren die onder de kaakrand zitten, zijn dan vaak pijnlijk en gezwollen.
Aandoeningen in de keel Als keelpijn langer aanhoudt, kan er iets anders aan de hand zijn dan een keelinfectie. Enkele voorbeelden: • peritonsillair abces Dit is een amandelontsteking met vorming van een abces. Dat moet onder narcose opengemaakt worden, zodat het pus verwijderd kan worden. • ziekte van Pfeiffer (mononucleosis infectiosa) Dit ontstaat ook door een virus en begint met een keelinfectie. De ziekte stimuleert het lymfestelsel waardoor ook op andere plekken in het lichaam lymfeklieren opzwellen. Een
35
Theoriebron Pathologie van mond, keel en slokdarm
fb .v
.
bekend symptoom van de ziekte van Pfeiffer is vermoeidheid, die vaak enkele maanden aanhoudt. • keelkanker Risicofactoren zijn roken en alcoholgebruik. Symptomen: aanhoudende keelpijn, brokgevoel in de keel en pijn met slikken met soms uitstralende pijn richting het oor. Naast deze aandoeningen kan keelpijn een teken zijn van een verzwakte weerstand. Zo is het een van de symptomen van hiv, dat het immuunsysteem aantast.
Aandoeningen aan de slokdarm
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Aan de slokdarm kunnen de volgende aandoeningen voorkomen: • refluxziekte Hierbij sluit de sluitspier tussen de slokdarm en de maag niet goed, waardoor maagzuur uit de maag in de slokdarm terechtkomt. Vooral bij een volle maag, hoesten en bukken leidt dit tot klachten, omdat het maagzuur op dat moment in de slokdarm komt. Het zuur tast het slijmvlies in de slokdarm aan, wat zorgt voor een brandend gevoel. Ook pijn achter het borstbeen en opboeren zijn symptomen van refluxziekte. Reflux kan leiden tot verandering van het slijmvlies in de slokdarm. We spreken dan van een Barrett-slokdarm. Er is dan een vergrote kans op slokdarmkanker. Mensen met een Barrett-slokdarm moeten daarom regelmatig een endoscopie ondergaan om op tumorgroei te controleren. Bij refluxklachten en een Barrett-slokdarm kunnen protonremmers helpen het maagzuur te remmen, waardoor de klachten afnemen. • slokdarmkanker Dit komt steeds meer voor, voornamelijk bij zestigplussers. Risicofactoren zijn roken en alcohol. De klachten bestaan uit slikstoornissen (dysfagie), hoesten na het eten en zich steeds vaker verslikken. Ook bloedbraken en melena (zwarte ontlasting door bloed) komen voor. Verminderde eetlust en vermagering zijn eveneens veelvoorkomende symptomen.
36
Doordat bij refluxziekte de sluitspier niet goed sluit, komt er maagzuur in de slokdarm terecht.
Theoriebron Maagaandoeningen
Theoriebron Maagaandoeningen
fb .v
.
Vanwege de zure inhoud van de maag is de wand van de maag belangrijk. Als er iets mis is met de maagwand of als het maagzuur buiten de maag terechtkomt, kan dat voor vervelende klachten zorgen.
Gastritis
Ed
Maagzweer
u' Ac
tie
Bij gastritis is het maagslijmvlies ontstoken of geïrriteerd. Dat kan verschillende oorzaken hebben: • medicatie of alcohol • stress • voedsel met bepaalde bacteriën • virussen • drinken van veel koud drinken terwijl het buiten warm is. Symptomen zijn misselijkheid, een drukkend gevoel in de bovenbuik, zuurbranden, opboeren en braken. Meestal geneest gastritis vanzelf wanneer je even weinig eet (wel voldoende drinken!) of wanneer je stopt met de medicatie die de klachten veroorzaakte.
U
itg
ev
er
ij
Een maagzweer (ulcus pepticum) is een beschadiging van het slijmvlies in de maag of in de twaalfvingerige darm. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een bacterie, maar niet iedereen is er even gevoelig voor. Gebruik van bepaalde pijnstillers, alcohol en nicotine lijken het risico op een maagzweer te verhogen. Stress werd ook altijd als boosdoener gezien, maar die rol lijkt niet zo groot als men lang dacht. Een maagzweer kenmerkt zich met name door zeurende pijn in de maag, vooral bij een lege maag of juist na zwaar eten. Soms zijn de klachten jarenlang aanwezig, maar ze kunnen ook maandenlang wegblijven en dan weer opnieuw opduiken. Bij een maagzweer is er vaak sprake van een verhoogde productie van maagzuur. Brandend maagzuur kan dus ook een symptoom zijn. Een maagzweer kan behandeld worden met middelen die de zuurproductie remmen, omdat een maagzweer mede ontstaat door te veel zuur. Als er sprake is van een bacteriële infectie worden er antibiotica voorgeschreven.
Maagperforatie Als een maagzweer niet behandeld wordt, kunnen bloedvaten in de maagwand beschadigd raken. Dit kan heftige maagbloedingen veroorzaken. Het bloed wordt uitgebraakt of verlaat via de feces het lichaam. Uiteindelijk kan de maagzweer door de maagwand heen dringen, waardoor er een opening in de maagwand ontstaat. Er is dan sprake van een maagperforatie. Het maagzuur komt dan in de buikholte terecht en veroorzaakt buikvliesontsteking. Een maagbloeding wordt behandeld met bloedtransfusies. Als het bloeden niet stopt, is een maagoperatie noodzakelijk. Bij een maagperforatie moet er direct geopereerd worden, want het kan levensbedreigend zijn.
37
Theoriebron Maagaandoeningen
Maagkanker
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Maagkanker (maagcarcinoom) komt vooral voor bij mensen tussen de veertig en zestig jaar, vaker bij mannen dan bij vrouwen. Vaak hebben deze mensen nooit eerder maagklachten gehad, maar klagen ze wel over misselijkheid, braken en verminderde eetlust. Ze zien er slecht en vermagerd uit. De klachten worden vaak laat ontdekt, dan is er al een flinke tumor gegroeid en zijn er soms al uitzaaiingen (metastasen). Bij maagkanker is er vaak weinig maagzuur aanwezig. De diagnose wordt gesteld met endoscopie.
38
Theoriebron Darmaandoeningen
Theoriebron Darmaandoeningen
fb .v
.
Het darmkanaal is een lang orgaan, waarin veel mis kan gaan. De darmflora in de darmen kan ook voor de nodige problemen zorgen.
Enteritis
u' Ac
tie
Enteritis is een ontsteking van het slijmvlies in de dunne darm. De klachten zijn voornamelijk krampachtige pijn in de buik en diarree. Enteritis wordt veroorzaakt door bacteriën of virussen uit het voedsel. Het kan ernstige vormen aannemen bij sommige besmettelijke ziekten, en komt dan vaak voor in combinatie met gastritis (maagslijmontsteking)). Dat gaat dan gepaard met braken en diarree en kan zelfs dodelijk zijn. Gastro-enteritis kan bijvoorbeeld ontstaan door cholera, tyfus en dysenterie. Hierbij is uitdroging een groot gevaar, zeker bij kinderen en ouderen.
Appendicitis
Ed
Appendicitis (blindedarmontsteking) is een ontsteking in de appendix (het wormvormig aanhangsel) van de blindedarm. Deze aandoening kenmerkt zich door pijn, vooral rechtsonder in de buik, verhoging en misselijkheid en braken. De appendix moet operatief verwijderd worden. Gebeurt dit niet, dan kan de appendix doorbreken, waardoor de pus van de ontsteking in de buikholte stroomt. Er ontstaat dan buikvliesontsteking. Hier kan iemand erg ziek van worden.
ij
Darmobstructie
U
itg
ev
er
Darmobstructie (ileus) is een verstopping van de darmen, waardoor de voedselbrok of de ontlasting niet door kan stromen. Daar kunnen allerlei oorzaken voor zijn: • dichtgroeien van de darm, bijvoorbeeld door een tumor • bekneld raken van een darmstuk, bijvoorbeeld door verdraaiing van de darm • ophoping in de darm, bijvoorbeeld van ingedroogde feces door laxeermiddelen. Bij een ileus vindt er geen ontlasting meer plaats. Dat kan levensbedreigend zijn. De patiënt krijgt hevige pijnen (koliekpijnen) doordat voor de afsluiting vocht en gassen ophopen. De patiënt krijgt een opgezette buik en zal braken. Het braaksel kan de kleur en geur van feces hebben. Dat heet fecaal braken. Bij een ileus is meestal een operatie noodzakelijk.
Diverticulitis Op zwakke plekken in de dikke darm kunnen zakvormige uitstulpingen (divertikels) ontstaan die naar buiten steken. Dat is op zichzelf geen probleem en geeft geen klachten. Een probleem wordt het als daarin ontlasting met bacteriën erin achterblijft. Dan kan het slijmvlies van de dikke darm op die plek gaan ontsteken: diverticulitis. Symptomen zijn pijn, koorts, obstipatie (verstopping) afgewisseld met diarree en winderigheid. Vaak helpt het de zorgvrager om
39
Theoriebron Darmaandoeningen
tie
fb .v
.
meer vezelrijk voedsel te eten. Bij een bacteriële ontsteking zijn antibiotica noodzakelijk. In ernstige gevallen krijgt de patiënt tijdelijk een stoma of is een operatie nodig om een deel van de darm te verwijden.
Darmkanker
u' Ac
Divertikels zijn uitstulpsels in de darm. Als daar bacteriën in blijven steken, kan dat voor ontstekingen en bloedingen zorgen.
U
itg
ev
er
ij
Ed
Ook in de darmen kan kanker optreden (coloncarcinoom in de dikke darm, rectumcarcinoom in de endeldarm). Een carcinoom in de darmen kan een ileus (darmobstructie) veroorzaken. De kans op het ontwikkelen van een ileus neemt vanaf middelbare leeftijd flink toe. Ook komt bloedarmoede vaak voor, doordat er bloedingen in het tumorweefsel optreden. Oudere patiënten met bloedarmoede moeten dan ook altijd op coloncarcinoom gecontroleerd worden. Bloed in de ontlasting is hiervoor een duidelijk kenmerk. Hoe verder een tumor naar het einde van het darmkanaal zit, hoe meer klachten het geeft, doordat de ontlasting daar al dikker is. De diagnose voor coloncarcinoom wordt gesteld met behulp van endoscopie. Rectumcarcinoom kan met de toucherende vinger gevoeld worden. Plotselinge onregelmatige stoelgang met af en toe diarree of obstipatie is een aanwijzing voor rectumcarcinoom. Rectumcarcinoom kan daardoor al in een vroeg stadium ontdekt worden, wat de kans op genezing groot maakt.
40
Theoriebron Lever- en galaandoeningen
Theoriebron Lever- en galaandoeningen
fb .v
.
Levercirrose is in feite afbraak van de lever; levercellen gaan kapot en worden vervangen door littekenweefsel. Zo kan de lever langzamerhand steeds minder zijn functie vervullen. Levercirrose kan ontstaan door langdurig alcoholgebruik of een niet goed genezen leverontsteking (hepatitis). Ook eiwitondervoeding kan een oorzaak van levercirrose zijn, vooral in ontwikkelingslanden.
u' Ac
tie
Symptomen zijn vermagering, gebrek aan eetlust, braken, misselijkheid, geelzuchten jeuk. Doordat het bindweefsel de bloedvaten dichtdrukt, kan bloed uit de poortader niet verder stromen. Het hoopt op voor de lever, waardoor er vocht uit de bloedvaten treedt en in de buikholte terechtkomt. De buik wordt zo steeds dikker (waterbuik of ascites). Als de patiënt hierdoor benauwd wordt, moet het vocht met een punctie verwijderd worden. De behandeling van levercirrose bestaat uit een vetarm dieet met veel eiwitten en koolhydraten, uiteraard zonder alcohol. Als de lever niet meer werkt en daardoor zijn ontgiftende functie niet meer vervult, kan een coma hepaticum ontstaan, met de dood tot gevolg. In sommige gevallen kan een levertransplantatie een goede oplossing zijn.
Ed
Veel mensen krijgen ergens in hun leven last van galstenen (cholelithiasis), vooral vrouwen rond de veertig jaar met overgewicht. Galstenen geven niet altijd klachten, maar kunnen soms zeurende pijn in de bovenbuik of maagstreek veroorzaken, soms met misselijkheid en braken. In sommige gevallen ontstaan aanvallen van heftige buikpijn rechtsboven in de buik, uitstralend naar de rug en schouderbladen. Een dag later heeft de patiënt lichte geelzucht en is de urine donker, terwijl de ontlasting juist lichter gekeurd is dan normaal (stopverfkleur). De ernstige pijn ontstaat vaak na een vetrijke maaltijd. De klachten ontstaan doordat de galbuis door peristaltische bewegingen zo’n steentje probeert te verwijderen naar het darmkanaal. Als het steentje vast komt te zitten, kan er geen gal uit de galblaas bij de voedselbrij komen. Daardoor verkleuren de ontlasting, de urine en de huid.
U
itg
ev
er
ij
De diagnose wordt gesteld met behulp van een echoscopie. Behandeling kan soms plaatsvinden met behulp van een dieet en/of medicijnen. Als een steentje echt blijft steken, kan dat verwijderd worden met een endoscoop. Soms is een (kijk)operatie nodig.
41
tie
fb .v
.
Theoriebron Lever- en galaandoeningen
u' Ac
Galstenen in de galgang blokkeren de aanvoer van gal.
Galblaasontsteking
ij
Ed
Als de galwegen verstopt zitten door galstenen tussen de lever en de galblaas, kunnen bacteriĂŤn uit de darmen in de galblaas terechtkomen en daar een galblaasontsteking (cholecystitis) veroorzaken. Symptomen zijn koorts, misselijkheid, braken en pijn in de galblaasstreek. De behandeling bestaat vaak uit rust, infuusvoeding, pijnstillers en antibiotica. Vaak is een operatie noodzakelijk, omdat anders de kans groot is op een galblaasperforatie of galblaasabces. De operatie wordt vaak na enkele dagen uitgevoerd, maar soms pas na enkele maanden. Zonder galblaas kan een mens gewoon leven.
er
Tumoren in de galwegen
U
itg
ev
Tumoren in de galwegen zijn vaak secundaire tumoren, uitzaaiingen van andere tumoren, vaak uit de maag of dikke darm. De diagnose wordt meestal pas gesteld als de patiĂŤnt geel wordt doordat de galwegen door de tumor zijn dichtgegroeid. Er is verder weinig pijn, wel veel vervelende jeuk. Ook als in de kop van de alvleesklier een tumor ontstaat (pancreaskopcarcinoom) kan geelzucht ontstaan door afsluiting van de galwegen. Bij galstuwing als gevolg van een tumor wordt een verbinding gelegd tussen de galblaas en de darm, waardoor de gal weer kan afvloeien en de geelzucht en jeuk verdwijnen.
42
Theoriebron Symptomen van aandoeningen in het spijsverteringskanaal
fb .v
.
Theoriebron Symptomen van aandoeningen in het spijsverteringskanaal Braken
Ed
u' Ac
tie
Bij veel aandoeningen aan het spijsverteringskanaal hebben patiënten last van braken. De samenstelling, hoeveelheid, manier van braken en kleur van het braaksel zegt veel over de oorzaak van het braken. We onderscheiden de volgende soorten braaksel: • koffiedikachtig, bruinrood braaksel. Deze kleur ontstaat door bloed in de maag en wijst dus op een maagbloeding. • fecaal braaksel. Dit is braaksel met de geur en kleur van feces. Dit ontstaat als door een darmafsluiting de feces niet via de anus het lichaam kan verlaten. Door antiperistaltische bewegingen (terug richting de maag) komt de feces in de maag terecht en wordt die uitgebraakt. • gallig braaksel. Dit is geelgroen doordat het uit gal bestaat en ontstaat als de maag leeggebraakt is; dan wordt gal door de twaalfvingerige darm naar de maag gestuurd. • retentiebraken. Voedsel wordt uitgebraakt dat al enkele dagen geleden gegeten is; het wijst op een probleem direct na de maag, vaak een afsluiting van de maaguitgang, waardoor het voedsel nooit verder is gekomen dan de maag.
Ontlasting - kleur
U
itg
ev
er
ij
Ook de ontlasting kan veel zeggen over de aard van problemen. • Teerfeces is pikzwart van kleur. Dit kan ontstaan door bloedingen in de slokdarm of maag; het zoutzuur in de maag maakt het bloed donkergekleurd. De zwarte kleur kan ook ontstaan door medicijnen die ijzer bevatten, zoals ijzertabletten. • Gele feces bij baby’s is normaal als de voeding vooral uit melkproducten bestaat, en wijst niet op gezondheidsproblemen. • Bloed bij de feces: bloed aan de buitenkant van de feces wijst meestal op bloedende aambeien. Als het bloed door de feces gemengd is, wijst dat op een bloeding in de dikke darm. Ook na het eten van bietjes kan de ontlasting rood zijn. Bij zeer kleine bloedingen is het bloed in de feces niet zichtbaar, maar kan het wel aangetoond worden in het laboratorium.
Ontlasting - vorm en samenstelling • •
•
Lintvormige feces wijst op vernauwing van het laatste gedeelte van de darmen, waardoor de ontlasting er heel dun, als potloodvorm of lintvorm, uit komt. Stopverffeces wijst op een probleem met de galwegen. De gebruikelijke donkere kleur van ontlasting wordt veroorzaakt door gal; zonder gal heeft de ontlasting de kleur van klei of stopverf. Slijm bij de ontlasting wijst op een ontsteking van de darmwand. Als een abces in de darmen doorbreekt, kan er ook pus bij de ontlasting komen.
43
Theoriebron Symptomen van aandoeningen in het spijsverteringskanaal
â&#x20AC;˘
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
â&#x20AC;˘
Wormen in de ontlasting wijzen op aanwezigheid van een parasiet, zoals spoelwormen of lintwormen, in de darmen. Diarree is dunne ontlasting, meerdere keren op een dag. Die ontstaat doordat de ontlasting te snel door de dikke darm gaat, waardoor er te weinig water aan de voedselbrij onttrokken wordt. Hierbij is er een groot risico op uitdroging en is veel drinken belangrijk.
44
Theoriebron Functies van de lever
Theoriebron Functies van de lever Anatomie van de lever
fb .v
.
De lever is een belangrijk orgaan voor de verwerking van voedingsstoffen. De lever zorgt voor opslag, afbraak en omzetting van voedingsstoffen, zodat het lichaam zo veel mogelijk de juiste voedingsstoffen krijgt. Daarnaast heeft de lever een belangrijke functie in het verwijderen van gifstoffen die uit het voedsel in het bloed terecht zijn gekomen.
u' Ac
tie
De lever kun je vergelijken met een grote fabriek waarin allerlei bewerkingen worden gedaan. De aanvoer van stoffen voor de bewerking komt vooral via de poortader (vanuit de dunne darm). Zuurstof wordt aangevoerd vanuit de leverslagader. De uitvoer van de lever gaat vooral via twee wegen: gal gaat via kanaaltjes naar de galblaas en bloed verlaat de lever via de leverader richting de holle ader. De lever bestaat uit drie leverlobben, die alle drie sterk doorbloed zijn.
Functies van de lever – omzetting van voedingsstoffen
ev
er
ij
Ed
De lever speelt een belangrijke rol bij de omzetting van voedingsstoffen: • De lever slaat overtollige glucose op in de vorm van glycogeen. Als de glucosewaarden van het bloed te laag zijn, wordt glycogeen weer omgezet in glucose. De lever dient dus als opslagplaats van glucose. Als er langdurig te veel glucose in het bloed komt, zet de lever dat om in lichaamsvet. Bij een tekort aan glucose kan dit lichaamsvet weer omgezet worden in glucose. • De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren. Het maakt daarom niet uit welke aminozuren er in eiwitten in voeding zitten, want als er van een bepaald aminozuur een tekort is, kan de lever dat zelf maken uit andere aminozuren. Voor acht aminozuren geldt dat niet, dat zijn de essentiële aminozuren. Die heb je dus nodig in je voeding. • Met vetzuren uit voeding maakt de lever lichaamsvet en cholesterol.
U
itg
Productie van gal De lever produceert gal, dat vervolgens in de galblaas wordt opgeslagen. Gal is verantwoordelijk voor het emulgeren (oplossen) van vetten in de voedselbrij, zodat enzymen het vet goed kunnen verteren.
Ontgiften Alle voedingsstoffen die uit de darmen komen, komen via de poortader in de lever terecht (behalve grote vetzuren). Ook gifstoffen uit voedsel, bijvoorbeeld uit medicijnen, komen via het bloed eerst in de lever terecht. De lever zet deze giftige stoffen om in stoffen die niet schadelijk zijn voor het lichaam. Voor medicijnen is dit ook een nadeel, omdat een deel van de werkende stof uit een medicijn direct door de lever wordt omgezet. Daarom is de dosis
45
Theoriebron Functies van de lever
fb .v
.
bij orale inname in sommige gevallen hoger dan bij andere toedieningsvormen. Bij ouderen is de lever minder goed in ontgiften. Daar moet met de dosis van de medicatie rekening mee gehouden worden. Ook alcohol wordt door de lever omgezet in minder giftige verbindingen. Dat betekent niet dat er geen giftige stoffen in de rest van het lichaam terechtkomen. De lever kan maar een beperkte hoeveelheid stoffen in ĂŠĂŠn keer verwerken. Hoe meer giftige stoffen er in het bloed zitten, hoe langer het duurt voor de lever alles heeft omgezet.
Opslag
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Behalve voor opslag van glycogeen kan de lever ook dienen als opslag voor sommige vitaminen en voor ijzer.
46
Theoriebron Bouw van de nieren
Theoriebron Bouw van de nieren
.
De nieren zijn twee boonvormige organen, ongeveer zo groot als een vuist. Ze liggen achter in de buikholte aan de zijkanten, naast de wervelkolom. De nieren zijn belangrijk voor het verwijderen van afvalstoffen uit het bloed. Bekijk ook het filmpje Hoe werken je nieren.
Functie van de nieren
fb .v
Filmpje Hoe werken je nieren <
u' Ac
tie
De nieren zijn van levensbelang, omdat ze schadelijke stoffen uit het bloed halen. Dat zijn stoffen die via voedsel in ons lichaam komen, maar ook bijproducten van allerlei processen in het lichaam. De nieren zorgen ervoor dat er niet te veel vocht in het bloed zit, maar ook niet te weinig. Ook de hoeveelheid zouten in het bloed wordt door de nieren nauwkeurig gereguleerd. Afvalstoffen uit de lever – die schadelijke stoffen zoals medicijnen omzet in minder schadelijke stoffen – worden uiteindelijk via de nieren uit het bloed verwijderd.
Bouw van de nieren
ij
Ed
De nieren hebben aan de buitenkant een bruine laag, de nierschors. Daaromheen zit een vetlaag, die de nieren ondersteunt. Onder de nierschors zit het niermerg. Dit is duidelijk te herkennen aan de gestreepte structuren, die de vorm van piramiden hebben. In de nierschors en het niermerg vindt de filtering van bloed plaats. Binnen in de nieren ligt het nierbekken. Hier wordt de gevormde urine verzameld. Aan het nierbekken zit de urineleider vast, die de urine naar de blaas vervoert.
er
Nefronen
U
itg
ev
In een nier liggen zo’n één miljoen nefronen. Een nefron is het deel van de nier waar de echte filtering van het bloed plaatsvindt. Een nefron is heel klein en ligt vooral in het niermerg. De bovenkant van een nefron ligt nog net in de nierschors. Een nefron begint bij het kapsel van Bowman (ook wel nierkapseltje genoemd). Dit is een soort ingedeukte ballon met daarin een heel netwerk van haarvaten (de glomerulus). Het bloedplasma met opgeloste stoffen gaat hier uit de haarvaten naar het nierkapseltje toe. Er is voorurine ontstaan. De voorurine komt vanuit het kapsel van Bowman in het eerste gekronkelde buisje terecht. Ook dit ligt in de nierschors. Vervolgens komt het in de lis van Henle terecht, een langer deel in de vorm van een paperclip. Dit deel van de nefron ligt in het niermerg. Na de lis van Henle komt de voorurine weer in de nierschors terecht, in het tweede gekronkelde buisje. Daarna gaat het via de verzamelbuis door het niermerg naar het nierbekken, waar de urine uit alle nefronen verzameld wordt. Op één verzamelbuis zitten meerdere nefronen aangesloten.
47
tie
fb .v
.
Theoriebron Bouw van de nieren
u' Ac
Twee nefronen, aangesloten op een verzamelbuisje.
Je kamer opruimen
Ed
De werking van de nieren is te vergelijken met het opruimen van een kamer. Dat kan op twee manieren: je kunt alle spullen die er niet in thuishoren ertussenuit halen en weggooien. Maar het kan ook anders: je gooit eerst alles uit de kamer en haalt alleen de spullen die in de kamer horen weer terug. Dat is wat de nieren doen: eerst vrijwel alle stoffen uit het bloed persen (filtratie) zodat het voorurine wordt, en vervolgens de stoffen die toch in het bloed nodig zijn weer terughalen (terugresorptie).
ij
Van voorurine naar urine
U
itg
ev
er
Er wordt per dag ongeveer 180 liter voorurine gemaakt in de nieren. Uiteindelijk blijft daar maar 1,5 liter urine van over. In een nefron wordt vrijwel alle glucose weer opgenomen in het bloed. Alleen bij mensen met diabetes mellitus (suikerziekte, maar de naam betekent letterlijk: zoete urine) blijft er glucose in de urine achter. Eiwitten komen in gezonde personen helemaal niet voor in de urine, ook niet in de voorurine. Eiwitten in de urine zijn vaak een teken dat er iets mis is met het functioneren van de nieren. Zouten worden deels uit de urine gehaald. Hoeveel zouten er weer in het bloed worden opgenomen hangt samen met de regulatie van de osmotische waarde en de bloeddruk. Afvalstoffen in de voorurine worden niet weer opgenomen in het bloed en komen dus allemaal in de urine terecht.
48
Theoriebron Urinewegen
Theoriebron Urinewegen
Het uitscheidingsstelsel.
Urineleiders
u' Ac
tie
fb .v
.
Als de gevormde urine in het nierbekken verzameld is, komt het in de urinewegen terecht. Die bestaan achtereenvolgens uit urineleiders, urineblaas en urinebuis (of plasbuis). Via de urinebuis verlaat de urine het lichaam.
Ed
De urineleiders of ureters leiden urine van het nierbekken naar de blaas. De binnenkant van de urineleiders zijn bedekt met een beschermende laag, om tegen zuren uit de urine te beschermen. De wand bevat ook glad spierweefsel, waardoor de urine met peristaltische bewegingen richting de blaas gestuwd wordt. Zo komt er ongeveer drie keer per minuut een beetje urine in de blaas. Door die spieren is de wand van de urineleider relatief dik.
er
ij
Urineblaas
U
itg
ev
Ook de wand van de blaas bestaat uit glad spierweefsel. De hoge druk in de blaas duwt de urineleiders een beetje dicht, waardoor urine niet terugstroomt. De uitgang van de blaas wordt afgesloten door twee sluitspieren: een onwillekeurige spier en een willekeurige spier, die we bewust kunnen aansturen. In de blaas wordt urine opgeslagen, zo’n 350 ml maximaal. Dan ontstaat er mictiedrang, drang om de blaas te legen. Dankzij de willekeurige sluitspier kunnen we dat tijdelijk onderdrukken, totdat er zo veel spanning op de blaas komt te staan dat het pijnlijk wordt en we de urine niet langer kunnen ophouden. Dan ontspant de sluitspier en trekt de wand van de blaas samen, zodat de urine in de urinebuis terechtkomt.
Urinebuis De urinebuis (urethra) leidt de urine vanuit de blaas naar buiten toe. De urinebuis is bij mannen heel lang: zo’n 20 cm. De urinebuis loopt door de prostaat en de penis. Bij de vrouw is de urinebuis heel kort, zo’n 2 tot 4 centimeter, en mondt hij uit in de voorhof, tussen de kleine schaamlippen, net boven de ingang van de vagina.
49
Theoriebron Infecties in de urinewegen
Theoriebron Infecties in de urinewegen
tie
Ontsteking van de urinebuis
fb .v
.
Veel aandoeningen in de urinewegen ontstaan door een infectie. Bacteriën kunnen via de urethra richting de blaas gaan. Vooral bij vrouwen, waar de urethra kort is, ontstaan daardoor vaak blaasontstekingen. Aandoeningen die een infectie aanduiden, eindigen vrijwel altijd op –itis. Het eerste deel van de naam duidt op de plaats waar de infectie zit. Bijvoorbeeld urethritis: infectie van de urethra (=urinebuis).
u' Ac
Een ontsteking van de urinebuis (urethra) wordt urethritis genoemd. Het belangrijkste symptoom is pijn bij het plassen. Ook is de urine troebel en bevat die soms gele, slijmerige pus. Urethritis wordt vaak veroorzaakt door micro-organismen die bij seksueel contact worden overgedragen, bijvoorbeeld gonorroe (gonokok) en chlamydia.
Blaasontsteking
er
ij
Ed
Een blaasontsteking (cystitis) ontstaat door micro-organismen die via de urethra in de blaas terechtkomen. Bij vrouwen ontstaat dit eerder dan bij mannen, door een kortere urethra die dicht bij de vagina en anus ligt. Bacteriën uit de darmen komen daardoor eerder in de urethra terecht en ook via geslachtsgemeenschap kunnen bacteriën via de urethra in de blaas komen. Andere oorzaken van blaasontsteking kunnen een blaaskatheter zijn of urine die in de blaas achterblijft doordat niet goed meer uitgeplast kan worden (vooral bij ouderen met een verzakte baarmoeder of prostaatvergroting). Veelvoorkomende klachten bij blaasontsteking zijn: pijn bij het plassen, pijn in de onderbuik, vaak kleine hoeveelheden plassen, loze aandrang, troebele stinkende urine met spoortjes bloed, slijm en vlokken. Cystitis wordt aangetoond met een urineonderzoek en kan bestreden worden met antibiotica. Als een blaasontsteking niet wordt behandeld, kunnen bacteriën in het nierbekken een nierbekkenontsteking (pyelitis) veroorzaken.
U
itg
ev
Nierbekkenontsteking
50
Nierbekkenontsteking (pyelonefritis) ontstaat vaak door een blaasontsteking. Als bij de verschijnselen van blaasontsteking hoge koorts, koude rillingen, misselijkheid en lage rugpijn of pijn in de zij komen, wijst dat op nierbekkenontsteking. Als de bacteriën ook het nierweefsel zelf binnendringen, ontstaat er pyelonefritis (nierontsteking). Hierdoor kan het nierweefsel beschadigd raken, met nierinsufficiëntie als gevolg. Als de bacteriën via de nefronen in het bloed terechtkomen kan ook sepsis ontstaan (bloedvergiftiging). Een antibioticakuur is dan noodzakelijk.
Theoriebron Infecties in de urinewegen
Prostaatontsteking
u' Ac
tie
fb .v
.
Bij mannen kan een infectie ook in de prostaat terechtkomen, waardoor prostaatontsteking (prostatitis) ontstaat. Bij een acute prostatitis is sprake van hoge koorts met koude rillingen, samen met hevige aandrang, pijn bij het plassen en soms bloed in de urine. Plassen gaat moeilijk doordat de gezwollen prostaat op de urinebuis drukt. Een chronische prostatitis heeft minder uitgesproken klachten. De zwelling van de prostaat is voelbaar door rectaal te toucheren. Met urineonderzoek kan worden vastgesteld van welke bacterie sprake is, zodat gericht antibiotica gegeven kunnen worden.
U
itg
ev
er
ij
Ed
Bij een vergrote prostaat, bijvoorbeeld door een ontsteking, drukt de prostaat de urinebuis dicht.
51
fb .v
Theoriebron Retentie, incontinentie en nierinsufficiëntie
.
Theoriebron Retentie, incontinentie en nierinsufficiëntie
Acute retentie
tie
Gezonde, jonge personen kunnen de urinelozing (mictie) goed regelen. Vooral bij ouderen of vrouwen die net bevallen zijn, is dat vaak niet meer mogelijk. Er ontstaat dan retentie: het vasthouden van urine, of incontinentie: het ongewild verliezen van urine.
Ed
u' Ac
Acute retentie is een aandoening waarbij plassen plotseling onmogelijk is geworden. Het kenmerkt zich door hevige buikpijn, sterke aandrang en een ellendig gevoel. De volle blaas zit als een zwelling in de onderbuik; erop drukken is pijnlijk. Acute retentie kan door allerlei oorzaken ontstaan: • plotselinge toename van urineproductie (bijvoorbeeld door veel alcohol drinken) • lang zitten op een diepe stoel • seksuele opwinding • obstipatie in de endeldarm • lang ophouden van urine • gebruik van medicijnen (antidepressiva, antiparkinson of antidiuretica). Bij acute retentie kan de urine worden afgevoerd met een blaaskatheter. Onderzoek is nodig om de oorzaak van de retentie te achterhalen en eventueel met een operatie verdere retentie te kunnen voorkomen.
ij
Chronische retentie
U
itg
ev
er
Bij chronische retentie heeft de blaasspier niet meer genoeg kracht om de blaas volledig te legen. Dat voelt de patiënt eigenlijk niet, hooguit aan het feit dat hij het gevoel heeft niet alles te hebben uitgeplast. De urinelozing komt langzaam op gang en er is geen krachtige urinestraal. Doordat er steeds meer urine achterblijft, moet de patiënt steeds vaker naar het toilet, al komt er dan maar weinig urine vrij. Doordat de patiënt ’s nachts de aandrang niet altijd voelt, kan incontinentie optreden, en ook overdag kan na verloop van tijd een overloopblaas ontstaan, met incontinentie tot gevolg. Chronische retentie ontstaat meestal door druk op de urinebuis, waardoor de urine niet kan doorstromen. Dat kan het geval zijn bij een vergrote prostaat, een vernauwde urinebuis of bij een zwangerschap, doordat de baarmoeder op de urinebuis drukt. Ook een verstopping van de blaasopening door een tumor of blaassteen kan een oorzaak zijn. Tot slot kan er een neurologische oorzaak aan ten grondslag liggen, waardoor de blaasspier verslapt raakt (bijvoorbeeld MS of een dwarslaesie).
52
Theoriebron Retentie, incontinentie en nierinsufficiëntie
Urine-incontinentie
fb .v
.
Ongewild urineverlies (urine-incontinentie) kan veel invloed hebben op het leven van patiënten. Het komt vooral veel voor bij oudere mensen, vaker bij vrouwen dan bij mannen. We onderscheiden drie vormen: • stressincontinentie De oorzaak hiervan is verandering van het kleine bekken, bijvoorbeeld door het oprekken van weefsels na een zware bevalling, verzakking van de blaas van vrouwen in de menopauze of bij vrouwen op leeftijd met overgewicht. Bij stressincontinentie veroorzaakt een beetje druk op de buik al urineverlies (bij bijvoorbeeld hoesten, niezen, lachen, bukken en traplopen). Dit gebeurt ook als de patiënt niet voelt dat er urine in de blaas aanwezig is. Behandeling richt zich op het trainen van bekkenbodemspieren. Een pessarium kan soms de anatomische positie herstellen, waardoor de klachten afnemen.
u' Ac
tie
• urge-incontinentie Hierbij is de spierfunctie van de blaas verminderd. Op het moment dat de patiënt zich realiseert dat de blaas vol is en aandrang voelt, begint het urineverlies al. Ook hierbij is blaastraining de beste behandeling; zo kun je de prikkelbaarheid van de blaas verminderen. Dit kan ondersteund worden met blaasremmende medicijnen. • druppelincontinentie (of overloopblaas) Dit ontstaat als bij de mictie de blaas niet volledig geleegd wordt. Doordat er steeds meer urine in de blaas komt, wordt de druk zo hoog dat de sluitspier zich ontspant en de urine wegloopt.
Ed
Nierinsufficiëntie
U
itg
ev
er
ij
Nierinsufficiëntie wil zeggen dat de nieren hun functie (namelijk bloed zuiveren) niet goed uitvoeren. Er blijven afvalstoffen achter in het bloed, die zich langzamerhand ophopen. Nierinsufficiëntie kan ontstaan door een probleem in de nieren zelf (primaire nierinsufficiëntie) of in de toevoer van bloed (secundaire insufficiëntie), bijvoorbeeld bij een shock of insufficiënte hartwerking. Ook als de urine niet goed kan worden afgevoerd door blaasstenen of een tumor kan nierinsufficiëntie ontstaan. Patiënten met nierinsufficiëntie hebben altijd uremie: ophoping van afvalstof (ureum) in het bloed, dat normaal gesproken door de nieren afgevoerd wordt. Daardoor zien ze er grauwbleek uit. Ook hebben ze vaak bloedarmoede en last van jeuk. Het maag-darmkanaal kan geïrriteerd raken, met braken en diarree tot gevolg. Ook vermoeidheid en hoofdpijn zijn kenmerken van nierinsufficiëntie. Als het te lang duurt, kan verwardheid en sufheid ontstaan, doordat de hersenen aangetast worden door ophopende afvalstoffen. Dat kan zelfs leiden tot een uremisch coma.
53
Theoriebron Samenstelling van de urine
Theoriebron Samenstelling van de urine Kleurafwijkingen
fb .v
.
De kleur en samenstelling van de urine kan veel vertellen over het functioneren van de nieren en de urinewegen. Het is goed om alert te zijn op veranderingen in de samenstelling van de urine en aan de bel te trekken als je het vermoeden hebt dat een zorgvrager een aandoening aan nieren of urinewegen heeft.
ij
Ed
u' Ac
tie
Urine kan verschillende kleurafwijkingen hebben: • vleesnatkleurig Dit wijst op aanwezigheid van bloed. Dat is een teken van een ontsteking of tumor in de urinewegen. • troebel Urine wordt troebel door pus, wat wijst op een ontsteking in de urinewegen. De troebelheid kan ook ontstaan doordat bepaalde zouten overmatig aanwezig zijn. • lichtgekleurd of vrijwel kleurloos Dit is urine met veel water en weinig andere stoffen. Dat kan wijzen op een verminderde concentratiefunctie van de nieren, maar kan ook ontstaan door veel water drinken en het gebruik van vochtafdrijvende middelen. • donkergeel Donkergele urine is juist heel geconcentreerd. Er wordt weinig vocht uitgescheiden via de urinewegen, vaak als het lichaam veel vocht verliest door zweten of diarree. • donkerbruin Donkerbruine urine is een teken dat er galkleurstoffen in de urine zitten. Dit duidt op aandoeningen aan de galblaas of lever, waardoor de kleurstoffen niet uitgescheiden worden via de galblaas en de darmen, maar zich in het bloed ophopen en via de nieren uitgescheiden worden.
er
Stoffen in de urine
U
itg
ev
Met bloedonderzoek kan de samenstelling van de urine onderzocht worden. • Veel glucose in de urine duidt op diabetes mellitus (suikerziekte). Er zit dan te veel glucose in het bloed, dat door de nieren uitgescheiden wordt. • Veel eiwit in de urine (proteïnurie) is een teken van het slecht functioneren van de nieren. Normaal gesproken komen er geen eiwitten uit het bloed in de urine terecht. Meestal gaat proteïnurie samen met oedeemvorming.
54