9789037234190 verdieping doelgroepen

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Verdieping doelgroepen


Auteur(s): Ingrid Mulder Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Factor-E Verdieping Doelgroepen

©

tie

ISBN: 978 90 3723 419 0

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

Edu’Actief b.v.2015

u' Ac

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ij

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

6

Beroepsproducten 11

Angststoornissen

15

18

Gedragsproblemen

tie

Verslavingen

Dementie

9

21

23

Eetstoornissen

26

Theoriebron Depressie

u' Ac

Depressie

fb .v

OriĂŤntatie

4

29

Theoriebron Angststoornissen

33

Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs 40

Ed

Theoriebron Gedragsproblemen Theoriebron Dementie

36

43

Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas 51

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Informatie verzamelen

46

3


Over deze cursus

Over deze cursus

fb .v

.

In deze cursus leer je over de psychosociale problematiek die voorkomt binnen je (mogelijke) doelgroep(en). Daarnaast leer je hoe je maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot je doelgroep kunt volgen en hoe je de effecten van actuele ontwikkelingen voor deze groep in kaart kunt brengen, specifiek in relatie tot de psychosociale problematiek. Hierdoor leer je ook gegevens samen te vatten en te ordenen.

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Het resultaat van dit alles komt samen in de twee beroepsproducten, die we hierna samenvatten: 1. Een document/boekwerk waarin de behandelde doelgroepen en hun psychosociale problematiek in een vast format bijeen worden gebonden als naslagwerk voor later. 2. Een poster met daarop de invloed van maatschappelijke ontwikkelingen op doelgroepen met een psychosociale problematiek.

ev

Tijdens deze cursus ga je je verdiepen in de psychosociale problematiek binnen bepaalde doelgroepen.

U

itg

Leerdoelen

4

• Je hebt kennis van diverse soorten depressies, weet welke oorzaken en kenmerken hierbij horen en kunt de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op mensen met een depressie benoemen. • Je hebt kennis van diverse soorten angststoornissen, weet welke oorzaken en kenmerken hierbij horen en kunt de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op mensen met een angststoornis benoemen. • Je hebt kennis van diverse soorten verslavingen, weet welke oorzaken en kenmerken hierbij horen en kunt de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op mensen met een verslaving benoemen. • Je hebt kennis van het verschil tussen gedragsproblemen en gedragsstoornissen, weet welke oorzaken en kenmerken hierbij horen en kunt de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op mensen met een gedragsprobleem of gedragsstoornis benoemen.


Over deze cursus

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

• Je hebt kennis van onwetendheid (dementie), weet welke oorzaken en kenmerken hierbij horen en kunt de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op mensen met onwetendheid benoemen. • Je hebt kennis van eetstoornissen, weet welke oorzaken en kenmerken hierbij horen en kunt de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op mensen met een eetstoornis benoemen. • Je kunt informatie over psychosociale problematiek en maatschappelijke ontwikkelingen verzamelen, analyseren en ordenen.

ij

Samen met een cliënt de actuele ontwikkelingen doornemen.

er

Beoordeling

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze beoordelen we op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt de beoordelingspunten bij elkaar op het beoordelingsformulier.

U

itg

ev

Beoordelingsformulier <

Planningsformulier <

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

5


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie Opdracht 1

Vragen bedenken

fb .v

.

Je hebt net te horen gekregen dat je over een uur wordt geĂŻnterviewd over de onderwerpen depressie, angststoornissen, verslaving, gedragsproblemen en gedragsstoornissen, dementie en eetstoornissen. Bedenk per onderwerp drie vragen die ze je mogelijk kunnen gaan stellen. Weet je hierop zelf de antwoorden? Schrijf deze er dan achter. Weet je de antwoorden niet? Stel de vraag dan aan een medestudent om zo samen tot een antwoord te komen. Weet niemand het antwoord? Zoek het dan op in een van de theoriebronnen.

Ed

c. Verslaving:

u' Ac

b. Angststoornissen:

tie

a. Depressie:

ev

er

ij

d. Gedragsproblemen en gedragsstoornissen:

U

itg

e. Dementie:

6

f. Eetstoornissen:


Oriëntatie

Opdracht 2

Ga naar de website Answer Garden. Bij ‘enter your question or topic here’ schrijf je ‘depressie’, daarna druk je op enter. Bij ‘type your answer here’ schrijf je wat in je opkomt wanneer jij denkt aan een depressie, bijvoorbeeld: ‘somber’. Daarna druk je op enter. Schrijf zo alles op wat jij associeert met een depressie.

fb .v

.

Website Answer Garden <

Wat was de vraag?

Wanneer je niks meer weet, overleg je met je buurman of buurvrouw. Zorg dat je per onderwerp minimaal vijf antwoorden hebt klaarstaan. Klik op ‘export’ (rechtsonder) en vervolgens op ‘export the answers to Tagxedo’. Je ziet nu een mooie ‘wordcloud’ met alles wat jij al weet van het onderwerp depressie. Sla deze wordcloud op door links bovenin op ‘save|share’ te klikken en print de wordcloud vervolgens uit.

tie

Doe hetzelfde met de onderwerpen angststoornissen, verslaving, gedragsproblemen en gedragsstoornissen, dementie en eetstoornissen.

Opdracht 3

Expert

Deze cursus behandelt de volgende onderwerpen: • depressie • angststoornissen • verslaving • gedragsproblemen en gedragsstoornissen • onwetendheid (dementie) • eetstoornissen.

Ed

Theoriebron Informatie verzamelen <

u' Ac

Hang nu een aantal wordclouds op het bord. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten? Bespreek ze klassikaal, samen met de docent.

ij

Welke van de onderwerpen die worden behandeld in deze cursus lijkt jou het meest interessant en waarom?

ev

er

Ga op zoek naar betrouwbare informatie over dit onderwerp. Hoe je aan die informatie komt, kun je lezen in de Theoriebron Informatie verzamelen. Noteer alles wat je nog niet wist over dit onderwerp.

Opdracht 4

Psychosociaal

U

itg

a. Zoek uit wat het begrip ‘psychosociaal’ inhoudt en geef een omschrijving van het begrip ‘psychosociaal probleem’.

Bedenk (of zoek) bij elk onderwerp van deze cursus een mogelijk psychosociaal probleem. b. Depressie:

c. Angststoornissen:

7


OriĂŤntatie

d. Verslaving:

.

e. Gedragsproblemen en gedragsstoornissen:

fb .v

f. Dementie:

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

g. Eetstoornissen:

8


Beroepsproducten

Beroepsproducten

.

Samen met drie medestudenten ga je een document/boekwerk maken over de psychosociale problematiek die voorkomt binnen een door jullie te kiezen doelgroep. De psychische aandoeningen die jullie hierbij gaan behandelen zijn: • depressie • angststoornissen • verslavingen (medicijnen, alcohol, drugs) • gedragsproblemen • onwetendheid (dementie) • eetstoornissen (anorexia en obesitas).

tie

Format Beroepsproduct 1 <

Beroepsproduct 1: Het document over psychosociale problematiek

fb .v

Opdracht 1

Van elk van deze onderwerpen is een theoriebron beschikbaar. De opdrachten die bij deze theoriebronnen horen, helpen jullie kennis te vergaren. De docent bepaalt welke opdrachten jullie gaan maken.

u' Ac

De doelgroepen waaruit jullie kunnen kiezen zijn: • pubers • adolescenten • volwassenen • mensen met een verstandelijke beperking • ouderen.

Ed

Jullie kiezen dus één doelgroep en behandelen binnen deze doelgroep alle mogelijke psychische aandoeningen, zoals hiervoor beschreven.

ij

Voor het door jullie te maken document is een format beschikbaar, maar jullie moeten zelf zorgen voor de inleiding, waarin jullie een uitgebreide (algemene) beschrijving geven van de door jullie gekozen doelgroep. Ook moeten jullie zorgen voor een verzorgde opmaak van het document.

er

Plan samen een datum waarop jullie dit beroepsproduct gaan maken. Vul deze in op je planningsformulier.

ev

Processtappen

U

itg

• • •

• •

Maak een planning en een taakverdeling. Lees de theoriebronnen door en maak de opdrachten uit dit boekje. Verdiep je door middel van de theoriebronnen, opdrachten en andere bronnen verder in de onderwerpen die jullie hebben gekozen. Richt je voornamelijk op de psychosociale problematiek van deze doelgroepen en maak alleen gebruik van betrouwbare bronnen. Vul het format per aandoening in. Lever het uiteindelijke document ter beoordeling in bij je docent.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap. Eisen aan het beroepsproduct De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld, kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus.

9


Beroepsproducten

Opdracht 2

Beroepsproduct 2: Maatschappelijke ontwikkelingen

fb .v

Kies uit het onderstaande rijtje een maatschappelijke ontwikkeling: • schoonheidsideaal in de media • angst voor terrorisme • de groei van social media.

.

Je werkt samen met drie medestudenten.

Werk deze maatschappelijke ontwikkeling uit door de vragen hierna te beantwoorden: 1. Wat is de achtergrond van deze ontwikkeling? 2. Wat zijn de kenmerken van deze ontwikkeling? 3. Wat zijn de oorzaken van deze ontwikkeling?

u' Ac

tie

Tot slot richten jullie je op de doelgroepen, de mensen die lijden aan een van de psychosociale stoornissen hierna: • een depressie • een angststoornis • een verslaving • een gedragsprobleem of gedragsstoornis • onwetendheid (dementie) • een eetstoornis. Welke gevolgen heeft de door jullie gekozen maatschappelijke ontwikkeling op deze zes doelgroepen? Bedenk samen een manier om dit te illustreren op een poster en werk dit idee uit. Zet hierbij de maatschappelijke ontwikkeling centraal en de doelgroepen eromheen.

Ed

Presenteer de poster door hem voor de klas op te hangen en door - onder begeleiding van jullie docent - vervolgens te vertellen wat jullie allemaal hebben geleerd.

Processtappen

Maak een planning en een taakverdeling. Kies een maatschappelijke ontwikkeling die in de opdracht staat beschreven. Werk deze maatschappelijke ontwikkeling uit door de vragen uit de opdracht te beantwoorden. Richt je vervolgens op de doelgroepen (beschreven in de opdracht) en zoek uit welke gevolgen de door jullie gekozen maatschappelijke ontwikkeling heeft op deze doelgroepen. Maak hiervan samen een poster, waarbij de maatschappelijke ontwikkeling centraal staat en de gevolgen voor de doelgroepen worden geïllustreerd. Presenteer deze poster voor de klas.

er

ij

• • •

ev

U

itg

10

Eisen aan het beroepsproduct De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld, kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus.


Depressie

Depressie

.

Inleiding

fb .v

Jaarlijks lijden circa 650.000 mensen gedurende een bepaalde periode aan een depressie. Dit is een flink aantal. Wanneer je met deze mensen te maken krijgt, is het belangrijk om kennis te hebben van diverse soorten depressies en te weten hoe je ze kunt herkennen.

Leerdoelen

Opdracht 1

tie

Waar of niet waar

Verdiep je met behulp van de Theoriebron Depressie in het onderwerp. Zijn de onderstaande beweringen waar of niet waar? a. Elke depressie wordt op dezelfde manier behandeld. waar niet waar b. Een postnatale depressie is een depressie die voorkomt bij vrouwen die net een kind hebben gekregen. waar niet waar c. Een seizoensgebonden depressie komt voornamelijk voor in de zomer. waar niet waar d. Een depressie kan ook weer uit zichzelf overgaan. waar niet waar

er

ij

Ed

Theoriebron Depressie <

Je kunt drie soorten depressies benoemen. Je kunt de oorzaken van drie soorten depressies benoemen. Je kunt de kenmerken van drie soorten depressies benoemen. Je kunt uitleggen wat de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen zijn op de doelgroep met een depressie.

u' Ac

• • • •

Opdracht 2

Hulp gevraagd

U

itg

ev

Gebruik bij deze opdracht de Theoriebron Depressie. Iemand in je omgeving vertoont kenmerken van een depressie. Zelf zegt ze dat alles oké is, maar het lijkt jou raadzaam dat ze hulp gaat zoeken. Beantwoord de vragen hierna. a. Wat valt je op aan haar? Welke kenmerken van een depressie vertoont ze?

b. Op welke manier ga je het gesprek met haar aan?

11


Depressie

Opdracht 4

Bekijk het filmpje ‘Antonie Kamerling vertelt over zijn depressies’. In dit filmpje vertelt Antonie over zijn depressie en hoe hij deze ervaart. Pak een leeg A4’tje en maak een tekening die de gevoelens van Antonie illustreert.

.

Filmpje Antonie Kamerling vertelt over zijn depressies <

Antonie Kamerling

fb .v

Opdracht 3

Soorten depressies

In de Theoriebron Depressie kun je lezen dat er in de DSM-5 drie belangrijke soorten depressies worden omschreven, te weten: depressieve stoornis dysthyme stoornis bipolaire stoornis.

tie

• • •

u' Ac

Zoek uit wat de verschillen zijn tussen deze drie soorten depressies en noteer per soort welke oorzaken hierbij een rol kunnen spelen. Zijn deze oorzaken altijd weg te nemen? Noteer waarom wel of waarom niet.

U

itg

ev

er

ij

Ed

a. Depressieve stoornis:

12

b. Dysthyme stoornis:


Depressie

Opdracht 5

Hulp voor Brian

Gebruik bij het maken van deze opdracht de Theoriebron Depressie en werk samen met een medestudent.

De Theoriebron Depressie wordt ingeleid met een tekst over Brian. Schrijf (individueel) op een papier minimaal tien vragen aan Brian, waarin je probeert zijn probleem te achterhalen. Stel hierbij maximaal twee ja-neevragen.

tie

Werkmodel Brainstormen <

fb .v

.

c. Bipolaire stoornis:

u' Ac

Geef je vragen aan de medestudent waarmee je samenwerkt en ontvang van je medestudent zijn of haar tien vragen aan Brian. Probeer nu vanuit Brians oogpunt antwoord te geven op de vragen die je medestudent hem heeft gesteld. Leg jullie vragen en antwoorden bij elkaar en praat samen over de problemen waar Brian tegen aanloopt in het dagelijks leven. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Brainstormen.

Ed

Bedenk nu samen manieren waarop/waarmee Brian mogelijk geholpen kan worden. Maak hierbij gebruik van het internet. Werk de vragen, antwoorden en de mogelijke oplossing netjes uit, zodat je docent ze kan nakijken.

Gebruik bij het maken van deze opdracht de Theoriebron Depressie en werk eventueel samen met een medestudent. Bekijk het filmpje ‘Omgaan met iemand met een depressie: tien tips’.

er

Filmpje Omgaan met iemand met een depressie: tien tips <

Hulp bij een depressie

ij

Opdracht 6

U

itg

ev

Wat vind jij de belangrijkste punten uit dit filmpje?

13


Depressie

Theoriebron Depressie <

Levensloop Gebruik bij deze opdracht de Theoriebron Depressie. a. Naast de drie belangrijkste vormen van depressies zijn er nog andere depressies. Noem en beschrijf er drie.

.

Opdracht 7

tie

fb .v

Artikel Meer mensen uit huis gezet na huurschuld <

Ed

u' Ac

b. Lees het artikel ‘Meer mensen uit huis gezet na huurschuld’. De crisis is een maatschappelijke ontwikkeling met voor veel mensen grote gevolgen. Omschrijf hoe een artikel als dit in verband kan worden gebracht met een depressie. Ga hierbij uit van de onderstaande casus van Jan en beschrijf niet alleen wat er op zijn werk gebeurt, maar ook thuis en in zijn emotie. Vertel aan het einde hoe Jan wordt geholpen. Vul het verhaal in de onderstaande casus aan: 1. Jan werkt al jaren met plezier in een fabriek. Hij doet zijn werk graag. 2. Over drie maanden verloopt Jans jaarcontract. Vanwege de crisis twijfelt hij of zijn contract met een jaar wordt verlengd. Hij durft dit niet hardop uit te spreken. 3. Voorheen sliep Jan prima, maar door de onzekerheid op zijn werk ligt hij soms hele nachten te woelen in bed.

ij

Maatschappelijke ontwikkelingen Gebruik bij deze opdracht de Theoriebron Depressie en de Theoriebron Informatie verzamelen. Kies een maatschappelijke ontwikkeling en beschrijf hoe deze mogelijk gevolgen heeft voor de doelgroep met een depressie.

er

Opdracht 8

ev

Theoriebron Depressie <

U

itg

Theoriebron Informatie verzamelen <

14


Angststoornissen

Angststoornissen

.

Inleiding

fb .v

Iedereen heeft wel eens te maken gehad met angstgevoelens. Vaak komen deze voort uit een reële angst. Maar als de angst niet reëel is en bovendien vaker voorkomt, spreken we van een angststoornis.

Leerdoelen

Theoriebron Angststoornissen < Werkmodel De vijf Ws <

Gebruik bij het maken van deze opdracht de Theoriebron Angststoornissen. Bekijk de aflevering van het programma ‘Doe even normaal’ waarin het onderwerp angst wordt behandeld. Beantwoord daarna de volgende vragen: a. Op de Angstlijst vind je een opsomming van vele fobieën. Van welke fobie hebben Sanne en Wybe last?

ij

Doe even normaal op npo.nl <

b. De oorzaak van een fobie is niet altijd te achterhalen. Bij Wybe is dit wél het geval. Wat is bij hem de oorzaak?

ev

er

Website Angstlijst <

tie

Doe even normaal

Ed

Opdracht 1

Je kunt het verschil tussen gezonde angst en een angststoornis uitleggen. Je kunt drie soorten angststoornissen benoemen. Je kunt de oorzaken van drie soorten angststoornissen benoemen. Je kunt de kenmerken van drie soorten angststoornissen benoemen. Je kunt uitleggen wat de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen zijn op de doelgroep met een angststoornis.

u' Ac

• • • • •

U

itg

c. Wat is het verschil tussen gecontroleerde angst en een fobie?

d. In het filmpje gaat Sanne naar haar paard en op dat moment treedt haar angst op. Pak het Werkmodel De vijf W’s erbij en vul dit in voor de situatie waarin Sanne zich bevindt. Geef het ‘waarom’ extra aandacht. e. Hoe uit Sannes fobie zich? Wat gebeurt er met Sanne zelf?

15


Angststoornissen

Website Angstlijst <

Zelfkennis

fb .v

Opdracht 2

.

f. Stel, jij bent de partner van Sanne of Wybe. Welke problemen zullen jullie samen ervaren?

Neem een kijkje op de website Angstlijst. Bij elke angst of elk fobie kunnen mensen een reactie geven. Zoek uit welke angsten veel voorkomen en kies er vijf uit. Herken je deze angsten? Wat doen ze (mogelijk) met je? Noteer je antwoord zoals hierna aangegeven.

Opdracht 3

Gevolg ‌ oorzaak

u' Ac

tie

Faalangst: Ik begrijp dat sommige mensen bang zijn om te falen en om afgewezen te worden. Wanneer ik zelf iets moet presteren, vind ik dit soms ook lastig. Het uit zich bij mij in rood worden, gestrest raken en soms trillende handen.

Ed

a. Beschrijf hoe een sterfgeval een sociale fobie kan veroorzaken.

er

ij

b. Beschrijf hoe het moeilijk kunnen uiten van gevoelens de oorzaak kan zijn van agorafobie.

itg

ev

c. Beschrijf hoe een ervaring in iemands jeugd op volwassen leeftijd smetvrees kan veroorzaken.

U

Opdracht 4

Theoriebron Angststoornissen <

16

Gezonde angst of een fobie Geef per situatie aan of het hier gaat om gezonde angst of een angststoornis/fobie. Gaat het om een fobie, schrijf er dan achter om welke fobie het gaat. a. Michael wast zijn handen elk kwartier, want hij kan absoluut niet tegen vieze handen.


Angststoornissen

b. Femke fietst naar huis. Er is niks aan de hand, maar ze gaat toch wat sneller fietsen, omdat ze bang is dat er iemand achter haar aan fietst.

fb .v

.

c. Cynthia belt aan bij de buurman; er zit een spin in haar huis en nu durft ze niet meer naar binnen.

d. Lionel moet een presentatie geven, hij is verschrikkelijk zenuwachtig.

Filmpje PTSS mijn verhaal <

PTSS

Bestudeer de tekst over PTSS in de Theoriebron Angststoornissen.

u' Ac

Opdracht 5

tie

e. Allan moet naar de bovenste verdieping van een flatgebouw. Er is een lift aanwezig maar hij pakt de trap. Allan voelt zich namelijk totaal niet prettig in een lift.

Bekijk het filmpje ‘PTSS mijn verhaal’ en geef antwoord op de vragen hierna.

Ed

a. De maker van dit filmpje lijdt aan PTSS. Zij vertelt niet waardoor de PTSS is ontstaan. Noem drie mogelijke oorzaken van haar PTSS.

Het positieve aan maatschappelijke ontwikkelingen

er

Opdracht 6

ij

b. De maker van het filmpje laat weten hoe PTSS voor haar voelt. Noem minimaal drie kenmerken van PTSS.

itg

ev

Soms zoeken mensen op internet naar lotgenoten. Ze doen hun verhaal en worden gehoord door mensen die zo ongeveer hetzelfde ervaren. Leg uit hoe iemand met een angststoornis baat kan hebben bij connecties via het internet.

Het negatieve aan maatschappelijke ontwikkelingen Sommige mensen zijn bang om naar de dokter te gaan, maar zoeken op internet naar de symptomen die ze ervaren. Leg uit hoe dit kan ontaarden in hypochondrie.

U

Opdracht 7

17


Verslavingen

Verslavingen

.

Inleiding

fb .v

Ieder van ons heeft wel bepaalde dingen die hij of zij als plezierig ervaart. Wanneer iemand lichamelijk of geestelijk afhankelijk wordt van een bepaald middel, spreken we van een verslaving.

Leerdoelen

Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs < Filmpje Filemon probeert wiet <

tie

Gebruik bij het maken van deze opdracht de Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs en werk samen met een medestudent. Zoek op internet naar een lijst met drugssoorten. Kies drie drugssoorten uit waarin je je gaat verdiepen. Beantwoord in ieder geval per drugssoort de vragen hierna. • Is het een soft- of een harddrug? • Wat doet de drug met je? • Hoe groot is de verslavingskans? Bekijk nu het filmpje ‘Filemon probeert wiet’ van Spuiten en Slikken. Zoek uit waarom in Nederland voor cannabis een gedoogbeleid van kracht is. Wat vind jij hiervan? Schrijf een betoog waarin je met argumenten jouw mening profileert. In het betoog beschrijf je wat een verslaving is en benoem je factoren die verslaving stimuleren. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Betoog. Bespreek jouw betoog met een medestudent.

er

ij

Werkmodel Betoog <

Verslaafd!

Ed

Opdracht 1

Je kunt drie soorten verslavingen benoemen. Je kunt de oorzaken van drie soorten verslavingen benoemen. Je kunt de kenmerken van drie soorten verslavingen benoemen. Je kunt uitleggen wat de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen zijn op de doelgroep met een verslaving.

u' Ac

• • • •

U

itg

ev

Bespreek daarna met een medestudent wat de gevolgen zijn van een verslaving. Tegen welke problemen loopt de verslaafde aan? En zijn omgeving?

18


Verslavingen

Opdracht 2

Het begrip ‘verslaving’ Wat is verslaving precies? Wat wordt ermee bedoeld en wat is de betekenis? Kies met een medestudent drie soorten verslaving uit, zoek uit welke factoren deze verslavingen kunnen stimuleren en wat de kenmerken zijn van deze drie verslavingen.

fb .v

.

a. Verslaving 1:

u' Ac

Een medicijnverslaving stoppen

er

Opdracht 3

ij

Ed

c. Verslaving 3:

tie

b. Verslaving 2:

ev

Citaat: 'Ik voel me veel actiever sinds ik ben gestopt. Als chauffeur van een grote vrachtwagen heb ik nooit doorgehad hoeveel invloed die pillen hadden. Ik merk het nu pas, sinds ik ben gestopt. Achteraf een wonder dat het altijd goed is gegaan op de weg.'

U

itg

Dit zijn de woorden van een man die verslaafd is geraakt aan benzodiazepine, maar deze verslaving heeft weten te doorbreken. a. Noem drie mogelijke oorzaken van een benzodiazepineverslaving.

Noem een mogelijk gevolg van een benzodiazepineverslaving voor een: b. beroepschauffeur

19


Verslavingen

c. huismoeder

fb .v

.

d. postbode

Lees het artikel ‘Kan je verslaafd raken aan pijnstillers en gaan ze na een tijdje minder werken?’ Zoals je in dit artikel kunt lezen, werken niet alle medicijnen verslavend. Soms denken mensen wel dat ze een geestelijke afhankelijkheid hebben opgebouwd, doordat ze de medicijnen preventief slikken. Tegenwoordig worden door het ziekenfonds steeds minder medicijnen vergoed. Zoek uit of slaap- en kalmeringstabletten nog worden vergoed. Wat vind je hiervan?

Leeftijdsgrens alcohol

er

Opdracht 5

ij

Ed

Artikel ‘Kan je verslaafd raken aan pijnstillers en gaan ze na een tijdje minder werken?’ <

Niet meer vergoed

u' Ac

Opdracht 4

tie

e. Hoe kan een benzodiazepineverslaving worden doorbroken?

Onlangs is de leeftijdsgrens van alcohol opgehoogd naar 18 jaar. Op de website van de Rijksoverheid kun je hier alles over lezen. De meningen over dit besluit zijn uiteenlopend.

U

itg

ev

Portal Alcohol op Rijksoverheid.nl <

20

Noteer wat jij vindt van dit besluit en richt je hierbij voornamelijk op de verslavingskansen en gezondheidsrisico’s.


Gedragsproblemen

Gedragsproblemen

.

Inleiding

fb .v

Wanneer gedrag als sociaal ongewenst wordt ervaren, spreken we van gedragsproblemen. Naast gedragsproblemen bestaan er ook gedragsstoornissen. Wanneer je tijdens je werk te maken hebt met een doelgroep die gedragsproblemen of gedragsstoornissen heeft, is het belangrijk om hiervan kennis te hebben.

Leerdoelen

Werkmodel Handelingsplan <

Opdracht 2

tie

Gebruik bij het maken van deze opdracht de Theoriebron Gedragsproblemen. Deze theoriebron wordt ingeleid met een verhaal over Lex. Pak een A4’tje en vouw deze dubbel. Schrijf aan de linkerkant ‘Lex’ en aan de rechterkant ‘docent’. Schrijf daarna aan de linkerkant de mogelijke gedachten op van Lex en aan de rechterkant de mogelijke gedachten van de docent. Draai nu het papier om en schrijf de mogelijke gedachten van de ouders op. Schrijf nu (als jezelf) een handelingsplan met als doel de hulp voor Lex (en zijn docent en ouders) op gang te brengen. Maak hierbij gebruik van het Werkmodel Handelingsplan.

Ed

Theoriebron Gedragsproblemen <

Lex

Gedragsprobleem of gedragsstoornis

ij

Opdracht 1

Je kunt een gedragsprobleem en twee gedragsstoornissen benoemen. Je kunt de oorzaken van het gedragsprobleem en de twee gedragsstoornissen benoemen. Je kunt de kenmerken van het gedragsprobleem en de twee gedragsstoornissen benoemen. Je kunt uitleggen wat de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen zijn op de doelgroep met een gedragsprobleem of gedragsstoornis.

u' Ac

• • • •

er

Zoals je in de Theoriebron Gedragsproblemen kunt lezen, bestaat er een verschil tussen gedragsproblemen en gedragsstoornissen.

U

itg

ev

Schrijf een artikel (maximaal een A4) waarin duidelijk het verschil tussen een gedragsprobleem en een gedragsstoornis naar voren komt. Laat ook de punten hierna aan bod komen. 1. Wanneer spreek je van een gedragsprobleem en wanneer van een stoornis? 2. Geef een voorbeeld van een gedragsprobleem en de oorzaak ervan. 3. Benoem de kenmerken van dit gedragsprobleem. 4. Geef een voorbeeld van twee gedragsstoornissen en de oorzaken ervan. 5. Benoem de kenmerken van deze gedragsstoornissen.

Opdracht 3

Artikel Oorzaken en erfelijkheid van AD(H)D <

Erfelijkheid Lees het artikel ‘Oorzaken en erfelijkheid van AD(H)D’. In dit artikel kun je lezen dat een kind waarvan een ouder AD(H)D heeft twee tot acht keer zo veel kans loopt om ook AD(H)D te krijgen. Daarnaast kun je lezen dat het niet simpelweg om een ADHD-gen gaat, maar om de manier waarop dit gen zijn invloed uitoefent. Hierbij speelt de omgevingsfactor een grote rol.

21


Gedragsproblemen

Opdracht 5 Theoriebron Gedragsproblemen <

Lees het artikel ‘Maatschappelijke ontwikkelingen oorzaak van toename ADHD’. Benoem drie maatschappelijke ontwikkelingen die ADHD kunnen beïnvloeden.

tie

Artikel Maatschappelijke ontwikkelingen oorzaak van toename ADHD <

Maatschappelijke invloed bij ADHD

Onverschilligheid

Barney heeft niet echt een fijne jeugd gehad: zijn vader sloeg hem en zijn moeder met regelmaat. Barney leefde in zijn kinderjaren veel op straat en gedroeg zich daar agressief. Hij heeft door het huiselijk geweld een trauma opgelopen, wat een gedragsprobleem heeft veroorzaakt. Uiteindelijk zijn Barney’s ouders twintig jaar gelden gescheiden, maar Barney heeft nooit een therapie gevolgd om zijn jeugd te verwerken.

u' Ac

Opdracht 4

fb .v

.

Zoek uit bij welke omgevingsfactoren ADHD verbetert en bij welke omgevingsfactoren ADHD verslechtert, en noteer deze.

Ed

Barney werkt nu - jaren later - als productiemedewerker in een fabriek. Hij is getrouwd en in zijn vrije tijd vist hij graag. De laatste maanden komt hij daar niet meer aan toe. Barney heeft het te druk: zijn moeder zit in een verzorgingstehuis en moet vanwege een veranderde indicatie binnen een maand worden overgeplaatst naar een verpleeghuis, zijn vrouw is onlangs weer goedgekeurd door het UWV, maar kan nergens werk vinden en tot slot wordt het Persoonsgebonden Budget van zijn zoontje met ADHD mogelijk ingetrokken.

er

ij

Wanneer Barney ’s avonds thuiskomt van zijn werk, vindt hij vaak vele brieven op de keukentafel. In plaats van dat hij dan na het eten gaat vissen, zit hij met zijn vrouw de administratie te verwerken, telefoontjes te plegen en oplossingen te verzinnen.

U

itg

ev

Barney is moe, heel erg moe. Op een gegeven moment is hij zó moe geworden dat hij zich niet meer kan focussen op de post. Als zijn vrouw over de brieven begint, reageert hij onverschillig of wordt hij boos. Eén keer is hij zó boos geworden dat hij zijn vrouw heeft geslagen.

22

Beschrijf hoe Barney’s heden en verleden verband met elkaar houden en hoe maatschappelijke ontwikkelingen (de indicatie van moeder, de verminderde werkgelegenheid en de verandering van PGB’s) effect hebben op Barney’s niet-verwerkte jeugdtrauma.


Dementie

Dementie

.

Inleiding

fb .v

We vergeten allemaal wel eens wat, vooral wanneer we ouder worden. Toch kunnen we ons, als we goed nadenken, vaak alsnog herinneren wat we waren vergeten. Bij mensen die lijden aan dementie is dit niet het geval.

Leerdoelen

Opdracht 1 Theoriebron Onwetendheid (dementie) <

Woordspin

Gebruik bij het maken van deze opdracht de Theoriebron Onwetendheid (dementie). Maak een onlinewoordspin over het woord ‘dementie’ met het internetprogramma Gliffy. Selecteer een figuur uit de lijst aan de linkerkant en sleep die naar het midden. Vervolgens typ je eromheen de woorden die bij je opkomen bij het woord ‘dementie’. Wanneer je niks meer weet, print je de woordspin uit. Je bespreekt nu samen met een medestudent de overeenkomsten en verschillen tussen jullie woordspinnen.

Dement of vergeetachtig?

Bekijk het filmpje ‘Vergeetachtigheid of dementie?’.

ij

Geef in je eigen woorden aan wat het verschil is tussen vergeetachtigheid en dementie.

ev

er

Filmpje Vergeetachtigheid of dementie? van Alzheimer.nl <

Ed

Gliffy <

Opdracht 2

tie

Je kunt drie soorten dementie benoemen. Je kunt de oorzaken van drie soorten dementie benoemen. Je kunt de kenmerken van drie soorten dementie benoemen. Je kunt uitleggen wat de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen zijn op de doelgroep met onwetendheid.

u' Ac

• • • •

Soorten dementie Ongeveer zeventig procent van de mensen met dementie heeft de ziekte van Alzheimer.

U

itg

Opdracht 3

23


Dementie

tie

Filmpje Veel mensen kunnen dementie voorkomen <

Oorzaken van dementie

Bekijk het filmpje ‘Veel mensen kunnen dementie voorkomen’. a. In dit filmpje wordt genoemd dat een hoge bloeddruk, roken en een te hoog cholesterolgehalte belangrijke oorzaken kunnen zijn van dementie. Welke oorzaken worden er nog meer genoemd?

u' Ac

Opdracht 4

fb .v

.

Maar er zijn nog meer vormen van dementie. Zoek drie vormen van dementie op en zoek uit waardoor deze mogelijk worden veroorzaakt en wat de kenmerken zijn van deze vormen. Maak hieronder aantekeningen en lever je antwoord in een apart document in.

Lees het artikel ‘Deltaplan dementie’. In dit artikel worden drie maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot Alzheimer genoemd. Een daarvan gaat over mantelzorg. Beantwoord de vragen hierna.

er

Artikel Deltaplan dementie <

Mantelzorg

ij

Opdracht 5

Ed

b. Vind jij dat er genoeg wordt gelet op deze mogelijke oorzaken?

ev

a. Is de maatschappelijke ontwikkeling met betrekking tot mantelzorg een positieve of een negatieve ontwikkeling?

U

itg

b. Wat zijn de gevolgen van deze ontwikkeling?

Opdracht 6

Theoriebron Onwetendheid (dementie) <

24

c. Hoe zou deze maatschappelijke ontwikkeling kunnen worden aangepakt?

Minder mensen Het aantal mensen met dementie is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Maar de beroepsbevolking die voor deze mensen moet zorgen, is gedaald.


Dementie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Welke gevolgen heeft dit voor de doelgroep met dementie? Noteer dit gevolg en beschrijf hoe dit gevolg zich dan uit.

25


Eetstoornissen

Eetstoornissen

.

Inleiding

fb .v

Eetstoornissen komen veel voor in Nederland. Dit heeft verschillende oorzaken. Tijdens het maken van deze opdrachten ga je je in dit onderwerp verdiepen. Zo leer je onder andere wat de kenmerken van eetstoornissen zijn en welke rol de media hierbij speelt.

Leerdoelen

Filmpje Eetstoornis: mijn verhaal <

tie

Bekijk samen het filmpje ‘Eetstoornis: mijn verhaal’ en stop bij 55 seconden. Schrijf op wat jullie eerste gedachten zijn over dit meisje. Vervolg nu het filmpje. Wat raakt jullie het meest? Kijk nu het filmpje ‘Obesitas: een zwaar probleem voor kinderen in Heideheuvel’ en zet ook deze stil op 55 seconden. a. Welke overeenkomst(en) is/zijn er tussen Jeffrey en Jessica van het eerste filmpje? Schrijf samen zo veel mogelijk overeenkomsten op tussen anorexia en obesitas. Richt je hierbij niet alleen op de personen zelf, maar ook op hun omgeving.

ev

er

Filmpje Obesitas: een zwaar probleem voor kinderen in Heideheuvel <

Gebruik bij het maken van deze opdracht de Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas.

Ed

Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas <

Door dik en dun

ij

Opdracht 1

Je kunt twee soorten eetstoornissen benoemen. Je kunt de oorzaken van twee soorten eetstoornissen benoemen. Je kunt de kenmerken van twee soorten eetstoornissen benoemen. Je kunt uitleggen wat de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen zijn op de doelgroep met een eetstoornis.

u' Ac

• • • •

U

itg

Artikel Anorexia en obesitas zijn verwant <

26

b. Lees het artikel ‘Anorexia en obesitas zijn verwant’. Kunnen jullie je hierin vinden? Noteer waarom wel of waarom niet.


Eetstoornissen

Zoals je in de theoriebron kunt lezen, zijn anorexia en obesitas twee vormen van eetstoornissen. Zoek uit wat de oorzaken kunnen zijn van deze eetstoornissen en benoem de kenmerken die erbij horen.

Opdracht 3

McDonalds

u' Ac

tie

fb .v

Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas <

Eetstoornissen

.

Opdracht 2

Ed

McDonalds heeft ruim 250 filialen in Nederland en heeft ongeveer drie miljoen gasten per week.

er

ij

Geef antwoord op de vragen hierna. a. Waarom is McDonalds zo populair?

ev

b. Hoe draagt een keten als McDonalds mogelijk bij aan obesitas?

itg

Opdracht 4

U

Website Voedingscentrum <

BMI

Ga naar de website van het Voedingscentrum. a. Je Body Mass Index (BMI) kun je berekenen door een aantal zaken mee te wegen. Welke zaken zijn dit?

Bereken je eigen BMI. b. Had je deze uitkomst verwacht?

27


Eetstoornissen

c. Hoe belangrijk vind je deze uitkomst?

In de Theoriebron Eetstoornissen kun je lezen dat het schoonheidsideaal van invloed kan zijn op een eetstoornis.

.

Filmpje Dove Transformatie <

Schoonheidsideaal

Bekijk de campagne van Dove.

fb .v

Opdracht 5

tie

De media oefent grote invloed uit op ons beeld van schoonheid. Zoals je in de campagne van Dove kunt zien, wordt er aan modellen ‘geknutseld’ om hun ware schoonheid naar boven te halen. Beantwoord de vragen hierna. a. Hierboven staat de zin ‘om hun ware schoonheid naar boven te halen’. Ben jij het hiermee eens?

u' Ac

b. Wat voor effect heeft de media op iemand met anorexia?

Ed

c. Wat is de kledingmaat van een model en wat is de kledingmaat van een gemiddelde Westerse vrouw?

U

itg

ev

er

ij

d. Wat vind jij van de invloed van de media op ons beeld van schoonheid?

28


Theoriebron Depressie

Theoriebron Depressie

fb .v

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Ans (48) maakt zich zorgen. Haar zoon Brian (20) is niet meer de vrolijke jongen die hij altijd was. Sinds vier maanden heeft hij geen contact meer met zijn vader en sindsdien leeft hij enorm teruggetrokken. Ans heeft vaak geprobeerd wat leuks te gaan doen met Brian, maar die vindt naar eigen zeggen ‘niks leuk’. Ans weet niet meer hoe ze Brian moet activeren en zo zit hij steeds vaker alleen op zijn kamer.

Depressief?

ij

Een depressie herkennen

er

Iedereen heeft wel eens last van depressieve klachten. Dit kan het gevolg zijn van een ingrijpende gebeurtenis, bijvoorbeeld een overlijden of teleurstelling. Iemand voelt zich in zo’n geval ‘even’ somber. Als diegene zich echter langer dan twee weken vrijwel continu somber en lusteloos voelt, zou dit kunnen duiden op een depressie.

U

itg

ev

Volgens de DSM5 (belangrijk handboek voor psychologen en psychiaters) is er sprake van de depressie als tenminste vijf van de volgende symptomen zich langer dan twee weken voordoen: • Depressieve stemming (of geprikkeldheid bij kinderen en jongeren) gedurende vrijwel de gehele dag. • Duidelijke vermindering van interesse voor of plezier aan (bijna) alle activiteiten, gedurende vrijwel de gehele dag, bijna elke dag. • Onopzettelijk, duidelijk gewichtsverlies of onopzettelijke gewichtstoename, of een afof toename van de eetlust. Bij kinderen kan er sprake zijn van het uitblijven van de verwachte gewichtstoename. • Slaapklachten: niet (voldoende) kunnen slapen, te veel moeten slapen, bijna elke dag. • Psychomotorische gejaagdheid of geremdheid, bijna elke dag. • Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag. • Gevoelens van waardeloosheid, of ernstige c.q. inadequate schuldgevoelens.

29


Theoriebron Depressie

Vermindering van het vermogen om te denken, zich te concentreren, of besluiteloosheid. Gevoelens van wanhoop, zelfmoordgedachten, fantasieën over zelfmoord zonder specifieke plannen, een zelfmoordpoging of een specifiek plan voor zelfmoord. Niet alleen de vrees dood te gaan.

u' Ac

tie

fb .v

.

• •

Symptoom bij depressie: geen zin meer om uit bed te komen.

Een depressie erkennen

er

ij

Ed

Sommige mensen zullen zelf tot de conclusie komen dat ze mogelijk depressief zijn en hulp zoeken. Maar om deze stap te zetten is vaak hulp nodig van de omgeving. De vraag ‘Hoe gaat het?’ wordt zelden met ‘Slecht’ beantwoord. Het is een standaardvraag, die wordt beantwoord met een standaardantwoord. Een depressief iemand kan een gevoel van schaamte ervaren, waardoor hij of zij ontkent of juist het tegendeel gaat laten zien, door ineens heel vrolijk te doen. Om iemand die depressief is dit te laten erkennen, is sympathie en belangstelling voor diegene als persoon vereist. Pas wanneer iemand zijn of haar mogelijke depressie erkent en hulp zoekt, kan er worden gewerkt aan een oplossing.

U

itg

ev

De diagnose

30

Om een passende oplossing te bieden of een passend behandelplan te starten, is het belangrijk dat de juiste diagnose wordt gesteld. Vaak doet de huisarts dat, eventueel met de hulp van een deskundige (bijvoorbeeld een therapeut of een psychiater). Om de diagnose ‘depressie’ vast te mogen stellen, moet een aantal van de al eerder genoemde symptomen tegelijkertijd voorkomen en (min of meer) met elkaar samenhangen.

Verschillende depressies Psychiaters en therapeuten stellen psychische stoornissen vast aan de hand van de Diagnostic and Statistical Manual, kortweg DSM-5. In dit handboek staat bij elke psychiatrische ziekte vermeld welke klachten en ziekteverschijnselen bij iemand aanwezig moeten zijn, voordat een zekere diagnose mag worden gesteld. In dit handboek worden de belangrijke soorten depressies omschreven. We zetten ze op een rijtje:


Theoriebron Depressie

u' Ac

Behandeling

tie

Daarnaast komen veel voor: • depressie door een lichamelijke aandoening • depressie veroorzaakt door middelen • postnatale depressie • psychotische depressie • seizoensgebonden depressie.

fb .v

.

1. depressieve stoornis Van een depressieve stoornis is sprake als iemand voor langere tijd somber of neerslachtig is. 2. dysthyme stoornis Er moet ten minste twee jaar een (lichte) depressieve stemming hebben bestaan en daarnaast moeten twee of meer van de depressieve symptomen (met uitzondering van psychomotorische gejaagdheid of geremdheid) aanwezig zijn geweest 3. bipolaire stoornis. Beter bekend als de manische depressie. Bij een bipolaire stoornis worden blije periodes afgewisseld met periodes van somberheid. Tijdens de 'goede' periodes voelt iemand zich extreem energiek en opgewekt.

Ed

De meeste (lichte) depressies gaan binnen een aantal maanden vanzelf over, maar wanneer een sombere stemming langer aanhoudt en gevolgen heeft voor het sociale leven en het dagelijks functioneren, is het belangrijk om hulp in te schakelen. Als een depressie langer dan zes maanden duurt, is de kans op herstel zonder hulp veel kleiner. Ongeveer vijftig tot zestig procent van de mensen die lijden aan een depressie, schakelt hulp in van een professional, beginnend bij de huisarts.

U

itg

ev

er

ij

Er bestaat niet één soort behandelmethode voor een depressie. Dit komt voort uit de vele verschillende depressiesoorten die er zijn. Sommige mensen hebben genoeg aan een luisterend oor, anderen hebben medicijnen nodig, moeten hun leefstijl aanpassen of hebben baat bij het volgen van bijeenkomsten. Voor welke behandeling er ook gekozen wordt: gesprekken spelen een belangrijke rol, soms in de vorm van psychotherapie.

De huisarts kan helpen.

Gevolgen voor het sociale leven Een depressief iemand leidt het liefst een teruggetrokken leven. Uitnodigingen van de omgeving om leuke dingen te gaan doen, slaat hij of zij vaak keer op keer af.

31


Theoriebron Depressie

Dit resulteert erin dat de persoon én zijn eventuele partner uiteindelijk niet meer worden meegevraagd. Vriendschappen gaan verloren en zo komt degene met een depressie (en ook de partner) steeds meer in een sociaal isolement terecht.

fb .v

.

Het hele gezin lijdt dus onder de depressie van één gezinslid. Het opvrolijken van een depressief iemand werkt meestal averechts, omdat diegene zich in zo’n geval onbegrepen voelt. De omgeving staat machteloos.

Ook op het werk kunnen zich problemen voordoen. Dit kan zelfs leiden tot de ziektewet en ontslag. De gevolgen hiervan komen de depressie opnieuw niet ten goede. Zo komt een depressief persoon al gauw in een neerwaartse spiraal terecht en wordt het sociale leven minder en minder.

tie

Terugval

u' Ac

Meer dan de helft van de Nederlanders met een depressie/stemmingsstoornis heeft al eens eerder depressieve klachten gehad. Wanneer er voor de tweede keer een depressie optreedt, is de kans op nieuwe terugval zeventig procent en na een derde keer zelfs negentig procent. Het is dan ook belangrijk om dit in de gaten te houden.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Doordat de symptomen van een depressie bij de betrokken persoon (en zijn/haar omgeving) bekend zijn, is de kans groot dat deze een nieuwe depressie voelt aankomen. Het is dan belangrijk om hier snel op in te grijpen, zodat de persoon niet opnieuw depressief wordt.

32


Theoriebron Angststoornissen

fb .v

.

Theoriebron Angststoornissen Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Laura (20) fietst na een gezellige avond vanuit de kroeg naar huis. Normaal gesproken fietst ze altijd samen met haar vriendin, maar die was ziek en nu fietst Laura alleen. In de bewoonde wereld was er nog niks aan de hand, maar zo ineens begint Laura’s buik te kriebelen en voelt ze zich niet meer prettig. Ze begint harder te fietsen en sneller te ademen. In haar hoofd bedenkt ze allerlei dingen die zouden kunnen gebeuren. Ze ontkracht ze tegelijkertijd, want er is in principe niets aan de hand.

er

ij

Fietsen in het donker kan angst oproepen.

Gezonde angst

U

itg

ev

Gezonde angst is de angst die een mens vooruithelpt als die in een bedreigende situatie is terechtgekomen. Deze angst geeft het menselijk lichaam een boost, waarop die alert wordt en reageert: het maakt zich klaar voor de actie die nodig is om het angstmoment te beëindigen. De gezonde angst zorgt ervoor dat het lichaam snel gaat handelen, bijvoorbeeld door stokstijf te blijven staan of juist door weg te rennen.

Fobie Het woord ‘fobie’ is afgeleid van het Griekse woord ‘phobos’, dat ‘angst/vrees’ betekent. Een fobie is dus een vorm van angst, maar deze wordt (in tegenstelling tot gezonde angst) niet veroorzaakt door een directe bedreiging. Een fobie is een psychische aandoening. Zoals we eerder al aangeven, stellen psychiaters en therapeuten aan de hand van de Diagnostic and Statistical Manual, kortweg DSM-5, psychische stoornissen vast.

33


Theoriebron Angststoornissen

fb .v

u' Ac

tie

De DSM-5 erkent drie klassen fobieën, namelijk: • agorafobie (pleinvrees) • sociale fobie (angst voor sociale interacties) • specifieke fobie (spinnen, hoogtevrees enzovoort).

.

In dit handboek staat bij elke psychiatrische ziekte vermeld welke klachten en ziekteverschijnselen bij iemand aanwezig moeten zijn voordat de diagnose mag worden gesteld.

Angst voor spinnen is een veelvoorkomende fobie.

Ed

Chronisch bang: een angststoornis Zodra angst een rol gaat spelen in het dagelijks leven, heet dit ongezonde angst. Door ongezonde angst kan een angststoornis ontstaan.

er

ij

De oorzaak van een angststoornis kán een fobie zijn, maar vaak zijn het de lichamelijke angstklachten die de angststoornis veroorzaken. Denk hierbij aan mensen die in paniek raken wanneer ze last krijgen van hartkloppingen of hyperventilatie. Zij komen in een angstspiraal terecht die moeilijk te doorbreken is. De fobie zelf verdwijnt naar de achtergrond en ze reageren alleen nog op wat het lichaam doet.

U

itg

ev

PTSS

34

De afkorting PTSS staat voor ‘posttraumatische stressstoornis’ en kan ontstaan na het meemaken van een ernstige traumatische ervaring. Denk hierbij aan een soldaat die in een oorlogsgebied heeft gewerkt, aan een verkrachting, een verkeersongeval, kindermishandeling of huiselijk geweld. In de DSM-IV werd deze psychische aandoening ingedeeld bij de angststoornissen, maar in de DSM-5 is ze opgenomen in een nieuw hoofdstuk dat heet: psychotrauma- en stressgerelateerde stoornissen. Ook de criteria zijn op een aantal punten veranderd. Volgens de DSM-5 kan de diagnose PTSS worden gesteld wanneer de betrokkene: • de traumatische gebeurtenis direct ervaart • persoonlijk getuige is van de traumatische gebeurtenis


Theoriebron Angststoornissen

u' Ac

tie

fb .v

.

verneemt dat de traumatische gebeurtenis een naast familielid of goede vriend(in) is overkomen (geweld of een ongeval) herhaaldelijk of in extreme mate wordt blootgesteld aan akelige details die met de traumatische gebeurtenis te maken hebben (niet via de media, foto’s, televisie of in films, tenzij werkgerelateerd).

PTSS kan ontstaan na gediend te hebben in een oorlogsgebied. Bron: VanderWolf Images / Shutterstock.com

Gevolgen voor het sociale leven

er

ij

Ed

Wanneer een angst zich heeft ontwikkeld tot een angststoornis heeft dit gevolgen voor de kwaliteit van iemands leven en zijn/haar omgeving. Het dagelijks functioneren van diegene wordt belemmerd en er is sprake van subjectief lijden. Zo kan een persoon met een angststoornis moeite krijgen met zowel persoonlijke verzorging als het op orde houden van het huishouden. Om de angst zo veel mogelijk onder controle te houden, kan diegene in zichzelf keren en daardoor sociale activiteiten mijden, met als gevolg dat sociale contacten verwateren of zelfs helemaal wegvallen. Niet alleen degene met de angststoornis, maar ook zijn/haar omgeving, lijdt hieronder. Denk hierbij aan partners, kinderen, ouders en vrienden.

U

itg

ev

Behandeling Eén van de meest toegepaste behandelvormen bij een angststoornis is cognitieve gedragstherapie. Hierbij worden niet de symptomen bestreden, maar de angstklachten aangepakt bij de kern. Tijdens deze therapie worden de denkpatronen die verband houden met de angsten in kaart gebracht en leert degene die de angststoornis heeft hoe hij of zij deze denkpatronen kan veranderen door gedachten opnieuw te ordenen. Ook medicatie kan een goede keuze zijn. Vaak wordt er behandeld met antidepressiva. Uit onderzoek blijkt dat die goed werken op het gedeelte in de hersenen dat de angst veroorzaakt. Deze medicatie zorgt ervoor dat de angst en onrust in het hoofd worden onderdrukt. Vaak bestaat de behandeling van een angststoornis uit zowel cognitieve therapie als medicatie.

35


Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs

fb .v

.

Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Geert (58) had het drie jaar terug niet makkelijk. Het leek wel alsof hij – welke kant hij ook op ging - overal tegen problemen aanliep. In de nacht lag hij te piekeren, met als gevolg dat hij overdag niet meer goed kon functioneren. Zijn huisarts schreef hem tijdelijk pilletjes voor, zodat hij beter kon slapen. Inmiddels gaat het weer goed met Geert, maar zonder zijn pilletjes kan hij niet meer.

er

ij

Nitrazepam wordt voorgeschreven bij een slaapstoornis.

Een medicijnverslaving

U

itg

ev

In Nederland kampen ongeveer een half miljoen mensen met een medicijnverslaving. Bij zo’n verslaving heeft de persoon die eronder lijdt het gevoel dat het lichaam niet meer zonder kan. Het wordt afhankelijk van het medicijn. Vaak gaat het hierbij om slaap- en kalmeringsmiddelen, en om pijnstillers.

36

Omdat deze medicijnen wel de symptomen aanpakken maar niet de oorzaak, blijft het echte probleem (de reden van het medicijngebruik) vaak onopgelost en wordt er een nieuw probleem gecreëerd, namelijk de medicijnverslaving. Een medicijnverslaving is gevaarlijk voor de gezondheid. Naast de impact die deze verslaving heeft op het lichaam, vallen er jaarlijks bijna 200 verkeersdoden en 20.000 gewonden door de invloed van kalmerende middelen.


Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs

tie

Een alcoholverslaving

fb .v

Hoe kun je een medicijnverslaving herkennen? Waar kun je op letten? • sufheid • weinig emotie tonen • moe en futloos • steeds vaker en eerder nemen van medicijnen • slaapproblemen • nerveus zijn als er geen medicijnen zijn • concentratieproblemen • prestaties op werk, opleiding of thuis gaan achteruit.

.

Een medicijnverslaving herkennen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Een alcoholverslaving is de meest voorkomende vorm van verslaving en komt in alle lagen van de samenleving voor. Doordat het nuttigen van alcohol maatschappelijk wordt geaccepteerd, is het verslaafd raken vaak een geleidelijk proces. De oorzaak van een alcoholverslaving is vaak een combinatie van factoren. Daarbij spelen de persoonlijke situatie, de omgeving en erfelijke aanleg een grote rol. Alcohol maakt mensen losser en doet problemen tijdelijk vergeten. Mensen die bijvoorbeeld verlegen, depressief of angstig zijn, kunnen hun rust vinden in het nuttigen van alcohol. Een matige drinker kan ineens een alcoholist worden, wanneer er zich bijvoorbeeld iets afspeelt dat voor spanning en/of stress zorgt. Dit kan op het werk zijn of in de privésfeer.

U

itg

Alcoholverslaving komt voor binnen alle lagen van de samenleving.

Aanvaardbaar en overmatig alcoholgebruik Volgens de gezondheidsraad is één glas alcohol per dag, maximaal vijf dagen in de week, aanvaardbaar. Voor mannen geldt twee glazen per dag en eveneens maximaal vijf dagen in de week. Geadviseerd wordt om twee dagen in de week niet te drinken om gewoontevorming te voorkomen. We spreken van overmatig alcoholgebruik als mannen meer dan tien glazen alcohol per week drinken en vrouwen meer dan vijf.

37


Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs

fb .v

Een drugsverslaving (harddrugs/softdrugs)

.

Als het drinkpatroon leidt tot lichamelijke klachten en/of psychische of sociale problemen, en bestaande problemen niet worden aangepakt, dan spreken we van problematisch alcoholgebruik.

Ed

u' Ac

tie

Een drug is een stof die het functioneren van het lichaam verandert. Zo’n drug zorgt ervoor dat er een communicatiestoring optreedt tussen de zenuwen, wat tijdelijk een prettig gevoel kan veroorzaken. Er zijn drie groepen drugs: • verdovende middelen: heroïne, GHB, benzodiazepines (medicijnen), opium en cannabis (wiet, hasj, marihuana) • stimulerende middelen: cocaïne, xtc, amfetamine • hallucinerende middelen: lsd en paddo’s, maar ook cannabis.

Het draaien van een joint.

U

itg

ev

er

ij

Er zijn twee vormen van verslaving: geestelijk en lichamelijk. Bij een geestelijke verslaving denkt de verslaafde dat hij zonder drugs niet kan functioneren, bij een lichamelijke verslaving komt het lichaam in opstand wanneer het geen drugs krijgt. De symptomen die dan optreden noemen we: ontwenningsverschijnselen. Ook tolerantie speelt een rol. Dit houdt in dat er steeds meer van het verslavende middel nodig is om het gewenste effect te bereiken. Vaak is er wel de drang om te stoppen, maar hebben de pogingen die worden ondernomen geen resultaat. In de Opiumwet staan alle regels over drugs. Bij deze wet wordt onderscheid gemaakt tussen harddrugs en softdrugs. De harddrugs. Deze zijn schadelijker voor de gezondheid dan softdrugs. Voorbeelden zijn heroïne, cocaïne, amfetamine, XTC en GHB. De softdrugs. De risico’s van deze drugs zijn minder groot dan bij de harddrugs op lijst I. Voorbeelden zijn cannabisproducten (hasj en wiet) en slaapmiddelen. Ook kalmeringsmiddelen als Valium en Seresta staan op deze lijst.

Kenmerken van een drugsverslaving De kenmerken van een drugsverslaving zijn erg afhankelijk van de soort drug die wordt gebruikt. Drugsverslaving is een breed begrip, want het kan betekenen dat iemand verslaafd is aan medicijnen, aan alcohol of aan soft- of harddrugs.

38


Theoriebron Verslavingen: medicijnen, alcohol, drugs

Veelvoorkomende kenmerken van een drugsverslaving zijn: verlies van realiteitszin, isolatie, verwaarlozing, sociale ontwrichting, aantasting van cognitieve functies.

fb .v

.

De problemen die je ondervindt ten gevolge van druggebruik verschillen per drugsoort. • Bij een cocaïneverslaving: aantasting van het neusslijmvlies, ondervoeding, sterke stemmingswisselingen. • Bij een cannabisverslaving: afvlakking, concentratiestoornissen, een verminderd bewustzijn, ontwikkeling van psychoses, versterkte en/of veranderende emoties en zintuigelijke waarnemingen. • Bij een amfetamineverslaving (speed): uitputting, slaapstoornissen, psychosen, depressieve gevoelens, tremoren in handen en armen, bewegingsstoornissen, sterke vermagering. • Bij een xtc-verslaving: chronische slaapproblemen, concentratiestoornissen, persoonlijkheidsproblemen, psychosen.

tie

Gevolgen voor het sociale leven

u' Ac

Wanneer iemand kampt met een verslaving, heeft dit niet alleen een grote impact op de persoon zelf. Ook de sociale relaties worden verstoord. Daaronder vallen de partner, kinderen, ouders, broers, zussen, vrienden, kennissen en familie. Een verslaving kan leiden tot de beëindiging van bepaalde sociale relaties en/of een afname van de omvang van het sociale netwerk. Vooral bij een harddrugsverslaving neemt het sociale netwerk af met als gevolg dat de gebruiker er algauw alleen voor staat. Bij een alcoholverslaving speelt dit minder, maar vaak heeft iemand die verslaafd is aan alcohol vooral ‘drinkmaatjes’.

Het is niet makkelijk om samen te leven met een verslaafde.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Het samenleven met een verslaafd familielid is vaak enorm stressvol en onaangenaam. Er ontstaan sneller conflicten: de stemming van de verslaafde kan snel omslaan en zijn omgeving leeft in grote onzekerheid. Een verslaving heeft daarom gevolgen voor het hele gezinsleven.

39


Theoriebron Gedragsproblemen

fb .v

.

Theoriebron Gedragsproblemen Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Lex is negen jaar en enig kind. Thuis mag hij alles. Hij kijkt graag televisie of doet spelletjes op de computer. Als het zo uitkomt, dan eet hij zijn broodje terwijl hij filmpjes kijkt. Op school ervaren ze veel problemen met Lex: hij weigert zijn opdrachten te maken, doet gemeen tegen andere kinderen en uit zich enorm druk. Al deze problemen worden door de ouders van Lex ontkend.

ij

Computers hebben op kinderen een grote aantrekkingskracht.

er

Gedragsproblemen

U

itg

ev

Gedragsproblemen zijn ongewenste gedragingen die door de betreffende persoon en zijn omgeving als storend worden ervaren. Veelal wordt gedacht dat alleen kinderen gedragsproblemen kunnen hebben, maar ook volwassenen kunnen dit hebben. Wanneer gedrag als sociaal ongewenst wordt ervaren, spreken we van een gedragsprobleem. Er zijn diverse therapieĂŤn die kunnen helpen bij gedragsproblemen.

Gedragsstoornissen Gedragsstoornissen zijn ernstiger dan gedragsproblemen. Wanneer afwijkend gedrag ontstaat vanuit aanleg (erfelijkheid of een aangeboren afwijking) spreken we van een gedragsstoornis. De DSM-5 onderscheidt twee gedragsstoornissen: • een aandachtstekortstoornis met of zonder hyperactiviteit (ADHD) Een aandachtstekort-stoornis komt erop neer dat het kind in meer of mindere mate te weinig aandacht heeft voor de uitleg van taken en opdrachten en het heeft veelal moeite

40


Theoriebron Gedragsproblemen

fb .v

.

met het uitvoeren van deze taken en opdrachten (gehoorzamen). Wanneer een kind minimaal zes maanden hyperactief en impulsief gedrag vertoont, spreken we van een aandachtstekortstoornis, impulsiviteit (handelen zonder goed na te denken) of hyperactiviteit (moeite met stilzitten). Maar er zijn geen psychologische tests die de diagnose ADHD eenduidig kunnen vaststellen. Bij ongeveer drie op de tien kinderen met ADHD blijven de symptomen in de volwassen leeftijd bestaan.

normoverschrijdend, afwijkend gedrag (ODD) ODD betekent Oppositional Defiant Disorder. Waar bij ADHD de nadruk ligt op impulsiviteit, speelt bij ODD vooral agressiviteit een grote rol bij het stellen van de diagnose. Mensen met deze aandoening zijn vaak driftig, ongehoorzaam, hebben moeite met regels en hebben meerdere problemen in de sociale omgang.

Ed

u' Ac

tie

Een trauma kan de oorzaak zijn van een gedragsprobleem. Na een traumatische gebeurtenis kan een persoon bijvoorbeeld agressief gedrag gaan ontwikkelen, of juist angstiger worden en daardoor in zichzelf keren. Na het meemaken van een traumatische ervaring (bijvoorbeeld huiselijk geweld) kan in de hersenen een hoog angstniveau ontstaan. Dit zorgt ervoor dat de hersenen gaan bedenken hoe het lichaam met deze angst moet omgaan. Hierbij komen stresshormonen vrij die vragen om een reactie: vechten, vluchten of bevriezen.

In de hersenen kan na een traumatische ervaring een hoog angstniveau ontstaan dat gedragsproblemen kan veroorzaken.

er

ij

Ontwikkelingsstoornissen

U

itg

ev

Een ontwikkelingsstoornis is een neurologische of psychische aandoening die kan ontstaan bij kinderen en jongvolwassenen. Een ontwikkelingsstoornis ontstaat vanuit het kind zelf: •Erfelijke factoren spelen een rol, bijvoorbeeld een afwijking in de hersenen. •Problemen bij de geboorte, zoals zuurstoftekort. •Ontwikkelingsproblemen na de geboorte, zoals voedseltekort in de eerste Bij ODD ligt de nadruk op agressie. levensjaren. • Een gebeurtenis van ‘buitenaf’, bijvoorbeeld een ongeluk of bestraling. Anders dan de omgeving vaak denkt, spelen sociale- en psychische factoren geen rol.

41


Theoriebron Gedragsproblemen

In sommige gevallen blijft de stoornis ook nog bestaan als iemand volwassen is.

fb .v

Iemand met ADHD kan dus een gedragsstoornis hebben als gevolge van een ontwikkelingsstoornis.

.

Onder ontwikkelingsstoornissen vallen: ADHD, ADD, ODD, CD, Syndroom van Asperger, PDD-NOS, DCD / dyspraxie, OCD, Dyslexie, Dyscalculie, NLD, MCDD en groeistoornissen

Gevolgen voor het sociale leven

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Gedragsproblemen hebben alles te maken met sociaal ongewenst gedrag. Vaak wordt iemand met een gedragsprobleem of gedragsstoornis als stoorzender ervaren. Hierdoor kan die persoon bijvoorbeeld worden gemeden of gepest. Er is ook vaak onbegrip voor personen met een gedragsprobleem of gedragsstoornis. Het kan helpen om de omgeving uit te leggen wat er aan de hand is, zodat deze begrip kan opbrengen. Maar vaak weet alleen de directe omgeving van het probleem of de stoornis af.

42


Theoriebron Dementie

Theoriebron Dementie

fb .v

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Mevrouw Wiechers heeft samen met haar man jarenlang gewerkt op de boerderij waar ze nu met haar zoon woont. Haar man is een aantal jaren geleden overleden en sindsdien ging het steeds een beetje slechter met haar: ze begon de dingen door elkaar te halen en ze vergat steeds meer. Haar zoon heeft hulp ingeschakeld en samen met deze hulp probeert hij zijn moeder zo goed mogelijk door deze moeilijke periode heen te loodsen.

Dementie wordt nu ‘neurocognitieve stoornis’ genoemd.

ij

Dementie

er

In de nieuwe DSM-5 wordt niet langer gesproken over ‘dementie’, maar over een ‘neurocognitieve stoornis’ om duidelijk te maken dat de stoornissen die bij dementie opspelen een gevolg zijn van een hersenaandoening of hersenziekte.

U

itg

ev

Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen (een syndroom), waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes. Dementie is chronisch en progressief, afhankelijk van het ziektebeeld leven mensen gemiddeld acht jaar met de ziekte. Dementie komt niet alleen voor op oudere leeftijd. Naar schatting zijn er ongeveer 12.000 mensen jonger dan 65 jaar gediagnosticeerd met dementie. Deze mensen staan veelal nog midden in het leven en zijn lichamelijk nog fit. Vaak beseffen ze heel goed dat ze ziek zijn en moeten ze de regie over hun leven uit handen geven. Dit zorgt voor frustratie en machteloosheid.

43


Theoriebron Dementie

Vormen van dementie

fb .v

.

In twee derde van de gevallen is de veroorzaker van dementie de ziekte van Alzheimer, waarbij hersencellen afsterven. Dit proces begint in het hersengebied dat belangrijk is voor het geheugen. Daarom begint deze ziekte vaak met geheugenproblemen. Ook vasculaire dementie, Parkinson en frontotemporale dementie zijn vormen van dementie.

Diagnose

tie

De diagnose dementie wordt gesteld bij een ernstige geheugenstoornis in combinatie met minimaal één ander probleem: • een verstoord taalbegrip • voorwerpen niet meer kunnen herkennen, terwijl de zintuigen nog werken (agnosie) • meervoudige handelingen niet kunnen uitvoeren (apraxie) • problemen met het intellectuele vermogen (plannen, regelen en abstract denken).

u' Ac

Ook een scan van het hoofd (MRI- of CT-scan) kan de diagnose dementie bevestigen. Op de scan is dan verschrompeling van delen van de hersenen te zien.

er

ij

Ed

De diagnose kan met zekerheid worden gesteld op een geheugenpoli of in een Alzheimercentrum.

itg

ev

Een CT-scan kan de diagnose dementie bevestigen.

U

Ik ben mantelzorger, maar ook hulpvrager! <

44

Gevolgen voor de omgeving Zorgen voor iemand met dementie is zwaar. Ruim de helft van de mantelzorgers is zeer zwaar belast of zelfs overbelast. Ze zien hoe de persoon met dementie achteruitgaat en verliezen stukje bij beetje contact met die persoon. Iemand met dementie krijgt in een later stadium te maken met gedragsproblemen en verandering van het karakter. Dit kan zich onder andere uiten in: • bewegingsonrust • agressief gedrag • prikkelbaarheid • ontremd gedrag


Theoriebron Dementie

• •

stemmingsproblemen wanen en hallucinaties.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Voor de omgeving is het vaak moeilijk en emotioneel zwaar om hiermee om te gaan.

45


Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas

fb .v

.

Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas Inleiding

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Marit (17) is in paniek: haar familie heeft een etentje gepland en van Marit wordt verwacht dat ze meegaat. Maar Marit wil niet mee, want dat zal haar hele eetpatroon verstoren. Het afvallen gaat zo goed en het etentje zal ĂĄlles verpesten. Wanneer haar ouders iets over Marits eetgedrag zeggen, wordt ze boos en sluit ze zich af van de rest van de wereld. Marits ouders maken zich zorgen en zitten met hun handen in het haar. Naar de huisarts wil Marit niet.

U

itg

Iemand met anorexia heeft een vertekend beeld van zichzelf.

Schoonheidsbeeld In de westerse wereld is slank zijn heel belangrijk: in de modebladen zie je dunne vrouwen en ook op de catwalk zul je nooit een stevig gebouwde meid zien lopen. Ons beeld van schoonheid is door de jaren heen vooral gericht op slank zijn. Er zijn maar weinig vrouwen die van nature zo’n lichaam hebben: de gemiddelde kledingmaat van een volwassen vrouw is maat 40. Op steeds jongere leeftijd krijgen meisjes mee dat dun zijn goed is en dik zijn slecht. Een meisje van twaalf dat op dieet gaat, is al lang geen uitzondering meer.

46


Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas

Naast het schoonheidsideaal zijn er nog diverse andere factoren die ervoor kunnen zorgen dat iemand zo in de ban raakt van calorieën dat de eetstoornis anorexia wordt ontwikkeld.

.

Anorexia

tie

fb .v

Als je anorexia hebt, dan ben je geobsedeerd door alles wat met je gewicht, lichaamsomvang en eten te maken heeft. Mensen met dit eetprobleem eten extreem weinig waardoor ze afvallen en veel gewicht verliezen. Ondanks dat ze veel afvallen blijven ze zichzelf als te dik zien. Iemand met anorexia vindt zichzelf nooit dun genoeg De angst om aan te komen of de wens om af te vallen is zo groot, dat (niet) eten hun leven volledig beheerst. Mensen met dit eetprobleem zijn geobsedeerd bezig met het tellen van calorieën, voedsel en de weegschaal. Ze leggen zichzelf een zwaar eet- en beweegpatroon op. Het dagelijks wegen en meten van het lichaamsomvang hoort daarbij.

er

ij

Ed

u' Ac

Als je anorexia hebt denk je dat je met genoeg wilskracht en doorzettingsvermogen het gevoel van honger kan onderdrukken. Er zijn maar weinig mensen die dat lang volhouden. Mensen met anorexia doen er werkelijk alles aan om toch zo min mogelijk voedsel tot zich te nemen. Mensen uit je omgeving, zoals vrienden en familie die zich zorgen maken, worden bestempeld als zeurpieten en onwetende bemoeials. Hierdoor ben je geneigd om je nog meer terug te trekken en het feit dat je niet eet op allerlei manieren te verbergen.

ev

Schoonheidsideaal

U

itg

Boulimia Boulimia is een eetstoornis waarbij je constant bezig bent met je gewicht en je lichaam. Mensen met deze eetstoornis denken aan bijna niets anders. De stoornis gaat vaak gepaard met hevige eetbuien. Omdat je niet aan wilt komen, probeer je het voedsel kwijt te raken door bijvoorbeeld hevig te sporten. Maar ook op ongezondere manieren, zoals vasten, braken, het gebruik van laxeermiddelen, een klysma of plaspillen. Boulimia betekent letterlijk ‘honger als een rund’. De oorzaak van de honger is niet lichamelijk, maar de gevolgen ervan wel. Als je boulimia hebt, dan heb je meestal een normaal gewicht. Aankomen vind je verschrikkelijk, terwijl je toch regelmatig flinke eetbuien hebt.

47


Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas

Factoren

u' Ac

tie

fb .v

.

Een eetstoornis als anorexia heeft niet één aanwijsbare oorzaak. Er is een aantal factoren dat invloed heeft op het mogelijk ontwikkelen van anorexia: • erfelijkheid en genen • biologische factoren • lichamelijke aanleg • het schoonheidsideaal • opvoeding • psychologische kenmerken.

Ed

Iemand met anorexia staat vaak op de weegschaal.

Symptomen

U

itg

ev

er

ij

Symptomen die kunnen duiden op anorexia zijn: • zeer laag lichaamsgewicht (en toch het gevoel hebben te dik te zijn) • veel gewichtsverlies in korte tijd • gevoel van sterk zijn wanneer er niet wordt gegeten • verbergen dat er niet wordt gegeten, excuses bedenken om onder etentjes uit te komen • braken • overmatig sporten • gebruik van laxeermiddelen • vaak op de weegschaal staan • schaamte wanneer er wordt gegeten • in paniek raken bij gewichtstoename.

BMI Er zijn diverse methoden om te bepalen of iemand een gezond lichaamsgewicht heeft. Een van die methoden is het bepalen van de BMI (Body Mass Index). De BMI meet de verhouding tussen de lengte en het gewicht in een bepaalde formule. De illustratie hierna toont hoe de formule eruitziet.

48


.

Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas

fb .v

De formule waarmee de BMI wordt uitgerekend.

Een BMI tussen 18,5 en 25 is normaal. Een BMI van minder dan 18,5 duidt op ondergewicht. Tot een BMI van 27 is er sprake van licht overgewicht en tussen de 27 en 30 van matig overgewicht. Vanaf een BMI van 30 is er sprake van ernstig overgewicht en vanaf een BMI van 40 van ziekelijk overgewicht.

tie

Op internet zijn vele sites te vinden waarop je door middel van het invullen van je lengte en gewicht een BMI kunt berekenen.

u' Ac

Obesitas

ij

Ed

Obesitas is een ernstige vorm van overgewicht. Obesitas wordt gedefinieerd als een chronische ziekte, waarbij een zodanig overmatige vetstapeling in het lichaam bestaat dat dit aanleiding geeft tot gezondheidsrisico's. Vanaf een BMI van 30 is er sprake van een zodanige hoeveelheid vet in het lichaam dat er gesproken wordt van obesitas. Niet alleen een hoge BMI is kenmerkend voor obesitas. Deze gaat altijd gepaard met diverse fysieke en psychische klachten. Veelvoorkomende gezondheidsklachten kunnen zijn: • suikerziekte • verhoogd cholesterol • hoge bloeddruk • hart- en vaatziekten • slaapapneu • onvruchtbaarheid • artrose • klachten als rugpijn, migraine, jicht, depressie, astma en brandend maagzuur.

U

itg

ev

er

Oorzaken van obesitas kunnen zijn: • te energierijk dieet • te weinig lichaamsbeweging/een zittende levensstijl • ziekte (bijvoorbeeld de ziekte van Cushing) • eetziektes, zoals een eetbuienstoornis • toename van de hoeveelheid koolhydraten in de voeding, vooral fructose • stress • te weinig slaap • genetische aanleg.

49


Theoriebron Eetstoornissen: anorexia en obesitas

Vicieuze cirkel

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Zowel bij obesitas als bij anorexia is de kans groot dat iemand in een vicieuze cirkel terechtkomt. In veel gevallen begint deze cirkel bij een negatief zelfbeeld. Vervolgens gaat de persoon werken aan het verbeteren daarvan. Dit gaat altijd gepaard met diverse Te veel veten en te weinig beweging kunnen obesitas emoties. Lukt het niet? Dan veroorzaken. bestaat de kans dat iemand óf weer in het oude patroon terugvalt (obesitas) óf nog strenger gaat lijnen (anorexia). Doordat het positieve zelfbeeld uitblijft, blijft diegene in die vicieuze cirkel ronddraaien. Het is haast een onmogelijke opgave om deze cirkel zelf te doorbreken. Daarom is het belangrijk om hulp in te schakelen. Hoewel zowel anorexia als obesitas chronische ziekten zijn, zijn er behandelingen en therapieën beschikbaar die vooral gericht zijn op leefstijlverandering en waardoor genezing mogelijk is.

50


Theoriebron Informatie verzamelen

fb .v

.

Theoriebron Informatie verzamelen Inleiding

u' Ac

tie

Harm deelt een artikel op Facebook. Het is een nieuwsbericht waarin een wetsvoorstel onder de loep wordt genomen. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, zal er voor Harm en vele anderen veel veranderen. Er stromen dan ook direct reacties binnen en er ontstaat een pittige discussie. Zijn bericht wordt ook door veel mensen gedeeld. Ineens wordt er gereageerd: ‘Hé Harm, dit artikel is van 2010 en het wetsvoorstel is nooit doorgevoerd.’ Harm kijkt nog eens naar het artikel. Hij had er niet op gelet. Maar nu hij goed kijkt, ziet hij het ook. Maar het artikel circuleert nu wél op Facebook.

Maatschappelijke ontwikkelingen

er

ij

Ed

Continu vinden er in onze maatschappij veranderingen en ontwikkelingen plaats. Sommige hebben een grote invloed op de samenleving, zoals de digitalisering, emancipatie, vergrijzing en werkloosheid. Bepaalde ontwikkelingen hebben gevolgen voor de doelgroep(en) waarmee je werkt. Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van deze ontwikkelingen. Dit kun je onder andere doen door regelmatig kranten, nieuwssites en actuele vakliteratuur te lezen en door naar actualiteiten- en praatprogramma’s te kijken. Ook het regionale nieuws is van belang. Zo weet je wat er speelt in je omgeving, kun je meepraten met jouw doelgroep en collega’s en kun je waar nodig handelen.

Actuele informatie

U

itg

ev

Actuele informatie is informatie die momenteel belangrijk of geldig is. Zoals je in de inleiding op dit onderwerp hebt kunnen lezen, ging Harm nogal de mist in met het plaatsen van een - na later bleek oud artikel. Hieruit blijkt dat informatie die je kunt vergaren via bijvoorbeeld internet lang niet altijd (meer) relevant is. Doordat er zoveel wordt geschreven, is het belangrijk om altijd te kijken of het wel om actuele informatie gaat.

51


Theoriebron Informatie verzamelen

Betrouwbare informatie

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

De informatie die je vergaart moet dus actueel zijn, maar je moet ook screenen of het wel om betrouwbare informatie gaat. Dat is informatie waarbij je erop kunt vertrouwen dat deze feitelijk en relevant is. Tegenwoordig halen we veel informatie van internet. Waar moet je dan op letten? • Ga nooit af op maar één bron, maar verifieer zo veel mogelijk feiten aan de hand van andere bronnen. • Kijk of de bron die je screent verwijzingen noemt naar bijvoorbeeld een krant, een boek, onderzoeksresultaten enzovoort. • Van wie is de site die je bezoekt? Informatie is meestal betrouwbaarder wanneer deze afkomstig is van grote organisaties. • Staat de auteur bij de bron? Wat is zijn relatie met het onderwerp? • Is de tekst die je leest bedoeld om kennis over te brengen of speelt er ook een emotioneel aspect? • Lijkt de bron je onbetrouwbaar? Dan heb je waarschijnlijk gelijk.

U

itg

ev

er

ij

Google is een populaire zoekmachine.

52


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.