9789037233834 ontwikkelingspsychologie 2 peuter, kleuter, jonge schoolkind

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Ontwikkelingspsychologie 2


Auteur: Elisabeth Etber-Bosma Inhoudelijke redactie: Napona Smid

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

Titel: Ontwikkelingspsychologie 2: peuter, kleuter, jonge schoolkind

©

tie

ISBN: 978 90 3723 383 4 Edu’Actief b.v.2018

u' Ac

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

.

7

De peuter in ontwikkeling

8

De kleuter in ontwikkeling

13

Het jonge schoolkind in ontwikkeling

18

24

Theoriebron De peuter in ontwikkeling

25

Theoriebron De kleuter in ontwikkeling

31

tie

Reflectie

fb .v

OriĂŤntatie

4

36

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Theoriebron Het jonge schoolkind in ontwikkeling

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Deze cursus gaat over de ontwikkeling van peuter tot jonge schoolkind. Het is belangrijk om te weten dat bij jonge kinderen de ontwikkeling grillig kan verlopen. Soms lijkt een kind stil te staan en dan opeens heeft het zich weer nieuwe vaardigheden eigen gemaakt. De leeftijden die we noemen zijn gemiddelden. Als een kind iets veel eerder of later pas kan, hoeft dit niet altijd een reden tot zorg te zijn. Blijf een kind altijd goed observeren. In deze cursus gebruiken we de hij-vorm, maar het gaat over jongens en meisjes. Ouders kunnen ook andere verzorgers zijn, zoals pleegouders.

Kinderen op het schoolplein.

Leerdoelen

U

itg

ev

er

ij

• Je kunt de kenmerken van het lichamelijk ontwikkelingsgebied van een peuter/kleuter/jong schoolkind benoemen. • Je kunt de kenmerken van het cognitief ontwikkelingsgebied van een peuter/kleuter/jong schoolkind benoemen. • Je kunt uitleggen hoe de denkwereld van een peuter/kleuter/jong schoolkind eruitziet. • Je kunt activiteiten bedenken om de taalontwikkeling van een peuter/kleuter/jong schoolkind te stimuleren. • Je kunt de kenmerken van het sociaal-emotionele ontwikkelingsgebied van een peuter/kleuter/jong schoolkind benoemen. • Je kunt de kenmerken van het expressie- en spelontwikkelingsgebied van een peuter/kleuter/jong schoolkind benoemen. • Je kunt de kenmerken van het morele ontwikkelingsgebied van een peuter/kleuter/jong schoolkind benoemen. • Je kunt activiteiten bedenken die aansluiten bij de ontwikkelingsgebieden van een peuter/kleuter/jong schoolkind.

4


Over deze cursus

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

fb .v

.

Beoordelingsformulier <

Planning

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

tie

Planningsformulier <

u' Ac

Beroepsproduct 1: Van peuter tot schoolkind Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert en overleg dit met je docent. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Ed

In deze cursus leer je over de ontwikkeling van een peuter tot het jonge schoolkind. Om het overzichtelijk te maken vul je een ontwikkelingsschema in voor deze leeftijden. Hierin vermeld je per ontwikkelingsgebied wat een kind kan op deze leeftijd.

ij

Daarna kies je een leeftijd en ontwikkelingsgebied uit. Hiervan beschrijf je: • veelvoorkomende vragen van ouders met antwoorden • tips voor de stimulering van het ontwikkelingsgebied • activiteiten voor het stimuleren van het ontwikkelingsgebied

er

Processtappen

Maak een planning en een taakverdeling. Maak een ontwikkelingsschema. Horizontaal zet je de leeftijdsfasen en verticaal de ontwikkelingsgebieden. Vul de kenmerken in per ontwikkelingsgebied voor de peuter, de kleuter en het jonge schoolkind. Kies daarna een leeftijdsfase uit waarover je meer wilt weten. Overleg met een medestudent die dezelfde doelgroep heeft gekozen, welke vragen ouders kunnen hebben als ze een kind hebben in deze fase. Beschrijf minimaal twee vragen en geef hier een antwoord op. Geef tips voor het stimuleren van het ontwikkelingsgebied. Bedenk bij het ontwikkelingsgebied activiteiten die passen bij de leeftijd van het kind dat jullie gekozen hebben.

ev

• •

U

itg

• •

• •

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

5


Over deze cursus

Beroepsproduct 2: Levensboek van... Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert en overleg met je docent. Vul deze datum in op je planningsformulier.

fb .v

.

Ga terug in je eigen leven naar de tijd dat je een peuter, kleuter en jong schoolkind was en beschrijf welke ontwikkelingen je hebt doorgemaakt. Doe dit met foto’s en herinneringen. Beschrijf hoe je je ontwikkeld hebt op de volgende gebieden: lichamelijk, cognitief, sociaal, emotioneel, expressief, spel en moreel.

Processtappen

Maak een planning. Kies voor het maken uit de volgende werkvormen: een PowerPoint, een digitale collage of een boek. Beschrijf per leeftijdsfase (peuter, kleuter en jong schoolkind) wat je geleerd hebt of een duidelijke herinnering aan iets wat je gedaan hebt op een ontwikkelingsgebied.

tie

• •

u' Ac

Let op: als het voor jou moeilijk is om deze opdracht te maken kun je er ook voor kiezen een peuter, kleuter en jong schoolkind uit jouw omgeving te beschrijven. Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Ed

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Eisen aan het beroepsproduct

er

ij

Beroepsproduct 1: Van peuter tot schoolkind • Volledig ingevuld schema. • De gestelde vragen en gegeven antwoorden passen bij de gekozen leeftijdscategorie en helpen ouders verder op weg met hun kind in deze leeftijdscategorie. • De gegeven tips voor stimulering sluiten aan bij de gekozen leeftijdscategorie. • De voorgestelde activiteiten sluiten aan bij de gekozen leeftijdscategorie.

U

itg

ev

Beroepsproduct 2: Het levensboek van….. • Alle leeftijdsfasen komen duidelijk naar voren in het levensboek. • Alle ontwikkelingsgebieden (lichamelijk, cognitief, sociaal, emotioneel, expressie, spel en morele ontwikkeling) zijn beschreven. • De student kan de theorie van de cursus koppelen aan eigen levenservaringen. • Het levensboek ziet er netjes en afgewerkt uit.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Spelen en speelgoed

Doktertje spelen

tie

Opdracht 2

fb .v

.

a. Verzamel plaatjes van speelgoed voor een peuter, kleuter en jong schoolkind. b. Vergelijk jouw ideeën met die van anderen. Waarom vinden kinderen van die leeftijd dit speelgoed leuk?

Opdracht 3

u' Ac

Geef jouw mening over de volgende uitspraak: Kleuters spelen vaak doktertje. Dat is helemaal niet erg.

Vrienden en vriendinnen

U

itg

ev

er

ij

Ed

Wie waren jouw vrienden/vriendinnen aan het begin van de basisschool? Waren ze net zo belangrijk voor jou als de vrienden/vriendinnen van nu?

7


De peuter in ontwikkeling

De peuter in ontwikkeling

.

Inleiding

fb .v

De peuter is volop in ontwikkeling en kan steeds beter zelfstandig functioneren. Ook ontdekt de peuter de ‘eigen ik’. Tijd om lekker koppig te zijn!

Leerdoelen

Theoriebron De peuter in ontwikkeling <

De ontwikkelingsgebieden nader bekeken

Maak viertallen. Bij kinderopvangcentrum De Vlinder werken ze met een peutergroep. In deze groep zitten ook Jasper (2 jaar, 6 maanden), Marieke (3 jaar) en Tobias (3 jaar, 10 maanden). Alle drie peuters, maar de verschillen in wat ze kunnen zijn groot. Ga uit van een gemiddelde ontwikkeling.

Ed

Opdracht 4

u' Ac

tie

Je kunt: • de kenmerken van het lichamelijk ontwikkelingsgebied van een peuter benoemen • de kenmerken van het cognitief ontwikkelingsgebied van een peuter benoemen • uitleggen hoe de denkwereld van een peuter eruitziet • activiteiten bedenken om de taalontwikkeling van een peuter te stimuleren • de kenmerken van het sociaal-emotionele ontwikkelingsgebied van een peuter benoemen • de kenmerken van het expressie- en spelontwikkelingsgebied van een peuter benoemen • de kenmerken van het morele ontwikkelingsgebied van een peuter benoemen • activiteiten bedenken die aansluiten bij de ontwikkelingsgebieden van een peuter.

er

ij

Wat kun en mag je verwachten op welk moment in de ontwikkeling? Bespreek dit met je groep en vul de onderstaande tabel in.

ev

Kan zelfstandig op een klimrek klimmen. Kan fietsen met zijwieltjes. Kan fietsen zonder zijwieltjes

U

itg

Kan zich zelfstandig uitkleden. Kan zich zelfstandig aankleden. Kan zelf tandenpoetsen. Is zindelijk. Kan alle lichaamsdelen benoemen. Kan tien minuten alleen spelen. Snapt dat als hij een bal gooit in huis er iets kapot kan gaan. Weet dat monsters nep zijn.

8

Jasper 2 jaar, 6 maanden

Marieke 3 jaar

Tobias 3 jaar, 10 maanden


De peuter in ontwikkeling

Jasper 2 jaar, 6 maanden

Marieke 3 jaar

Tobias 3 jaar, 10 maanden

Praat in vijfwoord zinnen.

.

Praat met lidwoorden.

fb .v

90% van wat er wordt gezegd is verstaanbaar. Stelt veel waarom vragen. Hecht zich aan leeftijdsgenootjes.

Houdt zich aan regels, ook als de ouder weg is.

Opdracht 5

Speeltijd!

u' Ac

Kan een koppoter tekenen.

tie

Kan samenspelen.

Peuters houden van spelen. Dat is fijn want spelen betekent ontwikkelen. Geef van de volgende spelletjes aan, welke ontwikkelingsgebieden gestimuleerd worden en wat een kind kan leren van dat spel.

Ed

a. Verstoppertje spelen: welke ontwikkelingsgebied(en) wordt of worden gestimuleerd?

Wat leer de peuter van verstoppertje spelen?

er

ij

b. Puzzels maken: welke ontwikkelingsgebied(en) wordt of worden gestimuleerd?

ev

Wat leer de peuter van puzzels maken?

U

itg

c. Moeder, hoe laat is het?: welke ontwikkelingsgebied(en) wordt of worden gestimuleerd? Dit spel kun je binnen en buiten spelen, er moet wel ruimte zijn. Je staat met je gezicht naar de peuters toe en zij vragen aan jou hoe laat het is. Je antwoordt met een getal en zoveel stappen mogen de kinderen naar voren doen. Zij gaan proberen om zo dicht mogelijk bij je te komen en je aan te tikken. Als ze vragen hoe laat het is en je antwoordt met BEDTIJD, dan ga jij de peuters vangen.

Wat leert de peuter van Moeder, hoe laat is het?

9


De peuter in ontwikkeling

Opdracht 6

Verder spelen

.

Bij De Vlinder werk je in een peutergroep. De laatste tijd valt op dat een aantal peuters wat achter blijven in hun motoriek. Advies is om de komende tijd veel spelletjes te doen die de motoriek stimuleren en te kijken of er verbetering komt. Beschrijf wat je gaat doen en wat het precieze doel is van het spel.

fb .v

a. Bedenk vier spelletjes die je zou kunnen doen met peuters die de motoriek stimuleren.

Filmpje Spelwerelden van Vermeer <

Spelontwikkeling

Bekijk het filmpje ‘Spelwerelden van Vermeer’. Beantwoord de vragen over deze film. a. Welke vier werelden worden onderscheiden? 1. 2.

Theoriebron De peuter in ontwikkeling <

3. 4.

Ed

Opdracht 7

u' Ac

tie

b. Kies één van de spelletjes die je bedacht hebt. Beschrijf wat je gaat doen en wat het precieze doel is van het spel.

er

ij

In Theoriebron De peuter in ontwikkeling gaat het over bewegingsspel, manipulatief spel, rollenspel en constructiespel. Als je deze soorten spel moet koppelen aan een fase, bij welke wereld hoort het dan volgens jou?

ev

b. Bewegingsspel:

Manipulatief spel: Rollenspel:

U

itg

Constructiespel:

10

c. Voor welk spel hebben meisjes de voorkeur? Waarom denk je dat?

d. Voor welk spel hebben jongens de voorkeur? Waarom denk je dat?


De peuter in ontwikkeling

Opdracht 8

De denkwereld van een peuter Een peuter kijkt nog anders naar de wereld dan volwassenen. Oorzaak en gevolg overziet hij nog niet en het denken is concreet.

Opdracht 9

Ontwikkelen van de woordenschat

tie

b. Beschrijf in eigen woorden wat animistisch denken is.

fb .v

.

a. Beschrijf in je eigen woorden wat magisch denken is.

Peuters zijn leergierig en dat komt goed uit voor het leren van nieuwe woorden/begrippen.

u' Ac

a. Hoe kun je alledaagse situaties gebruiken om de woordenschat te ontwikkelen?

Ed

b. Geef een voorbeeld bij alledaagse situaties hoe je kunt werken aan woordenschatontwikkeling. Bij het boodschappen doen:

er

ij

Bij het verschonen:

ev

Bij het brood eten:

U

itg

Opdracht 10

Het peutergeweten Alexandro is twee jaar en negen maanden. Zijn moeder komt bij jou omdat ze zich zorgen maakt over zijn ontwikkeling. In huis heeft ze alles netjes geordend en Alexandro weet heel goed wat zijn speelgoedkast is en aan welke kast hij niet mag komen, want hier staan haar levensmiddelen in. Moeder geeft aan dat Alexandro nooit aan dit kastje komt als zij in de kamer is, maar elke keer zodra ze de kamer uit is, pakt Alexandro wel spullen uit deze kast. Moeder vraagt zich af of hij dit expres doet of dat hij haar zit uit te dagen en wat ze nu het beste kan doen.

Wat voor advies zou jij haar geven?

11


De peuter in ontwikkeling

Opdracht 11

De ruimte voor een peuter

Klaar voor de basisschool

tie

Opdracht 12

fb .v

Teken en beschrijf hoe een ruimte voor peuters eruit moet zien.

.

Een peuter wil graag de wereld ontdekken, maar dit moet wel op een veilige manier, binnen gestelde kaders gebeuren. Wat is er belangrijk als je een ruimte inricht voor peuters, aan welke eisen moet deze ruimte voldoen? Wat mag er zeker niet ontbreken in de ruimte en wat is noodzakelijk voor hun ontwikkeling?

u' Ac

En dan is het zover! Een peuter wordt vier jaar en mag naar de basisschool. Spannend, want alles is nieuw en hij is de jongste in een groep. Welke vaardigheden zou een peuter al ontwikkeld moeten hebben om een goede start te kunnen maken op de basisschool? Beschrijf dit voor het lichamelijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkelingsgebied. Lichamelijk ontwikkelingsgebied -

Ed

Cognitief ontwikkelingsgebied -

Sociaal ontwikkelingsgebied -

U

itg

ev

er

ij

Emotioneel ontwikkelingsgebied -

12


De kleuter in ontwikkeling

De kleuter in ontwikkeling

.

Inleiding

fb .v

Een kind van vier jaar is geen peuter meer, maar een kleuter. Een belangrijke leeftijd. Het kind gaat naar de basisschool en ontwikkelt zich steeds verder.

Leerdoelen

Theoriebron De kleuter in ontwikkeling < Website Coggle <

Help! Een kleuter!

De vierde verjaardag van een kind. Voor veel ouders een bijzonder moment. a. Waarom denk je dat dit zo is?

Ed

Opdracht 13

u' Ac

tie

Je kunt: • de kenmerken van het lichamelijk ontwikkelingsgebied van een kleuter benoemen • de kenmerken van het cognitief ontwikkelingsgebied van een kleuter benoemen • uitleggen hoe de denkwereld van de kleuter eruitziet • activiteiten bedenken om de taalontwikkeling van een kleuter te stimuleren • kenmerken van het sociaal-emotionele ontwikkelingsgebied van een kleuter benoemen • kenmerken van het expressie- en spelontwikkelingsgebied van een kleuter benoemen • kenmerken van het morele ontwikkelingsgebied van een kleuter benoemen • activiteiten bedenken die aansluiten bij de ontwikkelingsgebieden van een kleuter.

b. Maak een woordweb met in het midden het woord kleuter. Waar denk je allemaal aan?

ij

Lees nu Theoriebron De kleuter in ontwikkeling. Kijk nog eens naar jouw woordweb.

er

c. Gebruik nu een andere kleur om jouw woordweb aan te vullen met dingen die je in de theoriebron hebt gelezen, en waarvan jij denkt dat het typerend is voor een kleuter.

Jas aantrekken

ev

Opdracht 14

U

itg

Filmpje Jas aantrekken <

Bekijk het filmpje ‘Jas aantrekken’. a. Hoe oud zou het meisje in dit filmpje zijn? b. Vind je het een handige manier? Waarom wel of waarom niet?

c. Waarom wordt deze manier vaak aangeleerd bij peuters en kleuters?

13


De kleuter in ontwikkeling

Opdracht 15

En wat nu?

.

Een kleuter kent zijn eigen lichaam aan de buitenkant goed. Maar kleuters zijn nog steeds geïnteresseerd in hun eigen lichaam en dat van een ander. Verder zijn ze nieuwsgierig en stellen ze graag vragen. Geef van de volgende situaties aan hoe jij hiermee om zou gaan en wat voor antwoord je zou geven.

tie

fb .v

a. Jorinde is vijf jaar oud. Ze woont samen met haar ouders en Matthias, haar broertje van drie jaar oud. Haar mamma is zwanger en binnenkort zal de baby geboren worden. Jorinde vindt dit spannend en leuk. Op de bso vertelt ze er vaak over. Ze vraagt jou als pedagogisch werker hoe die baby in mamma’s buik is gekomen.

u' Ac

b. Je bent met een groepje kinderen van de bso bij de kinderboerderij. Marciano (5,5 jaar) blijft een hele tijd staan kijken bij de konijnenhokken. In het hok zitten twee konijntjes die boven op elkaar zijn gesprongen. Als je bij Marciano komt vraagt hij wat die konijntjes doen.

Wat kunnen kleuters wel en niet?

er

Opdracht 16

ij

Ed

c. Luca (4 jaar) en Yacintha (6 jaar) spelen samen in de huishoek op de basisschool. Ze hebben om het huis heen allemaal doeken gemaakt en zijn hierdoor niet altijd goed te zien. Als je bij ze langsloopt zie je dat ze allebei hun kleren hebben uitgetrokken.

ev

Hieronder volgen uitspraken over de zelfredzaamheid van een kleuter. Geef in de onderstaande tabel eerst aan wat jij hiervan vindt en bespreek het daarna met je groepje. Geef dan aan wat jullie gezamenlijke mening is geworden. Stelling

U

itg

Een kind van vier moet zelf zijn jas aan kunnen doen. Een kind van vier moet zelf zijn jas aan en dicht kunnen doen. Een kind van vier moet zelf zijn veters kunnen strikken. Een kind van zes moet zelf zijn veters kunnen strikken. Een kind van vijf kan al vloeiend huppelen. Een kind van zes jaar moet een poosje op één been kunnen staan.

14

Ik

Groep


De kleuter in ontwikkeling

Stelling

Ik

Groep

Een kind van vier jaar moet zelf zijn brood kunnen smeren.

Een kind dat zindelijk is en een ongelukje heeft kan zichzelf verschonen.

tie

Een kind van vijf jaar weet dat het na het toiletbezoek zijn handen moet wassen, dit hoef je ook niet meer te zeggen.

fb .v

Een kind dat naar school gaat moet zelf zijn billen kunnen afvegen.

.

Een kind van zes jaar moet zelf zijn brood kunnen smeren.

Een kleuter kan zelf zijn tanden poetsen, dat hoef je niet te controleren.

Filmpje Praatjesmakers Mariëlle <

Praatjesmakers

Bekijk het filmpje ‘Praatjesmakers Mariëlle 1’.

a. Jochem van Gelder komt eerst de trap af en even later de twee meisjes, wat valt je op?

Ed

Opdracht 17

u' Ac

Een kind dat naar school gaat moet zelf thuis zijn tas inpakken en zorgen dat hij alles mee heeft.

er

ij

b. Wat valt je op aan het taalgebruik en de uitspraak van de meisjes?

ev

c. Wat valt je op aan hun concentratie en het aansluiten bij de vragen?

U

itg

d. De beide meisjes willen iets worden wat niet kan. Hoe zou jij hierop reageren als ze je vragen hoe ze dit moeten worden?

e. Monsserat wil Pipi Langkous worden en is er ook van overtuigd dat dit kan. Jij legt haar uit dat dit niet kan en vervolgens wordt ze heel boos op je en wil ze niets meer van je weten. Hoe zou je hiermee om gaan?

15


De kleuter in ontwikkeling

Opdracht 18

Bekijk het filmpje ‘Eten en kleuters’. Beantwoord daarna deze vragen: a. Kun je een kleuter dwingen om te eten? Waarom wel of niet?

fb .v

.

Filmpje Eten en kleuters <

Jammie, lekker!

tie

b. Hoe zorg je ervoor dat een kind succeservaringen opdoet met eten?

u' Ac

c. Waarom is het belangrijk dat een kind succeservaringen opdoet?

d. Hoe kun je ervoor zorgen dat een kind meer gezonde dingen eet?

De digitale wereld of toch even niet?

Ed

Opdracht 19

Kinderen kijken tegenwoordig al vanaf jonge leeftijd naar beeldschermen. Op deze manier kunnen kinderen spelen, leren, ontdekken of soms gewoon lekker ontspannen. Op basisscholen worden veel multimediatoepassingen gebruikt, bijvoorbeeld het digibord. Het digibord wordt ingezet om aan kleuters een prentenboek voor te lezen.

U

itg

ev

er

ij

a. Bespreek met elkaar wat de voordelen zijn van het digitaal lezen van een prentenboek en beschrijf hieronder wat volgens jullie de pluspunten zijn.

16

b. Er zijn ook mensen die zeggen dat het voorlezen van een prentenboek alleen kan gebeuren met fysiek een boek erbij. Zij vinden dat dit beter is voor de ontwikkeling van kinderen. Waarom denk je dat ze dit vinden? Wat zijn de pluspunten van het voorlezen van een ‘normaal’ prentenboek?

c. Als je zelf de keuze moet maken tussen een digitaal prentenboek of een papieren prentenboek, waar kies je voor en waarom?


De kleuter in ontwikkeling

Opdracht 20

Taal, taal, en nog eens taal

a. Opdrachten of activiteiten voor taalontwikkeling.

fb .v

.

Het taalonderwijs is in de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. In het protocol dyslexie zijn doelen opgesteld waar een kind aan moet voldoen, zodat hij succesvol kan starten met het leren lezen. In de kleutergroepen is er daarom ook veel aandacht voor taal. In de theoriebron kun je lezen over de drie domeinen waaraan gewerkt wordt: taalontwikkeling, oriëntatie op geschreven taal en taalbewustzijn. Bedenk bij elk domein twee opdrachten of activiteiten (spelletjes) die je met kleuters zou kunnen doen.

tie

b. Opdrachten of activiteiten voor oriëntatie op geschreven taal.

Opdracht 21

Tekenen

u' Ac

c. Opdrachten of activiteiten voor taalbewustzijn.

In de kleutertijd is de tekenontwikkeling volop in gang.

itg

ev

er

ij

Ed

Je gaat een tekening maken. Maak een keuze: • een tekening van een kind van vier jaar • een tekening van een kind van vijf jaar • een tekening van een kind van zes jaar.

Je aan de regels houden Welke activiteit zou je kunnen doen om kleuters te leren zich aan de regels te houden?

U

Opdracht 22

17


Het jonge schoolkind in ontwikkeling

.

Het jonge schoolkind in ontwikkeling

fb .v

Inleiding

De kleuter wordt basisschoolkind. De kleuter gaat over van groep 2 naar 3. Het echte leren gaat beginnen.

Leerdoelen

Opdracht 23

Ed

u' Ac

tie

Je kunt: • de kenmerken van het lichamelijk ontwikkelingsgebied van een jong schoolkind benoemen • de kenmerken van het cognitief ontwikkelingsgebied van een jong schoolkind benoemen • uitleggen hoe een jong schoolkind zijn denkwereld eruit ziet • activiteiten bedenken om de taalontwikkeling van een jong schoolkind te stimuleren • de kenmerken van het sociaal-emotionele ontwikkelingsgebied van een jong schoolkind benoemen • de kenmerken van het expressie- en spelontwikkelingsgebied van een jong schoolkind benoemen • de kenmerken van het morele ontwikkelingsgebied van een jong schoolkind benoemen • activiteiten bedenken die aansluiten bij de ontwikkelingsgebieden van een jong schoolkind.

Terug in de tijd!

ij

Het gaan naar groep 3 is voor veel kinderen een belangrijk moment: vanaf nu ga je echt leren lezen, schrijven en rekenen. Hoe was dat voor jou? Denk eens terug aan je eigen schooljaren.

er

a. Vond je het leuk om naar groep 3 te gaan? Ja / Nee b. Had je een juf of een meester?

U

itg

ev

c. Vond je school makkelijk of moeilijk? Kun je uitleggen waarom?

18

d. Wie was je beste vriend of vriendin? e. Zat je op een sport? Ja / Nee f. Kun je een gebeurtenis herinneren uit die tijd?


Het jonge schoolkind in ontwikkeling

Theoriebron Het jonge schoolkind in ontwikkeling <

Hoe gaat het nu? Vanaf groep 3 moet er ‘echt’ gewerkt worden. Geef van de volgende begrippen aan wat ze betekenen. a. Zelfstandig werken:

u' Ac

b. Uitgestelde aandacht:

tie

Opdracht 24

fb .v

.

g. Bespreek je antwoorden met de anderen uit je groep. Beschrijf hieronder kort de belangrijkste bevindingen.

c. Succeservaringen opdoen:

Ed

d. Intrinsieke motivatie:

er

ij

e. Waarom is het opdoen van succeservaringen zo belangrijk voor kinderen in groep 3?

ev

f. Hoe kun je werken aan het vergroten van het zelfvertrouwen van een kind?

Leren schrijven Na het leren lezen beginnen kinderen met het zelf schrijven. Hieronder zie je verschillende schrijfproducten van kinderen.

U

itg

Opdracht 25

19


u' Ac

tie

fb .v

.

Het jonge schoolkind in ontwikkeling

a. Zet de letters in de goede volgorde van de schrijfontwikkeling.

Opdracht 26

Ed

b. Leg daarna uit waarom je hebt gekozen voor deze volgorde.

Werken aan werk

ev

er

ij

Aan het begin van groep 3 kunnen kinderen nog niet lezen, maar ook nog niet zo lang stilzitten, luisteren en samenwerken. Aan het eind van groep 5 moet een kind dit behoorlijk lang kunnen. Hoe zorg je daarvoor?

itg

Opdracht 27

U

Filmpje Interactief voorlezen via Leraar24.nl <

20

Interactief voorlezen Bekijk het filmpje ‘Interactief voorlezen’ van Leraar24.nl. a. Wat is interactief voorlezen?


Het jonge schoolkind in ontwikkeling

fb .v

c. Welke drie vragen stelt de leerkracht voorafgaand aan het voorlezen?

.

b. Wat is het verschil met gewoon voorlezen?

tie

d. Waarom zou je kiezen voor interactief voorlezen in plaats van gewoon voorlezen?

Bekijk het filmpje ‘Verschil jongens en meisjes: ruzie maken’. a. Vul de onderstaande tabel in. Hoort dit ruziegedrag bij jongens of bij meisjes? 1. zich miskend voelen 2. lief gevonden willen worden 3. meer informatie nodig om te snappen wat er aan de hand is 4. inleven en contact maken 5. helpen te verwoorden wat er is gebeurd en waarom het is gebeurd 6. competitiegevoelig 7. gevaar voelen 8. subtiel ruziemaken 9. vinden dat de ander begon 10. volgorde van de gebeurtenis bespreken

ev

er

ij

Filmpje Verschil jongens en meisjes: ruzie maken <

Ruzie maken

Ed

Opdracht 28

u' Ac

e. Waarom ga je vaak niet interactief voorlezen met een hele schoolklas?

Meisjes

b. Je werkt op een bso en ziet dat een groepje jongens ruzie heeft. Hoe ga je dit aanpakken?

U

itg

Jongens

21


Het jonge schoolkind in ontwikkeling

Bekijk het filmpje ‘Groei! 3: 9 jaar’.

a. In het filmpje wordt erover gesproken dat je rol verandert. Wat is er veranderd ten opzichte van een kind van zes jaar?

tie

Filmpje Groei!3: 9 jaar <

Al 9 jaar!

fb .v

Opdracht 29

.

c. Hoe zou je handelen als je ziet dat een groepje meisjes ruzie heeft?

u' Ac

b. Wat vindt een kind van negen jaar prettig in de manier van benaderen?

c. Kinderen worden steeds kritischer, naar zichzelf en naar elkaar. Wat is voor ouders en begeleiders nu een belangrijke taak?

Ed

d. Wat zie je in het filmpje gebeuren bij het samenspel?

er

ij

e. De pedagoog zegt in het filmpje: “… straf heeft wel degelijk zijn plaats in de opvoeding…”. Ben je het hiermee eens? Waarom wel of waarom niet?

U

itg

ev

f. In dit filmpje leest de juf een prentenboek voor. Bij deze leeftijdsgroep kun je niet meer elk prentenboek voorlezen. Waar moet een prentenboek aan voldoen zodat het toch nog geschikt is?

g. Waarom moet je de vrije tijd van een kind goed begeleiden?

h. Welk verschil in denken zie je tussen een kind van negen en een volwassene?

i.

22

Welke twee opdrachten hebben ouders/begeleiders volgens de pedagoog?


Het jonge schoolkind in ontwikkeling

1. 2.

Activiteiten

.

Opdracht 30

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Bedenk voor alle ontwikkelingsgebieden twee activiteiten en spelletjes die je met kinderen van zeven jaar kunt doen. Motiveer waarom je deze spelletjes kiest.

23


Reflectie

Reflectie Opdracht 31

Reflectie op de lesstof

fb .v u' Ac

Kritisch en creatief denken

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 32

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in 1 keer lukken? Noem één voorbeeld.

Samenwerken

er

Opdracht 33

ij

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

U

itg

ev

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

24

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.


Theoriebron De peuter in ontwikkeling

.

Theoriebron De peuter in ontwikkeling

fb .v

Inleiding

tie

Een kind van ongeveer tweeënhalf jaar is een peuter. Deze fase duurt tot vier jaar. In deze periode maakt een kind zich veel vaardigheden eigen op verschillende ontwikkelingsgebieden. Realiseer je dat elk kind zich in zijn eigen tempo ontwikkelt. Dit hoofdstuk gaat over de lichamelijke, cognitieve, sociaal-emotionele, expressieve, spelen morele ontwikkeling. Dit hoofdstuk gaat over kenmerken van de ontwikkeling en activiteiten waarmee je de ontwikkeling kunt stimuleren.

u' Ac

Lichamelijke ontwikkeling

Ed

Baby’s groeien in het eerste jaar ongeveer 25 cm in de lengte en in gewicht groeien ze ongeveer zes à zeven kilo. Vanaf de peuterleeftijd gaat de groei minder hard. Tot twee jaar groeien kinderen gemiddeld tussen de acht tot twaalf cm en daarna vijf tot zeven cm per jaar. In gewicht komt er minder bij, ongeveer twee tot drie kilo per jaar. Omdat een peuter minder hard groeit eet hij ook minder. De lichaamsverhoudingen zijn nog niet zoals bij een volwassene en een peuter heeft vaak een buikje.

Lichamelijke ontwikkeling: motoriek

ev

er

ij

Het lopen van een dreumes ziet er nog wat stijfjes uit, maar bij een peuter gaat dit al veel soepeler. Dat is fijn, want nu kan de peuter gaan springen, rennen en klimmen. Een peuter kan zijn lijfgebruiken om op ontdekkingstocht te gaan. Een speeltuin is een perfecte plaats: hier kan hij dingen uitproberen. Als een peuter gaat klimmen, glijden en lopen, leert hij zijn eigen lijf en mogelijkheden kennen. Peuters leren eerst hoe ze zichzelf moeten uitkleden, daarna volgt het aankleden. Vaak heeft een peuter hier nog wel hulp bij nodig, want het omkeren van kleding of schoenen komt veel voor. Complimenten geven voor dingen die een kind zelf goed doet vergroot zijn zelfvertrouwen en motivatie om het nog een keer te doen. Zo wordt een kind steeds zelfstandiger.

U

itg

Lichamelijke ontwikkeling: zintuiglijk Een peuter wil de wereld verkennen en ontdekken. Hij heeft hiervoor nog veel zintuigen nodig. Om iets te leren kennen zal een peuter eraan ruiken, luisteren, voelen met de handen en soms ook nog met zijn mond. Met het ouder worden zie je dat een peuter steeds betere controle krijgt over zijn zintuigen en weet wat hij waarvoor moet gebruiken. Een oudere peuter zal niet snel meer zand in zijn mond stoppen, maar het met zijn handen aanraken om te proberen er iets mee te maken.

25


Theoriebron De peuter in ontwikkeling

Lichamelijke ontwikkeling: seksueel

tie

Lichamelijke ontwikkeling: zindelijkheid

fb .v

.

Een peuter leert zijn eigen lijfje steeds beter kennen. Dat begint met het benoemen van armen, benen, buik en rug en breidt zich uit naar het benoemen van bijvoorbeeld wimpers, wenkbrauwen en nagels. Het eigen lichaam is voor een kind nog heel interessant. Door zichzelf aan te raken op intieme plaatsen ervaart het kind dat dit anders voelt dan elders bij het lichaam. Soms zie je peutermeisjes heen en weer schuiven op een stoel, omdat dit zo’n lekker gevoel geeft of jongentjes doen een handje in hun broek. Het is goed om uit te leggen aan je kind dat je snapt dat het lekker voelt, maar dat het niet hoort als er andere mensen bij zijn. Maak het niet groter dan het is en benoem het niet als vies, omdat kinderen dan een afkeer van hun lichaam kunnen krijgen. Een peuter weet al heel goed dat pappa en mamma er anders uit zien, maar beseft nog niet dat je voor altijd een jongen of meisje bent.

Ed

u' Ac

Zindelijkheid betekent dat een kind zijn poep en plas kan ophouden en de behoefte doet op een daarvoor bestemde plek. Dit is iets wat je moet oefenen met een kind. Vanaf ongeveer twee jaar kunnen kinderen aanvoelen dat ze moeten poepen en plassen en kun je dit oefenen op een potje of op de wc (als kinderen het gat zo groot vinden, kun je een wc-verkleiner gebruiken). Meisjes zijn vaak eerder zindelijk dan jongens. Zindelijk worden is voor ouders en kinderen een belangrijk proces. Naast lopen wordt het gezien als een grote prestatie. Ouders kunnen hier heel trots op zijn, maar het kan ook zorgen voor grote spanning. Het is belangrijk om opvoeders altijd te adviseren niet te veel druk erop te leggen en het niet te willen overhaasten, elk kind wordt zindelijk in zijn eigen tempo.

Cognitieve ontwikkeling: denken en geheugen

er

ij

Peuters zijn erg geĂŻnteresseerd in wat jij als volwassene doet en ze zullen je vaak proberen na te doen. Betrek daarom een peuter, voor zover dat kan, bij wat je doet. Verder is het heel belangrijk dat je positief, gewenst gedrag laat zien wanneer je peuter in de buurt is. Jonge peuters hebben nog maar een kort concentratievermogen, maar met het ouder worden neemt dit toe en kan een peuter steeds langer met iets bezig zijn. Veel peuters vinden puzzelen leuk. Gebruik een insteekpuzzel met weinig stukjes. Als een kind ouder is en meer concentratie krijgt, kun je meer stukjes en moeilijkere soorten puzzels aanbieden.

U

itg

ev

Het denken van een peuter is concreet en richt zich op wat tastbaar is. Een peuter heeft nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid en kan nog geen oorzaak-gevolg relaties trekken. Wanneer je een boek voorleest over bijvoorbeeld monsters, kan een peuter gaan denken dat er echt monsters onder zijn bed zitten. Dit is magisch denken. Een andere eigenschap die peuters hebben is het animistisch denken: het toekennen van menselijke eigenschappen aan levenloze Peuter aan het puzzelen. voorwerpen. Bijvoorbeeld wanneer een kind struikelt over een bal, dan is de bal stout.

26


Theoriebron De peuter in ontwikkeling

Cognitieve ontwikkeling: taal

fb .v

.

Een peuter denkt over veel dingen na, maar begrijpt nog niet alles. Een peuter wil het wel begrijpen en gaat dan zelf een uitleg bedenken. Dit is ook een vorm van magisch denken. Hierdoor kan een peuter bang worden voor hele gewone dingen zoals schaduwen, de wind of dieren, omdat hij hier zelf iets bij gaat denken. Voor een peuter is deze angst heel echt en hij wil graag gerustgesteld worden. Ga mee in de fantasie van het kind, tot op zekere hoogte, en stel het kind gerust. Als een kind rustig is kun je er later nog eens op terug komen en erover praten.

u' Ac

tie

In de peuterleeftijd gaat de taalontwikkeling razendsnel. Een kind gaat in steeds langere zinnen praten. Een tweejarige begint met twee- tot driewoordzinnen, maar tegen de derde verjaardag zijn dit vooral vijfwoordzinnen. De zinnen worden steeds beter, want kinderen leren praten met voornaamwoorden (ik, jij, hij), gaan lidwoorden gebruiken en beginnen met het vervoegen. Dit zal nog vaak fout gaan bijvoorbeeld ‘ik heb gezwemd’, maar kinderen ontwikkelen wel hun taalbesef en zijn op zoek naar de algemene taalregels. Wanneer een kind iets niet juist zegt, is het goed om daarna de zin nog een keer tegen het kind te zeggen in de juiste formulering en de zin niet fout te noemen. Voor het ontwikkelen van de woordenschat is het goed om voorwerpen te benoemen en te praten bij alles wat je doet. De zinnen van een drie- of vierjarige peuter worden langer, omdat hij gaat praten in samengestelde zinnen. De peuter begint nu te begrijpen dat je taal kunt gebruiken om mee te leren, te fantaseren, maar ook om je zin te krijgen. Veel kinderen stellen in deze periode veel waaromvragen; een peuter is leergierig en wil alles weten. Door antwoord te geven op moeilijkere vragen leert een peuter luisteren naar moeilijke zinsconstructies. Zo gaat ook de ontwikkeling van het taalgevoel en de zoektocht naar de algemene taalregels door.

er

ij

Ed

Kinderen die Nederlands niet als moedertaal hebben, gezinnen waar geen Nederlands wordt gesproken of gezinnen waar dat wel gebeurt, maar met een dialect of weinig aandacht voor het kind, lopen in de peuterleeftijd heel snel een achterstand op. Daarom werken veel peuterspeelzalen en kinderopvangcentra met speciale programma’s voor taalstimulering en kansrijke taal, om de achterstand van kinderen zoveel mogelijk te reduceren (het kleiner maken van de taalachterstand). Als ouders niet de mogelijkheid hebben om thuis te werken aan de taalontwikkeling, is taalachterstand moeilijk in te halen.

U

itg

ev

Sociaal-emotionele ontwikkeling: sociaal

Contact maken met leeftijdgenootjes.

De sociale contacten van een peuter groeien sterk. Ouders en familieleden blijven nog steeds het belangrijkst, maar leeftijdsgenootjes beginnen steeds meer plek te krijgen in hun bestaan. Samenspel zul je in deze periode nog niet veel zien, wel dat peuters naast elkaar spelen. Dit noem je parallelspel. Een peuter is zich steeds meer bewust van de aanwezigheid van de ander en kan daar ook naar kijken en genieten van de aanwezigheid, maar interactie hebben ze nog

27


Theoriebron De peuter in ontwikkeling

weinig met elkaar. Peuters leren door te imiteren en dit zie je terug in hun spel. Ze doen na wat ze bijvoorbeeld hun vader of moeder hebben zien doen: eten koken, een pop in bed leggen of timmeren.

fb .v

.

Een peuter heeft exploratiedrang en neemt vanuit zichzelf veel initiatief. Het is heel belangrijk dat een kind dit leert, maar nog belangrijker is hoe de omgeving erop reageert. Een kind dat je stimuleert om initiatief te nemen zal dat ook in de toekomst blijven doen. Een kind dat vaak afgekapt wordt zal schuldgevoelens krijgen en minder durven. Wat blijft gelden is dat het binnen kaders moet plaatsvinden: er zijn grenzen. Een kind moet zich vrij kunnen ontwikkelen binnen de veilige kaders.

Sociaal-emotionele ontwikkeling: emotioneel

Ed

u' Ac

tie

Een peuter wil steeds meer dingen zelf doen. Hij gaat beseffen dat hij een eigen wil heeft en zelf kan bepalen waar hij naar toe gaat. Steeds vaker zal de ouder horen: ‘ikke doen’. Bij het eten gaat dit nog met geknoei en alles kost meer tijd. Belangrijk is dat een ouder een kind deze ruimte en tijd geeft, helpt en begeleidt waar nodig, maar het wel zelf laat doen. Dit stimuleert de ontwikkeling van vaardigheden en maakt dat het steeds beter gaat. Het is voor een peuter goed dat hem zelfstandigheid wordt geboden en dat hij keuzes mag maken. Te veel keuzes maken het vaak onoverzichtelijk en bedreigend, maar wanneer je beperkte keuzes aanbiedt, leert een kind hiervan en kan dit conflicten oplossen of helpen voorkomen. Bij een peuter staat het ik-centraal, ook wel egocentrisme genoemd. Hij begrijpt niet dat anderen de dingen niet op dezelfde manier ervaren en waarnemen als hijzelf. Hierdoor kan een peuter geen rekening houden met de gevoelens van een ander en reageren ze altijd vanuit zichzelf. Hij kan zich niet verplaatsen in de ander. Een peuter doet dit niet bewust, zijn hersenen zijn nog niet zover ontwikkeld dat hij dit kan. Peuters vinden het fijn om een knuffel of pop te hebben, hier hebben ze steun aan. De knuffel of pop biedt ze veiligheid, ze kunnen alles ertegen zeggen en de pop begrijpt ze, een kind voelt zich hierdoor niet alleen. Met de pop of knuffel kan een kind ook vaardigheden oefenen zoals sociaal spel.

er

ij

Expressie- en spelontwikkeling: expressie

U

itg

ev

Het tekenen begint met eerst krassen en vrij over het papier bewegen. Een papier kan niet groot genoeg zijn. Ook kan een peuter butsen, dat is stompen met een potlood op papier. Met het ouder worden gaat een peuter meer nadenken over wat hij wil tekenen. Vanaf ongeveer tweeënhalf jaar kan een peuter een cirkel tekenen en die ook dicht maken. Daarmee laat een kind zien dat hij zijn eigen binnenwereld kan scheiden van de buitenwereld. Als een kind ook een stip in het midden zet, laat hij daarmee zien dat hij begrijpt dat hij een eigen ik heeft.

28

Daarna volgen de koppoters: een mensje waarbij het lijf en hoofd samen een zijn, met handen en voeten eraan.


fb .v

.

Theoriebron De peuter in ontwikkeling

tie

Expressie- en spelontwikkeling: spel

u' Ac

Spelen is voor kinderen heel belangrijk en het is leuk. Het stimuleert de ontwikkeling op veel gebieden: een kind leert door spel de wereld ontdekken, creatieve oplossingen bedenken en kan zo ook motorische en cognitieve vaardigheden ontwikkelen. Er zijn verschillende soorten spel te onderscheiden: • Bewegingsspel: rennen, klimmen en klauteren, springen, rollen, duwen, fietsen. Peuters willen van nature graag bewegen en daardoor beleven ze hier veel plezier aan. Manipulerend spel: onderzoekend en ontdekkend bezig zijn met klei, water, zand, knikkers. Doordat het materiaal lekker zacht is en doet wat een peuter wil, kunnen ze hier goed mee uit de voeten. Ze kunnen zo ontdekken en maken wat ze willen.

Rollenspel: van een eenvoudig rollenspel (vader/moeder naspelen) tot toneel spelen. Vanaf ongeveer drie jaar kunnen kinderen rollenspellen gaan doen. Ze gaan hun vader of moeder of andere mensen uit de omgeving nadoen. Gebeurtenissen die grote indruk maken op een kind spelen ze graag na. Door iets na te spelen gaat een peuter dingen steeds beter begrijpen en krijgen ze er grip op.

Constructiespel: In het constructiespel zie je dat jonge kinderen het materiaal bekijken en lukraak wat doen. Aan het afbreken van iets beleven ze nog meer plezier dan aan iets bouwen. Vanaf ongeveer drie jaar gaan kinderen meer gericht bouwen. Ze gaan een plan bedenken en echt iets maken. Ze gaan inzien dat mogelijkheden met blokken of duplo eindeloos zijn en kunnen echt genieten van iets dat ze gemaakt hebben.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Een peuter kan enige tijd zelf spelen en begint in deze fase ook te ontdekken dat het in het spel contact kan maken met andere kinderen. Ze ontdekken hoe je samen speelt of wanneer iemand juist niet wil samen spelen. Dit is soms nog heel lastig en begeleiding van een volwassene bij het leren samen spelen is noodzakelijk.

Morele ontwikkeling De morele ontwikkeling gaat over het leren van wat goed is en wat fout is. Het gaat over waarden en normen. De morele ontwikkeling wordt sterk beïnvloed door de interactie tussen ouder en kind.

29


Theoriebron De peuter in ontwikkeling

De theorie van Lawrence Kohlberg wordt het meest gebruikt voor het beschrijven van de morele ontwikkeling. Hij zegt dat iemand volledig moreel besef heeft ontwikkeld als hij goed van kwaad kan onderscheiden, dit aanvoelt en ernaar handelt.

tie

fb .v

.

De ontwikkeling van moreel denken heeft drie stadia: 1. Preconventioneel stadium (0 jaar tot 10/12 jaar) Kinderen gedragen zich volgens de geldende regels en weten dat je voor sommige dingen straf of een beloning kan krijgen. Regels zijn nog niet geĂŻnternaliseerd, dat betekent dat een kind nog niet vanuit zichzelf weet wat de regels zijn en zich hieraan kan houden. 2. Conventioneel stadium (10-18 jaar) Kinderen nemen de regels over, maar invloed van vrienden/sociale omgeving is zeer groot. Het kind begint te begrijpen welke waarde er hangt aan de gestelde norm. 3. Postconventioneel stadium (vanaf ongeveer 18 jaar) Jongeren en volwassenen heroverwegen wat ze aangeleerd hebben gekregen en nemen een eigen standpunt in.

Morele ontwikkeling: omgaan met regels

u' Ac

Een peuter van tweeĂŤnhalf jaar weet wat zijn ouders wel of niet goed vinden. Hij weet dit, doordat hij aan je gezicht, houding en stem kunt merken of iets wel of niet mag. Het is daarom belangrijk om dit consequent en duidelijk te blijven herhalen, dit geeft veiligheid en duidelijkheid.

Morele ontwikkeling: geweten

U

itg

ev

er

ij

Ed

Je geweten is je innerlijke stem die zegt wat goed is en wat fout is. Dit ontwikkelt een kind doordat het complimentjes krijgt en voor andere dingen wordt gestraft. Een peuter heeft nog geen geweten. Zijn ouders zijn dit voor hem. Dat betekent dat regels gelden op het moment dat je aanwezig bent, maar zodra je een ruimte verlaat gelden die regels niet meer. Dit is geen opzettelijk of stiekem gedrag, de hersenontwikkeling van een peuter is nog niet zover dat hij weet dat dingen blijven gelden als de ouders weg zijn.

30


Theoriebron De kleuter in ontwikkeling

.

Theoriebron De kleuter in ontwikkeling

fb .v

Inleiding

tie

Wanneer een kind vier jaar is, dan wordt hij een kleuter. Vanaf dit moment mag een kind ook naar de basisschool. In dit hoofdstuk gaat het over de ontwikkelingen die een kind van vier tot ongeveer zes jaar doormaakt. Meestal zien we een kind niet meer als een kleuter als hij naar groep 3 gaat. De meeste kinderen zijn dan zes jaar, maar soms gaat een kind met vijf jaar door naar groep 3 en soms pas met zeven jaar.

Lichamelijke ontwikkeling

Ed

u' Ac

In de kleuterleeftijd maakt een kind een groeispurt door. Per jaar kan een kind wel zes centimeter groeien en ongeveer twee kilo zwaarder worden. Het lichaam van een kleuter gaat steeds meer op dat van een volwassene lijken. De verhoudingen tussen hoofd, lijf, armen en benen komen in proportie. Sommige kinderen hebben in deze periode last van groeipijnen, een zeurende pijn in de bovenbenen of scheenbenen. Dit wordt veroorzaakt door een snelle groeispurt. Kinderen van vier jaar zijn zindelijk, maar tot en met zes jaar kan een ongelukje voorkomen. Dit kan komen door een spannende gebeurtenis (zoals Sinterklaas, geboorte van een broertje of zusje, verjaardag) of omdat een kind zo intensief verdiept is in zijn spel, dat het niet merkt dat het naar de wc moet. Daarom is het goed om op vaste momenten van een dag te vragen of een kind naar de wc moet.

ij

Lichamelijke ontwikkeling: motoriek

U

itg

ev

er

Wanneer een kind zich normaal ontwikkelt heeft het een groot en gevarieerd aantal bewegingspatronen zoals rennen, huppelen, klimmen en klauteren, springen, bal gooien en vangen, zwemmen en fietsen. Deze vaardigheden horen bij de grove motoriek en zullen steeds meer automatisch gaan. De fijnmotorische vaardigheden ontwikkelen zich deze periode steeds beter. Een kind dat met Duplo speelde, zal steeds vaardiger worden met de kleinere legosteentjes. Het maken van puzzels gaat een kind steeds beter af en in plaats van scheuren van papier begint een kind met knippen. Het vasthouden van een potlood gaat steeds beter en hierdoor gaan de getekende vormen er ronder en meer gecontroleerd uit zien. Veel kinderen doen ook pogingen om hun eigen naam te schrijven. Voor zover een kind nog geen voorkeurshand had, wordt deze in de komende jaren duidelijk ontwikkelt. Bij een heel kleine groep kinderen komt het voor dat ze dingen met zowel de linker- als de rechterhand blijven doen en geen duidelijke voorkeur lijken te hebben. Dit wordt ambidexter genoemd. Bij deze kinderen is het belangrijk om ĂŠĂŠn kant te kiezen en deze te stimuleren. De voorkeur gaat ernaar uit om het gebruik van de rechterhand te stimuleren, omdat onze maatschappij meer is ingesteld op rechtshandigheid.

31


Theoriebron De kleuter in ontwikkeling

Lichamelijke ontwikkeling: zintuiglijk

u' Ac

tie

fb .v

.

Een kleuter gebruikt al zijn zintuigen, maar deze zijn nog niet zo ontwikkeld als bij een volwassene. Zo kan een kleuter nog niet vanuit zijn ooghoeken kijken in het verkeer of er een auto aankomt. Daarom is het belangrijk dat een kind met zijn hele hoofd naar links en naar rechts draait om te kijken of er Trots op leren schrijven. iets aan komt. Ook kan een kleuter afstanden nog niet inschatten. Hij moet het ervaren. Het inschatten van afstanden kun je oefenen bijvoorbeeld bij gymnastiek: hoe ver moet je springen om op de mat te landen of om over de kast te springen. Een kleuter leert de ruimtelijke begrippen onder, boven, voor, achter en tussen en leert zo zijn positie te bepalen in een ruimte. Ook leert hij dit op het platte vlak. Door bezig te zijn met speelgoed, tekenen of opdrachten met papier (bijvoorbeeld vouwen of propjes maken) ontwikkelt een kind de fijne motoriek en werkt het aan de oog-handcoördinatie. Doordat de hersenen zich blijven ontwikkelen, gaat het steeds beter om ogen en handen te laten samen werken.

Lichamelijke ontwikkeling: seksueel

er

ij

Ed

Een kleuter weet en ziet het verschil tussen jongens en meisjes, maar bij jonge kleuters kan het voorkomen dat ze nog niet helemaal beseffen dat dit voor altijd is. Zo kan een jongetje enthousiast roepen: “later als ik juf ben…”. Een oudere kleuter weet dat dit niet kan. Het eigen lichaam en dat van de ander vinden kleuters heel interessant. Doktertje en vader en moeder spelen zijn favoriete spelletjes. Het is een onderdeel van de seksuele ontwikkeling en hoort hierbij, verbiedt deze spelletjes liever niet en zeg niet dat het vies is, want hierdoor kan een kind schuldgevoelens ontwikkelen en een afkeer van zijn eigen lichaam krijgen. Wat je wel kunt doen is regels stellen: doe voorzichtig met elkaar, vraag of een ander het nog leuk vindt, stop als iemand nee zegt, de deur blijft open en speel met iemand van je eigen leeftijd.

U

itg

ev

Cognitieve ontwikkeling: denken en geheugen

32

De hersenen van kleuters zijn nog volop in ontwikkeling. Hierdoor kunnen ze informatie nog niet zo snel verwerken en vasthouden in hun geheugen. Daarom is het beter om een kind één taak te geven, in plaats van meerdere taken. Met het ouder worden en door het oefenen kun je dit uitbouwen. Kleuters hebben nog moeite met tijd. Dat kun je bijvoorbeeld horen als ze een verhaal vertellen: ‘Morgen ben ik naar de winkel geweest.’ Ook het stoppen met een activiteit kan lastig zijn. Een kleuter wil graag eerst iets afmaken en kan nog niet overzien wat het betekent als je zegt dat hij straks verder mag gaan. Het helpt dan om concreet te zijn, bijvoorbeeld: ‘Als jij je broodje op hebt mag je verder spelen’. Tijd kun je ook concreet maken door te werken met pictogrammen, aftekenbladen/kalenders en timetimers. Kinderen van vier of vijf jaar praten nog veel hardop tijdens hun spel. Kinderen hebben het dan nog nodig om te verwoorden wat ze doen om zo de wereld te ordenen en er grip op te krijgen. Vanaf ongeveer zes jaar wordt dit minder en kan een kind dit in zijn hoofd doen. Het gaat dan om innerspeech.


Theoriebron De kleuter in ontwikkeling

Cognitieve ontwikkeling: taal

fb .v

.

Een Nederlandstalig opgevoed kind kent op vierjarige leeftijd ongeveer 3200 woorden. Tot een kind ongeveer acht jaar is, breidt de woordenschat zich uit met ongeveer 600 woorden per jaar. De meeste kinderen zijn nu ook goed te verstaan, soms heeft een kind nog moeite met een enkele letter. Langere woorden kunnen nog moeite kosten. Veel kinderen kunnen in korte zinnen goed een verhaal vertellen. Wanneer het nog haperend klinkt, denkt het kind sneller dan dat het woorden kan formuleren. Dit gebeurt ook vaak als een kind heftige emoties heeft (bang, boos of blij). Dit kan ten koste gaan van de verstaanbaarheid.

tie

Kleuters gaan naar school en daar is taal een belangrijk aandachtsgebied. Niet alleen voor communicatie, maar ook voor kennisoverdracht. In de kleutergroepen wordt doelmatig gewerkt aan de taalontwikkeling van kinderen, om ze zo goed mogelijk voor te bereiden op onder andere het leren lezen wat in groep 3 begint.

Cognitieve ontwikkeling: aandachtsgebieden taal

Oriëntatie op geschreven taal Kinderen leren dat tekens, letters zijn en dat je daar iets mee kunt zeggen of overbrengen. Kinderen leren dat je bijvoorbeeld briefjes kunt schrijven om boodschappen door te geven. Kennis van boeken hoort hierbij. Kinderen leren dat een plaatje en letters samen een verhaal vormen en hoe je een boek leest: van voor naar achter, van boven naar beneden en van links naar rechts. Verder hoort verhaalbegrip hierbij: waar gaat een verhaal over, wie is er het belangrijkst in het verhaal, hoe zou het verder gaan, navertellen of naspelen waar een verhaal over ging.

ij

Ed

u' Ac

Het gaat om de volgende aandachtsgebieden: • Taalontwikkeling Hierbij hoort de woordenschatontwikkeling, het vermogen om te communiceren, het vermogen om denkrelaties in taal uit te drukken en de ontwikkeling van de regels (denk aan meervouden, grammaticale vervoegingen, enzovoort).

Taalbewustzijn Dat kinderen woorden in zinnen kunnen onderscheiden en dat ze onderscheid kunnen maken tussen de vorm en de betekenis van woorden. Als je bijvoorbeeld aan een kleuter van vier jaar vraagt of een reus of kabouter groter is, dan kan het zijn dat hij kabouter zegt, omdat dit het langste woord is. Een zesjarige kleuter zal kiezen voor reus, omdat hij geleerd heeft onderscheid te maken tussen hoe lang een woord is en wat de betekenis van een woord is. Ook rijmen, hak- en plakoefeningen horen bij het taalbewustzijn en worden vaak geoefend in een kleuterklas.

Activiteiten die je goed kunt aanbieden om bezig te zijn met taalontwikkeling en- stimulering zijn voorlezen, verhalen vertellen, kringgesprekken, praatplaten, toneel- of poppenkastspel en taalspelletjes.

U

itg

ev

er

33


Voorlezen: een belangrijke activiteit in de kleuterklas.

fb .v

.

Theoriebron De kleuter in ontwikkeling

tie

Sociaal-emotionele ontwikkeling: sociaal

Ed

u' Ac

Het denken van een vierjarige is vaak egocentrisch: ze zijn op zichzelf gericht. Ze spelen hun eigen spel. Dit verandert in de kleuterperiode. Kinderen gaan zich meer op elkaar richten en samen een spel spelen. Vanaf ongeveer zes jaar wordt het groepsgevoel en samen spelen belangrijker. Kinderen ontwikkelen het besef dat iedereen anders is en anders denkt. Ook kunnen kinderen zich dan aan regels houden, zonder het toezicht van een volwassene. Als een vierjarige net naar school gaat verandert er veel. Thuis gelden andere regels dan op school en een kind moet hieraan wennen. Zodra een kind naar school gaat start er ook een andere fase in de ontwikkeling van sociale vaardigheden, die doorgaat tot in de puberteit. Leren op je beurt te wachten, luisteren naar elkaar, zich inleven in een ander, opkomen voor elkaar en complimenten geven, zijn onderdeel van de sociale vaardigheden die een kind begint te ontwikkelen.

Sociaal-emotionele ontwikkeling: emotioneel

U

itg

ev

er

ij

Het ik-besef van een kleuter heeft ondersteuning nodig van een volwassene om tot een realistisch en positief zelfbeeld te komen. Een kleuter kan nog niet goed inschatten wat hij wel of niet kan. Hierdoor kan daardoor teleurgesteld raken, of juist zichzelf overschreeuwen. Sommige kinderen zul je moeten stimuleren en andere kinderen zul je soms moeten afremmen. De basisgevoelens bang, boos en blij kan een vierjarige bij zichzelf herkennen en benoemen. Met het ouder worden leert een kind ook gevoelens bij een ander herkennen. Bij kleuters is de fantasie nog groot en het is soms lastig om waarheid en fantasie van elkaar te scheiden. Ook het magisch denken is aanwezig. Doordat het ik-besef zich ontwikkelt, maar de kleuter de wereld nog niet helemaal begrijpt en overziet kan hij angsten en schuldgevoelens hebben. Deze zijn voor het kind levensecht, dus doe het niet af als kleinigheden, maar praat erover en probeer dingen zoveel mogelijk uit te leggen en te benoemen.

34

Expressie- en spelontwikkeling: expressie Veel kinderen tekenen als ze vier jaar zijn een poppetje nog als een koppoter: een rondje waar direct de armen en benen aan vast zitten. Al snel zal dit veranderen naar twee rondjes en komen er steeds meer details bij zoals de mond, neus en oren. Tot vijf jaar tekenen kinderen zonder een bodem en dwarrelt alles over het papier. Vanaf zes jaar beginnen kinderen te tekenen met een hemel en aarde. Dit wordt ook wel de sandwichfase genoemd.


Theoriebron De kleuter in ontwikkeling

fb .v

Expressie- en spelontwikkeling: spel

.

Kinderen tekenen een streep als hemel en streepjes aan de onderkant als gras. Daartussen kan wat ze tekenen alles nog zweven. Met het ouder worden zie je dat dingen steeds meer ‘landen’. Kinderen gaan beseffen dat je met tekeningen verhaaltjes kunt vertellen. De tekeningen staan vol met wat ze zelf beleven of in hun fantasie bedenken.

u' Ac

tie

Kleuters zijn dol op het doen van rollenspel: doen alsof. Het spelen van een rollenspel geeft ze veiligheid en houvast. Hierdoor gaan ze situaties steeds beter herkennen en leren ze om te gaan met verschillende situaties. Het spel van kinderen is vaak nog kort en kan soms opeens ‘op’ zijn. Als volwassene kun je dan zorgen voor nieuwe input in een spel. Bijvoorbeeld door een klant te zijn in de winkel of door aan te bellen bij het huis en iets te vragen. Ga mee in het spel van de kinderen, maar zorg dat jij het niet overneemt. Laat een kind bedenken wat er moet gebeuren. Zo stimuleer je zijn fantasie en krijgt een kind zelfvertrouwen. Oudere kleuters zullen ook steeds vaker willen laten zien of vertellen over wat ze gespeeld hebben. Spel kun je stimuleren door materialen klaar te leggen, dit kunnen heel herkenbare materialen zijn zoals poppen en garages. Het is ook goed om ander soort materiaal (dozen, leeg verpakkingsmateriaal, kruiwagens) klaar te leggen voor spel, een kind kan hier een eigen invulling aangeven en zo wordt de fantasie en creativiteit gestimuleerd.

Moreel ontwikkelingsgebied: omgaan met regels

er

ij

Ed

Ook bij kleuters staat het ‘ik’ nog steeds voorop, hun behoeften en grillen willen ze graag bevredigd zien. Daardoor kan het zijn dat ze regels overtreden, zonder zich daar nog echt bewust van te zijn. Aan de andere kant willen kleuters het graag goed doen en zijn ze zeer gevoelig voor wat hun voor wordt gedaan. Wanneer jij je aan de regels houdt die gelden, zal een kleuter dat meestal volgen. In deze periode groeit ook het besef dat regels door mensen zijn gemaakt en dat ze daardoor kunnen verschillen. Een goede manier om je bezig te houden met de morele ontwikkeling kan het spelen van gezelschapsspelletjes zijn. Een kind leert om zich aan de regels te houden van een spel, op een leuke manier zich in te leven in een ander, op zijn beurt te wachten en een ander ook een keer de winst te gunnen.

De kleutertijd is een belangrijke periode voor de gewetensontwikkeling die nu heel langzaam begint te komen. Kinderen weten dat er consequenties zijn voor het niet luisteren en dat ze beloond kunnen worden voor het goed doen. Kleuters vinden het normaal dat hun ouders de baas zijn en halen veiligheid uit een duidelijke, consequente aanpak.

U

itg

ev

Moreel ontwikkelingsgebied: geweten

35


Theoriebron Het jonge schoolkind in ontwikkeling

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Het jonge schoolkind in ontwikkeling Op het moment dat een kind overgaat van groep 2 naar groep 3, is het een jong schoolkind. Een kind is dan ongeveer zes jaar oud. Deze fase duurt tot negen jaar. Dit hoofdstuk gaat over de ontwikkeling van het jonge schoolkind.

tie

Lichamelijke ontwikkeling

u' Ac

In de leeftijd van zes tot negen jaar groeit een kind niet meer zo hard, maar gaat de groei meer geleidelijk, om rond de tien en elf jaar weer een groeispurt door te maken. Veel kinderen beginnen rond de zes jaar met het wisselen van hun melkgebit voor blijvende tanden en kiezen. Kinderen vinden dit vaak interessant en zijn trots op hun uitgevallen tand of kies.

Lichamelijke ontwikkeling: motoriek

er

ij

Ed

De lichaamsverhoudingen zijn nu in betere verhouding dan eerst, wat helpt om motorische vaardigheden beter te kunnen uitvoeren. Zo zal het vangen en gooien van een bal steeds beter gaan, touwtjespringen en klimmen gaan ook beter, want kinderen beginnen spierkracht te ontwikkelen. Fijnmotorische bewegingen gaan steeds beter. Niet meer de hele arm en schouder bewegen mee, maar steeds meer komen de bewegingen vanuit de pols. Hierdoor wordt een goede pengreep mogelijk en kan er begonnen worden met het schrijven van cijfers en letters. In groep 3 moet eerst getraind worden op de lettervorm, maar door dit vaak te oefenen wordt dit geautomatiseerd en kan het kind oefenen met het vlotter netjes blijven schrijven.

Lichamelijke ontwikkeling: zintuiglijk

U

itg

ev

Het waarnemen wordt steeds preciezer. Voor het leren lezen is het belangrijk dat een kind goed het verschil ziet en hoort tussen de /b/ en de /d/ of bijvoorbeeld de /m/ en de /n/. Het goed kunnen onderscheiden van vormen en richtingen op papier is visuele discriminatie. Het goed kunnen horen van verschil noem je auditieve discriminatie. Het blijft tot een leeftijd van acht jaar heel belangrijk dat kinderen goed naar rechts en links blijven kijken in het verkeer. Pas vanaf acht jaar begint het kijken vanuit de ooghoeken zich te ontwikkelen.

36

Lichamelijke ontwikkeling: seksueel Een kind weet nu heel goed dat het een jongen of meisje is en dat dit niet meer veranderd. Waar kleuters nog weinig onderscheid maakten bij vriendschap of iemand een jongen of meisje is, verandert dit nu. Jongens gaan meer met jongens spelen, meisjes met meisjes. De interesse voor het eigen lichaam is meestal verdwenen, omdat ze zichzelf nu goed kennen. Kinderen hebben nu ook door dat je je lichaam niet aan iedereen laat zien en


Theoriebron Het jonge schoolkind in ontwikkeling

schaamtegevoelens kunnen zich ontwikkelen. Het is belangrijk dit te respecteren. Probeer wel altijd in gesprek te blijven met je kind en maak duidelijk dat het een onderwerp is waar je altijd over mag praten.

fb .v

.

Cognitieve ontwikkeling

Hoewel een kleuter op school ook al veel leert, begint vanaf groep 3 het schoolse leren. Kinderen krijgen dagelijks lezen, taal, rekenen en schrijven. De fase van het concreet operationeel denken is aangebroken: kinderen kunnen abstracter gaan denken en ze leren om verbanden te leggen.

tie

Cognitieve ontwikkeling: denken/geheugen

u' Ac

De meeste kinderen zijn enthousiast over het gaan naar groep 3, want ze gaan leren lezen. Kinderen zijn intrinsiek (van binnenuit) gemotiveerd voor het leren. Door ervoor te zorgen dat kinderen succeservaringen opdoen, behoud je de motivatie en vergroot je hun zelfvertrouwen. Ook kunnen kinderen taakgericht werken. Dit betekent dat ze voor een bepaalde tijd gericht aan een taak kunnen werken. In groep 3 kan een kind dit ongeveer voor een kwartier, in groep 5 is dit al drie kwartier. Het denken van een kind heeft steeds minder fantasie en wordt realistischer. Wat een kind leert of vertelt wil hij ook in zijn hoofd voor zich zien.

Cognitieve ontwikkeling: taal

ev

er

ij

Ed

Voor het spreken van taal moet een kind alle letters foutloos kunnen uitspreken en gaat het spreken in zinnen steeds beter. Het aantal ‘foute’ vervoegingen wordt veel minder. Een belangrijke ontwikkeling op taalgebied is het leren lezen in groep 3. Het aanleren van letters en het komen tot lezen is een technisch proces. Dat betekent dat bij een goed aanbod en veel oefening je dit relatief snel zal kunnen. De meeste kinderen zullen rond de kerst van groep 3 al simpele boekjes kunnen lezen (er van uitgaande dat er geen sprake is van een leesprobleem of dyslexie). Vanaf dit moment zal de ontwikkeling van de woordenschat ook meer gaan variëren. Kinderen die veel boeken lezen (of luisterboeken krijgen aangeboden) komen met meer woorden in aanraking en hun woordenschat kan zich uitbreiden met wel 1700 woorden per jaar. Vanaf een leeftijd van ongeveer zeven jaar, kost het leren van een nieuwe taal meer moeite en zal een kind ook nooit meer het niveau bereiken van een ‘native speaker’ (voor wie het de moedertaal is).

U

itg

Kinderen kunnen nu ook abstractere woorden begrijpen en gebruiken. Ze gaan praten met tijdsbegrippen, overeenkomsten en verschillen. Kinderen kunnen ook steeds beter praten in zinnen die oorzaak en gevolg bevatten.

Sociaal-emotionele ontwikkeling: sociaal Contacten met andere kinderen worden steeds belangrijker. In deze periode ontstaan hechte vriendschappen. In klassen ontstaan vriendengroepjes. Kinderen letten in deze fase sterk op elkaar en leren veel van elkaar. Een kind wordt zich steeds bewuster van zijn eigen gedrag en wat de gevolgen zijn van dit gedrag. Kinderen gaan begrijpen hoe een ander zich kan voelen. Dit vermogen tot het inleven in een ander noem je het empathisch vermogen.

37


Op deze leeftijd komen de eerste echte vriendschappen tot stand.

fb .v

.

Theoriebron Het jonge schoolkind in ontwikkeling

tie

Sociaal-emotionele ontwikkeling: emotioneel

u' Ac

In het begin van deze fase identificeert een kind zich nog sterk met zijn ouders. Een kind zal nog veel nadoen, maar langzaamaan worden leeftijdsgenoten ook belangrijker. Kinderen gaan in deze fase steeds meer over zichzelf nadenken en stellen zichzelf vragen als: ‘Wie ben ik?’, ‘Wat kan ik?’, ‘Waar ben ik wel of niet goed in?’, ‘Hoe zie ik eruit?’. Ook gaan kinderen zich vergelijken met anderen: ‘Ik kan goed voetballen, maar mijn vriendje kan beter tekenen’. Door je kind te helpen in deze fase met benoemen wat hij goed en minder goed kan, help je met het opbouwen van een realistisch, positief zelfbeeld.

Ed

Expressie- en spelontwikkeling: expressie

ev

er

ij

Soms lijkt het alsof in deze periode kinderen zich heel langzaam ontwikkelen. De tekeningen kunnen ook minder ‘rijk’ lijken dan de periode hiervoor. Dat komt omdat kinderen steeds kritischer naar hun eigen werk gaan kijken. Veel kinderen willen wat ze zien ook precies zo kunnen tekenen en ze kunnen goed benoemen wat er niet klopt, of wat er niet precies uitziet zoals ze zouden willen. Kinderen gaan hun eigen werk afwijzen als ze het niet goed genoeg vinden. In deze periode kunnen kinderen hun plezier en durf in tekenen verliezen als ze zichzelf te vaak kunnen afwijzen en niet de juiste stimulans ontvangen uit hun omgeving. Het is belangrijk om als volwassene een goede balans te vinden tussen stimuleren, kritisch zijn en het begeleiden van een kind in dit proces.

U

itg

Expressie- en spelontwikkeling: spel

38

Waar kinderen in de kleuterfase nog veel rollenspel speelden via een vast patroon, wordt het spelen volgens de regels steeds belangrijker. Het rollenspel blijft, maar de rollen worden ingewikkelder en het spel duurt langer. Kinderen zullen ook steeds meer vragen om te mogen spelen met materialen. Samenspel is in deze fase heel belangrijk, zolang iedereen zich aan de regels houdt. Het spelen van gezelschapsspelletjes wordt voor kinderen steeds leuker, omdat ze gevoeliger worden voor competitie. Ook grotere spellen zoals speurtochten, levend ganzenbord gaan kinderen steeds leuker vinden: het is iets wat je samen doet, regels heeft en waar je je voor in moet zetten.


Theoriebron Het jonge schoolkind in ontwikkeling

Morele ontwikkeling: omgaan met regels

Morele ontwikkeling: geweten

fb .v

.

Kinderen van acht of negen jaar kunnen er moeite mee krijgen dat hun ouders de baas zijn. Ze willen zich niet meer alles laten opleggen. Ze beginnen met onderhandelen en gebruiken hierbij het principe: ‘Ik doe dit voor jou, dan doe jij dit voor mij�.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

De gewetensontwikkeling gaat door. Kinderen kunnen zich steeds meer inleven in anderen en kunnen zich gaan schamen voor hun gedrag. Het kind wordt steeds zelfstandiger en het is goed om dit te stimuleren, want hiermee groeit het zelfvertrouwen. Kinderen reageren impulsief en ze kunnen nog niet bedenken dat er meerdere mogelijkheden zijn. Ook beargumenteren is nog lastig. Als volwassene is het goed om situaties die gaan over keuzes maken, goed en fout te bespreken met het kind en uit te leggen dat er meerdere mogelijkheden zijn. Daarna kun je vragen wat volgens het kind de beste oplossing is en waarom, zo oefen je op een veilige manier.

39


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.