9789037233827 ontwikkelingspsychologie 1 algemeen, baby, dreumes

Page 1

.v .

Cursus

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

Ontwikkelingspsychologie 1: algemeen, baby, dreumes


Colofon

.v .

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Ontwikkelingspsychologie 1: algemeen, baby, dreumes

© Edu’Actief b.v. 2016

ct ie

ISBN: 978 90 3723 382 7

fb

Auteurs: Elly van Duijn en Els van der Luit

'A

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

tE

du

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

co

py r

ig h

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

Ontwikkelingspsychologie Inleiding 8

8

13

Invloeden op de ontwikkeling Inleiding 22

fb

Ontwikkelingsgebieden Inleiding 13

.v .

7

22

Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen Inleiding 26

De baby in ontwikkeling Inleiding 33

33

41

du

De dreumes in ontwikkeling Inleiding 41

28

26

'A

Het belang van een goede hechting Inleiding 28

ct ie

OriĂŤntatie

4

tE

Taalstimulering bij de baby en de dreumes Inleiding 45 Reflectie

45

48

49

ig h

Theoriebron Ontwikkelingspsychologie Inleiding 49 Theoriebron De ontwikkelingsgebieden Inleiding 51

51

54

co

py r

Theoriebron Invloeden op de ontwikkeling Inleiding 54

Theoriebron Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen Inleiding 55 Theoriebron Het belang van een goede hechting Inleiding 57 Theoriebron De baby in ontwikkeling Inleiding 60

55

57

60

Theoriebron De dreumes in ontwikkeling Inleiding 64

64

Theoriebron Taalstimulering bij de baby en de dreumes Inleiding 66

66

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.v .

Inleiding

du

'A

ct ie

fb

Voor een pedagogisch werker is kennis van de ontwikkelingsfasen en de ontwikkelingsgebieden die daarbij horen essentieel. Hierdoor weet de pedagogisch werker wat aansluit bij de ontwikkeling waarin het kind zich op dat moment bevindt, en hoe het kind gestimuleerd kan worden tot verdere ontwikkeling. In deze cursus richten we ons op de ontwikkelingspsychologie in het algemeen. Ook leggen we accenten op de ontwikkeling en ontwikkelingsstimulering van de baby en de dreumes (0-30 maanden).

tE

Leerdoelen

ig h

• Je kent de drie belangrijke leertheorieën van de ontwikkelingspsychologie. • Je kent de vijf ontwikkelingsgebieden. • Je kent de factoren en de voorwaarden voor ontwikkeling, vooral bij baby’s en dreumesen. • Je kunt de ontwikkeling van de baby en dreumes herkennen en je kunt de ontwikkeling

py r

Beoordeling

co

Beoordelingsformulier <

4

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn actieve deelname aan de lessen en nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

.v .

Planningsformulier <

fb

Beroepsproduct 1: Maak de ontwikkeling zichtbaar

ct ie

Kies per groepje een van de vijf ontwikkelingsgebieden. Maak een informatieposter over de ontwikkelingen die passen bij het gebied dat jullie gekozen hebben van kinderen van 0 tot 30 maanden. Gebruik weinig tekst. Zoek bij elke ontwikkelingsfase een beeld. De poster moet informatief en bruikbaar zijn voor moeders die niet de Nederlandse taal spreken. Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert en overleg dit met je docent. Doe dit door er een taak voor aan te maken.

'A

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

ig h

• • •

Maak een planning en een taakverdeling. Maak een lijst van de ontwikkelingsfasen van het ontwikkelingsgebied dat jullie gekozen hebben van kinderen van 0 tot 30 maanden. Verdeel de ontwikkelingsfasen en stappen zo nodig in rubrieken (denk aan grove en fijne motoriek). Zoek bij elke fase minimaal één beeld. Verdeel de tekst en de beelden zo over de poster dat het een logisch geheel wordt. Presenteer de poster aan de groep.

tE

• •

du

Eisen aan de uitvoering

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

py r

Eisen aan het beroepsproduct

co

De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus. • De poster bevat de juiste informatie: beeld en tekst kloppen. • De poster is presentabel: netjes, zonder taal- en spellingsfouten, overzichtelijk. • De poster is geschikt voor ouders van het kinderdagverblijf die geen Nederlands spreken.

5


Over deze cursus

.v .

Beroepsproduct 2: Ontwikkeling stimuleren doe je zo (hetzelfde groepje als bij beroepsproduct 1)

ct ie

fb

Je hebt een poster gemaakt van een van de vijf ontwikkelingsgebieden. Deze gebruik je bij dit beroepsproduct. Maak een activiteitenverzameling waarmee je de ontwikkelingen die beschreven staan op je poster kunt stimuleren. De vorm van de activiteitenverzameling mag je zelf bedenken: een waaier, een boekje, losse kaartjes in een doosje, een folder, een app, enzovoort. Het moeten minimaal vijftien activiteiten zijn. Beschrijf: • hoe de activiteit wordt uitgevoerd • aantal deelnemers aan de activiteit (in een groepje of individueel) • wat er gestimuleerd wordt (welk ontwikkelingsgebied) • voor welke leeftijd de activiteit bedoeld is • met welk materiaal er gewerkt wordt • in welke ruimte de activiteit gedaan kan worden.

'A

Test je product uit op een ander groepje voordat je het inlevert. Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert en overleg dit met je docent. Vul deze datum in op je planningsformulier.

ig h

• •

Maak een planning en een taakverdeling. Bestudeer je poster en maak een verzameling van activiteiten. Zoek bronnen met nog meer activiteiten die passen bij het ontwikkelingsgebied. Maak een definitieve lijst van minimaal vijftien activiteiten en werk deze uit. Bedenk een vorm waarin je de activiteiten wilt gaan verzamelen. Laat de activiteiten die jullie bedacht hebben aan een ander groepje lezen en vraag of zij vragen willen opschrijven over jullie product. Pas je product aan met behulp van de vragen die er nog waren. Lever je beroepsproduct in bij je docent.

tE

• • • • • •

du

Eisen aan de uitvoering

Eisen aan het beroepsproduct

py r

De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus.

co

6

• •

De activiteitenverzameling bestaat uit minimaal vijftien activiteiten die het ontwikkelingsgebied, uitgewerkt op de poster, stimuleren. Elke activiteit is uitgeschreven volgens de in de opdracht gegeven onderdelen. De activiteitenverzameling ziet er presentabel uit (netjes, zonder spel- en taalfouten, overzichtelijk) en heeft een duidelijke vorm.


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Kleine kinderen leren kennen

.v .

Weet jij wat een baby allemaal al kan? Vertel wat een kind al kan als het zes maanden is, op de eerste verjaardag en wanneer een kind achttien maanden is. Bijvoorbeeld: kunnen lopen, praten, zichzelf aankleden, eten en spelen.

fb

Zes maanden

ct ie

Eén jaar

Opdracht 2

Vader en moeder

'A

Achttien maanden

Opdracht 3

du

Ouders zijn, zeker voor kleine kinderen, belangrijke mensen. Brainstorm over waarom het voor kleine kinderen belangrijk is om de ouders steeds dichtbij te hebben.

Waar heb jij je talent vandaan?

co

py r

ig h

tE

Soms lijk je op je vader, op je moeder, of op een ander familielid. Geef aan waarin je op iemand lijkt, of waarin je juist op ‘niemand’ lijkt. Zou dit allemaal aangeboren of aangeleerd zijn?

7


Ontwikkelingspsychologie

Ontwikkelingspsychologie

.v .

Inleiding

ct ie

Leerdoelen

fb

Sommige mensen zijn nieuwsgierig naar waarom mensen zich verschillend gedragen: waarom leert de een anders dan de ander? Zij stellen zichzelf lastige vragen en onderzoeken uitgebreid wat het antwoord kan zijn. In de psychologie richt het onderzoek zich op het gedrag van de mens. Wat betekent menselijk gedrag? De ontwikkelingspsychologie richt zich op de manier waarop mensen leren en zich ontwikkelen. Drie belangrijke leertheorieën zetten we voor je op een rij, namelijk het behaviorisme, het cognitivisme en het constructivisme.

a. Wat onderzoekt een ontwikkelingspsycholoog?

tE

Theoriebron Ontwikkelingspsychologie <

Duik in de theorie

du

Opdracht 1

'A

Je kunt uitleggen: • wat de ontwikkelingspsychologie bestudeert • waarom deze wetenschap belangrijk is voor het pedagogisch werk • wat de hoofdlijnen van het behaviorisme, cognitivisme en constructivisme zijn, en je kent de belangrijkste termen.

b. Noem drie andere wetenschappen, die eindigen op ‘–ogie’ en noteer wat ze bestuderen.

py r

ig h

c. Waarom is het voor de uitoefening van het beroep belangrijk dat je kennis en inzicht hebt in de ontwikkeling van het kind?

co

d. Wat wordt er met menselijk gedrag bedoeld?

Opdracht 2

Wat neem je waar? a. Neem dertig seconden de tijd om in stilte het lokaal waar te nemen (waarnemen = zien, horen, ruiken, proeven, voelen). Na dertig seconden noteer je wat je hebt waargenomen.

b. Vergelijk wat je hebt opgeschreven en bespreek de verschillen en de overeenkomsten.

8


Ontwikkelingspsychologie

Opdracht 4

Niveau 4 Bekijk het filmpje ‘Gedrag en wetenschap - Kluger Hans’. Het filmpje gaat over het onbewust beïnvloeden van het gedrag van het paard. Kun je ook kinderen beïnvloeden door onbewust gedrag? Beschrijf of je kinderen wel of niet kunt beïnvloeden met subtiele gezichtsuitdrukkingen of gebaren.

.v .

Filmpje Gedrag en wetenschap Kluger Hans <

Verdiepingsopdracht Onbewuste beïnvloeding

Kwijlen

fb

Opdracht 3

ct ie

Beschrijf hoe het komt dat het hondje van Pavlov gaat kwijlen als de bel gaat.

du

Prikkel

Resultaat

tE

Gedrag aanleren

'A

Maak gebruik van onderstaand model. • Beschrijf onder gedrag wat je een hond kunt aanleren. • Beschrijf onder prikkel wat je doet om het de hond aan te leren (beloning). • Beschrijf onder resultaat wat het uiteindelijke resultaat is.

ig h

Doe hetzelfde over gedrag dat je een hond wilt afleren. Prikkel

Resultaat

co

py r

Gedrag afleren

Opdracht 5

Wat vind je ervan? a. Het behaviorisme gaat uit van het kind als onbeschreven blad. Schrijf in steekwoorden op wat je van dit uitgangspunt vindt.

9


Ontwikkelingspsychologie

b. Het behaviorisme gaat uit van het kind als onbeschreven blad. Schrijf in steekwoorden op wat je van dit uitgangspunt vindt.

Opdracht 6

.v .

c. Bespreek met elkaar in de groep jullie mening over het kind als onbeschreven blad.

Straffen of belonen?

ct ie

fb

a. Je wilt dat een kind (2,5 jaar) blijft zitten tijdens het eten. Vertel hoe je dit kunt aanpakken. Maak daarbij gebruik van de drie principes van het behaviorisme.

b. Beschrijf wat conditioneren betekent. Gebruik daarbij de woorden belonen en straffen.

'A

Vertel in groepjes van vier over een situatie toen je jong was waarin je beloond werd.

du

c. Welk effect had dat op jouw gedrag?

Vertel in groepjes van vier over een situatie toen je jong was waarin je gestraft werd.

Ben jij een model?

ig h

Opdracht 7

tE

d. Welk effect had dat op jouw gedrag?

a. Beschrijf wat een rolmodel is.

co

py r

b. Wie was een belangrijk rolmodel voor jou? Beschrijf bij elk rolmodel drie lessen die je van hem of haar geleerd hebt.

10

Als baby

Op de basisschool Nu


Ontwikkelingspsychologie

Wissel je antwoorden uit in groepjes van vier. Leg uit aan elkaar waarom het belangrijk is dat jij het goede voorbeeld geeft als je met kleine kinderen werkt.

Opdracht 9

Ga naar Testmoz.com. Log in als student en vul je naam in. Het wachtwoord is 567846. Maak nu de quiz.

.v .

Quiz op Testmoz.com <

Duik in de theorie

Hard of zacht eitje?

fb

Opdracht 8

Niveau 4 Bij het cognitivisme worden drie stappen beschreven in het verwerken van nieuwe kennis en ervaringen. Maak gebruik van deze stappen bij het beschrijven hoe je een ander gaat leren om een ei te koken.

ct ie

a. Stap 1:

'A

b. Stap 2:

Opdracht 10

du

c. Stap 3:

Duik in de theorie

tE

a. Beschrijf waar het constructivisme de nadruk op legt.

ig h

b. Beschrijf wat bedoeld wordt met de zone van de naaste ontwikkeling.

c. Beschrijf een voorbeeld waarin de zone van de naaste ontwikkeling naar voren komt.

co

py r

d. Beschrijf wat bedoeld wordt met ‘het leren gaat in wisselwerking met de omgeving’.

e. Beschrijf een voorbeeld waarin ‘het leren in wisselwerking met de omgeving’ naar voren komt.

f. Beschrijf wat bedoeld wordt met ‘het kind denkt zelfstandig na over de opgeslagen kennis’.

11


Ontwikkelingspsychologie

g. Beschrijf een voorbeeld waarin ‘het kind zelfstandig nadenkt over de opgeslagen kennis’.

Hoe leer jij? (groep)

.v .

Opdracht 11

Opdracht 12

fb

Welke van de drie theorieën, behaviorisme, cognitivisme of constructivisme, sluit het beste aan bij de manier waarop jij leert? Maak een keuze en leg deze uit aan je klasgenoten.

Nog een keer!

5. Vygotsky

2. Rolmodellen

6. Conditionering

3. Menselijk brein als computer

7. Langetermijngeheugen

du

4. Zone van naaste ontwikkeling

8. Wisselwerking met de omgeving Behaviorisme

ig h

tE

Ontwikkelingspsychologie

Opdracht 13

9. Doen van onderzoek

13. Menselijk gedrag

10. Straf en beloning

14. Hondje van Pavlov

'A

1. Piaget

ct ie

Welke term uit het lijstje hieronder past bij welke stroming? Zet het nummer van de term in de juiste kolom.

11. Oefenen en herhalen

15. Ontwikkeling van baby naar volwassene

12. Taal is belangrijk

16. Vaste methodes en regels

Cognitivisme

Constructivisme

Elke dag een sticker

co

py r

Niveau 4 Maak de verbinding tussen het behaviorisme en een beloningsysteem (bijvoorbeeld stickers geven bij goed gedrag) bij kinderen. Hoe denken behavioristen over een stickersysteem? Beschrijf dit.

12


Ontwikkelingsgebieden

Ontwikkelingsgebieden

.v .

Inleiding

fb

Ontwikkelingspsychologen maken onderscheid in gebieden waarin ieder mens zich ontwikkelt. Iedere levensfase kent zijn eigen ontwikkelingsstappen. Onderscheid is gemaakt in het lichamelijk ontwikkelingsgebied, cognitief en taalontwikkelingsgebied, sociaal en emotioneel ontwikkelingsgebied, expressie- en spelontwikkelingsgebied en het moreel ontwikkelingsgebied.

Leerdoelen

'A

Theoriebron De ontwikkelingsgebieden <

Duik in de theorie

a. Noteer waar het begrip ontwikkelen voor staat.

du

Opdracht 1

Je kunt benoemen wat ontwikkelen is en hoe een mens zich ontwikkelt. Je kunt beschrijven wat ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsstappen zijn. Je kunt de vijf ontwikkelingsgebieden benoemen. Je kunt per ontwikkelingsgebied uitleggen waarop het betrekking heeft. Je kunt voorbeelden bedenken bij elk ontwikkelingsgebied.

ct ie

• • • • •

tE

b. Er zijn drie factoren die ervoor zorgen dat een mens zich ontwikkelt. Schrijf op welke drie factoren dat zijn en geef bij elk een voorbeeld.

ig h

Factor

Voorbeeld

co

py r

c. Leg uit hoe elk van de factoren belangrijk is bij ‘het leren lopen’ van een kind. Factor

Leren lopen

Groeien

Rijping

Leren

13


Ontwikkelingsgebieden

Opdracht 2

Onderzoekje Vraag aan je ouder(s) of ze nog weet/weten wanneer jij je eerste stapjes zette, je eerste woordje sprak en kon fietsen zonder zijwieltjes. Leeftijd

.v .

Vaardigheid Lachen Zitten

fb

Kruipen Eerste woordje Eerste stapje

Fietsen zonder zijwieltjes Eerste keer alleen naar school lopen Eerste keer logeren

Naar zwemles

Ontwikkelingstaken

du

Opdracht 3

'A

Eerste keer brood smeren/snijden

ct ie

Zelf eten

tE

Niveau 4 Ga op zoek naar de ontwikkelingstaken van de kleuter, het schoolkind en de puber. Schrijf per leeftijdsfase vijf ontwikkelingstaken op. Kleuter

ig h

1

py r

2

3

co

4

14

5

Schoolkind

Puber


Ontwikkelingsgebieden

Opdracht 4

Maria Montessori

Geel zien van activiteiten

ct ie

Opdracht 5

fb

.v .

Niveau 4 Onderzoek wie Maria Montessori was en beschrijf drie belangrijke kenmerken van haar onderwijsmethode.

Benodigdheden: geeltjes (post-its) en de ontwikkelingsgebieden geschreven op een A4’tje per gebied.

du

'A

De mens ontwikkelt zich op vijf gebieden: • de lichamelijke ontwikkeling • de cognitieve en taalontwikkeling • de sociale en emotionele ontwikkeling • de expressie en spelontwikkeling • de morele ontwikkeling.

Opdracht 6

tE

a. Bedenk voor elk ontwikkelingsgebied een activiteit (hoe werk je aan dit ontwikkelingsgebied?) en schrijf deze op een geeltje (één activiteit per geeltje). b. Op het teken van de docent vormen jullie groepjes van vier en maak je vijf verzamelingen van de activiteiten, één voor elk ontwikkelingsgebied. Plaats de juiste activiteiten bij het juiste ontwikkelingsgebied.

Duik in de theorie

ig h

a. Noteer welke vier onderdelen vallen onder de lichamelijke ontwikkeling. 1.

2. 3.

co

py r

4.

b. Wat is het verschil tussen fijne en grove motoriek?

c. Welke motoriek ontwikkelt zich het eerste, denk je? Leg je antwoord uit.

15


Ontwikkelingsgebieden

d. Noem drie activiteiten waarbij de grove motoriek gebruikt wordt. 1. 2.

e. Noem drie activiteiten waarbij de fijne motoriek gebruikt wordt. Bijvoorbeeld: 1.

fb

2. 3. f. Welke zintuigen heeft een mens?

ct ie

1.

.v .

3.

2. 3. 4.

'A

5.

Opdracht 7

Stellingenspel

du

g. Onder welke ontwikkeling valt het respectvol leren omgaan met de eigen en andere sekse?

Stap 1: Wijs een gespreksleider aan en een tijdbewaker. Stap 2: De gespreksleider leest de stelling voor. Hij vraagt aan iedereen die vóór deze stelling is om rechts in het lokaal te gaan staan en wie tegen de stelling is om links in het lokaal te gaan staan. Stap 3: De gespreksleider vraagt toelichting aan mensen die voor de stelling zijn en aan mensen die tegen de stelling zijn. Stap 4: De tijdbewaker waarschuwt wanneer tien minuten om zijn. Stap 5: De gespreksleider vraagt of iemand wil wisselen van plek (van voor naar tegen of andersom). Stap 6: De gespreksleider neemt weer stap 2, enzovoort.

ig h

• •

tE

Niveau 4 Ga met elkaar in discussie.

py r

• • •

co

Elke stelling wordt maximaal tien minuten besproken. Stelling 1: De seksuele ontwikkeling begint in de puberteit. Stelling 2: Kinderen mogen geen doktertje spelen. Stelling 3: Iemand met een verstandelijke beperking mag geen seks hebben.

Opdracht 8

Duik in de theorie a. Geef een ander woord voor cognitief:

16


Ontwikkelingsgebieden

b. Wat valt er onder de cognitieve ontwikkeling? Noem drie onderdelen. 1. 2.

Opdracht 9

.v .

3.

Waar of niet waar?

fb

a. Waarom is taal belangrijk voor de denkontwikkeling? Beschrijf dit in je eigen woorden.

ct ie

Lees de volgende zinnen en geef aan of deze waar of niet waar zijn. b. Vanaf de geboorte leert de baby zijn taal te ontwikkelen. WAAR / NIET WAAR Schrijven en lezen vallen ook onder de taalontwikkeling. WAAR / NIET WAAR

'A

De taalontwikkeling valt onder de zintuiglijke ontwikkeling. WAAR / NIET WAAR

Opdracht 10

du

Het kunnen leren valt niet onder de cognitieve ontwikkeling. WAAR / NIET WAAR

Sociaal zijn, wat vind je ervan?

tE

a. Leg uit wat sociale ontwikkeling inhoudt.

ig h

b. Vind jij sociale vaardigheden belangrijk? Leg je antwoord uit.

Wat staat er op nummer één? a. Maak een lijst met vijftien voorbeelden van niet-wenselijk gedrag, dat je kunt tegenkomen in je werk bij cliënten of kinderen.

co

py r

Opdracht 11

1.

Schelden

9.

2.

10.

3.

11.

4.

12.

5.

13.

6.

14.

7.

15.

8.

17


Ontwikkelingsgebieden

b. Maak een groepje van drie à vijf personen. Bespreek de lijsten met niet-wenselijk gedrag. Wat vindt iedereen het ergste gedrag? Maak een top drie, waar iedereen het mee eens is. Nummer 1 is het ergste gedrag. 1.

.v .

2. 3.

Opdracht 12

Ik voel me zo ...

ct ie

fb

a. Schrijf zo veel mogelijk emoties op die je kunt bedenken. Je krijgt één minuut de tijd.

'A

Om de beurt noem je hardop een emotie die je hebt opgeschreven. Iemand schrijft de emoties op het bord en zet streepjes achter de emotie als anderen deze ook opgeschreven hebben.

du

Als je een emotie hebt genoemd die niemand heeft bedacht telt hij voor twee punten. Heeft iemand anders de emotie ook staan, dan krijg je één punt. b. Wie heeft de meeste punten?

tE

c. Welke emotie roept dit op bij de winnaar en welke bij de verliezer?

ig h

Bekijk de lijst met emoties en kies twee emoties die je moeilijk vindt om mee om te gaan. Kies ook twee emoties die je gemakkelijk vindt om mee om te gaan. Bespreek in tweetallen waarom je deze emoties gekozen hebt en waarom je deze emoties gemakkelijk of moeilijk vindt om mee om te gaan.

Opdracht 13

Duik in de theorie

py r

a. Wat betekent het woord expressie?

co

b. Noem de vijf gebieden van expressie. 1. 2. 3. 4. 5.

18


Ontwikkelingsgebieden

Opdracht 14

Smile!

.v .

Niveau 4 Ga op zoek naar pictogrammen/een poster waarop zestien of meer emoties staan afgebeeld. Je kunt bij Google Afbeeldingen pictogrammen/emoties intypen en je wordt verwezen naar voorbeelden. Bedenk per emotie één speelse werkvorm en gebruik de emotiekaart(en) erbij. Doel: het stimuleren van de emotionele ontwikkeling. Doelgroep: eigen keuze. Activiteit (doel: stimuleren van emotionele ontwikkeling)

fb

Emotie 1. 2.

ct ie

3. 4. 5. 6. 7.

'A

8. 9.

11. 12.

tE

13.

du

10.

14. 15.

ig h

16.

co

py r

Wissel je ideeën uit met de andere groepjes. Maak per emotie een A4’tje met het pictogram en de bedachte activiteiten. Bundel de A4’tjes en maak voor iedereen een afdruk. Jullie hebben nu een emotieboek gemaakt!

Opdracht 15

Welke X-factor heb jij? De X-factor pitch: Neem tien minuten de tijd om voor te bereiden. Iedereen krijgt maximaal drie minuten om de groep het volgende te vertellen: a. Welk expressiegebied past het beste bij jou? b. Waar houd je van om naar te kijken of te luisteren? c. Wat doe je zelf graag? d. Geef een kort voorbeeld (zing/dans/acteer/dicht …).

19


Ontwikkelingsgebieden

Opdracht 16

Leven is spelen Maak tweetallen. Geef allebei een voorbeeld uit je jeugd bij elke spelvorm. Voorbeelden

.v .

Sensomotorisch spel Bewegingsspel

fb

Exploratief en constructiespel

Bordspelen/kaartspelen met regels Vul het schema aan met voorbeelden.

Sensomotorisch spel

Exploratief en constructiespel

Geleid spel

du

Bewegingsspel

Begeleid spel

'A

Vrij spel

ct ie

Fantasie- en rollenspel

tE

Fantasie en rollenspel

ig h

Bordspelen/kaartspelen met regels

Opdracht 17

Goed en kwaad

py r

a. Waarop richt de morele ontwikkeling zich?

co

b. Wat doet het geweten?

20

c. Denk terug aan toen je zelf 8 - 10 jaar was en in een situatie was dat je je trots voelde. Beschrijf de situatie.


Ontwikkelingsgebieden

d. Beschrijf het gedrag van de volwassene(n) in de situatie dat je je trots voelde toen je 8-10 jaar was.

fb

.v .

e. Beschrijf jouw gedrag in de situatie dat je je trots voelde toen je 8 - 10 jaar was.

ct ie

f. Denk terug aan toen je zelf 8 - 10 jaar was en in een situatie was dat je je schuldig voelde.

g. Wat is de belangrijkste regel die je geleerd hebt van je vader toen je jong was?

Opdracht 18

Wat is de belangrijkste regel die je zelf aan je kind wilt leren, wanneer je kinderen krijgt?

tE

i.

du

'A

h. Wat is de belangrijkste regel die je geleerd hebt van je moeder toen je jong was?

Zo zijn onze manieren

ig h

Niveau 4 Stel, je gaat werken in een kinderdagverblijf op een peutergroep. Er staan nog geen regels op papier over de eetsituatie. De manager heeft jou gevraagd of je de regels wilt opstellen. Je opdracht is: maak een lijst van tien regels die bij de eetsituatie passen.

py r

a. Stap 1: Welke regels zijn er bij jou thuis rond de eetsituatie? Noteer deze.

co

b. Stap 2: Beschrijf wat je denkt dat de groep nodig heeft aan regels. Noteer deze.

c. Stap 3: Bespreek met elkaar de ideale eetsituatie in een peutergroep. d. Stap 4: Bepaal de tien regels, schrijf de regels op een flap en presenteer ze aan de groep.

Opdracht 19 Website Coggle <

Nog een keer Je gaat een mindmap maken over de vijf ontwikkelingsgebieden. Plaats bij ieder ontwikkelingsgebied vijf steekwoorden.

21


Invloeden op de ontwikkeling

.v .

Invloeden op de ontwikkeling Inleiding

ct ie

Leerdoelen

fb

De ontwikkelingen spelen zich op alle gebieden tegelijk in ons af. Hoe iemand zich ontwikkelt, hangt af van meerdere factoren. Van je aanleg, je temperament maar ook van je opvoeding, de omgeving waar je woont en van je ervaringen. In deze theoriebron leer je wat er invloed heeft op de ontwikkeling van een mens.

• Je kunt uitleggen hoe de verschillende ontwikkelingsgebieden elkaar beïnvloeden. • Je kunt de verschillende factoren beschrijven die van invloed zijn op de ontwikkeling

Aangeboren, aangeleerd

'A

Opdracht 1

a. Noem vijf eigenschappen die je bij je geboorte hebt meegekregen.

2. 3. 4.

tE

5.

du

1.

ig h

b. Van welke kant van de familie komen deze eigenschappen? Van wie heb je dit?

py r

c. Een kind wordt geboren met een eigen temperament. Waarin uit zich dit temperament?

co

d. Leg uit hoe verschillend kinderen kunnen reageren op hun omgeving.

22

e. Leg uit hoe verschillend kinderen kunnen reageren op nieuwe situaties.


Invloeden op de ontwikkeling

f. Kun je het de kinderen kwalijk nemen dat ze een moeilijk temperament hebben? Licht dit toe.

fb

Opdracht 2

.v .

g. Kun je temperament veranderen? Licht dit toe.

Aangeleerd

Hoe ging dit thuis?

'A

Opdracht 3

ct ie

Vertel in eigen woorden hoe de opvoeding de ontwikkeling van het kind beïnvloedt.

du

Verdeel de groep in kleine groepjes. De indeling is naar de plaats in je gezin thuis: de oudste kinderen, de jongste kinderen, de enigst kinderen, de middelste kinderen bij elkaar. Wissel met elkaar de overeenkomsten en verschillen uit over: 1. de verantwoordelijkheid die je kreeg als kind 2. de vrijheid die je kreeg.

ig h

tE

a. Vergelijk de antwoorden op 1 en 2 met wat je jongere/oudere broers en zussen mochten. Noteer je antwoorden.

co

py r

b. Vergelijk in de grote groep of jullie verschillen hebben kunnen vaststellen op basis van je plaats in de kinderrij.

Opdracht 4

Van je vrienden moet je het hebben Leg uit hoe ieder mens beïnvloed wordt door zijn/haar vrienden/relaties.

Opdracht 5

Vriendschap is … Neem een flap-overpapier en verdeel het in vier gelijke vlakken. Ga met vier personen elk aan één kant zitten. Iedereen schrijft het woord vriendschap op. Schrijf daarbij zo veel mogelijk woorden op die bij je opkomen. Neem vijf minuten de tijd.

23


Invloeden op de ontwikkeling

Bespreek met elkaar de woorden en omcirkel de woorden waarmee iedereen het eens is. Maak een omschrijving:

Wonen en opvoeding

fb

Opdracht 6

.v .

Vriendschap is … (gebruik een of meer van de woorden die jullie opgeschreven hebben en waar iedereen het mee eens is).

ct ie

a. Is Nederland een eerste-, tweede- of derdewereldland? Leg uit waarom je dit vindt.

du

'A

b. Noem 24 verschillende bevolkingsgroepen die in Nederland wonen.

Opdracht 7

tE

c. Beschrijf jouw ideale opvoedsituatie. Hoe zien de omstandigheden in het gezin, de buurt, de vriendschappen, het land, eruit? Je mag het ook tekenen en er woorden bij zetten. Gebruik hiervoor ongeveer één A4.

Rijke en arme landen

ig h

Omschrijf hoe men in een arm en in een rijk land omgaat met de thema’s in de linkerkolommen van het schema.

py r

Voedsel

co

Opleiding

24

Gezondheid

Arm land

Rijk land


Invloeden op de ontwikkeling

Wonen

Opdracht 8

fb

.v .

Werk

Opa is overleden, wat nu?

a. Welk reactie is het meest passend?

ct ie

Situatieschets: Op de peuterspeelzaal komt een vader zijn zoon brengen, de driejarige Jacob. Hij vertelt dat Jacob een dag eerder bij de begrafenis van opa was.

du

'A

Je condoleert de vader en zegt tegen Jacob: ‘Kom, dan laat ik je een nieuw speeltje zien.’ Je condoleert de vader en vraagt hoe Jacob gereageerd heeft. Je betrekt Jacob in het gesprek. Je gaat door de knieën, kijkt Jacob aan en zegt: ‘Is opa doodgegaan, wat zielig voor je, kom maar lekker knuffelen.’

Opdracht 9

Opgroeien in een slechte wijk Niveau 4 Lees het artikel ‘Opgroeien in een slechte wijk’ en bepaal voor jezelf waar je het wel en niet mee eens bent. Ga met elkaar in discussie, zijn jullie het over dezelfde dingen eens of oneens?

co

py r

ig h

Artikel Opgroeien in een slechte wijk via Kennislink.nl <

tE

b. Leg uit waarom je deze keuze hebt gemaakt.

25


Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen

.v .

Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen Inleiding

fb

Voor een jong kind zijn er belangrijke voorwaarden om zich te kunnen ontwikkelen. Denk maar aan het verschil van omgeving. Of hoe gaat iemand met het kind om? Is er spelmateriaal? En mag een kind experimenteren?

ct ie

Leerdoelen

• Je kunt aangeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan zodat een kind zich goed kan ontwikkelen.

Opdracht 1

Toezicht

du

'A

Niveau 4 In Amerika zijn ouders onder toezicht gesteld van jeugdzorg, omdat zij hun kinderen van tien jaar zonder toezicht van huis naar de speeltuin lieten lopen en alleen in de speeltuin lieten spelen.

tE

a. Geef hierover je mening.

ig h

b. Leg dit uit: angstige ouders maken angstige kinderen.

Lekker spelen

py r

Opdracht 2

co

a. Waarom is spelen belangrijk voor de ontwikkeling?

26

b. Wanneer wordt het kind beperkt in het spel?


Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen

Opdracht 3

Ongelooflijk

Kind leeft acht jaar in kippenhok

fb

.v .

Na acht jaar verblijf in een kippenhok wordt de 9-jarige Maria Isabel Quaresma uit Portugal door haar moeder teruggebracht in de buitenwereld. Het kind kan slechts piepende geluiden voortbrengen en beweegt haar armen alsof het vleugels zijn. De moeder had het kind opgesloten na de dood van haar vader en acht jaar lang gevoerd met kippenvoer, voornamelijk maïs en koolresten. De vrijlating volgt op een verhaal in de lokale krant Diário de Notícias. Bron: NRC Handelsblad, 1 juli 1980.

ct ie

a. Op welke ontwikkelingsgebieden heeft het kind een achterstand opgelopen?

du

'A

b. Geef bij elk ontwikkelingsgebied een voorbeeld waarin de achterstand naar voren komt.

Opdracht 4

tE

c. Denk je dat het kind de achterstand nog kan inhalen? Leg je antwoord uit.

De moeder van Christel vraagt advies

ig h

Niveau 4 Situatieschets: Je gaat op huisbezoek bij de moeder van Christel, een baby van twee maanden. De moeder vraagt aan jou of ze wel voldoende kan bieden aan Christel zodat ze zich goed ontwikkelt.

co

py r

Schrijf een advies van minimaal één A4 voor de moeder waarin je de voorwaarden voor ontwikkeling uitlegt met voorbeelden. Gebruik voorbeelden uit de verschillende ontwikkelingsgebieden. Schrijf in correct Nederlands.

27


Het belang van een goede hechting

.v .

Het belang van een goede hechting Inleiding

Leerdoelen

Je kunt uitleggen hoe belangrijk koestering en aanraking is voor een kind. Je kunt benoemen en uitleggen wat Bowlby heeft geschreven in zijn hechtingstheorie. Je kunt de voorwaarden voor een veilige hechting omschrijven. Je kunt uitleggen welk effect een onveilige hechting kan hebben op het gedrag van iemand. • Je kunt de oorzaken van een onveilige hechting benoemen en uitleggen. • Je kunt de uitingsvormen van onveilige hechting uitleggen die kunnen ontstaan als een kind opgroeit. • Je kunt manieren aangeven waarop je goed kunt omgaan met kinderen die onveilig gehecht zijn.

Opdracht 1

Aapje, aapje

Bekijk het filmpje ‘Gedrag en Wetenschap - Psychologie’. In het filmpje zie je het zogenaamde surrogaatmoederexperiment van Harry Harlow. a. Wat vind je van de experimenten die in het filmpje gedaan worden?

ig h

Theoriebron Het belang van een goede hechting <

tE

du

'A

• • • •

ct ie

fb

Het is nog niet zo lang bekend hoe belangrijk het is voor ieder mens om zich als jong kind goed te kunnen hechten aan de ouders en vaste verzorgers. De Britse psycholoog Bowlby heeft een theorie, waarin hij beschrijft hoe belangrijk een goede hechting is voor het overleven van het kind. Voor een veilige hechting zijn een aantal voorwaarden essentieel. Een onveilig gehecht kind toont dit in zijn gedrag. Er zijn meerdere oorzaken voor te noemen. Als je in je werk een kind tegenkomt dat onveilig is gehecht kun je niets forceren, neem de tijd om een vertrouwensrelatie op te bouwen.

b. Hoe reageert het aapje als het moet kiezen tussen drinken en koestering?

co

py r

Filmpje Gedrag en Wetenschap Psychologie <

c. Wat leren wij hiervan over het omgaan met baby’s?

d. Kun je uitleggen waarom het voor kleine kinderen geen goede straf is om het kind helemaal apart te zetten?

Vroeger werden couveusekinderen heel lang gescheiden van de vader en moeder uit angst voor infecties. Nu zijn er allerlei manieren waarop de moeder en vader hun kindje toch kunnen koesteren en aanraken.

28


Het belang van een goede hechting

e. Waarom is dit zo belangrijk voor het kindje en voor een goede relatie met de ouders?

.v .

Vanaf 3:30 minuten zie je de aapjes in het wild.

fb

f. Wanneer krijgt het kleintje een tik?

g. Wat voor invloed heeft het contact met soortgenoten op het aapje?

Is het klauteren en springen van de aapjes aangeboren of aangeleerd? Leg je antwoord

'A

i.

ct ie

h. Niveau 4: Leg uit waarom de moeder belangrijk is voor het aapje om op verkenning uit te gaan.

Opdracht 2

Stress

du

uit.

tE

Uit een onderzoek bij baby’s van vijftien maanden oud blijkt dat de relatie die de baby opbouwt met zijn of haar moeder heel belangrijk is. Baby’s die een goede relatie hebben ontwikkeld met hun moeder, ervaren minder lichamelijke stress in angstige situaties dan baby’s met een minder goede relatie. Dit blijkt uit een promotieonderzoek van Hedwig van Bakel, zij promoveerde op 4 mei 2002 aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.

ig h

a. Kun je uitleggen aan de hand van de hechtingstheorie van Bowlby waarom een goede band zo belangrijk is?

co

py r

b. Wie is de gehechtheidspersoon in de bovenstaande tekst? c. Wat is de bijdrage van een baby in het tot stand komen van een goede hechting?

d. Wat geeft een goede hechting met de verzorgers aan een baby als hij/zij later opgroeit?

29


Het belang van een goede hechting

Opdracht 3

Duik in de theorie

.v .

a. Aan welke voorwaarden moet je als opvoeder voldoen om een kind veilig te laten hechten?

ct ie

fb

b. Geef voorbeelden van gedrag dat een opvoeder moet laten zien om een veilige hechting tot stand te brengen.

c. Welke kenmerken heeft een kind dat veilig gehecht is?

Filmpje Still Face Experiment: Dr. Edward Tronick <

Reactie op de moeder

Bekijk het filmpje ‘Still Face Experiment’. In dit filmpje zie je hoe het kind reageert op de moeder als ze op de vertrouwde warme manier reageert. Daarna wordt de moeder gevraagd om niet te reageren op het kind. De reactie van het kind laat zien hoe groot de impact is van deze verandering.

tE

Opdracht 4

du

'A

d. Aan welk gedrag kun je een veilig gehecht kind herkennen als de hechtingsfiguur terugkeert na een periode van scheiding?

a. Aan welke voorwaarden wordt niet voldaan wanneer de moeder niet reageert op het

ig h

kind?

py r

b. Wat vind je van dit onderzoek? Bespreek dit met elkaar.

co

Opdracht 5

A, B of C? Baby Sam is ontroostbaar wanneer haar moeder weggaat. Het huilen houdt lang aan, zelfs als moeder weer terug is. a. Wat zou de juiste conclusie kunnen zijn uit de bovenstaande tekst? Sam is veilig gehecht. Sam is onveilig gehecht. Sam wil aandacht. b. Licht je antwoord toe.

Baby Bas kijkt niet op of om als zijn moeder weggaat. Ook als zij terugkomt reageert Bas nauwelijks.

30


Het belang van een goede hechting

.v .

c. Wat zou je kunnen concluderen uit bovenstaande tekst? Bas is onveilig gehecht. Bas is veilig gehecht. Bas is een zelfstandige baby. d. Licht je antwoord toe.

Duik in de theorie

fb

Opdracht 6

ct ie

a. Benoem vijf oorzaken van onveilige hechting waarbij de oorzaak ligt bij de ouders.

'A

b. Leg het verband uit tussen de factoren genoemd bij de vorige vraag en een onveilige hechting.

c. Benoem vier oorzaken van onveilige hechting waarbij de oorzaak ligt bij het kind.

2. 3.

tE

4.

du

1.

ig h

d. Leg het verband uit tussen de factoren genoemd bij de vorige vraag en een onveilige hechting.

Opdracht 7

Wat doe je nu? Gedragsuitingen bij onveilige hechting

py r

Vul onderstaande tabel verder in met gedragingen die kinderen kunnen laten zien wanneer zij onveilig gehecht zijn. Onveilig

Veilig

co

Niet op onderzoek uitgaan

31


Het belang van een goede hechting

Opdracht 8

Situatie: Janniek van 11 is lid van de sportvereniging De Hollandse leeuw. Jij geeft de trainingen aan de groep. Daarbij houdt Janniek zich afzijdig en reageert niet als de trainer iets vraagt of zegt. Ze doet actief mee met de groep, maar is erg snel op haar tenen getrapt en loopt dan boos weg.

.v .

Werkmodel Stappenplan <

Werken met kinderen die onveilig gehecht zijn

Werkmodel Filmscript <

Filmpje

Niveau 4 Maak een informatiefilmpje van drie minuten over Bowlby. Je maakt dit voor je collega’s in het pedagogisch werkveld als basis voor een gesprek over hechting in een teamvergadering.

'A

Opdracht 9

ct ie

Bedenk drie manieren die absoluut niet gaan werken.

fb

Bespreek in tweetallen hoe je je op gaat stellen bij de volgende training. Je doel is daarbij om contact te maken met Janniek en uit te leggen dat je niet wilt dat ze wegloopt. Beschrijf je plan van aanpak in vijf stappen. Gebruik het Werkmodel Stappenplan.

co

py r

ig h

tE

du

De volgende elementen moeten in het filmpje naar voren komen: Inleiding: waar gaat het filmpje over? 1. Wie was Bowlby? 2. Wat heeft hij onderzocht? 3. Hoe heeft hij onderzoek gedaan? 4. Beschrijf zijn theorie. 5. Geef jouw mening over de theorie.

32


De baby in ontwikkeling

De baby in ontwikkeling

.v .

Inleiding

fb

Vanaf de geboorte groeit en ontwikkelt een baby zich razendsnel. De baby is afhankelijk van een stabiele relatie met verzorgers voor de emotionele en fysieke veiligheid. Baby’s zijn zowel kwetsbare als krachtige wezentjes en ze groeien het snelst in deze levensfase. Baby’s hebben een innerlijke drang tot groei, tot zelf doen en tot leren. Ze zijn gebaat bij vertrouwde mensen, een vertrouwde omgeving en een vast ritme. We bekijken alle ontwikkelingsgebieden en de stappen die de baby normaal gesproken maakt. Het is belangrijk te weten hoe je de taalontwikkeling van de baby stimuleert.

ct ie

Leerdoelen

a. Wat is een fontanel?

tE

Theoriebron De baby in ontwikkeling <

Duik in de theorie

du

Opdracht 1

'A

• Je hebt kennis van de verschillende ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsstappen van een baby. • Je kunt de ontwikkeling van een baby herkennen. • Je kunt de verzorging, de begeleiding en het activiteitenaanbod aanpassen aan de ontwikkeling van de baby.

b. Wat is de functie van de fontanel?

ig h

c. Waaruit bestaat het centraal zenuwstelsel?

co

py r

d. Hoe komt het centraal zenuwstelsel tot rijping?

e. Waarom moet een baby tussen de twaalf en achttien uur per dag slapen?

Opdracht 2

Het babyhoofdje a. Beschrijf wat er gebeurt met de fontanellen tijdens en na de bevalling.

33


De baby in ontwikkeling

Opdracht 3

fb

.v .

b. Niveau 4 Maak een tekening van het hoofd van een pasgeboren baby met de fontanellen.

De motorische ontwikkeling

ct ie

a. Wat is een reflexbeweging? b. Noem vier soorten reflexen.

Apgar-test

'A

Opdracht 4

0 punten

co

py r

ig h

tE

Onderdelen apgarscore

du

Niveau 4 a. Beschrijf wat de inhoud van de Apgar-test is.

b. Waarom wordt deze test afgenomen?

c. Vraag aan je moeder welke score jij had.

34

1 punt

2 punten


De baby in ontwikkeling

Opdracht 5

Wat kun je al? Zet de juiste leeftijd in maanden achter de mijlpalen. Gemiddelde leeftijd in maanden

.v .

Mijlpalen grove motoriek Kin oprichten Zit met steun

Kan zelf gaan zitten op de grond Kan zelf staan als hij zich vasthoudt aan meubel Kruipen

ct ie

Lopen met steun

fb

Zit in kinderstoel en pakt bewegend voorwerp

Kan traplopen met één hand vasthoudend Zelfstandig staan

Opdracht 6

'A

Zelfstandig lopen

Baby Anys

du

Baby Anys is elf maanden. Hij trekt zichzelf op en houdt zich vast aan de meubels. Hij kan ook zitten zonder steun. a. De moeder van Anys vraagt jou of Anys zich normaal ontwikkelt. Welk antwoord geef

tE

je haar?

ig h

b. De moeder van Anys maakt zich zorgen dat Anys nog niet zelfstandig kan lopen. Zijn zusje kon dat wel op deze leeftijd. Wat zeg je hierover tegen haar?

Duik in de theorie

co

py r

Opdracht 7

a. Welke drie tastzintuigen worden genoemd?

b. Kun je uitleggen waarom een baby die gaat wennen op het dagverblijf soms een kledingstuk van de moeder meekrijgt?

c. Waarom is het belangrijk dat baby’s in een rustige omgeving vertoeven?

35


De baby in ontwikkeling

d. Welke kleur speelgoed zou je een pasgeboren baby geven en waarom?

Opdracht 8

De sensomotorische ontwikkeling

.v .

a. Wat betekent sensomotorisch?

fb

b. Geef een voorbeeld van de oog-handcoördinatie in de dagelijkse beweging van de baby.

ct ie

c. Geef een voorbeeld van de mond-handcoördinatie in de dagelijkse beweging van de baby.

Opdracht 9

De seksuele ontwikkeling

'A

d. Geef een voorbeeld van de oog-voetcoördinatie in de dagelijkse beweging van de baby.

du

a. Waarom is het belangrijk de baby op schoot te houden terwijl je hem de fles geeft?

tE

Als de verzorging van de baby gebeurt met ‘sensitieve handen’ ervaart het kindje dat het lichaam prettig aanvoelt en dat het veilig is. Hiermee ontstaat een gezonde lichaamsbeleving die de basis vormt voor de verdere seksuele ontwikkeling.

ig h

b. Leg het begrip sensitieve handen uit.

c. In sommige organisaties is de regel dat je de baby verschoont met latex handschoentjes

py r

aan. Wat vind je hiervan en licht je mening toe.

d. Hoe noemen we de fase waarin kinderen alles in hun mond stoppen?

co

e. Niveau 4 Bij de baby gaat seksuele ontwikkeling niet over seks. Waar gaat het wel over?

Opdracht 10

Quiz Sensomotorische ontwikkeling op Testmoz.com <

36

Duik in de theorie Ga naar de quiz op Testmoz.com en log in als student met het wachtwoord: 568323. Maak de quiz.


De baby in ontwikkeling

Opdracht 11

Valt er iets te leren? a. Welke drie manieren van leren zijn er voor een baby?

.v .

b. Noem bij de volgende voorbeelden welke manier van leren de baby toepast:

De volwassene heeft de baby op de arm en praat met de baby. De baby maakt klanken leren.

fb

en beweegt de mond. Dit is

De baby zit in de kinderstoel en gooit telkens de pluche bal op de grond. Dit is leren. De baby trekt zich op aan de bank. Dit is

ct ie

leren.

'A

c. Niveau 4 Beschrijf bij de voorbeelden uit de vorige vraag wat de kinderen ervan leren.

Opdracht 12

du

d. Leg uit dat er meerdere manieren van leren tegelijk plaatsvinden aan de hand van het leren eten met een lepel.

Je kunt niet vroeg genoeg beginnen

tE

a. Zet bij de volgende voorbeelden de gemiddelde leeftijd erachter. Voorbeeld

Leeftijd

ig h

Eerste geluidje : baby’s luisteren specifiek naar de spraakgeluiden om hen heen en maken hun eerste klinkerachtige geluiden: uhuh-ahah.

co

py r

Brabbelen: de baby maakt meer bewust geluiden, bijvoorbeeld keelklanken, kraai-, kir- en keuvelgeluiden. Het kind reageert op de klanken die iemand tegen hem maakt. Sociaal brabbelen: de baby gaat onbewust de klanken imiteren, zegt soms toevallig een woordje. Het eerste woord: het kind bootst woorden en klanken na en begint de betekenis van woorden te begrijpen. Het kind begint te spreken in zinnen van één woord. Het woordje ‘pop’ kan betekenen: ‘Waar is de pop?’ of juist ‘Daar is de pop!’ Het kind heeft moeite om de woorden goed uit te spreken.

b. Niveau 4 Leg de begrippen actieve en passieve woordenschat uit.

37


De baby in ontwikkeling

Opdracht 13

We doen het samen Zet het juiste stukje tekst bij de juiste leeftijd. De baby toont zijn verlegenheid voor andere mensen door zijn gezichtje af te wenden.

0 - 3 maanden

Nu zijn de hersenen van de baby zover ontwikkeld dat hij ook begint te snappen en erop begint te vertrouwen dat de ouder/verzorger weer terugkomt.

ct ie

fb

.v .

0 maanden

De baby gaat zelf contact leggen door armen uit te strekken en geluid te maken.

3 - 4 maanden

De baby krijgt een voorkeur voor bepaalde volwassenen, reageert op signalen en zoekt zelf contact. Deze volwassenen zijn de hechtingsfiguren. Het kind zal vreemden afwijzen. Dit wordt wel eenkennigheid genoemd. De baby beseft wanneer de verzorger weggaat. Scheidingsangst ontstaat. Nabijheid van de hechtingsfiguur geeft een gevoel van veiligheid.

tE

du

'A

4 - 6 maanden

ig h

6 - 8 maanden

py r

8 - 12 maanden

co

12 - 24 maanden

Opdracht 14

Vanaf de geboorte is de baby gericht op het contact met de opvoeders.

De baby gaat de vaste verzorgers herkennen. De baby gaat lachen en kijken naar mensen die met hem praten.

Huilend a. Geef zeven redenen waarom baby’s kunnen huilen. 1. 2. 3.

38

Het maakt voor een baby nog weinig uit wie de volwassenen zijn die voor hem zorgen.


De baby in ontwikkeling

4. 5. 6.

.v .

7.

c. Wanneer laten kinderen de sociale glimlach zien?

Laten we spelen

ct ie

Opdracht 15

fb

b. Wat is de sociale glimlach?

a. Wat wordt bedoeld met de presymbolische fase?

'A

b. Noem twee vormen van spel.

du

Bedenk in groepjes van drie zo veel mogelijk spelmaterialen die passen bij de twee spelvormen. Je krijgt tien minuten de tijd. Verzamel met de klas alle spelletjes op een lijst (zonder dubbelingen).

Opdracht 16

tE

c. Welk groepje had de meeste spellen verzonnen?

Zonder gevaar

De baby kent geen gevaar. Wanneer je voor een baby moet zorgen moet je goed opletten en het kind beschermen.

ig h

a. Noem vijftien mogelijke gevaren. Geef voor elk gevaar dat je hebt genoemd een oplossing. Gevaar

Oplossing

co

py r

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.

10. 11.

39


De baby in ontwikkeling

Gevaar

Oplossing

12. 13.

.v .

14. 15.

fb

Lees het gedrag van het kind en beschrijf in een zin hoe je dit kunt ombuigen naar gedrag dat je wilt zien:

d. Kind knijpt opvoeder.

e. Kind krijst in de winkel.

Bekijk het filmpje ‘Twin babies adorably perform Irish dance’. Ouders vragen advies aan jou over de aanschaf en het gebruik van een babybouncer. Maak een lijst van zo veel mogelijk voor- en nadelen van het gebruiken van een babybouncer. Denk daarbij aan: • het effect van de babybouncer op alle ontwikkelingsgebieden • of het wel of niet goed voor de ontwikkeling is.

ig h

Filmpje Twin babies adorably perform Irish dance <

Geïntegreerde opdracht

tE

Opdracht 17

du

f. Kind klimt uit kinderstoel.

'A

c. Kind spuugt eten uit.

ct ie

b. Kind pakt speeltje af van ander kind.

co

py r

a. Ga op internet op zoek naar advies van deskundigen over dit onderwerp. Noteer welke sites je hebt gebruikt en op welke datum je ze bezocht hebt.

40

b. Niveau 4 Schrijf een advies voor de ouders en gebruik hiervoor de uitkomst van het onderzoek dat je gedaan hebt bij de vorige vraag.


De dreumes in ontwikkeling

.v .

De dreumes in ontwikkeling Inleiding

ct ie

fb

Zodra het kind zich vrij kan bewegen, opent zich een nieuwe wereld om te ontdekken. De dreumes leert enorm veel op alle gebieden. Hij wordt zich bewust van zijn eigen kracht, los van de volwassene. Hij blijft sterk afhankelijk van de verzorger voor zijn veiligheid en voeding. We bekijken alle ontwikkelingsgebieden en stappen, geschikte activiteiten met dreumesen en hoe je de taalontwikkeling van de dreumes stimuleert.

Leerdoelen

Opdracht 2

du

Theoriebron De dreumes in ontwikkeling <

Duik in de theorie

Maak vanuit het startwoord ‘de dreumes’ een mindmap van de vijf verschillende ontwikkelingsgebieden.

tE

Opdracht 1

'A

• Je hebt kennis van de verschillende ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsstappen van een dreumes. • Je kunt de ontwikkeling van een dreumes herkennen. • Je kunt de verzorging, de begeleiding en het activiteitenaanbod aanpassen aan de ontwikkeling van de dreumes.

Een nieuwe groep

ig h

Niveau 4 In kindercentrum Pietje Puk wordt een nieuwe dreumesgroep geopend. Je collega en jij maken ter voorbereiding een inventarisatie van spel- en ontwikkelingsmateriaal, dat geschikt is voor de leeftijdsgroep. Denk hierbij aan alle ontwikkelingsgebieden. Zorg dat je zo specifiek mogelijk de materialen beschrijft. Spelletjes

co

py r

Ontwikkelingsgebied

41


De dreumes in ontwikkeling

Spelletjes

Goed of fout: Wat kan de dreumes al?

du

Opdracht 3

'A

ct ie

fb

.v .

Ontwikkelingsgebied

Kan een dreumes... ? fietsen

tE

op zijn tenen staan

driewoordzinnen zeggen goed articuleren

in een groepje samen spelen

ig h

bouwen met blokjes, bakjes en steentjes parallelspel spelen imiteren

py r

zonder zijn ouders zijn met het hele lijf en door ervaring leren met een lepel eten begrijpen wat pijn betekent

co

zelfstandig de regels volgen

42

spelen dat hij een hondje is

Ja of nee


De dreumes in ontwikkeling

Opdracht 4

Ze bijt! Lees de casus en beschrijf zo nauwkeurig mogelijk hoe jij zou handelen in deze situatie.

'A

ct ie

a. Hoe zou jij reageren in Mariekes plaats?

fb

.v .

Alina is twintig maanden en valt op in de dreumesgroep omdat ze bijt. Marieke, de pedagogisch medewerkster, heeft al van alles geprobeerd om het bijten te stoppen. Ze heeft Alina apart gezet als het gebeurde. Ze heeft haar boos toegesproken. Tijdens het buitenspelen heeft ze haar in een buggy gezet. Niets lijkt te helpen. Op dinsdag na het fruit eten in de ochtend zet Marieke Alina naast de kinderstoel. Alina loopt naar Tom van zestien maanden en bijt in zijn arm. Marieke draait zich om als ze Tom hoort huilen. Er gaat van alles door haar hoofd, maar vooral: wat zal Tom zijn moeder boos zijn, en: Alina bijt expres.

tE

du

b. Formuleer drie tips voor Marieke om beter met deze situatie om te gaan.

co

py r

ig h

Niveau 4 c. Leg uit aan Marieke hoe het volgens jou komt dat Alina bijt, uitgaande van de ontwikkelingsfase waarin de dreumes zich bevindt.

d. Geef drie tips hoe Marieke kan reageren op de moeder van Tom.

e. Geef drie tips hoe Marieke kan reageren op de vader van Alina.

43


De dreumes in ontwikkeling

Opdracht 5

Speel een spel Bedenk bij ieder type spel twee activiteiten die je met de dreumes kunt doen: Activiteit 1

Activiteit 2

.v .

Sensomotorisch spel

fb

Bewegingsspel

ct ie

Exploratief en constructiespel

Opdracht 6

Beschrijf prosociaal gedrag

'A

Fantasie- en rollenspel

du

Schrijf voor de nieuwsbrief aan de ouders van het kinderdagverblijf een artikel van 400 woorden over: • Wat is prosociaal gedrag bij de dreumes? • Hoe kun je het prosociale gedrag als opvoeder aanmoedigen?

Vertel over prosociaal gedrag

ig h

Opdracht 7

tE

Geef concrete praktijkvoorbeelden in je verhaal.

Niveau 4 Maak een powerpointpresentatie voor de ouderavond over het thema ’prosociaal gedrag’. Behandel daarin de volgende vragen:

co

py r

1. 2. 3. 4.

44

Wat betekent het woord? Wat is prosociaal gedrag? Hoe ziet het gedrag eruit bij dreumesen? Hoe kun je als volwassene handelen?

Gebruik minimaal één filmpje ter ondersteuning. Presenteer de powerpointpresentatie aan de klas.


Taalstimulering bij de baby en de dreumes

.v .

Taalstimulering bij de baby en de dreumes Inleiding

ct ie

fb

Deze opdrachten gaat over waarom baby’s en dreumesen zich beter ontwikkelen als de (professionele) opvoeders de kinderen stimuleren en activeren. Ten eerste is het belangrijk dat het kind zich veilig en gehoord voelt en dat er wordt aangesloten bij de ontwikkeling. Daarnaast is van belang wat de opvoeder kan doen wanneer hij het kind wil stimuleren in de ontwikkeling. We leggen in deze opdrachte een accent op de taalontwikkeling.

Leerdoelen

Opdracht 2

Een bezoek aan de bibliotheek

Breng een bezoek aan de jeugdbibliotheek en ga op zoek naar geschikte boekjes voor de verschillende leeftijdscategorieĂŤn. Kies per leeftijdscategorie een boekje en geef een beschrijving volgens de instructie. Leeftijd

Titel + schrijver + thema

Illustraties en kleurgebruik

Waarom heb je dit boekje gekozen?

ig h

Theoriebron Taalstimulering bij de baby en de dreumes <

Ga naar Kahoot.it en log in met de volgende pincode: 703752. Hier vind je een quiz over taalstimulering bij de baby en de dreumes. Maak deze quiz.

du

Website Kahoot <

Kahoot quiz Taalstimulering

tE

Opdracht 1

'A

Je hebt kennis en de vaardigheid om de taalontwikkeling van de baby en de dreumes te stimuleren.

0 - 9 maanden

co

py r

9 - 12 maanden

12 - 18 maanden

18 - 30 maanden

45


Taalstimulering bij de baby en de dreumes

Opdracht 3

Boekenwurm Kies een thema en zoek er vier geschikte boekjes bij (0 - 30 maanden). Jullie werken één boekje verder uit, volgens onderstaande vragen. a. Welk boek heb je gekozen?

c. Welke kernwoorden haal je uit het boek?

fb

.v .

b. Waar gaat het boek over?

ct ie

d. Welke attributen zou je kunnen meenemen passend bij het thema?

e. Bedenk een bewegingsspel dat je kunt doen passend bij het thema.

'A

f. Bedenk een lied dat past bij het verhaal.

Eens of niet eens

tE

Opdracht 4

du

g. Welk spel met zintuigen kun je bedenken naar aanleiding van het verhaal?

ig h

Wijs een gespreksleider aan. Eén persoon bewaakt de tijd. Per stelling krijgen jullie vijf minuten om te discussiëren. Eén persoon schrijft steekwoorden op die later uitgewisseld worden met de groep. Discussieer met elkaar over de volgende stellingen: • Praten doe je MET de baby en niet OVER de baby. • Als babyleidster hoef je niet perfect Nederlands te spreken. • Zingen in de dreumesgroep is raar, want ze zingen toch niet mee. • Een dreumes begrijpt veel meer dan hij kan zeggen.

py r

Tot slot wissel je de steekwoorden uit met de hele groep.

Opdracht 5

co

Website Linoit <

46

Je eigen taalontwikkeling Maak je persoonlijke prikbord online over je eigen taalontwikkeling van 0-30 maanden. Gebruik Werkmodel Prikbord maken. Als je iets niet weet, vraag dan je ouders of verzorgers of zij het nog weten. • • • • • •

Ga naar Linoit en meld je aan met je zelfverzonnen gebruikersnaam (username) en wachtwoord (password). Maak een tekststicky met je eigen naam. Maak een fotosticky met een foto van jezelf als baby of dreumes. Schrijf op een tekststicky de klanken die je als eerste maakte en je leeftijd in maanden. Schrijf op een tekststicky je eerste woordje en je leeftijd in maanden. Schrijf op een tekststicky welke vijf woorden je favoriete woorden waren.


Taalstimulering bij de baby en de dreumes

Opdracht 6

Schrijf op een tekststicky je eerste tweewoordzin en je leeftijd in maanden. Schrijf op een tekststicky het woord/naam dat je had bedacht voor je knuffel/doekje. Voeg een fotosticky toe met een foto van de knuffel/doekje. Schrijf op een tekststicky de namen die je gaf aan je familieleden. Schrijf op een tekststicky woorden die je verkeerd uitsprak. Sla je prikbord op.

.v .

• • • • • •

Lieve pedagoog

fb

In het opvoedtijdschrift ‘Mama, ik word groot’ staat elke maand een vragenrubriek. Ouders sturen vragen in en een pedagoog geeft antwoord.

ct ie

Kies één van de vragen en schrijf een antwoord voor de ouder. Beschrijf eerst wat er aan de hand zou kunnen zijn (soms zijn er meer mogelijkheden). Geef hierna een advies, maar bedenk dat de briefschrijver een echte ouder is en wees zorgvuldig in je antwoord.

du

'A

a. Brief 1: ‘Beste pedagoog. Mijn baby is zes maanden oud. Zij is een lief meisje met mooie blonde krullen. Ze kijkt om zich heen maar is altijd heel stil. Als er mensen in haar buurt zijn kan ze goed glimlachen. Nu vraag ik mij af: is het wel goed dat mijn dochtertje geen klanken maakt? En moet ik hier iets aan gaan doen?’ b. Brief 2: ‘Beste pedagoog. Mijn zoontje van vijftien maanden kan al heel goed met woorden duidelijk maken wat hij wil. Zijn woorden zijn echter alleen door mij te begrijpen. Hij spreekt alle woorden verkeerd uit. Ik maak me daar zorgen over. Heeft hij een probleem of is dit gewoon gedrag?’

co

py r

ig h

tE

c. Niveau 4 Brief 3: ‘Beste pedagoog. Ik hoor van de pedagogisch medewerker op het dagverblijf dat mijn kind niet praat in de groep. Ook praat hij niet als de pedagogisch medewerker iets vraagt. Thuis doet hij dit wel. Wij spreken thuis Russisch met elkaar, kan dat er iets mee te maken hebben? En wat raadt u aan: moeten wij alleen Nederlands spreken met hem of kunnen we gewoon Russisch blijven spreken? Wij willen dat hij ook met zijn Russische opa en oma kan blijven praten.’ d. Brief vier: ‘Beste pedagoog. Mijn Joris is nu negentien maanden. Hij is erg lief maar omdat hij veel huilt heeft hij vaak een speen in zijn mond. Dit troost hem. Nu merk ik dat hij slecht de woorden uitspreekt en veel speeksel produceert. Hij heeft een neiging tot slissen en maakt vaak met gebaren duidelijk wat hij wil. Wat kan ik doen?’

47


Reflectie

Reflectie Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

Opdracht 2

Kritisch en creatief denken

fb

ct ie

b. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

.v .

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

du

'A

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in ĂŠĂŠn keer lukken? Noem een voorbeeld.

Zelfregulatie en zelfsturing

ig h

Opdracht 3

tE

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem een voorbeeld.

py r

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan een voorbeeld.

co

b. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan een voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

48

c. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan een voorbeeld.


Theoriebron Ontwikkelingspsychologie

.v .

Theoriebron Ontwikkelingspsychologie Inleiding

Leertheorie

'A

ct ie

fb

Ontwikkelingspsychologie is een wetenschap. Een wetenschap is het verzamelen van kennis over een onderwerp volgens vaste methodes en regels. Wetenschappers verzamelen gegevens door onderzoek te doen. Uit deze onderzoeken komen allerlei gegevens. Deze gegevens vormen een basis voor een uitleg. Zo’n uitleg noemen we een theorie. De psychologie is de wetenschap die zich richt op het menselijk gedrag. Menselijk gedrag zijn de gevoelens, gedachten, waarnemingen, meningen en bewegingen van mensen. Ontwikkelingspsychologie is weer een onderdeel van de psychologie en houdt zich bezig met de ontwikkeling van de mens, van baby naar volwassene. Door onderzoek te doen krijgen we steeds meer inzicht in hoe ons brein werkt, hoe we leren en ons ontwikkelen. Dit zijn belangrijke thema’s voor sociaal werkers die de mens, in welke ontwikkeling dan ook, moeten helpen.

ig h

tE

du

Een leertheorie is een verzameling van gegevens uit onderzoeken over de manier waarop mensen leren. De gegevens die verzameld zijn, zijn bij elkaar gezet en door wetenschappers geïnterpreteerd (er is gekeken wat de gegevens betekenen). Al eeuwen zijn mensen geïnteresseerd in het menselijk gedrag en doen wetenschappers onderzoek. Een wetenschapper wil de theorieën van anderen onderzoeken om nieuwe inzichten te krijgen.

co

py r

In het begin van de twintigste eeuw (1900 2000) waren er belangrijke doorbraken in de ontwikkelingspsychologie. Een van de belangrijkste stromingen (een groep mensen die vanuit hun eigen theorieën de wetenschap benaderden) heet het behaviorisme. In 1960 kwam een nieuwe stroming: zij noemden zich het cognitivisme. Nog een belangrijke stroming was het constructivisme. Moeilijke woorden waar we in de volgende tekstblokken meer uitleg over geven.

Het behaviorisme Van 1920 tot 1950 was het behaviorisme (gedragskunde) een belangrijke stroming in de psychologie. De Rus Pavlov was de eerste die gedrag onderzocht van honden (pavlovreactie). Ook Edward Thorndike deed proeven met dieren om te begrijpen hoe zij iets nieuws leerden:

49


Theoriebron Ontwikkelingspsychologie

.v .

Hij onderzocht bijvoorbeeld hoe katten uit hun kooi ontsnapten, en stelde vast dat dit ze steeds beter lukte als ze buiten de kooi een beloning kregen. Bij het behaviorisme kijkt men alleen naar gedrag dat van buitenaf te zien is. Uit de vele onderzoeken haalden de behavioristen de volgende theorie: Elk kind komt als onbeschreven blad op de wereld. Elk kind moet alles leren van de mensen om hem heen. Het behaviorisme kent drie belangrijke principes: 1. Gedrag is aan te leren. 2. Gedrag leer je door te kijken naar voorbeelden van mensen en die na te doen. 3. Je kunt kinderen conditioneren (gewenst gedrag aanleren) door te straffen en te belonen.

fb

Het cognitivisme

sensomotorische fase 0-2 jaar pre-operationele fase 2-6 jaar concreet-operationele fase 6-11 jaar formeel-operationele fase 11 jaar-volwassenheid.

'A

• • • •

ct ie

De cognitieve theorie - de theorie van het leren Vanaf 1960 kwam het cognitivisme op als een reactie op het behaviorisme. De Zwitserse psycholoog Piaget is grondlegger van deze theorie. Een belangrijk uitgangspunt is dat ieder mens volgens dezelfde fasen leert, namelijk:

tE

du

Deze leertheorie richt zich op de werking van het menselijk brein. • Het cognitivisme hanteert vier principes: • Het menselijk brein werkt als een computer. • De informatiestroom gaat langs verschillende geheugens. • De hersenen worden actief als ze nieuwe kennis en ervaringen krijgen. • Goede instructie en het oefenen en herhalen van de leerstof zijn leervoorwaarden.

Het constructivisme

co

py r

ig h

De constructietheorie – een denkbouwwerk De Russische psycholoog Vygotski benadrukt de actieve rol die iemand moet hebben bij de verwerking van kennis. Bij het constructivisme staan drie ideeën centraal: • De zone van de naaste ontwikkeling. Een kind leert het beste als nieuwe informatie aansluit op de bekende informatie en net iets verder gaat. • Het leren gaat in wisselwerking met de omgeving. • Het kind denkt zelfstandig na over de opgeslagen kennis. Het kind is actief bezig met verwerken van kennis. Daarmee bouwt het kind actief aan zijn eigen ‘denkbouwwerk’. De opvoeder sluit aan bij hoe het kind leert en de dingen onthoudt. Bij het constructivisme is taal belangrijk. Het kind kan wat hij weet benoemen en kennis onderverdelen via taal. Het kind kan hierdoor zijn kennis gestructureerd en geordend in zijn brein opslaan.

50


Theoriebron De ontwikkelingsgebieden

.v .

Theoriebron De ontwikkelingsgebieden Inleiding

ct ie

fb

Het begrip ontwikkelen staat voor een langzame en duurzame verandering. Mensen ontwikkelen ten eerste door te groeien. Groeien gaat vanzelf als je maar goed gevoed wordt. Mensen ontwikkelen daarnaast door rijping. Leren lezen kan pas, als de hersenen zover ontwikkeld zijn dat het kind snapt dat letters aan elkaar woorden vormen. Mensen ontwikkelen verder door leren. Jonge kinderen leren vooral door afkijken, nadoen en eindeloos oefenen. Later gaan kinderen de nieuwe kennis toevoegen aan wat ze al weten. Oefenen blijft altijd essentieel.

'A

De ontwikkelingsfasen verlopen in een vaste volgorde. Bij elke ontwikkelingsfase horen ontwikkelingstaken. De baby leert het hoofdje op te tillen, omrollen, zitten, kruipen, staan en lopen. De dreumes leert rennen en de (kleine) wereld te exploreren, de peuter leert afstand te nemen en zich meer los te maken van de verzorgers.

co

py r

ig h

tE

du

De vijf ontwikkelingsgebieden zijn: 1. de lichamelijke ontwikkeling 2. de cognitieve en taalontwikkeling 3. de sociale en emotionele ontwikkeling 4. de expressie- en spelontwikkeling 5. de morele ontwikkeling.

51


Theoriebron De ontwikkelingsgebieden

De lichamelijke ontwikkeling

ct ie

fb

.v .

Het gaat hier om alles wat met de lichamelijk groei of achteruitgang te maken heeft. Het vermogen rechtop te staan en je evenwicht te bewaren is een resultaat van veel en lang oefenen. De ontwikkeling van de motoriek hoort erbij. Met motoriek bedoelen we het vermogen om je te bewegen. Grove motoriek gaat over de grote bewegingen met je romp, armen en benen zoals rechtop zitten, lopen, schoppen, zwaaien. Fijne motoriek gaat meer om de fijne bewegingen, uitgevoerd met de handen en voeten, zoals op de tenen lopen of schrijven. Ook de ontwikkeling van je zintuigen hoort erbij: het tastvermogen, horen, zien, proeven en ruiken. Tot slot valt de seksuele ontwikkeling onder dit gebied: het ontdekken en waarderen van het eigen lichaam, de lustbeleving en ontwikkeling van seksuele gevoelens. Daarnaast het respectvol omgaan met de eigen en andere sekse, een leerweg die al jong begint.

De cognitieve en taalontwikkeling

py r

ig h

tE

du

'A

Het woord cognitie is een Latijns woord (cognitio) en wordt gebruikt voor de verstandelijke ontwikkeling van de mens. Het gaat om de ontwikkeling van je denken, je concentratie en je geheugen. Om iets te kunnen onthouden moet je kunnen denken. Kan een baby al denken? Heeft een baby een geheugen en hoe ontwikkelt zich dat? Soms zie je dat een volwassene een tweejarige aanspreekt alsof hij al groot is. Het kind snapt er niets van omdat het nog op een andere manier denkt. De beschrijving van de denkontwikkeling van de baby maakt dit duidelijk (in Theoriebron De baby in ontwikkeling.) Jonge kinderen zijn kleine onderzoekers en willen alles ontdekken. Op deze manier leren ze de wereld snappen. Daar gebruiken ze al hun zintuigen voor en spelen is daarbij de belangrijkste activiteit.

co

De verschillende delen van de hersenen ontwikkelen zich ook in verschillend tempo.

52

De sociale en emotionele ontwikkeling De sociale ontwikkeling gaat over het omgaan met andere mensen. Hoe leg je contact met anderen en hoe onderhoud je het? Kun je hulp vragen? Sta je sterk in je schoenen als er een conflict is? Kun je samenwerken? Vind je je plek in een groep en doe je dingen voor anderen? De sociale ontwikkeling gaat over het leren accepteren van mensen. Je kunt rekening houden met de gevoelens van anderen. Ook leer je wat wenselijk sociaal gedrag is in verschillende situaties.


Theoriebron De ontwikkelingsgebieden

De expressie en spelontwikkeling

.v .

De emotionele ontwikkeling gaat over de ontwikkeling van gevoelens, (basis)vertrouwen en veiligheid en het omgaan met emoties zoals angst, jaloezie, liefde, teleurstelling en boosheid. In Theoriebron Het belang van een goede hechting wordt duidelijk hoe belangrijk het gevoel van basisvertrouwen is voor de ontwikkeling van een mens. Als je ouder wordt kun je steeds beter met emoties omgaan.

ct ie

fb

Een mens heeft vele manieren om zich uit te drukken. Loris Malaguzzi (Reggio Emilia) spreekt over ‘de honderd talen van kinderen’. Muziek maken, schilderen, dansen, gedichten en verhalen schrijven. Al deze manieren (talen) helpen je om jezelf te uiten en om ervaringen te verwerken. Het is belangrijk dat iedereen al jong de kans krijgt om een eigen manier te vinden om zijn talenten te ontwikkelen. Spelen is de natuurlijke manier voor kinderen om te leren. Via spel ontwikkelt het kind al zijn ontwikkelingsgebieden. Er zijn drie spelsituaties te onderscheiden, namelijk: vrij spel (eigen keuze), begeleid spel (begeleider speelt mee) en geleid spel (begeleider bepaalt).

du

'A

Vijf vormen van spel: • sensomotorisch spel: onderzoeken van de omgeving met alle zintuigen • bewegingsspel: klimmen, rennen, evenwichtsspel, sporten enzovoort • exploratief en constructiespel: bouwen met bakjes, blokken, lego enzovoort • fantasie en rollenspel: vadertje en moedertje, doktertje enzovoort • bordspelen/kaartspelen met regels: kleurentoren, mens-erger-je-niet enzovoort.

De morele ontwikkeling

co

py r

ig h

tE

De morele ontwikkeling richt zich op de ontwikkeling van het geweten: het besef van goed en kwaad, schuld of onschuld. Het geweten regelt het gedrag van binnenuit op basis van innerlijke waarden en normen. Dit uit zich in gevoelens van trots, schuld en schaamte. Omdat wij als mensen samenleven en rekening moeten houden met elkaar, leren we van jongs af aan dat er regels zijn. Jonge kinderen willen er graag bij horen. Ze zijn ontvankelijk voor regels en gezamenlijke rituelen en ze verlangen naar goedkeuring. Ze leren hoe zich te gedragen in dagelijkse situaties, zoals handen wassen voor het eten. In eerste instantie komen de regels van buitenaf. Gaandeweg leren kinderen regels te hanteren zonder dat er volwassenen in de buurt zijn. Straffen en belonen zijn manieren om kinderen te leren wat wel en niet hoort. Het is afhankelijk van de leeftijd en het karakter van het kind hoe het hierop reageert.

53


Theoriebron Invloeden op de ontwikkeling

.v .

Theoriebron Invloeden op de ontwikkeling Inleiding

fb

De ontwikkeling van de mens is opgedeeld in vijf gebieden: lichamelijke ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, expressie/spelontwikkeling en morele ontwikkeling.

'A

ct ie

Afhankelijk van de bril die je opzet, let je op een specifiek deelgebied. Alle ontwikkelingen spelen zich tegelijkertijd af en er is een onderlinge samenhang. Stel je voor: Annet is een meisje van vier jaar en is afhankelijk van een rolstoel. Ze kan zichzelf niet voortbewegen (lichamelijk). Dit heeft grote invloed op haar mogelijkheden om contact te maken met andere kinderen (sociaal). Daardoor blijft ze afwachtend en is ze onzeker (emotioneel). Ze kan niet zelf op zoek gaan naar wat ze leuk vindt om te doen (spel en expressie) maar is afhankelijk haar omgeving (sociaal).

Invloeden op de ontwikkeling

du

Er zijn meerdere factoren die meebepalen hoe ieder mens zich ontwikkelt:

tE

1. Aangeboren factoren Bij de geboorte krijgt een baby allerlei erfelijk materiaal mee. De kleur van de ogen, talenten, (de aanleg voor) ziektes. Ook temperament (karakter). Het innemen van drank, drugs, nicotine of stress door de moeder tijdens de zwangerschap kan effect hebben op de ontwikkeling.

co

py r

ig h

2. Aangeleerde factoren • De opvoeding De opvoeding bepaalt mee welke mogelijkheden je krijgt. Jouw ouders kiezen naar welke school je gaat. De financiële en maatschappelijke positie van de opvoeder bepaalt het opvoedmilieu. • Vrienden en relaties Kinderen die met elkaar op een kinderdagverblijf verblijven, leren van hun leeftijdsgenootjes. De keuze van je vrienden en je relatie heeft invloed. • Woonplek, omgeving, land Als meisje opgroeien in Afghanistan op het platteland biedt een ander toekomstperspectief dan opgroeien in een wereldstad in Amerika.

54

3. Ingrijpende levensgebeurtenissen Het overlijden van een ouder, vluchten uit je land of een scheiding doormaken, dit alles heeft effect op je ontwikkeling.


Theoriebron Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen

.v .

Theoriebron Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen Inleiding

ct ie

fb

Sommigen zeggen dat je kinderen alleen maar voeding hoeft te geven en dat kinderen dan vanzelf opgroeien. Er is echter meer nodig voor de ontwikkeling van kinderen. Het contact met de opvoeder en een vertrouwde omgeving zorgen ook voor een goede ontwikkeling van kinderen.

Het kind voelt zich veilig en vertrouwd bij de opvoeder

ig h

tE

du

'A

Als een baby telkens weer merkt dat de opvoeder naar hem of haar toe komt als hij huilt en liefdevol reageert, ontwikkelt hij gaandeweg een gevoel van veiligheid en vertrouwen. Het kind ervaart dat het troost, eten of een schone luier krijgt als het erom vraagt. Hierdoor kan het kind zich na spanningsvolle momenten ontspannen en bouwt het vertrouwen op dat de wereld een fijne plek is. Het kind staat daardoor open voor de wereld om hem heen en zal later met plezier Heerlijk kliederen en spelen in het water. op ontdekkingsreis gaan. Het heeft een basis kunnen ontwikkelen van zelfvertrouwen. Het kind dat zich niet veilig voelt, heeft niet de drang tot ontdekken en zal ook minder zelfvertrouwen ontwikkelen.

co

py r

Het contact tussen het kind en de opvoeders is zowel verbaal als non-verbaal Een baby ervaart koestering wanneer hij in de armen wordt genomen. Door het huid-op-huidcontact ervaart het de lichamelijke aanwezigheid en de warmte van de opvoeder. Dit is het non-verbale contact, het contact zonder woorden. De verzorging van de baby kan het beste met tedere handen en een zachte benadering. Hierdoor krijgt de baby een positieve beleving van het eigen lijf. Daarnaast is het verbale contact belangrijk. Al lijkt het vreemd, het is goed om van jongs af aan te vertellen wat je gaat doen, zodat je de baby voorbereidt op de handelingen. Door te praten met de baby en met klanken te reageren, breng je de aandacht naar het plezier dat praten en geluiden maken kan geven. Daarnaast stimuleer je de baby om zelf klanken te maken. Al kunnen kinderen het eerste jaar niet praten, ze begrijpen snel de bedoeling van woorden (passieve woordenschat).

55


Theoriebron Voorwaarden om te kunnen ontwikkelen

Het kind wordt gestimuleerd om op ontdekkingsreis te gaan

fb

.v .

Het kind is erbij gebaat dat je het positief ondersteunt en uitdaagt om op onderzoek te gaan. Vaak zie je dat het jonge kind met blikken de goedkeuring van de opvoeder zoekt tijdens zijn ontdekkingsreis. Het kind leert het meeste van zelf eropuit gaan om zijn omgeving te exploreren. Voor een baby is alles nieuw. Het gebruikt al zijn zintuigen om de eigenschappen van voorwerpen te zien, te ruiken, te proeven, te betasten, te beluisteren.

ct ie

Overbezorgde of angstige opvoeders zien overal het gevaar en geven het kindje de boodschap dat de wereld niet veilig is. Voor grote gevaren zul je het kind moeten behoeden, maar het leven zelf bestaat uit leren met vallen en opstaan. Door dit te mogen ondervinden oefent het kind de eigen mogelijkheden en grenzen en doet het onderweg veel kennis en zelfvertrouwen op.

'A

Het kind krijgt de ruimte en tijd om te spelen en passend spelmateriaal

du

Spelen is de meest natuurlijke manier van leren. Al spelend oefent het kind al zijn vaardigheden. Het kind beleeft de wereld vanuit spel op een eigen wijze. In het spel verwerkt het kind ervaringen en probeert nieuwe dingen uit. Fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar. Hier is het kind de baas en het is van belang dat het de ruimte en bewegingsvrijheid krijgt om ongestoord te kunnen spelen.

co

py r

ig h

tE

Dit is niet vanzelfsprekend. Soms stoppen opvoeders het spel omdat het te veel rommel geeft; hierdoor wordt het kind beperkt in de ontwikkeling. Bovendien hebben niet alle kinderen tijd om te spelen, hun dagprogramma is strak gepland met school en buitenschoolse activiteiten. Daarnaast is een aanbod van passend spelmateriaal belangrijk, afgestemd op de leeftijd en interesse van het kind.

56


Theoriebron Het belang van een goede hechting

.v .

Theoriebron Het belang van een goede hechting Inleiding

Gehechtheidsrelaties

tE

du

'A

De Britse psycholoog Bowlby (1907-1990) heeft zich beziggehouden met het belang van de hechting tussen moeder en kind. Hij heeft de basis gelegd voor de gehechtheidstheorie. Deze theorie gaat over de behoefte van alle mensen om zich te hechten. Gehechtheidsrelaties zijn relaties waarbij sprake is van een sterke verbondenheid tussen twee mensen: er ontstaat een warme emotionele band.

ct ie

fb

In de jaren 50 voerden twee Amerikaanse wetenschappers, Harlow en Zimmerman, meerdere experimenten uit met resusaapjes. Bij een beroemd experiment uit 1959 toonden ze aan dat baby-aapjes zonder uitzondering kiezen voor een warm vachtje dat lijkt op de moeder en niet voor een koude melkmachine. Dit experiment heeft ons geleerd dat koestering en warmte verkozen worden boven voeding.

co

py r

ig h

Kinderen zijn volledig afhankelijk De baby hecht zich aan één of enkele mensen die voor van hun ouders/vaste verzorgers. hem zorgen. De persoon aan wie de baby zich hecht, noemt Bowlby de gehechtheidspersoon. De baby is totaal afhankelijk van de ouders/vaste verzorgers, maar niet passief. Baby’s hebben zelf een actieve rol in het hechtingsproces door er lief, kwetsbaar en schattig uit te zien en door te huilen. Vrij snel na de geboorte gaat het kind een soort lokgedrag naar de ouders vertonen: huilen, lachen, gebaartjes, volgen met ogen, armen uitstrekken. Hierdoor blijven ouders/vaste verzorgers in de buurt en troosten, knuffelen, voeden ze het kind en pakken het op.

Voorwaarden voor veilige hechting Om je als baby veilig te kunnen hechten zijn de volgende voorwaarden belangrijk: • Er zijn één of enkele vaste verzorgers De baby hecht zich aan één of enkele mensen die voor hem zorgen. Bij te veel verschillende gezichten moet hij telkens opnieuw wennen en ontstaat er geen vertrouwd gevoel. • De contacten hebben een bepaalde kwaliteit De ouders/vaste verzorgers tonen sensitief en responsief gedrag. Sensitief gedrag betekent dat je gevoelig bent voor de signalen van de baby. Kinderen

57


Theoriebron Het belang van een goede hechting

.v .

moet je leren begrijpen door te kijken en te luisteren, om goed te kunnen reageren (responsief te zijn). De ouders/vaste verzorgers moeten voorspelbaar reageren Als de verzorger de ene dag heel blij reageert op het gedrag van de baby en de volgende dag boos reageert op hetzelfde gedrag, geeft dit een onveilig gevoel. Als de verzorger zich voorspelbaar gedraagt, weet het kind wat het kan verwachten. Dit is consistent gedrag laten zien.

ct ie

'A

De eerste ervaringen van een kind op het gebied van gehechtheid hebben een belangrijke invloed als het kind opgroeit. Als een kind een sterke verbondenheid met zijn opvoeder voelt, draagt dit bij aan zijn zelfvertrouwen, wat helpt bij het omgaan met moeilijke situaties.

fb

Gedrag van het kind bij een veilige en onveilige hechting

du

Een veilig gehecht kind kan zijn emoties uiten en relaties aangaan. Het zoekt contact met de hechtingsfiguur als deze terugkeert na een periode van scheiding.

ig h

tE

Papa reageert sensitief. Het onveilig gehecht zijn uit zich in twee verschillende gedragingen bij het afscheid nemen. In het ene geval geeft het kind nauwelijks een reactie als de hechtingspersoon weggaat of terugkomt. In het andere geval is het kind ontroostbaar als de hechtingspersoon weggaat en duurt het lang voordat het stopt met huilen als de hechtingspersoon terug is. Bij onveilige hechting is de emotionele relatie instabiel.

Oorzaken van onveilige hechting

co

py r

De oorzaken bij ouders Als de ouders/vaste verzorgers niet sensitief en responsief handelen kan er een onveilige hechting ontstaan. Dit kan omdat de ouders huwelijksproblemen hebben, of omdat de ouder zelf onveilig gehecht is en niet weet hoe te reageren. Soms zijn de ouders ernstig verslaafd, of hebben ze een psychiatrische stoornis en zijn daarom niet in staat voor het kind te zorgen.

58

De oorzaken bij het kind Een kind laat niet-responsief gedrag zien, bijvoorbeeld blijven huilen ondanks troostgedrag van de ouders. De ouders zijn machteloos. De baby snapt niet wat er aan de hand is, maar voelt wel de spanningen bij de ouders/verzorgers. Lichamelijke/geestelijke afwijking of ziekte bij het kind Een kind met een lichamelijke of geestelijke ziekte of afwijking reageert niet ‘normaal’ op de signalen van de ouders. De ouders zullen niet begrijpen waarom het kindje niet reageert. Dit brengt onzekerheid en spanning met zich mee. Het gevoel dat er iets niet goed is, overheerst in het contact tussen het kind en de ouders.


Theoriebron Het belang van een goede hechting

fb

.v .

Uiting van onveilige hechting in gedrag als het kind opgroeit Een onveilige hechting komt tot uiting in verschillende gedragingen van het opgroeiende kind. Het ene kind durft niet op onderzoek te gaan, is niet nieuwsgierig en leergierig, terwijl het andere kind juist alles alleen onderzoekt. Het ene kind durft de ouders niet te verlaten, terwijl het andere kind geen band met de ouders heeft en gemakkelijk het gezin verlaat. Het ene kind heeft weinig zelfvertrouwen en is stil en teruggetrokken, terwijl het andere kind zich zal overschreeuwen. Sommige kinderen staan wantrouwend in de wereld, voelen zich niet veilig bij anderen en durven niet te praten over situaties en gevoelens. Zij schamen zich over gewone dingen of zijn juist schaamteloos. Onveilig gehechte kinderen kunnen later ernstige psychische problemen ontwikkelen. De meeste kinderen, ongeveer 70%, hebben een veilige hechting. Ongeveer 30% van de kinderen is onveilig gehecht.

ct ie

Werken met kinderen die onveilig gehecht zijn

co

py r

ig h

tE

du

'A

Waarschijnlijk begrijp je nu wel waarom het moeilijk is als je op je werk kinderen tegenkomt die onveilig gehecht zijn. Zij hebben geleerd dat ze niemand kunnen vertrouwen, jou niet, zichzelf niet. Ook al willen ze het graag, ze kunnen het niet en je kunt hierin niets forceren. Het vraagt veel geduld en consistent gedrag van je. Je kunt het kind door ervaring leren dat jij wel te vertrouwen bent. Als het lukt een vertrouwensrelatie op te bouwen, heb je een grote stap kunnen zetten voor jou en het kind. Onder het kopje ‘Voorwaarden voor veilige hechting’ kun je lezen hoe je je gedrag kunt afstemmen op het kind.

59


Theoriebron De baby in ontwikkeling

.v .

Theoriebron De baby in ontwikkeling Inleiding

fb

In Theoriebron De ontwikkelingsgebieden zijn de ontwikkelingsgebieden algemeen beschreven. Theoriebron De baby in ontwikkeling beschrijft per ontwikkelingsgebied de ontwikkeling van de baby.

ct ie

Algemene ontwikkeling van de baby

tE

du

'A

De schedelbeenderen van het hoofdje van de baby zijn verbonden door fontanellen. Dit zijn vliesachtige openingen. De grote fontanel zit boven op het hoofd, de kleine fontanel achter op het hoofd. Doordat de schedelbeenderen van een baby nog niet aan elkaar vastzitten, schuiven de beenderen naar elkaar toe tijdens de geboorte. Daardoor wordt het hoofdje kleiner. Na de geboorte is het centrale zenuwstelsel (ruggenmerg en hersenen) nog niet gerijpt. Het voortdurend ontvangen van prikkels stimuleert verdere rijping. De hersenen worden tussen de vier maanden en het derde levensjaar driemaal zo groot. De lichamelijke groei van een baby gaat snel. Een baby weegt na zes maanden twee keer zijn geboortegewicht en groeit het eerste jaar gemiddeld 25 centimeter. Voor al dat groeien is goed eten en slapen belangrijk. Een baby van drie maanden slaapt gemiddeld zo’n achttien uur per dag. Met een jaar is dat twaalf uur per dag.

ig h

De lichamelijke ontwikkeling

co

py r

Baby’s worden geboren met een aantal automatische reflexbewegingen, zoals de zuigreflex, de grijpreflex, de slikreflex en de schrikreflex. Deze reflexen verdwijnen na enige maanden en maken plaats voor bewuste bewegingen. Door ervaring Het ontwikkelen van de fijne motoriek. worden de automatische bewegingen verfijnd en beheerst. Als het kind ouder wordt, worden de spieren sterker en krijgt het meer controle over zijn lichaam en de bewegingen. Er is een volgorde van spierbeheersing. De grove motoriek verloopt van boven naar beneden: eerst het hoofd, dan de nek, dan de romp, dan de armen en benen. De fijne motoriek loopt van binnen naar buiten: eerst krijgt het kind controle over de hele arm, dan de hand, dan de vingers. De motorische ontwikkeling verloopt volgens een vaste volgorde waarbij verschillen in het tempo van ontwikkelen normaal zijn. Kinderen hebben vrije bewegingsruimte nodig. Door veel te bewegen oefenen zij de spieren, versterken de spierkracht en leren balans en evenwicht.

60


Theoriebron De baby in ontwikkeling

Ontwikkeling van de zintuigen

ct ie

.v .

tastzin De huid is ons grootste tastzintuig. De baby brengt alles naar de mond om het te verkennen. Naast de mond gebruikt het zijn handjes om voorwerpen te ontdekken. proeven en ruiken De baby ervaart de geur van de moeder, direct na de geboorte. De eerste smaak is die van de (moeder)melk. gehoor De baby herkent de stem van de moeder en reageert hierop. Baby’s horen hoge tonen beter dan lage tonen. Kinderen reageren sterk op harde geluiden. het zien De baby ziet dingen vaag en ziet het verschil tussen licht en donker, maar kan slecht kleuren zien.

fb

De sensomotorische ontwikkeling (senso = zintuig, motorisch = beweging)

du

'A

Als een kind drie maanden oud is komt er afstemming tussen ogen en handen tot stand. Dit heet de oog-handcoördinatie. Kinderen verkennen zichzelf en alles wat binnen handbereik is met hun zintuigen. Hierdoor oefenen ze de coördinatie tussen de zintuigen en de beweging.

De seksuele ontwikkeling

co

py r

ig h

tE

Bij een pasgeboren baby is het hele lichaam gevoelig voor aanraking. De baby maakt contact met de wereld door te voelen en aangeraakt te worden. Door het huid-op-huidcontact ervaart de baby de troostende aanwezigheid van de ouder. Lichaamstaal is de meest directe vorm van contact. Het kind vindt het heerlijk om bij de ouders in de armen te liggen of zachtjes mee te wiegen op de armen. Het geniet van zachte strelingen en aanrakingen. Als de verzorging van de baby gebeurt met ‘sensitieve handen’ ervaart het kindje dat het lichaam prettig aanvoelt en dat het veilig is. Hiermee ontstaat een gezonde lichaamsbeleving die de basis vormt voor de verdere seksuele ontwikkeling. Dit is de orale fase. Oraal betekent via of met de mond. Het zuigen aan de tepel of aan een speen geeft het kind een prettig gevoel. Dit werkt vaak kalmerend, als het kind huilt.

De cognitieve- en taalontwikkeling De cognitieve ontwikkeling Van jongs af aan is een kind actief in het onderzoeken van zichzelf en de wereld om hem heen. Alle indrukken en voorwerpen zijn nieuw. Dit is de fase van het sensomotorische denken. Terwijl het kind ontdekt, voelt en speelt, doet het ervaring op. Een jonge baby kan zich nog maar kort concentreren. Voor een baby van drie maanden is dat vijftien seconden. Het cognitieve vermogen neemt toe en baby’s kunnen steeds beter beelden opslaan in hun geheugen. Bij een baby ontbreekt het ‘ik-besef’.

61


Theoriebron De baby in ontwikkeling

Een baby leert op drie manieren: Ervaringsleren

Het kind leert door zelf te doen en uit te vinden

.v .

Herhalingsleren Het kind leert door gedrag te herhalen en te ontdekken dat telkens hetzelfde gebeurt Imiterend leren Kinderen leren door te imiteren. Als ze geïnteresseerd kijken, worden in de hersenen spiegelneuronen actief; hierdoor ervaart het kind bijna hetzelfde als wanneer het zelf de dingen doet. Een nieuwe ervaring.

fb

De taalontwikkeling Voordat baby’s hun eerste woordjes zeggen, hebben ze veel ‘voorwerk’ verricht. eerste geluidje

Baby’s luisteren specifiek naar de spraakgeluiden om hen heen en maken hun eerste klinkerachtige geluiden: uhuh-ahah.

3 maanden

brabbelen

De baby maakt meer bewust geluiden, bijvoorbeeld keelklanken, kraai-, kir- en keuvelgeluiden. Het kind reageert op de klanken die iemand tegen hem maakt.

6 maanden

sociaal brabbelen

De baby gaat onbewust de klanken imiteren, zegt toevallig een woordje.

9 maanden

het eerste woordje

Het kind bootst woorden en klanken na en begint de betekenis van woorden te begrijpen.

eerste jaar

verdere spraakontwikkeling

'A

ct ie

6 weken

tE

du

Het kind begint te spreken in zinnen van één woord. Het woordje ‘pop’ kan betekenen: ‘Waar is de pop?’ of juist: ‘Daar is de pop!’ Het kind heeft moeite om de woorden goed uit te spreken. De passieve woordenschat is groter dan de actieve woordenschat. Het kind begrijpt veel woorden, maar kan ze nog niet zeggen.

De sociale en emotionele ontwikkeling

ig h

De sociale ontwikkeling Vanaf de geboorte is de baby gericht op het contact met opvoeders. Het maakt voor een baby nog weinig uit wie de volwassenen zijn die voor hem zorgen.

3 - 4 maanden

De baby gaat de vaste verzorgers herkennen en gaat lachen en kijken naar mensen die met hem praten.

4 - 6 maanden

De baby toont zijn verlegenheid door zijn gezichtje af te wenden.

6 - 8 maanden

De baby gaat zelf contact leggen door armen uit te strekken en geluid te maken.

8 - 12 maanden

De baby krijgt een voorkeur voor bepaalde volwassenen, reageert op signalen en zoekt zelf contact. Deze volwassenen zijn de hechtingsfiguren. Het kind zal vreemden afwijzen. Dit wordt wel eenkennigheid genoemd. De baby beseft wanneer de verzorger weggaat. Scheidingsangst ontstaat. Nabijheid van de hechtingsfiguur biedt veiligheid.

12 - 48 maanden

Nu zijn de hersenen zover ontwikkeld dat hij ook begint te snappen en te vertrouwen dat de ouder weer terugkomt.

co

py r

0 - 3 maanden

62


Theoriebron De baby in ontwikkeling

fb

.v .

De emotionele ontwikkeling Alles wat de baby doet, doet hij met zijn hele lijf en hart. Emoties van angst, pijn en verdriet uit het kind door te huilen. Kinderen huilen om uiteenlopende redenen en hebben verschillende manieren van huilen. Door te huilen maken ze kenbaar dat ze dorst hebben, het koud of warm hebben, liefde en aandacht willen. Met huilen ontlaadt een baby de opgebouwde spanning van de dag. Hij kan overprikkeld of ziek zijn. Huilen is een alarmsignaal wanneer een baby opeens meer dan twee uur onafgebroken huilt. Deskundigen spreken van een huilbaby als hij meer dan zes uur per dag huilt en er geen lichamelijke oorzaak aan te wijzen is. Het lachen komt na zes weken op gang als een reactie op anderen. Dit noemen we een sociale glimlach. Rond de zeven maanden begint dit te veranderen omdat het kind eenkennig wordt. Het kind huilt als hij vreemde gezichten ziet.

ct ie

De expressie en spelontwikkeling

'A

Beeldende expressie is voor baby’s geen doel op zich. Voor baby's staan de zintuigen centraal. Ze beleven plezier aan het krabbelen met een potlood op papier. Geleidelijk krijgt de baby meer controle en begint voorzichtig vormen te tekenen. De cirkel is de meest opvallende. Baby’s reageren spontaan met hun hele lijf op kleur en vorm, geur, smaak, tast, geluid en ritme. Dit is de presymbolische fase. Dat wil zeggen dat het om de beweging en zintuiglijke ervaring zelf gaat. Wat de kinderen maken is nog geen symbool of middel om iets uit te drukken.

tE

du

Het spel van de baby bestaat uit: • sensomotorisch spel Het onderzoeken van de omgeving met alle zintuigen zoals betasten, pakken en loslaten van dingen, in de mond stoppen, in en uit elkaar halen, voelen en knijpen, brabbelen, gillen. • bewegingsspel De baby is de hele dag in beweging en traint spelenderwijs spieren, evenwicht en balans.

ig h

De morele ontwikkeling

co

py r

Baby’s hebben nog geen geweten en kennen geen gevaar. Omdat de baby gevaren niet kan inschatten, moet je permanent toezicht houden en gevaarlijke zaken uit de buurt leggen. De baby weet niet dat de schaar scherpe punten heeft, dat kopjes in scherven kunnen vallen en dat hete thee brandwonden geeft. Baby’s eten tabak en kunnen stikken in kleine voorwerpen. De opvoeders moeten grenzen stellen voor het kind waar het gevaar loopt om zichzelf of een ander pijn te doen. Door de aandacht van het kind op iets anders te richten, stopt het lastige gedrag. Hierbij benoem je het gedrag dat je wilt zien. Zeg niet: ‘Niet laten vallen!’ (De aandacht wordt gevestigd op het ‘laten vallen’), maar: ‘Geef het maar aan mij.’ En: ‘Goed zo!’ (een compliment als het gebeurt). Een paar regels zijn belangrijk om van jongs af aan te kennen: ‘geen pijn doen’, ‘niet kapotmaken’ en ‘niet doen’.

63


Theoriebron De dreumes in ontwikkeling

.v .

Theoriebron De dreumes in ontwikkeling Inleiding

ct ie

De lichamelijke ontwikkeling

fb

In Theoriebron De ontwikkelingsgebieden zijn de ontwikkelingsgebieden algemeen beschreven. Deze Theoriebron beschrijft per ontwikkelingsgebied de ontwikkeling van de dreumes.

du

'A

Wat betreft de grove motoriek loopt de dreumes aanvankelijk nog aarzelend, maar de bewegingen worden al snel met meer zekerheid uitgevoerd. Uiteindelijk kan hij zelfs goed achteruitlopen. Zo rond het tweede jaar leert hij rennen met het lichaam wat naar voren gebogen. De dreumes geniet van kruipen, klimmen en springen, duwen en sjouwen. Hij kan rondjes draaien op muziek. Hij kan staand dingen van de vloer pakken zonder om te vallen en zonder zijn evenwicht te verliezen. Rond zijn tweede jaar kan hij op zijn tenen staan. Fijnmotorisch leert hij om zelfstandig uit een beker te drinken en hij kan zelf eten met een lepel. Hij houdt ervan te krassen met potloden en stiften. Hij houdt van het bouwen van torens, met stapelbekers en spelen met allerlei bakjes van verschillende groottes, waar je dingen in kunt doen.

tE

De cognitieve en taalontwikkeling

ig h

De cognitieve ontwikkeling De dreumes heeft een grote exploratiedrang. Nu hij kan lopen, wordt de wereld aanzienlijk groter en maakt hij de wereld mee vanuit een ander gezichtspunt. De dreumes leert van zijn ervaringen. Zijn concentratievermogen neemt toe. Hij kan eenvoudige opdrachtjes uitvoeren. Tussen 13 en 24 maanden komt een kind tot het besef dat het een persoon op zichzelf is.

co

py r

De taalontwikkeling Uit onderzoek blijkt dat een kind van 16 maanden 250 woorden begrijpt, maar slechts 10 woorden hardop kan zeggen. De uitspraak van de woorden is nog lastig. Stoel wordt toe, spelen wordt peele. Vanaf 18 maanden gaat het kind tweewoordzinnetjes gebruiken, zoals Anne bah. Het vraagt een creatief luisterend oor om te begrijpen wat het kind zegt. Rond het tweede jaar gaan kinderen ook verbuigingen van woorden gebruiken, zoals schoenen, haartje, poep gedaan. Een goed voorbeeld van taalgebruik, een taalrijke omgeving en (interactief) voorlezen draagt bij aan de taalontwikkeling.

64

De sociale en emotionele ontwikkeling De sociale ontwikkeling De dreumes hecht zich aan meer mensen, toch blijft ĂŠĂŠn persoon de belangrijkste figuur in zijn leven. Rond het tweede jaar dient zich de peuterpuberteit aan. De peuter wil vooral alles zelf doen. Een dreumes die voortdurend gecorrigeerd wordt, ontwikkelt een gevoel


Theoriebron De dreumes in ontwikkeling

van schaamte en onzekerheid. Een kind dat binnen veilige grenzen de ruimte krijgt om de wereld te onderzoeken, ontwikkelt vertrouwen in zichzelf. Naast de sterke drang naar onafhankelijkheid, is de aanwezigheid van de opvoeder voor veiligheid en steun nodig.

fb

.v .

De emotionele ontwikkeling. Met het besef van het eigen ‘ikje’ groeit de eigen wil. De dreumes kan driftig raken, bijten, schoppen, slaan of duwen als iets niet lukt. Hij is impulsief en gericht op het hier en nu en snapt nog niet goed waarom dingen wel of niet lukken. Hij heeft intensieve, onvoorspelbare gevoelens. Bij het afscheid nemen kan de dreumes nog verdrietig worden. Een vast afscheidsritueel helpt.

De expressie en spelontwikkeling

'A

ct ie

De dreumes speelt graag met zand, modder en water. Hij wil in alle vrijheid materialen ontdekken en manipuleren. Hij tekent nog niet bewust iets. De dreumes houdt van zingen en versjes, van plaatjes kijken in een boek. Hij kan rondjes draaien en wiebelen op de maat van de muziek en in de handjes klappen.

ig h

tE

du

Vormen van spel Het kind kijkt goed naar de andere kinderen en de opvoeders en doet Wij zijn piraten! hen na, dit is imitatiespel. Dreumesen spelen vooral naast elkaar. Ze bouwen samen met blokken, ieder voor zich. Dit noemen we parallelspel. Soms ontstaan er momenten samen. Speeltjes worden uitgewisseld. De kinderen lopen met plezier achter elkaar aan door de ruimte: dit is kortdurend samenspel. • sensomotorisch spel: voelen, likken, spelen met zand en water • bewegingsspel: rennen, springen, klimmen • exploratief en constructiespel: bouwen met bakjes, blokken, steentjes • fantasie- en rollenspel: spelen van ‘hondje’ of ‘poesje’.

De morele ontwikkeling

co

py r

Dreumesen leren met hun hele lijfje en leren door zelf te doen. Ze leren veel minder door wat er verteld wordt. Omdat ze impulsief zijn en geen gevaar zien, moeten de opvoeders de regels aangeven. Door complimentjes en verboden leert het kind wat wel en niet mag. Het kind heeft nog geen geweten en kan zich niet inleven in een ander. In een strijd over een speeltje kan de dreumes duwen, knijpen en bijten om zijn zin te krijgen. Je kunt hem een aantal sociale regels aanbieden en die telkens herhalen in de juiste situaties. Dreumesen kunnen de regels nog niet onthouden, maar volgen ze op omdat de opvoeder het zegt. Ze kunnen nog niet zelfstandig handelen volgens de regels. Dit heet prosociaal gedrag. De volgende regels kun je ze aanbieden: • om de beurt gaan • elkaar helpen • vriendjes maken • ga maar even iets anders doen • nee = nee.

65


Theoriebron Taalstimulering bij de baby en de dreumes

.v .

Theoriebron Taalstimulering bij de baby en de dreumes

fb

Inleiding

ct ie

In de theoriebronnen over de ontwikkeling van de baby en de dreumes heb je over de ontwikkeling geleerd. Om de taal te ontwikkelen is taalstimulering heel belangrijk. In deze theoriebron wordt extra aandacht geschonken aan de taalstimulering van de baby en de dreumes.

Voorwaarden voor ontwikkeling

tE

du

'A

Van 0 tot 18 maanden ontwikkelen kinderen zich razendsnel. Wanneer een kind gezond is en het brein, alle zintuigen en spiergroepen kan gebruiken, zal het zich vanzelfsprekend ontwikkelen in een vast patroon (theorie van Piaget). Ook Emmi Pikler (1902-1984), arts en directeur van een weeshuis in Budapest, heeft veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het jonge kind. Zij heeft beschreven dat de motorische ontwikkeling (van liggen op de rug naar lopen) bij elk kind in dezelfde volgorde verloopt. Naast een goede gezondheid is het voor kinderen belangrijk dat zij zich veilig (gehecht) voelen en er een liefdevolle omgeving is die aandacht heeft voor het kind. Denk maar aan kinderen in een oorlogsgebied. Daarvan is bekend dat zij zich niet goed ontwikkelen. Het brein van een kind heeft rust, veiligheid ĂŠn uitdaging nodig om te groeien en om verbindingen tussen de onderdelen van het brein te maken.

ig h

Een rijke leeromgeving

co

py r

Kinderen zijn initiatiefnemers. Zij worden van binnenuit gedreven om zich te ontwikkelen. Zij hebben de behoefte om op zoek te gaan naar ervaringen. Deze drang brengt een kind onder normale omstandigheden met voldoende prikkels in contact waardoor het brein zich voldoende zal ontwikkelen. Wanneer een kind geen toegang heeft tot gemakkelijk te vinden prikkels, zal het zich ook niet vanzelfsprekend optimaal ontwikkelen. De opvoeders (omgeving) passen zich aan het kind, en de (on)mogelijkheden die het kind heeft, aan. Zo ontstaat er een rijke leeromgeving. Het kind heeft een natuurlijke aanleg om taal te leren en het lijkt vanzelfsprekend dat een kind gaat praten. Maar vergis je niet, er moet door het kind en zijn omgeving hard gewerkt worden om dit proces goed te doorlopen. Wanneer de opvoeder niet reageert op het kind zal de taal gaan stagneren. Als er geen woordjes benoemd en ervaren worden zal de taalontwikkeling achterblijven.

66


Theoriebron Taalstimulering bij de baby en de dreumes

Een rijke taalomgeving

.v .

Vanaf de eerste dag moet er met het kind gesproken worden. De opvoeder reageert op de geluidjes, de baby hoort de stem en zal zelf meer geluidjes gaan maken. Wanneer de baby de tijd krijgt om te reageren, kan hij al binnen een aantal dagen een ‘gesprek’ voeren. Met de eerste oefening: ik zeg iets, jij reageert (beurtgedrag), wordt de baby de wereld van het praten en communiceren binnengeleid. De opvoeder legt betekenis in het brabbelen met de baby; zo leert het kind de relatie tussen uiten van emoties en taal. Wat je zegt is niet belangrijk, wel hoe je het zegt. De klanken zullen steeds meer betekenis krijgen.

ct ie

fb

Hoe meer er respons is op de taal- en spraakactiviteiten van de baby/dreumes, hoe beter de taalontwikkeling is. Voorlezen, zingen, aanwijzen en woordjes benoemen zijn belangrijke activiteiten. De taal- en spraakontwikkeling is belangrijk voor alle andere ontwikkelingsgebieden.

Taalachterstand

du

'A

Kinderen met een achterstand in de spraak-taalontwikkeling hebben meestal onvoldoende de taal als leerervaring aangeboden gekregen. Dit is vaker het geval in gezinnen met een laag opleidingsniveau en/of gezinnen die een andere taal spreken dan de omgeving. Een combinatie kan leiden tot een opstapeling van problemen en kan als gevolg hebben dat kinderen op vier- of vijfjarige leeftijd een dubbele taalachterstand hebben. Het brein heeft te weinig verbindingen kunnen maken door te weinig taalervaring en het kind heeft een ander taalaanbod gekregen dan de omgeving.

tE

Gehoorproblemen kunnen ook leiden tot taalachterstand. Niet omdat dove of slechthorende kinderen geen taal kunnen leren, maar omdat zij te weinig taal horen en het brein de verbindingen niet kan maken. Het is van belang een niet-horende periode zo kort mogelijk te houden.

ig h

Stimuleren van de taalontwikkeling

co

py r

Kinderen zijn hun eigen leraren. Zij zijn nieuwsgierig en gaan op onderzoek uit. Maar kinderen zijn ook afhankelijk van de omgeving waarin zij opgroeien. De omgeving zijn de opvoeders, maar ook de ruimte (huis) en alles wat de baby/dreumes tegenkomt en ervaart. Wanneer je een kind wilt helpen zich te ontwikkelen, zul je moeten kijken naar het kind (wat kan het, wat wil het) én naar de omgeving. Voorlezen stimuleert de taalontwikkeling. Je kunt het kind niet aanpassen maar de omgeving wel. Als opvoeder is het van belang dat je kijkt naar hoe je de omgeving voor de baby/dreumes zo kunt inrichten dat het lijkt alsof het kind zich vanzelf ontwikkelt. Ook kijk je kritisch naar je eigen handelen zodat je weet wat het kind stimuleert en wat niet. Een leerrijke én taalrijke omgeving is een voorwaarde voor het stimuleren van de taalontwikkeling van het kind.

67


Theoriebron Taalstimulering bij de baby en de dreumes

Activiteiten die taal stimuleren: 0-9 maanden De volwassene biedt het beste leermateriaal voor een baby/dreumes die spraak en taal aan het ontwikkelen is.

.v .

• 0-3 maanden Veel praten, brabbelen en reageren op de geluiden van de baby (om de beurt, neem de tijd!). Praat rustig en langzaam tegen de baby.

ct ie

fb

• 6-9 maanden Klanken voordoen (mimiek) en de klanken van het kind nadoen, ‘gesprekjes’ voeren. Muziek wordt belangrijk (eenvoudige, niet te harde muziek) en liedjes zingen. Begeleid de rituelen (bij bijvoorbeeld eten, slapen, verschonen, troosten) met vaste liedjes. Het kind zal hierop reageren. Plaatjes worden interessant, kies (kartonnen) boekjes met heldere eenvoudige plaatjes. Benoem wat je ziet en maak er geluiden bij. Houd het rustig, volg de baby. Benoem waar het kind mee speelt, wat je ziet, benoem ook de stemming/emotie.

Activiteiten die taal stimuleren: 9-12 maanden

tE

du

'A

Benoem wat je om je heen ziet en wijs de baby op wat je ziet. Vertel verhaaltjes en doe handelingen voor die je benoemt (petsen op tafel, dag zwaaien, tong uitsteken). Doe vingerspelletjes (duimelotje, hompeltje en pompeltje). Als het kind iets laat merken, geef je er woorden aan (‘Wil je uit je stoel?’, ‘Ga je nog een koekje pakken?’). Maak gekke geluiden, klakken met je tong of zeg veel ‘a-klanken’ (papapapa). Benoem de lichaamsdelen en vraag het kind ernaar, ‘Waar is je neus?’ Leg drie speeltjes voor het kind en vraag: ‘Waar is de … (bal/blok/beer)?’ Vraag het kind iets aan je te geven, je zegt dank je wel en het spel wordt herhaald. Doe gebarenspelletjes: ik ben al zooooo groot (strek de armen naar boven), klap maar in je handjes, geef papa een kusje. Laat het kind veel zelf doen: ‘Was je gezichtje maar.’

Activiteiten die taal stimuleren: 12-18 maanden

py r

ig h

Praat veel met het kind! Nodig het kind uit te ervaren. ‘Kom, we gaan rennen.’ ‘Voel eens wat zacht/nat/koud.’ Geef het kind kleine opdrachtjes: ‘Zet de pop maar op de stoel.’ Laat het kind meedenken: ‘We gaan, waar is je jasje?’ Wanneer het kind woorden gaat gebruiken zal het eerst eigengemaakte woorden zeggen: bijvoorbeeld ‘tikke’ voor drinken. Gebruik het juiste woord in een zin: ‘Wil je je drinken?’ Laat het kind zinnetjes afmaken: ‘Eerst naar boven en dan naar …?’ (bed). Je reageert enthousiast op het kind en doet je best het te begrijpen. Doe ‘ja en nee’-spelletjes: Vraag: ‘Is dit een boek?’, terwijl je wijst naar een beker. Bied materialen uit het dagelijks leven aan om mee te spelen, zo leert het kind de woorden en de betekenis hiervan (pollepel, plakband). Speel met het kind, maar neem niet het gesprek/spel over, volg het kind.

co

Activiteiten die taal stimuleren: 19-30 maanden

68

Gebruik eenvoudige complete zinnen, zoals ‘Daar rijdt een auto.’ Lees samen met het kind, liefst op een vast tijdstip. Wijs samen plaatjes in een boek of tijdschrift aan en praat erover. Kinderen houden van versjes en liedjes met gebaren. Benoem wat je doet bij alle activiteiten die je aanbiedt, ook bij verzorgmomenten. Zo help je het kind zijn woordenschat aan te vullen. Neem bij elke activiteit die je uitvoert de rust en tijd om te luisteren naar wat de dreumes zegt en lok met je reactie een gesprekje uit. Geef woorden aan het gedrag van de andere kinderen en aan de sfeer in de groep. Kortom: creëer een taalrijke omgeving.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.