Cursus Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen deel 1

Page 1

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen deel 1

.v

.

Cursus


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten Titel: Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen deel 1

Edu’Actief b.v. 2017

Ac t

©

ie

ISBN: 978 90 3723 402 2

fb

Auteurs: Angela van der Haar

u'

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ht

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

7

.v

Oriëntatie

4

Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

8

fb

Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen 15 Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

22

ie

Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

31

Ac t

Begeleiden van cliënten met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

44

u'

48

36

40

Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis Reflecteren

27

Ed

Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen50 Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen 54 Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

56

ht

Theoriebron Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen 58

ig

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

60

Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen 63 64

yr

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

C

op

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis 67

3


Over deze cursus

Over deze cursus

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Het begeleiden van cliënten met psychiatrische aandoeningen kan best ingewikkeld zijn. Bij deze cliënten komen prikkels vaak versterkt binnen. Ze reageren bijvoorbeeld sneller of heviger op prikkels die de hulpverlener uitzendt. Het is daarom belangrijk dat je als hulpverlener vaardigheden ontwikkelt in het omgaan met cliënten met psychiatrische problemen. In deze cursus leer je als toekomstige hulpverlener welke invloed je eigen gedrag heeft op de cliënt. Zo leer je een professionele houding aan te nemen in de begeleiding van cliënten met een psychiatrische aandoening.

De omgang met cliënten met een psychiatrische aandoening vereist veel inlevingsvermogen.

Ed

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

• Je kunt omschrijven waar cliënten met schizofrenie spectrum en andere psychotische stoornissen terechtkunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen omschrijven. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen beschrijven. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt. • Je kunt omschrijven waar cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen terechtkunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen omschrijven. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen beschrijven. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt. • Je kunt omschrijven waar cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen terechtkunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen omschrijven. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen beschrijven. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt.

4


Over deze cursus

fb

.v

.

• Je kunt omschrijven waar cliënten met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen terechtkunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen omschrijven. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt. • Je kunt omschrijven hoe de sociale context betrokken kan worden in de ondersteuning van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen, trauma- en stressorgerelateerde stoornissen en neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (niveau 3 en 4) en de hulp van de sociale context inschakelen (niveau 4).

Ac t

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van één beroepsproduct. Dit beroepsproduct wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

Planning

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Ed

Planningsformulier <

u'

Beoordelingsformulier <

ie

Beoordeling

ig

ht

Beroepsproduct: ‘De week van zorg en welzijn’ (3)

C

op

yr

De instelling waar je werkt doet mee aan de landelijke Week van zorg en Welzijn. Tijdens deze week openen honderden zorg- en welzijnsorganisaties hun deuren om aan Nederland te laten zien hoe het eraan toegaat op de werkvloer. De instelling waar jij werkt mag een promotiefilm maken, die tijdens deze week te zien zal zijn op televisie. Jullie maken voor deze opdracht in drietallen een promotiefilm voor de instelling. De naam van de instelling bedenken jullie zelf. Jullie kiezen uit de theoriebronnen van deze cursus drie doelgroepen die in de instelling behandeld worden. Per doelgroep kiezen jullie twee aandachtspunten die belangrijk zijn voor de begeleiding van deze groep cliënten. Je kunt daarbij denken aan belangrijke punten ten aanzien van je houding, je communicatie of de manier waarop je de cliënt benadert. Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

5


Over deze cursus

Eisen aan de uitvoering

fb

.v

.

De promotiefilm moet voldoen aan de volgende punten: • Er worden drie verschillende psychiatrische aandoeningen genoemd. • Er wordt genoemd wat moeilijk hanteerbare gedragingen zijn bij deze aandoeningen. • Bij iedere doelgroep (cliënten met de psychiatrische aandoening) worden twee aandachtspunten voor de begeleiding van de moeilijk hanteerbare gedragingen uitgelegd en/of uitgespeeld. • Er wordt per psychiatrische aandoening verteld welke rol het sociale netwerk speelt voor de cliënt en hoe het sociale netwerk kan helpen bij het herstel. • De film bevat minimaal twee rollenspellen. • De film duurt minimaal 20 en maximaal 30 minuten.

ie

Ondersteun de film met muziek. Gebruik hiervoor een videobewerkingsprogramma. Maak er een aantrekkelijk geheel van om naar te kijken.

Ac t

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Jullie laten de film zien aan de docent. Daarna beargumenteren jullie mondeling waarom jullie voor deze drie aandoeningen en de aandachtspunten in de begeleiding van de moeilijk hanteerbare gedragingen van deze cliënten hebben gekozen. Jullie kunnen daarbij jullie eigen visie over deze aandachtspunten in de begeleiding verwoorden en jullie kunnen deze visie onderbouwen met behulp van theoretische kennis.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Emoticons

Opdracht 2

fb

ie

Teken de smiley na en leg uit waarom deze bij jou past.

.v

.

Ga naar de Website Emoticons. Denk aan het onderwerp van deze cursus (Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen). Kies de smiley uit die het beste past bij jouw gevoel wanneer je aan dit onderwerp denkt.

Website Emoticons <

Kennis-estafette

Als ik dit onderwerp hoor, dan wil ik …

Ed

Opdracht 3

u'

Ac t

Jullie worden ingedeeld in groepjes. Ieder groepje krijgt een groot papier met daarop een woord dat te maken heeft met het begeleiden van psychiatrische aandoeningen. Je hebt drie minuten de tijd om om de beurt een woord/feit over dit onderwerp te schrijven (scheldwoorden/schuttingtaal mogen niet). Na de drie minuten worden de resultaten van iedere groep naast elkaar gelegd en vergeleken. Een groepje krijgt een punt als er een onderwerp op hun papier staat dat niet voorkomt bij de andere groepen en wel te maken heeft met het onderwerp. Het groepje met de meeste punten hoeft vandaag niet op te ruimen.

Schrijf het onderwerp van deze cursus (Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen) op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je ‘Dit weet ik al’, boven de tweede kolom schrijf je ‘Dit wil ik leren’.

ht

Onderwerp:

Dit wil ik leren:

C

op

yr

ig

Dit weet ik al:

7


Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

fb

.v

.

Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

ie

Inleiding

Ac t

Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen zijn complexe psychiatrische stoornissen. Daarbij hebben de cliënten niet alleen last van hun ziekte, maar krijgen zij vaak ook allerlei problemen op sociaal en/of maatschappelijk gebied. De behandeling bestaat dan ook vaak uit enerzijds het bestrijden van psychotische symptomen en anderzijds uit behandelingen die gericht zijn op het sociale functioneren.

Leerdoelen

ig

ht

Ed

u'

• Je kunt verschillende vormen van behandeling bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen benoemen. • Je kunt beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn. • Je kunt verschillende instellingen noemen waar cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt. • Je kunt de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. • Je weet op welke manier je de omgeving kunt activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4). • Je kunt je eigen visie op de zorg voor mensen met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen verwoorden.

Opdracht 1

Schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornissen dichtbij

C

op

yr

a. Ken je iemand in jouw omgeving die een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis heeft? Zo ja, vertel hierover in de klas.

8

Beantwoord de volgende vragen naar aanleiding van wat er in de klas wordt verteld over mensen in de omgeving met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. b. Welke gevolgen heeft de stoornis voor die mensen?


Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

c. Worden deze mensen behandeld? Zo ja, op welke wijze?

.

Behandelvormen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

.v

Opdracht 2

Lees de Theoriebron Behandelvormen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en beantwoord onderstaande vragen.

Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

ie

fb

a. Maak een overzicht van verschillende behandelvormen bij mensen met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

u'

Ac t

b. Beschrijf per behandelvorm waar de behandeling uit bestaat en wat het doel ervan is.

Ed

c. Vergelijk dat wat je hebt opgeschreven in drietallen. Zijn er vormen van behandeling die jij niet had opgeschreven? Noteer deze alsnog.

yr

ig

ht

d. Zoek nu over iedere behandelvorm die je hebt genoteerd een artikel of filmpje op internet. Bekijk het filmpje of lees het artikel. Maak van het filmpje of artikel een samenvatting op een A4. Bespreek dat wat je hebt opgeschreven in drietallen. Welk onderwerp uit deze bespreking vond jij het opvallendst, het meest bijzonder of het best bruikbaar? Motiveer je antwoord.

Opdracht 3

C

op

Theoriebron Behandelvormen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Nadelen behandelmethodes Aan sommige behandelmethodes zitten ook nadelen. Denk daarbij aan bijwerkingen van medicatie. Lees de Theoriebron Behandelvormen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen nogmaals door. a. Benoem per behandelvorm wat (volgens jou) een nadeel is of zou kunnen zijn.

9


Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

.

b. Vergelijk dat wat je hebt opgeschreven in drietallen. Aan welke nadelen had jij niet gedacht? Zie jij dit punt ook als nadeel? Waarom wel/niet?

Ac t

Lees onderstaande casus:

u'

Suze heeft de waangedachte ontwikkeld dat een mevrouw die op straat aan het bellen was een spionageagente was die informatie over Suze doorsluist en haar achtervolgt. Door deze gedachte is ze tot de overtuiging gekomen dat alle mensen die in haar omgeving aan het bellen zijn haar bespioneren en het over haar hebben. a. Hoe zou Cognitieve gedragstherapie hier ingrijpen? Beschrijf hoe dit proces verloopt.

ht

Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Bekijk het filmpje ‘Cognitieve gedragstherapie bij psychose – Psycholoog David van den Berg’ bij deze opdracht en lees het onderdeel Cognitieve gedragstherapie in Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

Ed

Filmpje ‘Cognitieve gedragstherapie bij psychose Psycholoog David van den Berg’ <

Casus Suze

ie

Opdracht 4

fb

.v

c. Zoek nu op internet naar de nadelen van de verschillende behandelvormen. Kom je de punten tegen die jij had opgeschreven? Welke nieuwe punten lees je? Noteer deze ook.

ig

De familie van Suze heeft jou als professional gebeld met verschillende vragen over Suze en haar gedrag. Het is de eerste keer dat zij te maken krijgen met een familielid met een psychose en zij weten eigenlijk niet wat dit inhoudt en betekent.

C

op

yr

b. Maak een ‘agenda’ voor een eerste psycho-educatie bijeenkomst voor de familie. De familie bestaat uit vader, moeder en een oudere zus van Suze. Welke onderwerpen wil je bespreken?

c. Zorg dat je met de familie ook bespreekt hoe zij Suze kunnen ondersteunen. Dit punt werk je uit aan de hand van de volgende punten: • Waarom is het netwerk zo belangrijk voor Suze? • Op welke manier kunnen zij Suze ondersteunen? • Waar kan de familie terecht met vragen? Speel dit gedeelte van het gesprek uit in een rollenspel. Een persoon speelt de vader van Suze, een ander de moeder van Suze, de derde persoon de zus van Suze en de vierde persoon speelt de hulpverlener. De rest van de klas observeert. De hulpverlener krijgt na het rollenspel één tip en top. Wissel van rol.

10


Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

ECT behandeling

ie

Opdracht 5

fb

e. Welke feedback kun jij goed gebruiken in de praktijk en waarom?

.v

.

d. Wat vond je lastig aan de rol van hulpverlener of familielid? Wat vond je gemakkelijk aan de rol van hulpverlener of familielid?

Lees het onderdeel ECT in Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

Ac t

Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

u'

a. Beschrijf in eigen woorden hoe een ECT behandeling werkt.

Ed

Zoek op internet op wanneer en waarom voor een ECT-behandeling wordt gekozen. b. Wat vind jij daarvan? Wat vind jij zelf van deze behandelvorm en waarom?

Bekijk het filmpje MensenWerk 2015 Aflevering 4. Lees het onderdeel Thuiszorg in Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

ig

Filmpje MensenWerk 2015 Aflevering 4 <

ACT-team

ht

Opdracht 6

C

op

yr

Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

a. Beschrijf in eigen woorden wat een ACT-team inhoudt.

b. Bekijk het filmpje aandachtig. Welke vormen van behandeling worden in het filmpje genoemd?

c. Beschrijf wat de meerwaarde is van de ACT-teams bij mensen met schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen.

11


Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

Opdracht 7

Nieuwe behandelvormen

fb

.v

a. Kies drie nieuwe behandelvormen uit. Schrijf in steekwoorden op hoe deze behandelvormen eruit zien en wat het doel ervan is.

.

Ga in drietallen op internet op zoek naar nieuwe behandelvormen bij schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen. Richt je op nieuwsberichten van na 2012.

Ac t

ie

b. Lever de korte beschrijving van deze behandelvormen in bij je docent. De docent kiest vervolgens één behandelvorm uit. Maak in drietallen een voorlichtingsfilm van ongeveer vijftien minuten over de nieuwe behandelvorm. In de film geef je uitleg over de nieuwe behandelvorm. Je mag tijdens het maken van de film ook een rollenspel spelen. Deze film presenteer je vervolgens aan de klas. Belangrijk is dat voor de toeschouwers de volgende punten duidelijk worden: • Wat houdt de behandeling in? • Voor wie is deze behandeling bedoeld? • Waarom is juist deze behandelvorm zo geschikt?

Sociale kaart

Ed

Opdracht 8

u'

c. Hoor je nog nieuwe behandelvormen waar jij nog niets over had gelezen? Welke?

yr

ig

ht

a. Maak in drietallen een sociale kaart van de behandelinstellingen (maximaal tien) voor personen met schizofrenie in jouw omgeving. Doe dat aan de hand van de volgende punten: • de naam van de instelling • de plaats waar de instelling zich bevindt • de hulpvorm(en) die er geboden wordt/worden • de contactgegevens.

C

op

b. Ontbreken er volgens jou nog belangrijke behandelvormen in jouw omgeving? Zo ja, welke?

12

c. Vergelijk jullie sociale kaart met die van de andere groepjes. Vinden jullie hier wel de ontbrekende behandelvormen van jullie sociale kaart?


Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

Opdracht 9

Debat Bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen wordt medicatie als behandelvorm ingezet. Over deze behandelvorm zijn de meningen verdeeld.

fb

.v

.

a. Zoek op internet naar voordelen en nadelen van de behandeling met medicatie. Schrijf twee voordelen en twee nadelen op.

ie

b. Wat is jouw mening over de behandeling met medicatie?

Opdracht 10

Rehabilitatie

u'

Voor mensen met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen wordt vaak gebruikt gemaakt van Liberman trainingen. Lees de informatie over één van de modules op de website ‘Rehabilitatie: sova-trainingen Liberman’. a. Beschrijf waarom juist deze training geschikt en belangrijk is voor mensen met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

Ed

Website Rehabilitatie: sova-training Liberman <

Ac t

c. Je voert een debat met een klasgenoot. De een is voor het gebruik van medicatie bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en de ander tegen. Tijdens het debat mag de rest van de klas bij die persoon (debater) gaan staan met wie ze het eens zijn. Tijdens het debat mag je heen en weer lopen tussen de debaters.

ig

ht

b. Schrijf een casus (een half A4) van iemand die volgens jou baat zou hebben bij deze training.

C

op

yr

c. Bespreek de casussen in tweetallen aan de hand van de volgende punten: • Vind jij de casus van de ander ook geschikt? • Waarom wel/niet? • Beschrijf het belangrijkste doel van de cliënt uit de casus als hij meedoet aan de Liberman training? • Aan welke voorwaardes moet worden voldaan wanneer de cliënt dit doel ook echt wil halen? • Welke rol speelt de hulpverlener hierbij?

13


Behandelvormen schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

Opdracht 11

Lees het onderdeel Rol sociale netwerk in Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen.

.v

.

a. Wat wordt er onder sociaal netwerk verstaan?

b. Waarom is het sociale netwerk juist voor cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen zo belangrijk?

fb

Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Het sociale netwerk

Ac t

ie

c. Wat is kenmerkend voor het sociale netwerk van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen?

Nederland verandert van verzorgingsstaat langzaam in een participatiesamenleving. Een participatiesamenleving is een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen leven. Daarbij zet een ieder in de eerste plaats zijn netwerk in als hij hulp nodig heeft.

Ed

u'

d. Vind jij de participatiesamenleving met haar visie op zorg in het voordeel werken voor mensen met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen of juist niet? Waarom?

ig

ht

De vragen e en f zijn alleen voor niveau 4-studenten. e. Stel dat je als hulpverlener het netwerk van de cliënt met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis in wilt zetten bij de hulpverlening. Welke problemen kun je dan tegenkomen? Noem er twee.

C

op

yr

f. Hoe kun je het netwerk van de cliënt met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis motiveren of stimuleren bij hulp aan de cliënt? Noem twee manieren.

14


Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

fb

.v

.

Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen

ie

Inleiding

u'

Leerdoelen

Ac t

De gevolgen van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen zijn voor iedere cliënt ingrijpend. Werk, relatie, hobby’s: wensen op deze gebieden moeten vaak worden bijgesteld. De complexiteit van de ziekte en de gevolgen daarvan vraagt om een flexibele benadering van hulpverleners. Hoewel behandeling van de psychose belangrijk is, zal soms de vraag om praktische hulp meer op de voorgrond staan. Hulpverleners moeten in de begeleiding van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis geduld hebben. Iedere cliënt herstelt in een ander, eigen tempo.

C

op

yr

ig

ht

Ed

• Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen herkennen. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. • Je kunt in de begeleiding je houding en communicatie afstemmen op de behoeften en wensen van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. • Je kunt je sterke kanten en je leerpunten in de begeleiding van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen aangeven.

Soms komen cliënten met een schizofreniespectrum- of andere stoornis hun bed niet meer uit.

15


Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Opdracht 1

Mindmap Maak een mindmap over gedragingen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Gebruik hiervoor Werkmodel Mindmap.

Werkmodel Mindmap <

Opdracht 2

fb

.v

.

a. Zet in het midden van een blad ‘schizofreen gedrag’ en noteer daaromheen alles wat er bij je opkomt als je denkt aan dit gedrag. b. Vergelijk jouw mindmap in viertallen. Aan welk gedrag had jij niet gedacht?

Gedrag nader bekeken

Lees het onderdeel Moeilijk gedrag in Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en beantwoord onderstaande vragen.

ie

Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Ac t

a. Over welk gedrag, wat te maken heeft met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, zou jij wel meer willen weten? Kies één specifieke gedraging uit en schrijf deze op.

Ed

u'

b. Zoek in de theoriebron en op internet meer achtergrondinformatie over dit gedrag. Beschrijf het gedrag op ongeveer een half A4. c. Ga uiteen in groepjes van vier. Laat de A4’tjes met verschillende gedragingen rondgaan en lees wat de anderen hebben uitgewerkt. Stel hierbij per A4 een kritische vraag en schrijf deze onderaan het A4. d. Zorg dat de beschrijvingen met de vragen terugkomen bij de makers. Je leest de vragen onderaan jouw A4 en geeft hier antwoord op. Deze antwoorden zoek je indien nodig op in het onderdeel Moeilijk gedrag in Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen of op het internet.

a. Beschrijf vijf gedragingen die typerend zijn voor mensen met een schizofreniespectrumof andere psychotische stoornis.

C

op

yr

ig

Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Jouw reactie op gedrag

ht

Opdracht 3

16

b. Beschrijf bij ieder gedrag hoe je hier, volgens jou, als hulpverlener het beste mee om kunt gaan/op kunt reageren.


Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Lees nu de Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

Opdracht 4

.v

.

c. Komen jouw ideeën overeen met de theorie? Waar zie je nog verschillen? Noteer deze.

Stellingen

fb

Lees onderstaande stellingen:

Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

ie

‘Trage mensen irriteren mij vaak.’ ‘Ik vind dat een cliënt zelf het contact met een hulpverlener moet zoeken en niet andersom.’ ‘Ik voel mij snel (te) sterk betrokken bij cliënten.’

Ac t

a. Schrijf je mening over de stellingen op. Ga daarna uiteen in viertallen en luister naar elkaars mening.

Ed

u'

b. Lees de Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Herken je hierin bepaald gedrag uit bovenstaande stellingen? Schrijf dit op.

yr

ig

ht

c. Leg jouw mening over de stellingen naast het gedrag van mensen met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Noteer aan de hand hiervan minimaal twee en maximaal vier persoonlijke leerpunten.

op

Opdracht 5

Lees het krantenartikel. Ga klassikaal in discussie over dit artikel aan de hand van de volgende vragen: • Wat roept het artikel bij je op? • Welke manier van hulpverlening denk jij dat het beste zou passen bij deze mensen?

C

Krantenartikel <

Krantenartikel

17


Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Opdracht 6

Lees de onderdelen Contact houden en Je houding als hulpverlener in Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

.v

.

Lees onderstaande casus:

fb

Joost volgt een mbo-opleiding in de toeristische sector. Hij is negentien jaar. Het gaat al een tijdje niet goed met Joost. Hij vertelt steeds dat ‘ze hem komen halen’ en zegt in alle ruimtes van school gif te ruiken. Steeds vaker blijft hij weg van school. Hij is ervan overtuigd dat ‘ze’ daar gif naar binnen spuiten om hem te verdoven en hem zo mee te kunnen nemen. De maatschappelijk werker van school gaat eens bij hem thuis langs en vindt hem dan alleen op zijn kamer. Joost heeft de deur op slot en alle ventilatie- en luchtroosters dichtgetimmerd.

ie

Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Casus Joost

Ac t

a. Stel: je bent een vriend van Joost. Wat zou jouw eerste reactie zijn als Joost zijn gedachtes met jou deelt?

u'

b. Benoem de psychotische symptomen van Joost in deze casus.

ht

Ed

c. Wat is in je houding en communicatie met mensen met psychotische denkbeelden belangrijk? Noem minimaal drie punten.

ig

d. Hoe zou de maatschappelijk werker van school het beste kunnen reageren op Joost?

C

op

yr

e. Verschilt de professionele reactie van de schoolmaatschappelijk werker met jouw eerste reactie als vriend? Zo ja, waarin?

18

f. Zou jij het moeilijk vinden professioneel op Joost te reageren? Zo ja, wat zou je moeilijk vinden? Geef hierbij aan wat jou daarbij kan helpen. Je kunt daarbij denken aan het oefenen van dergelijke situaties of het lezen van theorie.


Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Opdracht 7

Lees de Theoriebronnen Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

.v

.

Lees onderstaande casus:

fb

Hanna (23) verblijft in een instelling voor jongeren met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Met veel moeite komt zij op een willekeurige dinsdagmorgen uit bed. Onderuitgezakt op de bank van haar appartement staart ze emotieloos voor zich uit. Op de vraag van Thea, de hulpverlener, of ze haar tas al heeft gepakt voor haar uitje van vandaag, knikt ze traag ja. Thea weet echter zeker dat ze dat nog niet heeft gedaan. Als Thea vraagt hoe het gaat, antwoord Hanna dat ze moe is. Thea twijfelt of Hanna haar medicatie wel heeft genomen, maar zegt er niets over. Thea vertelt dat ze in de gezamenlijke keuken een kop koffie voor Hanna klaar heeft staan. Als Thea een half uur later weer bij Hanna komt kijken, zit Hanna nog op dezelfde bank. Haar vlakke blik is uitdrukkingsloos.

Ac t

ie

Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Casus Hanna

u'

a. Stel: je bent een vriendin van Hanna. Wat zou jouw eerste reactie zijn op het gedrag van Hanna?

Ed

b. Benoem de negatieve symptomen van schizofrenie bij Hanna in deze casus.

ht

c. Wat is in je houding en communicatie met mensen met negatieve symptomen van schizofrenie belangrijk? Noem minimaal drie punten.

C

op

yr

ig

d. Hoe zou Thea het beste kunnen reageren op Hanna?

e. Verschilt de professionele reactie van Thea met jouw eerste reactie als vriendin? Zo ja, waarin?

f. Zou jij het moeilijk vinden professioneel op Hanna te reageren? Zo ja, wat zou je moeilijk vinden? Geef hierbij aan wat jou daarbij kan helpen. Je kunt daarbij denken aan het oefenen van dergelijke situaties of het lezen van theorie.

19


Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Opdracht 8

Rollenspel Sofie

fb

.v

.

Ga in drietallen uiteen. Speel de volgende situatie uit in een rollenspel: Sofie (26) is opgenomen in een psychiatrische instelling. Ze heeft last van wanen. Stemmen zeggen haar dat ze moet vluchten, omdat moordenaars haar op de hielen zitten. Tijdens het koffiemoment in de groepsruimte zwaait ineens de buitendeur open. Sofie vlucht naar het toilet. Daar sluit zij zich op. ‘Ze komen me halen!’ Jij bent hulpverlener op de groep van Sofie en hebt die avond dienst. Je hebt Sofie weg zien rennen naar het toilet en je wilt haar nu graag weer naar de groep terugbrengen.

Een persoon speelt de rol van cliënt, de ander van hulpverlener en de derde neemt de situatie op video op.

Ac t

ie

a. Speel deze situatie uit. Wissel van rol. Beschrijf per rol wat je makkelijk en wat je moeilijk vond.

Ed

u'

b. Kijk de drie gespeelde situaties na op de video. Geef elke groepsgenoot een tip en een top. c. Welke tips en tops kreeg jij?

ht

d. Wat neem je hiervan mee in de praktijk?

Rollenspel Mike

ig

Opdracht 9

C

op

yr

Ga in drietallen uiteen. Speel de volgende situatie uit in een rollenspel: Mike (18) woont begeleid zelfstandig. Jij bent zijn ambulant begeleider en bezoekt hem vier keer in de week. Je hebt al een tijdje het idee dat het wat minder met hem gaat. Op een vrijdagochtend kom je, net als de andere vrijdagochtenden, bij hem om zijn tas in de pakken voor het komende weekend bij zijn ouders. Over een half uur moet hij op het station staan. Als je bij hem komt, ligt hij nog in bed. Hij is wel wakker, maar staart met een vlakke blik langs je heen. Als je zegt dat het tijd is uit bed te komen, komt hij traag overeind en loopt naar zijn kledingkast. Je besluit vast spullen uit zijn douche te pakken voor in zijn weekendtas. Als je terug komt in zijn slaapkamer ligt Mike alweer in zijn bed. Hoe speel jij als hulpverlener hierop in?

20

Een persoon speelt de rol van cliënt, de ander van hulpverlener en de derde neemt de situatie op video op.


Begeleiden van cliĂŤnten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

.v

.

a. Speel deze situatie uit. Wissel van rol. Beschrijf per rol wat je makkelijk en wat je moeilijk vond.

Leerpunten

u'

Opdracht 10

Ac t

d. Wat neem je hiervan mee in de praktijk?

ie

fb

b. Kijk de drie gespeelde situaties na op de video. Geef elke groepsgenoot een tip en een top. c. Welke tips en tops kreeg jij?

C

op

yr

ig

ht

Ed

a. Schrijf twee leerpunten op een vel A4-papier die te maken hebben met jouw houding bij de begeleiding van cliĂŤnten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. b. Ga in drietallen uiteen. Geef het papier met jouw leerpunten door in je drietal. Zet bij elk leerpunt een handvat voor de ander. Wat denk jij bijvoorbeeld dat iemand nodig heeft bij het werken aan zijn leerpunt of wat zou je hem willen adviseren? c. Bekijk jouw papiertje. Kun je wat met de handvatten en adviezen van de ander? Wat neem jij mee de praktijk in?

21


Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

.v

.

Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

fb

Inleiding

ie

Cliënten met een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornis zijn zich doorgaans wel bewust van het feit dat hun handelen en/of denken een overdreven vorm heeft aangenomen. Ze kunnen zich er alleen niet tegen verzetten. Een goede en tijdige behandeling is dan belangrijk.

Ac t

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

• Je kunt verschillende vormen van behandeling bij obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen benoemen. • Je kunt beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn. • Je kunt verschillende instellingen noemen waar cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt. • Je kunt de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. • Je weet op welke manier je de omgeving kan activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4). • Je kunt je eigen visie op de zorg voor mensen met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen verwoorden.

22

Smetvrees is een dwangstoornis.


Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

Opdracht 1

Mensen met dwang a. Ken je mensen die veel last hebben van gedachten en/of handelingen die ze moeilijk kunnen stoppen? Zo ja, beschrijf hoe dat eruit ziet. Zo nee, bekijk het filmpje ‘I have OCD’. Je ervaart hierin dat wat een persoon met dwanggedachten en dwanghandelingen dagelijks denkt, ziet en doet. Beschrijf daarna in eigen woorden wat je hebt gezien.

fb

.v

.

Filmpje I Have OCD. This Is What It’s Like to Be in My Mind for 3 Minutes. <

Informatiefolder

Ac t

Opdracht 2

ie

b. Welke hulp denk jij dat mensen met dwanggedachten of dwanghandelingen nodig hebben?

Lees de Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. a. Ga uiteen in drietallen. Kies per drietal een behandelmethode waar je een informatiefolder over gaat maken. De docent let erop dat er verschillende behandelmethodes aan bod komen. Probeer in de informatiefolder de volgende punten goed uit te leggen: • Hoe ziet de behandeling eruit? • Waar vindt de behandeling plaats? • Hoe lang duurt de behandeling? • Wat is de kracht van de behandeling? Zoek eventueel informatie op internet op om in de folder te gebruiken. Neem de folder mee naar school en laat deze lezen aan de persoon naast je. b. Wat vind je goed aan de behandelmethode in de informatiefolder? Wat ontbreekt er nog volgens jou? Noteer dit en geef deze feedback aan de maker van de informatiefolder.

ig

ht

Ed

u'

Theoriebron Behandelvormen obsessievecompulsieve en verwante stoornissen <

C

op

yr

c. Wat kun jij met de feedback die je hebt gekregen?

Opdracht 3

Theoriebron Behandelvormen obsessievecompulsieve en verwante stoornissen <

Op school worden de informatiefolders op een zichtbare plek in de klas gehangen, zodat je ook de folders van groepsgenoten kunt bekijken.

Instellingen op de kaart Lees de theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve of verwante stoornissen. De kaart van de regio wordt uitvergroot op school opgehangen De regio wordt onderverdeeld in stukken. Per viertal krijg je één stuk van de regio toegewezen.

23


Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

Behandeling obsessief-compulsieve of aanverwante stoornis

ie

Opdracht 4

fb

.v

.

a. Je gaat met je viertal onderzoek doen naar de verschillende instellingen (maximaal vier) in de toegewezen regio waar behandeling wordt geboden aan mensen met een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornis. Je beschrijft op een A4 kort hoe deze behandelvorm binnen de instelling eruit ziet. b. Maak in de klas de kaart van de regio compleet. Zet met je viertal ‘jullie’ instellingen op de kaart. c. Bekijk klassikaal hoe de kaart er nu uit ziet. Discussieer over de volgende punten: • Vind je dat er genoeg hulp wordt geboden? • Waarom wel/niet? • Is de geboden hulp afwisselend genoeg? • Is de geboden hulp verspreid genoeg? • Wat zou jij, bij een ideale situatie, graag verbeterd zien?

Bekijk het filmpje ‘Behandeling agressieve dwanggedachten’ en lees de onderdelen Cognitieve therapie en Exposure in Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen beantwoord de volgende vraag.

Ac t

Theoriebron Behandelvormen obsessievecompulsieve en verwante stoornissen <

Benoem twee belangrijke punten voor de behandeling van mensen met een obsessief-compulsieve of aanverwante stoornis.

Opdracht 5

Ed

u'

Filmpje Behandeling agressieve dwanggedachten <

Stelling Dwang

ht

Stelling: Een dwangstoornis is voor de omgeving een zware belasting. Om die reden kun je de omgeving beter niet betrekken bij de behandeling.

yr

ig

Ga uiteen in viertallen en discussieer over bovenstaande stelling. Beschrijf de uitkomsten na de discussie.

C

op

Opdracht 6

Theoriebron Behandelvormen obsessievecompulsieve en verwante stoornissen < Filmpje Dwang zonder leven <

24

Film Dwang zonder leven Bekijk het filmpje ‘Dwang zonder leven’ en lees het onderdeel Rol sociale netwerk in Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. a. Beschrijf in eigen woorden wat de stoornis doet met de ouders van de jongen.


Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

De vragen c en d zijn alleen voor niveau 4.

fb

c. Wat vindt jij van het plan van de psychiater in deze film?

.v

.

b. Hoe kan de omgeving deze jongen helpen, denk jij?

Opdracht 7

Richtlijnen

Lees de onderdelen Cognitieve therapie en Exposure in vivo in Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Hieronder staan woorden die te maken hebben met jouw houding en omgang met mensen met een obsessief-compulsieve of aanverwante stoornis.

Ed

u'

Theoriebron Behandelvormen obsessievecompulsieve en verwante stoornissen <

ht

a. Geef aan waar jij staat op de lijn tussen deze begrippen. toegeven …………………………………………………… dwingen zacht …………………………………………………………... hard b. Lees nu het artikel op de website van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie: ‘De bereiding van het behandelprotocol’. Verandert je mening? Zo ja, op welke manier?

ig

Artikel ‘De bereiding van het behandelprotocol’ op website Kenniscentrum KJP <

Ac t

ie

d. Wat zou jij als hulpverlener, voor de toekomst, adviseren aan de ouders en de jongen zelf?

Meedenken over voorlichting in Nederland

yr

Opdracht 8

C

op

Website Kennis van dwang in Nederland <

Lees de informatie op de website over de kennis van dwang in Nederland. Er wordt hier aangegeven wat Nederland doet in het verspreiden van kennis over de obsessief-compulsieve en aanverwante stoornissen. a. Wat is volgens jou nog meer nodig voor de voorlichting over obsessief compulsieve gedragsstoornissen in Nederland? Waarom?

b. Op welke manier zou je dit in de praktijk kunnen brengen? Werk dit uit op een A4.

25


Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

Opdracht 9

Medicatie en dwang

a. Wat is jouw mening over deze behandelvorm?

ie

Lees het deel over medicatie in de Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen.

Ac t

Theoriebron Behandelvormen obsessievecompulsieve en verwante stoornissen <

fb

.v

.

c. Neem je voorstel mee naar de klas. In de klas kiezen jullie een voorstel waar jullie als klas verder mee willen werken. Werk dit voorstel uit aan de hand van de volgende punten: • Waar zou jij in Nederland nog aandacht voor willen als het gaat om obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen? • Beargumenteer waarom je dat nodig vindt. • Hoe zou je dit voorstel in de praktijk willen brengen? • Wat heb je daarvoor nodig? • Welk resultaat hoop je hiermee te bereiken? d. Dit uitgewerkte voorstel mailen jullie naar: info@dwang.eu In de mail leggen jullie uit dat jullie als klas dit voorstel hebben uitgewerkt. Een eventuele reactie wordt uiteraard besproken!

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

b. Zoek op internet minimaal twee artikelen over medicatie en obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Beschrijf kort (een half A4) de inhoud van het artikel en beschrijf jouw reactie hierop. c. Ga uiteen in viertallen en luister naar elkaars mening over medicatie en obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Vraag elkaar ook naar de inhoud van de artikelen die je hebt opgezocht. Welke nieuwe inzichten doe je op? Wat neem je mee in de praktijk?

26


Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

fb

.v

.

Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

ie

Inleiding

Ac t

Cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen doen meestal een groot beroep op hun omgeving. Ze vragen hulp bij het uitvoeren van hun dwanghandelingen. Zo worden naasten steeds verder betrokken. Goed bedoelde steun zorgt soms voor het in stand houden van de klachten. Hoe kun je als hulpverlener het beste reageren op de dwanghandelingen?

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

• Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen herkennen. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. • Je kunt in de begeleiding je houding en communicatie afstemmen op de behoeften en wensen van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. • Je kunt je sterke kanten en je leerpunten in de begeleiding van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen aangeven.

Soms willen cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis dat je veel schoonmaakspullen voor hen koopt.

27


Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

Opdracht 1

Gedrag bij obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

fb

b. Waarom zou iemand niet met dat gedrag ‘kunnen’ stoppen?

.v

.

a. Wat zijn volgens jou specifieke gedragingen voor iemand met een obsessieve-compulsieve stoornis of aanverwante stoornis?

ie

c. Welke gevolgen zou dit gedrag voor de cliënt kunnen hebben?

Ac t

d. Welke gevolgen zou dit voor de omgeving van de cliënt kunnen hebben?

Opdracht 2

Ed

u'

e. Welke rol speelt de omgeving bij cliënten met een obsessieve-compulsieve stoornis of aanverwante stoornis?

Oneliners

Kijk op de website naar de pagina met oneliners (kernachtige uitspraken van één zin). Bedenk in tweetallen een oneliner die volgens jullie past bij de begeleiding van mensen met een obsessief-compulsieve stoornis of aanverwante stoornis.

ht

Website Oneliners <

Moeilijk gedrag

ig

Opdracht 3

Lees de theorie over moeilijke gedragingen bij obsessief-compulsieve stoornis of aanverwante stoornissen. a. Beschrijf de meest voorkomende moeilijke gedragingen bij cliënten met een obsessief-compulsieve stoornis of aanverwante stoornis.

C

op

yr

Theoriebron Begeleiden van cliënten met obsessievecompulsieve en verwante stoornissen <

28

b. Bedenk in viertallen een casus over iemand met een obsessief-compulsieve stoornis of aanverwante stoornis die moeilijk hanteerbaar gedrag laat zien. Schrijf de casus beknopt uit op een A4. c. Speel de casus voor de klas uit. Een persoon speelt de cliënt, twee personen spelen groepsgenoten of familieleden van de cliënt en de vierde persoon speelt de hulpverlener. Laat in dit rollenspel alleen het gedrag van de cliënt zien, en nog niet de reactie van een hulpverlener daarop. De andere viertallen observeren.


Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

.v

.

Welk gedrag hebben de observatoren gezien dat past bij een obsessief-compulsieve of aanverwante stoornis? Noteer dat hieronder.

Ac t

ie

fb

d. Betrek nu een hulpverlener en de groepsgenoten of familieleden in het rollenspel. Van de docent krijg je een briefje waarop staat welke houding de hulpverlener/groepsgenoten/familieleden aan moeten nemen ten aanzien van het gedrag van de cliënt. Dit kan bijvoorbeeld ‘begrenzen’ zijn, of ‘negeren’ of ‘dwingen’ enzovoort. Speel deze houding zo duidelijk mogelijk uit. e. Aan de observatoren wordt gevraagd of zij zien welke houding de spelers aannemen ten opzichte van het gedrag van de cliënt. f. Beschrijf hieronder wat je hebt ervaren bij de uitvoering van je rol. Als observator zag ik …

Als speler in het rollenspel ervaarde ik mijn houding als …

Ed

u'

Ik denk dat het voor de cliënt prettig is wanneer hij …

Ik wil daarin het volgende punt nog leren/verder ontwikkelen …

Opdracht 4

ht

Bekijk het filmpje over Daphnie. a. Beschrijf de obsessief compulsieve gedragingen die Daphnie in dit filmpje laat zien.

Twee stellingen: ‘In het filmpje helpt de vriend van Daphnie haar juist wel door de kamer niet precies zo op te ruimen zoals Daphnie wil.’ ‘In het filmpje helpt Daphnies vriend haar juist niet door de kamer niet precies zo op te ruimen zoals Daphnie wil.’ b. Met welke stelling ben jij het eens? Motiveer je antwoord.

C

op

yr

ig

Filmpje JZHMH Daphne Dwangstoornis <

Filmpje Daphnie

c. Wat heb je geleerd van de discussie in de klas over de hiervoor genoemde stellingen?

29


Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

Opdracht 5

.v

.

a. Welk gedrag zie je hier dat past bij een obsessief-compulsieve of verwante stoornis?

b. Wat zou het met jou doen als persoon wanneer je dagelijks geconfronteerd zou worden met dit gedrag van iemand in je naaste omgeving?

ie

Theoriebron Begeleiden van cliënten met obsessievecompulsieve en verwante stoornissen <

Lees de theorie over moeilijke gedragingen bij obsessief-compulsieve stoornis of aanverwante stoornissen en bekijk het filmpje over Dwang.

fb

Filmpje MOM4Y 2016 – Dwang <

Dagelijks gedrag

Ac t

c. Met welke houding denk je dat je als hulpverlener een cliënt die dit gedrag vertoond zou kunnen helpen?

Ed

u'

d. Vergelijk antwoord b met antwoord c. In welke valkuil zou je als professional stappen wanneer je mensen met een obsessief-compulsieve of aanverwante stoornis zou begeleiden?

C

op

yr

ig

ht

e. Wat is hierin een leerpunt voor jou? Noem er minimaal één, maximaal drie.

30


.v

fb

Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

.

Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

ie

Inleiding

Ac t

Mensen die het slachtoffer zijn van een ernstige gebeurtenis, hebben vaak last van de gevolgen daarvan. De gevolgen kunnen al snel na de gebeurtenis zichtbaar zijn, maar ook pas vele jaren daarna. Bij de behandeling is er tegenwoordig veel aandacht voor de gebeurtenis zelf. Het is de bedoeling dat de cliënt, juist door die aandacht voor de gebeurtenis, het negatieve gevoel erbij kwijtraakt.

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

• Je kunt verschillende vormen van behandeling bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen benoemen. • Je kunt beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn. • Je kunt verschillende instellingen noemen waar cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt. • Je kunt de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Je weet op welke manier je de omgeving kan activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4). • Je kunt je eigen visie op de zorg voor mensen met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen verwoorden.

Stress kennen we allemaal.

31


Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

Opdracht 1

Jij en stress Stress is een begrip dat we allemaal wel kennen.

.v

.

a. Op welke momenten ervaar jij stress?

fb

b. Hoe ga jij hier dan mee om?

Ac t

ie

c. Welke reactie van de omgeving vind jij op zo’n moment prettig?

Opdracht 2

u'

d. Waarin denk jij dat de stress die jij ervaart verschilt met de stress die iemand met een stressstoornis ervaart?

Trauma

Ed

a. Wat wordt onder een ‘trauma’ verstaan? Zoek dit eventueel op internet op.

ht

b. Wat kunnen de gevolgen zijn van een trauma, denk je?

Opdracht 3

Maak een (digitale) collage over de behandeling van trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Maak bij een digitale collage gebruik van de website ‘Collage’. Schrijf de woorden erbij die in je opkomen. Kies ook plaatjes uit. Haal deze uit tijdschriften bij een collage op papier of van het internet bij een digitale collage.

yr

ig

Website ’Collage’ <

Collage

Opdracht 4

C

op

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

32

Behandelvormen bij trauma en stress Lees de Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. a. Zoek in de theoriebron en op internet zo veel mogelijk verschillende behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen (minimaal vier). Schrijf deze op een A4. Noteer erachter wat deze behandelvormen in houden.


Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

.

b. Wissel in de klas jouw A4 met die van een groepsgenoot. Staan er nog, voor jou, nieuwe behandelvormen op? Welke?

Opdracht 5

ie

fb

.v

c. Zoek nu op internet op waar de behandelvormen die jouw klasgenoot heeft opgeschreven worden aangeboden. Probeer daarvoor instellingen in de regio te vinden. Noteer de plaatsnaam en de instelling bij de uitleg over de behandelvorm. Geef daarna het A4 weer terug aan je klasgenoot. d. Ga in viertallen uiteen. Maak een kaart van de regio en kruis daarin aan de verschillende instellingen waar behandelingen worden gegeven bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Noteer de naam van de instelling, het adres en de behandelvorm ook op de kaart.

Lijstje

Lees de Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen.

Ac t

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

Ed

u'

a. Maak een lijstje van vier behandelmethodes bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen, waarbij je de voor jou beste behandelmethode op nummer 1 zet. Daaronder komt dan, op 2, de op een na beste methode en zo verder. Geef ook aan waarom je juist die methode op die plek zet.

ht

b. Vergelijk in viertallen de lijstjes. Welke nieuwe informatie hoor je? Wat kun je daar mee in de praktijk?

Sociale netwerk Alleen voor niveau-4

ig

Opdracht 6

Lees het onderdeel Rol sociale netwerk in Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen.

yr

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

C

op

Beschrijf welke stap jij als hulpverlener zou zetten om het sociale netwerk van de cliĂŤnt met een trauma of stressorgerelateerde stoornis te vergroten.

33


Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

Opdracht 7

Filmpjes EMDR en CGT Bekijk de filmpjes over EMDR en cognitieve gedragstherapie.

Filmpje Hoe werkt EMDR? Een animatie <

.v

.

a. Welke overeenkomsten zie je tussen beide therapieën?

Filmpje Gedachten Uitpluizen: Wat is CGT? <

ie

fb

b. Beschrijf een situatie waarin je voor EMDR-therapie zou kiezen boven cognitieve gedragstherapie.

Opdracht 8

Voorlichtingsfilm

u'

Lee de onderdelen Psychotherapeutische behandeling, Cognitieve therapie en Exposure van Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Bekijk het filmpje over EMDR. Het is een voorlichtingsfilm, waarin mensen gefilmd worden die veel baat hebben (gehad) bij de therapie.

Ed

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

ht

a. Ga in viertallen uiteen. Ieder viertal gaat een zelfde soort voorlichtingsfilm maken als de voorlichtingsfilm over EMDR, maar dan over de cognitieve gedragstherapie. In de film moet aandacht zijn voor de volgende punten: • een (aantal) persoonlijke situatie(s) • een uitleg van de cognitieve gedragstherapie • een gedeelte uit een nagespeelde therapiesessie. b. Bekijk de filmpjes klassikaal. Schrijf hieronder minimaal één en maximaal drie punten op die je hebt geleerd van de andere filmpjes of van het maken van je eigen film.

yr

ig

Filmpje EMDR: eerste-keuze behandeling voor de gevolgen van psychotrauma <

Ac t

c. Beschrijf een situatie waarin je voor cognitieve gedragstherapie zou kiezen boven EMDR-therapie.

C

op

Opdracht 9

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen < Filmpje Behandeling van David <

34

Psytrec behandelprogramma Lees de theoriebron en bekijk het filmpje over David en het INTENSIVE8® behandelprogramma van Psytrec. Discussieer in de klas over de volgende stellingen: ‘Traumaverwerking kost tijd. Twee maal vier dagen is veel te kort voor het laten slagen van een behandeling’ ‘Als mensen een stabiel sociaal netwerk hebben, is professionele hulp bij een trauma overbodig’


Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

mee eens ……………………………………………………………………………………….mee oneens

Opdracht 10

fb

Lees de theoriebron over medicatie bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen.

a. Zoek in de theoriebron en op internet welke medicijnen worden voorgeschreven bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Noteer er tien.

ie

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

Medicatie en trauma of stressorgerelateerde stoornissen

.v

.

a. Waar sta je op de lijn? b. Motiveer dit.

Ac t

b. Beschrijf van de twee belangrijkste soorten medicatie bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen wat deze soort medicatie voor effect heeft.

Ed

u'

c. Beschrijf verder van de twee belangrijkste soorten medicatie bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen de eventuele veel voorkomende bijwerkingen.

Medicatie wordt nog steeds veel voorgeschreven bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen.

ig

ht

d. Beschrijf jouw mening hierover.

C

op

yr

e. Zoek op internet naar voordelen en nadelen van een behandeling met medicatie. Welke argumenten kom je tegen? Beschrijf minimaal twee voordelen en twee nadelen.

35


Begeleiden van cliënten met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis

fb

.v

.

Begeleiden van cliënten met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis

ie

Inleiding

Ac t

Bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen is er altijd sprake van een zeer heftige of stressvolle gebeurtenis die de klachten heeft veroorzaakt. Angstklachten zijn vaak omgeven met een gevoel van schaamte en cliënten proberen de symptomen vaak te verbergen. Het persoonlijke- en maatschappelijke functioneren kan daardoor ernstig belemmerd worden. Vaak gaan trauma- en stressorgerelateerde stoornissen gepaard met lichamelijke verschijnselen zoals hartkloppingen en hoofdpijn.

u'

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

• Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij trauma- en stressgerelateerde stoornissen herkennen. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij trauma- en stressgerelateerde stoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. • Je kunt in de begeleiding je houding en communicatie afstemmen op de behoeften en wensen van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. • Je kunt je sterke kanten en je leerpunten in de begeleiding van cliënten met traumaen stressorgerelateerde stoornissen aangeven.

36

Hoofdpijn is een veelvoorkomende klacht bij cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen.


Begeleiden van cliënten met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis

Opdracht 1

Mindmap trauma en stress Welke gedragingen zijn kenmerkend voor cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen? Maak hiervan een mindmap. Maak daarbij gebruik van het Werkmodel Mindmap. Plaats in het midden ‘gedrag bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen’. Schrijf daaromheen de gedragingen waarvan jij denkt dat ze passen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen.

Opdracht 2

.v

.

Werkmodel Mindmap <

Wat zie jij?

Ac t

ie

fb

Bekijk de afbeeldingen hierna:

Ed

u'

a. Beschrijf per afbeelding hoe de persoon zich voelt volgens jou. Waaruit leid je dat gevoel af?

ht

b. Wat denk jij dat er aan de hand is? Beschrijf dat.

Benadering cliënten

ig

Opdracht 3

Lees de Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Zoek op internet op waar iemand met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis behoefte aan heeft in de begeleiding. Hoe kunnen deze mensen het beste benaderd worden? Vul de tabel aan met drie ‘do’s’ en drie ‘don’ts’. Do’s

Don’ts

Geef een inlevingsreactie: ‘Wat moet dit een eenzame/moeilijke/ingewikkelde tijd voor je zijn (geweest).’

Zeg dat iemand het moet vergeten of er niet over mag praten.

C

op

yr

Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

37


Begeleiden van cliënten met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis

Opdracht 4

Casus Joost Lees de Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelatieerde stoornissen en onderstaande casus:

Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

fb

.v

.

Joost (25) heeft een half jaar geleden een ernstig auto-ongeluk meegemaakt. Hij werd op een zeer smalle weg niet gezien door een vrachtauto en een frontale botsing was het gevolg. Joost lag enkele weken in het ziekenhuis maar herstelde wonder boven wonder goed van de talloze botbreuken in zijn lichaam. Na twee maanden mocht hij weer naar huis, maar werken gaat sindsdien niet. Hij slaapt al maanden ‘s nachts slecht en wordt regelmatig zwetend wakker door een nachtmerrie. Hij durft niet meer in de auto te rijden. Hij fietst wel, maar schrikt hevig wanneer hij een vrachtauto tegenkomt. Hij is sinds zijn ontslag uit het ziekenhuis prikkelbaar en reageert snel geïrriteerd.

Ac t

ie

a. Beschrijf in deze casus symptomen die passen bij een post-traumatische stoornis.

Ed

u'

Joost is inmiddels opgenomen in een instelling waar hij behandeld wordt voor zijn posttraumatische stresstoornis. Op een dag zit hij met tranen in zijn ogen op de bank. Hij komt tot niets. Tinie, de hulpverleenster, heeft met Joost te doen. Ze gaat naast Joost zitten en slaat een arm om hem heen. Ze geeft aan dat ze hem altijd wil helpen. Tinie moet daarbij zelf huilen, en geeft aan dat ze het allemaal zo naar vindt voor Joost. Ze zegt dat Joost die middag niet meer zijn eigen was en afwas hoeft te doen, maar dat zij dit voor een keer van hem overneemt. b. Wat vind je van de houding en communicatie van Tinie?

ht

c. Wat zou Tinie beter anders kunnen doen?

yr

ig

Ga uiteen in drietallen. Speel de situatie uit in een rollenspel. Een persoon speelt Tinie, een persoon speelt Joost en de derde observeert. Wissel steeds van rol, zodat iedereen elke rol eenmaal speelt.

op

d. Geef ‘Tinie’ een tip en een top. Welke tip en top kreeg jij? Wat vind je hiervan?

C

Opdracht 5

Filmpje Buddyhond Commercial 2014 | KNGF Geleidehonden <

38

Buddyhond Bekijk het filmpje over de buddyhond. Hoe denk jij dat een buddyhond kan bijdragen aan de verwerking van een trauma?


Begeleiden van cliënten met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis

Opdracht 6

Werken met vluchtelingen Lees de Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen en het artikel op de website over vluchtelingenkinderen.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen <

.v

.

a. Noem een punt uit dit artikel waar je het mee eens bent. Beschrijf waarom.

fb

b. Noem een punt uit dit artikel waar je het niet mee eens bent. Beschrijf waarom niet.

Website Vluchtelingenkinderen <

Opdracht 7

Ed

u'

Ac t

ie

c. De klas gaat uiteen in viertallen. Je geeft in een COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers) voorlichting over trauma’s. Je maakt een PowerPoint waarin je de medewerkers de volgende punten wilt leren: • op welke signalen ze moeten letten • waar ze terecht kunnen voor hulp • waar ze in hun houding en/of communicatie rekening mee kunnen houden. Het is dus belangrijk dat deze punten in je PowerPoint naar voren komen. Zorg ervoor dat de PowerPoint ongeveer een kwartier duurt. De PowerPoint presenteer je vervolgens aan de klas. De klas observeert en geeft ieder viertal één tip en één top. d. Welke tip en top kreeg jouw viertal? Wat kun je hiermee in de praktijk?

Kwaliteiten en valkuilen

d. Wat zijn je valkuilen in het begeleiden van deze doelgroep? Wat heb je nodig om hieraan te werken?

C

op

yr

ig

ht

a. Ga uiteen in viertallen. Ieder persoon heeft een A4t’je voor zich en zet daarop zijn naam. Vervolgens geeft hij het papier aan degene naast hem. Deze zet op het papier een positieve eigenschap van degene van wie het papiertje is. Geef zo het A4’tje rond en je krijgt je A4’tje terug met drie goede eigenschappen. Voeg hier zelf nog een eigenschap aan toe. b. Zet ook twee valkuilen van jezelf op je eigen papier. c. Welke kwaliteiten komen jou goed van pas in de begeleiding van mensen met een trauma en stressorgerelateerde stoornis?

39


Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

.v

.

Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

fb

Inleiding

Ac t

ie

Bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen gaat het om problemen in de ontwikkeling, waarbij hersenafwijkingen een belangrijke rol spelen. Ze beginnen al in de kindertijd of adolescentiefase. Behandeling is belangrijk, omdat ontwikkelingsstoornissen vaak leiden tot beperkingen op sociaal en emotioneel gebied. In deze theoriebron wordt ingegaan op de volgende neurobiologische ontwikkelingsstoornissen: op ADHD, leerstoornis en communicatieve stoornis. Autisme en de verstandelijke beperking, ook neurobiologische ontwikkelingsstoornissen, worden behandeld in een andere cursus.

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

• Je kunt verschillende vormen van behandeling bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen benoemen. • Je kunt beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn. • Je kunt verschillende instellingen noemen waar cliënten met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt. • Je kunt de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Je weet op welke manier je de omgeving kan activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4). • Je kunt je eigen visie op de zorg voor mensen met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen verwoorden.

40

Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen leiden vaak ook tot beperkingen op sociaal gebied.


Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

Opdracht 1

Dichtbij

.v

.

a. Ken jij in je omgeving iemand met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis? Je kunt daarbij denken aan ADHD, een leerstoornis, communicatieve stoornis of ticstoornis. Zo ja, beschrijf welke kenmerken je bij deze persoon ziet. Zo nee, kies een ontwikkelingsstoornis uit en beschrijf kenmerken van een persoon met deze stoornis.

Verbinden

Ac t

Opdracht 2

ie

fb

b. Welke behandeling krijgt deze persoon? Als je dat niet weet, of als je niemand in je omgeving kent met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, schrijf je hieronder welke behandelvormen je kent voor neurobiologische ontwikkelingsstoornissen.

Lees de Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische stoornissen.

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische stoornissen <

Ed

Psycho-educatie

u'

a. Welke woorden uit de eerste rij horen bij de woorden uit de tweede rij? Verbind ze met elkaar.

De cliënt leert minder impulsief te reageren.

De cliënt en zijn omgeving krijgen uitleg over ADHD.

Cognitieve gedragstherapie

De hoofdsymptomen van ADHD nemen snel af.

ht

Medicatie

yr

ig

b. Beschrijf de werkwijze van de behandelvormen ‘psycho-educatie’, ‘medicatie’, ‘cognitieve gedragstherapie’ bij ADHD in eigen woorden.

C

op

Opdracht 3

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische stoornissen <

Sociale netwerk De vragen b en d zijn alleen voor niveau 4. Lees het onderdeel De rol van het sociale netwerk in Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische stoornissen. Beantwoord onderstaande vragen. a. Beschrijf in eigen woorden welke rol het sociale netwerk heeft bij kinderen met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis.

41


Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

.v

.

b. Beschrijf welke betekenis de hulpverlener kan hebben binnen de rol van het sociale netwerk van het kind.

ie

fb

c. Beschrijf in eigen woorden welke rol het sociale netwerk heeft bij volwassenen met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis.

Narratieve taal-teken-therapie

u'

Opdracht 4

Ac t

d. Beschrijf welke betekenis de hulpverlener kan hebben binnen de rol van het sociale netwerk van de volwassene.

Bekijk het filmpje over de narratieve taal-teken-therapie.

Filmpje Narratieve Taal-TekenTherapie <

Ed

a. Voor welke kinderen is de narratieve taal-teken-therapie geschikt?

ht

b. Beschrijf in eigen woorden hoe deze therapie werkt.

Brusjes

ig

Opdracht 5

Lees de informatie over ‘brusjes’ op de website. Je maakt voor deze opdracht in drietallen een folder voor een ‘brusjes’-groep. Lees de informatie over de verschillende neurobiologische stoornissen in Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en kies hier een stoornis uit. Je gaat de folder maken voor de broertjes en zusjes van kinderen met deze stoornis. De folder moet de volgende punten beschrijven: • Wat zijn ‘brusjes’? • Waarom is het belangrijk aandacht te besteden aan brusjes? • Hoe ziet de brusjesgroep eruit (waar, wanneer, wat)? • Wat wil je met de brusjesgroep bereiken?

C

op

yr

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen < Website Bijzondere broer of zus <

De folder presenteer je met je groep voor de klas. De klas geeft een tip en een top. Welke tip en top kreeg je? Wat kun je hiermee in de praktijk?

42


Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

Opdracht 6

Neurofeedback behandeling Lees het onderdeel Neurofeedback behandeling bij ADHD in Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Bekijk het filmpje over de neurofeedback behandeling.

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen <

fb

.v

.

a. Noem drie voordelen van een neurofeedback behandeling en ook drie nadelen. Zoek eventueel informatie op internet op.

Filmpje Hoe werkt neurofeedback? Praktijkvoorbeeld behandeling ADHD/ADD <

Verschillende behandelvormen

Ac t

Opdracht 7

ie

b. Zou jij een neurofeedback behandeling adviseren? Waarom wel of niet?

Lees de Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Bekijk het rijtje met verschillende behandelvormen: • psycho-educatie • medicatie • cognitieve gedragstherapie • oudertrainingsprogramma.

u'

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen <

Ed

Zoek een instelling bij jou in de buurt waar deze behandelvormen worden aangeboden.

ig

ht

Beschrijf ook hoe deze behandelvorm eruitziet aan de hand van de volgende punten: • Waar wordt de behandeling gegeven? • Hoe vaak vindt de behandeling plaats? • Wat doe je tijdens de behandeling?

Opdracht 8

Lees het onderdeel Voedingsmiddelen bij ADHD in Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Bekijk het filmpje over de invloed van voedingsmiddelen op ADHD.

C

op

yr

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen <

Lagerhuisdebat

Filmpje Pillen niet langer nodig: ADHD Research Centrum bij EenVandaag <

a. Beschrijf jouw mening over het laten staan van voedingsmiddelen als behandelmethode bij ADHD.

b. In de klas wordt een Lagerhuisdebat gevoerd met de stelling: ‘Bij de behandeling van ADHD moet eerst gekeken worden naar de voeding, dan pas naar medicatie’ Verandert jouw mening nog naar aanleiding van dit debat? Waarom wel of niet?

43


Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

.v

.

Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

fb

Inleiding

ie

Cliënten met neurobiologische stoornissen hebben vaak problemen met plannen, met het overzien van handelingen en het reguleren van emoties. Onzekerheid over het ‘anders zijn’ heeft vaak negatieve gevolgen voor de ontwikkeling. Een goede begeleiding van dit gedrag is dan ook belangrijk.

Ac t

Leerdoelen

yr

ig

ht

Ed

u'

• Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen herkennen. • Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. • Je kunt in de begeleiding je houding en communicatie afstemmen op de behoeften en wensen van cliënten met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. • Je kunt je sterke kanten en leerpunten in de begeleiding van cliënten met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen aangeven.

C

op

Cliënten met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen hebben vaak problemen met plannen.

44


Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

Opdracht 1

Leerstoornis Lees onderdeel Moeilijk gedrag in Theoriebron De begeleiding van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis.

Theoriebron De begeleiding van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis <

fb

.v

.

a. Leg in eigen woorden uit waarom een leerstoornis vaak samen gaat met frustraties bij kinderen.

Lees de Theoriebron De begeleiding van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis en onderstaande casus. Maak de opdrachten.

u'

Timon is acht jaar. Hij heeft ADHD. Op school heeft hij weinig vriendjes. Hij mengt zich vaak ongevraagd in het spel van andere kinderen en probeert dan de baas te spelen. In de klas is hij behoorlijk rumoerig. Hij kan slecht stilzitten en kan zich niet lang concentreren. Timon valt de juf regelmatig in de rede. Op de weg van school naar huis (lopend) is hij snel afgeleid. Een bal op de stoep, waar hij tegenaan moet schoppen of een duif op de weg die hij moet wegjagen.

Ed

Theoriebron De begeleiding van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis <

Casus Timon

Ac t

Opdracht 2

ie

b. Beschrijf wat je denkt dat je kunt doen om deze frustraties te voorkomen. Benoem twee punten.

ht

a. Welke mogelijke ADHD-symptomen herken je? Benoem er minimaal vier.

ig

De klas van Timon is lekker rommelig. De juf vindt het gezellig en zorgt ervoor dat er altijd van alles aan de muren hangt en op de grond staat. Ze heeft moeite met het gedrag van Timon. Ze probeert Timon altijd zo groot mogelijke opdrachten te geven, in de hoop dat hij voor langere tijd zelfstandig bezig zal zijn.

C

op

yr

b. Welke tips zou jij de leerkracht van Timon geven in de begeleiding van Timon? Beschrijf er twee. Motiveer ook waarom zij deze dingen (beter anders) kan aanpakken.

45


Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

Opdracht 3

Casus Benthe Lees onderstaande casus en maak de opdracht.

fb

.v

.

Benthe (7) heeft een communicatiestoornis. Zij heeft een normale intelligentie, maar veel moeite met het begrijpen van taal. Ze kan daardoor informatie minder goed verwerken en onthouden. Benthe wil heel graag zelfstandig douchen, maar het lukt haar niet te onthouden wat zij onder de douche moet doen. Moeder merkt vaak dat zij bijvoorbeeld niet haar haren heeft gewassen of vergeten is schone kleren aan te doen.

Opdracht 4

ie

Je gaat voor Benthe de handelingen bij het douchen visueel maken. Gebruik daarvoor pictogrammen. Maak op één of meerder A4’tjes met pictogrammen duidelijk welke handelingen Benthe uit moet voeren tijdens het douchen. Denk daarbij aan de juiste volgorde van de afbeeldingen.

Omgeving

Ac t

Juist bij kinderen met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen is de omgeving zeer belangrijk. In deze vraag staat de school en het gezin centraal.

Ed

u'

a. Leg in je eigen woorden uit waarom de school zo belangrijk is voor kinderen met een communicatiestoornis.

ht

b. Beschrijf wat school zou kunnen betekenen in de begeleiding van kinderen met een leerstoornis.

C

op

yr

ig

c. Zoek op internet op welke hulp een gezin kan krijgen in de omgang met een kind met ADHD. Noem minimaal twee hulpvormen. Beschrijf wat deze inhouden.

46

d. Welke hulpvorm wordt geboden aan partners van volwassen met ADHD? Wat is het doel hiervan?


Begeleiden van cliĂŤnten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

Opdracht 5

Karaktereigenschappen Kijk op de website van werkplanet naar de lijst met karaktereigenschappen.

Website Werkplanet karaktereigenschappen <

.v

.

a. Welke karaktereigenschappen herken je bij jezelf? Benoem er vier.

fb

b. In welk opzicht kunnen deze eigenschappen positief bijdragen aan de begeleiding van mensen met ADHD?

Ac t

ie

c. Welke eigenschappen op de lijst van de site kunnen nog meer positief bijdragen aan de begeleiding van mensen met ADHD, denk jij?

Je gaat voor deze opdracht uiteen in tweetallen. Ieder tweetal krijgt van de docent een briefje met daarop een psychiatrische aandoening. Je zoekt voor deze psychiatrische aandoening vier verschillende behandel- of begeleidingsvormen op. Je maakt van deze aandoening met de daarbij horende vier behandelvormen een kwartet. Zie hiervoor de Website Maak je eigen Word-sjabloon. Als ieder tweetal klaar is, kun je het spel klassikaal (afhankelijk van de groepsgrootte) spelen.

C

op

yr

ig

ht

Website Maak je eigen Word-sjabloon <

Kwartet

Ed

Opdracht 6

u'

d. Wat heb jij nodig om deze eigenschappen bij antwoord c (verder) te ontwikkelen? Beschrijf minimaal twee leerpunten voor jezelf.

47


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

ie

b. Wat wist je al?

Opdracht 2

Kritisch en creatief denken

Ac t

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Ed

u'

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

ig

ht

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Opdracht 3

Zelfregulatie en zelfsturing

C

op

yr

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

48

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?


Reflecteren

Opdracht 4

Samenwerken

.

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

fb

.v

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

49


Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

ie

fb

.v

.

Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Ac t

Inleiding

u'

Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen zijn stuk voor stuk psychische aandoeningen die vaak ernstige gevolgen hebben voor de cliënten, zowel op psychisch als op sociaal gebied. Het is belangrijk deze stoornissen te behandelen. Een behandeling kan gericht zijn op het verminderen of voorkomen van psychotische verschijnselen. Ook kan het gericht zijn op het aanleren van vaardigheden om (weer) deel te kunnen nemen aan de samenleving.

Ed

Psychotherapeutische behandeling

C

op

yr

ig

ht

Psychotherapeutische behandeling is een aanvulling op medicijngebruik. Deze behandeling is erop gericht de cliënt meer inzicht in zijn stoornis te geven. Mensen met schizofrenie hebben soms zelf niet het idee dat ze ziek zijn. Psychotherapeutische behandeling kan cliënten helpen bij het vinden van manieren om met de ziekte om te gaan. Een voorbeeld van een psychotherapeutische behandeling is de cognitieve gedragstherapie. Deze behandeling wordt verzorgd door ggz-instellingen. De cliënt kan daar bijvoorbeeld tweewekelijkse sessie volgen bij de behandelaar. Dit wordt ambulante behandeling genoemd. Als deze ambulante behandeling niet toereikend is kan de cliënt ook voor dagbehandeling (meerdere dagen per week) naar de instelling komen. Naast de psychotherapeutische gesprekken kan de cliënt dan bijvoorbeeld met een groep cliënten creatieve therapie volgen. Soms worden er ook sport- en spelactiviteiten georganiseerd. Als zelfstandig wonen (tijdelijk) niet meer gaat, kan de cliënt worden opgenomen in een instelling.

50

Cognitieve gedragstherapie Cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen houden vaak lang last van wanen en hallucinaties. De wanen of hallucinaties hebben grote invloed op het welzijn van de cliënt. Met cognitieve gedragstherapie zoekt de therapeut samen met de cliënt naar alternatieve gedachten voor de wanen. De cliënt leert in bepaalde situaties minder bedreigende of beangstigende gedachten op te roepen. De gevoelens die volgen op die gedachten zullen daardoor minder negatief zijn en de cliënt zal zich dus prettiger voelen. Soms vermijdt een cliënt bepaalde situaties al heel lang. Bijvoorbeeld omdat de waangedachten hem zeggen dat alle mensen met laptoptassen op straat geheime agenten zijn die hem komen oppakken. Deze cliënt zal met cognitieve gedragstherapie heel geleidelijk


Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

weer zover komen dat hij de straat op durft. Hij heeft geleerd dat niet alle mensen met laptoptassen geheime agenten zijn, maar dat dit ook bijvoorbeeld zakenmensen kunnen zijn, op weg naar hun kantoor of een zakelijke afspraak. Dit helpt de cliënt weer beter te functioneren in de samenleving.

.v

.

Sociale vaardigheidstraining

Psycho-educatie

Ac t

ie

fb

Cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen hebben vaak moeite met alledaagse vaardigheden. Denk bijvoorbeeld aan het boodschappen doen in een drukke winkel. Wanneer cliënten, na ontslag uit een instelling, weer deelnemen aan de samenleving zijn veel van deze vaardigheden toch noodzakelijk. In sociale vaardigheidstrainingen oefenen cliënten deze vaardigheden. Communicatievaardigheden spelen daarbij een grote rol. Ze hebben deze vaardigheden nodig om zo zelfstandig mogelijk te functioneren. De trainingen bestaan vaak uit wekelijkse sessies, waarbij een kleine groep vaste cliënten samenkomt. Na een theoretische uitleg, volgen er rollenspelen. De cliënten oefenen tijdens deze rollenspelen met vaardigheden die ze tegenkomen in hun eigen leefomgeving.

ig

ht

Ed

u'

Bij psycho-educatie krijgt de cliënt en eventueel zijn naasten informatie aangeboden over schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen. Zo wordt bijvoorbeeld uitgelegd waaraan je de stoornis kunt herkennen. Ook is er aandacht voor de oorzaken en de gevolgen van de stoornis. Tijdens psycho-educatie wordt verder uitleg gegeven over de behandelmogelijkheden. Psycho-educatie wordt zowel individueel als in groepsverband gegeven. Het voordeel van groepsgerichte psycho-educatie is dat de groepsleden elkaar onderling ondersteunen en stimuleren. Door de psycho-educatie leert de cliënt wat de aandoening voor hem betekent. Soms zal hij zijn toekomstverwachtingen moeten bijstellen. Dit kan bij de cliënt allerlei emoties oproepen. Verdriet en teleurstelling bijvoorbeeld. Het is belangrijk dat er aandacht is voor deze emoties tijdens de psycho-educatie. Ook de naasten van de cliënt krijgen door de psycho-educatie een beter beeld van de aandoening. Dit kan hen helpen om symptomen van schizofrenie of een psychose bij de cliënt te herkennen. Verder leren zij hoe zij om kunnen gaan met de gevolgen van de aandoening.

Thuiszorg

C

op

yr

Cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen hebben vaak problemen op meerdere levensgebieden, zoals wonen, werken en sociale contacten. Hulp hiervoor wordt vaak gegeven door ACT-teams. ACT staat voor Assertive Community Treatment. Een ACT-team behandeld mensen met een psychiatrische aandoening, die zorgvragen hebben op meerdere levensgebieden. Daarvoor werken verschillende specialisten in het team samen. Bijvoorbeeld een psycholoog, een verslavingsmedewerker, een verpleegkundige en een ervaringsdeskundige. Het team bezoekt de cliënt thuis, maar ook bijvoorbeeld in de woonvorm tijdens een opname. Cliënten krijgen hulp op maat, het hele team draagt de verantwoordelijkheid voor de zorg aan de cliënt. Juist doordat dit hele team de verantwoordelijkheid draagt, kan de hoeveelheid en zwaarte van de zorg elke moment worden aangepast aan de vraag van de cliënt. Een ACT-team werkt ook wijkgericht: Ze benutten de mogelijkheden van voorzieningen in de wijk bij de zorg voor cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen. Je kunt daarbij denken aan het vinden van een zinvolle dag- of vrije tijdsbesteding. Cliënten leren bij deze vorm van hulp omgaan met hun ziekte en de symptomen. Daarnaast krijgen zij praktische hulp bij hun dagelijks leven.

51


Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

ECT

ie

fb

.v

.

ECT staat voor elektroconvulsietherapie. Bij de behandeling met ECT wordt met een korte stroomstoot een epileptische aanval opgewekt. Dit wordt een insult genoemd. Het effect van dit insult zorgt voor een vermindering van depressieve of psychotische klachten. Bij gezonde mensen werken de hersenen omdat 'informatie' in de hersenen doorgegeven wordt door communicatiestofjes, de neurotransmitters. Als er echter psychiatrische problemen zijn, is er een verstoring in de werking van de neurotransmitters. ECT en het opwekken van een epileptische aanval kan een positief effect op de werking van de hersenen hebben. Zo kan er door de behandeling een evenwicht tussen de neurotransmitters ontstaan waardoor psychotische klachten kunnen verminderen en zelfs verdwijnen. De behandeling met ECT gebeurt onder volledig narcose. Vaak wordt ECT pas ingezet wanneer behandelingen met medicatie onvoldoende effect hebben gehad.

Ac t

Medicatie

ig

ht

Ed

u'

Het standaard beleid bij de behandeling van psychotische symptomen bestaat uit het inzetten van antipsychotica. Dit is medicatie die: • wanen en hallucinaties doet verminderen • angst en agressie doet verminderen • een gunstige uitwerking heeft op de sociale vermogens van de cliënt. De dosering en de duur van de behandeling met medicatie hangt af van de ernst van de symptomen. Ook de kans op herhaling van een psychotische periode speelt daarbij een rol. Als de kans op herhaling groot is, worden de medicijnen vaak langdurig gebruikt. Voorbeelden van veelgebruikte medicijnen zijn: Haldol, Semap, Leponex en Risperdal. De meeste antipsychotica zijn in tabletvorm. Er kan echter ook gekozen worden voor een injectie. Sommige antipsychotica hebben een langwerkend effect, de zogenoemde ‘depotmedicatie’. De werkzame stof komt daarbij langzaam vrij uit het medicijn. Het voordeel hiervan kan zijn dat je er zeker van bent dat de medicatie wordt ingenomen. Vooral cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen hebben nog wel eens de neiging medicatie niet in te nemen, met als gevolg dat er een nieuwe psychose doorbreekt.

Bijwerkingen van de medicatie

C

op

yr

Antipsychotica kunnen ook bijwerkingen hebben: • spierkrampen • spierstijfheid • abnormale bewegingen • rusteloosheid. De ernst van de bijwerkingen kan per cliënt verschillen. Het is wel belangrijk de bijwerkingen te herkennen en deze bespreekbaar te maken met de cliënt en de arts.

52


Theoriebron Behandelvormen schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Rol sociale netwerk

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Het netwerk van een cliënt met een schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis is vaak beperkt. Relaties zijn verstoort door onbegrip en conflicten. Cliënten zijn vaak niet in staat een netwerk in stand te houden. Toch is een stabiel netwerk rondom de cliënt belangrijk. Het bevordert zijn herstel en zijn sociaal functioneren. Probeer daarom als hulpverlener inzicht te krijgen in het netwerk van de cliënt. Stimuleer de sterke kanten binnen het netwerk. Geef binnen het netwerk voorlichting over de psychiatrische aandoening. Je kunt ook de mening en wensen van het netwerk betrekken bij de zorg aan de cliënt. Wanneer een cliënt geen netwerk om zich heen heeft, is het belangrijk om als hulpverlener te zoeken naar mogelijkheden om een netwerk op te bouwen. Ook wanneer het bestaande netwerk niet voldoende steun kan bieden, ligt hierin een belangrijke taak voor de hulpverlener. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan lotgenotengroepen, verenigingen of kerkgenootschappen. Zoek daarvoor op internet naar adressen of kijk bijvoorbeeld in de lokale gemeentegidsen.

53


Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

ie

fb

.v

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

Ac t

Inleiding

u'

De realiteit van een psychotische cliënt is niet hetzelfde als de realiteit van anderen. Het contact met anderen raakt daardoor vaak verstoord. Daarbij vinden cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen het vaak moeilijk hulp te accepteren. Voor een hulpverlener betekent dit dat er op een voorzichtige manier gewerkt moet worden aan het opbouwen van een werkrelatie met de cliënt.

Ed

Moeilijk gedrag

C

op

yr

ig

ht

Cliënten die psychotisch zijn horen, zien, voelen of ruiken continu dingen die er niet zijn. Deze vorm van verstoord waarnemen noemt men hallucinaties. Ook wanen komen voor. Een waan is een gedachte die niet klopt met de realiteit. Iemand met een waan is niet van deze gedachte af te brengen, ook niet via logisch redeneren. Cliënten met een schizofreniespectrum stoornis horen vaak stemmen in hun hoofd. Zij kunnen hierdoor ernstig in de war raken en angstig worden. Vaak kunnen cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen zich slecht afsluiten voor bijgeluiden. Alle geluiden komen even hard op de cliënt af. De buitenwereld heeft een voortdurende invloed op de gedachten van de cliënt, waardoor hij zich eigenlijk nooit veilig voelt. Al deze symptomen worden psychotische symptomen genoemd. Naast deze symptomen komen ook negatieve symptomen voor. Hierbij heeft de cliënt weinig energie en komt hij nauwelijks tot activiteiten. Het lukt de cliënt niet meer met emotie te reageren. Dit symptoom wordt wel emotionele vervlakking genoemd. De cliënt verwaarloost zichzelf, is moe en ligt veel op bed.

54

Contact houden Bij het geven van zorg en begeleiding aan cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen moet je voor een aantal aspecten speciale aandacht hebben. Over de volgende punten moet je in je werk goed nadenken: • je houding • je manier van communiceren • je mate van betrokkenheid.


Theoriebron Begeleiden van cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

.

Contact houden is vaak het allerbelangrijkste in de zorg aan mensen met een psychose of schizofrenie. Als hulpverlener zul je vaak het initiatief tot contact moeten nemen en de cliënt moeten opzoeken, ook wanneer de cliënt zich bijvoorbeeld afsluit van de omgeving. Wees je ervan bewust dat jij soms de enige bent die nog contact kan krijgen met de cliënt, ook al is dat bijvoorbeeld met een gesprek door de brievenbus.

.v

Je houding als hulpverlener

u'

Daginvulling

Ac t

ie

fb

Cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen zijn heel gevoelig voor de houding van mensen uit de omgeving. Ze kunnen slecht tegen zowel een kritische, ongeduldige houding als een hartelijke, te sterk betrokken houding. Als hulpverlener dien je je dus zo neutraal mogelijk op te stellen. Toon begrip voor de werkelijkheid van de cliënt, door bijvoorbeeld te zeggen dat je begrijpt dat zijn gedachten hem bang maken. Discussiëren over wanen of hallucinaties heeft geen zin. Voor de cliënt is het werkelijkheid en een discussie zal alleen leiden tot conflicten en het afbreken van contact. Stel je accepterend en luisterend op, maar geef tegelijkertijd je grenzen aan. Geef aan dat je de gevoelens van de cliënt begrijpt, maar dat jij bijvoorbeeld ‘de boze mensen’ niet ziet. Belangrijk is ook dat je afspraken die je maakt met de cliënt altijd nakomt.

ht

Ed

Veel cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen lukt het niet om zelf de dag in te delen en te komen tot een zinvolle dagbesteding. Als hulpverlener kun je samen met de cliënt een dagprogramma maken en hem in het volgen van dit programma ondersteunen. Soms hebben cliënten met psychoses of schizofrenie zeer weinig energie. Houdt daar rekening mee en bekijk samen met de cliënt wat per dag haalbare activiteiten zijn. Plan voldoende rustmomenten in de dag. Soms lukt het de cliënt niet zichzelf te verzorgen. Wanneer je hem als hulpverlener daarbij begeleidt, geef je zo concreet mogelijk aan wat je van hem verwacht. Voorkom daarbij wel dat je te veel druk op hem uitoefent. Verwijs naar jullie samen opgestelde dagprogramma. Geef complimenten wanneer het de cliënt – uiteindelijk – wel lukt zichzelf te verzorgen.

ig

Motiveren bij behandeling met medicatie

C

op

yr

Vaak verstrekt de hulpverlener niet alleen de medicatie aan de cliënt. Hij ziet ook toe op de werking van de medicatie en de eventuele bijwerkingen ervan bij de cliënt. Cliënten met schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen moeten geregeld gemotiveerd worden om hun medicatie in te nemen. Door achterdocht, wanen (‘de medicijnen maken mij gek’) of onvoldoende ziekte-inzicht nemen ze de voorgeschreven medicatie lang niet altijd in. Probeer de cliënt te overtuigen van het belang van medicatie, maar leg er niet te veel druk op. Haak in op de klachten die de cliënt aangeeft. Is een cliënt bijvoorbeeld angstig omdat hij wordt bespied, besteed dan aandacht aan zijn angstklachten en leg zo de link met de medicatie. Wanneer de cliënt regelmatig zijn medicatie weigert, overleg je dat met de arts.

55


Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

fb

.v

.

Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

ie

Inleiding

Ac t

De obsessieve-compulsieve stoornis wordt ook wel ‘dwangstoornis’ genoemd. De stoornis wordt gekenmerkt door dwanggedachten en dwanghandelingen. Belangrijk is dat er snel wordt begonnen met een behandeling. Hoe langer de dwanggedachten en dwanghandelingen bestaan, hoe hardnekkiger deze worden.

u'

Psychotherapeutische behandeling

Ed

Psychotherapeutische behandeling bestaat vaak uit gedragstherapie of cognitieve therapie, of vaker nog: een combinatie daarvan. Afhankelijk van de ernst van de stoornis vindt behandeling ambulant of in een instelling plaats. Psychotherapeutische behandelingen worden zowel individueel als in groepsverband aangeboden.

Cognitieve therapie

C

op

yr

ig

ht

Cognities (=gedachten) spelen een belangrijke rol bij het in stand houden van dwanghandelingen. Denk maar aan de gedachte ‘ik raak besmet als ik de trapleuning aanraak’ bij cliënten met schoonmaakdwang. Cognitieve therapie lijkt daarom zeer geschikt bij de behandeling van dwangstoornissen. De cognitieve therapie richt zich op het denkproces van de cliënt. Vaak denkt de cliënt zwart-wit of trekt hij verkeerde conclusies. Binnen de cognitieve therapie wordt de cliënt gestimuleerd goed naar zijn gedachten te kijken. Zijn deze wel realistisch? Is de gedachte ‘ik raak besmet als ik de trapleuning aanraak’ wel realistisch? De cliënt leert zo dat bepaalde zaken helemaal niet zo risicovol zijn of dat bepaalde twijfels overdreven zijn.

56

Exposure in vivo Bij exposure (= blootstellen) in vivo (= in het echt) wordt de cliënt herhaaldelijk blootgesteld aan de situatie die hem angstig maakt. Bijvoorbeeld het aanraken van een ‘besmet’ voorwerp. De cliënt mag vervolgens de bijbehorende dwangmatige handeling (bijvoorbeeld handen wassen) niet uitvoeren. Op deze manier kan de cliënt ervaren dat de behoefte aan controle (in dit geval handen wassen) niet nodig is. Het uiteindelijke doel is dat de cliënt deze behoefte aan controle los kan laten. De therapie begint met een situatie die voor de cliënt ‘het makkelijkst’ is. Dit is de situatie die de minste angst bij hem oproept. Vanaf daar worden stapsgewijs de moeilijkere situaties voor de cliënt aangepakt.


Theoriebron Behandelvormen obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

Medicatie

Ac t

ie

fb

.v

.

De medicijnen die bij cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornissen werken, staan bekend als antidepressiva. Voorbeelden zijn Anafranil, Prozac en Zoloft. Deze medicijnen blijken te helpen bij angst- en dwangverschijnselen. Het blijft onduidelijk waarom juist deze medicijnen helpen. Wel is bekend dat deze medicijnen de stof serotonine in de hersenen beïnvloeden. Serotonine wordt door de hersenen gebruikt als een boodschapper. Als je hersenen onvoldoende serotonine krijgen, werken je hersenen minder goed. Door de medicijnen wordt de serotonine in de hersenen gestimuleerd, en kunnende hersenen boodschappen weer beter door geven. De medicatie kan ook bijwerkingen hebben, waaronder misselijkheid, hoofdpijn, onrust, droge mond, hartkloppingen en duizeligheid. Hoewel medicatie kan helpen om het ‘chemische’ probleem in de hersenen te corrigeren, heeft de cliënt ook gedragstherapie nodig om zijn gedrag te ‘corrigeren’. Daarom is het advies aan cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis een combinatiebehandeling van psychotherapie en medicatie.

Rol sociale netwerk

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis doen meestal een groot beroep op hun omgeving. Ze vragen bijvoorbeeld hulp bij het uitvoeren van hun dwanghandelingen. De omgeving staat vaak in eerste instantie de klachten toe en maakt ze vaak zelfs mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan het kopen van grote hoeveelheden schoonmaakmiddel om tegemoet te komen aan de schoonmaakdwang van degene met een obsessief-compulsieve stoornis. Deze goedbedoelde steun versterkt uiteindelijk de angst- en dwangklachten van de cliënt. Het is daarom van groot belang de omgeving te betrekken bij de behandeling. Hun reacties op cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis OCD zijn van grote invloed en kunnen echt een verschil maken in de behandeling. De naaste omgeving kan uitleg krijgen over obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Deze behandelvorm wordt psycho-educatie genoemd. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen zij vragen stellen aan de hulpverlener over de stoornis. Zij kunnen dan ook advies krijgen over de omgang met de cliënt.

57


Theoriebron Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

fb

.v

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

ie

Inleiding

u'

Moeilijk gedrag

Ac t

Het begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen vraagt van de hulpverlener een bepaalde houding. Cliënten kunnen soms zeer dwingend zijn naar hun omgeving toe. Het is belangrijk voor het contact met de cliënt dat de hulpverlener in die situaties de juiste houding aan weet te nemen.

ht

Ed

De obsessieve-compulsieve stoornissen worden gekenmerkt door angst- en dwangklachten. De cliënt is zich vaak wel bewust van zijn gedrag en zijn gedachten. Hij weet ook dat deze vaak niet logisch zijn. Toch kan hij er zelf niet mee stoppen. Sterker nog, de cliënt is zo dwingend, dat hij ook zijn omgeving meeneemt in zijn angst- en dwangrituelen. Dwangrituelen nemen vaak veel tijd in beslag, waardoor de cliënt weinig tot geen sociale contacten overhoudt. Soms stoppen cliënten met werk of studie. Uit schaamte blijven veel cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen lang met hun klachten rondlopen. Het kan om die reden dan ook lang duren voordat zij de juiste behandeling krijgen.

ig

Signaleren van obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

C

op

yr

De hulpverlener heeft een belangrijke functie in het signaleren van symptomen die kunnen wijzen op een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis. Omdat veel cliënten zich schamen voor hun gedrag, zoeken zij uit zichzelf niet snel hulp. Als hulpverlener kun je alert zijn op de volgende signalen: • dwanghandelingen • rituelen • dwingend gedrag • extreem perfectionistisch • vermijden van contact. Als je als hulpverlener deze signalen opvangt, kun je deze voorzichtig en met respect ter sprake brengen. Probeer samen met de cliënt erachter te komen waar het gedrag vandaan komt. Het is belangrijk dat je zijn gedrag niet veroordeelt of afdoet als ‘zinloos’. Wees vooral betrokken en leef je in de cliënt in. Je hoeft in deze fase niet met allerlei oplossingen te komen. Een luisterend oor is vaak voldoende. Eventuele diagnoses worden uiteindelijk gesteld door een psychiater of een gezondheidszorgpsycholoog.

58


Theoriebron Begeleiden van cliënten met obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

Houding

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Het is belangrijk dat de hulpverlener steun biedt, zonder mee te gaan in de dwangrituelen. Dit is lastig, omdat de cliënt met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis zeer dwingend kan zijn. Als hulpverlener bij cliënten met een dwangstoornis, kun je bijvoorbeeld uitleggen dat je niet mee gaat in het dwangritueel, maar dat je de cliënt wel wilt helpen bij zijn angsten. Wanneer een cliënt bijvoorbeeld steeds geruststellende vragen blijft stellen, kun je afspreken dat hij dit voortaan alleen op bepaalde momenten van de dag mag doen. Belangrijk is dat je duidelijk bent in je communicatie en de tijd neemt om uit te leggen waarom je iets wel of juist niet doet. Veel cliënten schamen zich voor hun gedrag. Houdt daar als hulpverlener rekening mee en behandel cliënten altijd respectvol. Daarnaast ben je als hulpverlener voor de cliënt ook een voorbeeld. Soms zijn angst- of dwanghandelingen al zeer lang aanwezig en weet de cliënt niet meer hoe het ‘normaal’ moet. Het kan voor een cliënt verhelderend werken wanneer hij jou als hulpverlener bepaalde handelingen ziet uitvoeren zonder dwang of angstrituelen.

59


.v

ie

fb

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

.

Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

Ac t

Inleiding

u'

Iedereen ervaart wel eens momenten van stress. Er zijn verschillende oorzaken en vormen van stress. Hoe mensen daarmee omgaan, hangt onder andere samen met de eigen veerkracht van de mens. Hierdoor zijn de reacties van mensen op stress of traumatische gebeurtenissen zeer verschillend. Wanneer mensen echter een trauma of stressstoornis ontwikkelen is het belangrijk deze te behandelen.

Ed

Psychotherapeutische behandeling

ig

ht

Cliënten met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis hebben een schokkende of traumatische gebeurtenis meegemaakt. Zij beleven deze gebeurtenis steeds opnieuw, in hun gedachten. Daarnaast vermijden ze situaties of mensen die hen aan de gebeurtenis doen denken. Dit vermijden maakt hen steeds angstiger. Zij kunnen zo geen nieuwe, positieve ervaringen opdoen met die situaties of mensen. Een psychotherapeutische behandeling helpt cliënten hun gedachten over de gebeurtenis bij te stellen. Deze behandelingen worden vaak individueel aangeboden. De cliënt komt voor een aantal sessies naar de behandelaar. Wanneer door deze ambulante vorm van behandeling de symptomen van de stoornis niet verminderen, is een opname mogelijk. Er zijn in Nederland klinieken die gespecialiseerd zijn in trauma- en stressorgerelateerde stoornissen.

C

op

yr

Cognitieve therapie

60

Bij cognitieve therapie kijkt de behandelaar samen met de cliënt naar zijn gedrag en de manier van denken. Er wordt gekeken in hoeverre de gedachten van de cliënt overeenkomen met de werkelijkheid. Ook bekijkt de therapeut samen met de cliënt op welke manier de gedachten van de cliënt zijn gedrag beïnvloeden Vervolgens is leert de cliënt zijn niet-reële gedachten om zetten in reële gedachten. Wanneer de cliënt bijvoorbeeld heel bang is in een bepaalde situatie, heeft hij de niet-reële gedachte: ‘Als ik in deze situatie blijf, krijg ik een hartaanval. ’Tijdens de cognitieve therapie leert de cliënt deze gedachte omzetten in de reëlere gedachte: ‘Er is geen enkel bewijs dat ik een hartaanval krijg. Ik heb het wel vaker benauwd gehad.’ Op deze manier kan ook zijn gedrag veranderen, en de angst verminderen.


Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

Exposure

ie

fb

.v

.

Exposure (=blootstellen) is in combinatie met cognitieve therapie een van de belangrijkste psychotherapeutische behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. De nadruk van exposure ligt op de verwerking van het trauma. De cliënt wordt vaak en lang met de traumatische gebeurtenis geconfronteerd. Het is de bedoeling dat de cliënt de gebeurtenis zo gedetailleerd mogelijk opschrijft of vertelt. Eventueel wordt het verhaal opgenomen en teruggeluisterd door de cliënt. Hierdoor worden de heftige emoties van de cliënt bij de gebeurtenis minder hevig. Dan kan de gebeurtenis worden verwerkt. Deze vorm van exposure wordt ook wel imiginaire exposure genoemd. Het kan ook zijn dat de cliënt lijfelijk wordt blootgesteld aan de traumatische situatie. De cliënt gaat dan bijvoorbeeld weer terug naar de plek waar de nare gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit wordt dan exposure in vivo (in vivo=in het echt) genoemd.

Ac t

EMDR

Ed

u'

EMDR staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing. EMDR-therapie is een behandelvorm waarbij de cliënt de herinnering aan een trauma vertelt en tegelijkertijd door de behandelaar wordt afgeleid. Dit afleiden gebeurt meestal door handbewegingen. De behandelaar beweegt bijvoorbeeld met zijn vinger heen en weer. De cliënt volgt deze beweging met zijn ogen. Beide hersenhelften worden hierdoor gestimuleerd. Tijdens de rustmomenten in deze behandeling vraagt de behandelaar welke gedachten er bij de cliënt naar boven komen. Tijdens de EMDR-therapie verandert er iets in de gedachten en gevoelens van de cliënt. De cliënt moet zich op deze veranderingen concentreren. EMDR zorgt ervoor dat de nare herinnering minder emoties oproept en de gebeurtenis een plek krijgt in de gedachten van de cliënt.

Medicatie

C

op

yr

ig

ht

Er zijn twee soorten medicijnen die gebruikt worden bij de behandeling van trauma en stressorgerelateerde stoornissen: rustgevende middelen en antidepressieve middelen. De behandeling met medicijnen moet wel altijd plaatsvinden samen met een psychotherapeutische behandeling. De rustgevende medicijnen worden vaak voor slechts een paar dagen voorgeschreven. De antidepressiva worden meestal langdurig gebruikt. Voorbeelden zijn Efexor en Zoloft. Door de antidepressiva vermindert de angst bij de cliënten en verbetert hun stemming. Antidepressiva hebben ook bijwerkingen. De bijwerkingen verschillen per persoon, maar kunnen bestaan uit misselijkheid, hoofdpijn, duizeligheid en een droge mond.

Rol sociale netwerk De rol van het sociale netwerk bij stressvolle of traumatische gebeurtenissen is groot. Vlak na een schokkende gebeurtenis is het voor veel mensen belangrijk dat ze steun krijgen van mensen die dichtbij staan: familie, vrienden, collega’s. Professionele behandeling wordt nodig als mensen erg gespannen zijn en blijven of als ze slaapproblemen hebben. Voor de mensen uit het sociale netwerk van de cliënt is het belangrijk dat ze weten hoe ze om moeten gaan met de situatie en met de gevolgen van de stoornis. Dit kunnen ze leren door het volgen van een psycho-educatietraining of -bijeenkomst.

61


Theoriebron Behandelvormen bij trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Cliënten met een trauma of stressorgerelateerde stoornis gaan soms sociale activiteiten uit de weg. Het is belangrijk dat het netwerk contact houdt met de cliënt. Zij kunnen de cliënt motiveren activiteiten te ondernemen. De hulpverlener kan hierbij ondersteunen. Hij kan bijvoorbeeld samen met de cliënt en zijn netwerk bekijken wanneer en hoe dat contact plaats vindt. Misschien vindt de buurman het leuk om één avond in de week samen met de cliënt te voetballen. De hulpverlener kan het netwerk stimuleren contact te houden. Hierdoor wordt voorkomen dat de cliënt in een sociaal isolement raakt.

62


Theoriebron Begeleiden van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

fb

.v

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met traumaen stressorgerelateerde stoornissen

ie

Inleiding

u'

Moeilijk gedrag

Ac t

Cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen zijn allemaal verschillend. Ze gaan stuk voor stuk op een andere manier om met hun angsten en, hun herinneringen aan de schokkende gebeurtenis. Toch zijn er ook overeenkomsten. In deze theoriebron wordt stilgestaan bij de begeleiding van cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Welke aandachtspunten zijn belangrijk voor de hulpverlener in het geven van begeleiding aan deze groep cliënten?

ht

Ed

Sommige cliënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen hebben last van herbelevingen. Ze beleven de schokkende gebeurtenis opnieuw, alsof het op datzelfde moment gebeurt. Ze kunnen op die momenten letterlijk verlamd zijn van schrik. Er zijn ook cliënten die vermijdingsgedrag vertonen: zij gaan alles wat hen herinnert aan de gebeurtenis uit de weg. Soms sluiten zij zich uit schaamte af voor anderen. Cliënten zijn naast angstig vaak heel gevoelig. Ook prikkelbaarheid en woedeaanvallen komen veel voor. Als hulpverlener is het belangrijk dat je je bewust bent van deze gevoelens bij de cliënt.

ig

Aandachtspunten in de begeleiding

C

op

yr

Angst speelt een grote rol in het leven van een cliënt met een trauma- of stressorgerelateerde stoornis. Het bieden van veiligheid is daarom één van de belangrijkste punten voor de hulpverlener in de begeleiding aan deze cliënten. Als hulpverlener probeer je gevoelens bespreekbaar te maken en toon je daarbij een respectvolle houding. Soms schamen cliënten zich voor hun gedrag. Uitleg geven over trauma- en stressorgerelateerde stoornissen kan deze schaamte verminderen. Let er ook op dat je als hulpverlener structuur biedt. Aan een gestructureerde omgeving en dagindeling ontlenen veel cliënten veiligheid. Stimuleer de cliënt om activiteiten te ondernemen, ook die activiteiten waar de cliënt bang voor is. Houdt hierbij wel de gevoeligheid van deze cliënten in je achterhoofd. Realiseer je dat zij het psychisch heel zwaar hebben.

63


Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

fb

.v

.

Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

ie

Inleiding

u'

Ac t

Bij de groep neurobiologische ontwikkelingsstoornissen gaat het om problemen in de ontwikkeling, waarbij hersenafwijkingen een belangrijke rol spelen. Ze beginnen vaak al in de kindertijd. In deze cursus wordt ingegaan op de volgende neurobiologische ontwikkelingsstoornissen: ADHD, leerstoornissen en communicatieve stoornissen. De autismespectrumstoornis en de verstandelijke beperking behoren ook tot de groep neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Deze aandoeningen worden in deze cursus niet behandeld. Ze worden in aparte cursussen besproken.

Ed

Psycho-educatie

C

op

yr

ig

ht

Vaak wordt gestart met psycho-educatie nadat de diagnose van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis is gesteld. Het is belangrijk dat de cliënt zelf voorlichting krijgt over de stoornis en de gevolgen daarvan. Dit geldt zowel voor kinderen als volwassenen. Veel mensen hebben door de media al een beeld van deze aandoeningen (denk bijvoorbeeld aan ADHD en de ticstoornis Gilles de la Tourette). Lang niet altijd komt dit beeld overeen met de werkelijkheid. Het is belangrijk dat de cliënt leert wat de oorzaak is van zijn klachten en dat de aandoening niet te genezen is. Wel kan de cliënt met de juiste behandeling goed leren omgaan met de klachten. Door de psycho-educatie krijgt hij inzicht in zijn gedrag. Ook krijgt hij handvatten aangereikt hoe hij met bepaalde lastige situaties om kan gaan. Dit laatste is ook voor de omgeving van de cliënt belangrijk. Zij kunnen betrokken worden bij de psycho-educatie. Als de cliënt een kind is, is het vaak goed het hele gezin te leren wat de stoornis inhoudt en hoe zij er thuis mee om kunnen gaan. Bij sommige instellingen wordt de psycho-educatie in de vorm van brussen (= broertjes en zusjes van cliënten met een psychiatrische stoornis) groepjes aangeboden. Kinderen leren hier van en met elkaar. Ook voor ouders zijn er psycho-educatie groepen. Hier kunnen zij ervaringen uitwisselen en elkaar ondersteunen.

64

Psychotherapeutische behandeling De psychotherapeutische behandeling bij cliënten met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen bestaat vaak uit cognitieve gedragstherapie. Zowel kinderen als volwassenen met deze aandoening hebben dikwijls last van gevoelens van faalangst, onzekerheid en een negatief zelfbeeld. Deze gevoelens ontstaan vaak doordat cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis in hun gedrag of communicatie ‘anders’ zijn dan anderen. Hierdoor vallen ze in een groep nogal eens op. Als de mensen in de groep vinden dat ze even ‘normaal’ moeten doen, blijkt dat voor de cliënt soms simpelweg niet


Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

.v

Neurofeedback behandeling bij ADHD

.

mogelijk. Hierdoor kunnen gevoelens van minderwaardigheid en angst ontstaan. Bij de cognitieve gedragstherapie leren cliënten in bepaalde situaties hun gedachten bijstellen. Een voorwaarde hierbij is dat zij weten hoe het komt dat zij bepaald gedrag laten zien.

ie

fb

Al onze gedachten, gevoelens en gedragingen worden aangestuurd vanuit onze hersenen. Bij cliënten met ADHD is de balans in de hersenen vaak verstoord. De hersenen zijn te actief of juist niet actief genoeg. Hierdoor ontstaan klachten als concentratieproblemen of bijvoorbeeld slaapproblemen. Neurofeedback kan de activiteit in de hersenen positief beïnvloeden. Hierdoor kunnen sommige cliënten zich beter concentreren en krijgen ze meer controle over hun gedrag.

Ac t

Voedingsmiddelen bij ADHD

Ed

u'

Er wordt veel onderzoek gedaan naar de invloed van bepaalde voedingsmiddelen op cliënten met ADHD. Veranderingen in voeding lijken een positief effect te hebben op de symptomen van ADHD bij zowel kinderen als volwassenen. Zo zegt een deel van de cliënten dat ze zich door het volgen van dit dieet beter kunnen concentreren. Een ‘ADHD-dieet’ is gebaseerd op gezond en uitgebalanceerd voedsel. Bepaalde ‘slechte’ voedingsstoffen kunnen de symptomen van ADHD juist verergeren en worden daarom in het dieet weggelaten. Een dergelijk dieet moet wel altijd onder begeleiding van een diëtist of voedingsdeskundige opgesteld worden.

Medicatie

ig

ht

Bij ADHD wordt vaak medicatie voorgeschreven. Methylfenidaat (= Ritalin, Concerta) is daarbij het meest gebruikte middel. Methylfenidaat verbetert de aandacht en stemming. Door methylfenidaat worden mensen met ADHD rustiger en kunnen ze zich beter concentreren. De zogenoemde langwerkende methylfenidaat werkt ongeveer twaalf uur. De kortwerkende methylfenidaat werkt ongeveer zes uur. Bijwerkingen kunnen zijn: slapeloosheid, nervositeit en hoofdpijn.

C

op

yr

De rol van het sociale netwerk bij kinderen met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen Kinderen met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen ervaren vaak problemen op school. Behandeling van deze stoornissen kan daarom nooit los gezien worden van de sociale omgeving. Het sociale netwerk van kinderen bestaat uit het gezin, vriendjes, school en eventuele (sport)clubjes. Kinderen met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis hebben vaak binnen dit netwerk negatieve aandacht gekregen. Je kunt daarbij denken aan kinderen met ADHD die niet stil kunnen zitten terwijl dat wel van ze wordt verwacht. Maar ook kinderen met een taal- of leerstoornis die op school niet mee kunnen komen en veel fouten maken. Voor deze kinderen is het van het grootste belang dat de omgeving inspeelt en rekening houdt met hun aandoening. Op die manier kan een kind zelfvertrouwen krijgen. Kinderen met een communicatiestoornis worden nogal eens overschat door hun omgeving. Het lijkt of zij prima begrijpen wat er tegen hen gezegd wordt, maar door de stoornis is dat niet het geval. Kinderen worden daar onzeker en faalangstig van. Zowel kinderen met een leer- als

65


Theoriebron Behandelvormen bij neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

.

communicatiestoornis en ADHD zijn gebaat bij een duidelijke en consequente aanpak. Daarbij is het belangrijk dat de omgeving benadrukt waar het kind wel goed in is en hen hiervoor complimenteert. De hulpverlener kan de omgeving informeren over hoe zij het beste om kunnen gaan met deze kinderen. Hierin heeft de hulpverlener ook een stimulerende houding. De hulpverlener kan aandachtspunten benoemen in de aanpak en tips geven.

fb

.v

De rol van het sociale netwerk bij volwassenen met neurobiologische stoornissen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Bij volwassenen leidt een neurobiologische ontwikkelingsstoornis nogal eens tot problemen op hun werk of in hun relatie. Werkbegeleiding of relatietherapie kan dan helpen om inzicht te krijgen in de situatie. De hulpverlener kan hierin ook een signalerende functie hebben: als hulpverlener is het belangrijk dat je oog hebt voor de omstandigheden van de cliënt. Zijn er signalen die wijzen op problemen in de werk- of privésfeer van de cliënt? Zit de cliënt goed in zijn vel, of heeft hij lichamelijke klachten en is hij prikkelbaar? Maak deze signalen bespreekbaar en probeer er samen met de cliënt achter te komen waar de klachten vandaan komen. Voor volwassenen blijkt ook het contact met lotgenoten een positieve invloed te hebben. Bijvoorbeeld de vereniging voor volwassenen met ADHD-‘impuls’ heeft onder andere een eigen website, diverse online-chatrooms en ADHD-cafés voor cliënten en familieleden.

66


fb

.v

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

ie

Inleiding

u'

Moeilijke gedrag

Ac t

Cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis hebben vaak het gevoel al lange tijd ‘op hun tenen te lopen’. Dit heeft te maken met de eisen die binnen het gezin, op school of op het werk aan hen gesteld worden. Hier kunnen zij vaak niet aan voldoen. Voor hulpverleners die werken met cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis is het belangrijk hier samen met de cliënt naar te kijken.

C

op

yr

ig

ht

Ed

ADHD is een stoornis waarbij de cliënt vaak moeite heeft om de aandacht lang bij een bepaalde taak te houden. Hij lijkt niet te luisteren, raakt vaak spullen kwijt of kan de huishouding niet goed organiseren. Ook mensen met een leerstoornis hebben vaak moeite zich te concentreren. Ze zijn snel afgeleid en vaak gespannen, omdat er dingen van hen worden verwacht die ze niet waar kunnen maken. Een leerstoornis valt in eerst instantie vaak op school op, omdat de leerresultaten tegenvallen. Communicatieproblemen komen soms zichtbaar tot uiting omdat mensen problemen hebben met praten. Soms zijn de problemen niet zichtbaar, maar hebben mensen moeite met het begrijpen van woorden en zinnen. Het kan lijken dat ze de ander wel begrijpen, maar dat eigenlijk helemaal niet kunnen. Overschatten kan dan een gevolg zijn. Een ticstoornis kan bestaan uit eenvoudige tics, zoals het herhaaldelijk knipperen met de ogen. De tics bij het syndroom van Gilles de la Tourette zijn complexer dan alleen geknipper. Cliënten met dit syndroom bewegen herhaaldelijk het hoofd van de ene naar de andere kant, openen de mond en strekken de hals. De vocale tics kunnen beginnen met grommen of snuiven, en zich ontwikkelen tot dwangmatig, onwillekeurig vloeken. De tics zijn voor de cliënt niet tot moeilijk tegen te houden.

Omgaan met moeilijk gedrag Cliënten met concentratieproblemen hebben een grote behoefte aan structuur. Regelmaat en duidelijkheid zijn belangrijk voor hen, evenals een prikkelarme omgeving. Op deze manier worden ze zo min mogelijk afgeleid door onbelangrijke prikkels. Praktisch betekent dat een ordelijk ingericht huis, slaapkamer of klaslokaal. Een hulpverlener kan hierbij helpen. Ook een vaste dagindeling biedt structuur. De hulpverlener kan eventueel samen met de cliënt een dagprogramma maken. Omdat cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis voor een deel moeten leren leven met beperkingen is het belangrijk om aandacht te hebben voor de dagelijkse bezigheden. Een slechte planning, chaotische administratie en het ontbreken van een gezond

67


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

fb

Aandachtspunten in de begeleiding

.v

.

leefpatroon zijn punten die dagelijks naar voren komen. Als hulpverlener ga je samen met de cliënt op zoek naar oplossingen die bij hem passen. Je kunt daarbij denken aan digitale agenda’s, internetbankieren of uitgeprinte weekmenu’s. Voor kinderen betekent dit dat de leerkracht of de onderwijsinstelling een grote rol speelt bij het begeleiden van het gedrag. Voor ouders kan het fijn zijn wanneer de hulpverlener samen met de leerkracht kijkt naar het kind en adviezen geeft voor de begeleiding.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Kinderen met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis hebben nogal eens een negatief zelfbeeld. Dit hangt samen met de negatieve aandacht en de slechte leerprestaties. Belangrijk is dat je als hulpverlener aandacht hebt voor positief gedrag en dit beloont. Toon daarbij geduld en begrip. Duidelijke regels opstellen en die consequent hanteren, voorkomt dat je continu kritiek moet geven. Benadruk waar het kind wel goed in is, en moedig hem aan in die dingen die hij wel goed kan. Ook volwassenen met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis hebben te maken gehad met veel negatieve aandacht en onbegrip uit de omgeving. In het verleden hebben zij keer op keer geprobeerd hun gedrag bij te stellen. Vaak tevergeefs, wat hen onzeker en faalangstig heeft gemaakt. Belangrijk is dat je als hulpverlener geduld en respect hebt voor deze cliënten. Moedig hen aan lotgenoten te zoeken of help hen zo nodig hierbij. In het contact met lotgenoten kunnen cliënten met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis vaak eindelijk zichzelf zijn. Samen met lotgenoten kunnen ze zonder gevoelens van onzekerheid werken aan bijvoorbeeld hun sociale vaardigheden.

68


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.