Cursus Anatomie, fysiologie en pathologie Deel 6

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Anatomie, fysiologie en pathologie Deel 6


Colofon Auteur: Christine Dirkse en Ditty Verveda Titel: Anatomie, fysiologie en pathologie Deel 6 ISBN: 978 90 3724 023 8 ©

fb .v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

u' Ac

tie

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

Ed

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

7

Anatomie en fysiologie van de hormonen Anatomie, fysiologie – Hormoonstelsel

9

12

Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Reflecteren

23

27

Theoriebron Hormonen

29 31

u' Ac

Theoriebron Belangrijke hormonen

15

tie

Pathologie – Voortplantingsstelsel

fb .v

Oriëntatie

4

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel Theoriebron Voortplantingsstelsel Theoriebron Menstruatiecyclus

33

37

40

Ed

Theoriebron Pathologie voortplantingsstelsel

43

45

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Seksueel overdraagbare aandoeningen

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Hormonen zijn stoffen met een specifieke werking op één of meer organen. Hormonen spelen een belangrijke rol in allerlei processen van het lichaam, zoals bij een zwangerschap. Tom en Jeanet zijn dertien jaar en gaan naar de middelbare school. Wanneer je naar hen kijkt valt op dat Jeanet duidelijk vrouwelijke kenmerken heeft. Tom is klein, smal en heeft nog geen baardgroei. Maaike heeft diabetes. Zij moet iedere dag insuline spuiten. In het leven van Jeanet, Tom en Maaike spelen hormonen een grote rol. Hoe is dat bij jou?

er

ij

In de maandelijkse menstruele cyclus spelen hormonen een grote rol.

Leerdoelen

U

itg

ev

Na het doorlopen van deze module kun je: • de anatomie en fysiologie van het hormoonstelsel beschrijven • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van het hormoonstelsel beschrijven en benoemen • de anatomie en fysiologie van het voortplantingsstelsel beschrijven • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van het voortplantingsstelsel beschrijven en benoemen.

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met een beroepsproduct. Dit wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Beroepsproduct: Zwanger?

fb .v

.

Planningsformulier <

tie

Sharon is zo blij! Sharon verwacht over twee maanden haar eerste kindje. Sharon en haar man hadden al zeer lang een kinderwens. Een half jaar geleden heeft Sharon een miskraam gehad na een zwangerschap van tien weken. Met de gynaecoloog hadden zij ook al eens gesproken over de mogelijkheden van zwangerschap via ivf. Omdat Sharon hoge bloeddruk heeft en bekkeninstabiliteit moet zij veel rust houden. De man van Sharon is voor zijn werk langere tijd in het buitenland. Als verzorgende kom je twee keer in de week bij Sharon om haar te ondersteunen bij het douchen.

Ed

u' Ac

Dit beroepsproduct bestaat uit twee delen. Je levert voor beide onderdelen een schriftelijke uitwerking aan. 1. Maak op een poster duidelijk welke rol de verschillende hormonen spelen bij de zwangerschap. 2. Maak op een tweede poster duidelijk wat er gebeurt bij een miskraam. 3. Wanneer mensen niet spontaan zwanger kunnen worden zijn er andere manieren om zwanger te worden. Maak een rijtje van mogelijkheden en verdeel de mogelijkheden over groepjes in de klas. Ieder groepje maakt een digitale presentatie waarin zij duidelijk maken wat deze manier van zwanger worden inhoudt.

Eisen aan de uitvoering

er

ij

1. Opdracht A, B en C voer je in een groepje uit. Overleg met de docent hoe groot de groepjes mogen zijn. 2. Opdracht C voer je uit, nadat de docent opdracht A en B heeft goedgekeurd. 3. Bespreek met je docent hoe je de poster van opdracht A en B inlevert.

U

itg

ev

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

5


Over deze cursus

Eisen aan het beroepsproduct

fb .v

.

Je beroepsproduct wordt beoordeeld op de volgende punten: • In de uitwerking A laat je zien dat je de werking van hormonen bij zwangerschap begrijpt. • In de uitwerking B laat je zien dat je weet wat er gebeurt bij een miskraam. Je kunt laten zien wat het verband is bij een goed verlopende zwangerschap en een zwangerschap die voortijdig wordt afgebroken. • In de uitwerking C wordt een ‘andere vorm van bevruchting’ digitaal duidelijk • Uitwerking A, B en C zijn netjes en verzorgd. • De uitwerking A, B en C is door jullie zelf geschreven zijn en niet overgenomen van de theoriebron van deze module. Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Doe dit door er een taak voor aan te maken.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Oriëntatie hormonen

fb .v

.

Hormonen zie je niet en zijn toch van levensbelang. Zij vervullen een taak bij veel processen van het lichaam. We worden geboren als meisje of jongen en groeien uit tot vrouw of man. Het lijkt allemaal vanzelf te gaan, maar dat is niet zo. Hieronder staan opdrachten om je kennis over hormonen weer op te halen.

u' Ac

tie

a. Welke hormonen komen voor in jouw lichaam? Schrijf met zijn tweeën zo veel mogelijk hormonen op. Weet je ook of deze hormonen voor mannen of vrouwen zijn? Schrijf je antwoorden op een apart papier. b. Sanne heeft al sinds haar zesde jaar diabetes. Het lijkt alsof zij een normaal leven lijdt. Toch is dat niet helemaal zo. Zij moet zichzelf dagelijks injecteren. Waarom moet Sanne zich injecteren? Waarmee moet Sanne zich injecteren?

c. Jaarlijks krijgen meer dan 100.000 mensen een seksueel overdraagbare aandoening. Vooral bij jongeren komt dit veel voor. Welke soa’s zijn er? Hoe krijg je een soa? Maar nog belangrijker: hoe voorkom je dat je een soa oploopt? Bespreek dit eerst in tweetallen en dan met je hele klas.

Ed

Testosteron is een hormoon dat de mannelijke primaire en secundaire geslachtskenmerken bevordert. Primaire geslachtskenmerken zijn kenmerken die al vanaf de geboorte aanwezig zijn. Secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen pas in de loop van je leven. Weet je wat de primaire en secundaire geslachtskenmerken van een jongen/man zijn?

ev

er

ij

d. Primaire geslachtskenmerken:

U

itg

e. Secundaire geslachtskenmerken:

7


OriĂŤntatie

Net als mannen hebben ook meisjes/vrouwen primaire en secundaire geslachtskenmerken. Weet je welke dat zijn?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

g. Secundaire geslachtskenmerken:

fb .v

.

f. Primaire geslachtskenmerken:

8


Anatomie en fysiologie van de hormonen

.

Anatomie en fysiologie van de hormonen

fb .v

Inleiding

tie

Hormonen komen in heel kleine hoeveelheden in ons lichaam voor. Het hormoonstelsel zorgt er met het zenuwstelsel voor dat het lichaam als een geheel functioneert. Om alle onderdelen van je lichaam goed te laten samenwerken is er steeds overleg nodig tussen de verschillende delen. Hormonen zijn chemische boodschappers die berichten over en weer zenden en organen aanzetten om harder of minder hard te werken.

Leerdoelen

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt: • uitleggen op welke manier hormonen bijdragen aan homeostase van het lichaam • de anatomie van hormoonklieren beschrijven • beschrijven hoe hormoonafgifte gereguleerd wordt in het lichaam • de werking en regulatie van de hormonen groeihormoon, tyroxine, ACTH, cortisol, adrenaline, glucagon en insuline beschrijven.

U

itg

ev

De fight-flightreactie is een reactie van het lichaam op een stressvolle situatie. Deze reactie staat onder invloed van hormonen.

9


Anatomie en fysiologie van de hormonen

Zowel het zenuwstelsel als het hormoonstelsel zijn betrokken bij de homeostase in het lichaam. Ieder stelsel doet dat op haar eigen manier. Kies in het schema wat bij het zenuwstelsel en wat bij het hormoonstelsel hoort. Zenuwstelsel

Theoriebron Hormonen <

snel / traag

Weg van signaaloverdracht

via cellen / via bloed

Plaats waar het signaal ontstaat

hersenen / klieren

Aard van signaal

chemisch / elektrisch

Duur van werking

kort / lang

Homeostase van het lichaam

snel / traag

via cellen / via bloed hersenen / klieren

chemisch / elektrisch kort / lang

tie

Snelheid

u' Ac

Opdracht 3

Hormoonstelsel

.

Theoriebron Hormonen <

Zenuwstelsel en hormoonstelsel

fb .v

Opdracht 2

a. Hormonen leggen hun weg af via het bloed. Hoe weet een hormoon ‘waar het naartoe moet’?

Deze afbeelding geeft een overzicht van organen die betrokken zijn bij de productie van hormonen. Geef het juiste woord bij het orgaan.

U

itg

ev

er

Theoriebron Hormonen <

Anatomie van hormoonklieren

ij

Opdracht 4

Ed

b. Hoe heet het orgaan waar het hormoon op gericht is?

1. 2. 3. 4.

10


Anatomie en fysiologie van de hormonen

5. 6. 7.

.

8.

Theoriebron Hormonen < Theoriebron Belangrijke hormonen <

Hormoonklieren Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?

a. De schildklier speelt een rol bij de stofwisseling van bijna alle cellen.

tie

Opdracht 5

fb .v

9.

b. De eilandjes van Langerhans liggen in de bijnier.

u' Ac

c. Insuline verhoogt de bloedsuikerspiegel.

Opdracht 6

Regulatie hormoonafgifte

a. Welk hormoon verwacht je vooral in het bloed na het eten?

b. Welk hormoon verwacht je in het bloed tijdens het sporten?

er

ij

Theoriebron Belangrijke Hormonen <

Ed

d. Glucagon doet de bloedsuikerspiegel stijgen.

ev

c. Welk hormoon komt vrij wanneer je na het sporten een energiereep of een bord pasta eet?

U

itg

Opdracht 7

Andere hormonen In de tabel zie je hormonen die niet in de theoriebron staan, maar wel erg belangrijk zijn. Zoek de hormonen op internet op en zoek uit wat de werking is. Hormoon

Effect op

TSH FSH, LH Prolactine

11


Anatomie, fysiologie – Hormoonstelsel

.

Anatomie, fysiologie – Hormoonstelsel

fb .v

Inleiding

tie

Veel mensen kennen wel iemand met diabetes (suikerziekte). Ook door de toename van overgewicht krijgen steeds meer jongeren diabetes. Diabetes is een ziekte waarbij het hormoon insuline een grote rol speelt. Hormonen regelen belangrijke processen in het lichaam. Ziekte van het hormoonstelsel kan grote invloed hebben op allerlei stofwisselingsprocessen. De bekendste voorbeelden zijn problemen aan de schildklier en diabetes.

Leerdoelen

Opdracht 9

Hyperthyreoïdie/Hypothyreoïdie/Jodium/Struma/Schildklierhormoon

Casus

Casus

er

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel <

Hierna zie je woorden staan die de uitkomst zijn van een puzzel. Wil jij de vragen bij de antwoorden maken en de puzzel verder vormgeven? Overleg met de docent waar je de puzzels ophangt en wat je hier verder mee gaat doen.

Ed

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel <

Ontwerp een puzzel!

ij

Opdracht 8

u' Ac

Na het bestuderen van deze module kun je: • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van de schildklier noemen • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van diabetes beschrijven • de relatie tussen hormonen en stress beschrijven.

U

itg

ev

Een klasgenoot zegt dat ze bloedonderzoek heeft laten doen voor haar schildklier. Het thyroïd stimulerend hormoon (TSH) heeft een veel te hoge waarde. De huisarts zegt dat de schildklier te langzaam werkt en ze heeft medicijnen gekregen. De klasgenoot zegt: ‘Ik begrijp niet waarom mijn schildklier langzamer werkt, terwijl de waardes te hoog zijn. Je zou toch zeggen dat waardes zo hoog zijn omdat de schildklier sneller werkt? Ik snap er niets van!’

12

Welk antwoord kun jij jouw klasgenoot geven?


Anatomie, fysiologie – Hormoonstelsel

Opdracht 10

Op de ouderavond van de crèche is het onderwerp diabetes. Hier staat een dia van de presentatie afgebeeld. Wat ga je erbij vertellen? Schrijf het uit en geef of mail dit aan je docent.

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel <

Ouderavond crèche

Wat kun je zelf doen?

ev

Opdracht 11

Steeds meer mensen krijgen op jonge leeftijd diabetes mellitus. Wat kunnen jongeren doen om te voorkomen dat zij een grotere kans lopen om diabetes mellitus te krijgen? Verdeel de klas in groepen en bedenk ten minste vier dingen die jongeren zouden kunnen doen. Kies iemand uit die deze uitkomsten in de grote groep presenteert.

U

itg

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel <

13


Anatomie, fysiologie – Hormoonstelsel

Opdracht 12

a. Wanneer je een spannende situatie meemaakt zijn er verschillende reacties mogelijk. Bedenk een of meer situaties die je zelf als spannend hebt ervaren en wat je toen dacht, voelde en hebt gedaan. In welk plaatje herken jij je het meeste? Bedenk dit eerst voor jezelf en wissel het dan uit in je groepje.

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Belangrijke hormonen <

Vechten, rennen of ... bevriezen ...

Ed

Er zijn nu veel meer jongeren dan vroeger die niet meer naar school gaan of ziek thuis zijn omdat ze te veel druk of stress ervaren. Stress heeft ook invloed op de hormonen in je lichaam, zoals cortisol en adrenaline.

er

ij

b. Hoe ga jij om met stress? Geeft je schoolwerk je veel stress?

ev

c. Wat kun jij doen wanneer je onder veel druk werkt en uitval/ziekte wilt voorkomen?

U

itg

d. Welk hormoon komt vrij wanneer je je ontspannende activiteit doet?

14

e. Leg uit hoe het komt dat je je door een forse inspanning bij het sporten (bijvoorbeeld hardlopen) toch beter kunt voelen?


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

.

Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Alle levende wezens planten zich voort, zo ook mensen. Ieder mens ontstaat uit een spermacel en een eicel. Dit deel van de module gaat over het vrouwelijk en mannelijk voortplantingsstelsel.

Ieder mens ontstaat uit een spermacel en een eicel.

er

ij

Leerdoelen

U

itg

ev

Na het bestuderen van deze module kun je: • primaire en secundaire geslachtskenmerken beschrijven • de anatomie en fysiologie van de mannelijke geslachtsorganen beschrijven • de anatomie van de vrouwelijke geslachtsorganen beschrijven • de fysiologie van de vrouwelijke geslachtsorganen beschrijven • de bevruchting beschrijven.

15


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Opdracht 13

Testosteron is een hormoon dat de mannelijke primaire en secundaire geslachtskenmerken bevordert. Wat zijn de primaire en secundaire geslachtskenmerken van een jongen of man? a. Primaire geslachtskenmerken:

fb .v

.

Theoriebron Voortplantingsstelsel <

Primaire en secundaire geslachtskenmerken man

Net als mannen hebben ook meisjes/vrouwen primaire en secundaire geslachtskenmerken. Weet je welke dat zijn? a. Primaire geslachtskenmerken:

er

ij

Theoriebron Voortplantingsstelsel <

Primaire en secundaire geslachtskenmerken vrouw

Ed

Opdracht 14

u' Ac

tie

b. Secundaire geslachtskenmerken:

U

itg

ev

b. Secundaire geslachtskenmerken:

16


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Opdracht 15

Casus Josine is een meisje van 11 jaar. Ze heeft leuke vriendinnen met wie ze regelmatig afspreekt. Toch is Josine niet zomaar een meisje, ze is als jongen geboren. Al heel vroeg wist ze dat dat niet klopte. Josine voelde zich helemaal geen jongen. Al heel vroeg droeg ze alleen meisjeskleren en liet ze haar haren groeien. Ten slotte veranderde ze ook haar naam: Jos werd Josine.

fb .v

.

Theoriebron Voortplantingsstelsel <

Geboren in een verkeerd lichaam

a. Hoe noem je iemand die het gevoel heeft te zijn geboren in een lichaam dat niet bij hem of haar past? Je mag het opzoeken op internet.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

b. Stel je voor dat jij een dag niet een jongen maar een meisje was of andersom. Hoe zou je dat vinden? Overleg met een klasgenoot. Noem ten minste één ding wat je er leuk aan lijkt. En één ding wat je helemaal niet leuk lijkt. Licht je antwoord toe.

17


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Opdracht 16

Je ziet hier een afbeelding van de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen. Zet de juiste naam bij de nummers.

1. 2. 3.

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Voortplantingsstelsel <

Anatomie van de vrouwelijke geslachtsorganen

ij

4. 5.

er

6. 7.

ev

8. 9.

itg

Opdracht 17

U

Theoriebron Voortplantingsstelsel <

18

Maagdenvlies a. Sommige mensen praten over maagdenvlies. Waar bevindt dit vlies zich? Je mag het opzoeken op internet.

b. Waarom is het woord vlies eigenlijk een verkeerd woord?


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Opdracht 18 Theoriebron Menstruatiecyclus <

Fysiologie van de vrouwelijke geslachtsorganen Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn:

fb .v

.

c. Sommige mensen zeggen dat het maagdenvlies scheurt en gaat bloeden bij de eerste geslachtsgemeenschap. Is dat zo?

a. De hypofyse speelt een belangrijk rol in de menstruatiecyclus.

tie

b. Follikels komen in grote aantallen uit de eileiders vrij.

u' Ac

c. De spiegel van het hormoon LH is op zijn hoogst gedurende de ovulatie van de vrouw.

d. Progesteron zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies (endometrium) zeer dun wordt.

U

itg

ev

er

ij

Ed

e. De urethra (plasbuis) van de vrouw komt uit in de vagina

19


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Opdracht 19

Ongeveer iedere vier weken wordt een vrouw ongesteld. Het ongesteld zijn is een onderdeel van de menstruele cyclus. Je ziet een afbeelding die de relatie laat zien tussen de hormonen en de menstruatiecyclus. Op internet zijn filmpjes te vinden over de menstruatiecyclus.

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Menstruatiecyclus <

De menstruatiecyclus uitleggen

1. Maak een mindmap over de menstruatiecyclus. 2. Laat deze mindmap daarna aan je docent zien. De docent zal jullie bevragen over wat je hebt opgeschreven. 3. Stel met elkaar vast wat je wel en niet weet en maak een plan om aan deze opdracht te werken. Gebruik hiervoor het Werkmodel Samenwerkingsovereenkomst. 4. Bespreek dit plan met je docent en maak zo nodig verdere afspraken.

ev

er

Werkmodel Samenwerkingsovereenkomst <

Stappenplan

ij

Opdracht 20

Ed

In overleg met je docent maak je een filmpje of poster waarin je aan leerlingen van vmbo TL jaar 4 uitlegt hoe de menstruatiecyclus werkt. Hiervoor gebruik je het stappenplan uit de volgende opdracht.

itg

Opdracht 21

U

Theoriebron Menstruatiecyclus <

20

Bevruchting Wanneer je ongesteld bent, wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten. Dit gebeurt niet wanneer je ongesteld bent. Hoe weet je lichaam dat er een bevruchting heeft plaatsgevonden? En je dus ook niet ongesteld wordt?


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Opdracht 22

Je ziet een afbeelding van de inwendige mannelijke geslachtsorganen. Zet de juiste naam bij de nummers.

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Voortplantingsstelsel <

Mannelijke geslachtsorganen anatomie

1.

ev

2. 3.

U

itg

4. 5. 6. 7. 8. 9.

10.

21


Anatomie, fysiologie – Voortplantingsstelsel

Opdracht 23

Tijdens een ejaculatie (zaadlozing) kan een man niet plassen. Soms duurt het ook even voordat de man daarna weer kan plassen. Hoe komt dit?

Opdracht 24

Fysiologie voortplantingsstelsel man

fb .v

.

Theoriebron Voortplantingsstelsel <

Zaadlozing

Hierna komen stellingen. Geef aan of deze juist of onjuist zijn.

a. Het geslacht van het individu wordt bepaald door het geslachtschromosoom in de eicel.

tie

b. De zaadcellen van de man verlaten de penis via de plasbuis.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

c. Bij een erectie van de penis is er een verhoogde afvoer van bloed.

22


Pathologie – Voortplantingsstelsel

.

Pathologie – Voortplantingsstelsel

fb .v

Inleiding

tie

Spreken over problemen en ziektes die te maken hebben met het voortplantingsstelsel is niet gemakkelijk. Toch komen deze heel erg veel voor. Meer dan 100.000 mensen per jaar krijgen bijvoorbeeld een seksueel overdraagbare aandoening. Jongeren lopen hierop het grootse risico. Sommige ziektes gaan nooit meer weg en kunnen het hele leven problemen opleveren. Je kunt deze aandoeningen zelf krijgen en ook tegenkomen in je werk.

Leerdoelen

Opdracht 25

u' Ac

Je kunt: • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van de meest voorkomende pathologie van het voortplantingsstelsel beschrijven • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van veelvoorkomende soa’s beschrijven.

Pathologie voortplantingsstelsel

Ed

Baarmoederhalskanker, prostaatkanker, verzakking en erectieproblemen zijn problemen die regelmatig voorkomen bij het voortplantingsstelsel. Maak een poster die zichtbaar maakt wat deze ziektes en problemen inhouden. Maak hierbij gebruik van onderstaande signaalwoorden, de theoriebron en internet. De poster mag geen kopie zijn van de theoriebron.

ij

Wat houdt dit probleem in? Wat zijn de kenmerken van deze ziekte? Wanneer (op welke leeftijd) ontwikkelt dit probleem zich vooral?

er

Wie heeft het meeste kans op het ontwikkelen van dit probleem? Bij welke doelgroep komt dit probleem het meeste voor?

ev

Waar in je werk kun jij de zorgvragers met deze probleem ontmoeten?

Stappenplan 1. Overleg met de docent of je deze opdracht alleen maakt of met meerdere leerlingen. 2. Overleg met de docent of je deze opdracht digitaal of op papier maakt. 3. Overleg met je docent wanneer en hoe je deze opdracht aan elkaar presenteert.

U

itg

Hoe kun je het ontstaan van dit probleem voorkomen?

23


Pathologie – Voortplantingsstelsel

Vruchtbaarheidsproblemen kunnen door allerlei problemen ontstaan. Soms is er iets mis met de anatomie van de organen van het voortplantingsstelsel, soms komt het door hormonale problemen. a. Noem twee anatomische problemen die voor onvruchtbaarheid kunnen zorgen.

fb .v

Theoriebron Pathologie voortplantingsstelsel <

Onvruchtbaar

.

Opdracht 26

u' Ac

tie

b. Noem twee hormonale problemen die voor onvruchtbaarheid kunnen zorgen.

Maak een Kahoot waarin je acht vragen stelt over de opdracht uit jouw uitwerking van de pathologie over het voortplantingsstelsel. Overleg met de docent wanneer jullie de Kahoot spelen.

er

Theoriebron Pathologie voortplantingsstelsel <

Pathologie voortplantingsstelsel Kahoot!

ij

Opdracht 27

Ed

c. Noem twee andere problemen die voor onvruchtbaarheid kunnen zorgen.

U

itg

ev

Website Kahoot <

24


Pathologie – Voortplantingsstelsel

Zet de juiste termen in het schema. Kies uit: Virus verdwijnt niet uit je lijf Vaccinatie mogelijk ter preventie Blaasjes bij verminderde weerstand Druiper Leverontsteking Koortslip/vagina/penis Kan pas na drie maanden in bloed worden aangetoond Komt veel voor Antibiotica Kun je hebben zonder dat je het weet Niet altijd zichtbaar Begint met gewone griep Mannen veel klachten vrouwen weinig klachten ‘Remmers’ als belangrijke medicatie

.

Soa’s zijn seksueel overdraagbare aandoeningen. Het zijn infecties die je op kunt lopen tijdens onveilig vrijen. Een soa geeft niet altijd klachten, maar kan ernstige gevolgen hebben voor je gezondheid als ze niet op tijd worden behandeld.

Chlamydia Genitale wratten

Ed

Gonorroe

u' Ac

tie

Theoriebron Seksueel overdraagbare aandoeningen <

Seksueel overdraagbare aandoeningen 1

fb .v

Opdracht 28

Bacterie Virus Bacterie Virus

Herpes genitalis

Virus

ij

Hepatitis B

er

Hiv/aids

Bacterie

U

itg

ev

Syfilis/lues

Virus

25


Pathologie – Voortplantingsstelsel

Voor een aantal seksueel overdraagbare aandoeningen kun je je laten testen. Kijk op de sites Website SOAAIDS of Website Sense voor het antwoord op de volgende vragen: a. Welke soa’s kun je laten testen?

.

Theoriebron Pathologie voortplantingsstelsel <

Seksueel overdraagbare aandoeningen 2

fb .v

Opdracht 29

Website SOAAIDS <

b. Waar kun je je laten testen?

tie

Website Sense <

u' Ac

c. Wanneer de uitslag van een test negatief is, betekent dit dan automatisch dat je geen soa hebt?

U

itg

ev

er

ij

Ed

d. Wat kost het om een soa-test te laten doen?

26


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 30

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 31

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

er

ij

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Zelfregulatie en zelfsturing

ev

Opdracht 32

U

itg

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

27


Reflecteren

Opdracht 33

Samenwerken

.

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

fb .v

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

28


Theoriebron Hormonen

Theoriebron Hormonen

.

Inleiding

fb .v

Hormonen zijn de signaalstoffen van het lichaam. Samen met het zenuwstelsel houden hormonen onze lichaamswaarden constant: ze zorgen voor een constante hoeveelheid glucose in het bloed, regelen de hoeveelheid water en pH van het bloed en zorgen voor groei en ontwikkeling.

tie

Hormoon

De belangrijkste hormoonklier is de hypofyse. Deze staat in nauwe verbinding met de hypothalamus in de hersenen. Zo kunnen de hersenen en het hormoonstelsel goed samenwerken. Hormonen uit de hypofyse stimuleren weer andere hormoonklieren.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Hormoonklieren maken een stof (een hormoon). Deze stof komt in het bloed terecht en wordt zo door het lichaam verspreid. Het hormoon heeft invloed op bepaalde organen elders in het lichaam. Veel hormonen stimuleren de aanmaak van andere stoffen of remmen die juist. Zo houdt het hormoonstelsel samen met het zenuwstelsel alle waarden in het lichaam constant. Dit constant houden van het interne milieu van het lichaam heet homeostase. Het interne milieu zijn de omstandigheden in ons lichaam, zoals lichaamstemperatuur, bloeddruk, zuurgraad van het bloed enzovoort.

29


u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Hormonen

De hypofyse geeft verschillende hormonen af. Sommige hormonen, zoals MSH en GH werken direct op een doelwitorgaan, andere (zoals ACTH en geslachtshormonen) stimuleren andere hormoonklieren, die op hun beurt weer hormonen aanmaken.

Ed

Doelwitorganen

er

ij

Elk hormoon werkt op een specifiek doelwitorgaan – het orgaan waar het hormoon zijn werking op uitoefent. Elk hormoon ‘weet’ bij welk orgaan het zijn moet. Dat komt doordat elk orgaan cellen heeft met receptoren; ‘vlaggetjes’ die aangeven dat ze bij dat orgaan horen. De lever heeft dus andere ‘vlaggetjes’ dan de maag en ook weer andere dan de nieren enzovoorts. Elk hormoon past alleen op een specifieke receptor, en zal dus alle organen voorbijgaan tot het de receptor tegenkomt met de juiste ‘vlag’. Dan bindt het hormoon aan die receptor en reageert de cel van dat orgaan op het hormoon.

U

itg

ev

Hormoonstelsel en zenuwstelsel

30

Het hormoonstelsel en zenuwstelsel regelen samen dat de verschillende processen in het lichaam op elkaar afgestemd zijn en dat het interne milieu constant blijft. Er zijn wel belangrijke verschillen: • Hormonen worden via het bloed verspreid, terwijl het zenuwstelsel signalen verspreidt via een elektrisch signaal door zenuwcellen heen. • Een signaal van het zenuwstelsel kan heel snel ontstaan en is snel op de juiste plek, maar is ook snel weer weg. Een hormoonklier doet er even over om een hormoon te maken. Het moet dan via het bloed naar het juiste orgaan vervoerd worden, wat langer duurt. Het signaal blijft ook langer aanwezig, totdat enzymen het hormoon weer afbreken.


Theoriebron Belangrijke hormonen

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Belangrijke hormonen

Groei en stofwisseling

tie

Er zijn veel hormonen in het lichaam die belangrijk zijn. In deze theoriebron bespreken we enkele daarvan. Hormonen die te maken hebben met vruchtbaarheid en ontwikkeling van geslachtsorganen bespreken we in een aparte theoriebron.

u' Ac

Het hormoon dat verantwoordelijk is voor de groei, is het groeihormoon (GH). De hypofyse geeft dit hormoon af en het werkt rechtstreeks op de botten. Het zorgt ervoor dat bij kleine kinderen de botten groeien en ontwikkelen. Voor de stofwisseling is het hormoon thyroxine verantwoordelijk. De schildklier maakt dit hormoon. Het zorgt ervoor dat celprocessen plaatsvinden in allerlei cellen in het lichaam. Een slechte werking van de schildklier (te snel of te langzaam) heeft een belangrijk effect op de stofwisseling.

Ed

Stress

In de hersenen kan ook de stof endorfine gemaakt worden. Deze stof heeft het tegenovergestelde effect van adrenaline en cortisol: de spijsvertering en afweer worden gestimuleerd, terwijl hartslag en bloeddruk verlagen. Endorfine komt vrij als je je ontspant, sport en andere leuke dingen doet.

U

itg

ev

er

ij

Als je in een stressvolle situatie komt, reageren de hersenen daarop. Die zorgen direct voor de aanmaak van het hormoon adrenaline. Dit zorgt ervoor dat ons hele lichaam zich klaar maakt om te reageren: dat noemen we de fight-flightreactie (vechten of vluchten). De eerste mensen hadden vooral stress als ze oog in oog stonden met een wild dier. Ze hadden de keus uit hard wegrennen of vechten, anders zouden ze het niet overleven. Onder invloed van adrenaline maakt het hele lichaam zich klaar om dat te doen: de hartslag en bloeddruk stijgen en de ademhaling gaat omhoog, zodat er voldoende zuurstof en glucose naar de organen spieren kan worden gebracht. Er komt extra glucose in het bloed zodat er genoeg brandstof voor de spieren is. Alle organen die niet te maken hebben met vechten of vluchten (bijvoorbeeld spijsvertering, uitscheiding en afweer) worden zo veel mogelijk uitgeschakeld. Als de stress langer duurt, maken de bijnieren het stresshormoon cortisol. Dat hormoon zorgt ervoor dat de stressreactie voor langere tijd doorgaat.

31


Theoriebron Belangrijke hormonen

Bloedsuikerspiegel

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

EĂŠn van de waarden in het lichaam die constant moeten blijven, is glucose in het bloed, de bloedglucosespiegel. Dat is niet eenvoudig, omdat er na een maaltijd via de darmen veel glucose in het bloed terecht komt, terwijl tijdens het sporten veel glucose gebruikt wordt. Het hormoon insuline zorgt dat glucose cellen in kan gaan en slaat glucose op in vetweefsel, spieren en de lever. Zo wordt de grote hoeveelheid glucose dat uit voedsel in het bloed terechtkomt, snel weer uit het bloed gehaald en opgeslagen. Als de bloedsuikerspiegel daalt, wordt het hormoon glucagon gemaakt. Glucagon kan opgeslagen glucose uit lever, spieren en vet terughalen naar het bloed. Zo houden insuline en glucagon de bloedsuikerspiegel min of meer constant. Speciale cellen in de pancreas (alvleesklier), de eilandjes van Langerhans, maken beide hormonen.

Insuline en glucagon houden samen de bloedsuikerspiegel constant.

32


Theoriebron Pathologie hormoonstelsel

.

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel

fb .v

Inleiding

tie

Hormonen regelen belangrijke processen in het lichaam. Ziekte van het hormoonstelsel kan grote invloed hebben op allerlei stofwisselingsprocessen. Bekende voorbeelden zijn problemen aan de schildklier en diabetes.

Struma

u' Ac

Sommige mensen hebben een vergrote schildklier, een struma. Dit kan door allerlei ziektes ontstaan: bijvoorbeeld de ziekte van Graves, waarbij te veel thryroxine gemaakt wordt, een tekort aan jodium en door sommige medicatie.

Te snel werkende schildklier

er

ij

Ed

Soms werkt de schildklier te snel. We spreken dan van hyperthyreoïdie. Bijvoorbeeld bij de ziekte van Graves of bij schildklierknobbels (een cyste, een goedaardig of een kwaadaardig gezwel). Symptomen van hyperthyreoïdie zijn rusteloosheid, slecht slapen, kortademigheid, gewichtsverlies en vaak struma. Met behulp van een bloedonderzoek kun je uitzoeken of er inderdaad sprake is van te veel schildklierhormoon in het bloed. Met medicatie kun je de productie van schildklierhormoon remmen. Ook radioactief jodium kan hierbij helpen. Een risico is dat dit kan leiden tot een te langzaam werkende schildklier, wat dan weer behandeld moet worden. Als de problemen door een schildklierknobbel veroorzaakt worden, kan die operatief verwijderd worden.

U

itg

ev

Te traag werkende schildklier Soms werkt de schildklier te traag. We spreken dan van hypothyreoïdie. De schildklier maakt dan te weinig schildklierhormoon, bijvoorbeeld door een ontsteking in de schildklier. Ook een tekort aan jodium of na een schildklieroperatie kan hypothyreoïdie veroorzaken. De symptomen van hypothyreoïdie zijn tegengesteld aan die van hypertheroïdie: vermoeidheid, hartproblemen, gevoeligheid voor kou, gewichtstoename en verlies van emoties en enthousiasme. Als hypothyreoïdie niet wordt behandeld, kan het leiden tot een coma. Behandeling vindt plaats door toediening van extra schildklierhormoon door medicijnen. Die moet een patiënt vaak levenslang gebruiken, tenzij de werking van de schildklier alleen maar tijdelijk verstoord was door een ontsteking.

33


Theoriebron Pathologie hormoonstelsel

Diabetes mellitus

.

Diabetes mellitus (suikerziekte) betekent letterlijk: zoete urine. Mensen met onbehandelde diabetes mellitus hebben letterlijk zoete urine doordat er veel glucose in de nieren terecht komt. Een ongewenste situatie die tot ernstige complicaties kan leiden. Behandeling van diabetes mellitus is daarom van groot belang. In het Filmpje Diabetes Fonds - Wat is diabetes? wordt uitgelegd wat diabetes is.

fb .v

Filmpje Diabetes Fonds - Wat is diabetes? <

Diabetes en hormonen

Ed

Symptomen

u' Ac

tie

Diabetes mellitus ontstaat door een verstoorde werking van het hormoon insuline. Dit hormoon regelt samen met glucagon normaal gesproken de bloedsuikerspiegel: is er te veel glucose (bijvoorbeeld na het eten), dan zorgt insuline voor opslag daarvan; is er te weinig glucose, dan zorgt glucagon voor het vrijmaken van glucose uit cellen (zie theoriebron Insuline en glucagon). Diabetes mellitus kan op twee manieren ontstaan. Bij diabetes type 1 maakt het lichaam geen insuline aan, doordat het afweersysteem de cellen die insuline maken vernielt; het is een auto-immuunreactie, waarbij het lichaam zich keert tegen cellen die gewoon bij het lichaam horen. Diabetes type 1 komt al op jonge leeftijd voor en heet ook wel jeugddiabetes. Bij diabetes mellitus type 2 maakt het lichaam te weinig insuline en reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Mensen met diabetes type 2 worden er als het ware ongevoelig voor. 90% van de mensen met diabetes heeft diabetes type 2. Dit ontstaat op oudere leeftijd. Overgewicht, weinig beweging, hoge leeftijd en erfelijke aanleg zijn risicofactoren voor diabetes type 2. Tegenwoordig komt diabetes type 2 steeds meer bij jonge mensen voor.

er

ij

Diabetes mellitus herken je aan de volgende symptomen: • veel dorst en veel plassen • vermoeidheid • slecht zien, rode en randerige ogen of dubbelzien • slecht genezende wondjes • kortademigheid of pijn in de benen bij het lopen.

ev

Bij diabetes type 1 komen daarnaast ook andere symptomen voor; ziek en beroerd voelen, misselijkheid en overgeven en veel honger hebben of juist geen eetlust.

U

itg

Behandeling

34

Voor diabetes zijn er verschillende medicijnen om de bloedsuiker te verlagen. Zo zijn er medicijnen die zorgen dat het lichaam weer beter reageert op suiker, of medicijnen die zorgen dat de lever minder suiker aanmaakt of dat de darmen minder suiker opnemen uit de voeding. Als het lichaam te weinig insuline maakt, kan een patiënt insuline in het bloed spuiten.


tie

Jongeren met diabetes type I krijgen vaak een insulinepomp zodat ze niet iedere keer insuline hoeven te spuiten. Deze wordt in de arm of in de buik geplaatst.

fb .v

.

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel

u' Ac

Hyper en hypo

U

itg

ev

er

ij

Ed

Een goede regeling van de bloedglucosespiegel is belangrijk bij diabetes. Is de glucosespiegel te hoog, dan is er een hyper of hyperglycemie. Dit is te herkennen aan veel dorst en veel plassen. Uiteindelijk leidt hyperglycemie tot een hyperglycemische coma, te herkennen aan een diepe ademhaling. De uitgeademde lucht ruikt ook zuur. Dit is een levensbedreigende situatie waarvoor je gauw een arts moet waarschuwen. Bij te veel insuline spuiten of te weinig eten, kan een hypo of hypoglycemie ontstaan. De bloedglucosespiegel daalt dan tot een gevaarlijke laag gehalte. Het lichaam reageert hierop door het stresshormoon adrenaline aan te maken. Ook krijgen de hersenen te weinig glucose. Daardoor ontstaan verschijnselen als beven, transpireren, geeuwen, verlammingsverschijnselen en bewustzijnsdaling. Soms lijkt het of de persoon dronken is. Vooral ouderen kunnen bij een hypo snel in een hypoglycemische coma raken. De ernst van een hypo kan erg verschillen. Een hypo is te behandelen door het toedienen van druivensuiker of suikerwater. Als dat niet lukt kun je ook stroop of honing in de wangzak smeren. Daarna is het belangrijk dat de zorgvrager eet.

35


u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Pathologie hormoonstelsel

Als je de symptomen van een hypo of hyper tijdig herkent, kun je veel ellende voorkomen.

Andere complicaties

U

itg

ev

er

ij

Ed

Onbehandelde diabetes kan erg slecht zijn voor het lichaam. Veel glucose in het bloed kan bloedvaten en zenuwen beschadigen. Als bloedvaten in de benen en voeten beschadigd raken, komt er minder bloed in de voeten terecht. Daardoor trekt het gevoel uit de voeten weg en merk je niet dat je een wondje aan je voet hebt. Dit wondje – dat door de diabetes slechter geneest – kan gaan ontsteken en een zweer worden. Diabetische voeten zijn een probleem bij ouderen met diabetes. Het is belangrijk de voeten goed te verzorgen en te controleren op wondjes. Ook in de ogen kunnen problemen ontstaan door beschadiging van bloedvaatjes, waardoor het zicht minder wordt. Complicaties kun je voorkomen door goed op te letten en direct aan de bel te trekken bij slecht genezende wondjes en verminderd gevoel in de voet. Bovendien is het belangrijk om de bloedsuikerspiegel goed in de gaten te houden. Mensen met diabetes gaan daarom zeer regelmatig naar de huisarts of de diabetesverpleegkundige.

36


Theoriebron Voortplantingsstelsel

.

Theoriebron Voortplantingsstelsel

fb .v

Inleiding

tie

Het voortplantingsstelsel is verantwoordelijk voor reproductie: het ontstaan van nakomelingen. De mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen zijn hier helemaal op aangepast. Het gaat om het goed laten ontwikkelen van eicellen en zaadcellen en de bevruchting van een eicel.

Primaire en secundaire geslachtskenmerken

u' Ac

Mannen en vrouwen zijn verschillend. Dat is goed te zien in de anatomie van de geslachtsorganen. Ook de fysiologie van het voortplantingsstelsel is bij mannen en vrouwen duidelijk anders. Dat heeft te maken met invloeden van hormonen: testosteron bij mannen en oestrogeen en progesteron bij vrouwen.

ij

Ed

Sommige kenmerken krijgen mannen en vrouwen al vanaf hun geboorte mee. Dat zijn de primaire geslachtskenmerken. Voorbeelden zijn de penis, balzak, zaadleiders en prostaat bij de man en vagina, schaamlippen en baarmoeder bij de vrouw. In de loop van de puberteit wordt het verschil tussen jongens en meisjes groter. Meisjes krijgen borsten en bredere heupen, terwijl jongens de baard in de keel krijgen, baardgroei krijgen en een adamsappel (door groei van het strottenhoofd). Zowel jongens als meisjes krijgen beharing op hun geslachtsdelen en onder de oksels. Bovendien worden meisjes ongesteld. Geslachtskenmerken die op latere leeftijd onder invloed van geslachtshormonen ontstaan, noemen we secundaire geslachtskenmerken.

er

Mannelijke geslachtsorganen

U

itg

ev

In de mannelijke geslachtsorganen worden spermacellen geproduceerd. In deze zaadcellen van de man bevinden zich 23 chromosomen, die samen met 23 chromosomen uit een eicel het DNA vormen van een embryo. Alle organen in het mannelijk geslachtsstelsel zijn gericht op het ontwikkelen van deze zaadcellen, de opslag daarvan en de productie en afgifte van sperma tijdens geslachtsgemeenschap. Dit zijn de belangrijkste geslachtsorganen van de man: • De penis, die bestaat uit de eikel en de schacht. De eikel ligt aan het uiteinde van de penis en is bedekt met een voorhuid, waar veel talgklieren in zitten. Die produceren smeer, waar vuil kan ophopen en ontsteken. Daarom is het schoonmaken van de eikel van groot belang. In de schacht liggen zwellichamen. Die kunnen zich met bloed vullen, waardoor stijfheid (erectie) ontstaat. Door het opzwellen van de zwellichamen wordt de urinebuis afgesloten, waardoor er geen urine wordt uitgescheiden tijdens een erectie. • De balzak (scrotum) bevat twee zaadballen (testes) waar de zaadcellen geproduceerd worden. De lichaamstemperatuur is 2 graden lager dan de normale lichaamstemperatuur, wat de ideale temperatuur is voor de productie van zaadcellen. De testes produceren ook het mannelijk hormoon testosteron. • De bijballen liggen tegen de zaadballen aan. De gevormde zaadcellen worden in de bijballen opgeslagen.

37


Theoriebron Voortplantingsstelsel

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Vanaf de bijballen lopen twee buizen naar de buikholte: de zaadleiders. Die vervoeren de zaadcellen naar de prostaat. De prostaat ligt om de urinebuis heen en produceert prostaatvocht; melkachtig vocht dat de zaadcellen beweeglijk maakt. Vlak voor de prostaat liggen zaadblaasjes, die ook vocht produceren. Vocht uit de zaadblaasjes, prostaatvocht en zaadcellen vormen samen sperma. De urineleider is verantwoordelijk voor vervoer van zowel urine als sperma.

.

De voortplantingsorganen van de man.

ij

Vrouwelijke geslachtsorganen

U

itg

ev

er

De vrouwelijke geslachtsorganen zijn niet alleen bedoeld voor het produceren en in leven houden van eicellen, ze vervoeren ook sperma dat uit de penis komt na geslachtsgemeenschap. Bovendien maken ze het lichaam klaar voor een zwangerschap, voor het geval een eicel bevrucht wordt.

38

De belangrijkste geslachtsorganen van een vrouw zijn: • De schaamheuvel ligt voor het schaambeen en bevat veel onderhuids bindweefsel. Op de schaamheuvel groeit veel schaambeharing. • De vulva bestaat uit de grote schaamlippen, de kleine schaamlippen en de clitoris. De kleine schaamlippen scheiden smeerstof af met hun talgklieren. De clitoris is de plaats waar de kleine schaamlippen aan de voorkant samenkomen. Deze heeft veel bloedvaten en zenuwen en is bijzonder gevoelig. Bij seksuele prikkeling zwelt de clitoris op. Aanraking van de clitoris zorgt ook voor afscheiding van slijmerig vocht bij de schede, waardoor de penis gemakkelijker kan binnendringen. • De schede (vagina) is de ingang naar de baarmoederhals. Dit is de plaats waar de penis binnendringt bij geslachtsgemeenschap en waar een baby bij de geboorte naar buiten komt. • De baarmoeder is een peervormig orgaan met een holte, die via de baarmoederhals in verbinding staat met de vagina. De binnenkant van de holte heeft slijmweefsel, het baarmoederslijmvlies. De baarmoederhals is normaal afgesloten door slijm, om bacteriën uit de vagina tegen te houden. Zaadcellen uit sperma kunnen hier wel doorheen dringen.


Theoriebron Voortplantingsstelsel

•

u' Ac

tie

fb .v

.

•

De eierstokken liggen aan beide zijden van de baarmoeder in het bekken. Hier rijpen onrijpe eicellen elke maand tot een rijpe eicel. De eileiders vangen deze rijpe eicel op. Als de eicel in de eileider wordt bevrucht, groeit het embryo deels in de eileider, waarna die naar de baarmoeder getransporteerd wordt.

De voortplantingsorganen van de vrouw.

U

itg

ev

er

ij

Ed

De geslachtsorganen van de vrouw aan de buitenkant.

39


Theoriebron Menstruatiecyclus

.

Theoriebron Menstruatiecyclus

fb .v

Inleiding

Vrouwen in de vruchtbare leeftijd (tussen het begin van de puberteit en de menopauze) worden maandelijks ongesteld, tenzij ze zwanger zijn. Deze menstruatie is onderdeel van de menstruatiecyclus.

tie

Het doel van de menstruatiecyclus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

De menstruatiecyclus heeft tot doel het rijpen van een eicel, zodat die door een zaadcel bevrucht kan worden. Voor het geval bevruchting plaatsvindt, maakt het lichaam de baarmoeder klaar voor innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen bevruchting plaatsvindt, sterft de rijpe eicel af en wordt het extra geproduceerde baarmoederslijmvlies afgestoten: de menstruatie.

40

De menstruatiecyclus duurt gemiddeld 28 dagen. De ovulatie vindt plaats rondom de 14e dag. De menstruatiecyclus begint met de menstruatie. Een vrouw is dus ongeveer 14 dagen na de eerste dag van de menstruatie vruchtbaar.


Theoriebron Menstruatiecyclus

Rijping van de eicel

tie

Geen bevruchting

fb .v

.

Rijping van de eicel vindt plaats doordat de hypofyse de hormonen FSH en LH afgeeft aan het bloed. In reactie hierop maken de eierstokken oestrogeen. Door oestrogeen (bekend als het vrouwelijke geslachtshormoon) zorgt dat een eicel in de eierstok gaat rijpen. Er rijpt altijd één eicel, of links, of rechts. De eicel ligt in een groepje cellen, dat zorgt voor voldoende voedingsstoffen voor die eicel. Als de eicel rijp is, maakt hij zich los uit deze groep cellen: de eisprong of ovulatie. De eicel komt in de eierstok terecht, en de cellen rondom de eicel blijven als geel lichaam achter in de eierstok. Dit gele lichaam maakt het hormoon progesteron; dat remt de aanmaak van oestrogeen, waardoor er geen nieuwe eicel gaat rijpen. Bovendien zorgt progesteron dat het baarmoederslijmvlies gaat toenemen.

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Als er geen bevruchting plaatsvindt, sterft het gele lichaam vanzelf af. Daardoor neemt ook de hoeveelheid progesteron weer af – er is geen geel lichaam meer om progesteron te produceren. Daardoor wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten – de menstruatie begint. Doordat er geen progesteron meer is, kan er opnieuw oestrogeen gemaakt worden, en kan er dus een nieuwe eicel rijpen. Na de menstruatie duurt het ongeveer twee weken voor een nieuwe eisprong plaatsvindt.

U

itg

De menstruatiecyclus schematisch. Bekijk de afbeelding. Bovenaan zie je het volgende: In de eerste 14 dagen van de cyclus rijpt de eicel. Na de ovulatie wordt de eicel geel lichaam. Het produceert dan progesteron, totdat het afsterft. Daaronder zijn de hoeveelheden oestrogeen en progesteron te zien. Hier is duidelijk te zien dat na de ovulatie de hoeveelheid progesteron toeneemt (door het gele lichaam) en de hoeveelheid oestrogeen juist afneemt. Je ziet onderaan dat het baarmoederslijmvlies door meer progesteron langzaam groeit. Op dag 1 van de menstruatiecyclus wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten en begint de menstruatie.

41


Theoriebron Menstruatiecyclus

Wel bevruchting

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Als er in de dagen rond de eisprong, tijdens de vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap plaatsvindt en zaadcellen slagen erin naar de eileiders te ‘zwemmen’, dan kan bevruchting plaatsvinden. Eén van de zaadcellen dringt de eicel binnen. Zodra een zaadcel is binnengedrongen sluit de wand van de eicel, zodat niet meer dan één zaadcel de eicel kan bevruchten. De chromosomen uit de zaadcel komen nu in de kern van de eicel terecht. De helft van de chromosomen van deze bevruchte eicel zijn dus afkomstig van de vader, de andere helft van de moeder. De eicel gaat zich meerdere malen delen en er ontstaat een embryo. Als de bevruchting heeft plaatsgevonden, komt er een hormonaal proces op gang waardoor progesteron geproduceerd blijft worden. Het gele lichaam sterft niet direct af. Hierdoor wordt het baarmoederslijmvlies niet afgestoten en blijft de menstruatie uit.

42


Theoriebron Pathologie voortplantingsstelsel

.

Theoriebron Pathologie voortplantingsstelsel

fb .v

Inleiding

Verstoringen aan het voortplantingsstelsel kunnen onvruchtbaarheid of miskramen veroorzaken, bijvoorbeeld door verstoring van de hormoonbalans. Ook aandoeningen aan de voortplantingsorganen zelf kunnen klachten opleveren.

tie

Vruchtbaarheidsproblemen bij de man

u' Ac

Problemen met de vruchtbaarheid (fertiliteitsproblemen) kunnen door uiteenlopende redenen ontstaan. Die oorzaak ligt net zo vaak bij de man als bij de vrouw. Als de oorzaak eenmaal gevonden is, is in veel gevallen een eenvoudige maatregel of ingreep voldoende om alsnog een zwangerschap mogelijk te maken.

er

ij

Ed

We zetten hieronder belangrijke oorzaken van fertiliteitsproblemen bij de man op een rij: • erectiestoornissen, waarbij de penis onvoldoende stijf of onvoldoende lang stijf is voor normale geslachtsgemeenschap • verstoorde zaaduitstorting, waardoor het zaad niet voldoende diep in de vagina gebracht wordt of het zaad in de blaas van de man terecht komt in plaats van in de vagina • afwezigheid van zaadcellen in het sperma, doordat de zaadleiders afgesloten zijn of door hormonale stoornis van de zaadcelproductie • infectie of ontsteking van de teelballen, bijvoorbeeld door bof of gonorroe • afwijkingen aan de teelballen: verdraaiing, littekenweefsel, zakaderbreuk of niet-ingedaalde teelballen • geneesmiddelen die zorgen voor tijdelijke daling van de vruchtbaarheid (bijvoorbeeld anabolica) • chemotherapie of bestraling bij behandeling van kanker.

U

itg

ev

Vruchtbaarheidsproblemen bij de vrouw Fertiliteitsproblemen bij vrouwen kunnen onder andere veroorzaakt worden door: • hormonale verstoring van de menstruatiecyclus, waardoor de eisprong uitblijft of de eisprong plaatsvindt terwijl de eicel nog niet volledig gerijpt is • verstoord transport van de bevruchte eicel naar de baarmoeder • problemen bij innesteling van het embryo in de baarmoeder, waardoor een miskraam optreedt • verstoring van de doorgang van de baarmoederhals, waardoor zaadcellen niet bij de eicel kunnen komen en geen bevruchting plaats kan vinden • chemotherapie of bestraling bij behandeling van kanker.

43


Theoriebron Pathologie voortplantingsstelsel

Miskramen

fb .v

.

We spreken van een miskraam (spontane abortus) als een embryo voor een zwangerschapsduur van zestien weken overlijdt. Na de zestien weken spreken we niet meer van een miskraam, maar van een vroeggeboorte. Gemiddeld eindigt een op de tien zwangerschappen in een miskraam. Een miskraam kan verschillende oorzaken hebben: • Er is geen echt embryo ontstaan, er is alleen een leeg vruchtzakje. • Het embryo heeft een ernstige afwijking, waardoor het niet levensvatbaar is. • Door een slecht functionerende placenta. Dat kan onder meer ontstaan door roken, waardoor de bloedvaten in en naar de placenta slechter worden. • De baarmoeder is te klein of heeft een schot in het midden, waardoor er te weinig ruimte is voor het embryo. • Een stollingsafwijking van de moeder, waardoor het bloed te snel stolt.

Verzakking

u' Ac

tie

Als een embryo niet meer leeft, kan de moeder kiezen om te wachten tot de miskraam spontaan doorzet en het embryo naar buiten wordt gedreven. Een andere optie is curettage. Hierbij wordt de baarmoeder leeg geschraapt of leeggezogen waardoor het embryo naar buiten komt.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Bij een bevalling kan de bekkenbodem beschadigen. Hierdoor kan in de baarmoeder verzakking voorkomen. De baarmoeder zakt dan in de vagina. Soms is de baarmoeder daardoor van buitenaf zichtbaar. Symptomen hiervan zijn lage rugpijn, trekkingen in de liezen en een zwaar gevoel in de onderbuik. Een operatie kan baarmoederverzakkingen verhelpen.

44


fb .v

Theoriebron Seksueel overdraagbare aandoeningen

.

Theoriebron Seksueel overdraagbare aandoeningen

Inleiding

tie

Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) worden veroorzaakt door virussen of bacteriën. Die verspreiden zich via bloed, sperma, voorvocht of vaginaal vocht. Anders dan veel andere ziekten zijn soa’s dus niet overdraagbaar via bijvoorbeeld druppeltjes in de lucht.

u' Ac

Besmetting

Besmetting van een soa gaat altijd via lichaamsvloeistoffen. Dat wil niet zeggen dat een soa alleen via geslachtsgemeenschap overgebracht kan worden. Ook orale en anale seks kunnen leiden tot overdracht van soa’s. Sommige soa’s, zoals aids, kunnen ook via bloed overgedragen worden. Werk je met patiënten met aids, dan moet je – zeker als je zelf een wondje hebt – oppassen dat hun bloed niet in contact komt met wondjes op je eigen huid.

Ed

Besmetting voorkomen

er

ij

Besmetting met een soa kun je voorkomen door gebruik van condooms. Je moet ervoor zorgen dat je niet in contact komt met lichaamsvloeistoffen van de ander. Veel andere voorbehoedmiddelen, zoals de pil en een spiraaltje, beschermen wel tegen zwangerschap, maar niet tegen soa’s.

Symptomen Soa’s kunnen verschillende symptomen hebben. Sommige soa’s veroorzaken jeuk aan de geslachtsorganen, terwijl andere voor hevige koorts kunnen zorgen en zelfs tot overlijden kunnen leiden. Bekende symptomen zijn: • abnormale (bloederige) afscheiding uit de vagina of plasbuis • bloed bij de ontlasting • branderig gevoel rond de vagina, penis en anus en bij het plassen • blaasjes of zweertjes rond de vagina of op de penis, maar ook in de mond • bloedverlies tijdens en na het vrijen of tussen twee menstruaties door • beestjes op de haren rondom de geslachtsdelen • jeuk rond vagina of penis.

ev

U

itg

Website SOAAIDS <

Bekijk op de website SOAIDS de symptomen bij veel voorkomende soa’s.

45


Theoriebron Seksueel overdraagbare aandoeningen

Behandeling van soa’s

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Sommige soa’s zijn eenvoudig te bestrijden met antibiotica, zoals chlamydia en gonorroe. Andere soa’s, zoals genitale wratten, gaan meestal vanzelf over. Bij besmetting met virussen, zoals hepatitis B en aids, is bestrijding lastiger. Er zijn wel medicijnen die het virus afremmen.

46


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.