9789037235999 mobiliteit, slapen en waken

Page 1

fb .v

.

Training

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Mobiliteit, slapen en waken


Auteur: Anne-Marie Klaassen Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Mobiliteit, slapen en waken

©

tie

ISBN: 978 90 3723 599 9

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

Edu’Actief b.v.2018

u' Ac

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave 6

Mobiliteit

7

Mobiliseren

11 15

Problemen bij verminderde mobiliteit Slapen en waken Reflectie

25

31

37 38

u' Ac

Theoriebron Bewegen is belangrijk

tie

Transfers

fb .v

OriĂŤntatie

4

.

Over deze training

Theoriebron Voorkomen van fysieke overbelasting

41

Theoriebron Basisregels voor het verplaatsen van een cliĂŤnt Theoriebron Transferhulpmiddelen

44

47

Ed

Theoriebron Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis Theoriebron Goed slapen en uitgerust weer wakker Theoriebron Slecht slapen en moe weer wakker

49

52

54

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen 57

3


Over deze training

Over deze training

.

Inleiding

Ed

Meer dan sportief!

u' Ac

tie

fb .v

Voor elk mens is bewegen belangrijk. Bij (lichamelijke) beperkingen is bewegen minder vanzelfsprekend, maar nog steeds belangrijk. In deze training komen risico's en preventie bij beperkte mobiliteit aan bod. Soms is het nodig om te ondersteunen bij transfers. Verschillende technieken en hulpmiddelen worden uitgelicht. Daarnaast leer je over een gezond slaap-waakritme, slaapproblemen, mogelijke oorzaken en wat je daaraan zou kunnen doen.

Leerdoelen

itg

ev

er

ij

Je kunt: • uitleggen waarom mobiliteit belangrijk is • uitleggen wat ergonomisch werken is en hoe je dit toepast • hulpmiddelen en materialen kiezen en inzetten bij het ondersteunen van de cliënt bij de mobiliteit • de cliënt ondersteunen bij het zich verplaatsen • activiteiten ondernemen om complicaties van inactiviteit te voorkomen • vertellen wat het belang is van een goed slaap-waakritme en wat je kunt doen om de cliënt hierin te ondersteunen • een warmte- en koudebehandeling inzetten.

U

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden.


Over deze training

Planning Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Demonstratie: Transfer

fb .v

.

Planningsformulier <

tie

Tijdens deze training leer je om op een ergonomische manier transfers uit te voeren bij cliënten. Je beheerst alle transfers. Bij elke transfer, bij elke handeling is het belangrijk dat je communiceert met de cliënt. Ook dat hoort erbij!

u' Ac

Twee van de volgende transfers ga je demonstreren: • cliënt helpen met opstaan • cliënt helpen met zitten vanuit stand • cliënt helpen die onderuitgezakt is • cliënt helpen van zit naar zit (met behulp van draaischijf/Return) • cliënt helpen van liggen naar zitten • cliënt kantelen in bed • cliënt verplaatsen binnen de grenzen van het bed met behulp van een glijzijl • cliënt verplaatsen met behulp van een passieve tillift.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier.

5


Oriëntatie

Oriëntatie Oefening 1

Even achteromkijken

fb .v

.

Deze training gaat over mobiliteit, slapen en waken. Maar hoe gaat het eigenlijk met jouw mobiliteit, met jouw slapen en waken? Denk even terug aan de afgelopen zeven dagen: a. Hoe vaak heb jij écht gesport (minimaal dertig minuten (matig) intensieve beweging, zoals teamsport, individuele sport)?

u' Ac

tie

b. Wat doe jij dagelijks aan beweging? Denk daarbij bijvoorbeeld aan fietsritjes van/naar school, gebruik je de trap of liever de lift, lopend naar de winkel.

c. Hoe laat lag jij elke dag op bed en hoeveel uur heb je per nacht geslapen?

d. Werd je elke morgen uitgerust wakker?

Ed

e. Zou je, gezien je eigen antwoorden, goede voornemens kunnen maken voor je eigen bewegingsactiviteiten en je slaap-waakpatroon?

er

ij

f. Zo ja, ga je het dan ook doen? Wat heeft je tot nu toe tegengehouden om het te gaan doen?

Oefening 2

Wacht- of werkhouding?

U

itg

ev

Als je rechtop staat met je voeten naast elkaar, sta je in de ‘ik wacht op de bus'-houding.

6

• • • • • • •

Stel een groepje samen van vier personen. Ga naast elkaar aan de lange kant van een tafel staan, de voeten in een smalle spreidstand. Geef een voorwerp aan elkaar door. Zet het voorwerp allemaal een keer in het midden op tafel. Wat belast je bij het doorgeven van het voorwerp en bij het op tafel zetten van het voorwerp? Hoe had je deze belasting kunnen voorkomen? Ben je je voldoende bewust geworden van het verschil tussen een wachthouding en een werkhouding?


Mobiliteit

Mobiliteit

.

Inleiding

fb .v

Bewegen is voor ons zo gewoon dat we er niet altijd bij stilstaan hoe we eigenlijk bewegen. De meesten van ons zijn er ook aan gewend dat alles in ons lichaam doet wat wij willen: gewrichten, spieren en zenuwen werken samen om ons de gewenste beweging te laten maken, zonder erbij na te denken.

Leerdoelen

Theoriebron Bewegen is belangrijk <

Minder mobiel

Niet iedereen houdt van bewegen. En niet iedereen vindt elke sport leuk. Voor de een is een teamsport heel gezellig, een ander gaat liever alleen wandelen door het bos. Daarnaast: bewegen is niet voor iedereen vanzelfsprekend, terwijl het voor iedereen goed is. En dan? Bestudeer Theoriebron Bewegen is belangrijk en beantwoord de vragen. a. Waar is bewegen goed voor? Noem 7 dingen. 1. 2.

ij

3.

Ed

Oefening 3

u' Ac

tie

Je kunt: • het belang van mobiliteit uitleggen • oorzaken en gevolgen van verminderde mobiliteit benoemen • uitleggen hoe je problemen bij de mobiliteit signaleert • belemmeringen bij het mobiliseren van cliënten benoemen • verschillende interventies inzetten om de belemmeringen te beïnvloeden.

4.

er

5. 6.

ev

7.

U

itg

b. Welk resultaat kan regelmatige lichamelijke activiteit hebben voor iemand met een (lichamelijke) beperking?

c. De keuze van sport/beweging is afhankelijk van verschillende aspecten. Hoe help je iemand met een beperking om tot een keuze te komen?

7


Mobiliteit

Oefening 4

Problemen met bewegen

fb .v

.

d. Ga op internet op zoek naar drie verschillende sportverenigingen in jouw buurt die een duidelijk positief beleid hebben voor (lichamelijk) gehandicapten. Welke aanpassingen hebben deze verenigingen gedaan? Zijn er mogelijkheden voor gezamenlijk sporten met en zonder (lichamelijke) handicap?

tie

Bewegen is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Er kunnen allerlei problemen zijn die het bewegen belemmeren, bijvoorbeeld door ziekte, een handicap of een trauma (kneuzing of breuk).

u' Ac

a. Geef minimaal vijf verschillende oorzaken aan voor bewegingsbeperkingen.

itg

ev

er

ij

Ed

b. Kies in overleg met je docent drie verschillende oorzaken uit om verder uit te werken. Verwerk de antwoorden op onderstaande vragen in een korte animatie, infographic of verslag: • Wat houden deze oorzaken precies in? • Waardoor zijn ze ontstaan? • Is de oorzaak van de bewegingsbeperking te genezen of te verhelpen? • Hoe vaak komt deze oorzaak van bewegingsbeperking voor? • Wat zijn de gevolgen van de bewegingsbeperking voor het bewegen ? • Welke vormen van bewegen zijn nog wel mogelijk? • Welke andere gezondheidsrisico’s loopt een cliënt door deze oorzaak van de bewegingsbeperking nog meer? c. Deel je bevindingen met drie andere studenten. Beantwoord samen de vraag: wat betekent de bewegingsbeperking voor de hulpvraag en de begeleiding van de cliënt?

U

Oefening 5

8

Bewegen is goed voor iedereen Bewegen is goed voor iedereen, zelfs als bewegen niet vanzelfsprekend is. Dan moet je creatief zoeken naar alternatieven. Je gaat een bewegingsactiviteit organiseren voor een van de volgende doelgroepen: • ernstig meervoudig gehandicapten • matig verstandelijk gehandicapten • dementerende ouderen • jongvolwassenen met een amputatie


Mobiliteit

• •

jongeren met een visuele beperking allochtonen in een wijkcentrum.

fb .v

.

Voorbereiding • Samen met drie medestudenten ga je een bewegingsactiviteit van ongeveer tien minuten voorbereiden. • Verdeel de verschillende doelgroepen, zodat er voor elke doelgroep een activiteit wordt georganiseerd. • Bedenk een leuke bewegingsactiviteit die uitvoerbaar is op school, waarbij je rekening houdt met de beperking van de doelgroep. Geef aan met welke beperkingen jullie rekening houden. • Zorg voor alle benodigdheden, een duidelijke uitleg van de activiteit en een toelichting over de doelgroep (voor wie, welke beperkingen).

u' Ac

tie

Uitvoering • Je gaat samen met je medestudenten de activiteit aanbieden aan je andere klasgenoten. Geef daarbij aan voor welke doelgroep jullie de activiteit aanbieden. Motiveer de keuze voor de activiteit door te vertellen hoe jullie rekening gehouden hebben met de mogelijkheden en beperkingen van de doelgroep. • Bied de activiteit aan zoals jullie deze voorbereid hebben en begeleid de groep waar nodig. • Vraag om feedback aan je klasgenoten aan het einde van de activiteit. Wat ging er goed en wat zou verbeterd moeten worden?

Ed

Reflectie a. Hoe verliep de samenwerking bij de voorbereiding?

ij

b. Hoe verliep de samenwerking bij de uitvoering?

ev

er

c. Met welke aspecten heb je heel bewust rekening gehouden en welke aspecten kwam je tegen tijdens de uitvoering, waar je geen rekening mee had gehouden?

e. Wat heb je geleerd van de activiteiten van je medestudenten?

U

itg

d. Wat heb je geleerd van je eigen activiteit?

9


Mobiliteit

Oefening 6

Paniek! Soms hebben problemen met de mobiliteit een duidelijke oorzaak, zoals een verlamming of een amputatie. En af en toe kan het een raadsel zijn. Wat is er aan de hand?

fb .v

.

Trudie is een oudere vrouw met een matig verstandelijke beperking. Ze kan niet praten, maar is wel graag een beetje ondeugend. Ze verzamelt graag spulletjes en verstopt ze onder haar stoel. Als we weer wat kwijt zijn, dan moeten we daar eerst maar zoeken. Zo pakt ze ook weleens iets af van iemand anders om snel onder haar stoel te verstoppen. Trudie kan zelfstandig lopen, ze heeft wel een beugel om haar been als ze buiten gaat wandelen.

tie

Het is zondagmiddag, lekker weer voor een wandeling buiten. Ik heb Trudie net de beugel om haar been gedaan en help nu een andere cliënt met het aantrekken van de schoenen. Dan zijn we klaar om naar buiten te gaan.

u' Ac

Maar dan: net liep Trudie nog… en nu wil ze opeens niet meer lopen. Van het ene op het andere moment blijft ze gewoon zitten. Met geen mogelijkheid meer in beweging te krijgen. Wat nu? Ze blijft zitten waar ze zit en ze verroert zich niet! In eerste instantie denk ik nog dat ze nu ook ondeugend is, mij een beetje uitprobeert. Maar na een uur zit ze nog steeds stil. Normaal gesproken zit ze nog geen twee minuten stil… a. Ga met elkaar na welk probleem jullie signaleren.

Ed

b. Brainstorm met elkaar over wat er mogelijk aan de hand zou kunnen zijn.

er

ij

c. Hoe zou je erachter kunnen komen wat er daadwerkelijk met Trudie aan de hand is?

U

itg

ev

d. Ben je oplossingsgericht of zocht je eerst naar de oorzaak?

10

e. Wat zou je een volgende keer anders doen?


Mobiliseren

Mobiliseren

.

Inleiding

tie

fb .v

Als bewegen lastiger wordt vanwege ziekte of ouderdom, vragen cliënten jouw hulp. Om die begeleiding goed te kunnen geven, moet je eerst stilstaan bij je eigen beweging: • Tijdens cliëntentransfers wordt jouw beweging namelijk de beweging van de cliënt. • Door veel te oefenen, het liefst bij zo veel mogelijk verschillende mensen, leer je hoe je anderen kunt ondersteunen bij het bewegen. • Als je privé of op je werk jezelf overbelast, waardoor je rug- of schouderklachten krijgt, weet je opeens weer dat bewegen niet zo vanzelfsprekend is. Niemand wil fysieke klachten krijgen. Ook de werkgever en de overheid willen dat je gezond blijft.

Leerdoelen

Zorg verlenen kan het nodige van je fysieke gestel vragen. Om te voorkomen dat jij zelf een cliënt wordt, moet je zuinig zijn op je eigen lijf. Bestudeer Theoriebron Voorkomen van fysieke overbelasting en beantwoord de vragen. a. Wat wordt er bedoeld met 'ergonomisch werken'?

er

ij

Theoriebron Voorkomen van fysieke overbelasting <

Fysieke belasting

Ed

Oefening 7

u' Ac

Je kunt: • uitleggen wat bedoeld wordt met ergonomisch werken • uitleggen wat bedoeld wordt met de termen fysieke belasting en belastbaarheid • de termen statische belasting en dynamische belasting uitleggen • ergonomisch werken bij tiltechnieken • uitleggen welke keuzes je maakt bij het inzetten van hulpmiddelen voor mobiliteitsondersteuning en waarop je de keuzes baseert?

ev

b. Welke drie werkhoudingen zijn belastend voor de rug?

d. Wat wordt bedoeld met statische belasting en dynamische belasting?

U

itg

c. Wat is het verschil tussen belasting en belastbaarheid?

e. Wat kun je doen om je belastbaarheid te vergroten?

11


Mobiliseren

Samen met de cliënt in beweging komen: daarvoor moet je met aandacht werken en jezelf richten op wat je op dat moment doet. Je stelt jezelf vragen als 'Snapt en voelt de cliënt mijn uitnodiging?', 'Komt de cliënt met mijn beweging mee of niet?' en 'Kan de cliënt hoe dan ook wel meebewegen?'

.

Theoriebron Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis <

Uitnodiging

Het is lastig om als gezonde proefpersoon een cliënt met een beperking te spelen. Probeer daarom alleen de beweging te maken waarvan je voelt dat de ander die bij jou in gang zet, niet de beweging die jij denkt te moeten gaan maken. Op deze manier geef je ook eerlijke feedback.

fb .v

Oefening 8

u' Ac

tie

Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten. • Zoek een rustige ruimte om te oefenen. a. Lees de Theoriebron Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis. Beschrijf in eigen woorden wat de haptonomische benadering inhoudt.

Bedenk tot welke beweging je de ander wilt ‘uitnodigen’, bijvoorbeeld naar voren of opzij stappen.

ij

Ed

b. Beschrijf de vier haptonomische fenomenen en hoe je deze zou toepassen in de praktijk.

U

itg

ev

er

Uitvoering • Twee studenten staan bij elkaar. Student A brengt student B in beweging, zonder dat daarbij gepraat wordt. Het helpt als student B zijn ogen hierbij sluit. • De derde student observeert. • Wissel van rol. • Vervolgens geeft elke student zijn bevindingen weer (wat heb je gevoeld, wat heb je gezien?): komen de bevindingen overeen? • Student A: gaf je richting aan de beweging? • Student A: was je aanraking dwingend of uitnodigend? • Student A: voelde je het moment waarop student B in beweging kwam? • Student B: mocht je mee of moest je mee? • Student C: zag de beweging eruit als 'samen bewegen'?

12

Reflectie c. Wat heb je geleerd van deze oefening?


Mobiliseren

Ergonomisch werken in de zorgverlening is heel belangrijk, maar er zijn ook veel hulpmiddelen beschikbaar om de zorg comfortabeler en fysiek minder zwaar te maken. Om te weten wat er nu allemaal op de markt verkrijgbaar is, gaan jullie daar onderzoek naar doen. Kies een van de volgende categorieën: 1. hulpmiddelen voor bij het verplaatsen/lopen 2. hulpmiddelen voor het verplaatsen van zit naar zit 3. hulpmiddelen voor het verplaatsen in bed 4. hulpmiddelen voor de hulpverlener.

.

Theoriebron Transferhulpmiddelen <

Hulpmiddelen

fb .v

Oefening 9

tie

Voorbereiding • Bestudeer Theoriebron Transferhulpmiddelen. Maak een promotieposter met drie verschillende voorbeelden binnen jullie categorie. Op internet zijn allerlei mogelijkheden te vinden.

u' Ac

Uitvoering Vervolgens gaan jullie je producten promoten: jullie gaan uitleg geven over jullie product aan je medestudenten. Geef daarbij antwoord op de volgende vragen: • Voor welke doelgroep gebruik je het? • Waarvoor is het hulpmiddel inzetbaar? • Wat is de meerwaarde van het gebruik? • Hoe gebruik je het? (gebruiksinstructies)

Ed

Reflectie a. Welke hulpmiddelen waren nieuw voor je?

er

ij

b. Met welke hulpmiddelen was je bekend? Klopten de gebruiksinstructies met jouw ervaring?

Oefening 10

Sommige cliënten hebben geen ondersteuning nodig bij transfers, andere zijn juist volledig afhankelijk van ondersteuning bij transfers… en dan zijn er ook nog allerlei cliënten die in meer of mindere mate ondersteuning nodig hebben. Om zowel de hulpverlener als de cliënt zo goed mogelijk te kunnen helpen bij ondersteuning van de mobiliteit zijn er praktijkrichtlijnen opgesteld. Daarin zijn verschillende mobiliteitsklassen beschreven. Lees Theoriebron Basisregels voor het verplaatsen van een cliënt. Vul in het volgende schema bij elke mobiliteitsklasse de cliënt en het hulpmiddel in. Cliënten: 1. Casper Jansen ligt sinds vorige week in coma na een zwaar auto-ongeluk. 2. Siemen 't Lam heeft een spina bifida en kan niet goed lopen, maar heeft nog wel enige kracht in zijn benen en romp om te kunnen staan. 3. Meneer De Groot van 88 jaar is nog heel actief voor zijn leeftijd. Alleen voor de langere afstanden gebruikt hij een wandelstok. 4. Mevrouw De Groot van 85 jaar is ook nog actief, alleen is zij inmiddels afhankelijk geworden van haar rollator. 5. Marjolein van der Heide heeft een ernstig meervoudige beperking. Ze kan haar armen iets bewegen, maar is verder geheel afhankelijk van de voor haar op maat gemaakte rolstoel.

itg

ev

Theoriebron Basisregels voor het verplaatsen van een cliënt <

Juist gebruik!

U

Bron Mobiliteitsklassen A tot en met E <

13


Mobiliseren

Cliënt

Hulpmiddel

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Mobiliteitsklasse

fb .v

.

Hulpmiddelen • passieve lift • badbrancard • actieve lift • rollator • loopsteun.

14


Transfers

Transfers

.

Inleiding

fb .v

Als je goed voor anderen wilt zorgen, moet je eerst goed zorgen voor jezelf. Daarom moet je bij alles wat je doet eerst aan jezelf denken: sta ik in de goede houding, kan ik de handelingen die ik zo meteen wil doen ook in een goede houding uitvoeren en zal mij dat niet te veel kracht gaan kosten? Voor alle transfers die je oefent, geldt het volgende: de student die de rol van cliënt heeft, doet alleen datgene wat hij voelt dat van hem gevraagd wordt. Als je een cliënt gaat nabootsen, maak je jezelf zwaarder dan de echte cliënt, die naar vermogen zal meewerken.

tie

Leerdoelen

Oefening 11

Kom maar staan!

u' Ac

Je kunt de cliënt ondersteunen bij: • verschillende transfers zonder hulpmiddelen • het maken van transfers met hulpmiddelen.

Bekijk eerst het Filmpje Stop!Contact? Wacht jij op de ander? Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten en zoek een rustige ruimte om te oefenen. • Bestudeer Werkmodel Opstaan

ij

Filmpje Stop!Contact? (4) Wacht jij op de ander? <

Ed

De cliënt die je helpt met opstaan, moet zelf voldoende kracht in de benen en de romp hebben om te kunnen gaan staan en te blijven staan. Jouw rol als hulpverlener is uitsluitend sturend. Anders zou het je te veel kracht kosten. Bovendien zou je vanwege het stevige vastpakken de cliënt te veel belasten.

Werkmodel Opstaan <

U

itg

ev

er

Uitvoering • Lees de tekst en voer de verschillende handelingen uit bij beide medestudenten. • Er zijn drie rollen: cliënt, hulpverlener en observator. Elke student vervult elke rol minstens eenmaal. • Begeleid de opstabeweging: – vanaf de voorzijde – vanaf de zijkant – vanaf de voorkant bij een cliënt die iets meer hulp nodig heeft. Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’ en was het een ‘samen bewegen’?

b. Heb je gemerkt dat iedere proefpersoon anders is en anders beweegt? Ja / Nee c. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener? Ja / Nee d. Wat vond je moeilijk aan deze handelingen en wat niet?

15


Transfers

e. Ben je voldoende vaardig geworden in deze transfers? Ja / Nee

Oefening 12

Stukje lopen! Zelfstandig van A naar B gaan door een stukje te lopen. Het klinkt heel gewoon, tot je je enkel verzwikt. Lopen met krukken is toch een heel ander verhaal.

.

Werkmodel Lopen <

fb .v

Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten en zoek een rustige ruimte om te oefenen. • Bestudeer Werkmodel Lopen.

u' Ac

tie

Uitvoering • Lees de tekst en voer de volgende handelingen uit bij beide medestudenten: – lopen aan de arm – lopen terwijl je de onderarm van de cliënt vasthoudt – lopen terwijl je arm achter de cliënt langs is – lopen met een looprekje en/of rollator – lopen met een wandelstok, vierpootstok of Eifel – lopen met elleboogkrukken, belast en onbelast – traplopen met elleboogkrukken, belast en onbelast. • Er zijn drie rollen: cliënt, hulpverlener en observator. Elke student vervult elke rol minstens eenmaal.

Ed

Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’ en was het een ‘samen bewegen’?

er

ij

b. Heb je gemerkt dat iedere proefpersoon anders is en anders beweegt? Ja / Nee c. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener? Ja / Nee d. Wat vond je moeilijk aan deze handelingen en wat niet?

Oefening 13

Soms is het nodig om een cliënt te gaan helpen met zitten.

U

itg

ev

Werkmodel Gaan zitten <

Ga maar zitten

16

Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten en zoek een rustige ruimte om te oefenen. • Bestudeer Werkmodel Gaan zitten. Uitvoering • Lees het Werkmodel Gaan zitten en voer de zittransfer bij beide medestudenten uit. • Er zijn drie rollen: cliënt, hulpverlener en observator. • Elke student vervult elke rol minstens eenmaal. Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’? (Heeft de ‘cliënt’ de beweging gemaakt die overeenkomt met zijn natuurlijke beweging?) Ja / Nee b. Heb je gemerkt dat iedere proefpersoon anders is en anders beweegt? Ja / Nee c. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener? Ja / Nee


Transfers

Werkmodel Rechtop zitten <

Oeps... Onderuitgezakt! Onderuitgezakt zitten is heel slecht voor je rug. Alleen … hoe help je iemand die onderuitgezakt is?

fb .v

Oefening 14

.

d. Wat vond je moeilijk aan deze handeling en wat niet?

Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten en zoek een rustige ruimte om te oefenen. • Bestudeer Werkmodel Rechtop zitten.

tie

Uitvoering • Lees de tekst en voer het stappenplan uit. • Iedere student speelt minimaal eenmaal de rol van cliënt, van hulpverlener en van observator.

u' Ac

Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’? Ja / Nee b. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener? Ja / Nee c. Wat vond je moeilijk aan deze handeling en wat niet?

Return

er

Oefening 15

ij

Ed

d. Kun je met wat je nu geleerd hebt een manier bedenken om de cliënt meer naar voren op de stoel te laten komen? Als je meer voor op de stoel zit, gaat het opstaan gemakkelijker.

Voor de cliënt die wel kan gaan staan maar niet zijn voeten kan verzetten, heb je een draaischijf als hulpmiddel nodig. Deze draaischijf wordt ook wel een Return genoemd. Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten en zoek een rustige ruimte om te oefenen. • Bekijk het Filmpje HandiCare ReTurn 7500. • Zet twee stoelen klaar en zo mogelijk een draaischijf. • Iedere student speelt minimaal eenmaal de rol van cliënt, van hulpverlener en van observator. • Bestudeer Werkmodel Transfer van stoel naar stoel.

ev

Werkmodel Transfer van stoel naar stoel <

U

itg

Filmpje HandiCare Return 7500 <

Uitvoering • Plaats de twee stoelen zodanig dat (a) de cliënt in stand een zo kort mogelijke beweging hoeft te maken en (b) de hulpverlener nog voldoende bewegingsruimte heeft om verantwoord te werken. • Begeleid de cliënt eerst tot stand, begeleid de cliënt vervolgens bij het verzetten van zijn benen en begeleid de cliënt ten slotte tot zit. Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’? Ja / Nee

17


Transfers

b. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener? Ja / Nee c. Heb je de cliënt op verschillende manieren kunnen helpen met gaan staan? Ja / Nee Want:

fb .v

.

d. Heb je met een draaischijf gewerkt? Ging het goed of riep het nog vragen op?

e. Ben je voldoende vaardig geworden in deze transfer? Ja / Nee

Bedenk dat cliënten vaak meer kunnen meewerken dan je denkt. In elke handeling die je doet, zit altijd een moment van ‘uitnodiging’ en een moment van ‘wachten op antwoord’.

Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten. • Zoek een rustige oefenruimte met daarin een hoog-laagbed. • Er zijn drie rollen: cliënt, hulpverlener en observator. Elke student vervult elke rol minstens eenmaal. • Bestudeer Werkmodel Bedtransfers, kantelen.

u' Ac

Werkmodel Bedtransfers, kantelen <

Kantelen in bed

tie

Oefening 16

Ed

Uitvoering • Volg de stappen uit Werkmodel Bedtransfers, kantelen en draai de cliënt naar je toe en van je af. • Zorg dat de cliënt na de draai comfortabel ligt. • Let op het bedhek: is het bedhek diagonaal gezet en sta jij er goed voor? • Doe de oefening nogmaals, maar draai de cliënt nu van je af.

er

ij

Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’ en was het een ‘samen bewegen’?

U

itg

ev

b. Heb je als observator, maar ook als cliënt (jij voelt het), voldoende aanwijzingen kunnen geven? Ja / Nee c. Wat vond je moeilijk aan deze handelingen en wat niet?

18

d. Had je je handen in de juiste positie, zonder met de duimen te 'prikken'? Ja / Nee e. Wanneer zou je de cliënt naar je toe kantelen en wanneer van je af?


Transfers

Oefening 17

Heb je er ooit weleens bij stilgestaan hoeveel energie het kost om van liggen naar zitten te gaan? Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten. • Zoek een rustige oefenruimte met daarin een hoog-laagbed. • Er zijn drie rollen: cliënt, hulpverlener en observator. Elke student vervult elke rol minstens eenmaal. • Bestudeer Werkmodel In bed rechtop gaan zitten.

fb .v

.

Werkmodel In bed rechtop gaan zitten <

Van liggen naar zitten

u' Ac

tie

Uitvoering • Ondersteun de cliënt met behulp van verschillende technieken bij het rechtop in bed gaan zitten: a. de cliënt van rugligging tot zit brengen, actief b. de cliënt van rugligging tot zit brengen, minder actief. • Ervaar wat het met je doet als de rug niet af en toe loskomt van de ruggensteun. • Nodig de cliënt uit tot actieve zit en breng de benen uit bed. • Doe deze handeling in omgekeerde volgorde nog een keer: de cliënt van zit op de bedrand terugbrengen tot rugligging in bed.

Ed

Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’? Ja / Nee b. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener? Ja / Nee c. Waarom heb je nu, in vergelijking met de vorige oefening, maar een kleine boog hoeven te maken?

er

ij

d. Begrijp je waarom je bij een passievere cliënt niet even snel de hoofdsteun rechtop kunt zetten als je hem iets te eten of te drinken wilt geven?

Oefening 18

Marieke, een cliënt met ernstig meervoudige beperkingen, ligt helemaal onderuitgezakt en aan de linkerkant van het bed. Je gaat haar met een glijzeil omhoog en naar het midden van het bed helpen. Je oefent ook met een situatie waarbij de cliënt wel zelf kan helpen.

itg

ev

Werkmodel Verplaatsen in bed <

Glijzeil

U

Werkmodel Plaatsen glijzeil <

Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten. • Zoek een rustige oefenruimte met daarin een hoog-laagbed. • Er zijn drie rollen: cliënt, hulpverlener en observator. Elke student vervult elke rol minstens eenmaal. • Bestudeer Werkmodel Verplaatsen in bed en Werkmodel Plaatsen glijzeil.

19


Transfers

Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’?

fb .v

.

Uitvoering • Ondersteun de cliënt met verplaatsen in bed: a. omhoog, actief met de papegaai b. omhoog, met een glijzeil c. opzij, met een glijzeil. • Bespreek iedere keer kort na wat de ervaringen waren van de cliënt, wat er beter kan en wat er goed ging.

tie

b. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener?

u' Ac

c. Waarom heb je nu, in vergelijking met de vorige oefening, maar een kleine boog hoeven te maken?

Ed

d. Begrijp je dat je bij een passievere cliënt niet even snel de hoofdsteun rechtop kunt zetten als je hem iets te eten of te drinken wilt geven?

er

ij

e. Ben je voldoende vaardig geworden in deze transfers?

Oefening 19

De heer Hakiem heeft MS, een ziekte van het centraal zenuwstelsel. De heer Hakiem heeft steeds meer last van uitvalsverschijnselen, krachtverlies en extreme vermoeidheid. Hij ligt veel in bed waarbij hij in de juiste houding geholpen moet worden.

U

itg

ev

Werkmodel Houdingen in bed <

In bed

20

Voorbereiding • Vorm een groepje van drie studenten en zoek een rustige ruimte met een hoog-laagbed om te oefenen. • Bestudeer Werkmodel Houdingen in bed.


Transfers

fb .v

.

Uitvoering • Lees de tekst en voer de volgende handelingen uit bij beide medestudenten: a. vlakke rugligging b. zijligging c. buikligging d. halfzittende en rechtop zittende houding e. houding volgens Trendelenburg f. anti-Trendelenburghouding. • Er zijn drie rollen: cliënt, hulpverlener en observator. Elke student vervult elke rol minstens eenmaal.

tie

Reflectie a. Heb je als hulpverlener goed afgestemd op de ‘cliënt’ en was het een ‘samen bewegen’?

u' Ac

b. Heb je gemerkt dat iedere proefpersoon anders is en anders beweegt? Ja / Nee c. Heb je als observator adviezen kunnen geven aan de hulpverlener?

Ed

d. Wat vond je moeilijk aan deze handelingen en wat niet?

e. Ben je voldoende vaardig geworden in deze transfers?

Manoeuvreren met de rolstoel

ij

Oefening 20

Voorbereiding • Stel een groepje samen van vier personen. a. Beschrijf hoe je een stoeprand af gaat, of een drempel over.

U

itg

ev

er

Rijden met een rolstoel. Hoe moeilijk kan het zijn? Nou, er zijn toch een paar aandachtspunten, namelijk: staan de voeten op de steunen? En: is de rem van de wielen? Het lijkt zo vanzelfsprekend. Maar het zal je gebeuren dat jij denkt: ‘Wat rijdt die stoel zwaar', terwijl de benen van de cliënt naar achter gedrukt zijn en klem zitten onder de stoel. Je zult niet de eerste zijn die het overkomt, maar je kunt het wel voorkomen. En voordat je wegrijdt, meld even dat jullie gaan rijden tegen degene die in de rolstoel zit.

• •

Zet een duwrolstoel klaar. Zet een klein parcours uit waarop de rolstoel veel korte bochtjes kan maken.

21


Transfers

fb .v

.

Uitvoering • Een van de studenten neemt in de rolstoel plaats, twee studenten observeren en geven adviezen. De vierde student duwt de rolstoel voort op het bochtige parcours. • Wissel elkaar af. • Heb je op de juiste manier geduwd, getrokken en gemanoeuvreerd? • Heb je je medestudent goed geobserveerd? • Ga vervolgens geblinddoekt in de rolstoel zitten en laat je rijden, zonder dat er iets tegen je gezegd wordt.

u' Ac

c. Hoe was het om in een rolstoel te zitten?

tie

Reflectie b. Was het gemakkelijker (beter?) om vooruit te rijden of achterwaarts?

d. Hoe was het om geblinddoekt in de rolstoel te zitten en niet te weten wat er gebeurt?

Filmpje Van rijinstructeur naar coach: tijdens de rijles <

(Auto)Mobiel

In het ondersteunen van een cliënt met hulpmiddelen is communicatie heel belangrijk. Je kunt niet zomaar aan iemand gaan trekken, omdat jij wilt dat diegene gaat staan. Als jij niet communiceert, hoe kan de ander dan weten wat jij van hem wilt?

Ed

Oefening 21

Alle begin is moeilijk, zo ook een eerste rijles.

er

ij

Voorbereiding • Bekijk het filmpje ‘Van rijinstructeur naar coach: tijdens de rijles'. • Let goed op de rijinstructeur, op zijn communicatie, op zijn coachende manier van instructies geven.

ev

In de zorg geef je ook instructies. Als je transfers samen met een collega doet, moet je op elkaar afstemmen. En ook naar de cliënt moet je communiceren wat je gaat doen.

U

itg

• • •

22

Kies een beschikbaar hulpmiddel, zoals een rolstoel, draaischijf of bed. Wat ga je communiceren en hoe doe je dat? En waar let je op bij de verschillende doelgroepen? Of is de instructie bij alle doelgroepen hetzelfde?

Uitvoering • Maak drietallen. • Verdeel de rollen: hulpverlener, cliënt en observator. • De hulpverlener en observator spreken af welke transfer jullie gaan doen en hoe je daarbij ergonomisch werkt. • Vervolgens spreekt de observator met de cliënt af in welke beginpositie hij moet gaan zitten/liggen/staan. • De hulpverlener voert de transfer uit en de cliënt reageert alleen op de aanwijzingen van de hulpverlener. De observator let goed op de communicatie.


Transfers

• •

Als de transfer goed is uitgevoerd, geeft de observator feedback op de communicatie. (Is alles gezegd om de transfer goed uit te voeren? Was de boodschap duidelijk?) Daarna wisselen jullie van rol. Je speelt elke rol minimaal één keer.

fb .v

.

Reflectie a. In de rol van hulpverlener: Hoe verliep de communicatie? Ging het je makkelijk af of moest je nadenken bij het benoemen van elke handeling?

tie

b. In de rol van cliënt: Begreep je de communicatie? Begreep je gelijk wat er van je verwacht werd?

En dan … ben je zomaar overgeleverd aan een ander. Hangend in een tillift kun je geen kant op en hoop je maar dat de accu niet leeg is! Voorbereiding • Bekijk het Filmpje Passieve tillift en ga naar de website Gezondenzeker.nl. a. Er zijn verschillende tilbanden, met clips of met lussen. Waar moet je op letten bij de verschillende tilbanden?

U

itg

ev

er

ij

Filmpje Passieve tillift <

Passieve tillift

Ed

Oefening 22

u' Ac

c. In de rol van observator: Wat viel je op in het observeren van een ander en bij het zelf doen?

Uitvoering • Maak drietallen. • Verdeel de rollen: cliënt, zorgverlener en observator. • In principe is een tilprocedure met een passieve tillift in je eentje uit te voeren. Dus ook in deze oefening doe je dat alleen. Maar de observator kijkt zorgvuldig mee of er geen handelingen vergeten worden. Hij grijpt in als de veiligheid in gevaar komt. • Voer de tilprocedure uit. • Wissel van rol. Reflectie b. Hoe vond je het om in de tillift te hangen, overgeleverd aan je medestudent?

23


Transfers

u' Ac

tie

fb .v

.

c. Wat vond je lastig bij de uitvoering van de tilprocedure?

U

itg

ev

er

ij

Ed

Hou je hoofd erbij tijdens het gebruik van een tillift!

24


Problemen bij verminderde mobiliteit

.

Problemen bij verminderde mobiliteit

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Het lichaam is gemaakt om te bewegen. Alleen is bewegen niet voor iedereen even goed mogelijk. Iemand met een dwarslaesie bijvoorbeeld kan niet lopen, en dat heeft meer gevolgen dan je in eerste instantie zou denken. Er kunnen andere lichamelijke problemen ontstaan, zoals decubitus. Bij mensen met verminderde mobiliteit moet je altijd alert zijn op de risico's.

Anti-decubitusmatras.

Leerdoelen

ev

er

ij

Je kunt: • de risicogroepen en risico's benoemen • preventiemaatregelen benoemen en toepassen voor decubitus, spitsvoeten en contracturen • warmte- en koudebehandelingen toelichten.

Oefening 23

a. Beschrijf in eigen woorden wat preventieve zorg is.

U

itg

Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen <

Preventieve zorg

b. Mevrouw Yilmaz is voor herstel van een heupoperatie opgenomen in een verpleeghuis. Mevrouw is al een paar dagen grieperig en ligt veel op bed. Mevrouw heeft geen overgewicht.

25


Problemen bij verminderde mobiliteit

Oefening 24 Werkmodel Minder mobiel, meer risico’s <

fb .v

.

Met welk gezondheidsrisico dat kan ontstaan door onvoldoende lichaamsbeweging houd je in deze situatie rekening? Kies die waarvan jij het risico het hoogst acht. Motiveer je antwoord in steekwoorden.

Let op de risico’s

Wanneer mobiliteit niet vanzelfsprekend is, kunnen er heel vervelende problemen ontstaan.

Geef bij de volgende situaties aan of de cliënt het risico loopt op decubitus of op contracturen.

u' Ac

Iemand loopt moeilijk en maakt gebruik van een rolstoel voor de langere afstanden.

Contracturen (inclusief spitsvoeten) Ja / Nee

tie

Decubitus Ja / Nee

Iemand is volledig afhankelijk van een rolstoel. De rolstoel is volledig aangepast op het lichaam. Iemand is spastisch, maar kan wel lopen.

Ed

Iemand heeft een reumatische aandoening.

Iemand ligt door een auto-ongeluk drie weken in coma.

er

ij

Iemand van oudere leeftijd is verminderd mobiel en heeft diabetes.

ev

Iemand heeft een spierziekte.

itg

Oefening 25

U

Werkmodel Minder mobiel, meer risico’s <

Andere risico’s Niet alleen decubitus of contracturen zijn risico's bij verminderde mobiliteit. Er zijn nog andere risico's, zoals trombose of obstipatie. Wat wordt bedoeld met het volgende vakjargon: a. Obstipatie: b. Trombose: c. Smetten:

26


Obstipatie

Trombose

Smetten

Je gaat in overleg met je leidinggevende een memo rondsturen over de afdeling. Deze memo is bedoeld voor de hulpverleners. De memo mag je gewoon als e-mail verzenden. Denk daarbij aan de volgende aandachtspunten: • Benoem de gezondheidsproblemen die kunnen optreden bij onvoldoende lichaamsbeweging. • Zoek bij de problemen een afbeelding. • Benoem de preventieve maatregelen per probleem. • Geef van elk probleem ook een voorbeeldsituatie, of anders gezegd: een 'wat, als …?-situatie'. • Stel de memo zo op dat als cliënten deze lezen ze ook zelf kunnen meedenken over hun eigen zorg en preventie.

itg

ev

er

Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen <

Het is heel belangrijk om preventieve maatregelen te nemen zodat gezondheidsrisico’s door onvoldoende lichaamsbeweging kunnen worden voorkomen of beperkt. Je merkt alleen dat er in de gang van alledag maar weinig aandacht voor preventie is.

Ed

Werkmodel Minder mobiel, meer risico's <

Preventie

ij

Oefening 26

u' Ac

tie

Longontsteking

fb .v

d. En welke preventieve maatregelen kun je daarvoor nemen? Zet de juiste preventie bij de volgende risico's: 1. passief bewegen 2. voldoende drinken 3. zo min mogelijk gebruikmaken van zeep en parfums 4. dagelijks schone, droge en liefst katoenen kleding 5. actief bewegen 6. groente en fruit eten 7. regelmatig diep ademen of zuchten 8. was en droog huidplooien deppend, doe dit vaker bij veel transpireren 9. hoesten niet onderdrukken 10. ontlasting niet ophouden

.

Problemen bij verminderde mobiliteit

Oefening 27

U

Bron Decubituspreventieprotocol <

Stuur deze e-mail vervolgens door naar je medestudenten. Je ontvangt dus ook e-mails van anderen. Lees deze goed door en geef als collega-hulpverlener een reactie (feedback) terug. Wat zeg je tegen je collega als deze het initiatief neemt voor preventiemaatregelen?

Decubitus Decubitus is pijnlijk en kostbaar. Maar als preventiemaatregelen goed worden toegepast, is het voor een heel groot deel te voorkomen. Voorbereiding a. Bestudeer het decubituspreventieprotocol en maak een stappenplan decubituspreventie.

Bron Bradenschaal <

27


.

Problemen bij verminderde mobiliteit

fb .v

Mevrouw Groot is zwaar lichamelijk en verstandelijk beperkt, ze ligt veel op een speciaal bed in de woonkamer. Mevrouw is volledig afhankelijk van hulpverleners voor mobiliteit, eten en drinken en persoonlijke verzorging. Mevrouw is volledig incontinent. Mevrouw eet en drinkt moeizaam; als aanvulling op haar dieet krijgt ze ’s nachts sondevoeding.

u' Ac

tie

Uitvoering b. Voer je eigen stappenplan decubituspreventie uit met behulp van de gegevens uit de casus. Gebruik voor de risico-inschatting de Bradenschaal.

Voer de houdingen en houdingsveranderingen uit.

Ed

Reflectie c. Hoe lijkt het jou om verplicht iedere vier uur van houding te moeten veranderen?

er

ij

d. Hoe zorg je dat je toch zo veel mogelijk rekening houdt met de wensen van de cliënt?

ev

e. Hoe leg je aan de cliënt uit dat de preventiemaatregelen nodig zijn?

Oefening 28

U

itg

Werkmodel Warmte- of juist koudebehandeling <

28

Warm en/of koud Het is voor sporters van belang dat ze hun spieren en gewrichten soepel houden. Je bent wekenlang bezig geweest met 'jouw jongens'. Het was motiveren, het was afzien en het was doorzetten. Met als resultaat … dat de jongens van het inloophuis Nederlands kampioen straatvoetbal zijn geworden. Dus, op naar het wereldkampioenschap! En nu mag jij mee als begeleider van het Nederlandse straatvoetbalteam naar het wereldkampioenschap straatvoetbal in Rio de Janeiro.


Problemen bij verminderde mobiliteit

Voorbereiding • Bestudeer Werkmodel Warmte- of juist koudebehandeling.

tie

b. Noem per blessure de behandeling.

fb .v

.

Uitvoering • Inventariseer welke middelen je mee moet nemen om de sporters te kunnen bijstaan bij eventuele blessures. a. Met welke mogelijke blessures houd je rekening? Noem er minimaal vier.

Ed

u' Ac

c. Geef in je eigen woorden weer wat je verder zou adviseren aan de sporter, zodat hij verantwoord de finale kan spelen.

er

ij

Reflectie d. Dit zijn toch wel een beetje de 'krenten in de pap' van je aankomende werk. Heb jij nu voldoende kennis om de verantwoordelijkheid te kunnen dragen in zulke situaties?

ev

e. Heb je nog rekening gehouden met de omstandigheden in Rio de Janeiro bij de voorbereidingen en inventarisatie? Zo ja, waarmee? Zo nee, zou je dan voor verrassingen komen te staan, als je daar bent?

U

itg

Oefening 29

Warmte- of koudebehandeling Problemen met de mobiliteit kunnen worden verlicht door warmte- en/of koudebehandeling. Wanneer gebruik je warmte en wanneer is kou beter? Voorbereiding • Verdeel klassikaal de volgende doelgroepen: ouderen, EMB-cliënten, dak- en thuislozen. • Verdeel vervolgens de volgende problemen: gewrichtspijn, stijfheid, overbelasting, ontsteking, kneuzing, spierpijn, warm en gezwollen gewricht.

29


Problemen bij verminderde mobiliteit

fb .v

.

Uitvoering • Overleg met elkaar welke behandeling je zou starten: warmte- of koudebehandeling. • Geef daarbij aan wat het effect is van de behandeling, wat het doel is en hoe je de behandeling zou toepassen. • Vervolgens gaan jullie het advies van de behandeling uitleggen aan je medestudenten, waarbij je het effect, het doel en hoe je dat bereikt toelicht. • Houd bij alles rekening met je doelgroep. Reflectie a. Wat is je opgevallen bij het advies voor de verschillende doelgroepen?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

b. Hoe zou je het geleerde in de praktijk kunnen toepassen?

30


Slapen en waken

Slapen en waken

.

Inleiding

fb .v

Naar bed gaan, in slaap vallen en uitgerust weer wakker worden, dat is lekker slapen. Naar bed gaan, woelen en draaien, elk uur van de klok zien en 's ochtends gebroken opstaan is dat zeker niet. Bijna iedereen slaapt weleens slecht, door spanning of examenvrees. Dat is nog geen slaapprobleem. Als iemand regelmatig problemen heeft met inslapen, doorslapen en/of de kwaliteit van het slapen, dan is er sprake van een slaapprobleem. En dan hangt het nog steeds van de persoon af of die het als een slaapprobleem ervaart of niet.

Theoriebron Goed slapen en uitgerust weer wakker <

Ben jij uitgeslapen?

Hoe goed slaap jij? Heb jij eigen slaapgewoonten? Neem jij je smartphone mee naar bed? Denk jij weleens na over je eigen slaapgewoonten? Of is slapen voor jou heel gewoon? Beantwoord de volgende vragen: a. Wat is slaap eigenlijk?

Ed

Oefening 30

Je kunt uitleggen waarom een gezond slaap-waakritme belangrijk is. Je kunt benoemen wat een gezond slaap-waakritme is. Je kunt veelvoorkomende slaapstoornissen herkennen. Je kunt de gevolgen van slaaptekort benoemen. Je kunt maatregelen om het slapen te bevorderen uitleggen.

u' Ac

• • • • •

tie

Leerdoelen

er

ij

b. Wat gebeurt er tijdens de slaap?

d. Noem twee veelvoorkomende slaapstoornissen met de waarneembare symptomen.

U

itg

ev

c. Waar is slapen in ieder geval voor nodig?

31


Slapen en waken

fb .v

.

e. Welke oorzaken zijn er voor slaapproblemen?

f. Hoe kun je verkeerde slaapgewoonten doorgaans doorbreken?

Winst behalen

u' Ac

Oefening 31

tie

g. Noem twee voorbeelden van directe gevolgen van slaaptekort.

Iedereen heeft een eigen slaappatroon. De een heeft meer slaap nodig dan de ander. Er zijn veel oorzaken voor slaapproblemen te noemen. En hoe je een slaapprobleem ervaart, verschilt weer per persoon.

Ed

Voorbereiding • Bestudeer Theoriebron Goed slapen en uitgerust weer wakker. • Beantwoord de volgende vragen. a. Ben jij een ochtendmens of een avondmens? Waarom?

er

ij

b. Hoe ziet jouw ideale slaappatroon eruit?

U

itg

ev

c. Wat zou jij moeten veranderen om aan het ideale slaappatroon te voldoen?

32

d. Welke gevolgen heeft het voor jouw functioneren als jij niet genoeg geslapen hebt?

e. Als je naar je eigen slaapgewoonten kijkt, wat zou je dan kunnen veranderen? En wil je dat ook?


Slapen en waken

Uitvoering • Veel cliënten kampen met slaapproblemen, door allerlei verschillende oorzaken. Welke stappen zou je nemen om achter de oorzaak van het slaapprobleem te komen?

u' Ac

Vertel aan je medestudent wat jij zou kunnen/moeten verbeteren aan je slaappatroon. Je medestudent gaat vervolgens 'in jouw schoenen staan' en jij bent begeleider. Ga het gesprek aan en speel de situatie uit. Wat zeg jij, als begeleider, tegen 'jezelf'? Wat doe je als de cliënt weigert om iets aan de oorzaak van zijn slaapprobleem te doen?

tie

fb .v

.

f. Als een cliënt een slaapproblemen heeft, ga je met diegene in gesprek. Nu blijkt tijdens dat gesprek dat je cliënt hetzelfde moet veranderen als jij om aan het ideale slaappatroon te voldoen. Je geeft in het gesprek de oorzaak van het slaapgebrek aan. Zijn reactie is dezelfde als jouw eigen reactie! Wat doe je dan?

g. Wat zou je doen als je niet achter de oorzaak van het slaapprobleem van een cliënt komt?

Ed

Reflectie h. Iemand staat ineens in jouw schoenen. En dan moet jij jezelf gaan overtuigen. Hoe vond je dat?

Kun jij een ander goed adviseren als jouw eigen handelen jezelf tegenspreekt?

er

ij

i.

Slapeloosheid doorbreken

ev

Oefening 32

U

itg

Theoriebron Slecht slapen en moe weer wakker <

Hoe fijn is goed slapen en uitgerust weer wakker worden? Dat besef je pas op het moment dat het niet meer vanzelfsprekend is. Voorbereiding: • Bestudeer Theoriebron Slecht slapen en moe weer wakker. • Lees vervolgens de volgende casus over Wim. Tijdens de koffieochtend in het wijkcentrum gaat het gesprek op een gegeven moment over de donkere wallen onder de ogen van Wim (66 jaar). Iedereen weet dat hij een half jaar geleden zijn vrouw heeft verloren en dat hij het daar moeilijk mee heeft. Wim geeft zelf ook aan dat hij het leven gewoon niet zo leuk meer vindt, zonder zijn levensmaatje. Het gesprek gaat vervolgens over ervaringen van deze en gene met slecht slapen, het snurken van de partner en televisieprogramma's in de nacht. Aan het einde van de ochtend brengt Wim zijn lege kopje terug en je spreekt hem aan.

33


Slapen en waken

Verdeel de rollen hulpverlener en Wim. Voer het gesprek aan de koffiebar. Het gesprek gaat verder: Wim geeft aan dat hij erg slecht slaapt en daarvoor al bij de huisarts is geweest. Hij krijgt wel slaapmedicatie, maar elke morgen staat hij nog moe op. Hij zou zo graag weer een keer goed willen slapen.

fb .v

• •

.

Uitvoering a. Wat zeg je tegen Wim? Ga met elkaar in overleg hoe je het gesprek zou aanpakken met Wim. Welke vraag stel je aan hem?

tie

b. Gebruik de vicieuze cirkel van slapeloosheid om inzicht te krijgen in het slaapgedrag van Wim en om te kijken hoe zijn vicieuze cirkel te doorbreken is.

u' Ac

c. Wat zou jij als hulpverlener vooral voor Wim kunnen betekenen?

Ed

d. Welke adviezen zou je Wim geven?

er

ij

Reflectie e. Hoe kun je, als hulpverlener, het verschil maken? Waar zit dat in? Waar liggen hierin jouw sterke kwaliteiten en waar ligt voor jou de valkuil?

Oefening 33

Wat als de zon een dag niet opkomt? Wat als je niet weet of het dag of nacht is? Wat als… je in het hoge noorden op Spitsbergen leeft en dit werkelijkheid is?

U

itg

ev

Artikel De aardedonkere maanden (NRC, 3 januari 2012) <

Aardedonker

34

Voorbereiding • Lees het artikel 'De aardedonkere maanden' uit de NRC van 3 januari 2012. a. Welke gevolgen van het leven in de poolnacht noemen de onderzoekers/studenten?


Slapen en waken

fb .v

.

Uitvoering • Bespreek met elkaar de gevolgen van leven in de poolnacht. • Brainstorm vervolgens over hoe je in deze situatie invloed zou kunnen uitoefenen op het slaap-waakritme. • Zoek in kleine groepjes naar hulpmiddelen om het slaap-waakritme te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan daglichtlampen. • Vervolgens maken jullie gezamenlijk een advies voor de onderzoekers en studenten om deze periode beter door te komen.

tie

Nu zijn we een paar maanden verder. De onderzoekers en studenten zijn de poolnacht goed doorgekomen, zonder depressies. Maar dan dient zich het volgende probleem aan: de zon is eindelijk terug en gaat niet meer weg. Weer is het bioritme verstoord. Wat nu? • Brainstorm opnieuw met elkaar over hoe je in deze situatie invloed zou kunnen uitoefenen op het slaap-waakritme. • Ga in kleine groepjes op zoek naar hulpmiddelen om in deze omstandigheden het slaap-waakritme te verbeteren. • Vervolgens maken jullie gezamenlijk een advies voor de onderzoekers en studenten om deze periode goed door te komen.

u' Ac

Reflectie b. Welke adviezen zijn geschikt om toe te passen in de zorgverlening?

Ed

c. Hoe zou jij het vinden om te leven in zulke (extreme) omstandigheden?

er

ij

d. Het draaien van nachtdiensten pleegt ook een aanslag op je bioritme. Welke adviezen neem jij mee voor jezelf?

Uitsmijter

'De nacht is voor het ongedierte!' is een gevleugelde uitspraak van menig oudere. Toch genieten vooral jongeren in het weekend 's nachts van het uitgaansleven. Welke invloed heeft dat eigenlijk? Of is het normaal dat al deze mensen hun bioritme bewust in de war gooien, met de gevolgen nog voelbaar op maandag? Verdeel de klas in twee groepen. De ene helft is voor en de andere helft is tegen de volgende stellingen (wissel per stelling voor en tegen):

U

itg

ev

Oefening 34

• •

Ziekmeldingen op maandagmorgen zijn verdacht. Een werknemer/student is verplicht om in het weekend rekening te houden met zijn verantwoordelijkheid op het werk/op school. Cliënten met een (licht) verstandelijke beperking (18+) die wonen in een instelling moet je drinken van alcohol kunnen verbieden, als het meer dan drie keer is voorgekomen dat ze de dag na overmatig alcoholgebruik hun bed niet uit kwamen en daarmee hun slaap-waakritme verstoren. Iemand met (ernstig) overgewicht hoef je niet te helpen met een transfer. Als je, als hulpverlener, door je werk last krijgt van je rug is dat je eigen schuld.

35


Slapen en waken

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Als je een cliënt al tig keer hebt geholpen met een transfer, dan hoef je niet al je handelingen meer te benoemen. Die cliënt weet toch wat er gaat gebeuren? Het is de verantwoordelijkheid van de cliënt zelf of hij iets doet met de adviezen op het gebied van mobiliteit en slaap-waakritme. Maar als een cliënt zich niet wil houden aan de adviezen, dan wordt de zorgverlening stopgezet.

36


Reflectie

Reflectie

.

Bedenk een moment of situatie tijdens het werken aan de training waarvan je nu vindt dat je het in het vervolg anders zou moeten aanpakken. Kijk terug en doe dit met behulp van de STARRT-methode. Lever het reflectieverslag in bij je docent.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Werkmodel STARRT-methode <

Reflecteren

fb .v

Oefening 35

37


Theoriebron Bewegen is belangrijk

.

Theoriebron Bewegen is belangrijk

fb .v

Inleiding

Belang van bewegen

tie

Elke vorm van beweging is beter dan niets doen. Elk mens heeft de fundamentele behoeften aan eten, drinken, slapen en bewegen. Dat geeft een stabiele basis om goed te kunnen functioneren en om je verder te kunnen ontwikkelen. Wanneer aan die eerste levensbehoeften niet wordt voldaan, kan dat je verdere ontwikkeling en welbevinden in de weg staan.

Ed

u' Ac

Regelmatig bewegen verbetert het humeur en vermindert stress. Het is dus onmisbaar voor een leven in balans. Beweging is vaak het eerste dat erbij inschiet als je moe bent. De verklaring van Ineke Albers, neuropsycholoog: “Om gecoördineerde bewegingen te kunnen maken tijdens een lichamelijke activiteit maak je dopamine aan. Deze stof heeft invloed op je stemming en mentale prestaties. Je wordt er blijer en slimmer van, je kunt beter nadenken en je concentratie verbetert. Dat kost even tijd en gebeurt niet gelijk, maar als je het vaker doet zal je het zeker merken.”

Waarom bewegen?

U

itg

ev

er

ij

Een half uurtje beweging per dag is gezond. En dat hoeft echt geen topsport te zijn. Waarom is bewegen gezond? • Het vermindert stress. Door te bewegen ligt de focus op je lichaam en creëer je rust in je hoofd. Ook maakt het lichaam endorfinen (gelukshormoon) aan, waardoor je je lekkerder voelt. • Het is goed voor hart en bloedvaten. Het verbetert de zuurstofopname en het voorkomt dichtslibben van bloedvaten. • Het verbetert het slapen (behalve als je sport vlak voor bedtijd). • Het versterkt de botten, met name wanneer de botten gewicht moeten dragen, zoals bij stevig wandelen, hardlopen, fitness. • Je krijgt meer energie, door verhoogde zuurstofopname in je lichaam. • Het verbetert de stofwisseling. Meer spieren gebruiken meer energie en het helpt op gewicht te blijven of af te vallen. • Het geeft je een goede uitstraling. Je houding verbetert en je bouwt spiermassa op.

38

Bewegen met een lichamelijke beperking Het is voor mensen met een lichamelijke beperking niet vanzelfsprekend om te bewegen. Bewegen kost iemand met een prothese bijvoorbeeld dertig tot veertig procent meer energie dan in een normale situatie.


Theoriebron Bewegen is belangrijk

Uit onderzoek blijkt dat regelmatige lichamelijke activiteit kan leiden tot verbetering van de stemming, vergroting van het zelfvertrouwen en een betere acceptatie van de beperking. Daarnaast kan sportbeoefening vereenzaming voorkomen of doorbreken en heeft het ook positieve effecten op de lichamelijke gezondheid.

fb .v

.

De keuze van een sport/beweging voor iemand met een lichamelijke beperking hangt af van verschillende aspecten. Stel daarom de volgende vragen: • Wat vindt u leuk om te doen? • Welke mogelijkheden zijn er in de omgeving? • Hoe bewegingsvaardig bent u door uw beperking? • Hoe financiert u de contributie en eventuele aanpassingen?

tie

Oorzaken van bewegingsbeperkingen

u' Ac

Er zijn allerlei oorzaken voor beperkingen bij bewegen. Veelvoorkomende beperkingen zijn: hersenbeschadiging, spasticiteit, spina bifida, spierziekte of hypotonie (te lage spierspanning). Motorische beperkingen kunnen globaal ingedeeld worden in: • stoornis in het lopen door onder andere het missen van een (deel van een) been, te weinig/geen kracht, spasmen • stoornis aan handen/armen door onder andere het missen van een (deel van een) arm of hand, of door te weinig kracht, of door aansturingsproblemen • stoornis in de fijne of grove motoriek, beperking van kleine of grote beweging.

Ed

Bij spasticiteit is de spanning in de spieren zo hoog dat ze stijf worden, waardoor beweging moeilijk gaat en steeds op dezelfde manier wordt uitgevoerd. Bij hypotonie hebben de spieren een te lage spanning, waarbij er verschil is tussen links en rechts. Ook bewegingen tegen de zwaartekracht in gaan moeizaam. Verder kan ook bij het ouder worden bewegen moeizamer gaan.

ij

Gevolgen van bewegingsbeperkingen

er

Bewegingsbeperkingen brengen lichamelijke risico’s met zich mee, zoals het ontwikkelen van onder meer obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten en een inactieve leefstijl. Maar er is ook een verhoogd risico op psychologische, sociale en emotionele problemen.

U

itg

ev

Lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag (weinig tot geen energieverbruik, zoals bij lang zitten) zorgen verder voor stijging van de zorgkosten en hebben invloed op de productiviteit en het aantal gezonde levensjaren. Ouderen en mensen met een verstandelijke beperking hebben vaker een slechte conditie, wat de gevolgen nog weer groter maakt. Zij zijn kwetsbaarder en vaak brozer.

Bijzondere doelgroep In onze cultuur is bewegen heel gewoon en algemeen geaccepteerd. Maar bij veel allochtone mensen is bewegen veelal minder normaal. Met name Turkse en Marokkaanse vrouwen bewegen te weinig. Na onderzoek is geconcludeerd dat familieleden grote invloed hebben op het bewegen, evenals de eigen overtuiging dat bewegen goed is voor de gezondheid.

39


Theoriebron Bewegen is belangrijk

Stimulerende factoren om in beweging te komen zijn gemak, plezier en ondersteuning uit de omgeving. Activiteiten moeten toegankelijk en laagdrempelig zijn. Ook is het soms nodig om de mensen wekelijks te helpen herinneren aan de activiteit. Remmende factoren zijn onder andere (sport-)cultuur in het land van herkomst en kledingvoorschriften.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Ga overigens niet af op algemene kenmerken van een etnische groep, maar houd rekening met culturele verschillen binnen de groep.

40


Theoriebron Voorkomen van fysieke overbelasting

.

Theoriebron Voorkomen van fysieke overbelasting

fb .v

Inleiding

tie

Er komen steeds meer mensen die zorg nodig hebben, de gemiddelde leeftijd van cliënten neemt toe en zij hebben vaker meerdere zorgproblemen tegelijk. Dat betekent dat er meer fysieke inspanning van de hulpverleners wordt gevraagd. Om fysieke overbelasting van hulpverleners te voorkomen is een goed preventief beleid nodig, met tips en tools.

Ergonomisch verantwoord werken

u' Ac

Ergonomisch werken is veilig, gezond, comfortabel en efficiënt werken. Daarvoor zijn allerlei gebruiksvoorwerpen, machines en taken zo ontworpen dat ze het ergonomisch werken bevorderen. Juist gebruik van de hulpmiddelen vergroot het werkplezier en daarmee ook de productiviteit. Daarnaast voorkomt het fouten, ongelukken en uitval.

Ed

Voor de rug zijn drie werkhoudingen belastend: • voorovergebogen houding • zijwaarts gebogen houding • gedraaide rug.

ij

Als je licht voorovergebogen staat, is al een druk van 170 kg meetbaar in de tussenwervelschijf tussen de derde en de vierde lendenwervel. Dit gebeurt bijvoorbeeld als je aan een bed werkt dat net niet op de juiste hoogte staat, als je bij een te lage tafel of te laag aanrecht staat te werken of als je de waskom te laag hebt neergezet.

er

Belasting en belastbaarheid

U

itg

ev

Onder belasting verstaan we alle eisen die aan ons gesteld worden, zowel lichamelijk als geestelijk. Bijvoorbeeld onder druk moeten werken, lang in één houding moeten staan of een passievere cliënt uit bed halen. Belastbaarheid betekent hoeveel belasting je aankunt. Dit is niet altijd goed in te schatten. Stel jezelf daarom regelmatig de vraag: 'Hoe fit voel ik me op dit moment?' Om goed te kunnen functioneren en klachten te voorkomen is het belangrijk om de balans te bewaken tussen belasting en belastbaarheid. Klachten kunnen bijvoorbeeld ontstaan na een periode van weinig sporten of na ziekte. Blijf in balans tussen datgene wat je kunt en dat wat van je gevraagd wordt. Belasting wordt bepaald door:

Belastbaarheid wordt bepaald door:

• gewicht dat verplaatst moet worden • hoe vaak moet worden getild • tijdsduur van de verplaatsing • snelheid van het verplaatsen • omstandigheden van de verplaatsing • werkhouding.

• lichaamsbouw, kracht en conditie • vermoeidheid • getraind zijn in de handelingen • mentaal verwerkingsvermogen • leeftijd • geslacht.

41


Theoriebron Voorkomen van fysieke overbelasting

Voer je een beweging met een versnelling uit, dan belast je je lichaam meer dan wanneer je de beweging rustig uitvoert. Snel duwen, trekken en tillen veroorzaakt een piekbelasting.

fb .v

.

Fysieke belasting

u' Ac

tie

Fysieke belasting van het lichaam kan ontstaan tijdens houdingen en bewegingen. Dit kan worden onderverdeeld in statische belasting (belasting als het lichaam langer dan drie à vier seconden in een bepaalde stand wordt gehouden) en dynamische belasting (belasting van het lichaam tijdens bewegingen).

Statische belasting ontstaat bijvoorbeeld als je bij een tafel staat en even iets opschrijft, of tijdens het wassen en aankleden van een cliënt. Statische belasting wordt vaak vergeten en onderschat. Omdat het zo vaak 'even' gebeurt, levert dit vaak de meeste fysieke klachten op.

Ed

Dynamische belasting ontstaat bijvoorbeeld bij het rijden met een rolstoel, bij transfers of als je iets van de grond tilt.

Vergroten van belastbaarheid

ev

er

ij

Je belastbaarheid kun je vergroten en op peil houden door een goede lichamelijke conditie op te bouwen en een actieve levensstijl te hebben. Beweeg voldoende, bij voorkeur een combinatie van kracht- en conditietraining. Vooral voor vrouwen is het belangrijk om regelmatig ook wat krachtraining te doen, omdat zij van nature minder spiermassa hebben. Laat je verder niet te veel beïnvloeden door de werkdruk en zorg voor gezonde voeding.

U

itg

Arbonormen

42

Omdat het niet zo mag zijn dat je door je werk fysieke klachten krijgt, hebben de overheid en werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken gemaakt om de arbeidsomstandigheden veilig te maken. Deze afspraken zijn vastgelegd in de arbocatalogus. Hierin zijn verschillende methoden en oplossingen beschreven. Als je aan de hand van deze richtlijnen werkt, worden gezondheidsrisico's voor jou zo veel mogelijk beperkt. De belangrijkste arbonormen met de veilige richtlijnen: • (af en toe) tillen: niet meer dan 23 kg, anders niet meer dan 12-15 kg • duwen en trekken: niet meer dan 25 kg met twee handen (maximaal 15 kg per hand), zie de ‘karvragen’ • hurken en knielen: niet langer dan 30 seconden aaneengesloten, niet langer dan in totaal 15 minuten per dag


Theoriebron Voorkomen van fysieke overbelasting

• • •

.

• • •

statische belasting: niet langer dan 4 seconden met gedraaide en/of voorovergebogen of zijwaarts gebogen romp (één minuut is de officiële norm, maar na vier seconden begint de fysieke overbelasting al een rol te spelen) manoeuvreren: zie de ‘rijregels’ armheffing: niet langer dan 1 minuut per keer boven schouderhoogte reiken: niet meer dan 12 keer per uur, niet meer dan 50 centimeter horizontale afstand tussen hand en schouder zitten: niet langer dan 2 uur aaneengesloten, maximaal 5 à 6 uur per dag wringen: niet handmatig, behalve bij incidenteel gebruik van kleine vaatdoekjes staan: niet langer dan 1 uur aaneengesloten, maximaal 4 uur per dag.

fb .v

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Bij tillen, duwen en trekken is de uitvoering (werkhouding) belangrijker dan het exacte aantal kilogrammen.

43


Theoriebron Basisregels voor het verplaatsen van een cliënt

fb .v

.

Theoriebron Basisregels voor het verplaatsen van een cliënt Inleiding

u' Ac

Gezond en veilig werken:

tie

Verplaatsingstechnieken moet je op zo’n manier toepassen dat het zo min mogelijk belastend is voor de cliënt en jezelf. De benaderingswijze, houding en technieken zijn hierbij belangrijk, waarbij je rekening houdt met het feit dat ieder mens verschillend is en anders beweegt. Je nodigt de cliënt met je handelen en houding uit tot bewegen. Op deze manier werk je veilig en gezond.

Doelstellingen: 1. fysieke belasting van de medewerkers verlagen 2. respectvolle benadering van de cliënt verhogen

Te bereiken als elke handeling voldoet aan de volgende drie pijlers:

ev

er

ij

Ed

1. goede werkhouding a. last dichtbij; als je moet reiken staat dan in de schredestand b. rechte rug 2. werken binnen de arbonormen a. tillen: maximaal 12-15 kg (thuiszorg 15 kg, overige zorgsectoren 12 kg) b. duwen en trekken: maximaal 25 kg c. hurken en knielen: maximaal 30 seconden (gebruik zoveel mogelijk een krukje of knielkussentje) d. statische belasting: maximaal 4 seconden in een voorovergebogen en/of zijwaarts gebogen houding 3. haptonomie: de cliënt naar vermogen laten meewerken a. ruimte b. naderen c. uitnodigen d. doorvoelen

U

itg

-> samen met de cliënt bewegen -> lichtere lasten

Filmpje Uitleg voetposities zorgverlener <

44

De basishouding Maak gebruik van omrollen, kantelen of verschuiven. Als je toch moet tillen, til dan niet meer dan 12 tot 15 kg per keer vanuit de juiste werkhouding. De juiste werkhouding • Zorg voor een breed steunvlak in spreid- of schredestand en houd de rug recht. • Verdraai nooit je rug en knieën, maar draai door je voeten te verzetten. • Haal de kracht uit je benen, de beweging komt uit je hele lijf.


Theoriebron Basisregels voor het verplaatsen van een cliënt

Werkhoogte

Tiltechnieken

fb .v

.

Werk tussen heup- en schouderhoogte. De hoogte van het bed varieert met de te verrichten handeling. Bij het kantelen naar je toe zet je het bedhek diagonaal en leun je net boven de heupknik tegen de bovenrand van het hek aan. Het bed staat lager tijdens het kantelen met behulp van een steeklaken en hoger bij het kantelen van je af via de volleybalgreep. De hoogte van het bed is ook afhankelijk van de omvang van de cliënt en zijn positie in het bed. Zorg dat je kunt werken met een rechte rug, met de last zo dicht mogelijk bij je.

u' Ac

tie

Vermijd tillen zo veel mogelijk. Als je moet tillen, mag je volgens de arbonormen meestal niet meer dan 12-15 kg per keer tillen, met daarbij de last zo dicht mogelijk bij je lichaam en een rechte rug. Deze eisen doen je natuurlijk al inzien dat je een groot kind of een volwassene niet moet gaan tillen. Bij het tillen van een persoon komt nog een ander aspect kijken: een mens kan zich namelijk zwaarder of lichter maken. Bij een kind dat aandachtig op de grond speelt en niet opgetild wil worden is het tilgewicht hoger dan het weegschaalgewicht. Omgekeerd is bij een kind dat graag met je mee wil het tilgewicht lager. Bij een cliënt probeer je zo veel mogelijk te kantelen of te verschuiven in plaats van te tillen. Objecten, zoals een emmer, een wasmand of boodschappen, til je wel. Het beste is om vanaf heuphoogte te tillen, zodat je niet hoeft te bukken.

ev

er

ij

Ed

Aandachtspunten bij het tillen: • Houd de last zo dicht mogelijk bij je lichaam. • Til rustig: snel tillen levert extra belasting op. • Draai tijdens het tillen nooit je rug. • Een draaibeweging maak je door, met kleine stapjes, je voeten te verplaatsen. • Vermijd een bolle rug. • Haal de kracht uit je beenspieren, niet uit je rugspieren. • Door om het hoekje te staan of te zitten, wordt de reikafstand verkleind (dichter bij de last) en kan de rug recht blijven. • Span buik- en bilspieren aan als je weet dat je een zware last moet gaan tillen: de druk op de onderrug neemt dertig tot veertig procent af. • Door de knieën gaan als je wilt tillen, is misschien wel fijn voor je rug, maar niet voor je knieën.

Verschillende mobiliteitsklassen

U

itg

Bron Mobiliteitsklassen A tot en met E van Profijtvanarbobeleid.nl <

In de arbocatalogus zijn de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting 2010 vastgelegd. Deze zijn beschreven in de volgende mobiliteitsklassen: • klasse A Cliënten zijn actief, en vrijwel zelfstandig. • klasse B Cliënten zijn vrij zelfstandig, maar niet in staat om transfers en ADL zelfstandig uit te voeren. • klasse C Cliënten zijn in beperkte mate actief, meestal rolstoelgebonden en niet in staat om transfers en ADL zelfstandig uit te voeren. Ze hebben nog wel enige rompbalans en kunnen nog staan, met hulp.

45


Theoriebron Basisregels voor het verplaatsen van een cliënt

Transferprotocollen

fb .v

.

klasse D Cliënten zijn passief en niet in staat om transfers en ADL zelfstandig uit te voeren. Ze hebben onvoldoende rompbalans en kunnen niet staan. klasse E Cliënten zijn vrijwel volledig passief en niet in staat om de transfers en ADL zelfstandig uit te voeren. Ze zijn vrijwel volledig bedlegerig en rolstoelafhankelijk. Mobiliteit is niet zozeer de doelstelling voor hen. Het gaat om het verlenen van optimale zorg en het voorkomen of beperken van complicaties.

u' Ac

tie

Om overbelasting voor hulpverleners te voorkomen, maar ook om de cliënt steeds op dezelfde wijze te begeleiden, zijn er praktijkrichtlijnen opgesteld. In de praktijk betekent dat dat zowel hulpverleners als cliënten op de hoogte moeten zijn van de gemaakte afspraken. Die zijn vastgelegd in een transferprotocol. In elk team is iemand hiervoor verantwoordelijk, een ergocoach of een coördinator fysieke belasting. * Er worden verschillende namen gebruikt, zoals transferprotocol, bewegingsprotocol, mobiliteitsprotocol.

Kenmerken en voordelen van een transferprotocol

er

ij

Ed

Het werken met een transferprotocol biedt voordelen voor zowel cliënt als hulpverlener. Een goed transferprotocol heeft een aantal kenmerken. • concretiseren Praktijkrichtlijnen VVT • goede balans voor zowel hulpverlener als cliënt bij de transfers • arbo toepassen in elk zorgproces • duidelijkheid en eenduidigheid in het handelen bij de cliënt • voorkomen van vallen en ongelukken • (verplicht) stilstaan bij elke fysiek zware handeling • elke hulpverlener weet direct welke handelingen nodig zijn bij de cliënt • bewustwording van risico's en opbouwen van kennis.

U

itg

ev

Voordelen transferprotocol: • afgestemd op zorgvraag cliënt • snel kunnen inspelen op verandering in zorgvraag cliënt • teamafspraken zijn vastgelegd, en zijn toetsbaar en controleerbaar • aandacht voor arboafspraken voor zowel hulpverlener als cliënt • aandacht voor veilig gedrag.

46


Theoriebron Transferhulpmiddelen

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Transferhulpmiddelen

Transferhulpmiddelen

tie

Als het verplaatsen niet meer vanzelf gaat en de cliënt hulp nodig heeft, zijn er gelukkig hulpmiddelen die de cliënt en de hulpverlener kunnen ondersteunen. Dat gaat het best als je het juiste hulpmiddel kiest en dat op de juiste manier gebruikt.

u' Ac

Transferhulpmiddelen hebben het doel de cliënt en hulpverlener te ondersteunen bij het verplaatsen. Er zijn allerlei hulpmiddelen beschikbaar, fysiotherapeut en ergotherapeut kunnen daarin adviseren. Hulpmiddelen worden ingedeeld in verschillende categorieën: 1. hulpmiddelen voor het verplaatsen in bed 2. hulpmiddelen voor het verplaatsen van zit naar zit 3. hulpmiddelen voor bij het verplaatsen/lopen.

Ed

1. Hulpmiddelen voor het verplaatsen in bed

Jezelf in bed verplaatsen is een hele opgave als je minder kracht in je armen of benen hebt. Afhankelijk van wat de cliënt nog zelf kan, zijn er hulpmiddelen beschikbaar.

er

ij

Voorbeelden waarbij de cliënt kan meehelpen (actief): • papegaai driehoekige handgreep waardoor de cliënt zichzelf iets omhoog kan verplaatsen in bed • touwladder ladder die aan het voeteneinde van het bed vastzit waardoor de cliënt zichzelf omhoog kan trekken en tot zit kan komen.

U

itg

ev

Voorbeelden waarbij de cliënt minimaal of niet meehelpt (passief): • hoog-laagbed bed dat omhoog en omlaag gezet kan worden, vaak kunnen verschillende delen van het bed ten opzichte van elkaar verschoven worden zodat de cliënt beter kan zitten • Fowlerbed bed waarvan je het hoofdeinde, middendeel en het voeteneinde onafhankelijk van elkaar kunt bedienen (ziekenhuisbed) • glijzeil.

47


Theoriebron Transferhulpmiddelen

2. Hulpmiddelen voor het verplaatsen van zit naar zit Als het lopen niet meer zo goed gaat verplaatst de cliënt zich van zithouding naar zithouding, van stoel naar stoel. Ook hier kijk je bij de keuze van hulpmiddelen naar de mogelijkheden van de cliënt.

tie

fb .v

.

Voorbeelden waarbij de cliënt een sta-functie heeft (actief): • draaischijf Een cliënt die op een draaischijf staat kan iets gedraaid worden zonder dat hij zijn voeten hoeft te verplaatsen. Een ReTurn is een draaischijf met kniesteunen en een beugel waaraan de cliënt zich kan vasthouden. • sta-op-hulp vergemakkelijkt het opstaan • actieve tillift lift met tilband die cliënten ondersteunt bij het gaan staan en blijven staan zodat de beweging van bijvoorbeeld bed naar stoel gemaakt kan worden.

u' Ac

Voorbeelden waarbij de cliënt geen sta-functie meer heeft (passief): • transferplank/glijplank plank waardoor de cliënt zonder te gaan staan bijvoorbeeld van bed naar stoel verplaatst kan worden • passieve (plafond)tillift een tillift voor bijvoorbeeld transfers van bed naar rolstoel, waarbij gebruikgemaakt wordt van een tilband.

Ed

3. Hulpmiddelen voor bij het verplaatsen/lopen Verplaatsen van punt A naar B kan lopend of met behulp van een rolstoel. Hulpmiddelen voor bij het verplaatsen:

ij

Voorbeelden waarbij de cliënt met ondersteuning kan lopen (actief): • looprekje • rollator • wandelstok

ev

er

Voorbeelden waarbij de cliënt niet meer kan lopen (passief) • rolstoel.

U

itg

Hulpmiddelen voor de hulpverleners

48

Ook hulpverleners hebben soms wat hulp nodig. Als je veel moet staan of lang moet zitten, dan is dit belastend. Gelukkig zijn er hulpmiddelen om je daarbij te helpen. • stasteun een in hoogte verstelbare kruk die naar voren gekanteld staat en die als je erop leunt de benen wat ontlast • zadelsteun een verrijdbare en in hoogte verstelbare paardrijzadelkruk. Op de site van goedgebruik.nl kun je veel filmpjes over het gebruik van hulpmiddelen vinden.


Theoriebron Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis

fb .v

.

Theoriebron Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis Inleiding

tie

Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis gaan over transfers die voor de hulpverlener én de cliënt minimaal belastend en maximaal comfortabel zijn. De benaderingswijze, houding en techniek zijn hierbij belangrijk. De rol van de hulpverlener is uitnodigend en begeleidend. In tegenstelling tot de mechanische verplaatsingstechnieken wordt bij haptonomisch verplaatsen rekening gehouden met het feit dat ieder mens verschillend is en anders beweegt.

u' Ac

Haptonomische benadering

Haptonomie gaat over het voelen van je eigen lichaam (ben ik ontspannen?) en over het gevoel krijgen voor de ander. Je moet je handen niet als grijporgaan gebruiken, maar als middel om je te verbinden met de cliënt: je voelt elkaar (aan) en ervaart of de cliënt gespannen, angstig, tegenwerkend of meewerkend is.

Ed

Bij de haptonomische benadering gaat het niet alleen over verbale communicatie, maar ook over non-verbale communicatie. Dus als je geen woorden gebruikt of kunt gebruiken, laat je de cliënt voelen wat je wilt.

er

ij

Als je in je aanraking een uitnodiging tot bewegen legt en de cliënt laat voelen dat je op zijn ‘antwoord’ (= beweging) wacht, werkt dit activerend en zal de cliënt naar vermogen willen meewerken. Je gaat dan samen bewegen, wat lichter is dan als je het alleen doet. Zelfs passieve cliënten kunnen door mee te willen bewegen, jouw handeling lichter maken. Leg je als hulpverlener druk of dwang in je aanraking, dan worden mensen passief of gaan ze tegenwerken.

U

itg

ev

Haptonomische fenomenen Er zijn in de haptonomie vier thema’s die belangrijk zijn om daadwerkelijk tot dat ‘samen bewegen’ te komen: ruimte, naderen, uitnodigen en doorvoelen. Als je met al deze aspecten rekening houdt, beweeg je niet volgens een vastgesteld patroon, maar beweeg je samen volgens het patroon van de ander. Dit is voor beiden prettiger en respectvoller. Ruimte Hoe kom je de kamer of ruimte van iemand binnen: stil, sluipend of overdonderend? Word je gezien en/of gevoeld door de ander? Kun je de persoon in jouw 'aandacht' of ‘ruimte’ opnemen? Respecteer je de persoonlijke ruimte van de ander en jouw eigen ruimte? Bedenk dat veel handelingen heel dichtbij plaatsvinden. We noemen dit de intieme ruimte. In deze ruimte speelt respect voor elkaar een grote rol. Houd er rekening mee dat de cliënt ook ruimte moet krijgen om te kunnen bewegen. Sluit hem niet op in je nabijheid en je handvatting. Wel moet je zo dichtbij blijven dat het voor de cliënt veilig blijft voelen.

49


Theoriebron Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis

Zelf heb je ruimte nodig om de juiste werkhouding te kunnen aannemen. Een te volle kamer of obstakels, zoals snoeren, belemmeren je in je eigen bewegingsvrijheid, waardoor je kans hebt op fysieke overbelasting. Maak dit bespreekbaar en zoek gezamenlijk een oplossing.

fb .v

.

Naderen Let erop hoe je iemand nadert. Als je op een ander afkomt, gebeurt er altijd iets met diegene. Je kunt daarbij gemakkelijk over iemands grenzen heen gaan, wat het 'samen bewegen’ kan bemoeilijken. Als je iemand rustig nadert, merkt de cliënt beter wat je van hem wilt en kan hij zich daarop instellen. Als hij verkrampt, zal dat niet lukken. Het maakt ook verschil of iemand met jou op gelijke hoogte staat, in een rolstoel zit of op bed ligt. De (machts)verhoudingen liggen dan voelbaar anders. Belangrijk is om de cliënt tijdens het naderen al in je aandacht en gevoel op te nemen.

u' Ac

tie

Uitnodigen Nodig de cliënt uit om samen met jou in beweging te komen. Wacht tot de cliënt op jouw uitnodiging ingaat. Bij oudere mensen duurt het vaak langer voordat ze doorhebben wat je van hen verlangt. Hun zintuigen werken vertraagd. Net zoals zij slechter kunnen zien en horen, is ook de conditie van hun spieren en gewrichten afgenomen en ligt hun tempo lager. De uitnodigende beweging hoort vanuit je hele lijf te komen. Met jouw beweging geef je richting aan de beweging van de cliënt. Een goede uitnodiging is zonder dwang, wat betekent dat de cliënt de vrije keus heeft om er wel of niet op in te gaan. Zo spreek je de cliënt aan op zijn eigen mogelijkheden en kan hij naar vermogen meebewegen. Een goede uitnodiging sla je trouwens niet gemakkelijk af! Als een cliënt door fysieke onmogelijkheden niet kan meebewegen, ga je over op een andere manier van uitnodigen en werken. Uiteindelijk is er een manier die zowel voor jou als voor de cliënt goed is.

er

ij

Ed

Doorvoelen Bij doorvoelen verbind je jezelf met de cliënt, waardoor je informatie van elkaar krijgt. Zo kun je voelen (ervaren) of de cliënt angstig of gespannen is, of dat hij zich op jou richt. Andersom zal de cliënt bij jou kunnen waarnemen of jij je zeker voelt of gespannen bent. Via het doorvoelen weet je of de cliënt bereid is om mee te gaan in de beweging: staat het verkeerslicht op rood of op groen? Door te doorvoelen kun je voelen wanneer zijn beweging op gang komt. Op dat moment zet je de beweging, de transfer, door. Doorvoel je als hulpverlener niet, dan voelt de cliënt direct dat hij als object bewogen wordt en niet als totale mens. Het gaat er ook om dat je leert afstemmen op het bewegingspatroon, tempo en ritme van de cliënt. Dit kan elke dag verschillend zijn. Dat betekent dat je elke keer opnieuw moet doorvoelen en afstemmen.

U

itg

ev

De essentie van haptonomisch verplaatsen is om samen in beweging te komen, zodat voor beide partijen sprake is van lichte lasten.

50

Haptonomische verplaatsen Bij het tillen volgens de haptonomische theorie blijf je ook de basis principes van zoveel mogelijk vermijden van tillen en het vanuit een goede basishouding werken toepassen. Maak de cliënt actief • Vertel of laat voelen wat je gaat doen en nodig de cliënt uit om mee te helpen. • Werk rustig, wacht op respons. Zorg ervoor dat je samen beweegt. Handel niet onverwacht of te snel, want dit roept bij de cliënt afweerspanning op.


Theoriebron Verplaatsingstechnieken op haptonomische basis

.

Aandacht • Heb gevoel voor het feit dat je heel dicht bij de cliënt werkt. Besef dat de cliënt van jou afhankelijk is. De cliënt voelt of je aandacht voor hem hebt. Het werkt veel gemakkelijker als de cliënt zich prettig voelt. • Stem op elkaar af als een transfer door twee hulpverleners wordt uitgevoerd. Werk gelijktijdig en houd gevoel voor elkaar én voor de cliënt.

fb .v

Benadering en uitnodiging Benader de cliënt als totale mens. Je eigen open hand is het instrument waarmee je de cliënt begeleidt. Gebruik je hand niet als grijporgaan, maar om je met de ander te verbinden. Vanuit die verbinding kom je tot samen bewegen. Deze verbinding ontstaat op gevoelsmatig niveau en niet vanuit verstandelijk beredeneren. Elke handeling wordt ingezet vanuit een impuls vanuit je lichaam, waardoor de cliënt uitgenodigd wordt om mee te gaan in de beweging.

u' Ac

tie

Geen 1-2-3! Zet de transfer pas door als je de intentie tot meebewegen voelt van de cliënt. Zou je een transfer doen waarbij je als hulpverlener tot drie gaat tellen, dan vindt die transfer plaats op jouw moment en niet op het moment van de cliënt. Meestal bouwt de cliënt dan afweerspanning op, wat de transfer onnodig zwaar maakt. Als de cliënt zelf aftelt en je merkt dat de verplaatsing daarmee prima verloopt, is tellen geen probleem.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Ruimte • Schep ruimte, zodat je vrij kunt bewegen. • Geef de cliënt de ruimte om te bewegen, maar wel zo dat hij zich veilig voelt. • Zet alles van tevoren klaar en handel binnen handbereik.

51


Theoriebron Goed slapen en uitgerust weer wakker

.

Theoriebron Goed slapen en uitgerust weer wakker

fb .v

Inleiding

De slaap is voor de mens wat opwinden betekent voor een klok. Arthur Schopenhauer

u' Ac

Wat is slaap?

tie

De wetenschap kan vandaag de dag nog geen eenduidig antwoord geven waarvoor we slaap eigenlijk nodig hebben. In ieder geval is slapen nodig voor het lichaam om te ontspannen. Ook herstellen lichaamscellen tijdens onze slaap. Voldoende slaap geeft nieuwe energie en een goed humeur. En: Albert Einstein heeft eens bekend 12 uur per dag te slapen …!

Ed

Slaap is een normale, dagelijks terugkerende toestand, waarbij het bewustzijn is verlaagd en lichaam en geest tot rust komen. Tijdens de slaap verandert er van alles in het lichaam, de spieren ontspannen, hersengolven veranderen, lichaamstemperatuur zakt, ademhaling en hartslag vertraagt en de hersenen blokkeren alle prikkels van de buitenwereld.Oftewel: slaap is een dagelijks terugkerende toestand van lichamelijke rust. En dan word je de volgende morgen weer uitgerust wakker.

De verschillende slaapstadia

ij

De slaap bestaat uit verschillende stadia. Deze hebben een vaste volgorde, de slaapcyclus, en die doorloop je zo’n vier tot zes keer per nacht.

ev

er

Slaapstadia: Lichte slaap • NREM 1-slaap, overgangsfase tussen de waak- en slaaptoestand (duur 1 tot 3 minuten) • NREM 2-slaap, begin van de echte slaap, lichte slaap (duur 42 tot 54 minuten)

U

itg

Diepe slaap • NREM 3-slaap, overgangsfase naar de diepe slaap (duur 3 tot 8 minuten) • NREM 4-slaap, diepe slaap, lichamelijk herstel (duur 15 tot 18 minuten)

52

Droomslaap • Remslaap, snelle oogbeweging, verwerken van informatie en ervaringen (duur 18 tot 24 minuten).


Theoriebron Goed slapen en uitgerust weer wakker

Ochtend- en avondmensen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Wij zijn ingesteld op een natuurlijk ritme van 24 uur: overdag wakker (licht) en 's nachts slapen (donker). Er zijn ochtendmensen en avondmensen. Ochtendmensen springen zo hun bed uit en gaan er 's avonds bijtijds in. Avondmensen komen langzaam op gang, maar kunnen wel tot laat doorgaan. Onder andere bij mensen die 's nachts werken en bij reizigers (door tijdzones) kan dit ritme verstoord raken.

53


Theoriebron Slecht slapen en moe weer wakker

.

Theoriebron Slecht slapen en moe weer wakker

fb .v

Inleiding

Slecht slapen

tie

Voldoende slaap geeft nieuwe energie en een goed humeur. Maar wat als dat allemaal niet zo vanzelfsprekend is? Lang niet iedereen springt de volgende morgen fris en fruitig het bed uit. Dat kan veel verschillende oorzaken hebben. Op langere termijn heeft slecht slapen ook veel gevolgen.

u' Ac

De laatste jaren slapen de mensen in Nederland steeds korter, met alle gevolgen van dien. Een keertje slecht slapen is niet zo'n probleem. Gebeurt het vaker, dan gaan de activiteiten overdag eronder lijden. Slaapgebrek leidt tot verminderde concentratie, slecht humeur, geheugenverlies, verminderde besluitvaardigheid, heftigere emoties en vermoeidheid. Door te weinig slaap herstel je langzamer van ziekten en ben je vatbaarder voor ziek worden.

Ed

Wat is slecht slapen: • niet inslapen • veel wakker worden • te vroeg wakker worden.

ij

Directe gevolgen van slaaptekort zijn onder andere ongelukken en ziekteverzuim. Daarnaast zijn slaappillen één van de meest voorgeschreven medicijnen. Te weinig slaap kost miljarden euro's en - belangrijker nog - je gezondheid.

er

Veelvoorkomende slaapstoornissen

U

itg

ev

Er zijn veel verschillende slaapstoornissen, waaraan verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Deze stoornissen hebben ook verschillende gevolgen. Indeling slaapstoornissen: 1. insomnia (slapeloosheid) door stress, leefstijl, lichamelijke of psychische oorzaken 2. slaapgerelateerde ademhalingsproblemen, bijvoorbeeld slaapapneu 3. hypersomnia (extreme slaperigheid overdag), bijvoorbeeld narcolepsie 4. slaapgerelateerde bewegingsstoornissen, bijvoorbeeld restless legs en nachtelijke beenkrampen 5. geïsoleerde slaapklachten, zoals snurken, kort slapen, praten in de slaap, slaapwandelen.

54

Slaapstoornissen uitgelicht Slaapapneu is een stoornis in de ademhaling, waardoor iemand even (10-60 seconden) geen adem haalt. Na een minuut is er zo weinig zuurstof in het bloed, dat de persoon wakker genoeg wordt om adem te halen.


Theoriebron Slecht slapen en moe weer wakker

Het zuurstofgebrek van 's nachts kan leiden tot hoofdpijn overdag, concentratieverlies en geïrriteerdheid. Lichamelijke gevolgen kunnen zijn: hoge bloeddruk, onregelmatige hartslag en kans op hartinfarct en herseninfarct. Bij ernstige slaapapneu krijgt iemand een zuurstofmasker op.

fb .v

.

Bij het restless legs syndroom (rusteloze benen), heeft iemand een irriterend branderig, kruipend gevoel, met als gevolg een onweerstaanbare drang om benen (of voeten of armen) te bewegen. De irritatie treedt vooral op tijdens rust, waardoor met name 's avonds en 's nachts de klachten toenemen.

tie

Narcolepsie is een slaap-waakstoornis, waarbij slaperigheid en haast onbedwingbare slaapaanvallen overdag kenmerkend zijn. Ook bij voldoende nachtrust kunnen mensen spontaan in slaap vallen. De oorzaak ligt in de hersenen, waar bepaalde hersenstoffen ontbreken

Oorzaken slaapproblemen

u' Ac

Bij slaapproblemen is er vaak wel een duidelijke oorzaak. Mogelijke oorzaken zijn: • fysieke oorzaken: pijn, slaapstoornis, gedwongen houding in bed (niet zelf kunnen draaien), jeuk, hoesten • psychische oorzaken: angst, verdriet (bij overlijden van partner), depressieve gevoelens • leefstijl: onregelmatig werk, uitgaan in het weekend, alcoholgebruik, omdraaien van de dag en nacht, voeding.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Bij aanhoudende slaapproblemen kan een arts een slaapmiddel voorschrijven. Nadeel is dat mensen daaraan gewend raken. Op de lange termijn heeft het zelfs een slechte invloed op het normale slaapritme. Meestal begint een slaapprobleem bij één aspect, maar vervolgens komen er meer aspecten bij, waardoor het slechte slapen blijft bestaan. Dan spreekt men over een vicieuze cirkel.

Slaap je slim van Lifehacking.nl <

Vicieuze cirkel van slapeloosheid.

Beter slapen Om beter te slapen kun je drie dingen in je leefstijl optimaliseren, namelijk je dagindeling, je bezigheden en je slaapomgeving.

55


Theoriebron Slecht slapen en moe weer wakker

fb .v

Bezigheden: • Eet op tijd. • Beweeg. • Beperk koffie (cafeïne) en alcohol. • Pieker niet over problemen, maar slaap er een nachtje over. • Beperk de hoeveelheid licht in de avond (twee uur voor je gaat slapen).

.

Dagindeling: • Ga regelmatig naar buiten, goed voor zuurstof en zonlicht. • Houd een vast slaapritueel aan, het helpt je lichaam voor te bereiden op slaap. • Vind je eigen natuurlijke slaapritme. En slaap niet langer dan nodig is.

tie

Slaapomgeving: • Een omgevingstemperatuur van 16 tot 18 °C wordt geadviseerd. • Zorg voor een rustige omgeving, met zo min mogelijk geluid en licht.

Verkeerd slaapgedrag doorbreken

Ed

u' Ac

Als de slaapproblemen zich niet oplossen met een verandering van leefstijl kan het nodig zijn om het slaappatroon te doorbreken met: • gedragsmatige behandeling – stimuluscontrole, dat wil zeggen: leren het bed weer te verbinden met slaap door steeds even op te staan als de slaap niet komt – slaaprestrictie: de totale tijd in bed inkorten om zo de slaap te verdiepen – ontspanningsoefeningen – cognitieve therapie: leren niet te piekeren voor het slapen en negatieve gedachten om te zetten in positieve gedachten structurele lichaamsbeweging – vier keer per week matig intensief bewegen (uurtje wandelen/fietsen) – overdag of in het begin van de avond bewegen

aanpassen van het dag-nachtritme – dagelijks dezelfde tijden voor het opstaan en naar bed gaan aanhouden – zorg voor minimaal vier uur aaneengesloten slapen – compenseer een slechte nacht niet met lange tijd overdag slapen, maar doe een dutje van maximaal 45-60 minuten

er

ij

kortdurende medicamenteuze behandeling.

U

itg

ev

56


tie

fb .v

Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

.

Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

Inleiding

er

ij

Ed

u' Ac

Cliënten die om wat voor reden dan ook te weinig bewegen hebben een verhoogd risico op een aantal specifieke gezondheidsproblemen. Door het verlenen van preventieve zorg kun je dit risico verlagen.

ev

Passief bewegen voorkomt problemen.

U

itg

Preventieve zorg Preventieve zorg wil zeggen dat de ondersteuning die je biedt gericht is op het voorkomen van complicaties. Dit betekent dat je: • goed op de hoogte bent van de situatie van de cliënt • weet welke gezondheidsrisico’s er kunnen spelen • de cliënt op de juiste manier ondersteunt • continu observeert en gegevens verzamelt • in overleg tijdig preventieve maatregelen neemt.

57


Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging

tie

fb .v

.

Door te bewegen wordt je lichaam gestimuleerd. Door bijvoorbeeld matig intensieve sporten gaat je hart sneller kloppen, stroomt het bloed sneller door je lijf, ga je sneller ademen, span je spieren aan en worden je darmen geprikkeld. Door te bewegen belast je ook je botten waardoor die zich sneller vernieuwen. Bewegen houdt je lijf gezond. De meest voorkomende gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging zijn: • decubitus • flauwvallen • trombose en embolie • longontsteking • uitscheidingsproblemen • smetten • spieratrofie • contracturen.

Decubitus

Ed

Decubitus wordt soms ook wel ‘doorliggen’ genoemd. Decubitus is een plaatselijke beschadiging van huid en/of onderliggend weefsel als gevolg van druk en/of schuifkrachten. Decubitus zie je vaker op plekken waar botweefsel zich vlak onder het huidoppervlak bevindt. Decubitus komt het meest voor: • in de palliatieve zorg doordat de cliënten een slechte algehele conditie hebben • bij personen met beperkingen in het voelen omdat ze niet zelf voelen wanneer het nodig is om van houding te veranderen • bij personen met beperkingen in het bewegen omdat ze niet zelf van houding kunnen veranderen.

U

itg

ev

er

ij

Artikel Decubitus <

u' Ac

Over deze gezondheidsproblemen is veel informatie beschikbaar op het internet daarom geven we hier alleen een korte toelichting.

Decubitus wordt ingedeeld in vier categorieën: • categorie 1: niet weg te drukken roodheid • categorie 2: blaarvorming en ontvelling

58


Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

• •

categorie 3: oppervlakkige decubituswond categorie 4: diepe decubituswond.

fb .v

.

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over decubitus en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt stimuleren zo veel mogelijk te bewegen en regelmatig in een andere houding te gaan liggen (wisselligging) • de cliënt adviseren in het gebruiken van de juiste materialen, bijvoorbeeld een aangepaste matras of een speciaal schaapsvacht • de cliënt adviseren om zijn algemene conditie op pijl te houden of te brengen door gezond te eten en te drinken. Meer informatie over decubitus is te lezen in het Artikel Decubitus.

Flauwvallen is een kort verlies van bewustzijn waardoor de cliënt valt. Flauwvallen is meestal onschuldig: de cliënt komt vaak weer snel bij bewustzijn. Door de val kan de cliënt wel zijn hoofd of iets anders bezeren. Bij oudere cliënten zie je soms botbreuken.

u' Ac

Artikel Flauwvallen <

tie

Flauwvallen

Door snel opstaan kan er een verandering in bloeddruk optreden waardoor iemand duizelig kan worden of zelfs kan flauwvallen. De persoon trekt vaak wit weg, geeft soms aan niet te kunnen zien en zich duizelig of misselijk te voelen. Weer even gaan liggen is dan de beste behandeling.

er

ij

Ed

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over flauwvallen en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt stimuleren om in bed eerst wat oefeningen te doen voor hij gaat zitten en staan Goede oefeningen zijn: – de benen een paar keer één voor één optillen – een paar keer wat dieper ademhalen – de voeten draaien, uitstrekken en naar zich toe trekken • de cliënt stimuleren even op de rand van het bed te blijven zitten en dan indien nodig de oefeningen nog een keer te doen voor hij gaat staan en lopen.

ev

Meer informatie over flauwvallen kun je lezen in het Artikel Flauwvallen.

Trombose en embolie

U

itg

Artikel Trombose <

Trombose en embolie zijn een afsluiting van een bloedvat. Welke klachten een cliënt ervaart na een vaatafsluiting is afhankelijk van de plaats waar de afsluiting plaatsgevonden heeft. Vaatafsluitingen waar iedereen wel eens van gehoord heeft: • hartinfarct • herseninfarct of beroerte • longembolie • trombosebeen. Op de website gezondheidsplein kun je lezen wat de klachten zijn bij deze vormen van vaatafsluitingen.

59


Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

fb .v

Je kunt een trombosebeen als volgt herkennen: • Er is sprake van glanzende en rode verkleuring van de huid. • Het been voelt warmer aan. • De kuit voelt gespannen aan en is dikker door oedeem. • Er zijn pijnsignalen van de cliënt in de kuit en voetzool als je zijn been optilt bij bijvoorbeeld het wassen of bij druk op en overstrekking van de voet. • De cliënt heeft verhoogde lichaamstemperatuur en versnelde pols. • Er is onrust en angst bij de cliënt.

.

Niet alle vormen van trombose worden veroorzaakt door onvoldoende bewegen. Diep veneuze trombose (DVT), in de volksmond wordt dit vaak trombosebeen genoemd, is vaak het gevolg van bedrust. Omdat de spieren van de benen niet gebruikt worden, stroomt er minder bloed naar de spieren en wordt de afvoer van het bloed vertraagd.

u' Ac

tie

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over trombose en wat hij kan doen om dit te voorkomen • de cliënt uitleggen waarom het niet verstandig is om bijvoorbeeld strakke sokken te dragen, kussens onder de benen te leggen of met gekruiste benen te liggen (dit om te voorkomen dat de benen afgekneld worden) • de cliënt stimuleren om regelmatig oefeningen met de voeten en benen te doen: voeten draaien, strekken en naar zich toe trekken, de benen optillen en knieën buigen • de cliënt stimuleren om zodra het mag weer uit bed te komen • de cliënt stimuleren regelmatig van houding te verwisselen (wisselligging) • de cliënt adviseren om elastische lange kousen te dragen • de cliënt ondersteunen bij het gebruik van voorgeschreven antistollingsmedicijnen.

Ed

Longontsteking

U

itg

ev

er

ij

Longontsteking (pneumonie) is een infectie van de longen. Bij cliënten die weinig bewegen en veel liggen zie je als oorzaak van een longontsteking vaak een van de volgende twee oorzaken of een combinatie ervan: • verslikken Als je liggend of halfzittend moet eten is de kans dat je je verslikt groter. Het risico op verslikken neemt nog verder toe als de cliënt een verminderd bewustzijn heeft of al bekend is met slikproblemen. Als een cliënt zich verslikt is het belangrijk dat hij goed hoest om de etens- of vloeistofresten uit zijn luchtwegen en longen te hoesten. Als dit niet lukt blijven er deeltjes in de longen achter waardoor er een longontsteking kan ontstaan. Als cliënten verzwakt zijn dan is hoesten heel vermoeiend en gebeurt het hoesten minder goed. Als cliënten zich niet bewust zijn dat ze zich verslikt hebben dan zullen ze helemaal niet hoesten en kunnen de longen in een extreem geval vollopen met voeding en vloeistof. • onvoldoende doorademen Bij cliënten die veel in bed liggen en minder actief zijn wordt de ademhaling oppervlakkiger waardoor de longen minder goed geventileerd worden. In een deel van de longen komt daardoor minder verse lucht, waardoor micro-organismen de kans krijgen zich te ontwikkelen.

60

De symptomen van een longontsteking zijn: • temperatuurverhoging (bij een ernstige longontsteking kan er een koude rilling optreden door de snelle temperatuurstijging) • hoesten, vaak in combinatie met geelgroen sputum (slijm uit de longen) (bij een ernstige longontsteking kan de cliënt het benauwd hebben en kan er een blauwe verkleuring van huid en slijmvliezen optreden) • pijn bij het ademhalen • verwardheid door koorts en benauwdheid bij ernstige longontsteking.


Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

tie

fb .v

.

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over longontsteking en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt in een goede houding helpen voor het eten en drinken • de cliënt goed observeren bij het eten en drinken zodat je tijdig slikproblemen signaleert en gepaste maatregelen kunt nemen (overleggen met logopediste en diëtiste, dikte van de voeding aanpassen) • de cliënt een rietje aanbieden om te drinken als hij niet mag zitten en de cliënt stimuleren zijn hoofd opzij te draaien bij het drinken • de cliënt stimuleren om actief door te ademen, minstens vijf keer per uur diep ademhalen of zuchten • de cliënt stimuleren bij hoest goed door te hoesten en als het hoesten pijnlijk is, overleggen met een arts of er pijnmedicatie gegeven mag worden • de cliënt stimuleren om zo veel mogelijk te bewegen.

Uitscheidingsproblemen

Urineretentie Urineretentie is het niet kunnen plassen of slechts kleine beetjes plassen, waardoor de urine zich in de blaas ophoopt. Plassen in een po of urinaal op het bed wordt door de meeste cliënten als zeer onprettig ervaren. Dit komt deels door schaamte en deels door de onprettige houding waarin de cliënt zich bevindt. Het gevolg is dat urine vaak wat langer opgehouden wordt en dat er minder goed uit geplast wordt. Sommige mensen lukt het helemaal niet om te plassen. Als de blaas helemaal vol zit ervaart de cliënt pijn en zie je vaak dat de cliënt kleine beetjes plast zonder daar controle over te hebben. Als de situatie langere tijd aanhoudt, is de kans op het ontstaan van incontinentie heel groot. Urine die achterblijft in de blaas heeft residu, waardoor blaasontsteking kan ontstaan. Het is belangrijk dat de cliënt goed blijft drinken. Door langdurige inactiviteit treedt er botontkalking op en als een cliënt dan niet genoeg drinkt, is er een grotere kans op nier- of blaasstenen.

ij

Ed

Artikel Urineretentie <

Uitscheidingsproblemen treden vooral op bij het urineren (urineretentie) en defeceren (obstipatie).

u' Ac

Artikel Obstipatie <

U

itg

ev

er

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over urineretentie en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt stimuleren goed te drinken • de kraan aanzetten als de cliënt gaat urineren • warm water in de po doen en po op ongeveer lichaamstemperatuur aanbieden • de cliënt ondersteunen om zo veel mogelijk rechtop te zitten tijden het urineren • in overleg met een arts controleren of er urine achterblijft in de blaas • mannen adviseren om, als ze moeite hebben met urineren, op hun zij te gaan liggen tijdens het plassen • de cliënt indien mogelijk zo veel mogelijk stimuleren op het toilet te urineren. Meer informatie over urineretentie is te lezen in het Artikel Urineretentie. Obstipatie: Obstipatie is een verstopping van de darmen. Door weinig lichaamsbeweging worden de darmen minder gestimuleerd. De klachten bij obstipatie zijn buikpijn en als de obstipatie langere tijd aanhoudt ook misselijkheid en braken. De eerste symptomen zijn vaak een afwijkend ontlastingspatroon, moeizame stoelgang en ontlasting die harder is.

61


Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

fb .v

.

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over obstipatie en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt stimuleren voldoende te drinken • de cliënt stimuleren langer en vaker te bewegen • de cliënt stimuleren vezelrijke voeding te gebruiken, eventueel pruimensap • de cliënt stimuleren om voldoende de tijd nemen voor de toiletgang en samen met de cliënt zorgen voor voldoende privacy • de cliënt adviseren om in overleg met een arts laxeermiddelen te gebruiken. Meer informatie over obstipatie is te lezen in het Artikel Obstipatie.

Smetten

u' Ac

tie

Smetten (intertrigo) is een oppervlakkige huidaandoening in de (grote) huidplooien. Smetten is het gevolg van huid-op-huidcontact. Doordat huidlagen tegen elkaar bewegen kunnen kleine huidbeschadigingen ontstaan. Vocht en warmte verergeren de huidbeschadigingen doordat ze de huid verweken. Door de huidbeschadigingen ontstaan er eerder bacteriële of schimmelinfecties. Er zijn vier fasen te herkennen: • fase 1: huid intact, kleur lichtrood, soms jeuk en/of schrijnend gevoel • fase 2: huid intact, kleur felrood met glanzend aspect, soms jeuk en/of schrijnend gevoel • fase 3: huid kapot, felrode kleur, natte huid, scherpe wondlijn, soms jeuk en/of schrijnend gevoel • fase 4: huid kapot, witte, gele of groene verkleuring, bijna altijd een onaangename geur, zwelling (bij een bacteriële infectie) en eilandjes (bij een candida-infectie).

Ed

Artikel Aanbevelingen preventieve maatregelen smetten <

Smetplekken kunnen heel pijnlijk zijn. Cliënten met overgewicht, verminderde weerstand, vochtige huid door veel zweten of incontinentie, verminderde mobiliteit hebben een verhoogd risico op smetten.

er

ij

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over smetten en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt stimuleren/ondersteunen om de huid goed te verzorgen • de cliënt adviseren katoenen kleding te dragen als hij veel transpireert • de cliënt ondersteunen bij het voorkomen van huid-op-huidcontact • de cliënt stimuleren om de huid dun in te smeren met zinkolie of barrièrespray.

U

itg

ev

Lees voor meer informatie over het voorkomen en behandelen van smetten het Artikel Aanbevelingen preventieve maatregelen smetten.

62

Spieratrofie Spieratrofie is het dunner en minder krachtig worden van de spieren. Dit verschijnsel treedt op als spieren minder gebruikt worden. Spieratrofie treedt al snel op: als je bijvoorbeeld je arm breekt en die een paar weken in het gips hebt gehad, merk je al dat je arm dunner is geworden en dat je lang niet meer zo sterk bent. Gelukkig herstelt spieratrofie snel als je gezond bent en je de arm en de spieren weer gaat gebruiken.


Theoriebron Gezondheidsproblemen door onvoldoende lichaamsbeweging voorkomen

Contracturen

Contractuur is een dwangstand van een gewricht waardoor klachten bij het bewegen en pijn ontstaan. Door langdurig in een bepaalde houding te zitten of te liggen worden spieren minder gebruikt en verandert de spanning en het volume van de spieren. Hierdoor worden de bewegingsmogelijkheden van de gewrichten beperkt.

tie

Artikel Spitsvoet <

fb .v

.

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over spieratrofie en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt stimuleren actief te bewegen en als actief bewegen niet mogelijk is, dan met de cliënt overleggen om fysiotherapie in te schakelen om passief te bewegen • de cliënt ondersteunen om de oefeningen die de fysiotherapie voorschrijft volgens afspraak uit te voeren door actief of passief bewegen.

Contracturen zie je vooral in armen, handen, heupen, knieën en voeten. Omdat de spanning en kracht van buigspieren vaak groter is dan strek spieren zie je vaker buigcontracturen.

u' Ac

Bij de volgende aandoeningen komen contracturen vaker voor: • spastische verlamming • reuma • CVA • dystrofie • spierziekten • littekenweefsel bij gewrichten • dementie.

er

ij

Ed

Preventieve zorg: • de cliënt voorlichting geven over contracturen en wat hij zelf kan doen om dit te voorkomen • de cliënt stimuleren actief te bewegen en als actief bewegen niet mogelijk is, dan met de cliënt overleggen om fysiotherapie in te schakelen om passief te bewegen • de cliënt ondersteunen om de oefeningen die de fysiotherapie voorschrijft volgens afspraak uit voeren door actief of passief bewegen • de cliënt stimuleren om regelmatig in een andere houding te gaan liggen (wisselligging) • de cliënt stimuleren om gebruik te maken van hulpmiddelen om de gewrichten te ondersteunen zoals bijvoorbeeld kussentjes, voetenplank, zandzakjes en spalken.

U

itg

ev

Een speciale vorm van contractuur is de spitsvoet. Een spitsvoet ontstaat doordat de kuitspieren te gespannen zijn. Bedlegerigheid is een van de voornaamste oorzaken, zeker als de dekens strak ingestopt zijn waardoor de voet de neiging heeft om naar beneden te staan. In het Artikel Spitsvoet kun je meer informatie lezen over deze vorm van contractuur.

63


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.