9789037233308 ehbo voor pw

Page 1

ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed

EHBO voor PW

.

fb .v

Training


Auteur: Jantsje Heeringa Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: EHBO

tie

ISBN: 978 90 3723 330 8

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze training

9

Stoornissen in de vitale functies Ongelukken bij kinderen

12

17

Verbandleer en wondverzorging

22

BHV en evaluatie van ongevallen

24

Reflectie

fb .v

Eerste hulp verlenen

.

7

tie

OriĂŤntatie

4

27 28

u' Ac

Theoriebron Eerste hulp verlenen

Theoriebron Stoornissen in de vitale functies Theoriebron Ongelukken bij kinderen

35

Theoriebron Verdrinking en verbranding

40

44

Ed

Theoriebron Verbandleer

Theoriebron Wondverzorging

47

Theoriebronnen Verschillende verwondingen

ij

Theoriebron Bedrijfshulpverlening Theoriebron Na de hulpverlening

51

56 59

U

itg

ev

er

31

3


Over deze training

Over deze training

.

Inleiding

tie

fb .v

In deze training leer je wat EHBO is, en hoe en wanneer je het toe kunt passen bij kinderen. De meest voorkomende oorzaken van ongelukken bij kinderen komen aan de orde, hoe je die kunt voorkomen en wat je er aan kunt doen wanneer je eerste hulp verleent. Je leert hoe je verschillende verwondingen kunt onderscheiden, welk verbandmateriaal je daarbij kunt gebruiken en hoe je dat doet.

u' Ac

Het pictogram waarmee EHBO of de plaats van de verbandtrommel in een gebouw wordt aangeduid.

ij

Je weet wat EHBO is en wanneer en in welke volgorde je het toe kunt passen. Je kunt aangeven hoe je zo goed mogelijk professionele hulp kunt inschakelen. Je weet wat de vitale functies zijn en kunt aangeven hoe je moet handelen bij stoornissen in de vitale functies. Je kunt verklaren op welke ongevallen kinderen meer risico lopen en wat je kunt doen om de kans daarop te verminderen. Je kunt uitleggen waarom juist hele jonge kinderen meer kans hebben op het oplopen van vergiftigingen, verstikking en verbranding. Je herkent de symptomen en weet hoe je moet handelen in deze gevallen. Je weet waaraan je verschillende verwondingen kunt herkennen, hoe je deze kunt behandelen en daarbij zo nodig het juiste soort verband moet aanleggen. Je kunt uitleggen wat de taken van een BHV’er zijn, hoe een ontruimingsplan en ontruimingsoefening eruitzien, hoe schade bij brand beperkt kan worden en geboden hulp na een ongeval verwerkt kan worden.

Ed

• • •

Verder krijg je een korte introductie in de bedrijfshulpverlening, waarbij je ook meer te weten komt over hoe een ontruimingsplan werkt. En omdat je als eerstehulpverlener met heftige gebeurtenissen in aanraking kunt komen, wordt ook ingegaan op manieren om die te verwerken.

er

ev

itg

Beoordeling

U

Beoordelingsformulier <

4

De praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Je wordt daarbij beoordeeld op de inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten. Je vindt de beoordelingspunten bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze training

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb .v

.

Planningsformulier <

Beroepsproduct 1: Huis vol gevaren (3-4)

u' Ac

tie

Jullie maken in drie- of viertallen een huis waarin je aangeeft welke gevaren er zijn voor de kinderen die erin wonen. Het mag een poster zijn met een doorsnee van een huis erop, of een maquette. Het is een huis met twee verdiepingen en een tuin die aan een sloot grenst. Aan de voorkant is een oprit die uitkomt op een drukke straat. In het huis woont een gezin met drie kinderen: een baby van een half jaar oud, een peuter van twee jaar en een kind van zes jaar. In het huis zijn nog geen veiligheidsmaatregelen getroffen om ongelukken van de kinderen te voorkomen. Geef met genummerde waarschuwingsbordjes aan waar de gevaren schuilen en maak een lijst met de nummers van de waarschuwingsbordjes. Zet erbij wat het gevaar is en welke maatregel je kunt nemen om het veiliger te maken. Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Ed

Eisen aan de uitvoering • Maak een planning en een taakverdeling. • Bedenk met elkaar op welke manier jullie het huis willen vormgeven, welk materiaal er wordt gebruikt en hoe de indeling wordt. Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

er

ij

Eisen aan het beroepsproduct • Maak een lijst met gevaren in het huis en veiligheidsmaatregelen. • Het moet duidelijk zijn welke gevaren er voor de kinderen in de diverse ruimtes in en om het huis zijn. • Na afloop worden alle huizen gepresenteerd.

U

itg

ev

Beroepsproduct 2: Eerste hulp bij verwondingen (3-4) Jullie maken in drie- of viertallen drie filmpjes waarop je laat zien hoe een bepaalde verwonding behandeld moet worden. Met de hele klas maak je zo uiteindelijk een totaaloverzicht van de behandeling van de achttien hierna genoemde verwondingen. Per groepje kies je een drietal verwondingen uit, waarvan je de behandeling gaat demonstreren in een filmpje van maximaal drie minuten per letsel. Verwondingen: 1. 2. 3. 4. 5.

Een splinter verwijderen Een schaafwond aan de knie Een hoofdwond met wijkende wondranden Een snijwond aan de vinger Een bijtwond aan de hand

5


fb .v

6. Een hevige bloeding aan de onderarm 7. Een amputatie van de hand 8. Een verstuikte enkel 9. Een schouder uit de kom 10. Een gebroken onderbeen 11. Een vuiltje in het oog 12. Een bijtende vloeistof in het oog 13. Een blauw oog 14. Een uitgevallen tand na een val 15. Een bloedneus 16. Onderkoeling 17. Oververhitting 18. Een hitteberoerte.

.

Over deze training

tie

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

u' Ac

Eisen aan de uitvoering • Maak een planning en een taakverdeling. • Bedenk met elkaar op welke manier jullie de verwondingen het beste kunnen uitbeelden en wat je daarbij nodig hebt.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap. Eisen aan het beroepsproduct • Er worden drie filmpjes gemaakt van maximaal drie minuten, waarin duidelijk aangegeven wordt om welke verwondingen het gaat en hoe ze behandeld moeten worden. • Met de hele klas moet uiteindelijk over elke bovengenoemde verwonding minimaal één filmpje zijn gemaakt. Alle filmpjes zijn na afloop door alle studenten te bekijken op een eigen kanaal/website.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Eerste hulp verlenen

fb .v

a. Heb je zelf wel eens eerste hulp verleend bij een ongeval? Zo ja: hoe ging dat?

.

Oefening 1

u' Ac

tie

Bijna niemand komt helemaal zonder kleerscheuren door zijn kindertijd. Weet je je nog een ongeluk te herinneren dat je zelf als kind hebt meegemaakt? Denk daarbij ook aan ‘kleinere’ dingen als een tand eruit na een val, een gebroken arm na een val van de schommel, een blauw oog tijdens het voetballen, een ‘gat’ in het hoofd enzovoort. b. Hoe werd je toen geholpen en door wie?

c. Heb je vroeger op de basisschool (of daarna) EHBO-les gehad? Zo ja, wat weet je er nog van?

Eerste hulp bij ongelukken van kinderen

Ed

Oefening 2

Wat weet je al van het verlenen van eerste hulp bij ongelukken aan kinderen? Schrijf ‘EHBO bij kinderen’ op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je: ‘Dit weet ik al:’ en boven de tweede kolom: ‘Dit wil ik leren:’ EHBO bij kinderen Dit wil ik leren:

er

ij

Dit weet ik al:

Bedrijfshulpverlening

ev

Oefening 3

U

itg

• • • • •

Ga met zijn vieren bij elkaar aan een tafel zitten. Leg een A3 of A4 in het midden. Teken een groot vierkant in het midden van het blad en verdeel de rest van het blad in vier vlakken. Zie de afbeelding. Zorg dat je allemaal een pen of potlood hebt en een markeerstift. Denktijd: noteer allemaal in je eigen vlak die activiteiten waarvan jij denkt dat deze horen bij bedrijfshulpverlening. Rondpraat: bespreek ieders lijst; student 1 licht zijn antwoord toe, daarna - met de klok mee - student 2, 3 en 4. Zet na de rondpraat die dingen waar jullie het over eens zijn in het middelste vak. Zet de activiteiten in logische rijtjes bij elkaar.

7


fb .v

.

Oriëntatie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Plenair: één student voert het woord en vertelt welke antwoorden uit het middelste vak jullie hebben en waarom jullie dat met bedrijfshulpverlening associëren. De docent noteert de goede antwoorden van iedere groep op het bord. Staan er dingen bij waar je zelf nooit opgekomen was?

8


Eerste hulp verlenen

Eerste hulp verlenen

.

Inleiding

fb .v

EHBO staat voor Eerste Hulp Bij Ongelukken. Het is handig om te weten wat je moet doen wanneer een kind een ongeluk heeft gehad. Bovendien is het altijd makkelijk om de juiste instructies bij de hand te hebben voor het geval je het even niet meer weet. Leer welke vijf basisregels van belang zijn wanneer je eerste hulp verleent en wat van belang is wanneer je professionele hulp in moet schakelen.

Leerdoelen

EHBO-instructies bij de hand

u' Ac

Oefening 4

Je weet wat EHBO is en wanneer en in welke volgorde je het toe kunt passen. Je kunt aangeven hoe je zo goed mogelijk professionele hulp kunt inschakelen.

tie

• •

Het is altijd handig om de juiste instructies bij de hand te hebben. Download de EHBO-app van het Rode Kruis op je telefoon of tablet. Maak vervolgens de kennistest over EHBO op de app en vul hier in hoeveel vragen je goed hebt:

De eerste vijf stappen

Ed

Oefening 5

In de volgende tabel zie je de vijf basisregels Eerste hulp die je in acht moet nemen als je eerste hulp moet verlenen. Vul achter elke stap in wat er kan gebeuren wanneer je deze stap niet neemt bij een ernstig ongeluk …

Wanneer je deze basisregels niet in acht neemt

er

ij

De vijf basisregels die je als hulpverlener in acht neemt tijdens het verlenen van EHBO

ev

1. Let op gevaar.

U

itg

2. Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het kind mankeert.

9


Eerste hulp verlenen

De vijf basisregels die je als hulpverlener in acht neemt tijdens het verlenen van EHBO

Wanneer je deze basisregels niet in acht neemt

fb .v

.

3. Stel het kind gerust en zorg voor beschutting.

In welke gevallen zou jij professionele hulp inschakelen? a.

schaafwond bloedneus flauwvallen vergiftiging tweedegraads brandwond shock

er

ij

Filmpje Procedure Centrale meldkamer <

Inschakelen professionele hulpverlening

Ed

Oefening 6

u' Ac

5. Help het kind op de plaats waar het zit of ligt.

tie

4. Zorg voor professionele hulp.

U

itg

ev

b. Bekijk het filmpje over de procedure op de centrale meldkamer. Wat vind je van deze werkwijze? Licht je antwoord kort toe.

10

c. Noem vijf maatregelen die je kunt nemen om te zorgen dat de professionele hulpverleners een gewond kind op een kinderdagverblijf of school zo snel mogelijk kunnen bereiken.


Eerste hulp verlenen

Oefening 7

Bekijk het instructiefilmpje over de noodvervoersgreep van Rautek. Vorm groepjes van drie studenten en oefen met elkaar de noodvervoersgreep van Rautek. Om de beurt ben je slachtoffer, eerstehulpverlener of degene die de juiste aanwijzingen doorgeeft. Oefen net zo lang tot je het gevoel hebt dat je er niet meer al te veel bij na hoeft te denken. Maak er daarna zelf een eigen instructiefilmpje van en laat dat zien ter beoordeling aan de docent.

Oefening 8

Gegevens bij de hand

fb .v

.

Filmpje Noodvervoersgreep van Rautek <

De noodvervoersgreep van Rautek

u' Ac

tie

Op een kinderdagverblijf of op een school is het belangrijk om bij ernstige situaties de juiste mensen zo snel en goed mogelijk in te lichten. Hiervoor is het handig wanneer er per kind een aantal gegevens vastgelegd zijn. a. Niveau 3 Vorm tweetallen en bedenk welke gegevens van kinderen vastgelegd zouden moeten worden bij een school of kinderdagverblijf. Noteer die hieronder.

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Niveau 4 Vorm tweetallen en ga na welke gegevens van kinderen er daadwerkelijk vastgelegd worden bij een school of kinderdagverblijf. Vind je deze lijst compleet? Welke gegevens zouden er volgens jullie nog bij moeten om bij een ongeval zo goed mogelijk informatie te kunnen geven?

11


Stoornissen in de vitale functies

.

Stoornissen in de vitale functies

fb .v

Inleiding

Vitale functies zijn de lichaamsfuncties die onmisbaar zijn om in leven te blijven, zoals de ademhaling, het bewustzijn en de circulatie. Je leert hoe je herkent wanneer de vitale functies bedreigd zijn en wat je dan kunt doen, bijvoorbeeld reanimeren.

Oefening 9 Filmpje Baby met astma-aanval <

Je weet wat de vitale functies zijn en kunt aangeven hoe je moet handelen bij stoornissen in de vitale functies.

Ademhaling

u' Ac

•

tie

Leerdoelen

a. Kijk op de EHBO-app. Noteer hieronder hoe je de ademhaling controleert.

Ademhaling per minuut

ij

Leeftijd

Ed

Bij een kind dat moeite heeft met de ademhaling, kun je een versnelde ademhaling waarnemen. Om te weten of de ademhaling versneld is, moet je weten hoe vaak een kind normaal gesproken ademhaalt in een minuut, in rust. Zoek dat op voor de verschillende leeftijden en ook wat een normaal aantal hartslagen per minuut (hartfrequentie) is in rust. Vul onderstaande tabel verder in. Aantal hartslagen per minuut

er

Jonger dan een jaar 1-2 jaar

ev

2-5 jaar

5-12 jaar Ouder dan 12 jaar

U

itg

Volwassenen

12

b. Hoe vaak haal je zelf adem per minuut? c. Tel ook je eigen hartslag door een minuut lang je polsslag te voelen. Dit doe je door met je wijs- en middelvinger aan de binnenzijde van je pols te voelen aan de kant van de duim. Wat is je hartslag in rust? slagen per minuut.


Stoornissen in de vitale functies

Bij kinderen die moeite hebben met ademhalen kun je verschillende verschijnselen zien, afhankelijk van de oorzaak. Zoek op wat de onderstaande termen in dit verband betekenen. d. Stridor

f. Intrekkingen

g. Neusvleugelen

i.

Kreunen

j.

Apneu

u' Ac

h. Hulpademhalingsspieren

tie

fb .v

.

e. Piepen

Ed

k. Bekijk het filmpje over een kindje met ademhalingsmoeilijkheden. Welke van bovenstaande verschijnselen zie je bij dit kindje?

Oefening Shock

U

itg

ev

er

ij

Oefening 10

a. Bekijk de drie afbeeldingen die bij deze opdracht horen. Welke persoon ziet eruit alsof hij of zij een shock heeft? De persoon op het: linker / middelste / rechter plaatje. b. Wat zijn de kenmerken van een shock?

13


Stoornissen in de vitale functies

c. Wat hebben de andere twee personen op de plaatjes?

fb .v

.

d. Niveau 3 In nieuwsberichten lees of hoor je vaak dat mensen na het zien van een heftige gebeurtenis in shock verkeren. Wat wordt er bedoeld?

tie

e. Niveau 4 Zie bovenstaande vraag. Waardoor wordt dit misverstand veroorzaakt, denk je?

u' Ac

Shock is een ernstige, levensbedreigende toestand en wordt veroorzaakt doordat er te weinig bloed door het lichaam stroomt en de organen niet genoeg zuurstof krijgen om goed te functioneren.

Ed

Een shock kan verschillende oorzaken hebben. Geef in de volgende gevallen aan waardoor de shock veroorzaakt is. f. Kees vloog hard met zijn fiets tegen een stoeprand en kreeg het stuur in zijn buik. Het lijkt eerst mee te vallen, maar even later wordt hij bleek, klam en zakt in elkaar.

g. Meike is al een paar dagen niet fit, ze moet overgeven en heeft waterdunne diarree. Wat ze eet of drinkt, komt er net zo hard weer uit.

er

ij

h. Wilma pakt haar glas limonade van de tuintafel en wordt gestoken door een wesp. Het is bekend dat ze hier allergisch voor is.

Baby Pjotr heeft hete thee over zijn arm en borstkas gekregen. Er is goed gekoeld, maar er zijn behoorlijke grote rozerode plekken ontstaan met blaren. Hoewel hij flink huilt, was hij goed bij bewustzijn. In de auto op weg naar de Spoedeisende hulp wordt hij ineens verward en suf.

U

itg

ev

i.

14

j.

Niveau 4 Er zijn nog andere oorzaken van shock. Zoek op internet naar nog vier oorzaken (tip: download de shockkaart via ikehbo.nl/downloads) en bedenk een geval zoals de voorgaande waardoor een dergelijke shock kan ontstaan.


Stoornissen in de vitale functies

Kinlift en stabiele zijligging

er

Oefening 11

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Bij shock worden de meest vitale organen het langst beschermd. Het verloopt in gradaties van ernst, al is het tempo niet voorspelbaar, totdat iemand uiteindelijk overlijdt. Als eerstehulpverlener moet je bij vermoeden van shock hoe dan ook professionele hulpverlening inschakelen. k. Teken hieronder de zogenoemde ‘shockspiraal’, waarin het verloop van een shock weergegeven wordt.

U

itg

ev

Oefen in kleine groepjes van drie tot vier personen hoe je de ademweg vrijmaakt door de kinlift. Dit kun je op elkaar oefenen. Daarna oefen je op elkaar hoe je iemand die buiten bewustzijn is aanspreekt en vervolgens in de stabiele zijligging legt.

15


Stoornissen in de vitale functies

Oefening 12

Lees het stuk over het herkennen van een hartstilstand op de website van de Hartstichting en vul onderstaande gegevens aan: a. Hoe herken je een hartstilstand? Maak de zin af: een slachtoffer van een hartstilstand:

Filmpje Reanimatie baby zonder AED <

Deze niet normale ademhaling noemen we ‘agonale ademhaling’ of ‘gaspen’. Hierbij voel je geen luchtstroom bij de neus/mond, is er geen hartslag en zie je soms nog wel wat trekkingen met de ledematen. Bekijk het filmpje ‘WA gaspen’ om te zien hoe dat eruit ziet. b. Na hoeveel minuten raken de hersencellen onherstelbaar beschadigd? Na

minuten.

c. Noem vijf oorzaken van een hartstilstand. 1.

Filmpje Reanimatie baby met AED <

u' Ac

2. 3. 4.

d. Hoeveel mensen overlijden er in Nederland iedere dag aan een hartstilstand buiten het ziekenhuis?

e. Welk percentage van de slachtoffers wist van tevoren niet dat er iets mis was met het hart? %.

ij

Filmpje Reanimatie kind met AED <

5.

Ed

Filmpje Reanimatie Kind zonder AED <

tie

Filmpje WA gaspen <

fb .v

.

Pagina Hartstilstand op Hartstichting.nl <

Reanimatie

f. Had je dat verwacht?

er

Ja / nee, want

U

itg

ev

g. Download de poster reanimatie van de website van de Hartstichting, print hem en bewaar hem in je map bij het materiaal van deze cursus. h. Bekijk de filmpjes over reanimeren bij baby's en kinderen.

16

i.

Je gaat dit nu oefenen op een oefenpop, waarbij je kunt oefenen hoe je borstcompressies en mond-op-mondbeademing uitvoert. De cursusleider doet het eerst voor en controleert hoe jullie het doen. Daarna ga je oefenen met het aanbrengen van een AED. Ga na waar in je directe omgeving (in een straal van ongeveer 1 km) overal een AED is en noteer dat hieronder.


Ongelukken bij kinderen

Ongelukken bij kinderen

.

Inleiding

fb .v

Kinderen hebben een grotere kans op het krijgen van een ongeluk dan volwassenen. Vooral vallen, vergiftiging, verstikking, verdrinking en verbranding komen regelmatig voor. Je leert hoe je de verschijnselen van dit soort ongelukken kunt herkennen, hoe je deze ongelukken kunt behandelen en hoe je veel ongelukken bij kinderen zou kunnen voorkomen.

Leerdoelen

Oefening 13

u' Ac

•

Je kunt verklaren op welke ongevallen kinderen meer risico lopen en wat je kunt doen om de kans daarop te verminderen. Je kunt uitleggen waarom juist hele jonge kinderen meer kans hebben op het oplopen van vergiftigingen, verstikking en verbranding. Je herkent de symptomen en weet hoe je moet handelen in deze gevallen.

tie

•

Ongevallen bij kinderen

Ed

a. Noem vijf redenen waarom kinderen een grotere kans lopen op het krijgen van een ongeval.

er

ij

b. Wat kunnen de gevolgen op korte termijn zijn van een val op het hoofd?

U

itg

ev

c. Niveau 4 Zoek op wat de gevolgen op de lange termijn kunnen zijn van een val op het hoofd op kinderleeftijd.

d. Vallen is voor veel ouders een geaccepteerd risico. Een kind wordt groot met vallen en opstaan, dat hoort er nu eenmaal bij. Paul (anderhalf jaar) kruipt de trap op en valt een paar treden naar beneden. Paul is erg geschrokken en huilt luidkeels, maar lijkt verder gelukkig niets te mankeren. Zijn vader is van mening dat Paul hier nu wel wat van geleerd heeft en het voorlopig niet weer zal proberen.

17


Ongelukken bij kinderen

.

Wat vind je hiervan? Heeft de vader van Paul gelijk? Waarom vind je dat?

fb .v

e. Noem vijf maatregelen die je kunt nemen om het risico of de gevolgen van vallen te verminderen. 1. 2. 3.

tie

4. 5.

u' Ac

f. Vul onderstaande tabel verder in, bedenk bij elke leeftijdscategorie een reëel voorbeeld bij de vijf V’s, zoals bij 0-6 maanden is ingevuld. Ongevalsrisico’s

0 - 6 maanden

Vallen: van de commode rollen Vergiftiging: te hoge dosis medicijnen toegediend krijgen Verstikking: stukje brood nog niet kunnen kauwen Verdrinking: in babybadje doordat ouder het kind even alleen laat in bijvoorbeeld een badzitje Verbranding: te heet badwater.

Ed

Leeftijd kind

ij

6 - 12 maanden

ev

er

12 - 36 maanden

U

itg

3 - 5 jaar

18

5 - 12 jaar

Pubers en adolescenten


Ongelukken bij kinderen

Oefening 14

Bekijk het filmpje ‘Geef kinderen geen keus’ van VeiligheidNL, over de voorkeur van kinderen voor chemicaliën, en de twee afbeeldingen ‘kinderen zien het anders’ in Theoriebron Ongelukken bij kinderen. Ga in groepjes van twee of drie studenten naar de supermarkt of drogist en zoek drie paar producten die op elkaar lijken, maar waarvan het ene een giftig product is en het andere een eetbaar/drinkbaar product of speelgoed. Houd ze naast elkaar en maak er een foto van. De foto’s stuur je naar de docent ter beoordeling. Je kunt ze ook uitprinten en bij deze cursus plakken.

fb .v

.

Filmpje Geef kinderen geen keus <

Vergiftigingen

u' Ac

tie

Kijk bij jou thuis (keuken, badkamer, schuur, garage) welke giftige producten je kunt vinden. Maak hiervan een lijst. Denk hierbij niet alleen aan huishoudproducten zoals schoonmaakmiddelen, petroleumproducten en oplosmiddelen, maar ook aan cosmetica, geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen en planten in huis en tuin. a. Hoe zijn deze producten opgeborgen? Kan een ondernemende peuter zonder vergiftingsgevaar bij jou thuis rondlopen?

Ed

b. Hoe kunnen we voorkomen dat deze producten onder handbereik van kinderen komen?

U

itg

ev

er

ij

c. Wat betekenen de volgende symbolen op de etiketten van chemische stoffen?

19


Ongelukken bij kinderen

Oefening 15

Verstikking Speel in tweetallen de volgende situatie na. Gebruik hierbij een babypop, liefst ĂŠĂŠn van levensecht formaat.

fb .v

.

Student 1 is de medewerker van het kinderdagverblijf, student 2 controleert de procedure en geeft zo nodig instructies.

tie

De baby gaat plotseling hoesten, je ziet dat hij naar de legoblokjes van een ouder kind gekropen is. Je vermoedt dat de baby zich heeft verslikt in een legoblokje. Je grijpt in. In eerste instantie hoest de baby en is hij bij bewustzijn. Na een paar minuten merk je dat het hoesten minder effectief wordt en dat de baby blauw aanloopt. Je past de handelingen aan de veranderende situatie aan. Een minuut later ademt de baby niet meer en verliest hij het bewustzijn. Pas je handelen aan. Uiteindelijk lijkt het blokje los te komen en begint de baby weer spontaan te ademen.

Student 2 mag ondertussen aanwijzingen geven en controleert of student 1 de handelingen goed uitvoert.

Oefening 16

Verdrinking

u' Ac

Draai hierna de rollen om.

Ed

Zoek op internet naar drie nieuwsberichten van het afgelopen jaar over kinderen die verdronken zijn. Schrijf hieronder kort op wat er gebeurd is en vervolgens hoe dat voorkomen had kunnen worden. a. Wat er gebeurde:

b. Hoe het voorkomen had kunnen worden:

er

ij

c. Wat er gebeurde:

d. Hoe het voorkomen had kunnen worden:

ev

e. Wat er gebeurde:

U

itg

f. Hoe het voorkomen had kunnen worden:

20


Ongelukken bij kinderen

Vorm een groepje van vier of vijf studenten en lees met zijn allen naar keuze vijf verhalen uit het ‘ervaringenblog’ op de website van de Brandwondenstichting. Bespreek na afloop de verhalen met elkaar. Welk verhaal grijpt jou het meest aan en waarom? Noteer dat hieronder.

.

Pagina Eerste hulp bij brandwonden op Brandwondenstichting.nl <

Verbrandingen

fb .v

Oefening 17

Oefening 18

Preventie van ongevallen

tie

Weet jij nu hoe je het beste kunt handelen bij brandwonden? Doe de test hierover op de website van de Brandwondenstichting en vraag na afloop de digitale waaier ‘Eerste hulp bij brandwonden’ aan.

Ed

u' Ac

Je maakt met een groepje van drie of vier studenten samen een huis. Dat mag een poster zijn met een doorsnee van een huis erop of een maquette. Het is een huis met twee verdiepingen en een tuin die aan een sloot grenst. Aan de voorkant is een oprit die uitkomt op een drukke straat. In het huis woont een gezin met drie kinderen: een baby van een half jaar, een peuter van twee en een kind van zes jaar. In het huis zijn nog geen veiligheidsmaatregelen getroffen om ongelukken van de kinderen te voorkomen. Geef met genummerde waarschuwingsbordjes aan waar de gevaren schuilen en maak een lijst met de nummers van de waarschuwingsbordjes. Zet erbij wat het gevaar is en welke maatregel je kunt nemen om het veiliger te maken.

ev

er

ij

a. Niveau 3 Er komen steeds meer producten die ongelukken met kinderen zouden moeten voorkomen. Zoek met je groepje vijf nieuwe producten op dit gebied en beschrijf de werking ervan.

U

itg

b. Niveau 4 Idem, maar zet erbij of jij vindt dat ze wat toevoegen of dat ze mogelijk een schijnveiligheid bieden en/of overbodig zijn. Ga hierover met elkaar in discussie.

Discussieer met de hele klas: wat vinden jullie? Moet het zo veilig mogelijk of zo veilig als nodig? Zijn al die artikelen nou nodig of (deels) overbodig? Of is het een kwestie van ‘better safe than sorry’? Wat zijn de overwegingen?

21


Verbandleer en wondverzorging

.

Verbandleer en wondverzorging

fb .v

Inleiding

Er zijn verschillende soorten verband om wonden zo goed mogelijk af te dekken en te verzorgen. Welke combinaties van verbandmateriaal je gebruikt, hangt af van het soort verwonding, of er bijvoorbeeld sprake is van bloedverlies of dat er alleen steun nodig is. Het verzorgen van verschillende verwondingen leer je het beste door het veel te oefenen.

Oefening 19

Je weet waaraan je verschillende verwondingen kunt herkennen, hoe je deze kunt behandelen en daarbij zo nodig het juiste soort verband moet aanleggen.

Verbandleer

u' Ac

•

tie

Leerdoelen

Ed

Op een A4’tje maak je drie kolommen. In de eerste kolom zet je de naam van het verbandmateriaal, bijvoorbeeld: wondpleister, hechtpleister, steriel gaas. In de tweede kolom plak je bij voorkeur een stukje van het verbandmateriaal, dus een wondpleister, een stukje hechtpleister, een gaasje, een plukje watten, een stukje van een zwachtel. Lukt het niet om een echt stukje op te plakken, dan mag je ook een foto van het materiaal maken om op te plakken (bijvoorbeeld de driekante doek, omdat die te groot is), of desnoods een afbeelding van internet. In de derde kolom schrijf je de functie van het verbandmateriaal, bij de wondpleister bijvoorbeeld: afdekken van de wond, bij de hechtpleister bijvoorbeeld: fixeren van verbandmateriaal, enzovoort.

Vraag op jouw school of stageadres waar de verbandtrommel staat. Noteer op een lijst wat erin zit. Vergelijk die lijst met de inhoud zoals die genoemd staat in het Artikel Inhoud Basisverbandset. a. Ontbreken er volgens jou nog dingen? Ja / nee, namelijk

ev

er

Artikel Inhoud Basisverbandset <

De verbandtrommel

ij

Oefening 20

U

itg

b. Is de inhoud van de verbanddoos afgestemd op de doelgroep? Waarom wel of niet?

22

c. Zijn de steriele materialen nog houdbaar? Ja / nee d. Staat de verbandtrommel op een geschikte plaats? Ja / nee, want

e. Weten alle medewerkers hem te vinden? Ja / nee


Verbandleer en wondverzorging

Oefening 21

Wondverzorging

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Verwondingen: 1. een splinter verwijderen 2. een schaafwond aan de knie 3. een hoofdwond met wijkende wondranden 4. een snijwond aan de vinger 5. een bijtwond aan de hand 6. een hevige bloeding aan de onderarm 7. een amputatie van de hand 8. een verstuikte enkel 9. een schouder uit de kom 10. een gebroken onderbeen 11. een vuiltje in het oog 12. een bijtende vloeistof in het oog 13. een blauw oog 14. een uitgevallen tand na een val 15. een bloedneus 16. onderkoeling 17. oververhitting 18. een hitteberoerte.

fb .v

.

Vorm groepjes van drie of vier studenten en kies per groepje een drietal verwondingen uit die je gaat ‘behandelen’. Dit ga je eerst oefenen op elkaar, waarbij je beurtelings slachtoffer en hulpverlener bent. Wanneer het jullie redelijk soepel afgaat, maken jullie een filmpje over het behandelen van deze verwonding: één filmpje van maximaal drie minuten per letsel. Probeer zo duidelijk mogelijk in beeld te brengen hoe de behandeling in zijn werk gaat. Je kunt het met make-up zo realistisch mogelijk laten lijken. Je mag zelf weten of je tekst (geschreven of gesproken) aan het filmpje toevoegt. Na afloop sturen jullie per groep de drie filmpjes toe aan de docent.

23


BHV en evaluatie van ongevallen

.

BHV en evaluatie van ongevallen

fb .v

Inleiding

tie

De bedrijfshulpverleners houden zich in een bedrijf bij calamiteiten bezig met het verlenen van eerste hulp, brandpreventie en -bestrijding, het ontruimen van een gebouw, het inschakelen van professionele hulp en het overbruggen van de tijd totdat de professionele hulpverlening ter plaatse is. Dat komt de veiligheid van alle mensen in een gebouw ten goede.

Leerdoelen

Oefening 22

BHV en ontruiming

Ga op jouw stageadres of school op zoek naar de antwoorden op de volgende vragen. a. Hoeveel BHV’ers zijn er, en wat zijn hun namen?

Ed

Voorbeeldontruimingsplan NIBHV <

Je kunt uitleggen wat de taken van een BHV’er zijn, hoe een ontruimingsplan en ontruimingsoefening eruitzien, hoe schade bij brand beperkt kan worden en geboden hulp na een ongeval verwerkt kan worden.

u' Ac

b. Vraag een van de BHV’ers eens wanneer hij/zij voor het laatst op cursus is geweest en of hij/zij het geleerde al eens in praktijk heeft moeten brengen.

er

ij

c. Wie zorgt voor de coördinatie van de BHV?

ev

d. Waar ligt het ontruimingsplan?

U

itg

e. Welke afspraken zijn er gemaakt over de alarmering van medewerkers en hulpdiensten?

f. Wanneer vond de laatste ontruimingsoefening plaats?

g. Zijn er aanpassingen gedaan in het ontruimingsplan naar aanleiding van de laatste ontruimingsoefening?

h. Is er een ontruimingslogboek?

24


BHV en evaluatie van ongevallen

Ga de ontruimingsroute eens na. Zijn de vluchtwegen voldoende doorgankelijk en de nooduitgangen vrij?

j.

Kunnen de nooduitgangen gemakkelijk van binnenuit geopend worden?

fb .v

.

i.

k. Zijn de bordjes die de nooduitgangen en vluchtroutes aangeven duidelijk in het zicht?

Kent het bedrijf een bepaald geluidssignaal (‘slow whoop’) bij ontruimingsprocedures? Is er noodverlichting?

tie

l.

m. Zijn er brandwerende deuren en zijn deze ook dicht?

u' Ac

n. Is er een ontruimingsinstallatie, brandmeldinstallatie of brandblusinstallatie aanwezig?

o. Zijn er rookmelders en CO2-melders, brandblusapparatuur en blusdekens?

Ed

p. Worden er presentielijsten bijgehouden en waar is de verzamelplaats? Hoe worden de ouders geïnformeerd?

er

ij

q. Vraag eens een paar medewerkers (dat mogen ook invalkrachten of stagiaires zijn) of zij op de hoogte zijn van wat ze moeten doen en van de vluchtroutes.

ev

r. Worden (bijna-)ongevallen geregistreerd en geëvalueerd?

U

itg

s. Vergelijk het ontruimingsplan eens met het voorbeeldontruimingsplan van de NIBHV. Vind je het ontruimingsplan van jouw school/stageplek compleet?

t. Niveau 4 Zie je nog verbeterpunten?

u. In de kinderopvang en op basisscholen heb je te maken met kleine kinderen die nog niet zelfredzaam zijn. Hoe zou je baby’s kunnen evacueren?

25


BHV en evaluatie van ongevallen

v. En peuters/kleuters?

Website Verkleindekansopbrand.nl <

Brandveiligheid

Doe de test over brandveiligheid thuis op de website Verkleindekansopbrand.nl. Overleg in tweetallen: hoe groot is de kans dat er bij jullie thuis brand uitbreekt? a. Schrijf hieronder de brandveiligheidstips op die passen bij jouw antwoorden.

tie

Oefening 23

fb .v

.

In het Voorbeeldontruimingsplan van de NIBHV vind je een voorbeeld van een plattegrond van een bakkerij voor in een ontruimingsplan. Maak naar aanleiding van dit voorbeeld een plattegrond van je eigen woning en woonomgeving en maak een ontruimingsplan daarvan. Doe dit op schaal op een vel papier van A3-formaat. Gebruik hierbij de groene pictogrammen.

Poster Vluchtoefening <

u' Ac

b. Welke maatregelen om brand te voorkomen pas je zelf thuis toe?

Doe thuis ook eens een ontruimingsoefening met jouw huisgenoten met de vluchtoefenkaart van de brandweer.

Ed

c. Lukt het om binnen drie minuten allemaal blindelings buiten te verzamelen?

U

itg

ev

er

ij

Bij het bewust maken van de risico’s op brand richt de brandweer zich op verschillende doelgroepen. Voor studenten is in samenwerking met de landelijke studentenvakbond de app ‘Heet in huis’ ontwikkeld. Hiermee probeert men studenten en kamerverhuurders bewust te maken van bepaald gevaarlijk gedrag en van de snelheid waarmee vuur om zich heen kan grijpen. Installeer de app en speel het spel. d. Welke risico’s ziet men vooral bij studenten als het om brandgevaar gaat?

Oefening 24

e. Wat vind je van deze manier van voorlichting?

f. Heb je er wat van geleerd?

Evaluatie van ongevallen Jullie nodigen een hulpverlener uit, bijvoorbeeld van de brandweer, ambulancedienst of politie. De klas mag hem/haar vragen stellen over welke gebeurtenissen de meeste indruk hebben gemaakt en hoe de hulpverlener ze verwerkt heeft.

26


Reflectie

Reflectie Bedenk een moment of situatie tijdens het werken aan de training waarvan je nu vindt dat je het in het vervolg anders zou moeten aanpakken. Kijk terug en doe dit met behulp van de STARR-methode. Lever het reflectieverslag in bij je docent.

.

Werkmodel STARRT-methode <

Reflecteren

fb .v

Oefening 25

tie

a. Wat heb je geleerd van deze training? Noem drie dingen.

u' Ac

b. Wat is de relatie van het geleerde met de beroepspraktijk?

Ed

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

er

ij

d. Op welk moment was je tevreden over jouw eigen inbreng tijdens het werken aan deze training en waarom?

U

itg

ev

e. Welke gevoelens heb je ervaren tijdens het werken aan de oefeningen in deze cursus? Kies een gebeurtenis of ervaring uit en beschrijf wat jouw gevoelens waren.

27


Theoriebron Eerste hulp verlenen

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Eerste hulp verlenen

Wat is EHBO?

tie

EHBO staat voor Eerste Hulp Bij Ongelukken. Wanneer je EHBO kunt verlenen, weet je hoe je moet handelen bij ongelukken. Er zijn vijf belangrijke basisregels die je in acht neemt wanneer je EHBO verleent.

Ed

u' Ac

EHBO is de afkorting van Eerste Hulp Bij Ongelukken. Wanneer je weet hoe je moet handelen wanneer een kind een ongeluk krijgt, kun je ervoor zorgen dat zijn toestand niet onnodig verder verslechtert en kun je zelf eenvoudige verwondingen verzorgen. Bovendien kun je een kind dat ernstiger gewond is zo goed mogelijk overdragen aan de professionele hulpverlening. Je kunt er zelfs mensenlevens mee redden! Het is wel belangrijk dat je niet zomaar wat naar eigen inzicht doet, want daardoor kan de toestand van een gewond kind zelfs verslechteren. EHBO is niet nieuw, het bestaat al heel lang en wordt steeds aangepast aan de nieuwste inzichten. In 1909 werd het Oranje Kruis opgericht, dat zich bezighoudt met het ontwikkelen van cursusmateriaal en met het verstrekken van het uniforme EHBO-diploma, dat na een gedegen studie en examen behaald kan worden.

ij

Vijf belangrijke basisregels die je in acht neemt tijdens het verlenen van EHBO

U

itg

ev

er

Ongelukken gebeuren nogal eens en bovendien is geen enkel ongeluk precies hetzelfde. Wanneer je eerste hulp wilt verlenen, moet je dan ook in iedere situatie net weer iets anders handelen. Je moet wel iedere keer eerst dezelfde afweging maken voordat je hulp kunt verlenen. Er zijn enkele basisregels die je tijdens het verlenen van EHBO in acht dient te nemen. Wanneer de stap noodzakelijk is voor het slachtoffer, dan pas je deze toe. Zo hoef je bijvoorbeeld niet in iedere situatie professionele hulp in te schakelen. De vijf belangrijke punten zijn: 1. Let op gevaar. 2. Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het kind mankeert. 3. Stel het kind gerust en zorg voor beschutting. 4. Zorg voor professionele hulp. 5. Help het kind op de plaats waar het zit of ligt.

28

Let op gevaar Wanneer er een ongeluk gebeurt, is er vaak sprake van paniek en heb je misschien de neiging om meteen naar het kind toe te snellen om te zien of je kunt helpen. Wees je echter eerst bewust van mogelijke gevaren voor jezelf als hulpverlener. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van druk verkeer, een sterke stroming, rook en vuur bij brand, instortings- of ontploffingsgevaar, agressieve vechtersbazen bij een ruzie, of kans op een elektrische schok. Is het voor jouzelf niet veilig, dan kun je geen hulp verlenen. In dat geval kun je bijvoorbeeld


Theoriebron Eerste hulp verlenen

fb .v

Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het kind mankeert

.

wel de hulpdiensten bellen, een beginnende brand blussen of de stroom uitschakelen bij een elektriciteitsongeval. Let daarna op de veiligheid van de omstanders, zodat er niet meer slachtoffers vallen, en dan op die van het gewonde kind. Kijk of je het gevaar weg kunt nemen. Doe dat alleen wanneer je eigen veiligheid daarbij niet in gevaar komt.

u' Ac

tie

In bepaalde situaties is het van belang om eerst te weten wat er is gebeurd om vervolgens te bekijken wat er met het kind aan de hand is. Dit kan belangrijk zijn omdat je bij het zien van alleen het letsel een verkeerde inschatting van de situatie kan maken. Bijvoorbeeld bij een kind met een brandwond. Je behandelt de brandwond volgens de gestelde richtlijnen, maar weet niet dat de brandwond door electriciteit is ontstaan. Hierbij kan het inwendige letsel over het hoofd gezien worden en wordt er geen dokter ingeschakeld terwijl dit wel zou moeten. Je kunt het vragen aan het kind wanneer dat aanspreekbaar is, of aan de omstanders die er op dat moment bij waren. Soms heeft niemand het gezien en is het kind niet aanspreekbaar. Kijk dan of je aanwijzingen kunt vinden die aanleiding zouden kunnen zijn voor het ongeval, bijvoorbeeld een lege strip medicijnen, een aangebroken fles, een kapotte ruit enzovoort. Deze aanwijzingen worden ook wel stille getuigen genoemd. Probeer eerst een inschatting te maken van de vitale functies. Hoe je dat doet, komt in de Theoriebron Stoornissen in de vitale functies aan de orde.

Stel het kind gerust

ij

Ed

Een kind kan na een ongeluk bang en in paniek zijn, onbedaarlijk huilen of juist heel boos zijn. Zo is het lastig om goed eerste hulp te verlenen. Raak zelf niet in paniek, want mensen in paniek kunnen niet meer helder nadenken. Probeer rustig te blijven en het kind de steun te geven die het nodig heeft. Zorg dat het kind je zo goed mogelijk kan zien en horen, en zeg wie je bent als je het kind niet kent. Kniel naast het kind neer en praat ertegen. Ook al is het kind op dat moment bewusteloos, misschien hoort het je wel. Heeft het kind een knuffel bij zich, leg die dan tegen hem aan. Stel het kind nooit gerust door te zeggen dat het allemaal wel meevalt wanneer je niet weet of dat zo is. Je hoeft niet alles te vertellen, maar wees wel eerlijk in wat je zegt.

er

Zorg voor beschutting

U

itg

ev

Indien nodig, zorg ook voor beschutting van het kind, want bij regen, kou of na een val in het water kan het snel onderkoeld raken. Daardoor wordt de kans op overleven kleiner. Dek het kind toe met een jas, (reddings)deken, paraplu enzovoort. Vergeet daarbij het hoofd niet te bedekken, want kinderen raken veel warmte via hun hoofd kwijt. Bij hitte of in de felle zon bestaat de kans op oververhitting, probeer dan voor schaduw of een koele omgeving te zorgen. Geef als het kan beschutting op de plaats van het ongeluk.

Zorg voor professionele hulp Bij een ernstig ongeval is EHBO niet voldoende en moet er professionele hulp ingeschakeld worden. Laat het kind liever niet alleen. Wanneer je zelf eerste hulp verleent, geef dan iemand anders opdracht om te bellen. Hebben jullie geen mobiele telefoon bij je, stuur dan de ander weg om ergens anders 112 te gaan bellen. Vraag of de ander daarna meteen terugkomt om te melden welke hulp er komt en hoe snel die hulp er kan zijn. Is er niemand anders bij jou en het kind en heb je geen telefoon, dan mag je het kind kort alleen laten om hulp te regelen. Zeg dat dan duidelijk tegen het kind. Bel voor dringende hulp 112, om de

29


Theoriebron Eerste hulp verlenen

ambulance, politie en/of brandweer op te roepen. In welke situaties je de ouders/verzorgers moet bellen, staat beschreven in het protocol van een kindcentrum of school. Is de hulp minder spoedeisend, dan kun je de huisarts of tandarts bellen.

fb .v

.

112 bellen, hoe gaat dat? In alle Europese lidstaten kun je in spoedeisende gevallen gratis het alarmnummer 112 bellen. Bij de meldkamer kan men zien met welk telefoonnummer je belt, ook wanneer je de nummerherkenning uit hebt staan. Wanneer je 112 belt geef je door: • je naam • wat er aan de hand is • waar het slachtoffer is • hoeveel slachtoffers er zijn, de leeftijd en wat je denkt dat ze mankeren.

u' Ac

tie

De centralist probeert hiermee een goede inschatting van de situatie te maken om de juiste hulp te kunnen sturen. De centralist kan nog meer vragen stellen, dus blijf aan de lijn en verbreek de verbinding pas wanneer de centralist dat zegt. Hij of zij onderhoudt ondertussen ook contact met de ingeschakelde hulpdiensten. De centralist kan ook aanwijzingen geven wat je moet doen bij bijvoorbeeld een dreigende verstikking tot de professionele hulpverlening ter plaatse is.

Maak het de hulpdiensten gemakkelijk

Ed

Een ambulance of andere professionele hulpverlening moet het slachtoffer zo snel mogelijk kunnen bereiken. Maak het de hulpdiensten daarom zo makkelijk mogelijk, door, als dat lukt, te zorgen voor bijvoorbeeld een vrije toegangsweg, een buitenlamp die aan is of een voordeur op een kier. Ga zelf door met de hulpverlening tot de professionele hulpverleners aangeven dat ze het van je overnemen. Vertel wat er is gebeurd en wat je zelf tot nu toe hebt gedaan. Geef ook aan of er nog iets in de situatie is veranderd nadat je 112 hebt gebeld. Als dat mag van de professionele hulpverleners, blijf dan bij het kind als steun zolang er geen ouders of andere verzorgers aanwezig zijn.

ij

Help het kind op de plaats waar het ligt of zit

ev

er

Een gewond kind moet niet onnodig verplaatst worden, omdat je daarmee zijn toestand kunt verergeren. Dit geldt uiteraard niet voor kleinere verwondingen, maar wel voor bijvoorbeeld een beenbreuk. Soms is het toch noodzakelijk om een kind weg te halen van de plaats van het ongeval, bijvoorbeeld bij brand of instortingsgevaar.

itg

Noodvervoersgreep van Rautek

U

Filmpje Noodvervoersgreep Rautek <

30

Een klein kind verplaats je door te tillen, liefst zo horizontaal mogelijk en met voldoende steun van het hoofdje en de nek. Een groter kind verplaats je liefst met de noodvervoersgreep van Rautek. Kniel aan de linkerkant van het kind ter hoogte van zijn schouder en zet je rechtervoet achter zijn hoofd. Ga met je rechterhand onder zijn nek door en breng je vingers in zijn rechteroksel. Leg je linkerhand vanaf de rugzijde in zijn linkeroksel. Breng het kind in een zittende houding en breng je lichaam achter hem. Schuif je armen onder zijn oksels door en breng een onderarm (zonder letsel!) van het kind voor zijn borst. Leg je handen over deze arm. Hurk dicht tegen het kind aan en til het door je benen te strekken. Versleep het kind terwijl je achteruitloopt uit de gevarenzone en leg het in omgekeerde volgorde weer neer, het hoofd voorzichtig als laatste.


Theoriebron Stoornissen in de vitale functies

.

Theoriebron Stoornissen in de vitale functies

fb .v

Inleiding

u' Ac

Vitale functies

tie

Vitale functies zijn de lichaamsfuncties die onmisbaar zijn om in leven te blijven, zoals de ademhaling, het bewustzijn en de circulatie. Wanneer een van de vitale functies bedreigd is, raken de andere ook bedreigd en kan er onherstelbare schade aan de organen ontstaan, zo ernstig zelfs dat iemand eraan overlijdt. Het is dan ook heel belangrijk dat je bij een kind dat ernstig gewond is, eerst de vitale functies controleert voordat je verwondingen gaat behandelen.

Ed

Het allerbelangrijkst bij het verlenen van eerste hulp is te zorgen dat het slachtoffer in leven blijft. Daarom probeer je eerst in te schatten of de vitale functies bedreigd zijn. De vitale functies zijn de lichaamsfuncties die onmisbaar zijn om in leven te blijven, zoals de ademhaling, het bewustzijn en de circulatie (bloedsomloop). Ademhalen is nodig voor de aanvoer van zuurstof uit de lucht en de circulatie zorgt ervoor dat de zuurstof bij alle organen komt. Het bewustzijn is nodig om adequaat te kunnen reageren op de omgeving. Je kunt je voorstellen dat wanneer een van de vitale functies bedreigd is, de andere vitale functies ook acuut bedreigd raken. Door een gebrek aan zuurstof kan er binnen een paar minuten ernstige schade aan verschillende organen ontstaan. Deze schade kan zo ernstig zijn dat iemand eraan overlijdt.

ij

De luchtweg

U

itg

ev

er

Om goed adem te kunnen halen is het nodig dat de luchtweg vrij is. De luchtweg is de verbinding tussen de longen en de buitenwereld, de neus-keelholte en het bovenste deel van de luchtpijp. Een kind met een vrije luchtweg kan meestal normaal praten of huilen en je voelt een luchtstroom bij de mond of neus. Bij een deels geblokkeerde luchtweg, hoor je vaak gierende of gorgelende geluiden bij de ademhaling. Praten, huilen of hoesten gaat moeizaam en het kind neemt vaak een bepaalde houding aan en doet de mond ver open om maar zo veel mogelijk lucht binnen te krijgen. Is de luchtweg helemaal geblokkeerd, dan kan het kind niet meer praten, huilen of hoesten en loopt het blauw aan. Je voelt geen luchtstroom meer bij de mond en neus. De ademhaling stopt.

De ademhaling De kleinere luchtwegen, longen, ademhalingsspieren, het middenrif en de borstkas moeten goed functioneren voor een adequate ademhaling. Dat geldt ook voor het ademhalingscentrum in de hersenen, dat onze ademhaling aanstuurt zonder dat wij ons daarvan bewust zijn. Bij een normale ademhaling voel je een luchtstroom bij de mond en/of neus en zie je de borstkas en buik rustig en regelmatig op en neer gaan. Je hoort normaal gesproken geen piepende geluiden, wel kan een verkouden kind wat ‘zagende’ geluiden produceren door slijm in de luchtwegen. Wanneer de ademhaling bedreigd wordt, gaat het kind eerst versneld ademhalen en zijn hulpademhalingsspieren gebruiken. Ook kun je piepende geluiden horen. Je beoordeelt de ademhaling door te kijken, te luisteren en te

31


Theoriebron Stoornissen in de vitale functies

u' Ac

tie

fb .v

.

voelen. Draai het kind op zijn rug en plaats je hand op zijn voorhoofd en kantel zijn hoofd voorzichtig achterover om de luchtweg vrij te maken. Bij kinderen tot 1 jaar houd je het hoofd zo dat het gezicht recht naar boven is gericht. Breng met je andere hand de kin omhoog door ĂŠĂŠn of twee vingertoppen onder de kin van het kind te plaatsen (de kinlift). Let hierbij op dat je niet op de weke delen onder de kin duwt. Hierdoor kun je de luchtweg juist blokkeren. Breng jouw gezicht dicht bij het gezicht van het kind en kijk naar de beweging van de borst, luister aan de mond en de neus van het kind naar ademhalingsgeluiden en voel met je wang of het kind daartegen ademt. Dit doe je maximaal tien seconden voordat je de conclusie trekt of het kind wel of niet (goed) ademt.

Ed

De ademhaling controleren.

Problemen met de ademhaling

ev

er

ij

Problemen met de ademhaling kunnen ontstaan door het (deels) geblokkeerd raken van de luchtweg, bij verslikken in voedsel of in een voorwerp, bij zwelling van de luchtweg door een infectie, een insectensteek of een allergische reactie op een bepaald voedingsmiddel. Ook kan de luchtpijp worden afgekneld door bijvoorbeeld een touw of een sjaal. Bij een bewusteloos kind kan de tong achteroverzakken en de luchtweg blokkeren, of een kind krijgt geen lucht wanneer het onder het zand bedolven wordt. Ademhalingsproblemen treden ook op bij een astma-aanval, bij het inademen van rook of giftige dampen, bij een klaplong, een longontsteking, letsel van de ribbenkast door een val, stomp of scherp voorwerp, of na gebruik van drugs die het ademcentrum in de hersenen aantasten. Maak bij afknelling het knellende voorwerp los en laat het kind schreeuwen om de luchtweg beter doorgankelijk te maken. Een kind dat niet meer ademt, moet meteen gereanimeerd worden.

U

itg

Bewustzijn

32

Bij volledig bewustzijn is iemand alert en reageert adequaat op de omgeving. Het bewustzijn kan door verschillende oorzaken verminderen, bijvoorbeeld na een val of een klap op het hoofd, een vergiftiging, problemen met de ademhaling of bloedsomloop, suikerziekte of epilepsie. Bewustzijnsverlies kan ineens of geleidelijk ontstaan. Wanneer het geleidelijk ontstaat, wordt een kind suffer, reageert het minder goed op aanspreken en de omgeving, kan het verward gaan praten of onverstaanbare klanken uiten, slap worden en omvallen. Om het bewustzijn te onderzoeken kijk je hoe het kind reageert wanneer je zijn naam zegt: opent het de ogen en kijkt het je aan? Praat het met je en krijg je duidelijke antwoorden? Praat het kind verward of kreunt het slechts? Tilt het op verzoek een arm op? Wanneer het kind niet op aanspreken reageert, kun je kijken of het wel reageert wanneer je het bij de schouders pakt en lichtjes schudt.


Theoriebron Stoornissen in de vitale functies

Buiten bewustzijn, en dan?

Flauwte

u' Ac

tie

fb .v

.

Schud een bewusteloos kind nooit in paniek door elkaar om reactie te krijgen. Schudden kan schaden, vooral baby’s kunnen hierdoor ernstig hersenletsel oplopen. Praat tegen het kind en controleer of het ademt. Indien van toepassing maak je knellende kleding aan de hals los. Wanneer het ademt, leg het dan in de stabiele zijligging, zodat de tong de luchtweg niet blokkeert. Als het kind een bril draagt, dan doe je deze af. Kniel naast het kind aan de kant van zijn gezicht en zorg ervoor dat de benen gestrekt zijn. Pak de dichtstbijzijnde arm en breng deze (zonder forceren) in een rechte hoek met zijn lichaam en met de handpalm omhoog. Buig de andere arm over de borst en leg deze met de rug van de hand tegen de dichtstbijzijnde wang, zonder het hoofd opzij te duwen. Houd deze hand vast. Pak met je andere arm het been van het kind dat het verst van je af ligt net boven de knie en trek deze knie op. Zorg ervoor dat de voet op de grond blijft. Draai het kind tot in zijligging naar je toe door aan de gebogen knie te trekken. Draai door tot de elleboog de grond raakt. Leg de heup en de knie in een rechte hoek, kantel het hoofd voorzichtig iets naar achteren om ervoor te zorgen dat de luchtweg open blijft. Leg zijn hand goed onder de wang en richt de neus en mond naar de grond zodat vloeistoffen gemakkelijk uit de mond kunnen lopen. Wanneer nodig kan een klein kussen of opgerolde deken achter de rug geplaatst worden om de houding stabiel te maken. Er mag absoluut geen druk op de borst zijn die de ademhaling kan bemoeilijken. Bel 112.

er

ij

Ed

Een flauwte is een korte stoornis in het bewustzijn doordat de aanvoer van bloed naar de hersenen tijdelijk afgenomen is. Jonge kinderen vallen eigenlijk nooit flauw, het komt meestal pas voor bij kinderen vanaf zes jaar. Een flauwte kan ontstaan bij snel opstaan, extreme vermoeidheid, een benauwde omgeving en een te hoog bloedsuikergehalte, maar ook bij hevige emoties, zoals schrikken bij het zien van bloed. Bij een dreigende flauwte ziet het kind bleek en gaat het zweten en geeuwen. Het voelt zich slap en misselijk, ziet zwarte vlekken voor de ogen en reageert minder goed op aanspreken. In het geval van bewusteloosheid en flauwte van een kind onder de zes jaar bel je direct 112. Bij een dreigende flauwte zorg je voor frisse lucht en leg je het kind plat neer. Blijf rustig tegen het kind praten, het komt vaak binnen de minuut vanzelf weer bij. Laat het kind 10 minuten liggen. Als het kind daar niet van opknapt dan bel je 112.

Circulatie

U

itg

ev

De circulatie of bloedsomloop zorgt ervoor dat het hart via de bloedvaten zuurstof kan transporteren naar de organen. De bloedsomloop kan bedreigd worden bij hartproblemen en ernstige bloedingen. Ook bij ademhalingsproblemen kan de bloedsomloop bedreigd worden, omdat er onvoldoende zuurstof aangevoerd wordt. Wanneer de organen een tekort aan zuurstof krijgen, sterven deze af en kan iemand overlijden. Vooral de hersenen zijn erg gevoelig voor een tekort aan zuurstof. Wanneer iemand niet meer ademt, kun je ervan uitgaan dat er geen hartslag meer is. Start dan met reanimeren. Reanimeer nooit wanneer het kind nog licht ademt. Bij een ernstige bloeding, moet je uiteraard eerst proberen de bloeding te stelpen voordat je gaat reanimeren.

33


Theoriebron Stoornissen in de vitale functies

Reanimatie

fb .v

.

Reanimatie is een combinatie van beademing en hartmassage. Ademt een kind niet, vraag iemand dan om 112 te bellen en te melden dat het om een reanimatie gaat. Laat diegene ook een AED halen als die er is. Ben je alleen, dan bel je met je mobiel 112 en zet je deze op de speaker. Je kunt de AED dan alleen gebruiken als deze daadwerkelijk binnen handbereik is.

Heb je geen mobiel bij de hand, dan reanimeer je eerst een minuut en dan bel je 112. Het is het best om het kind mee te nemen naar de telefoon.

u' Ac

tie

Kleed het kind niet onnodig uit. Begin met vijf beademingen en geef daarna vijftien borstcompressies. Druk hiervoor het borstbeen Borstcompressie. ongeveer een derde in en laat de borstkas steeds helemaal terugkomen zonder het contact met de borstkas te verliezen.

Geef de borstcompressies met de hiel van ĂŠĂŠn hand. Bij grotere kinderen gebruik je twee handen. Til dan met de bovenste hand de vingers van de masserende hand op om geen druk uit te oefenen op de ribben. Bij baby's doe je dit met de toppen van je wijs- en middelvinger.

ij

Shock

Ed

Geef daarna twee beademingen gevolgd door vijftien borstcompressies. Herhaal dit en laat iemand anders ondertussen de AED volgens de aanwijzingen van het apparaat aanbrengen. Stop met reanimeren wanneer het kind weer reageert door te bewegen, het de ogen opent of begint met een normale ademhaling. Of stop wanneer professionele hulp het over neemt, de AED het aangeeft of wanneer je uitgeput raakt en een tweede hulpverlener het kan over nemen.

U

itg

ev

er

Een shock ontstaat wanneer er te weinig bloed door het lichaam stroomt en de organen te weinig zuurstof krijgen om te functioneren. Een shock kan het gevolg zijn van groot inwendig of uitwendig bloedverlies, een hevige allergische reactie, vochtverlies bij ernstige brandwonden of overgeven en diarree. Een shock is levensbedreigend en kan tot de dood leiden. Een kind dat in shock raakt wordt bleek, zweet klam en voelt koud aan. Het gaat snel en oppervlakkig ademen, is onrustig, spreekt wartaal en wordt suf en slap. Bel bij een shock altijd 112 of laat iemand anders dit doen. Laat het kind een houding aannemen die hij het prettigst vindt, zorg dat het zich zo min mogelijk beweegt, stelp ernstige uitwendige bloedingen en controleer de vitale functies. Bescherm het kind tegen afkoelen met een isoleerdeken, warm het kind niet actief op en laat het niet eten of drinken. Let op: een shock kan enige tijd na een ongeluk nog optreden, bijvoorbeeld bij een inwendige bloeding of bij ernstige brandwonden. Stel het kind gerust door met hem te praten en door het niet alleen te laten.

34


Theoriebron Ongelukken bij kinderen

.

Theoriebron Ongelukken bij kinderen

fb .v

Inleiding

u' Ac

Kinderongelukken

tie

Ongelukken met kinderen komen veel voor en gebeuren vooral in de privésfeer. De belangrijkste ongevalsrisico’s bij kinderen zijn de vijf V’s: vallen, vergiftiging, verstikking, verdrinking en verbranding. Het is belangrijk dat je weet hoe je moet handelen wanneer dit zich voordoet bij kinderen. Ook kan er veel leed worden voorkomen door rekening te houden met de ontwikkeling van kinderen, goed toezicht te houden en aanvullende veiligheidsmaatregelen te nemen.

Ed

In 2016 werden 150.000 kinderen in de leeftijd tussen de nul en vier jaar op de spoedeisende hulp behandeld. Ruim de helft van de ongevallen is het gevolg van een val. Kinderen moeten alles nog leren en ontwikkelen gaandeweg steeds nieuwe vaardigheden waarmee ze de wereld om hen heen stap voor stap steeds verder verkennen. Ze hebben echter nog niet veel inzicht in wat gevaarlijk voor hen is, of ze kunnen zo opgaan in hun spel dat ze gevaren even vergeten. Door hun nieuwsgierigheid, ontdekkingsdrang en het feit dat ze geen gevaren zien, gebeuren er veel ongevallen met kinderen.

er

ij

Bij kinderen tot vijftien jaar zijn ongevallen in de privésfeer van alle ziekten en aandoeningen veruit de belangrijkste oorzaak van ziektelast. Met privésfeer bedoelen we in en om het huis, in openbare gebouwen en op straat tijdens vrijetijdsbesteding. De belangrijkste ongevalsrisico’s zijn de vijf V’s: 1. vallen 2. vergiftiging 3. verstikking 4. verdrinking 5. verbranding.

U

itg

ev

Ontwikkeling van kinderen Ieder kind ontwikkelt zich in een ander tempo. De ontwikkeling van kinderen verloopt globaal als volgt: 0 - 6 maanden:

Pakken van voorwerpen die meestal naar de mond gaan. Omrollen. Een baby in buikligging tuimelt gemakkelijk om naar de rug wanneer zijn hoofdje, het zwaartepunt, uit balans raakt. 6 - 12 maanden: Tijgeren, kruipen, zitten, optrekken tot staan, langslopen, grijpen van kleinere voorwerpen. 12 - 36 maanden: Los lopen. Klimmen op bank, tafel, trap, op ontdekkingstocht. Dingen nadoen, bijvoorbeeld schoonmaken. Dingen zelf willen doen. Neiging zichzelf te overschatten, grenzen opzoeken. Tot een jaar of drie de neiging om dingen in de mond te stoppen.

35


Theoriebron Ongelukken bij kinderen

Pubers en adolescenten:

.

5 - 12 jaar:

Betere fijnere motoriek. Meer inzicht in oorzaak en gevolg, levendige fantasie. Lichamelijk actief, buiten spelen. Denken beter na voordat ze iets doen, maar kunnen volledig opgaan in hun spel. Groepsdruk begint een rol te spelen. Grenzen opzoeken, experimenteren met genotmiddelen, groepsdruk is vaak groot.

fb .v

3 - 5 jaar:

Vallen

u' Ac

tie

In 2012 moesten wekelijks gemiddeld 290 kinderen van nul tot vier jaar behandeld worden op de afdeling Spoedeisende hulp als gevolg van een val in of om het huis. Van hen moesten gemiddeld 68 kinderen worden opgenomen in het ziekenhuis. Het merendeel van deze kinderen viel van de trap, uit bed of van een stoel. Vallen en gewond raken door struikelen of uitglijden, komt bij jonge kinderen veel minder voor. De meest voorkomende verwondingen na een val zijn hoofdletsels: de helft van deze kinderen had een open wond of licht hersenletsel na hun val. Op jaarbasis hadden 430 kinderen ernstig hersenletsel opgelopen, wat op de korte en de lange termijn schade oplevert. Op de tweede plaats komen verwondingen aan armen en schouders: na een val had één op de drie kinderen hier last van. Veel van deze valongelukken hadden voorkomen kunnen worden door veiligheidsmaatregelen en vooral door het houden van voldoende toezicht.

Wat te doen na een val?

ij

Ed

Het hangt van de ernst en het soort letsel af wat je moet doen wanneer een kind gevallen is. Neem eerst de algemene EHBO-regels in acht, praat tegen het kind, stel het gerust. Controleer de vitale functies, is het kind bij bewustzijn? Reageert het adequaat? Waar heeft het pijn? Denk om eventueel rug- of nekletsel. Laat het kind bij verdenking hierop zo min mogelijk bewegen, zodat er geen zenuwen beschadigd raken. Een kind zal zo snel mogelijk op willen krabbelen, maar dat is bij nek- en rugletsel niet verstandig. Bel 112.

er

Hoofdletsels

U

itg

ev

Door een val op het hoofd kan een kind een hersenschudding oplopen, waarbij het kort bewusteloos kan zijn, verward, duizelig en misselijk, en moet overgeven. Het kind kan traag reageren, dingen moeilijk onthouden en vraagt bijvoorbeeld steeds wat er is gebeurd. Het kan zelfs zijn dat een kind een epileptische aanval krijgt, ook als het deze nooit eerder gehad heeft. Bel altijd 112 bij een ernstig ongeval of wanneer het kind na een ongeval hevige hoofdpijn heeft of als de hoofdpijn steeds erger wordt. Zorg ervoor dat het kind zich niet beweegt. Naast het hoofdletsel kan het kind ook wervelletsel hebben. Door ervoor te zorgen dat het kind zich niet beweegt, kun je voorkomen dat letsels erger wordt. Bel de huisarts als je licht traumatisch hersenletsel vermoedt. Hoofdwonden: bij een val op het hoofd kan het kind ook een ‘gat’ in het hoofd oplopen. Dit is een snijwond die meestal flink bloedt. In Theoriebron Wondverzorging leer je hoe je zo’n wond behandelt. Controleer de grootte van de wond en of de wondranden wijken, want dan moet de wond mogelijk gehecht worden door de huisarts.

36


Theoriebron Ongelukken bij kinderen

Vergiftiging

Verschijnselen bij vergiftigingen

tie

fb .v

.

Vergiftigingen komen vooral voor bij kinderen in de leeftijd van één tot vier jaar, doordat ze op verkenning uit gaan, dingen in hun mond stoppen en imiteren. Vergiftigingen ontstaan het vaakst door geneesmiddelen en huishoudproducten. Een deel van de vergiftigen met geneesmiddelen wordt veroorzaakt doordat kinderen een te hoge dosering krijgen toegediend, of een middel dat niet geschikt is voor gebruik bij kinderen. Een ander deel van de vergiftigingen wordt veroorzaakt doordat kinderen zelf bij de verpakking kunnen komen en de pillen voor snoepjes aanzien. Op de tweede plaats komen in deze leeftijdscategorie de vergiftigingen door huishoudproducten, en dan vooral met schoonmaakproducten, petroleumproducten en oplosmiddelen. Naast vergiftigingen kunnen deze middelen ook irritatie van huid en ogen geven, of ernstige brandwonden veroorzaken. Dit wordt met symbolen aangegeven op de verpakking. Veel vergiftigingen kunnen worden voorkomen door te zorgen dat kinderen niet bij giftige producten als medicijnen en schoonmaakmiddelen kunnen.

Ed

u' Ac

De lichamelijke verschijnselen bij een vergiftiging kunnen erg verschillen – afhankelijk van het middel dat is ingenomen, ingeademd of aangeraakt. Je kunt de verschijnselen lang niet altijd meteen herkennen of in verband brengen met een vergiftiging. Het kind kan een zere mond, keel en pijn bij het slikken hebben door irritatie van de slokdarm bij bijtende stoffen. Andere verschijnselen kunnen zijn: buikpijn, misselijkheid, zweten, moeizaam ademen, een vreemde huidskleur (bleek/rood-roze/blauwig) of bewusteloosheid. Er kunnen nog restanten van de stof in de mond of aan de handen zitten en de adem van het kind kan nog ruiken naar het middel dat het heeft ingenomen. Een kind dat een vloeistof, bijvoorbeeld een schoonmaakmiddel, heeft gedronken, zal vaak ook hard huilen van schrik en vanwege de vieze smaak. Kijk of er geknoeide plekken zijn op de kleding van het kind of op de vloer, of brandwonden op de huid.

ij

Eerste hulp bij inname van giftige stoffen

ev

er

Wanneer het kind niet alert, bewusteloos of hevig benauwd is, bel je altijd 112. In andere gevallen bel je de huisarts of de huisartsenpost voor advies. Laat het kind na inslikken van een bijtend gif de mond spoelen met water en laat het dit weer uitspugen. Geef de verpakking of de rest van het middel mee naar de huisarts of wanneer het kind naar het ziekenhuis moet. Zo weet de arts precies wat het kind ingenomen heeft.

U

itg

Eerste hulp bij aanraken of inademen van giftige stoffen Denk om je eigen veiligheid en raak de giftige stof niet zelf met je handen aan! Trek altijd handschoenen aan die bestand zijn tegen chemische stoffen. Bel 112 als het kind niet alert, bewusteloos en/of benauwd is of wanneer er sprake is van tweede- en derdegraads brandwonden. In andere gevallen bel je de huisarts of de huisartsenpost. • Trek schoenen uit en doe sieraden snel af om dat daarin en daaronder extra lang contact met een giftige stof mogelijk is. • Borstel giftige poeders eerst van de huid. • Trek snel de kleding uit die in aanraking is geweest met de giftige stof. • Maak vastzittende kleding nat als deze vastzit en verwijder deze voorzichtig. • Spel de giftige stof van de huid af met veel lauw water. Indien mogelijk onder de douche. Doe dit maximaal 45 minuten. Hoe eerder het kind onder de douche staat hoe beter. Zorg ervoor dat de giftige stof zich niet verder over het lichaam verspreidt.

37


Theoriebron Ongelukken bij kinderen

• •

Spoel jezelf ook af wanneer je toch in aanraking bent gekomen met de giftige stof. Bel de huisarts en meld om welke stof het gaat als je dat weet.

Eerste hulp bij inademen van giftige dampen

tie

fb .v

.

Denk om je eigen veiligheid, er kunnen nog giftige dampen in de lucht van de ruimte zijn! Gebruik je neus, al zijn sommige giftige dampen zoals koolmonoxide geurloos. Wanneer je vermoedt dat een kind giftige dampen heeft ingeademd, moet je zo snel mogelijk voor frisse lucht zorgen. Breng het kind naar buiten, of – als dat niet kan – zet alle ramen en deuren open. Draai zo mogelijk de gaskraan van boiler/geiser of cv-ketel dicht. Bel, ook voor de brandweer, 112 en controleer de vitale functies van het kind. Handel zo nodig, maar denk er wel om dat het slachtoffer bepaalde dampen kan uitademen, waardoor je als hulpverlener ook risico loopt op vergiftiging. Zorg dat het kind niet plat ligt maar laat het kind (half) zitten.

Verstikking

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Vooral kinderen tot de leeftijd van drie jaar, maar ook oudere kinderen met een verstandelijke beperking, hebben de neiging om veel dingen in hun mond te stoppen. Jonge kinderen moeten het goed kauwen van eten nog leren, waardoor er bij deze leeftijdsgroep een verhoogd risico bestaat op (dreigende) verstikking door verslikken. De grootste kans op verslikken bestaat dan ook tijdens het spelen of het eten. Je moet altijd bedacht zijn op verslikken wanneer een kind plotseling benauwd wordt en hoest, kokhalst of moeite krijgt met de ademhaling en er geen andere tekenen van ziekte zijn.

U

itg

Borstcompressie en rugslagen bij baby met dreigende verstikking.

38

Wat te doen bij verstikking? Wanneer voedsel of een voorwerp in de luchtweg terechtkomt, reageert het kind onmiddellijk door te hoesten. Wanneer een kind uit zichzelf gaat hoesten, is dat doelmatiger en veiliger dan wanneer het voorwerp met allerhande ingrepen verwijderd wordt. Als hulpverlener hoef je dan ook niets anders te doen dan het kind aan te moedigen door te gaan met hoesten. Maar wanneer het kind niet hoest of niet effectief genoeg hoest en het voorwerp de luchtweg volledig afsluit, zal er snel ademnood optreden. Dan moet er snel gehandeld worden. Houd baby's en kleinere kinderen vast met het hoofd naar beneden, leg het met de buik op je knieën. Ondersteun de borstkas met je ene hand. Geef wanneer het kind nog bij bewustzijn


Theoriebron Ongelukken bij kinderen

is, vijf stevige slagen op de rug tussen de schouderbladen. Stop meteen zodra je merkt dat het voorwerp losschiet. Komt het voorwerp niet los, dan geef je het kind vijf borstcompressies en daarna weer vijf slagen op de rug totdat het voorwerp loskomt. Raakt het kind bewusteloos, bel 112 en start dan met reanimeren.

fb .v

.

Buikstoten

tie

Grotere kinderen laat je staand licht vooroverbuigen. Geef dan vijf slagen op de rug. Hebben de vijf slagen geen effect, dan pas je buikstoten toe, om druk op te wekken waardoor het voorwerp mogelijk losschiet. Dit mag nooit bij kinderen jonger dan één jaar, vanwege het gevaar van het scheuren van de lever of milt. Ga achter het kind staan, sla je armen om hem heen en zet daarbij je vuist met de duim naar binnen op de buik, vlak onder het borstbeen. Laat het kind iets vooroverbuigen.

u' Ac

Omvat je vuist met je andere hand en trek beide handen met een ruk schuin omhoog naar je toe. Doe dit vijf keer en stop zodra het voorwerp is losgeschoten.

Wanneer buikstoten niets oplevert

Buikstoten.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Leg het kind op een harde ondergrond wanneer het bewusteloos is. Doe de mond open en kijk of je het voorwerp kunt zien zitten. Wanneer je het duidelijk ziet, mag je één poging doen om het voorwerp te verwijderen terwijl je kijkt wat je doet. Bij kinderen mag je nooit zonder te kijken de vinger door de mond halen om het voorwerp te verwijderen. De achterste delen van de mondholte zijn namelijk nog zacht en het gevaar is groot dat je het voorwerp verder duwt of een bloeding veroorzaakt. Als de luchtwegbelemmering is opgeheven en het kind weer normaal ademhaalt, dan leg je hem op zijn zij met een kussentje in de rug of in de stabiele zijligging. Controleer elke minuut de ademhaling. Lukt het niet om het voorwerp te verwijderen en raakt het kind bewusteloos, bel 112 en start met reanimeren. Een kind moet altijd in het ziekenhuis worden onderzocht om te controleren of er geen delen van het voorwerp zijn achtergebleven en of er geen organen beschadigd zijn door het drukken op de buik.

39


Theoriebron Verdrinking en verbranding

.

Theoriebron Verdrinking en verbranding

fb .v

Inleiding

tie

Verdrinking is een belangrijke oorzaak van kindersterfte. De hoofdoorzaak van verdrinking is niet of onvoldoende goed kunnen zwemmen. Ook brandwonden komen veel voor bij jonge kinderen, met name door hete vloeistoffen. Veel kinderongelukken zijn te voorkomen door voldoende toezicht en door rekening te houden met de ontwikkeling van het kind.

Verdrinking

Ed

u' Ac

In Nederland staat bij jongens in de leeftijd van twee tot vier jaar verdrinking op de eerste plaats van de doodsoorzaken. Wereldwijd is verdrinking zelfs de derde meest voorkomende oorzaak van kindersterfte! De meeste jonge kinderen verdrinken doordat ze te water raken nadat ze uit het zicht van hun verzorger zijn geraakt. Bij de wat oudere kinderen is een gebrek aan zwemvaardigheid vaak de oorzaak. Het klassieke beeld van een kind dat te water raakt en luidkeels om hulp roept en spartelt, blijkt niet te kloppen: met name jonge kinderen verdrinken vaak geruisloos. Verdrinken kan in zee, een sloot, zwembad of vijver, maar net zo goed in een babybadje of in een emmer regenwater. Een kwart van alle verdrinkingen gebeurt in en om het huis!

Verdrinking voorkomen

ev

er

ij

Maatregelen om verdrinking te voorkomen, zijn goed toezicht, een kind dat niet kan zwemmen niet zonder reddingsvest bij het water laten spelen, vijvers afdekken, zorgen dat een kind niet bij een aangrenzende sloot kan komen door een goed tuinhek, en zwemles. Voor Nederlandse kinderen is zwemles vrij gebruikelijk, maar voor kinderen van buitenlandse afkomst niet altijd. Uit onderzoek is gebleken dat bij het verlaten van de basisschool 4% van de autochtone kinderen en maar liefst 15% van de allochtone kinderen geen zwemdiploma heeft. Wees je daarvan goed bewust. Oudere kinderen zullen niet altijd toegeven dat ze eigenlijk niet kunnen zwemmen, en ouders denken dat een medewerker van het zwembad wel toezicht houdt en dat ze zelf minder hoeven op te letten.

U

itg

Wat te doen bij verdrinking?

40

Spring niet het water in wanneer je zelf niet goed kunt zwemmen, de stroming te sterk is of het water te koud. Kun je het water niet in, schakel dan hulp in en kijk of je het kind met een reddingsboei, touw of stok kunt bereiken en naar de kant kunt trekken. Zwem je naar het kind toe, houd het dan in het oog. Praat tegen het kind, stel het gerust, draai het op de rug en houd het hoofd met je handen boven water. Zwem ruggelings met het kind naar de kant. Houdt het kind zo horizontaal mogelijk. Bij onderkoeling kan een verticale positie het hart extra gevoelig maken voor hartritmestoornissen. Grotere kinderen kunnen erg sterk zijn en je onverwacht onder water trekken. Weer hierop bedacht. Is het kind bij bewustzijn, dan leg je het in stabiele zijligging. Het kan gaan braken doordat het water binnen heeft gekregen. Is het kind bewusteloos en ademt het niet, begin dan meteen te reanimeren. Bij alle drenkelingen kun je starten met vijf beademingen. Bij drenkelingen vanaf de puberteit vervolg je de reanimatie met dertig borstcompressies en twee


Theoriebron Verdrinking en verbranding

beademingen. Voorkom onderkoeling, dek het kind toe met een deken of jas en bel 112. Indien je met meer mensen bent, laat je iemand bellen op het moment dat je het kind aantreft in het water. Ieder verdrinkingsslachtoffer moet voor controle naar het ziekenhuis vanwege mogelijke complicaties.

fb .v

.

Verbranding

u' Ac

tie

In de drie Nederlandse brandwondencentra bestaat een derde van de opnamen uit kinderen tussen nul en vier jaar. De meeste brandwonden in deze leeftijdscategorie worden veroorzaakt door hete vloeistoffen zoals koffie en thee. Brandwonden ontstaan ook door vuur, hete voorwerpen (kachels!), hete dampen, bijtende chemische stoffen en door elektriciteit. De diepte van de brandwond hangt af van de oorzaak van de verbranding, hoe lang de hitte op de huid ingewerkt heeft en van de temperatuur van de hittebron. Zelfs al boven een temperatuur van ongeveer 40 C raakt de huid beschadigd. Bij kinderen is de huid dunner en dus kwetsbaarder. Behalve van de diepte van de brandwond hangt de ernst af van de grootte van het verbrande lichaamsoppervlak. Wanneer een groot oppervlak van de huid beschadigd is, bestaat de kans dat iemand veel vocht verliest en in shock raakt. Dat kan al een paar uur na het oplopen van de brandwonden.

Soorten brandwonden

U

itg

ev

er

ij

Ed

De diepte van brandwonden wordt ingedeeld in drie gradaties: • Eerstegraads verbranding: een oppervlakkige huidbeschadiging, zoals door verbranding door de zon of kort aanraken van iets heets. De huid is rood, licht gezwollen en pijnlijk. Er zijn geen blaren of ontvellingen. Deze wonden herstellen meestal binnen enkele dagen. • Tweedegraads verbranding: bij een oppervlakkige tweedegraads brandwond is de huid beschadigd tot in de lederhuid, is de wond glanzend rood of roze, nat en pijnlijk, kunnen er blaren ontstaan en voelt de huid soepel aan. • Derdegraads verbranding: hierbij zijn de opperhuid en de lederhuid beschadigd tot in het onderhuids vetweefsel. De wond is wit (gekookt), beige/bruin of zwart (verkoold), door aantasting van de zenuwen vrijwel niet pijnlijk en voelt droog en stug aan. De wond zelf is niet pijnlijk, maar het omliggende weefsel wel.

De drie verschillende graden van verbranding.

Wat te doen bij brandwonden • •

Bel 112 bij grote tweede- en derdegraads brandwonden. Bel de huisartsenpost wanneer er bij eerstegraads brandwonden een groot gedeelte van de huid gezwollen is, en bij ziekteverschijnselen zoals koude rillingen, koorts, misselijkheid, braken, hoofdpijn en hartkloppingen.

41


Theoriebron Verdrinking en verbranding

• • •

.

Koel de brandwond minstens tien minuten met zacht stromend, lauw leidingwater. Pas de temperatuur aan aan wat het kind prettig vindt. Houd het kind zo vast dat het zelf niet aan de brandwonden kan komen in verband met infectie en beschadiging van de brandwond. Dek na het koelen een tweede- en derdegraads brandwond af met een niet-verklevend verband of steriel kompres. Indien dit niet aanwezig is, dan kun je een schone theedoek, stoffen servet of zakdoel gebruiken. Wikkel bij grotere oppervalakten een schone doek of laken losjes om de verbrande delen. Zorg ervoor dat de blaren niet stukgaan. Bescherm het kind tegen afkoelen, koel alleen met koud water als dat echt niet anders kan.

fb .v

u' Ac

tie

Wat je absoluut niet moet doen bij brandwonden: • vastzittende kleding lostrekken Dit geeft extra beschadigingen van de huid. • iets op de tweede- of derdegraads brandwonden smeren Ook geen brandzalf. Dit geeft kans op infecties en maakt het beoordelen van de diepte van de brandwond door de professionele behandelaar lastig. • de wonden aanraken • het kind laten eten of drinken bij grote eerste- of tweedegraads brandwonden.

Ed

Aandachtspunten bij brandwonden: • Tot een uur na de verbranding is koelen zinvol. • Wanneer er geen leidingwater aanwezig is, kun je voor het koelen van de wonden ook gebruikmaken van hydrogelverband of water uit de vijver of sloot. • Als het kind een luier draagt, moet je deze zo snel mogelijk uitdoen. Luiers kunnen hete vloeistof vasthouden.

Na het oplopen van een brandwond

U

itg

ev

er

ij

De impact van brandwonden is groot. Het kind heeft het ongeluk vaak bewust meegemaakt, met alle paniek die erdoor ontstond bij zichzelf en de omstanders. De behandeling van ernstige brandwonden is pijnlijk en langdurig. Hoewel de behandelmogelijkheden steeds verder verbeteren, hebben diepe brandwonden nog altijd ontsierende littekens tot gevolg. Het slachtoffer moet leren leven met deze littekens, die niet alleen van invloed zijn op het sociale leven, maar ook lichamelijke beperkingen kunnen opleveren. De littekens groeien vaak niet mee en kunnen soepele bewegingen beperken. Ze kunnen voor vergroeiingen zorgen, waardoor een kind soms tientallen keren opnieuw in het ziekenhuis opgenomen moet worden voor een vervolgoperatie. Ook voor de ouders of verzorgers is het een traumatische gebeurtenis wanneer een kind een brandwond oploopt. Ook zij kampen vaak jaren later nog met klachten als schuldgevoelens en nachtmerries.

42

Elektriciteitsletsel Brandwonden kunnen ook optreden door elektriciteit, op de plaatsen waar de stroom het lichaam in en uit gaat. Elektriciteitsletsel kan ontstaan wanneer een kind op een snoer kauwt, iets in het stopcontact steekt, of water op een elektrisch apparaat gooit. Het kind kan door de elektriciteit spierkrampen krijgen, waardoor het de stroombron niet meer los kan laten, bewusteloos kan raken en een hartstilstand kan krijgen. Pak nooit in een eerste impuls het kind vast om het van de stroombron te verwijderen. Schakel de stroom uit in de meterkast of trek de stekker uit het stopcontact. Lukt dat niet, isoleer jezelf dan. Doe bijvoorbeeld een droge sjaal om je hand en haal het slachtoffer los. Bel altijd 112! Beoordeel het bewustzijn en de ademhaling van het kind. Als het bewusteloze kind niet of niet normaal ademt, begin je met reanimatie. Als het kind bewusteloos is en normaal ademt, leg je het in de stabiele zijligging.


Theoriebron Verdrinking en verbranding

Indien er sprake is van brandwonden, dan koel je de wonden minstens tien minuten met lauw stromend water.

.

Preventie van ongevallen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Na het lezen van de meest voorkomende oorzaken van ongevallen bij kinderen zul je tot de slotsom zijn gekomen dat veel kinderleed bespaard kan worden door het voorkomen van ongelukken. Met de inzet van maatregelen gericht op de veiligheid van kinderen valt veel gezondheidswinst te behalen. De Nederlandse overheid draagt daar actief aan bij door regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid op kinderdagverblijven, en het financieren van veiligheidscampagnes. Maar het belangrijkst blijft het houden van voldoende toezicht op de kinderen door de verzorgers, en het adequaat inspelen op hun ontwikkeling.

43


Theoriebron Verbandleer

Theoriebron Verbandleer

.

Inleiding

fb .v

Verband en ander wondmateriaal is bedoeld om de wond af te dekken en deze zodoende te beschermen tegen vervuiling en infecties, om bloed en wondvocht op te vangen en bloedverlies te beperken, om een gewond lichaamsdeel te ontlasten, druk te geven bij zwelling en om de genezing van de wond te bevorderen. Er zijn verschillende materialen, waarvan de meest gebruikte in deze Theoriebron worden besproken.

tie

Pleisters

De ‘klassieke’ wondpleister bestaat uit een strookje niet-verklevend kompres met aan weerszijden kleefpleister en is bedoeld om er kleine wondjes mee af te dekken. Wondpleisters zijn in verschillende uitvoeringen en formaten te koop. Raak het strookje kompres niet aan wanneer je de pleister over de wond plakt.

kleefpleister of hechtpleister

Deze pleister zit op een rol en is bedoeld om verband op de huid vast te plakken of om de laatste slag van een zwachtel te fixeren. Er zijn verschillende soorten: zo is er de huidkleurige textiele kleefpleister (Leukoplast), de papiervlies hechtpleister (Leukopor) en de kunstzijden hechtpleister (Leukosilk). Voorkom afknellen en leg deze pleisters niet te strak aan.

Ed

u' Ac

wondpleister

Om de wondranden bij schone snijwonden die niet dieper dan een centimeter zijn tegen elkaar aan te leggen, kun je dunne hechtstrips gebruiken.

blaarpleisters

Kapotte en intacte blaren kunnen beschermd worden met speciale blaarpleisters, die in verschillende maten verkrijgbaar zijn.

er

ij

hechtstrips

Kompressen

U

itg

ev

Steriele gaasjes zijn van katoen en nemen vocht op. Ze zijn in vele maten beschikbaar en je kunt er een wond mee afdekken of de omgeving van de wond mee schoonmaken. Er zijn ook niet verklevende gaasjes, die aan één kant een aluminiumlaagje hebben. Daardoor plakken ze, indien ze met die kant op een wond gelegd worden, niet aan de wond maar nemen wel goed vocht op. Ze zijn ook heel geschikt voor het afdekken van brandwonden. Voor dit doel zijn er ook speciale brandwondenkompressen met hydrogel, die de wond koelen en vochtig houden.

44

Snelverband gerold Dit is een combinatie van een steriel niet-verklevend kompres van vocht opnemend materiaal, met aan de ene kant een kort stuk elastische zwachtel en aan de andere kant een lang stuk elastische zwachtel. Soms zit er ook nog hechtpleister aan de uiteinden, om het verband na aanleggen op zijn plaats te houden. Het voordeel van een wondsnelverband is dat je meteen alles bij de hand hebt en dat het steriel verpakt is. Je kunt het snel en gemakkelijk aanleggen. Het nadeel is dat het vaste afmetingen heeft, je kunt het niet aan de vorm van het getroffen lichaamsdeel aanpassen.


Theoriebron Verbandleer

Zwachtels Zwachtels zijn lange stroken stof met een lengte van vier of vijf meter. Kan tot 2,5 keer de lengte worden uitgerekt, waardoor je er goed steriele kompressen mee vast kunt leggen. Het sluit goed aan en verschuift bijna niet. Bij te strak aanleggen kan stuwing ontstaan en wordt de bloedsomloop in het verbonden lichaamsdeel belemmerd.

Zelfklevende zwachtel

Kleeft wel aan zichzelf, maar niet aan huid en haar, en kan gebruikt worden om bij een bloedende wond snel over een steriel kompres gewikkeld te worden. Blijft zitten zonder hechtpleister.

Ideaalzwachtel

Gemaakt van stevig, elastisch materiaal dat alleen in de lengterichting rekbaar is. Een ideaalzwachtel is steviger dan een elastische zwachtel en is heel geschikt voor het aanleggen van wonddrukverbanden, drukverbanden en stompverbanden.

Traumazwachtel

Hiermee kun je snel een wonddrukverband aanleggen zonder dat je een apart dekverband, synthetische watten of zwachtel nodig hebt.

u' Ac

tie

fb .v

.

Elastische zwachtel

Hulpmiddelen

er

ij

Ed

Er zijn enkele hulpmiddelen die vaak gebruikt (moeten) worden bij EHBO. Denk bijvoorbeeld aan handschoenen. Handschoenen zijn lastig te gebruiken in combinatie met (kleef)pleisters. Het is handig om deze eerst op maat te knippen alvorens je de handschoenen aantrekt. Je kunt de handschoenen ook even uittrekken om de kleefpleister te plakken. De wond is op dat moment al afgedekt. Een huidontsmettingsmiddel als Betadine of Sterilon doodt ziektekiemen. De eerstehulpschaar is een speciale schaar met een stompe punt en een knik in de 'bek'. Je kunt met deze schaar zwachtels en kleefpleisters op maat knippen en hij is geschikt om kleding mee weg te knippen in geval van nood. Tekenverwijderaars zijn er in verschillende vormen. Lees bij aanschaf de gebruiksaanwijzing. Een puntig pincet wordt gebruikt om een teek, een splinter of grind uit de huid te verwijderen.

U

itg

ev

De verbanddoos Een verbanddoos bevat meestal een aantal standaard verbandmiddelen en is in het algemeen afgestemd op de omgeving waar hij gebruikt wordt. Op een school of kinderdagverblijf zullen er bijvoorbeeld vrij veel wondpleisters in zitten. Bewaar een verbanddoos op een droge, donkere plek, maar wel zo dat hij onder handbereik is wanneer het nodig is.

Inhoud verbanddoos.

45


Theoriebron Verbandleer

Het aanleggen van een verband

fb .v

.

Controleer minimaal tweemaal per jaar of de verschillende materialen nog voldoende aanwezig zijn, of de steriele materialen nog houdbaar zijn en of de verpakking daarvan niet beschadigd is. Naast verbandmateriaal zit er ook vaak een verbandschaar, met stompe punt en knik, in de verbanddoos. Hiermee kun je pleisters op maat knippen, zwachtels afknippen, maar ook eventueel kleding wegknippen zonder de huid verder te beschadigen. Ook zit er vaak een splinterpincet in, om voorzichtig splinters weg te halen, maar ook grind of ander oppervlakkig vuil dat zich niet met water laat wegspoelen.

tie

Er zijn verschillende materialen genoemd waarmee je een wond kunt verbinden. Belangrijk is om eerst een inschatting te maken of je de wond zelf kunt verzorgen of dat je daar professionele hulp bij in moet schaken. Ga bij het aanleggen van het verband zo veel mogelijk voor het kind staan. Je kunt het kind in de gaten houden en het kind kan zien wat je doet.

u' Ac

Wondpleister Zorg ervoor dat je bij het aanbrengen het strookje gaas dat is vastgehecht op de kleefpleister niet aanraakt. Laat de wondpleister niet langer dan één dag zitten en adviseer de ouders om een schone pleister aan te brengen.

Ed

Steriel kompres Open de verpakking van het kompres en verwijder één helft van de verpakking. Breng deze vrijgekomen helft van het kompres op de wond. Druk met een vinger het kompres naast de wond tegen de huid en verwijder de rest van de verpakking zodat het kompres geheel op de wond ligt. Let op dat je het deel dat op de wond komt niet aanraakt. Plak met stroken kleefpleister het kompres vast op de huid. Zorg dat het aan vier zijden is afgesloten.

ij

Snelverband Knip eerst twee strookjes kleefpleister. Neem de korte zwachtel in de ene hand en de opgevouwen, lange zwachtel in de handere hand. Breng het wondkussen op de wond en leg de lange zwachtel zo om arm of been dat het wondkussen aan alle kanten is afgesloten. Leg de zwachtel vast met de eerder geknipte strookjes kleefpleister.

U

itg

ev

er

Hechtstrips Plak een uiteinde van de strip aan een zijde van de wond en houd deze met een duim of vinger op de plaats. Trek licht aan de strip zodat de wondranden tegen elkaar gedrukt worden. Plak de strip vast aan de tegeoverliggende zijde van de wond. Laat bij meerdere strips een aantal millimeters ruimte tussen de strips. Maak de huid schoon en dek de wond steriel af.

46


Theoriebron Wondverzorging

.

Theoriebron Wondverzorging

fb .v

Inleiding

Splinters verwijderen

tie

De behandeling van een verwonding hangt af van de aard van de verwonding, of de wond bloedt en zo ja, hoe hevig, of dat er iets gekneusd of gebroken is en een lichaamsdeel ondersteund moet worden. Afdekken of ook druk uitoefenen? Of alleen druk uitoefenen, of alleen ondersteunen?

Schaafwonden

u' Ac

Kijk of er nog een punt van de splinter uit de huid steekt. Pak dat deel zo dicht mogelijk bij de huid vast met een splinterpincet en trek de splinter in de lengterichting uit de huid. Ontsmet de huid na verwijdering van de splinter. Lukt het niet om de splinter zelf te verwijderen, laat dit dan aan de huisarts over.

er

ij

Ed

Schaafwonden zijn vaak verontreinigd met straatvuil, zand of grind. Omdat ze meestal niet erg actief bloeden (bloed spoelt de wond schoon), moet je ze eerst schoonmaken door te spoelen met lauw leidingwater. Indien nodig dep of wrijf je de schaafwond met een zacht washandje schoon. Een oppervlakkige schaafwond kun je daarna aan de lucht laten drogen. Sommige kinderen willen liever de wond niet kunnen zien of hebben een schaafwond op een plek waar kleding tegenaan komt. Gebruik dan niet-verklevend verband om de wond te verbinden. Dan kun je de wond voorzichtig droogdeppen met een steriel gaasje en afdekken met een pleister of dekverbandje. Dit geldt ook voor schaafwonden onder kleding, zodat de kleding niet steeds over de wond schuurt. Bij grotere schaafwonden ga je naar de huisarts of de huisartsenpost.

Hoofdwonden

U

itg

ev

Een hoofdwond bloedt vaak heviger, waardoor het kind in paniek kan raken. Stel het gerust en laat het in een comfortabele houding liggen of zitten. Beoordeel of de wond een schaafwond of een barstwond is. Barstwonden behandel je als snijwonden. Dek de wond af met steriel gaas en leg er zo nodig nog een laagje watten op, die niet buiten het gaas uit mogen steken. Zet het kompres vast met een zelfklevende zwachtel. Poets overtollig bloed, dat bijvoorbeeld over het gezicht of in de haren gelopen is, weg met een steriel gaasje met water. Houd in de gaten of het kind geen symptomen van een hersenschudding heeft.

Snijwonden Snijwonden worden veroorzaakt door scherpe voorwerpen als messen, scharen of glas. Ze bloeden heviger dan schaafwonden, waar kinderen vaak van schrikken. Stel het kind gerust en laat de wond even doorbloeden om schoon te spoelen. Dek een kleine wond af met kleefpleister. Poets het bloed rondom de pleister weg. Wijken de wondranden van elkaar, dan kun je deze met hechtstrips tegen elkaar aanleggen. Plak de hechtstrip aan ĂŠĂŠn kant van de wond, trek iets aan de strip zodat de randen van de wond tegen elkaar aan komen

47


Theoriebron Wondverzorging

en plak de strip aan de andere kant van de wond vast. Plak meerdere strips naast elkaar, met een paar millimeter ertussen bij een wat grotere wond. Reinig de omliggende huid en dek de wond af met een steriel dekverband. Is de snijwond diep of groot, zit er nog glas of iets anders in of stopt het bloeden niet, ga dan naar de professionele hulpverlening.

fb .v

.

Bijtwonden

Bloedingen

u' Ac

tie

Een bijtwond of krabwond veroorzaakt door een ander kind, een hond, kat of ander dier is een verontreinigde wond waarin veel bacteriĂŤn zitten en die makkelijk ontstoken kan raken. Het is vaak een rafelige scheurwond, waar soms zelfs een stukje weefsel ontbreekt. Stel het kind gerust, haal het betreffende dier weg en spoel de wond schoon met lauwwarm zacht stromend kraanwater. Dep de huid voorzichtig droog met een schone doek en dek de wond daarna af met een dekverband. Bel altijd onmiddelijk de huisarts of de huisartsenpost in verband met infectiegevaar en een eventuele vaccinatie tegen tetanus en/of hondsdolheid. Een grote bijtwond, of een wond waarbij weefsel is afgescheurd, moet altijd in het ziekenhuis worden behandeld. Neem, indien het lichaamsdeel afgescheurd is, dit mee in een gesloten plastic zakje. Doe dit in een tweede plastic zakje met smeltend ijs. Bij een hevige bloeding oefen je druk uit op de wond. Let de dagen na het bijtincident op ontstekingsverschijnselen: roodheid, zwelling, pijn, pus en eventueel koorts.

ev

er

ij

Ed

Wanneer een groot bloedvat beschadigd is geraakt, kan er een hevige bloeding ontstaan. Wanneer dit een slagaderlijke bloeding is, zie je een stootsgewijze bloeding van fel rood gekleurd bloed. Bij een aderlijke bloeding zie je een gelijkmatige bloeding van donker gekleurd bloed. Door de kracht van de bloeding houdt deze meestal niet spontaan op. Een kind zal hierbij vaak volledig in paniek raken. Probeer als eerstehulpverlener de bloeding zo snel mogelijk te stoppen door onmiddelijke druk op een hevig bloedende wond te geven. Bel altijd 112 bij hevig bloedverlies of bij shockverschijnselen. Help het kind om te gaan liggen, als het nog niet ligt. Breng het gewonde lichaamsdeel omhoog als dat kan, boven het niveau van het hart, en druk minimaal tien minuten op de wond. Druk op de wond met bij voorkeur een steriel verband, maar indien nodig een doek, kledingstuk of de blote hand. Dit voelt niet prettig voor het kind en het kan dan ook erg boos worden. Blijf rustig en vertel waarom je het doet. Zodra het kan, leg je een zwachtel aan bij wonden die blijven bloeden. Deze leg je strak aan. Als er geen verband aanwezig is, dan behoud je de druk op de wond totdat professionele hulpverleners het van je over kunnen nemen of tot dat de bloeding is gestopt. Leg het verband vast of als het nodig is leg je schoon verband aan.

U

itg

Een wonddrukverband aanleggen bij een bloeding

48

Is de bloeding gestopt nadat je druk uitgeoefend hebt, leg dan een steriel verband aan. Bloedt het nog steeds, dan leg je een wonddrukverband over het dekverband aan, of je gebruikt meteen een traumazwachtel. Zwachtel bij hevig bloedverlies zo strak mogelijk. Extra druk op de wond kun je geven door een rolletje zwachtel op de plaats van de wond mee te zwachtelen. Zwachtel het lichaamsdeel in de houding die het kind prettig vindt. Leg de eerste slag onder het letsel. Begin bij het vastleggen van een steriel kompres half op de huid en half op het kompres. Zwachtel in de richting van de romp waarbij iedere volgende slag de vorige grotendeels bedekt. Zet het einde van de zwachtel vast met een strookje kleefpleister.


Theoriebron Wondverzorging

Het gebruik van de traumazwachtel

tie

Een stompverband aanleggen

fb .v

.

Een traumazwachtel leg je aan door het wondkompres hiervan op de wond te leggen. Na de eerste slag met de zwachtel om het gewonde lichaamsdeel schuif je de zwachtel door de drukklem. Trek de traumazwachtel aan en zwachtel vervolgens in de tegenovergestelde richting verder. Leg de slagen kruislings aan en zorg ervoor dat het wondkompres volledig bedekt wordt. Zet de traumazwachtel vast met de sluitklem aan het uiteinde van de zwachtel. Is er geen verband aanwezig, blijf de wond dan afdrukken totdat er professionele hulp gearriveerd is. Regel in alle gevallen, ook als het bloeden wel stopt, dat er zo snel mogelijk professionele hulp ingeroepen wordt door 112 te (laten) bellen. Blijf bij het kind en zorg dat het zich zo min mogelijk beweegt. Beoordeel het kind op shock, want vanwege hun kleinere bloedvolume treedt dat bij kinderen veel eerder op. Bescherm het kind tegen afkoelen en laat het niet drinken.

er

ij

Ed

u' Ac

Wanneer er een vinger of hand afgerukt of afgebeten wordt, heet dat een amputatie. Er moet snel gehandeld worden. Stel het kind gerust, laat het zitten of liggen en het gewonde lichaamsdeel omhoog houden. Bel altijd direct 112. Volg de aanwijzingen van de centralist. Laat het kind liggen als er kans is op een shock. Zorg voor druk op de wond met de hand of met een Het aanleggen van een stompverband. wonddrukverband of een schone (thee)doek. Leg een dekverband op de stomp. Leg het begin van een ideaalzwachtel tegen de voorkant van de stomp, houd dat stuk vast. Zwachtel strak over het midden van de stomp naar de achterkant en tot dezelfde hoogte als aan de voorkant. Zwachtel weer terug, over de stomp heen iets naast de vorige slag. Herhaal tot het uiteinde van de stomp bedekt is. Zwachtel daarna schuin omhoog en rondom de stomp naar beneden, plak het einde vast met pleister. Neem het afgerukte of afgebeten lichaamsdeel mee in een dichtgebonden plastic zakje dat je in een ander plastic zakje met smeltend ijs doet. Blijf bij het kind, het mag niets drinken.

U

itg

ev

Een vingerverband aanleggen Leg een steriel gaasje op de wond. Neem een passende zwachtel. Begin bij de basis van de vinger aan de handrug, ga in de lengte over de vinger heen met de zwachtel tot op dezelfde hoogte en houd deze slag goed vast. Zwachtel weer terug over de vinger naar de handrug, iets naast de vorige slag. Zwachtel vervolgens vanaf de basis van de vinger aan de handrug schuin omhoog en zwachtel rondom de vinger van het uiteinde naar de basis. Wanneer je bij de basis van de vinger bent aangekomen, leg je een tweetal slagen over de handrug en om de pols en zet je de zwachtel bij de pols vast. Er bestaan ook speciale vingerverbanden: die kun je, nadat je een dekverband hebt aangelegd, zo over de vinger heen rollen.

Een handverband aanleggen Beoordeel de wond en kies een passende maat steriel gaas om hiermee een dekverband aan te leggen. Kies een zwachtel met een breedte die geschikt is voor de grootte van de hand. Leg de eerste slag schuin, langs de basis van de vingers. Leg de tweede slag er zo omheen dat de eerste slag vast komt te liggen. Zwachtel afwisselend langs beide zijden van de duim

49


Theoriebron Wondverzorging

Het aanleggen van een vingerverband.

tie

fb .v

.

om de hand heen. Hierdoor ontstaat er een zogeheten visgraatmotief van verband op de handrug. De zwachtel moet het dekverband helemaal bedekken. Zet het einde van de zwachtel ter hoogte van de pols vast.

Het aanleggen van een handverband.

u' Ac

Een hand- en polsverband aanleggen

Ed

Wanneer er een wond is, leg je eerst een dekverband aan. Bij een verstuiking kun je volstaan met een drukverband. Zorg dat de duim eruit blijft steken. Begin de eerste slag met de ideaalzwachtel rond de pols. Zwachtel schuin over de handrug. De uiteinden van de vingers en duim moeten zichtbaar blijven. Zwachtel schuin in de richting van de pols. Doordat je de slagen afwisselend onder en boven de duim zwachtelt, kruisen ze op de rug van de hand. De muis van de duim moet wel bedekt worden, maar de rest van de duim niet. Eindig met een paar slagen rond de pols en zet de zwachtel vast met pleister.

U

itg

ev

er

ij

Een enkel- en voetverband aanleggen

50

Het zwachtelen van voet, enkel en onderbeen.

Wanneer er een wond is, leg je eerst een dekverband aan. Laat de patiĂŤnt zitten met de voet 90 graden gebogen. Let erop dat de tenen vrij blijven. Leg de eerste slag met de ideaalzwachtel/steunverband rond de voorvoet. Zwachtel verder over de voet, richting enkel. Iedere slag moet de voorgaande voor twee derde deel bedekken. Leg een slag midden over de hak en daarna een slag net onder en een slag net boven de hak. De hele hak moet in het verband worden opgenomen. Eindig met enkele slagen rond de enkel. Zet de zwachtel vast met pleister.


Inleiding

fb .v

Theoriebronnen Verschillende verwondingen

.

Theoriebronnen Verschillende verwondingen

tie

In het dagelijks leven kunnen kinderen op allerhande manieren gewond raken. Bij vallen en botsingen kunnen kneuzingen, verstuikingen, ontwrichtingen en ook botbreuken optreden. Het verlenen van eerste hulp is hierbij belangrijk; het kan onnodige pijn en meer schade voorkomen. Ook bij letsels in het gezicht, zoals aan de ogen, de neus en de tanden, is adequate eerste hulp van grote waarde.

u' Ac

Kneuzingen en verstuikingen

Ed

Een kneuzing is een beschadiging van de ‘weke delen’ (spieren, bindweefsel) tussen huid en bot en kan over het hele lichaam voorkomen. Een kneuzing komt vaak door een val, stoten of een botsing. Er ontstaat een onderhuidse bloeding die zichtbaar is als een blauwe plek, en zwelling. Bewegingen met het getroffen lichaamsdeel zijn pijnlijk. Een verstuiking ontstaat na een geforceerde beweging van een gewricht, waardoor de gewrichtsbanden en/of het gewrichtskapsel uitrekken of (deels) scheuren. Een verstuiking kan in ieder gewricht voorkomen, maar komt het meest voor bij enkels en knieën, bijvoorbeeld na verstappen, een val of verkeerd terechtkomen na een sprong. Het gewricht is pijnlijk, wordt dik en het kind kan het minder goed gebruiken.

ij

Eerste hulp bij kneuzingen en verstuikingen

U

itg

ev

er

Stel het kind gerust, laat het zitten en koel de plek ongeveer tien tot vijftien minuten met een coldpack, zak met smeltend ijs, koud kraanwater of desnoods met een nat washandje. Leg altijd een droge doek tussen coldpack of zak met smeltend ijs en de huid, om schade door bevriezing te voorkomen. Stop met koelen wanneer de pijn toeneemt en koel niet wanneer er duidelijk sprake is van een botbreuk. Maak knellende kleding los en trek de schoen uit bij letsel van het onderbeen. Een verstuikte enkel. Leg het zere lichaamsdeel iets omhoog, om zwelling tegen te gaan. Bel de huisarts of huisartsenpost als de pijn en/of zwelling alleen maar toeneemt of als het kind onmogelijk zelfstandig vier stappen kan lopen. Laat het kind het zere lichaamsdeel zo min mogelijk bewegen en leg voor steun een zwachtel aan. Ga naar de huisarts bij een forse zwelling, bij twijfel of het een breuk is en wanneer de pijn niet overgaat na vier à 5 dagen.

51


Theoriebronnen Verschillende verwondingen

Ontwrichtingen (luxaties)

Eerste hulp bij ontwrichtingen

tie

fb .v

.

Bij een ontwrichting is een gewricht door een geforceerde beweging ‘uit de kom’. De gewrichtsbanden en het gewrichtskapsel, die het gewricht normaal gesproken op hun plaats houden, zijn beschadigd. De verschijnselen zijn: veel pijn, zwelling, een abnormale stand van het lichaamsdeel en het kind kan het lichaamsdeel niet normaal bewegen. Het komt vaak voor bij schoudergewrichten, na een val of verkeerde beweging, maar ook bij vingers wanneer een kind een bal hard op de vingers krijgt. Op de peuterleeftijd komt ook het zogenaamde ‘zondagmiddagarmpje’ nog wel eens voor: een ontwrichting van het kopje van het spaakbeen in de elleboog door trekken aan de gestrekte arm van het kind. Dit kan gebeuren wanneer kinderen tussen hun verzorgers in aan de armen geslingerd worden, tijdens het trekken aan een armpje bij aankleden of wanneer het kind aan één of beide armen uit het ledikantje of de box getild wordt.

Ed

u' Ac

Troost het kind, laat het het getroffen lichaamsdeel zo min mogelijk bewegen. Een zere arm kan het kind mogelijk zelf ondersteunen. Bel de huisarts bij een zondagmiddagarmpje, ontwrichte vinger en schouder uit de kom. Geef bij een ontwrichting aan het been steun over de gehele lengte van het been met een opgerolde deken of opgerolde kledingstukken, en bel een ambulance voor vervoer naar het ziekenhuis. Door een ontwrichting kunnen bloedvaten of zenuwen beschadigd of bekneld raken, waardoor een kind een verminderd gevoel of tintelingen kan hebben in het uiteinde van het lichaamsdeel. Let op de vitale functies, want er kan ook een inwendige bloeding ontstaan zijn. Bel 112 bij dreigende shock. Laat het kind in principe zelf de houding bepalen van het gewonde lichaamsdeel en probeer deze niet in de normale stand terug te brengen.

Botbreuken

U

itg

ev

er

ij

Botbreuken ontstaan vaak door vallen, sportongelukken en verkeersongevallen. Bij een val van grote hoogte of na een duik in ondiep water moet je bedacht zijn op een breuk van de rug- of nekwervels. Bij een botbreuk is er een breuk of scheur van het bot. De botdelen kunnen ten opzichte van elkaar verschoven zijn, of soms is het bot zelfs verbrijzeld. Wanneer de huid door de breuk beschadigd is, is er sprake van een open botbreuk. Verschijnselen van botbreuken zijn: veel pijn, soms een abnormale stand van het lichaamsdeel, zwelling en het niet kunnen gebruiken van het lichaamsdeel. Bij gebroken wervels kan iemand tintelingen of gevoelloosheid in armen of benen hebben. Bij gebroken ribben ontstaan er vaak ademhalingsproblemen. Bij een botbreuk kunnen ook zenuwen of bloedvaten beschadigd raken, waardoor een ernstige inwendige bloeding kan ontstaan. Bij twijfel over de aard van het letsel moet je altijd uitgaan van het ergste.

52

Eerste hulp bij botbreuken Laat het kind liggen zoals je het aantreft. Kniel aan de kant van het gezicht, zodat het kind zijn hoofd niet hoeft te draaien en leg rustig uit dat het stil moet blijven liggen om te voorkomen dat het letsel verergert. Bel 112 bij breuken, blauwe of zeer bleke lichaamsdelen, hevige pijn of open botbreuken. Bij verdenking van gebroken wervels houd je het hoofd van het kind vast met je handen om de oren in de gevonden stand. Leg het kind niet recht. Dek de wond van een open botbreuk voorzichtig af met een dekverband. Ondersteun een gebroken been over de gehele lengte met een opgerolde deken of opgerolde kledingstukken en bel een ambulance voor vervoer naar het ziekenhuis. Bij een breuk aan de arm laat je het


Theoriebronnen Verschillende verwondingen

kind zo veel mogelijk de houding van het lichaam bepalen. Forceer dit niet terug in de normale houding en laat het kind de arm zelf ondersteunen. Je brengt het kind daarna naar het ziekenhuis. Houd de vitale functies in de gaten.

fb .v

.

Verwondingen aan het oog

tie

Verwondingen aan het oog kunnen erg pijnlijk zijn en een oog is erg kwetsbaar voor schade. Als eerstehulpverlener kun je wel een aantal dingen zelf oplossen, of voorkomen dat de schade verergert. Bij vuiltjes die niet verwijderd kunnen worden, splinters die in het oog doorgedrongen zijn, bijtende vloeistoffen en complicaties bij een blauw oog moeten bijkomende complicaties echter altijd door een oogarts beoordeeld worden. Dat kan via de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis. Stel een kind in zo’n geval gerust, zorg dat het zo min mogelijk in de ogen wrijft en dek het zere oog zo nodig af met een gaasje om oogbewegingen wat te verminderen.

Vuiltje in het oog

Ed

u' Ac

Het kan erg pijnlijk zijn om iets in het oog te krijgen. Het oog begint vaak te tranen en te knipperen om het vuil er door het traanvocht uit te spoelen. Als dat niet lukt, probeer het vuiltje dan voorzichtig te verwijderen. Leg uit wat je gaat doen. Het kind moet goed stil blijven zitten en niet in het oog wrijven. Open het oog van het kind door met duim en wijsvinger van je ene hand de oogleden van elkaar te houden. Verwijder het vuiltje voorzichtig met de punt van een gaasje, of veeg het voorzichtig naar de ooghoek bij de neus. Veeg alleen over het oogwit, nooit over het gekleurde deel van het oog. Zie je het vuiltje niet, probeer het dan te vinden door het kind omhoog te laten kijken. Trek hierbij het onderste ooglid verder naar beneden. Laat het kind daarna naar onderen kijken en trek het bovenste ooglid verder omhoog.

Bijtende vloeistof in het oog

U

itg

ev

er

ij

Wanneer een kind een bijtende vloeistof in het oog heeft gekregen, moet je het oog onmiddellijk en langdurig, minimaal vijftien minuten, met zacht stromend water spoelen. Dat kan bijvoorbeeld met een kan of douchekop. Draag bij voorkeur handschoenen, zodat je zelf zo min mogelijk met de bijtende vloeistof in aanraking komt. Laat het kind liggen en leg uit wat je gaat doen en waarom. Hiermee verminder je zo veel mogelijk de kans dat het kind heftig tegenstribbelt. Vraag zo mogelijk iemand om je te helpen het oog goed open te houden en het kind mee in bedwang te houden. Laat het kind het hoofd iets opzij houden, zodat het water vanuit het oog wegloopt en niet over het gezicht of naar het andere oog stroomt. Doe verder nooit zalf of oogdruppels in het oog. Breng het kind daarna zittend naar een oogarts.

Blauw oog Het oog wordt beschermd door de oogkas. Bij een stomp tegen het oog ontstaat vaak een zwelling van de oogleden en een onderhuidse bloeding. Dit is te zien als een blauw-paarse verkleuring rondom het oog. Door de zwelling kan het oog minder ver open. Controleer of er nog andere verschijnselen zijn: is de pupil vervormd? Ziet het kind dubbel of wazig? Zijn de oogbewegingen pijnlijk? Is het oogwit rood verkleurd? Neemt de zwelling toe en breidt de bloeduitstorting zich uit, wees dan bedacht op een breuk in de schedel. Bij bijkomende verschijnselen moet het kind altijd naar een oogarts. Een blauw oog zonder complicaties is niet ernstig. Je kunt het koelen met een coldpack of zak met ijsblokjes en water tegen het oog, met een droge doek ertussen, om te zwelling iets te beperken.

53


Theoriebronnen Verschillende verwondingen

Tandletsels

tie

Bloedneus en tand door de lip

fb .v

.

Door een val op het gezicht kan er een stuk van een tand afbreken, een tand uitvallen of kunnen een of meer tanden een afwijkende stand krijgen. Neem zo snel mogelijk contact op met de dienstdoende tandarts. Controleer of het kind de losse tand of een stuk daarvan in de mond heeft, het moet zich niet verslikken. Is het een tand van het blijvende gebit, probeer deze dan te vinden. Houd hem bij de kroon vast, doe hem in een glas melk, water of speeksel en neem dit mee. De tand kan misschien nog teruggeplaatst worden en hoe eerder dat gebeurt, hoe groter de kans op succes. Een melktand wordt niet teruggeplaatst. Stelp het bloeden op de plek waar de tand ontbreekt door het kind minimaal tien minuten op een prop van een steriel gaasje te laten bijten. Laat het kind hierbij zitten en veeg het gezicht en de mond van het kind schoon.

er

ij

Ed

u' Ac

Een bloedneus kan flink bloeden, waardoor kinderen vaak in paniek raken. Stel het kind gerust, laat het rechtop zitten, met het hoofd iets voorover. Indien mogelijk laat je hem één keer snuiten om eventuele stolsels te verwijderen. Na een ernstig ongeval mag dit niet. Laat het door de mond ademen, het bloed uitspugen en druk daarna de neusvleugels ongeveer vijf minuten dicht tegen het neustussenschot. Controleer vervolgens of het bloeden is gestopt. Zo niet, bel dan de huisarts. Laat het kind Een neusbloeding stelpen niet snuiten of aan de neus peuteren, dan kan het bloeden weer beginnen. Veeg met een nat washandje het bloed van het gezicht. Bij een val op het gezicht kan een kind ook een tand door de lip krijgen, waarbij de lip flink bloedt. Pak een steriel gaasje en druk het wondje enkele minuten dicht. Controleer of de tand nog heel is en goed in de kaak staat en of er niet nog een stukje in de lip zit. Een wond langer en dieper dan 1 centimeter moet worden gehecht.

U

itg

ev

Onderkoeling

54

Onderkoeling wil zeggen: een lichaamstemperatuur onder de 35 graden. Onderkoeling kan optreden bij (vries)kou, harde wind, onvoldoende kleding of beschutting, of door koud water. Baby’s kunnen nog moeite hebben om hun lichaamstemperatuur op peil te houden en al onderkoeld raken wanneer ze in een te koude kamer liggen of door niet voldoende verwarmd zwemwater. Bij dreigende onderkoeling gaat het kind bibberen, maar let op: baby’s kunnen dit nog niet! Het kind wordt bleek en kan blauwe vlekken krijgen. Bij verdergaande onderkoeling ontstaat desoriëntatie, blauwverkleuring van oren, lippen en vingers, de neiging ergens te gaan liggen slapen en stopt het rillen. De vitale functies raken ernstig verstoord. Breng een onderkoeld kind in een warme, beschutte omgeving, verwijder natte kleding en bedek het helemaal, behalve het gezicht, met een (fleece)deken. Bewaak de vitale functies en bel bij ernstige onderkoelingen altijd 112.


Theoriebronnen Verschillende verwondingen

Oververhitting

u' Ac

Eerste hulp bij oververhitting

tie

fb .v

.

Bij hoge temperaturen, te warme kleding of bedekking en bij inspanning kan de lichaamstemperatuur stijgen. Het lichaam probeert de overtollige warmte kwijt te raken door toename van de circulatie van de huid, die warm en rood wordt. De verdamping en zweetproductie stijgen om het lichaam te koelen. Door inspanning bij hitte kunnen als gevolg van zout- en vochtverlies hittekrampen ontstaan. Verschijnselen zijn: zweten, rode huid, dorst en spierkrampen. Wanneer het kind de warmte niet kwijt kan, stijgt de lichaamstemperatuur. Dan ontstaat hittestuwing met een rode, warme, droge huid of juist een klamme, koud aanvoelende, zwetende huid. Bij hitte-uitputting is er te weinig vocht om goed te zweten. Het kind is dorstig, moe en verward en heeft een snelle ademhaling. Een hitteberoerte is het ernstigste hitteletsel. Door de gestegen lichaamstemperatuur raakt het warmteregulatiecentrum van de hersenen ontregeld. De huid is rood, droog en warm en er treden verwardheid, hoofdpijn, hallucinaties, spiertrekkingen, bewustzijnsverlies en uiteindelijk overlijden op.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Kinderen kunnen oververhit raken door spelen in de zon, zitten in een stilstaande auto in de zon, in een draagzak of in een bedje met te warme dekens. Bij pubers zijn overmatige inspanning bij warm weer en het gebruik van de partydrug xtc risicofactoren. Kinderen die oververhit dreigen te raken, kunnen dat zelf vaak moeilijk inschatten. Breng een oververhit kind naar een koele plaats, geef het wat te drinken (bijvoorbeeld sportdrank) en iets zouts te eten, zoals chips of kaas. Verwijder overbodige kleding, laat het kind liggen bij duizeligheid en let op de vitale functies. Schakel professionele hulp in wanneer de toestand van het kind verergert of niet verbetert. Bij een hitteberoerte koel je het kind actief af door het in natte lakens of doeken te wikkelen, het af te sponsen of onder te dompelen in koel water, leg coldpacks in nek, liezen en/of oksels of koel het met een ventilator. Bel 112 en reageer meteen op stoornissen in de vitale functies.

55


Theoriebron Bedrijfshulpverlening

.

Theoriebron Bedrijfshulpverlening

fb .v

Inleiding

u' Ac

BHV binnen een bedrijf

tie

Iedere werkgever is verantwoordelijk voor de veiligheid van de medewerkers en andere aanwezigen binnen het bedrijf. Ter bevordering van de veiligheid moeten er bedrijfshulpverleners aangesteld worden, die snel kunnen ingrijpen bij eventuele incidenten en een voorpostfunctie vervullen tot de professionele hulpverlening aanwezig is. Een bedrijfshulpverlener weet hoe hij eerste hulp moet verlenen, hoe een beginnende brand bestreden en beperkt kan worden, hoe een gebouw ontruimd moet worden en hoe de professionele hulpverlening ingeschakeld en zo goed mogelijk geïnformeerd kan worden.

ij

Ed

De afkorting BHV staat voor bedrijfshulpverlening. Volgens de arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) is elke werkgever verantwoordelijk voor de veiligheid van de medewerkers, cliënten en bezoekers binnen zijn bedrijf. Ieder bedrijf met personeel in dienst is wettelijk verplicht om ten minste één bedrijfshulpverlener in dienst te hebben. Men moet zorgen dat er altijd ten minste één BHV’er aanwezig is tijdens de werkzaamheden of openingstijden van het bedrijf. Het aantal benodigde BHV’ers is niet bij wet vastgelegd. Dat hangt af van de grootte van een bedrijf en de risico’s die er bestaan. Een bedrijf is verplicht om regelmatig een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) te doen naar alle risico’s die de veiligheid, gezondheid of het welzijn van de medewerkers bedreigen. Risico’s kunnen gevaarlijke stoffen of machines zijn, het gebouw en de omgeving, de fysieke belasting van het werk, de werkdruk, brandgevaar enzovoort. Met de RI&E moet een plan van aanpak met concrete acties opgesteld worden.

er

Taken BHV’er

U

itg

ev

Wanneer de bedrijfshulpverlening goed geregeld is, kan er bij eventuele incidenten snel ingegrepen worden, waardoor schade zo veel mogelijk beperkt blijft. Een bedrijfshulpverlener leert hoe hij eerste hulp moet verlenen, hoe een beginnende brand beperkt en bestreden kan worden en hoe werknemers, cliënten en bezoekers van een bedrijf zo snel mogelijk gealarmeerd en geëvacueerd kunnen worden. Ook leert een BHV’er hoe de professionele Ontruiming van een school. hulpdiensten ingeschakeld kunnen worden en zo goed mogelijk geïnformeerd worden en blijven. De BHV’er heeft een voorpostfunctie. Bij een calamiteit moet de BHV’er de kostbare eerste minuten overbruggen die nodig zijn om de professionele hulp ter plaatse te krijgen. Bij aankomst daarvan moet hij informatie beschikbaar hebben, zodat de professionele hulpverleners zo snel en adequaat mogelijk met hun werkzaamheden kunnen beginnen. Om BHV’er te worden, moet je een

56


Theoriebron Bedrijfshulpverlening

speciale gecertificeerde cursus volgen en die jaarlijks herhalen. Om de vaardigheden en kennis van BHV’ers en werknemers op peil te houden, is een regelmatige oefening noodzakelijk.

.

Ontruimingsplan

u' Ac

tie

fb .v

In ieder gebouw kunnen zich situaties voordoen die het noodzakelijk maken dat personeel, kinderen en andere aanwezigen het gebouw zo snel mogelijk verlaten. Denk aan brand, instortingsgevaar, een gaslek, een ramp in de omgeving en dergelijke. Om het ontruimen van een gebouw vlot te laten verlopen, is een ontruimingsplan noodzakelijk. In vrijwel ieder gebouw dat een gebruiksvergunning op basis van de gemeentelijke bouwverordening heeft, zoals een kinderdagverblijf, is een ontruimingsplan verplicht. Ook scholen zijn volgens de Arbowet verplicht om doeltreffende maatregelen te nemen wanneer evacuatie nodig is. In een ontruimingsplan staat beschreven wat er moet gebeuren wanneer het gebouw ontruimd moet worden: de te volgen procedures bij een calamiteit, de taken en verantwoordelijkheden van verschillende personen bij een ontruiming, de risico’s die in het gebouw aanwezig zijn, de vluchtwegen en -richtingen aangegeven op een plattegrond, en de plaats van de blusmiddelen en de werking daarvan.

Ontruimingsoefening

er

ij

Ed

Om te zorgen dat een ontruiming soepel verloopt, is het aan te raden om minstens één maal per jaar het ontruimingsplan te oefenen. Dat is niet alleen belangrijk voor de BHV’ers om hun vaardigheden op peil te houden, maar ook voor de medewerkers en kinderen. Wanneer iedereen weet wat er van hem verwacht wordt, zal er minder snel paniek uitbreken. Een oefening verloopt ongeveer als volgt: 1. in scène gezet incident, bijvoorbeeld brand in een ruimte 2. melding incident, inschakelen BHV’ers voor coördinatie en zo nodig brandbestrijding 3. alarmering medewerkers en externe hulpdiensten volgens stroomschema alarmering 4. ontruiming via vluchtroutes naar verzamelplaats 5. controle of iedereen buiten is en niemand nog binnen is aan de hand van een presentielijst 6. opvang en overleg met externe hulpdiensten (indien betrokken bij oefening) 7. evaluatie en zo nodig bijstellen van ontruimingsplan.

Brandbestrijding

U

itg

ev

Een bedrijf moet aan bepaalde brandveiligheidseisen voldoen, waarbij de brandweer of gespecialiseerde bedrijven kunnen adviseren. Er moeten bordjes met pictogrammen zijn die de nooduitgang, vluchtroutes en deur van de meterkast aangeven. Alle bordjes moeten duidelijk zichtbaar opgehangen zijn en op de plattegrond in het ontruimingsplan staan. Verder kunnen er rook- en CO2-melders, brandblusapparatuur en blusdekens aangeschaft worden. In sommige situaties zijn brandwerende deuren en noodverlichting verplicht, evenals ontruimingsinstallaties, brandmeldinstallaties of brandblusinstallaties. Een beginnende of kleine brand kan geblust worden door de BHV’er, maar grotere branden moeten aan de brandweer overgelaten worden. De zogeheten branddriehoek geeft de belangrijkste drie factoren aan die een rol spelen bij het ontstaan van brand: brandbare stof, zuurstof en

57


Theoriebron Bedrijfshulpverlening

Brandblusser

Ed

Verzamelplaats

Eerste hulp

tie

Nooduitgang

u' Ac

Vluchtweg rechts

fb .v

.

ontbrandingstemperatuur. De BHV’er leert om een van die factoren te bestrijden, om zo de brand te blussen of uitbreiding te voorkomen. Van alle medewerkers wordt verwacht dat ze de gangen en nooduitgangen zo veel mogelijk vrijhouden.

Automatische defibrillator

U

itg

ev

er

ij

Diverse pictogrammen die bij een ontruimingsplan gebruikt kunnen worden.

58


Theoriebron Na de hulpverlening

.

Theoriebron Na de hulpverlening

fb .v

Inleiding

Emoties bij een ongeval

tie

Een ernstig ongeval is een traumatische ervaring voor alle betrokkenen. Wees je er als hulpverlener van bewust dat je niet alles had kunnen voorkomen, ook al heb je nog zo je best gedaan. Ook achteraf kun je als hulpverlener nog last hebben van hevige emoties en nare herinneringen aan het ongeval. Blijf hier niet mee rondlopen, maar praat erover en probeer ze te verwerken. Vraag hierbij hulp wanneer je er niet alleen uitkomt.

Ed

u' Ac

Een ernstig ongeval is een traumatische ervaring voor alle betrokkenen: slachtoffer(s), omstanders, verwanten, maar ook voor de hulpverlener(s) zelf. Tijdens het ongeval word je als hulpverlener geconfronteerd met heftige emoties als paniek, angst, confrontatie met hevig lijden van een kind, pijn, hartverscheurend huilen en ernstige verwondingen. Soms kun je ook een gevoel van machteloosheid ervaren, omdat het gevaar voor jezelf te groot is om hulp te kunnen verlenen. Ook reacties van omstanders bij het ongeval kunnen erg vervelend zijn. Omstanders kunnen agressief zijn, in de war zijn en in de weg lopen, commentaar leveren of juist niets doen.

Wees realistisch

er

ij

Leg de lat voor jezelf niet te hoog, verleen alleen de hulp die je beheerst en waarvan je het gevoel hebt dat je het aankunt. Doe het in de juiste volgorde en volgens de richtlijnen, doe alleen de dingen waarvan je weet dat ze juist zijn. Wees je ervan bewust dat je, ook al doe je nog zo je best, niet alles kunt voorkomen. Wees ook eerlijk richting het slachtoffer, doe geen toezeggingen waarvan je later spijt kunt krijgen. Beloof niet dat iets wel goed zal komen wanneer je dat niet weet, maar zeg bijvoorbeeld dat je je uiterste best doet om daarvoor te zorgen. Geef het ook eerlijk toe wanneer je iets niet weet.

U

itg

ev

Emoties na een ongeval Ook na het ongeval kun je last houden van heftige emoties en nare herinneringen. Je kunt twijfels hebben of schuldgevoelens, verdriet hebben of achteraf geconfronteerd worden met onbegrip en woede van bijvoorbeeld ouders over de situatie. Gun jezelf de tijd om bij deze gevoelens stil te staan. Het is belangrijk het ongeval en de hulpverlening te evalueren met je collega’s of andere betrokken hulpverleners. Praat erover met je vrienden of familie, want dat kan voor emotionele ontlading zorgen. Ook voor de leidinggevende binnen de organisatie ligt hier een belangrijke taak in het bieden van ondersteuning. Met een opvanggesprek kort na het incident kan het verwerkingsproces op gang gebracht worden. Blijf je ermee rondlopen, erken dan op tijd dat je een probleem met de verwerking hebt. Het is geen teken van zwakte wanneer je hierbij hulp vraagt. De huisarts of bedrijfsarts kan hulp bieden of je verder doorverwijzen.

59


Theoriebron Na de hulpverlening

Instanties die hulp bieden

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Er zijn ook enkele instanties die hulp bieden bij het verwerken van heftige gebeurtenissen. Voor slachtoffers van bijvoorbeeld rampen of verkeersongevallen is er Slachtofferhulp Nederland. Hulpverleners (en anderen) met problemen kunnen ook een luisterend oor vinden of chatten bij Sensoor of Stichting Korrelatie. Hier bestaat de mogelijkheid om anoniem je verhaal te vertellen.

60


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.