9789037240245 dieetleer

Page 1

ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed

Dieetleer

.

fb .v

Cursus


Auteur: Joke Christiaans Inhoudelijke redactie: Bapke Westhoek Titel: Dieetleer

tie

ISBN: 978 90 3723 432 9

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2016 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

6

Het belang van voeding en vocht Onder- en overgewicht

7

9

Uitdrogen en vocht vasthouden

15

Eetstoornissen Reflecteren

13

17

19

u' Ac

Het dieet

11

tie

Voedingsbehoeften

fb .v

Oriëntatie

4

Theoriebron Het belang van voeding en vocht Theoriebron Voedingspatronen

20

23

26

Theoriebron Gezond gewicht

29

Ed

Theoriebron Voedingsstoffen

Theoriebron Onder– en overgewicht

32

Theoriebron Risico’s van onder- en overgewicht

ij

Theoriebron Uitdroging

39

er

Theoriebron Vocht vasthouden

41

Theoriebron Vochtopname observeren

44

Theoriebron Voedingsbehoeften bij ziekten

ev

35

46

U

itg

Theoriebron Voedingsbehoeften in de leeftijdscategorieën Theoriebron Het dieet

49

52

Theoriebron Verschillende diëten uitvoeren

55

Theoriebron De cliënt met een dieet begeleiden Theoriebron Eetstoornissen

57

60

Theoriebron Verschillende eetstoornissen

62

Theoriebron De cliënt met eetstoornissen begeleiden

65

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

fb .v

Als hulpverlener heb je vaak te maken met de voeding van de cliënten. Soms wordt deze voorgeschreven door een diëtist, die een dieet uitschrijft. Soms heeft een cliënt een ziektebeeld of aandoening, zoals een allergie, waardoor bepaalde voedingsstoffen niet gebruikt mogen worden. Een andere keer moet de voeding een speciale samenstelling hebben of gebruikt de cliënt bijzondere voeding vanwege een overtuiging. Je komt ook cliënten tegen met een eetstoornis en je zult voedingsadviezen moeten geven aan naasten.

tie

Leerdoelen

Ed

u' Ac

Je kunt: • het belang van voeding en vocht uitleggen en de regels voor een gezond en volwaardig voedingspatroon vertellen • de (risico)signalen en gevolgen van overgewicht en ondergewicht noemen, inclusief signalerings-/observatieschalen • de (risico)signalen en gevolgen van uitdrogen en vocht vasthouden noemen, inclusief observatiemethoden • uitleggen welke specifieke voedingsbehoefte specifieke doelgroepen kunnen hebben. • uitleggen wat een dieet is en welke soorten diëten er zijn • vertellen wat een eetstoornis is, welke eetstoornissen er zijn en wat de gevolgen, behandeling en ondersteuning bij eetstoornissen zijn.

Beoordeling

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met behulp van een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op de inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

er

ij

Beoordelingsformulier <

ev

Planning

U

itg

Planningsformulier Dieetleer <

4

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Beroepsproduct 1: Een weekmenu opstellen (2) In tweetallen maken jullie een weekmenu op voor een cliënt die een dieet volgt. Jullie mogen zelf kiezen uit een energieverrijkt dieet, een energiebeperkt dieet of een voedingsstof-eliminerend dieet. In de omschrijving maken jullie duidelijk waarom deze cliënt dit dieet moet volgen. In de omschrijving vermelden jullie ook de risicosignalen bij dit dieet of dit ziektebeeld.


Over deze cursus

Het weekmenu bevat alle noodzakelijke voedingstoffen in de juiste hoeveelheid en jullie zorgen voor variatie. Jullie maken dit weekmenu in een overzichtelijk schema, zodat het makkelijk te gebruiken is.

fb .v

.

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Eisen aan de uitvoering • •

Maak een planning en een taakverdeling. Maak een beschrijving van het ziektebeeld van de cliënt waaruit blijkt waarom dit dieet van toepassing is.

Eisen aan het beroepsproduct

tie

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

u' Ac

Het product wordt beoordeeld op de volgende punten: • Het menu is uit te voeren in de praktijk. • De beschrijving van het ziektebeeld van de cliënt komt overeen met het gekozen dieet. • Het proces wordt geëvalueerd.

In tweetallen verdiepen jullie je in een van de eetstoornissen of in obesitas. Je maakt een keuze. Je beschrijft in een casus een cliënt die dit ziektebeeld heeft en moeite heeft met het dieet dat hij moet volgen. Je beschrijft de oorzaak, de behandeling, de specialisten die zich met deze cliënt bezighouden en de sociale kaart van deze cliënt; welke familieleden of vrienden zijn belangrijk? In een rollenspel voer je als tweetal dit begeleidingsgesprek. Je maakt een reflectieverslag van dit rollenspel.

er

ij

Werkmodel STARRT-methode <

Ed

Beroepsproduct 2: Een begeleidingsgesprek voeren (2)

ev

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

U

itg

Eisen aan de uitvoering • • •

Maak een planning en een taakverdeling. In de casus beschrijf je minimaal de oorzaak, de behandeling en de sociale kaart. Je schrijft een reflectieverslag aan de hand van de STARRT-methode.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct Het product wordt beoordeeld op de volgende punten: • De casus voldoet aan de eisen. • Het reflectieverslag voldoet aan de STARRT-methode.

5


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Gezonde voeding

fb .v

.

a. Waar denk je aan bij de term ‘gezonde voeding’?

tie

b. Beschrijf drie voordelen van gezonde voeding op het lichaam.

Opdracht 2

u' Ac

c. Welke gezonde voeding gebruik je zelf vaak? En welke ongezonde voeding?

Diëten

a. Waar denk je aan bij diëten?

Ed

b. Welke diëten ken je?

er

ij

c. Wat lijkt je makkelijk aan het volgen van een dieet? En wat moeilijk?

Opdracht 3

Bijzonder eten

U

itg

ev

a. Niet iedereen eet dezelfde dingen. Soms eten mensen bijvoorbeeld geen vlees of geen brood. Welke manieren van ‘anders eten’ ken jij?

6

b. Soms lijden mensen aan eetstoornissen. Welke eetstoornissen ken jij?


Het belang van voeding en vocht

.

Het belang van voeding en vocht

fb .v

Inleiding

tie

In de gezondheidszorg ben je veel bezig met het toedienen van voeding en vocht en het observeren van de voedingstoestand van jouw cliënten. Daarom is het belangrijk dat je iets weet over de samenstelling van de voeding en wat voeding en vocht in het lichaam doen. Je moet ook kennis hebben van de voedingsvoorkeuren die jouw cliënten hebben, zodat je daarbij kunt aansluiten.

Leerdoelen

Theoriebron Het belang van voeding en vocht <

Opdracht 5

Gezonde voeding

Via radio, televisie, tijdschriften en internet komt het onderwerp ‘voeding’ nogal eens aan de orde. Je hoort dan over gezonde en ongezonde eetgewoonten in Nederland. Vind jij dat er iets mis is met de huidige eetgewoonten? Bespreek de antwoorden in een groepje van vier studenten.

Ed

Opdracht 4

u' Ac

• Je kunt het belang van voeding en vocht uitleggen en de regels voor een gezond en volwaardig voedingspatroon vertellen. • Je kunt het belang van voeding en vocht uitleggen. • Je kunt de regels voor gezonde voeding benoemen en uitleggen. • Je kunt benoemen uit welke voedingsstoffen voeding is samengesteld.

Honger en dorst

ij

Beantwoord de vragen.

er

a. Per dag heeft een mens een minimale hoeveelheid voeding en vocht nodig. Hoeveel vocht heeft een mens per dag nodig?

ev

b. Hoeveel calorieën heeft een mens per dag nodig?

itg

c. Maak een schema waarin je voor jezelf beschrijft hoeveel voeding en vocht je per dag gebruikt.

Opdracht 6

Welke factoren bepalen jouw eetgewoonten? Heb jij je eetgewoonten wel eens veranderd? Motiveer je antwoord.

U

Theoriebron Voedingspatronen <

Eetgewoonten

7


Het belang van voeding en vocht

Opdracht 7

Anders eten

tie

fb .v

.

Vorm een groepje van vier. Niet alle mensen eten op dezelfde manier of eten dezelfde producten. Soms laten mensen zich leiden door hun geloof, soms door andere overtuigingen. Zoek op internet ten minste vier verschillende eetgewoonten. Maak een overzicht van deze eetgewoonten waarin je het volgende aangeeft: • Wat is er belangrijk? • Wat eten mensen wel en wat niet? • Waar moet je als hulpverlener rekening mee houden?

Opdracht 8

Vorm een tweetal. In gezonde voeding zitten precies genoeg voedingsstoffen. Op internet kun je de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van die voedingsstoffen vinden. Stel samen een dagmenu op voor iemand die geen beperkingen heeft en alle voedingsstoffen gebruikt. Zorg ervoor dat je de ADH in de gaten houdt.

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Voedingsstoffen <

Voedingsstoffen

u' Ac

Gebruik een digitaal presentatiemiddel, bijvoorbeeld Padlet, om de informatie in te zetten. Presenteer dit aan de groep.

Opdracht 9

U

Website Prezi <

Website Padlet < Website Glogster <

8

Reclame Vorm een groepje van vier. Als je gezonde voeding gebruikt, blijf je vitaal, voel je je beter en houd je een gezond gewicht. Maak een advertentieposter waarin je ‘gezonde voeding’ promoot. Gebruik daarbij alle kennis over gezonde voeding die je hebt. Het doel van de poster is om mensen over te halen gezonder te gaan eten. De poster maak je digitaal en je gebruikt daar digitale presentatietools voor, zoals Padlet, Glogster of Prezi. Je presenteert de poster met het groepje aan de klas.


Onder- en overgewicht

Onder- en overgewicht

.

Inleiding

fb .v

In onze westerse maatschappij wordt overgewicht steeds meer een probleem. Als hulpverlener kom je dan ook steeds vaker mensen met overgewicht tegen die je moet verzorgen. Overgewicht is een gezondheidsrisico, maar dat is ondergewicht ook. Het is belangrijk dat de hulpverlener signalen kan herkennen die erop duiden dat onder- of overgewicht aan de orde is, en adequaat kan handelen.

Leerdoelen

Opdracht 10

Een gezond gewicht is voor iedereen anders. Dat heeft te maken met verschillende factoren. a. Kijk naar jezelf. Heb jij een gezond gewicht? Leg uit waarom je dat vindt.

Ed

Theoriebron Gezond gewicht <

Een gezond gewicht

u' Ac

tie

• Je kunt de risicosignalen en de gevolgen van over- en ondergewicht benoemen. • Je kunt de grens aangeven tussen gezond gewicht en onder- of overgewicht. • Je kunt de risicosignalen en de gevolgen van onder- en overgewicht benoemen en herkennen. • Je kunt de signalerings- en observatieschalen hanteren.

ev

er

ij

b. Leg uit hoe het komt dat jij een gezond gewicht hebt/geen gezond gewicht hebt.

U

itg

c. Het slankheidsideaal zorgt ervoor dat mensen anders met voeding en uiterlijk omgaan. Leg in vijf regels uit wat het slankheidsideaal is, hoe het ontstaat en wat de gevolgen zijn.

9


Onder- en overgewicht

Opdracht 11

Om ondervoeding vast te stellen kun je de SNAQ-scorelijst afnemen. Vorm een tweetal en bestudeer de SNAQ-scorelijst in Theoriebron Onder- en overgewicht. Noteer hoe deze werkt en welke stappen je kunt zetten. Wie heb je daar allemaal bij nodig?

Een goed hulpmiddel dat vaak gebruikt wordt om overgewicht vast te stellen, is het meten van de BMI. Daarbij wordt ook de tailleomvang gemeten. • Ga naar de site van het Voedingscentrum. • Zoek daar de BMI-meter. • Bepaal jouw eigen BMI. • Pak daarna een centimeter en meet ook je tailleomtrek.

tie

Website Voedingscentrum <

Overgewicht

u' Ac

Opdracht 12

fb .v

.

Theoriebron Onder- en overgewicht <

Ondergewicht

a. Wat kun je nu vertellen over jezelf? Heb je een gezond gewicht, ondergewicht of overgewicht?

Zowel ondergewicht als overgewicht heeft ernstige risico’s voor de gezondheid. Maak een (digitale) mindmap over de risico’s van ondergewicht of over de risico’s van overgewicht. Bestudeer eerst deTheoriebron Risico’s van onder- en overgewicht. Presenteer je mindmap aan de groep.

er

Theoriebron Risico’s van onder- en overgewicht <

Risico’s

ij

Opdracht 13

Ed

b. Vind je dat deze score klopt met hoe je je voelt?

Opdracht 14

Eetdagboek

ev

Je gaat voor jezelf een eetdagboek bijhouden. Je volgt precies de aanwijzingen van het dagboek en vult het schema een week lang in. Na een week kun je conclusies trekken uit je eigen eetgedrag.

U

itg

a. Wat valt je op?

10

b. Ga je nu iets veranderen? Motiveer je antwoord.


Uitdrogen en vocht vasthouden

.

Uitdrogen en vocht vasthouden

fb .v

Inleiding

Als je te weinig vocht binnenkrijgt, kun je uitdrogen. Als je te veel vocht vasthoudt, krijg je last van oedeem. Allebei zijn ze gevaarlijk en bij allebei heeft de hulpverlener een belangrijke taak, zowel in het signaleren ervan als in het uitvoeren van de behandeling.

tie

Leerdoelen

Opdracht 15

Mevrouw Blauw is tachtig jaar en woont in het revalidatiecentrum waar ze herstelt van een heupoperatie. Ze heeft pijn en ze kan zich nog niet zo goed bewegen. Om zich te verplaatsen van de stoel naar het bed vraagt ze hulp, alhoewel ze dat wel zelf zou moeten kunnen. Vandaag geeft ze aan dat ze een wat zeurende pijn in haar buik heeft. Je ziet dat ze droge lippen heeft en als je dichterbij komt, ruik je een sterke geur uit haar mond.

Ed

Theoriebron Uitdroging <

Vochttekort

u' Ac

• Je kunt de risicosignalen en de gevolgen van uitdrogen en vocht vasthouden benoemen en herkennen. • Je kunt de risicosignalen en de gevolgen van uitdroging herkennen en benoemen. • Je kunt de risicosignalen en de gevolgen van vocht vasthouden benoemen en herkennen. • Je kunt de vochtlijst en de vochtbalans hanteren.

er

ij

a. Wat kan er met mevrouw Blauw aan de hand zijn en hoe weet je dit?

ev

b. Wat kan de oorzaak daarvan zijn?

U

itg

c. Wat kun je als hulpverlener doen voor mevrouw?

Opdracht 16

Website Gliffy <

Uitdrogen Vorm een tweetal. Ga naar Gliffy of Coggle en maak een mindmap over uitdrogen. Presenteer je mindmap.

Website Coggle <

11


Uitdrogen en vocht vasthouden

Opdracht 18

Oedeem komt het meest voor in: het gezicht de schouders de benen de armen

.

Theoriebron Vocht vasthouden <

Vocht te veel

fb .v

Opdracht 17

Oedeem behandelen

Theoriebron Vochtopname observeren <

De vochtlijst

Voor deze opdracht kun je een zorgvrager uit je stage gebruiken. Als je geen stage loopt, neem je jezelf. Ga naar het schema ‘vochtlijst’. Volgens de aanwijzingen houd je 24 uur een vochtlijst bij. Je telt alles op en je trekt een conclusie.

Ed

Opdracht 19

u' Ac

tie

Als mensen oedeem hebben, start de arts een behandeling. Beschrijf wat de behandeling bij oedeem is en gebruik in je beschrijving de volgende woorden: zwachtel – steunkous – plaspillen – beweging

a. Gebruik je voldoende vocht of niet? Motiveer je antwoord.

er

ij

b. Hoe moeilijk of makkelijk was het om dit te doen? Motiveer je antwoord.

De vochtbalans

ev

Opdracht 20

U

itg

Voor deze opdracht kun je een zorgvrager uit je stage gebruiken. Als je geen stage loopt, neem je jezelf. Ga naar het schema ‘vochtbalans’. Volgens de aanwijzingen houd je een of twee dagen een vochtbalans bij.

12

a. Tel alles op en trek een conclusie.

b. Hoe moeilijk of makkelijk was het om dit te doen? Motiveer je antwoord.


Voedingsbehoeften

Voedingsbehoeften

.

Inleiding

fb .v

Niet iedereen heeft dezelfde voedingsbehoefte. Een kind heeft andere dingen nodig dan een oudere en iemand die zwanger is, heeft ook een andere behoefte. Mensen die bepaalde ziekten hebben, moeten letten op hun voedingsinname. Als hulpverlener speel je daar een belangrijke rol bij.

Leerdoelen

Theoriebron Voedingsbehoeften bij ziekten < Website Prezi <

Maag- en darmziekten

Vorm een viertal. Kies een ziektebeeld van de maag of de darmen. Met je groepje ga je uitzoeken welke voedingsadviezen je iemand kunt geven met deze aandoening. Welke voedingsstoffen zijn goed en welke kan iemand beter vermijden? Je legt ook uit waarom. De adviezen zet je overzichtelijk op één pagina, die je digitaal kunt aanbieden. Je maakt gebruik van plaatjes of foto’s om je advies te ondersteunen. Je mag zelf kiezen welke tool je daarbij wilt gebruiken, bijvoorbeeld Prezi of Glogster. Je adviezen presenteer je aan de groep.

Ed

Opdracht 21

u' Ac

tie

• Je kunt uitleggen welke specifieke voedingsbehoeften specifieke doelgroepen hebben. • Je kunt de voedingsbehoeften bij specifieke ziektebeelden benoemen en uitleggen. • Je kunt de voedingsbehoeften tijdens de zwangerschap en de kraamtijd benoemen en uitleggen. • Je kunt de voedingsbehoeften voor de leeftijdscategorieën benoemen en uitleggen.

Cholesterol

er

Opdracht 22

ij

Website Glogster <

U

itg

ev

Vorm een groepje van vier. Kies óf cholesterol óf hoge bloeddruk. Met je groepje ga je uitzoeken welke voedingsadviezen je iemand met hoog cholesterol of hoge bloeddruk kunt geven. Welke voedingsstoffen zijn goed en welke kan iemand beter vermijden? Je legt ook uit waarom. De adviezen zet je overzichtelijk op één pagina, die je digitaal kunt aanbieden. Je maakt gebruik van plaatjes of foto’s om je advies te ondersteunen. Je mag zelf kiezen welke tool je daarbij wilt gebruiken, bijvoorbeeld Prezi, Padlet of Glogster. Je adviezen presenteer je aan de groep.

13


Voedingsbehoeften

Kleine kinderen lusten vaak alles, maar als kinderen ouder worden, laten ze steeds meer staan. Vorm een groepje van vier. Het is jullie taak om een gerecht samen te stellen voor een groep kleuters. Dat gerecht moet ten minste drie van de volgende voedingsmiddelen bevatten: • melk • kokos • tomaten • komkommer • broccoli • rijst • kip • vis.

fb .v

Theoriebron Voedingsbehoeften in de leeftijdscategorieën <

Kindervoeding

.

Opdracht 23

u' Ac

tie

Verder moeten de kinderen het gerecht lekker vinden, anders eten ze het niet. Leg uit hoe je dit aanpakt. Hoe stel je dit gerecht samen en hoe neem je de voorkeuren en de wensen van de kinderen hierin mee? Hoe ziet het gerecht er uiteindelijk uit?

Opdracht 24

Ed

Maak een beeldende presentatie van het geheel.

Een maaltijd voor ouderen

U

itg

ev

er

ij

Vorm een groepje van vier. Je gaat een ontbijt samenstellen voor een 75-plusser. Je houdt rekening met de voedingsbehoefte, de voedingsvoorkeuren en met de ADH van een 75-plusser. Schrijf het ontbijtmenu uit, vermeld alle producten die je gebruikt en leg uit waarom je die hebt gekozen.

14


Het dieet

Het dieet

.

Inleiding

fb .v

Een dieet kom je in de gezondheidszorg veel tegen. Soms is een dieet moeilijk uit te voeren of vol te houden. Je moet goed op de hoogte zijn van de verschillende diëten en hoe je ze moet begeleiden.

Leerdoelen

Theoriebron Het dieet <

Een dieet

tie

Opdracht 25

Je kunt uitleggen wat een dieet is en een dieet uitvoeren. Je kunt uitleggen wat een dieet is. Je kunt de meest voorkomende diëten samenstellen en uitvoeren. Je kunt benoemen hoe je een dieet begeleidt.

u' Ac

• • • •

Vul op lege plekken in de tekst het goede woord in: noodzakelijk – moeilijk – niet altijd – individu – dieet Een

wordt samengesteld door een diëtist. Iets heet een dieet als het voor

een

is opgesteld. Mensen vinden het

. Soms is een dieet

om een

Ed

volgen en het lukt dan ook

om een dieet te

ziekte of aandoening te behandelen. Zelfs dan is het lastig.

Opdracht 26

Consistentie

ev

er

ij

Welke afwijkende vormen van consistentie van voeding ken je? Noem ze en leg ze uit.

Opdracht 27

Vorm een tweetal. Jullie gaan een energiebeperkt dieet samenstellen. Je neemt de theorie goed door en houdt je aan de richtlijnen. Noteer de algemene voorwaarden van dit dieet en werk één dag uit het dieet helemaal uit.

U

itg

Theoriebron Verschillende diëten uitvoeren <

Vermageringsdieet

15


Het dieet

Opdracht 28

Glutenvrij dieet

tie

Theoriebron De cliënt met een dieet begeleiden <

Begeleiden

Een dieet is niet altijd even makkelijk te volgen, ook al weet iemand best dat het voor de gezondheid het beste is. Stel jouw top 5 samen van tips die je kunt geven als iemand het moeilijk heeft met zijn dieet.

u' Ac

Opdracht 29

fb .v

.

Vorm een tweetal. Jullie gaan een glutenvrij dieet samenstellen. Je neemt de theorie goed door en houdt je aan de richtlijnen. Noteer de algemene voorwaarden en werk één dag uit het dieet helemaal uit.

1. 2. 3. 4.

Ed

5.

Maak van de top 5 een poster die je kunt laten zien. Maak gebruik van een digitale presentatietool zoals Prezi, Padlet of Glogster.

Vorm een groepje van vier. Jullie gaan een quiz maken van alle adviezen die je kunt geven als iemand een dieet moet volgen, zowel de adviezen die werken als de adviezen waar je niet zo veel aan hebt. Je werkt de quiz óf uit op papier en maakt kaartjes, óf je verwerkt de vragen in een online quiztool, zoals Socrative. Je speelt de quiz in de klas met je klasgenoten.

er

Website Socrative <

Ik zie het niet meer zitten

ij

Opdracht 30

U

itg

ev

Wie heeft de meeste antwoorden goed?

16


Eetstoornissen

Eetstoornissen

.

Inleiding

fb .v

Sommige mensen hebben een verstoorde verhouding met voeding, zij ontwikkelen een eetstoornis. Het herkennen, maar ook het begeleiden van cliënten met een eetstoornis is heel lastig. Er rust namelijk een groot taboe op en mensen schamen zich er vaak voor.

Leerdoelen

Theoriebron Eetstoornissen < Eetstoornissentest op Mentaalbeter.nl <

Ga naar de eetstoornissentest van Mentaal Beter. Vul de test naar waarheid in. a. Wat leert dit je over jezelf?

b. Hoe zou je dit als hulpverlener met een cliënt kunnen gebruiken?

Een relatie met eten

ij

Opdracht 32

Heb ik een eetstoornis?

Ed

Opdracht 31

u' Ac

tie

• Je kunt vertellen wat een eetstoornis is en welke gevolgen, behandeling en ondersteuning eetstoornissen hebben. • Je kunt eetstoornissen benoemen en herkennen. • Je kunt anorexia nervosa, boulimia nervosa, BED en PICA herkennen en beschrijven. • Je kunt uitleggen welke begeleiding je geeft bij deze eetstoornissen.

U

itg

ev

er

In onze westerse wereld wordt heel anders tegen voeding aangekeken dan bijvoorbeeld in een derdewereldland. Zoek op internet op hoe men in derdewereldlanden over voeding denkt. Vergelijk dat met de manier waarop in de westerse wereld over voeding wordt gedacht. Wat valt je op?

17


Eetstoornissen

Opdracht 33

Boulimia Vorm een tweetal.

fb .v

.

Vul het schema in: noteer de verschillen en de overeenkomsten tussen mensen met anorexia en mensen met boulimia nervosa. Let onder andere op de lichamelijke aspecten en het eetgedrag. Verschillen en overeenkomsten tussen anorexia en boulimia nervosa Overeenkomsten

Theoriebron De cliënt met eetstoornissen begeleiden <

Een eetstoornis ondersteunen Vorm een tweetal.

Jouw cliënt heeft een eetbuistoornis. Daar zit ze vreselijk mee, want ze schaamt zich ervoor en durft er eigenlijk niet goed over te praten. Ze heeft overgewicht en dat is schadelijk voor haar hart, want haar bloeddruk stijgt. Ze moet op dieet, maar dat vindt ze erg moeilijk.

Ed

Opdracht 34

u' Ac

tie

Verschillen

er

ij

Samen gaan jullie deze cliënt begeleiden. Maak een plan waarin je beschrijft: • welke doelen je stelt • hoe je het gesprek aangaat • welke informatie je geeft • hoe je het dieet gaat volgen • hoe en wanneer je gaat evalueren.

Ik eet krijtjes ...

ev

Opdracht 35

U

itg

Vorm een tweetal.

18

Jouw cliënt heeft PIC. Daar zit ze vreselijk mee, want ze schaamt zich daarvoor en durft er eigenlijk niet goed over te praten. Zij eet de hele dag krijtjes, ze kan er maar niet van afblijven en kan zich niet voorstellen dat ze dat ooit niet meer zal doen. Ze moet minderen, maar dat vindt ze erg moeilijk. Samen gaan jullie deze cliënt begeleiden. Maak een plan waarin je beschrijft: • welke doelen je stelt • hoe je het gesprek aangaat • welke informatie je geeft • hoe je het dieet gaat volgen • hoe en wanneer je gaat evalueren.


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 36

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 37

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ij

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

ev

er

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

Opdracht 38

Zelfregulatie, zelfsturing en samenwerking

U

itg

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

19


Theoriebron Het belang van voeding en vocht

fb .v

Inleiding

.

Theoriebron Het belang van voeding en vocht

Ed

Energie

u' Ac

tie

Voeding en vocht zijn levensbehoeften van elk levend wezen. Als iets een levensbehoefte is, betekent dit dat je het nodig hebt om in leven te blijven. Zonder voeding en vocht ga je uiteindelijk dood. Voeding bevat voedingsstoffen die je nodig hebt voor je gezondheid. Als hulpverlener zul je cliënten vaak het belang van voeding en vocht moeten uitleggen. Ook zul je hen moeten motiveren om gezond te eten en te drinken.

U

itg

ev

er

ij

De voeding die we eten, wordt met speeksel in kleine stukjes verdeeld. Het lichaam kan alle stukjes opnemen in het bloed. Vanaf de mond tot de anus is het voedsel tussen de 24 en de 48 uur onderweg. • mond Het gebit maalt het voedsel fijn en mengt het met speeksel. Dat bevat een enzym (amylase) dat inwerkt op zetmeel. • slokdarm De slokdarm is een gespierde buis die zorgt dat het voedsel uit de mond in de maag komt. Hij doet dat door een knedende beweging te maken. • maag In de maag komt het voedsel samen met het extreem zure maagsap, dat spijsverteringsenzymen bevat om het voedsel te verteren. Het gebruikt zoutzuur om bacteriën te doden. • dunne darm Door de wand van de dunne darm komen de beschikbare voedingsstoffen in het bloed. • alvleesklier De alvleesklier produceert alvleeskliersap met spijsverteringsenzymen die zorgen voor de vertering van suikers, vetten en eiwitten. • lever De lever maakt galvloeistof die nodig is voor de vertering van vetten. • dikke darm Darmbacteriën zorgen voor de opname van de laatste voedingsstoffen en zouten in het bloed.

20


Theoriebron Het belang van voeding en vocht

fb .v

Vocht en/of water is belangrijk bij: 1. de opname van voedingsstoffen in de darm 2. het transport van voedings- en afvalstoffen in het lichaam 3. het regelen van de lichaamstemperatuur.

.

Water

u' Ac

De opname van voeding

tie

Vocht zit in eten en in drinken. Het meeste vocht krijg je binnen via drinken. Eten levert ons ongeveer één liter vocht per dag. Hoeveel vocht je nodig hebt hangt af van je leeftijd, temperatuur, inspanning, voedsel, gezondheidstoestand en van de hoeveelheid vocht die je verliest. Bij veel sporten of bij een hoge temperatuur heb je meer vocht nodig dan wanneer je weinig beweegt of in koele ruimtes zit. Voldoende vocht is belangrijk om de urineproductie op gang te houden, zodat afvalstoffen uit het lichaam afgevoerd kunnen worden. De Gezondheidsraad geeft als richtlijn dat ongeveer 70% van het vocht per dag moet komen uit dranken. Dat betekent dat je per dag tussen de één en de anderhalve liter vocht moet drinken.

Ed

Binnen in het spijsverteringskanaal vindt de vertering plaats. Voedingsstoffen zijn eerst nog te groot om de darmwand te passeren. Ze kunnen dan nog niet in het bloed worden opgenomen. Het doel van de vertering is het afbreken van de voedingsstoffen tot kleine bestanddelen die de darmwand kunnen passeren en in het bloed terecht kunnen komen. Deze bestanddelen zijn geschikt om als brandstof en/of bouwstof voor de celstofwisseling te dienen. Iedere voedingsstof heeft een eigen enzym dat zorgt voor de vertering. Voedingsstof

Enzym

Vetten

Lipasen

Amylasen

Eiwitten

Proteïnasen

ij

Koolhydraten

ev

er

Koolhydraten worden afgebroken tot suikermoleculen zoals glucose. Eiwitten worden afgebroken tot aminozuren, en vetten tot vetzuurmoleculen. Deze onderdelen zijn veel kleiner dan de oorspronkelijke eiwitten, koolhydraten en vetten. Nu kunnen ze makkelijk door de darmwand heen om in het bloed opgenomen te worden.

U

itg

De opname van vocht Het menselijk lichaam bestaat voor 70% uit water. Water is van groot belang voor een heleboel lichaamsprocessen. Per dag verliest het lichaam één tot anderhalve liter water via de urine. Urine wordt geproduceerd in de nieren. Het bestaat uit water met daarin opgelost allerlei afvalstoffen die uit het lichaam verwijderd moeten worden. Het lichaam verliest ongeveer 0,75 liter water per dag via transpiratie. Hiermee voert het lichaam overtollige lichaamswarmte af. Op deze manier kan de lichaamstemperatuur geregeld worden. Als laatste verliest het lichaam water via uitgeademde lucht en ontlasting. In totaal raakt het lichaam hiermee ongeveer 2,5 liter vocht kwijt. Een mens kan makkelijk enkele dagen zonder voedsel leven, maar zonder vocht zal het lichaam snel uitgedroogd raken (dehydratie). Sommige zouten zijn belangrijk voor de vochtuitwisseling tussen het bloed en de cellen. NaCl (keukenzout) bindt het water en zorgt er zo voor dat er voldoende water in het bloed aanwezig blijft.

21


Theoriebron Het belang van voeding en vocht

Honger en dorst

tie

Volwaardige voeding

fb .v

.

Het regulatiecentrum voor honger, eetlust en dorst bevindt zich in de hersenen, in de hypothalamus. Dit deel van de hersenen kan het signaal ‘honger’ of ‘dorst’ voortbrengen. De hypothalamus ontvangt daarvoor signalen (hormonen) uit andere delen van het lichaam (zoals de maag en de darmen voor honger, en eiwitten en zouten in het bloed voor dorst). De maag geeft een hormoon af aan de hersenen om te laten weten dat deze leeg is. De hypothalamus vertaalt dit als ‘honger’ en de eetlust neemt toe. Zodra de maag vol is, neemt de productie van dit hormoon af en zendt de hypothalamus niet langer het signaal ‘honger’ uit. De eetlust neemt dan af. Ook de darmen, de alvleesklier en het vetweefsel communiceren met de hypothalamus via hormonen. De hypothalamus meet bijvoorbeeld de hoeveelheid vocht in het lichaam. Bij een lage hoeveelheid geeft deze het signaal ‘dorst’ af.

Ed

u' Ac

Veel van wat wij dagelijks eten, hebben we eigenlijk helemaal niet nodig. We eten het omdat we het lekker vinden of omdat we het gewend zijn. Voor het lichaam is het belangrijk dat onze voeding gevarieerd is samengesteld en de stoffen bevat die nodig zijn voor de celstofwisseling. Het ontbreken van noodzakelijke onderdelen kan ziekten veroorzaken. Zo is bekend dat het eten van eenzijdige voeding (veel van dezelfde voedingsstoffen) de gezondheidstoestand negatief beïnvloedt. De hoeveelheid voeding is minder belangrijk dan de samenstelling ervan. Hoeveel voedsel iemand moet gebruiken, is onder andere afhankelijk van de leeftijd, de inspanning en de temperatuur. Volwaardige voeding is voeding die alle voedingsstoffen bevat die het lichaam nodig heeft om te kunnen functioneren.

ij

Volwaardige voeding moet in elk geval de volgende onderdelen bevatten: 1. bouwstoffen (eiwitten en mineralen) 2. brandstoffen (vetten en koolhydraten) 3. beschermende stoffen (vitamines).

er

Voeding en energie

U

itg

ev

Zonder energie geen leven. Energie betekent: het vermogen om arbeid te verrichten. Wanneer je meer arbeid verricht, heb je meer energie nodig en wanneer je minder arbeid verricht, heb je minder energie nodig. Het lichaam verbruikt echter ook energie als het geen arbeid verricht. Dat noemen we de ruststofwisseling. De hoeveelheid energie die vrijkomt tijdens dit verbrandingsproces drukken we uit in kilojoules (kJ) of kilocalorieën (kcal). Zo kunnen we meten welke voedingsstoffen we per dag moeten innemen om de celstofwisseling op peil te houden, en bovendien welke hoeveelheid van die voedingsstoffen. Als we net zo veel energie innemen als we verbruiken, blijft onze lichamelijke conditie op peil. Je kunt de hoeveelheid kJ of kcal per maaltijd bepalen door op te tellen hoeveel er in de producten zit. Het aantal kcal per product wordt de ‘energetische waarde’ genoemd. In Nederland zijn producenten verplicht om de energetische waarde op hun producten aan te geven, bijvoorbeeld 70 kcal per 100 ml.

22


Theoriebron Voedingspatronen

fb .v

Inleiding

.

Theoriebron Voedingspatronen

u' Ac

tie

Onze eetgewoonten zijn de afgelopen eeuw behoorlijk veranderd en dat heeft invloed op ons welbevinden. Wij eten en drinken op veel verschillende manieren en we ontdekken ook steeds andere voedingspatronen. Als hulpverlener krijg je met deze voedingspatronen te maken. Voor jou is een belangrijke taak weggelegd in het begeleiden van cliënten en het geven van voorlichting aan cliënten en mantelzorgers.

De betekenis van voeding

ev

er

ij

Ed

Voedsel behoort voor iedereen tot de eerste levensbehoeften. Zonder eten en drinken houden mensen het niet lang vol. Voeding heeft echter nog veel meer betekenis dan alleen het lichamelijke. Een belangrijk aspect van eten en drinken is bijvoorbeeld dat het de gelegenheid geeft om de dagelijkse werkzaamheden te onderbreken. Het biedt een moment van ontspanning en genot. Tijdens het kopje koffie kun je nadenken over de rest van de dag en je kunt genieten van de smaak van een koekje. Eten en drinken hebben ook een sociale betekenis. Met meerdere mensen samen eten kan gezelligheid met zich meebrengen. Aan tafel kunnen gesprekken plaatsvinden en kan contact gelegd worden. Ook samen koken of samen de boodschappen voor de maaltijd doen, heeft deze sociale functie. Daarnaast kan het bereiden van de maaltijd voor een ander ervoor zorgen dat iemand zich nuttig voelt. Dat is dan weer gunstig voor iemands zelfvertrouwen en zijn zelfbeeld.

U

itg

Eetgewoonten Onze eetgewoonten worden beïnvloed door verschillende factoren. Bijvoorbeeld door lichamelijke en psychische factoren die bepalen wat onze behoefte aan voedsel is en welke betekenis voedsel voor ons heeft. We maken onderscheid tussen honger (ook wel ‘maaghonger’) en eetlust (ook wel ‘hoofdhonger’). Bij honger heeft ons lichaam behoefte aan energie, terwijl bij eetlust een psychologische prikkel voor trek in voedsel zorgt. Eetlust gaat dus vaak samen met allerlei gevoelens zoals stress, onvrede, angst en/of verdriet. Deze gevoelens worden dan letterlijk weggegeten. Eetgewoonten kunnen ook door omstandigheden ontstaan. Zo heeft Nederland verschillende seizoenen, waarin er verschillende gewassen geproduceerd worden. Daarom aten Nederlanders vroeger in de winter andere dingen dan in de zomer. Tegenwoordig is echter bijna alles het hele jaar door verkrijgbaar en zorgt ook de multiculturele samenleving voor de toevoeging van andere producten. Daardoor veranderen onze eetgewoonten.

23


Theoriebron Voedingspatronen

Vegetarisme

fb .v

.

Vegetarisme is een voedingswijze waarbij mensen vlees en vis uit het dieet weggelaten. Vegetariërs geven aan geen vlees en vis (meer) te gebruiken omdat: • ze vlees en vis niet lekker vinden • ze morele bezwaren hebben tegen het doden van dieren • vlees en vis niet nodig zijn in een volwaardig dieet • de kwaliteit van vlees en vis onder invloed van de bio-industrie achteruitgaat door het veelvuldig gebruik van hormonen en antibiotica bij dieren • vlees en vis bepaalde ziekten veroorzaken, zoals hoge bloeddruk en een hoog cholesterol.

tie

Veganisme

u' Ac

Veganisten gebruiken geen dierlijke producten. Zij eten geen vlees, zuivel, eieren, honing of andere producten waar deze dierlijke producten in verwerkt zitten (zoals verwerkte gelatine, dat gemaakt wordt van beenderen). Zij gebruiken ook geen verzorgingsproducten, kleding of andere materialen waar dierlijke producten in zijn verwerkt, of die op dieren zijn getest. Waarom iemand kiest voor een leven als veganist, verschilt van persoon tot persoon. Bekende redenen zijn dierenwelzijn, de eigen gezondheid, het milieu, het geloof of de levensbeschouwing.

Ed

Macrobiotiek

Macrobiotiek is een voedings- en gezondheidsleer die berust op de ideeën uit het zenboeddhisme. Het is ontwikkeld in Japan. Het streven naar evenwicht staat centraal. Macrobiotische voeding is in hoofdzaak veganistisch.

er

ij

In de macrobiotische landbouw wordt erop gelet dat groenten en vruchten niet chemisch behandeld, kunstmatig bemest (met dierlijke meststoffen) of in kassen verbouwd zijn. Voedsel dat met chemische middelen en kleurstoffen is behandeld of is ingeblikt, wordt afgeraden. Je moet goed kauwen (elke hap vijftig maal) en specerijen te vermijden.

U

itg

ev

Het macrobiotische standaarddieet ziet er zo uit: • 50-60% granen en graanproducten • 20-25% groenten • 12% peulvruchten en zeewier • 6% soep • 7% andere producten.

24

Rituelen en gebruiken De wereldgodsdiensten hebben rituelen en gebruiken bij de voeding. We bespreken hier het jodendom, de islam en het christendom. Jodendom Joden mogen voedsel eten dat koosjer is (geschikt). Dit staat beschreven in de spijswetten. Alle groenten en fruit zijn koosjer. Ook rein vlees zonder bloed en vlees van dieren die speciaal gestorven zijn om op te eten zijn koosjer.


Theoriebron Voedingspatronen

Melk- en vleesproducten mogen niet samen gebruikt worden. In een echte joodse keuken worden deze strikt gescheiden gehouden.

fb .v

.

Islam De islamitische spijswetten staan beschreven in de Koran. Islamitisch voedsel moet halal (rein) zijn. Volgens de spijswetten is varkensvlees verboden. Ook bloed, of vlees met bloed, en vlees van dieren die niet ritueel geslacht zijn, zijn verboden. Eten mag niet worden weggegooid, dat wordt gezien als zonde.

Voeding in de 21e eeuw

tie

Christendom Een christen mag eigenlijk alles eten, behalve bloed. Het voedsel wordt gereinigd door voor en na het eten een gebed uit te spreken. Voedsel weggooien is een zonde.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

De manier waarop mensen met voeding bezig zijn, verandert met de tijd. In deze tijd wordt veel aandacht besteed aan de zuiverheid van het voedsel, de manier waarop het geproduceerd wordt en de middelen die eraan toegevoegd worden om het naar onze smaak te laten zijn. Dit heeft allemaal te maken met bewustwording en het maken van keuzes in het (enorme) aanbod dat wij hebben. Onder invloed van deze bewustwording ontstaan ook hypes rondom voeding, waarbij mensen verteld wordt welke voeding ze het best kunnen gebruiken en waarom. Zo zou het eten van insecten (die veel proteĂŻne bevatten) de oplossing kunnen zijn voor verwachte voedselschaarste. Je voeden met oervoeding (paleo) is een andere hype. Bij deze voedingswijze is men tegen het eten van granen en koolhydraten.

25


Theoriebron Voedingsstoffen

.

Theoriebron Voedingsstoffen

fb .v

Inleiding

Voor het goed werken van de organen is het van groot belang dat het lichaam gedurende de dag de juiste voedingsstoffen in de juiste hoeveelheid binnenkrijgt.

Ed

u' Ac

tie

In deze theoriebron maak je kennis met de belangrijkste voedingsstoffen en hulpstoffen, leer je wat ze doen in het lichaam en wat er gebeurt als het lichaam er te veel of te weinig van krijgt.

er

ij

Koolhydraten

U

itg

ev

Koolhydraten zijn voedingsstoffen die energie leveren aan het lichaam, vooral aan de hersenen en aan de rode bloedcellen. Koolhydraten zitten in graanproducten zoals brood, pasta, rijst, aardappelen en peulvruchten. Dagelijks hebben we een bepaalde hoeveelheid koolhydraten nodig. Als je te weinig koolhydraten binnenkrijgt, gaat het lichaam spiereiwit gebruiken als energiebron en dat gaat ten koste van de spieren. De Gezondheidsraad adviseert voor volwassenen om dagelijks 40 tot 70% van alle calorieĂŤn uit koolhydraten te halen. Koolhydraten zijn op twee manieren op te delen: 1. enkelvoudig (glucose) of meervoudig (zetmeel) 2. verteerbaar (suikers) of onverteerbaar (voedingsvezels).

26

Gezonde keuzes zijn koolhydraten die veel vezels bevatten, zoals volkorenbrood, zilvervliesrijst en peulvruchten. Na de vertering komen koolhydraten als glucose in het bloed. Glucose wordt van daaruit opgenomen door de weefsels en dan ontstaat de energie die nodig is voor de lichaamsfuncties. Overtollige glucose wordt als glycogeen opgeslagen in de lever en de spieren. Te veel glycogeen wordt opgeslagen als onderhuids vet.


Theoriebron Voedingsstoffen

Vetten

fb .v

.

De voedingsstof vet kom je bijvoorbeeld tegen in halvarine, olie, vlees, kaas, melk, koek, snoep en sauzen. Vet is een bron van energie, vitamine A, E, D en vetzuren. We kennen twee soorten vet, namelijk verzadigd vet en onverzadigd vet. Verzadigd vet (bijvoorbeeld roomboter of slagroom) verhoogt het LDL-cholesterol. Onverzadigd vet (bijvoorbeeld noten of margarine) verlaagt het LDL-cholesterol. LDL-cholesterol is slecht voor de bloedvaten. Het is dus van belang om zo min mogelijk producten met verzadigd vet te gebruiken.

tie

Vet speelt een rol bij het ontstaan van hart- en vaatziekten, kanker en overgewicht. Vet eten leidt niet automatisch tot overgewicht als de hoeveelheid die je inneemt gelijk is aan de hoeveelheid die je verbrandt. Vet blijft lang in de maag en zorgt daar voor een verzadigd gevoel. Al het vet wordt verteerd door het lichaam.

Eiwitten

u' Ac

Eiwit is een voedingsstof. Veel van onze levensmiddelen bevatten eiwit. Eiwit is belangrijk, want het levert ons calorieĂŤn en aminozuren. Aminozuren zijn de bouwstenen voor eiwitten in de lichaamscellen. Er zijn dierlijke en plantaardige eiwitten. Dierlijke eiwitten vind je in vlees, vis, kaas, melk en eieren. Plantaardige eiwitten vind je in brood, graanproducten, peulvruchten, noten en paddenstoelen.

Ed

Een mens heeft per dag ongeveer 0,8 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht nodig. VegetariĂŤrs, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en kinderen hebben iets meer nodig. Hetzelfde geldt voor mensen met bepaalde aandoeningen of voor topsporters die duursport bedrijven. Alle cellen in het lichaam bevatten eiwit. Eiwit is nodig voor het ontstaan en voor het vernieuwen van cellen en weefsels. Eiwitten zijn ook betrokken bij regelprocessen in het lichaam, zoals de spijsvertering en het afweersysteem. Eiwit in het eten kan helpen om niet te zwaar te worden. Dat komt doordat eiwit een verzadigd gevoel geeft.

er

ij

Vitamines

Vitamines zijn stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in ons voedsel. Met uitzondering van vitamine D en vitamine K kan het lichaam zelf geen vitamines maken. Vitamines zijn onmisbaar voor een gezonde groei en ontwikkeling van het lichaam.

U

itg

ev

Werkmodel Vitamines, mineralen en sporenelementen <

Mineralen Mineralen zijn stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken. Ze zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en voor een normale groei en ontwikkeling. Ze leveren geen energie. De meeste mineralen krijg je binnen via eten en drinken.

Sporenelementen Sporenelementen zijn mineralen waarvan het lichaam per dag maar heel weinig nodig heeft. Ze horen echter wel bij een volwaardige voeding.

27


Theoriebron Voedingsstoffen

Hulpstoffen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Aan ons voedsel worden om allerlei redenen hulpstoffen toegevoegd. Zo zijn er stoffen die zorgen dat het voedsel langer houdbaar blijft, maar ook stoffen die invloed hebben op de smaak, geur en kleur van ons voedsel. Deze stoffen hebben geen voedingswaarde en het kan gaan om plantaardige en om kunstmatige stoffen. Je herkent deze hulpstoffen aan hun nummer, het zogenoemde E-nummer. De E-nummers worden Europees bepaald (door de EFSA, de Europese voedsel- en warenautoriteit). De EFSA deelt al deze hulpstoffen in, zodat ze makkelijk te vermelden zijn op de producten waarvoor ze gebruikt worden. Een stof krijgt pas een E-nummer toegekend wanneer duidelijk is dat het aan de Europese eisen voldoet. Alle hulpstoffen worden op de producten vermeld, soms met hun E-nummer soms met hun stofnaam. Een voorbeeld is E 300 dat vitamine C of ascorbinezuur is. Je kunt deze namen alle drie tegenkomen. Het Voedingscentrum zegt dat je producten met E-nummers veilig kunt gebruiken, maar dat gelooft niet iedereen.

28


Theoriebron Gezond gewicht

.

Theoriebron Gezond gewicht

fb .v

Inleiding

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Het gewicht van een persoon is een meetpunt voor het bepalen van zijn gezondheidstoestand. Soms zijn mensen te licht en dan spreek je van ondergewicht. Soms zijn mensen te zwaar: dat noem je overgewicht. De laatste jaren neemt het aantal mensen met overgewicht toe in onze samenleving. Niet alleen het eten is belangrijk, maar ook de buitenwereld. Deze heeft veel invloed. De hulpverlener heeft een belangrijke rol in het voorlichten van cliĂŤnten en mantelzorgers over de voeding.

U

itg

Wat is een gezond gewicht? Een gezond gewicht is belangrijk, omdat mensen met onder- en overgewicht meer kans hebben op gezondheidsrisico’s en aandoeningen. Een gezond gewicht is wel voor iedere persoon anders. De Gezondheidsraad heeft, om ons te helpen, de Richtlijnen goede voeding opgesteld. De ichtlijnen zijn het uitgangspunt voor de voorlichting over voeding en voor het voedingsbeleid dat de overheid ontwikkelt. Ze schrijven voor hoeveel we van welk product per dag zouden moeten nemen om een gezond gewicht te krijgen en te houden. Daar zijn dan modellen aan gekoppeld om ons te helpen een gezonde keuze te maken. Denk aan de Voedingswijzer of de Schijf van Vijf. Daarnaast zijn er methoden om te berekenen of je een gezond gewicht hebt, zoals het berekenen van de BMI, en manieren om in kaart te brengen wat je per dag eet en drinkt, zoals het bijhouden van een eetdagboek.

29


Theoriebron Gezond gewicht

De grens tussen gezond gewicht en onder- en overgewicht

fb .v

.

Er zijn twee manieren om te bepalen of iemand een gezond gewicht heeft: 1. de objectieve methode, waarin je door middel van metingen kunt vaststellen wat iemands gewicht is en hoe zich dat verhoudt tot iemands lengte 2. de subjectieve methode, waarin het zelfbeeld dat iemand heeft het (gezonde) gewicht bepaalt.

u' Ac

tie

Bij de eerste methode kun je vrij precies vastleggen in cijfers hoe het met het gewicht is gesteld. Maar die cijfers hoeven niets te zeggen over hoe iemand zich voelt. Bij de tweede methode is het meetpunt juist hoe iemand zich voelt. De achterliggende cijfers zijn van minder groot belang. Meestal zul je een combinatie van beide toepassen en zullen deze elkaar aanvullen of versterken. In een enkel geval komen beide metingen niet overeen en voelt iemand met een meetbaar overgewicht zich niet te zwaar, of iemand met een meetbaar ondergewicht zich niet te licht.

Het slankheidsideaal

ij

Ed

Aan schilderijen van vroeger kun je zien dat men mollige mensen toen mooi vond. Het ideaal uit die tijd waren mannen en vrouwen met overgewicht. In deze tijd zien we in tijdschriften en reclames slanke mensen, soms tegen het magere aan. Een slank lichaam is het ideaal van onze tijd. Wij leven echter in een tijd waarin mensen steeds groter en steviger worden. Het ideaalbeeld komt dan niet meer overeen met de realiteit. Veel mensen proberen toch om aan het ideaalbeeld te voldoen en gaan afvallen. Het risico daarvan is dat het zelfvertrouwen (namelijk het vertrouwen in het eigen lichaam) afneemt omdat men het ideaalbeeld niet bereikt en men een negatief zelfbeeld ontwikkelt. Daardoor neemt de kans op eetstoornissen en psychiatrische ziektebeelden toe.

er

Beweging en gezond gewicht

U

itg

ev

Bewegen verkleint de kans op ziekten en houdt het lichaam fit. Daarnaast verbrand je met bewegen energie. Als je een gezond gewicht wilt behouden of bereiken, moet je ervoor zorgen dat de hoeveelheid energie die je opneemt in verhouding staat tot de hoeveelheid energie die je verbruikt. Om te kunnen meten hoeveel energie je door inspanning verbruikt, is er een landelijke norm opgesteld, de MET (Metabolic Equivalent of Task) norm. Hoe zwaarder de inspanning, hoe hoger de MET-norm.

30

Bewegen is echter niet alleen goed voor de fysieke gesteldheid, ook psychisch zorgt bewegen voor meer zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld. Dat komt doordat bewegen endorfine (gelukshormoon) vrijmaakt in de hersenen. Een positief zelfbeeld heeft een gunstig effect op het gewicht.


Theoriebron Gezond gewicht

Het eetdagboek Het eetdagboek gebruik je om inzichtelijk te maken wat je nu precies eet op een dag, op de verschillende momenten van de dag en gedurende een hele week. Een diëtist of arts gebruikt een eetdagboek wanneer er een vermoeden is dat iemand geen goed of realistisch beeld heeft van zijn eetgedrag. Het dagboek is dan het uitgangspunt voor het vaststellen van een gezond voedingspatroon of dieet. Dit dagboek kan op papier of digitaal bijgehouden worden. Je kunt verschillende apps voor je smartphone downloaden om je voedingspatroon bij te houden.

fb .v

.

Werkmodel Eetdagboek <

Vijf tips voor een gezond gewicht

tie

De Gezondheidsraad heeft vijf adviezen opgesteld die het uitgangspunt zijn voor het verkrijgen en behouden van een gezond gewicht.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

1. Eet gevarieerd en neem niet te veel vet, suiker en alcohol. Maak iedere dag gebruik van de Schijf van Vijf of de Voedingswijzer voor het samenstellen van de maaltijden. 2. Eet vooral vezelrijke producten, zoals groente, fruit en volkorenproducten. Vezelrijke voeding levert een verzadigd gevoel op en je krijgt dan minder snel honger. 3. Beweeg elke dag voldoende: 45 minuten tot een uur. Dat kan al door bewuste keuzes te maken, bijvoorbeeld vaker met de trap in plaats van met de lift, of met de fiets in plaats van met de auto. 4. Zorg voor voldoende vocht. Naast het vocht dat je via het voedsel binnenkrijgt, moet je ten minste anderhalve liter drinken. Vooral water is een goede bron. 5. Weeg je regelmatig, bijvoorbeeld één keer per maand op een vast tijdstip.

31


Theoriebron Onder– en overgewicht

.

Theoriebron Onder– en overgewicht

fb .v

Inleiding

tie

Overgewicht – of vetzucht, obesitas of adipositas – komt in de huidige maatschappij veel voor. Wij leven in een omgeving waarin calorierijk voedsel makkelijk voorhanden is en er weinig fysieke inspanningen van ons gevraagd worden. Hier spelen ook andere factoren een rol, zoals cultuur, gewoonten en gebruiken. Ondergewicht komt overigens ook redelijk vaak voor. In deze theoriebron leer je wat de oorzaken kunnen zijn van overgewicht en ondergewicht en hoe je dit kunt meten.

u' Ac

De oorzaken van ondergewicht

Ed

Mensen met ondergewicht zijn ondervoed. Ze hebben een lager gewicht dan goed is voor hun gezondheid. Ondergewicht kan verschillende oorzaken hebben: • een gebrek aan eetlust, bijvoorbeeld door ziekte • slecht werkende darmen door bijvoorbeeld een infectie of ziekte • verminderde smaak en geur • kauw- of slikproblemen • bijwerkingen van bepaalde medicijnen • verdriet, een depressie of eenzaamheid • een eetstoornis • een verhoogd energieverbruik, bijvoorbeeld door een infectie, kanker of overmatig sporten.

er

ij

Een te laag gewicht heeft het risico dat het lichaam te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt om gezond te blijven. Het lichaam zal alle vetreserves uit de vetvoorraden opgebruiken en ook het spierweefsel wordt afgebroken. Afbraak van spierweefsel leidt tot spierslapte en een hogere kans op botbreuken.

U

itg

ev

De oorzaken van overgewicht

32

Mensen met overgewicht, ook wel obesitas, adipositas of vetzucht genoemd, nemen meer energie tot zich dan ze verbranden. De overtollige energie slaat het lichaam op als onderhuids vetweefsel. Ernstig overgewicht is schadelijk voor de gezondheid omdat het het risico op ziekten als diabetes type 2 en hart- en vaatproblemen vergroot. Er zijn heel veel oorzaken van overgewicht. Een belangrijke oorzaak is de omgeving waarin iemand leeft. In de moderne maatschappij is energierijk voedsel makkelijk voorhanden. Andere oorzaken zijn: • te veel eten of snoepen • te veel alcohol drinken • te weinig beweging • stoppen met roken • een veranderde leefstijl, bijvoorbeeld samenwonen, trouwen/scheiden, kinderen krijgen, werkloos raken, met pensioen gaan • psychische problemen.


Theoriebron Onder– en overgewicht

Website BMI berekenen <

fb .v

Het bepalen van onder- en overgewicht

.

Overgewicht is in Nederland een groeiend probleem. In 2014 had 50,9% van alle Nederlanders in meer of mindere mate overgewicht (bron: CBS). Meer mannen dan vrouwen hebben overgewicht, maar bij vrouwen gaat het vaker om ernstig overgewicht.

BMI is de afkorting van Body Mass Index. De BMI is een eenvoudige rekenmethode die een eerste schatting geeft of je een gezond of ongezond lichaamsgewicht hebt. Let er wel op dat dit een richtlijn is. Er wordt geen rekening gehouden met: de verhouding tussen spiermassa en vetweefsel, de natuurlijke massa die grote mensen hebben (waardoor ze dikker lijken). En de lichaamsbouw is per individu anders.

u' Ac

tie

De BMI wordt als volgt berekend: lichaamsgewicht in kg / lengte x lengte in meters. Bijvoorbeeld: je bent 174 cm lang en weegt 68 kg. Je BMI bereken je als volgt. Toets je gewicht in op de rekenmachine = 68 kg. Deel dit door je lengte = 1,74 meter. Het antwoord deel je daarna nog een keer door je lengte = 1.74 meter. In dit geval is de BMI 22,4 kg/m. Voor volwassenen geldt dat een BMI tussen 18,5 en 25 een gezond gewicht is. Bij een BMI hoger dan 30 is er sprake van ernstig overgewicht. Ook voor kinderen vanaf 2 jaar kan de BMI berekend worden. Voor kinderen gelden er echter andere grenswaarden die per leeftijdsjaar wijzigen en bovendien verschillend zijn voor jongens en meisjes.

Ed

Alleen het meten van de BMI is echter niet voldoende, ook de tailleomtrek wordt gemeten. De taille wordt op het smalste deel gemeten terwijl je normaal ademt. Voor vrouwen geldt een verhoogd risico op gezondheidsproblemen bij een omvang van 88 cm of meer. Bij mannen is dit 102 cm of meer.

ij

Ondervoeding vaststellen

U

itg

ev

er

Ondervoeding heeft ernstige gevolgen voor iemands totale toestand. Het is dan ook van belang om te kunnen vaststellen of iemand ondervoed is. Ondervoed kunnen mensen zijn wanneer ze onbedoeld snel gewicht verliezen. Met snel wordt bedoeld: meer dan 3 kg per maand of meer dan 6 kg in de laatste zes maanden. Ook wanneer mensen maaltijden overslaan of bepaalde voedingsstoffen bewust niet gebruiken (bijvoorbeeld koolhydraten) kan ondervoeding optreden. Ondervoeding is daarmee niet altijd zichtbaar, want iemand hoeft niet mager te zijn om ondervoed te zijn. Behalve het berekenen van de BMI en de tailleomvang is een hulpmiddel voor het vaststellen van ondervoeding: het afnemen van de SNAQ-score voor ouderen. Het gaat dan om ouderen met een somatisch en/of psycho-geriatrisch ziektebeeld, bij wie het vermoeden van ondervoeding bestaat. De SNAQ is een vragenlijst die bestaat uit een stappenplan dat gevolgd wordt en waaruit ondervoeding kan blijken.

33


u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Onder– en overgewicht

De omgeving en ondergewicht

ij

Ed

De sociale omgeving is belangrijk voor zowel het ontstaan als het oplossen van ondervoeding. Eten kan een sociale functie hebben, aan tafel wordt gepraat en zien eten doet eten. Als huis- en tafelgenoten wegvallen omdat ze overlijden, of wanneer de omgeving verandert omdat iemand wordt opgenomen, heeft dat invloed op de wens om te eten. Soms zorgt dit ervoor dat mensen maaltijden gaan overslaan. Soms gaan ze minder eten, of eenzijdiger, omdat ze niet zo vaak meer naar de winkel kunnen om boodschappen te doen. Soms ontbreekt in de nieuwe situatie de kennis om een volwaardige maaltijd samen te stellen. Opvattingen over voeding hebben ook invloed op het eetpatroon. Denk aan de situatie waarin bepaalde voedingsmiddelen bewust wel of niet gebruikt worden. Ten slotte wordt iemands zelfbeeld medebepaald door zijn sociale omgeving. Wanneer de omgeving een mager uiterlijk mooi vindt, is het lastig om ondergewicht aan te pakken.

er

De omgeving en overgewicht

U

itg

ev

De sociale omgeving is van grote invloed op het ontstaan en in stand houden van overgewicht. Allereerst wordt voeding geassocieerd met gezelligheid. We vieren verjaardagen en feestjes met taart en slagroom en verwachten dat iedereen daaraan mee doet. Als je voeding weigert, kunnen mensen daardoor beledigd raken. Mensen met overgewicht zijn in het gezin meestal niet de enige met overgewicht. Dit komt door het eetpatroon, de producten die men koopt en de manier waarop men kookt. Als je overgewicht dan wilt aanpakken, zul je het hele gezin daarin moeten betrekken. Mensen met ernstig of zeer ernstig overgewicht hebben ook te maken met sociale uitsluiting. Zij schamen zich soms voor hun overgewicht en horen dit ook terug van de sociale omgeving. Mensen voelen zich soms gediscrimineerd. Dit leidt tot een negatief zelfbeeld en een neerwaartse spiraal van nog meer eten en nog meer aankomen.

34


Theoriebron Risico’s van onder- en overgewicht

.

Theoriebron Risico’s van onder- en overgewicht

fb .v

Inleiding

tie

Onder- en overgewicht brengen risico’s met zich mee voor het gehele lichaam. Zo hebben ze invloed op de werking van onze organen en op ons welbevinden. Door onder- en overgewicht neemt de kans op het ontstaan van bepaalde ziektebeelden behoorlijk toe. In deze theoriebron gaan we in op een aantal ziektebeelden waarbij onder- en overgewicht en onder- en overvoeding een belangrijke rol spelen.

u' Ac

Invloed van onder- en overgewicht op de organen

Ed

Bij overgewicht wordt overtollige energie in het lichaam opgeslagen als vet. Dit vet wordt allereerst opgeslagen onder de huid en dat zien we in het gezicht (een onderkin en bolle wangen), aan de bovenarmen, de borsten, de heupen, de buik, de bovenbenen en de billen. De huid rekt mee en biedt voldoende plaats voor dit vet. Het vet wordt daarna ook opgeslagen tussen de organen en functioneert daar als een stootkussen om de organen te beschermen. Dit vet heet visceraal vet, oftewel orgaanvet, en het zit rondom het hart, de longen, de maag en de lever. Je kunt visceraal vet niet zien, maar het is ongezond als je er veel van hebt, omdat het de organen belemmert om goed te werken. Bovendien beïnvloedt het de stofwisseling, omdat het zelf ook stofjes produceert die in de stofwisseling opgenomen worden.

er

ij

Bij ondergewicht gebruikt het lichaam de vetreserves uit de organen, waardoor die op den duur kunnen stoppen met functioneren.

Het welbevinden van een persoon is afhankelijk van een aantal factoren. Voeding en levensstijl kunnen het welbevinden zowel positief als negatief beïnvloeden. Bij overgewicht/ondergewicht kan de zogenoemde vicieuze cirkel ervoor zorgen dat iemand overgewicht blijft houden of dat het overgewicht verergert.

U

itg

ev

Invloed van onder- en overgewicht op het welbevinden

35


u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Risico’s van onder- en overgewicht

Ed

Maatschappelijk gezien heeft dit ook invloed. Mensen met overgewicht/ondergewicht zijn vaker ziek en hebben vaker ernstige aandoeningen. Daardoor doen zij vaker een beroep op de gezondheidszorg en dat kost veel geld. Mensen zijn zich daar vaak zeer goed van bewust en voelen zich schuldig. De omgeving kan dat schuldgevoel aanwakkeren. Overgewicht/ondergewicht zorgt er bovendien voor dat mensen minder mobiel zijn en sneller moe. Daardoor zijn ze minder goed in staat om met allerlei activiteiten mee te doen.

Hart- en vaataandoeningen

ev

er

ij

Een belangrijke aanleiding voor het ontstaan van hart- en vaatziekten vormen leefstijlfactoren, zoals roken, weinig beweging en ongezonde voeding. De oorzaak van de hart- en vaatproblemen is vaak vernauwing van de vaatwand, oftewel arteriosclerose. Daarbij worden vetten afgezet in de vaatwand. Arteriosclerose kan een hartinfarct veroorzaken. Ondanks dat arteriosclerose al op jonge leeftijd kan beginnen, kan het jaren duren voordat de problemen ontstaan. Een hoog vetgehalte in het bloed is de belangrijkste risicofactor vanuit de voeding. Het gaat dan niet zozeer om de hoeveelheid vet, maar wel om het soort vet: namelijk verzadigd vet dat het schadelijke LDL-cholesterol bindt.

U

itg

Een hoge bloeddruk is een van de bekendste oorzaken van een hersenbloeding. Een te hoog natriumgehalte (zout) in het bloed kan leiden tot een hoge bloeddruk. De kans op hart- en vaatziekten wordt verkleind door een gezonde leefstijl waarin sprake is van voldoende beweging, gezonde en gevarieerde voeding en voldoende vocht.

36

Diabetes mellitus type 2 De alvleesklier produceert het hormoon insuline. Insuline is nodig om glucose in het bloed op te nemen. Bij mensen met diabetes type 2 produceert de alvleesklier geen of niet voldoende insuline, waardoor het bloedglucosegehalte (bloedsuikergehalte) tot gevaarlijke hoogte kan stijgen. Een normale bloedglucosewaarde is nuchter onder de 6,1 m/mol en twee uur na de maaltijd onder de 7,8 m/mol.


Theoriebron Risico’s van onder- en overgewicht

fb .v

.

De volgende factoren zorgen voor een verhoogd risico op diabetes type 2: • overgewicht (vooral door het buikvet worden lichaamscellen minder gevoelig voor insuline) • weinig beweging • ongezonde voeding met veel verzadigd vet en weinig vezels • hoge bloeddruk • te hoog LDL-cholesterol • roken. Het hoge bloedglucosegehalte in het bloed kan de volgende klachten geven: • moeheid • dorst • honger • veel plassen • jeuk.

u' Ac

Obstipatie/diarree

tie

Langdurige hoge bloedglucosewaarden leiden tot beschadigingen aan de bloedvaten. Ook kunnen nierziekten, slechtziendheid en een diabetische voet ontstaan.

Ed

We spreken van obstipatie wanneer iemand minder dan drie keer per week ontlasting heeft. Verstoppingen ontstaan vaak doordat iemand te weinig vezels eet. Vezels stimuleren de darmen om hun werk goed te doen. In de darm werken vezels als een soort spons. Ze nemen water op, waardoor de ontlasting zacht en soepel blijft. Obstipatie komt vaak voor bij ondervoeding, omdat de darmperistaltiek met te weinig voeding niet goed werkt. Mensen met obstipatie moeten goed gaan bewegen, veel drinken en vezelrijke voeding eten. Soms worden aan het eetpatroon extra vezels toegevoegd in de vorm van citrusfruit. Ook een regelmatig eetpatroon met vooral aandacht voor een goed ontbijt is belangrijk.

ij

Diarree en brijige ontlasting worden vaak veroorzaakt door verkeerde voeding, bijvoorbeeld vezelarme en vette voeding. Veel koffie en zoetstoffen zoals sorbitol spelen ook een rol. Brijige ontlasting komt vaak voor bij een vezelarme en vette voeding bij overgewicht.

er

Kanker

U

itg

ev

Voeding kan de kans op sommige soorten kanker vergroten, maar ook verkleinen. Kanker is een ontregelde en overmatige celdeling. Kanker ontstaat meestal geleidelijk in de loop van een aantal jaren. Iemands voedingspatroon is van grote invloed op het ontstaan van kanker. Bij bepaalde vormen van darmkanker is aangetoond dat vezelrijke voeding de kans hierop vermindert. Meestal zal het bij kanker echter om een combinatie van factoren gaan. Bepaalde voedingsgewoonten kunnen het risico op kanker verhogen: • Zwarte randjes of korstjes aan vlees (bij barbecueën bijvoorbeeld) kunnen kankerverwekkende stoffen bevatten. • Als frituurvet langdurig boven de 200 C wordt verhit, kunnen zich kankerverwekkende stoffen vormen. Dat gebeurt nog sneller wanneer resten van paneermeel in het vet achterblijven. • Het eten van meer dan 500 gram rood vlees per week verhoogt de kans op darmkanker. • Te veel zout verhoogt de kans op maagkanker. • Overgewicht verhoogt de kans op onder andere darm-, nier- en alvleesklierkanker.

37


Theoriebron Risico’s van onder- en overgewicht

Rug- en gewrichtsklachten

fb .v

.

Het menselijk lichaam is gebouwd op het dragen van een gemiddeld gewicht. Iemand die 1,80 meter lang is, zou ongeveer 80 kg moeten wegen. Nu kan het lichaam best wat meer gewicht aan, maar een langdurige overbelasting door overgewicht leidt tot extra slijtage van de gewrichten en ernstige klachten zoals versleten knieën.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Een van de ziektebeelden die direct gerelateerd zijn aan overgewicht is artrose, ook wel ‘slijtagereuma’ genoemd. Sinds de mensheid zwaarder is geworden, neemt het aantal mensen met artrose toe. Artrose ontstaat als het kraakbeen in de gewrichten afneemt en ten slotte verdwijnt. Het onderliggende bot verdikt zich dan en groeit naar buiten. Dit kan uiteindelijk de vorm van het gewricht veranderen, waardoor mensen misvormde handen of knieën krijgen. Het gewricht is, door het verdwijnen van het kraakbeen, niet meer beweeglijk en uiterst pijnlijk. Artrose is niet te genezen.

38


Theoriebron Uitdroging

Theoriebron Uitdroging

.

Inleiding

tie

Wat is uitdroging?

fb .v

Het menselijk lichaam bestaat voor 70% uit water. Elke dag verliezen we een ruime hoeveelheid vocht, bijvoorbeeld via de urine, door zweet en door uitademing. We vullen dit vocht weer aan door te drinken en te eten. Wanneer je veel meer vocht verliest dan je aanvult, droogt je lichaam uit. De hulpverlener heeft een belangrijke taak in het signaleren van uitdroging bij cliënten.

u' Ac

Om het lichaam goed te laten functioneren is een bepaalde hoeveelheid vocht nodig. Het lichaam van een volwassene heeft een dagelijkse vochtbehoefte van ongeveer twee liter (zes tot acht glazen per dag). Wanneer te weinig vocht wordt ingenomen of extreem veel vocht wordt verloren, kan het lichaam uitdrogen of dehydreren. Bij ouderen werkt het dorstcentrum in de hersenen minder goed, waardoor zij minder goed voelen dat zij dorst hebben.

Ed

We kunnen twee vormen van uitdroging of dehydratie onderscheiden. 1. Primaire dehydratie: bij onvoldoende vochtopname ontstaat een tekort aan vocht in het lichaam. Om het ontstane tekort aan te vullen, wordt het vocht dat zich tussen de cellen bevindt, gebruikt. Het gevolg is dat de cellen uitdrogen. 2. Secundaire dehydratie: door abnormaal verlies van vocht (door bijvoorbeeld oververhitting, diarree, bloedingen en brandwonden) verliest iemand in snel tempo ook natrium en kalium. Hierdoor daalt de bloeddruk en neemt de polsslag toe. De persoon wordt duizelig, suf en verward.

ij

De symptomen van uitdroging

U

itg

ev

er

Als een lichaam uitdroogt, gaan daar een aantal signalen aan vooraf die je kunt waarnemen. Mensen voelen zich slap en ze kunnen last hebben van hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid. Mensen plassen minder, of helemaal niet meer, en de urine heeft een donkergele kleur en ruikt sterk. In eerste instantie heeft iemand dorst, maar als de uitdroging langer duurt verdwijnt dit dorstgevoel weer. Andere symptomen zijn: • verwardheid • droge mond • droge lippen • droge, perkamentachtige huid • groeven in de tong • geen tranen bij het huilen • problemen met spreken • verminderde spierkracht. In ernstige gevallen kun je ook de volgende symptomen waarnemen: • snelle of hele zwakke pols • vaat- en spierkrampen • stemverlies

39


Theoriebron Uitdroging

• •

ingezonken ogen bewusteloosheid.

.

De gevolgen van uitdroging

tie

Uitdroging voorkomen

fb .v

Door uitdroging ontstaat een tekort aan water in het lichaam. Als gevolg hiervan functioneren de nieren niet meer goed, waardoor het lichaam de afvalstoffen niet meer goed kan afvoeren. Zo vergiftigt het lichaam zichzelf. Dit wordt uremie, of niervergiftiging, genoemd. Symptomen zijn misselijkheid, slechte eetlust en jeuk. Uremie leidt tot bewustzijnsstoornissen en uiteindelijk tot de dood.

u' Ac

Om uitdroging te voorkomen moet je goed in beeld hebben hoeveel vocht mensen drinken en hoeveel ze uitscheiden. Verder moet je goed op de symptomen letten die aan uitdroging voorafgaan, zoals dorst of een droge mond.

Ed

Algemene tips zijn: • Drink de hele dag door kleine beetjes en houd ongeveer bij hoeveel je per keer drinkt. Als je een keer anderhalve liter water in een maatbeker doet, krijg je een idee van de hoeveelheid die je moet drinken. • Leg uit waarom het belangrijk is om te drinken. • Neem eventuele belemmerende factoren weg. Veel ouderen willen niet veel drinken omdat ze dan vaker naar het toilet moeten en daar hulp bij nodig hebben. • Begeleid drinkmomenten. Soms zijn mensen niet in staat zelf te drinken of zelf het drinken te pakken. Zij voelen zich dan bezwaard om om hulp te vragen.

ij

Verzorgen van een cliënt met uitdroging

U

itg

ev

er

Een cliënt die uitgedroogd is, moet gestimuleerd worden om te gaan drinken. Dat kan op verschillende manieren. Het is belangrijk om te achterhalen wat de wensen van de cliënt zijn, met andere woorden: wat vindt de cliënt lekker om te drinken, waar heeft de cliënt zin in? De hulpverlener moet ook onderzoeken of de cliënt wel in staat is om te drinken. Soms zijn bekers of glazen niet geschikt en kunnen deze vervangen worden door aangepaste bekers of glazen. Als een cliënt meer gaat drinken, zal deze ook meer plassen. Hier moet goede begeleiding bij zijn, want mensen stoppen soms met drinken omdat ze niet zo vaak hulp willen vragen bij de toiletgang.

40

Een hulpmiddel voor het monitoren van de vochtinname is het gebruik van een vochtlijst of een vochtbalans.


Theoriebron Vocht vasthouden

.

Theoriebron Vocht vasthouden

fb .v

Inleiding

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Het menselijk lichaam bestaat voor ongeveer 70% uit water. Als het lichaam vocht niet goed kan afvoeren, ontstaat oedeem. De hulpverlener heeft een belangrijke taak in het signaleren van uitdroging en oedeem bij cliënten. In deze theoriebron gaan we in op het ontstaan van oedeem en de behandeling ervan. Ook bespreken we de verzorgingsaspecten voor een cliënt met oedeem.

U

itg

ev

Wat is oedeem? Een ander woord voor oedeem is waterzucht: de ophoping van vocht in de weefsels omdat er meer vocht wordt aangevoerd dan er wordt afgevoerd. Het gevolg is dat lichaamsdelen opzwellen. Oedeem kan ontstaan in de onderbenen, rondom de enkels, in de voeten, de buik en rondom de longen. Oedeem is bijna altijd een symptoom van een andere ziekte of aandoening. Aandoeningen waarbij oedeem optreedt, zijn: • hartfalen • nieraandoeningen • leveraandoeningen • problemen met de bloedafvoer, zoals trombose waarbij een bloedprop de bloedstroom belemmert • beschadigde bloedvaten (angio-oedeem) • beschadigde lymfevaten (lymfoedeem) • ondervoeding (hongeroedeem).

41


Theoriebron Vocht vasthouden

De risicosignalen van oedeem

.

Oedeem kun je aan een aantal signalen herkennen. Gewichtstoename is er een van. Soms kunnen mensen wel een paar kilo aankomen in een paar dagen. Dat komt doordat er veel meer vocht in het lichaam zit.

fb .v

Als oedeem zich bevindt in de benen of enkels, kun je dit herkennen door met je vinger putjes in de huid te drukken. In een huid met oedeem zullen de putjes blijven zitten en niet terugveren. Dit verschijnsel noemen we ‘pitting’. Als oedeem zich bevindt rondom de longen, zullen mensen het benauwd krijgen en kortademig worden. Zij krijgen vaak een kuch-hoestje dat goed te herkennen is.

tie

Mensen met oedeem in de benen en enkels krijgen last van nachtelijk plassen. Ze moeten dan soms wel twee of drie keer per nacht naar het toilet. Omdat het vocht makkelijker door het lichaam getransporteerd kan worden wanneer de benen liggen, ontstaat oedeem vaak ook nog een beetje boven heuphoogte.

u' Ac

De gevolgen van oedeem

Ed

Omdat oedeem bijna altijd een symptoom is van een onderliggende aandoening, moet allereerst die aandoening worden aangepakt. Het oedeem is dan een gevolg van die aandoening of ziekte. Als oedeem bijvoorbeeld een gevolg is van hartfalen, zal een cardioloog het vaatprobleem aanpakken, soms met medicijnen en soms via een operatie. Als oedeem een gevolg is van trombose, zal het bloedstolsel opgelost worden. Is oedeem een gevolg van nier- of leverfalen, dan zullen de onderliggende problemen worden aangepakt. Met het verdwijnen van de aandoening of het ziektebeeld zal ook het oedeem verdwijnen.

er

ij

Oedeem zelf heeft ook gevolgen. Oedeem in de benen en enkels zorgt voor een zwaar gevoel en een verminderde mobiliteit. De huid van de benen en/of enkels kan strak gespannen en vochtig zijn, wat de kans op huidbeschadigingen vergroot. Oedeem in handen en vingers veroorzaakt een verminderd gevoel in de vingertoppen en functieverlies van de handen.

Oedeem behandelen

U

itg

ev

Oedeem wordt als symptoom behandeld wanneer de onderliggende aandoening behandeld wordt. Om ervoor te zorgen dat vocht afgevoerd wordt, kan een arts diuretica voorschrijven, oftewel plastabletten. Deze helpen de nieren om meer natriumchloride en vocht af te scheiden. Het gevolg hiervan is dat iemand veel meer gaat plassen.

42

Wanneer oedeem als gevolg van vaatproblemen optreedt in de benen en enkels, worden de benen soms gezwachteld. Dit gebeurt dan voordat iemand uit bed komt. De zwachtels helpen de bloedvaten om het vocht af te voeren. Een veelgebruikte methode hiervoor is de ambulante compressietherapie, waarbij door gebruik van korterekzwachtels gelijkmatige tegendruk gegeven wordt. Wanneer er gedurende een van tevoren afgesproken periode gezwachteld is en het been weer net zo dun is als voor het oedeem, wordt een compressiekous (ook wel steunkous) aangemeten. Deze wordt dan in plaats van de zwachtels gebruikt.


Theoriebron Vocht vasthouden

Verzorging van een cliënt met oedeem

fb .v

.

Bij cliënten met oedeem is een goede verzorging van de huid belangrijk. Deze wordt extra belast door het opzwellen vanwege het vocht en geeft daarmee een verhoogde kans op wondjes en irritatie. Als de vaatwerking verminderd is, verloopt ook de wondgenezing trager. Cliënten die diuretica gebruiken, moeten vaker plassen. Hierin moeten ze begeleid en voorgelicht worden. Bij de begeleiding is ook de omgeving van de cliënt van belang. Voorlichting moet zich dus ook richten op de naasten en de mantelzorgers van de cliënt.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Het aanbrengen van zwachtels tegen oedeem is een precieze bezigheid die goed moet worden uitgevoerd. Zwachtels die verkeerd zijn aangebracht en te strak of te los zitten, maken het oedeemprobleem alleen maar erger. Het heeft de voorkeur om een cursus zwachtelen of ambulante compressietherapie te volgen zodat iedereen die deze handeling uitvoert van de meest recente ontwikkelingen en technieken op de hoogte is.

43


Theoriebron Vochtopname observeren

.

Theoriebron Vochtopname observeren

fb .v

Inleiding

Vochthuishouding

tie

Bij mensen die problemen met de vochthuishouding hebben, heeft de hulpverlener een taak in het observeren van de vochtopname en uitscheiding. Hiervoor heeft de hulpverlener een aantal technieken tot zijn beschikking. In deze theoriebron bespreken we de vochtlijst en de vochtbalans, en ook de metingenlijst waarop de verzorgende de metingen noteert.

Ed

u' Ac

De vochthuishouding is het gehele proces van het opnemen en afscheiden van vocht door alle weefsels en organen in het lichaam. Dat opnemen van vocht gebeurt op verschillende manieren. Het lichaam onttrekt vocht aan ons voedsel en gebruikt het vocht dat we drinken. De nieren hebben een centrale rol in het uitscheiden van vocht, omdat zij de filters zijn die het overtollige vocht doorsturen naar de blaas om uitgescheiden te worden. Op een normale dag zijn de hoeveelheid vocht die je inneemt en de hoeveelheid vocht die je uitscheidt in balans of ongeveer gelijk. Je kunt dan zeggen dat je een gezonde vochthuishouding hebt, want alle weefsels en organen doen wat ze moeten doen. Wanneer iemand meer inneemt dan hij uitscheidt (vocht vasthoudt), of meer uitscheidt dan hij inneemt (uitdroogt) is de vochthuishouding niet gezond.

Het observeren van vochtinname; de vochtlijst

er

ij

Als er een vermoeden is dat iemand te weinig drinkt, om welke reden dan ook, is het belangrijk om te meten hoeveel iemand daadwerkelijk drinkt. Om die reden wordt een vochtlijst gebruikt. Op een vochtlijst staat een overzicht van de hoeveelheid vocht die iemand gedurende 24 uur inneemt en de tijdstippen waarop dit gebeurt. Een vochtlijst wordt gedurende een aantal vooraf bepaalde dagen bijgehouden, zodat een algemeen beeld ontstaat van wat iemand krijgt aangeboden en wat iemand daadwerkelijk drinkt.

U

itg

ev

Werkmodel Vochtlijst <

Werkmodel Vochtbalans <

44

Het observeren van vochtgebruik; de vochtbalans Als het niet alleen belangrijk is om erachter te komen hoeveel iemand drinkt, maar ook hoeveel iemand uitscheidt, wordt een vochtbalans bijgehouden. Op een vochtbalans wordt in 24 uur genoteerd hoeveel vocht wordt aangeboden, hoeveel wordt gedronken en hoeveel wordt uitgescheiden. Een vochtbalans is nooit helemaal nauwkeurig, omdat mensen ook vocht verliezen via de ademhaling en door transpiratie.


Theoriebron Vochtopname observeren

Op deze manier kun je inzichtelijk maken of de vochthuishouding in balans is. Een vochtbalans houd je gedurende een aantal vooraf bepaalde dagen bij. Het resultaat wordt multidisciplinair besproken.

fb .v

.

Rapporteren: het bijhouden van de metingenlijst Op de metingenlijst (die vaak de ‘templijst’ of de ‘temperatuurlijst’ wordt genoemd) noteer je de bloeddruk, de hartslag, de temperatuur en het gewicht van een cliënt. De waarden die je meet wanneer je een vochtbalans bijhoudt, kun je toevoegen aan deze metingenlijst, die in ieder digitaal patiëntenregistratiesysteem te vinden is.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Hiervoor zijn speciale vakjes aangebracht. De uitkomst van de vochtbalans en de overige waarden die gemeten worden, zeggen samen iets over de gezondheidstoestand van de cliënt. Zo zullen een verhoogde hartslag en een hoge bloeddruk in overeenstemming zijn met een negatieve vochtbalans (er gaat meer vocht in dan eruit komt). De metingenlijst wordt gebruikt tijdens het multidisciplinair overleg om een gezamenlijk beleid te bepalen.

45


fb .v

Theoriebron Voedingsbehoeften bij ziekten

.

Theoriebron Voedingsbehoeften bij ziekten

Inleiding

u' Ac

tie

Iedereen heeft voeding nodig, maar niet iedereen heeft dezelfde voeding nodig. Wanneer mensen bepaalde ziektebeelden hebben, kan voeding een belangrijke rol spelen in het genezingsproces. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een voedingsallergie of aan ziektebeelden waarbij bepaalde voedingsmiddelen het proces verergeren, zoals zout bij een hoge bloeddruk. De hulpverlener heeft een belangrijke rol bij het observeren van de voedingsbehoefte en bij het geven van voorlichting.

Voeding bij aandoeningen van de maag

Ed

Voeding heeft rechtstreeks invloed op aandoeningen en ziekten van de maag. Mensen die last hebben van brandend maagzuur of misselijkheid zullen bepaalde voedingsmiddelen vermijden, omdat die juist aanleiding geven tot klachten. Dit kan tot gevolg hebben dat er te weinig vitamines B worden opgenomen, en dat zorgt dan zelf weer voor klachten. Eigenlijk is het advies om zo veel mogelijk normale, gezonde voeding te gebruiken en daarbij veel te drinken en veel vezels te eten. Het is beter om een paar keer per dag kleine maaltijden te eten in plaats van drie keer per dag een grote maaltijd.

er

ij

Wanneer iemand gastritis heeft (een ontsteking aan het slijmvlies van de maag) wordt aangeraden om tijdelijk minder vet te gebruiken, omdat vet het legen van de maag remt. Iemand die een maagverkleining heeft ondergaan, moet prikkelende stoffen vermijden. Deze persoon kan ook maar kleine hoeveelheden per portie innemen, omdat de maag een verminderd volume heeft.

U

itg

ev

Voeding bij aandoeningen van de darmen

46

De dunne darm kan aangedaan zijn, bijvoorbeeld door coeliakie, ook wel ‘glutenintolerantie’ genoemd. Gluten zitten vooral in granen. Bij iemand die coeliakie heeft, zorgen gluten in de voeding ervoor dat het darmslijmvlies aangetast wordt. Daardoor worden voedingsstoffen niet meer opgenomen. Dit gaat gepaard met pijn, algehele malaise en vermoeidheid. Door een strikt dieet zonder gluten herstelt het darmslijmvlies zich. In de dunne darm kan ook de ziekte van Crohn voorkomen. Daarbij zijn delen van de dunne darm of het begin van de dikke darm chronisch ontstoken. In de dikke darm kunnen de volgende aandoeningen voorkomen: obstipatie, het prikkelbaredarmsyndroom en colitis ulcerosa.


Theoriebron Voedingsbehoeften bij ziekten

fb .v

Voeding bij aandoeningen van de lever

.

Bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa ontstaan ontstekingen en zweren in de dunne en/of de dikke darm. Voedingsstoffen worden niet meer goed opgenomen en er treedt diarree, pijn en soms koorts op. Mensen hebben veel extra voedingsstoffen nodig, maar de darm kan deze eigenlijk niet aan. Een strikt dieet is noodzakelijk, en soms ook een chirurgische ingreep waarbij een stuk darm wordt verwijderd.

tie

Zonder lever kunnen we niet leven. De lever heeft een belangrijke rol bij de spijsvertering. Een leveraandoening verstoort dit proces. De lever kan aangedaan raken door bijvoorbeeld hepatitis (leverontsteking), ook wel geelzucht genoemd. Hepatitis (we kennen A, B en C) is een virusinfectie op de lever die overgebracht kan worden door besmet bloed. Bij deze infectie mag geen alcohol genuttigd worden, omdat alcohol giftig is voor de lever.

u' Ac

Een andere aandoening die veel voorkomt is levercirrose. Levercirrose is het gevolg van een chronische leverziekte, en wordt meestal veroorzaakt door alcoholisme of door ondervoeding. Hierdoor wordt het weefsel zo erg beschadigd dat het niet meer kan herstellen. De cellen sterven af en er komt er bindweefsel voor in de plaats. Op deze plaatsen zal nooit meer gezond leverweefsel kunnen groeien. Levercirrose wordt dan ook bestreden door het opstellen van een strikt dieet. Iemand met levercirrose mag absoluut geen alcohol en moet vaak, verspreid over de dag, kleine maaltijden eten die energieverrijkt zijn. Ze worden aangevuld met vitamines en mineralen, zoals vitamine A, D, E en K en calcium en ijzer. Dit dieet mag niet te vet zijn.

Ed

Voeding bij aandoeningen van de galblaas

er

ij

In de galblaas kunnen soms galstenen voorkomen. Galstenen worden gevormd uit galzuren en cholesterol. De meeste mensen hebben helemaal geen last van galstenen, dat noemen we de ‘silent stones’. Soms voelen mensen zich misselijk of hebben ze last van een opgeblazen gevoel na het gebruiken van bepaalde (vooral vette) voedingsmiddelen. Een arts zal aanraden deze voedingsmiddelen te vermijden. Een dieet wordt tegenwoordig niet meer voorgeschreven. Als mensen vanwege pijn of ongemak bepaalde voedingsstoffen gaan vermijden, kan een tekort aan vitamine B en vet optreden. Goede voorlichting is hier erg belangrijk.

U

itg

ev

Voeding bij nierziekten Als de nieren niet goed functioneren, spreken we van nierinsufficiĂŤntie. De nieren zorgen onder andere voor de vochthuishouding. Als de nieren hun taak niet meer goed kunnen verrichten, hopen afvalstoffen zich op in het lichaam. Bij een dieet zal dan mogelijk rekening gehouden worden met de hoeveelheid natrium (natrium bindt vocht). We spreken dan wel van een zoutarm dieet. Minder natrium (zout) zorgt voor minder vocht en dat heeft weer tot gevolg dat de nieren het makkelijker krijgen. Ook zal gelet worden op de hoeveelheid vocht die iemand gebruikt en de hoeveelheid kalium (ook zout). Ten slotte wordt gelet op de hoeveelheid fosfaat, een mineraal dat vooral in eiwit voorkomt.

47


Theoriebron Voedingsbehoeften bij ziekten

In de tabel zie je de meest voorkomende problemen met de daarbij passende voedingsmaatregelen: Symptoom

Voedingsmaatregel

Te veel natrium

Oedeem, hoge bloeddruk

Natriumbeperkt dieet

Te veel kalium

Kans op hartstilstand

Kaliumbeperkt dieet

Te veel fosfaat

Botproblemen, jeuk

Te veel vocht

Oedeem, hoge bloeddruk

fb .v

.

Probleem

Fosfaatbindende medicatie Vochtbeperkt dieet

tie

Voeding bij een hoog cholesterol

Cholesterol is vet. Het lichaam gebruikt twee soorten cholesterol: LDL-cholesterol en HDL-cholesterol.

u' Ac

HDL-cholesterol is ‘goed’ cholesterol. Dit haalt het slechte cholesterol (LDL) uit het bloed en vervoert het naar de lever, waar het wordt afgebroken en opgeruimd.

Ed

LDL-cholesterol is het ‘slechte’ cholesterol. Dit cholesterol wordt van de lever naar de bloedvaten vervoerd, waar het zich als plaques aan de vaatwanden kan vastzetten. Een hoge LDL-cholesterolwaarde betekent dus dat er zich veel plaques in de vaten bevinden, die daar schade kunnen aanrichten. Problemen ontstaan vooral wanneer de verhouding tussen LDLen HDL-cholesterol niet juist is. Wanneer het LDL-cholesterol te hoog is, is het belangrijk om matig te zijn met vet, met name met verzadigd vet, ook wel de harde vetten zoals boter. Het is beter om onverzadigde vetten te gebruiken, ook wel zachte vetten zoals olie of margarine. Ook van orgaanvlees en eieren kan iemand met hoog LDL-cholesterol beter niet veel gebruiken. Het eten van vezelrijk voedsel verlaagt het LDL-cholesterol, net zoals het eten van soja en noten.

er

ij

Voeding bij hyper- en hypotensie

U

itg

ev

Er zijn veel verschillende oorzaken aan te wijzen voor een hoge of een lage bloeddruk. Bij een hoge bloeddruk kan het zijn dat het lichaam te veel vocht en/of te veel natrium vasthoudt. Als er lange tijd een hoge bloeddruk is, zal een arts bloeddrukverlagende medicijnen voorschrijven, plastabletten soms.

48

Voeding kan helpen de bloeddruk te verlagen. Als er sprake is van overgewicht, zal het eerste advies zijn om af te vallen. Ook is een gezonde, goed uitgebalanceerde voeding belangrijk. Deze bevat veel groenten en fruit, melkproducten, voldoende vocht en vezelrijke voeding, met name volkorenproducten. Alcohol wordt afgeraden, omdat dit de bloeddruk verhoogt, net zoals overmatig gebruik van zout, het eten van veel drop en het drinken van zoethoutthee. Bij een lage bloeddruk kan het toevoegen van vocht en zout helpen de bloeddruk te verhogen. Hier geldt echter wel dat er voorzichtig mee omgegaan moet worden, omdat er snel te veel zout wordt toegevoegd.


Theoriebron Voedingsbehoeften in de leeftijdscategorieĂŤn

fb .v

.

Theoriebron Voedingsbehoeften in de leeftijdscategorieĂŤn Inleiding

ij

Ed

u' Ac

tie

Elke leeftijdsfase heeft een andere voedingsbehoefte. Zo hebben (kleine) kinderen andere voedingsmiddelen nodig dan volwassenen of ouderen. De hulpverlener heeft een belangrijke taak in het geven van voorlichting over voeding en het observeren van de voedingstoestand van deze groepen. In deze theoriebron bespreken we de leeftijdsfasen en geven we aan welke voedingsbehoeften zij hebben.

er

Voeding voor kleine kinderen

U

itg

ev

Vanaf zes maanden is moeder- of flessenmelk niet meer voldoende om te voorzien in de behoefte aan ijzer en energie. Bijvoeding begint met gepureerd fruit aan het eind van de vijfde maand, omdat de smaak van fruit goed past bij de behoefte van de baby. Als de baby aan fruit gewend is, wordt groente toegevoegd. Na de zesde maand wordt de voeding geleidelijk aangevuld met graanproducten, aardappelen en peulvruchten. Als dit goed wordt verdragen, worden als laatste eiwitrijke producten zoals vlees, vis, kip en ei toegevoegd. Zodra een kind alle voedingsmiddelen verdraagt, kan het gewoon met de pot mee-eten. In deze fase ontstaan soms voedingsproblemen. Peuters en kleuters willen sommige voedingsmiddelen niet eten, of helemaal niet eten. Ook komt het voor dat ze juist niets anders dan bepaalde voedingsmiddelen willen eten. Soms krijgen ze te veel energierijke tussendoortjes of vinden ouders dat ze slecht eten.

49


Theoriebron Voedingsbehoeften in de leeftijdscategorieën

Peuter (1-2)

Kleuter (3-4)

Brood

2-3 sneden

3-4 sneden

Aardappelen

1-1½ stuks

1-2 stuks

Groente

1-2 groentelepels

2 groentelepels

Fruit

1 stuk

Melk

2 glazen (150 ml)

Kaas

½ plak

Vlees, vis, kip, ei, vleeswaren

50-75 gram

Boter, margarine

Matig

fb .v

Voedingsmiddel

.

Peuters en kleuters hebben per dag ongeveer nodig:

1 stuk

2 glazen (150 ml) ½ plak

tie

50-75 gram

Kinderen in de schoolleeftijd, tussen de zes en de twaalf jaar, eten gewoon met de pot mee. Zij ontwikkelen wel voorkeuren voor voeding, die er soms voor zorgen dat de voeding eenzijdig wordt. Voor kinderen in deze leeftijd zijn er wel een aantal aandachtspunten.

Ed

Kinderen groeien snel, wat betekent dat zij veel energie nodig hebben. Grote porties kunnen deze kinderen nog niet aan, dus is het belangrijk om de voeding goed te spreiden over de dag en na te denken over de tussendoortjes. Door tussendoortjes die alleen bestaan uit suiker en snelle calorieën en niet uit fruit, brood of melkproducten, kan een tekort aan vitamine B of ijzer ontstaan. Een kind met vitamine B- of ijzertekort is snel moe en prikkelbaar. Het eten van veel zoetigheid (frisdrank en chocola bijvoorbeeld) brengt een gevaar voor tandbederf met zich mee. In deze leeftijdsfase kan zowel onder- als overgewicht een probleem worden.

er

ij

Werkmodel Observeren van de voedingstoestand van kinderen en adolescenten <

u' Ac

Voeding voor grote kinderen

Voeding voor adolescenten

U

itg

ev

Bij adolescenten is het gehele lichaam in ontwikkeling. De lengte en het lichaamsgewicht nemen toe. Voor de toename van spiermassa en botgroei is veel energie nodig. Adolescenten hebben dan ook vrijwel de hele dag door honger. Die honger stillen zij niet altijd met gezonde voeding. Hier schuilt meteen een gevaar, want veel adolescenten gebruiken eenzijdige voeding. Deze bestaat uit vet en koolhydraten, terwijl de noodzakelijke vitamines en mineralen ontbreken (junkfood). Het gebruik van frisdrank neemt toe, zo ook het gebruik van de populaire energiedrankjes. Energiedranken bevatten veel calorieën, doordat ze voornamelijk uit suikers bestaan. Omdat er ook cafeïne in zit, geven ze een oppeppend gevoel. Er zitten twee tot vier suikerklontjes per 100 ml in. Een blikje energiedrank bevat ongeveer 100 kcal.

50

Energiedranken hebben niet alleen effect op de stofwisseling, maar hebben – net als frisdranken – ook tandbederf tot gevolg. Er kan tanderosie door ontstaan: het dunner worden of verdwijnen van het tandglazuur.


Theoriebron Voedingsbehoeften in de leeftijdscategorieën

Voeding voor volwassenen

fb .v

.

Na de adolescentie breekt de fase van de volwassenheid aan. Het lichaam heeft geen extra voedingsstoffen meer nodig om te groeien. Er kan volstaan worden met normale, volwaardige voeding. In de volwassenheid wordt vaak verdergegaan met het voedingspatroon dat is ontstaan tijdens de adolescentie. Sommige mensen krijgen als gevolg hiervan overgewicht en gaan vermageringsdiëten gebruiken. Andere mensen krijgen ondergewicht, omdat ze het patroon vanuit de adolescentie voortzetten of omdat ze diëten gebruiken. Tijdens de volwassenheid ontstaan ook alternatieve voedingsbehoeften. Zo kiezen sommigen ervoor om vegetarisch of veganistisch te gaan eten. Veel mensen zien in welke invloed voeding heeft op het welbevinden en de lichamelijke gesteldheid. Ze maken bewust de keuze om bepaalde voedingsmiddelen wel of niet te gebruiken. Ten gevolge van overgewicht krijgen mensen in de late volwassenheid soms te maken met een verhoogd cholesterol of diabetes type 2.

Voeding voor ouderen

tie

Werkmodel Observeren van de voedingstoestand van volwassenen en ouderen <

u' Ac

We spreken van ouderen bij mensen die 65 jaar of ouder zijn. Voeding heeft invloed op de verouderingsprocessen van het lichaam. Die veroudering begint echter niet wanneer je 65 wordt. Het lichaam veroudert al ongeveer vanaf je dertigste verjaardag. Bekende ziektebeelden die al vroeg ontstaan onder invloed van voeding, zijn arteriosclerose (slagaderverkalking) en osteoporose (botontkalking). Voeding die voldoende energie geeft, houdt iemand actief en door actief te blijven vertraag je de verouderingsprocessen.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Een ouder lichaam heeft een tragere stofwisseling. Daardoor is er minder behoefte aan voeding en zullen mensen minder, of minder grote porties, gaan eten. Wanneer tegelijkertijd ook de activiteit afneemt, wordt de energiebehoefte nog verder verlaagd. Minder eten brengt het gevaar met zich mee dat iemand te weinig essentiële voedingsstoffen binnenkrijgt, zoals vitamine C, B, ijzer en jodium. Er kan een tekort aan vocht ontstaan omdat mensen minder dorst hebben, of niet zo vaak naar het toilet willen. Dat geeft het risico van uitdroging.

51


Theoriebron Het dieet

Theoriebron Het dieet

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

In een dieet is voeding op een specifieke manier samengesteld. Dit wordt gedaan om ziekten te voorkomen of te behandelen, of om een goede lichamelijke conditie te krijgen. Iedere evenwichtig samengestelde voeding bevat voedingsstoffen in de juiste verhouding. De bekendste diëten zijn vermageringsdiëten. Er bestaan echter ook diëten bij bepaalde ziektebeelden en diëten met bijzondere doelen. Diëten worden opgesteld door diëtisten. De hulpverlener heeft een belangrijke rol in het uitvoeren van deze diëten en het voorlichten van zorgvrager en mantelzorgers.

ij

Wat is een dieet?

U

itg

ev

er

Het woord dieet is afgeleid van het Griekse woord diaita, dat leefregel betekent. In onze maatschappij heeft het woord dieet de betekenis van voorgeschreven voeding die aan specifieke regels voldoet. (Medische) diëten worden voorgeschreven door diëtisten. Zij stellen op basis van informatie voedingsvoorschriften op voor een persoon, die precies gericht zijn op (of aangepast zijn aan) zijn specifieke omstandigheden. Een diëtist bepaalt samen met de persoon het behandelplan en biedt begeleiding bij het uitvoeren van het dieet. Er bestaan ook veel niet-medisch onderbouwde diëten. Vermageringsdiëten zijn daar een goed voorbeeld van. Deze zijn niet altijd opgesteld door een diëtist, en meestal zijn ze bedoeld voor groepen mensen en niet voor een individu. Ze bevatten algemene voedingsregels, die leiden tot een verminderde energie-inname, wat gewichtsverlies tot gevolg heeft. Vermageringsdiëten die uitgaan van een energie-inname van 500 tot 1500 kcal per dag, noemen we crashdiëten. Crash komt van het Engelse ‘neerstorten’.

De indeling van de diëten Diëten worden genoemd naar de afwijkende kenmerken van de voeding ten opzichte van het gangbare voedingspatroon. Die kenmerken houden soms verband met het ziektebeeld waarvoor het dieet wordt voorgeschreven.

52


Theoriebron Het dieet

tie

fb .v

.

Diëten worden in drie groepen ingedeeld: 1. voedingsstofverrijkte of -beperkte diëten. In deze diëten wordt een voedingsstof extra toegevoegd of juist extra beperkt. Verrijking wordt aangegeven met een +, beperking met een -. Voorbeeld is een natriumbeperkt dieet: dat wordt geschreven als Na-. 2. voedingsstofvrije diëten. In deze diëten wordt een voedingsstof helemaal uit de voeding gehaald, omdat bijvoorbeeld een intolerantie vermoed wordt. Denk aan een glutenvrij dieet. Wanneer een voedingsstof uit de voeding weggelaten wordt, noteer je dat met het symbool °, bijvoorbeeld glut°. 3. consistentiediëten. In deze diëten wordt de consistentie van de voeding aangepast, bijvoorbeeld bij vloeibare voeding of gemalen voeding. De afkortingen voor diëten zijn landelijk vastgelegd.

Afwijkende consistentie van voeding

u' Ac

Met de consistentie van voeding wordt de vastheid van voeding bedoeld, of de samenstelling ervan. Voeding met een afwijkende consistentie heeft dus een afwijkende samenstelling. Voorbeelden daarvan zijn gemalen voeding en vloeibare voeding.

Ed

Er zijn veel redenen waarom voeding met afwijkende consistentie gegeven wordt: • kauwproblemen bij ontstekingen in de mond of de tong, na het trekken van een tand of een kies, of het verwijderen van de amandelen, ook na bestralingen in het hoofd- en halsgebied of na een halfzijdige verlamming • slikklachten ten gevolge van MS of een spastische verlamming, de ziekte van Parkinson, het verwijderen van de amandelen en na bestraling • ontstekingen van de slokdarm of het maag-darmkanaal • extreme vermoeidheid • zeer slechte eetlust, waarbij vloeibare voeding makkelijker in te nemen is.

er

ij

Gemalen voeding

Het is belangrijk om de cliënt te vertellen welke voedingsmiddelen vermalen zijn, zodat hij wel weet wat hij eet. Ook de geur van het voedsel is belangrijk bij het herkennen. Voeding die vermalen wordt, wordt plakkeriger. Het is dus belangrijk om goed in de gaten te houden of gemalen voeding zelf niet voor slikproblemen zorgt.

U

itg

ev

Gemalen voeding wordt gegeven wanneer het eten van fijngesneden voeding toch nog slikproblemen oplevert. Vlees, kip, groenten en aardappels lenen zich goed voor gemalen voeding. Met behulp van een keukenmachine kunnen de ingrediënten fijngemalen worden. Als voeding gemalen wordt, verliest het een deel van zijn aantrekkelijkheid. Het ziet er niet meer zo mooi en lekker uit en het is vaak moeilijk om de voedingsmiddelen die vermalen zijn als voedsel te herkennen. Zeker wanneer verschillende voedingsmiddelen gezamenlijk vermalen worden, ziet de voeding eruit als een bruinige drab.

53


Theoriebron Het dieet

Vloeibare voeding

fb .v

.

Wanneer gemalen voeding problemen geeft bij het kauwen en/of slikken, is vloeibare voeding een optie. Vloeibare voeding kennen we in twee varianten: 1. enterale voeding: voeding via het maag-darmkanaal 2. parenterale voeding: rechtstreeks in de bloedbaan per infuus.

tie

Wanneer vloeibare voeding enteraal gegeven wordt, dus via het maag-darmkanaal, kan dat ook weer op twee manieren, namelijk via dranken of via een sonde. Voorbeelden van enterale vloeibare voeding die per os (oraal) gegeven wordt: • pap, vla, yoghurt, melk, karnemelk, milkshake, kwark • bouillon • gladde gebonden soepen • vruchtensappen • groentesappen.

u' Ac

Aan deze vloeistoffen worden soms energierijke producten toegevoegd om voldoende energie toe te dienen. Denk aan slagroom of speciale energieverrijkende poeders. Vloeibare voeding die parenteraal gegeven wordt, wordt per infuus direct in de bloedbaan toegediend. Dit wordt gedaan wanneer voeding niet via het maag-darmkanaal kan worden opgenomen, bijvoorbeeld na een operatie. Parenterale voeding wordt bij voorkeur zo kort mogelijk gegeven.

Sondevoeding

Ed

Een bijzondere vorm van enterale vloeibare voeding is sondevoeding: een volwaardige voeding die voldoende energie en voedingsstoffen bevat. Sondevoeding kan worden gegeven via een neus-maagsonde of via een PEG-sonde.

er

ij

Sondevoeding wordt gegeven wanneer iemand niet meer in staat is om oraal voeding te gebruiken: bij ernstige slikstoornissen, bewusteloosheid, coma of uitgebreide operaties in het hoofd-halsgebied. Het wordt soms ook gegeven wanneer mensen te zwak zijn om zelf te eten, of wanneer mensen niet meer willen eten en in levensbedreigende situaties verkeren, bijvoorbeeld bij bepaalde eetstoornissen of hongerstaking.

U

itg

ev

Sondevoeding wordt druppelsgewijs toegediend, meestal via een voedingspomp en soms via een spuit. Te snel toegediende sondevoeding kan misselijkheid veroorzaken. De voeding dient altijd op kamertemperatuur te zijn, want ook te koude sondevoeding kan misselijkheid en braken tot gevolg hebben.

54

Sondevoeding is smaakloos. Soms wordt het in een glas gegeven en kan er met bijvoorbeeld cacao of limonadesiroop smaak toegevoegd worden.


Theoriebron Verschillende diëten uitvoeren

.

Theoriebron Verschillende diëten uitvoeren

fb .v

Inleiding

tie

Een hulpverlener stelt zelf geen diëten op, maar moet de diëten die de diëtist voorschrijft wel kunnen uitvoeren. Daarom is het belangrijk om inzicht te hebben in de meest gangbare diëten en de termen die daarmee te maken hebben. Je kunt dan een goede begeleiding bieden en de juiste voorlichting geven. In deze theoriebron maak je kennis met die diëten en ontdek je wat de aandachtspunten zijn bij het uitvoeren ervan.

Voedingsstofverrijkte diëten

u' Ac

Diëten waaraan extra voedingsstoffen worden toegevoegd, heten voedingsstofverrijkte diëten. We onderscheiden er twee, namelijk het energieverrijkte dieet en het vezelverrijkte dieet.

Ed

Het energieverrijkte dieet Dit dieet wordt toegepast bij een (dreigende) ondervoeding. Dit komt voor bij chronische ziekten, maar ook bij mensen die niet meer zelf voor hun voeding kunnen zorgen, of bij mensen die zichzelf verwaarlozen. Denk aan dak- en thuislozen en verslaafden of psychiatrische patiënten. De extra energie kan geleverd worden door het toevoegen van koolhydraten en vetten. Je kunt in zo’n geval het brood dik beleggen, een klontje boter toevoegen aan de warme maaltijd of dextrine-maltose toevoegen aan zoete gerechten.

er

ij

Het vezelverrijkte dieet Bij veel maag-darmziekten wordt vezelrijke voeding geadviseerd, omdat vezels de darmperistaltiek helpen. In een vezelverrijkt dieet is sprake van 10 tot 15% meer vezels dan gebruikelijk. Vaak wordt het gebruik van zemelen aangeraden, omdat die makkelijk aan bijvoorbeeld yoghurt of vla zijn toe te voegen.

U

itg

ev

Voedingsstof-eliminerende diëten Een dieet waarbij voedingsstoffen geëlimineerd (dus verwijderd) worden, wordt voorgeschreven bij bijvoorbeeld koemelkeiwitallergie of glutenintolerantie (coeliakie). Koemelkeiwitallergie komt voor bij baby’s en peuters. Zij hebben dan last van buikpijn, diarree en misselijkheid, maar ook van benauwdheid, oorontstekingen, dauwworm en oedeem. Het koemelkeiwit wordt niet verdragen en moet daarom helemaal uit de voeding verwijderd worden. Het is heel belangrijk dat alle voeding die gegeven wordt totaal vrij is van deze stof, omdat zelfs een spoortje al een allergische reactie kan geven. Na een jaar wordt geprobeerd om koemelkeiwit weer aan de voeding toe te voegen.

55


Theoriebron Verschillende diëten uitvoeren

fb .v

Voedingsstof-constante diëten

.

Bij glutenintolerantie tasten de gluten in de voeding het darmslijmvlies aan, waarbij de darmvlokken verloren gaan. Dit zorgt voor pijn en vermoeidheid en kan darmkanker veroorzaken. Bij een glutenvrij dieet herstelt het darmslijmvlies zich. Gluten bevinden zich in graanproducten, maar ook in allerlei bewerkte producten. Ook hier is het erg belangrijk dat alle voeding geheel vrij is van gluten.

tie

Een voedingsstof-constant dieet heet ook wel een balansdieet. Het bevat elke dag dezelfde hoeveelheid van die voedingsstof, bijvoorbeeld een vet-constant dieet. Dit dieet wordt gedurende een vooraf bepaald aantal dagen of weken gevolgd. Daarna wordt bekeken welke invloed het heeft op de lichamelijke gesteldheid. Tijdens het dieet wordt precies bijgehouden hoeveel van de stof gegeten wordt en hoeveel via de nieren en de darmen het lichaam weer verlaat. Dit dieet wordt gebruikt in balansstudies, bijvoorbeeld om een ziekte vast te stellen die niet op een andere manier makkelijk kan worden vastgesteld, of om precies de werking van geneesmiddelen na te kunnen gaan.

u' Ac

Voedingsstofbeperkt dieet

Ed

Een voedingsstofbeperkt dieet wordt voorgeschreven wanneer (tijdelijk) van een bepaalde voedingsstof minder gebruikt mag worden. Voorbeelden van dit soort diëten zijn: • energiebeperkt dieet • vetbeperkt dieet • lactosebeperkt dieet • natriumbeperkt dieet • vochtbeperkt dieet.

er

ij

Het energiebeperkte dieet is een bekende, want we noemen dit ook wel een afslankdieet. Mensen met overgewicht of obesitas krijgen een energiebeperkt dieet voorgeschreven. Het vetbeperkte dieet wordt toegepast wanneer iemand last heeft van stoornissen in de vertering van het voedsel of de lymfevaten. Door een vetbeperking is het lichaam beter in staat de nodige vitamines en mineralen uit het voedsel op te nemen.

U

itg

ev

Een lactosebeperkt of lactosevrij dieet wordt voorgeschreven bij een allergie voor lactose. Lactose wordt dan niet verdragen en mensen worden er ziek van. Een natriumbeperkt dieet wordt voorgeschreven bij een hoge bloeddruk of bij nierfalen. Een vochtbeperkt dieet wordt toegepast bij nierfalen en het uitblijven van urineproductie.

56

Onderzoeksdieet Onderzoeksdiëten worden gebruikt als hulpmiddel om een ziekte of aandoening vast te stellen. Wanneer bijvoorbeeld moet worden uitgezocht of er bloedingen zijn in het maagdarmkanaal, wordt een hemoglobinevrij dieet toegepast. Iemand mag dan helemaal niets eten waar bloed in zit, zoals vlees of kip, maar ook bouillon of jus. Na enkele dagen wordt dan de ontlasting onderzocht op de aanwezigheid (of afwezigheid) van bloed. Soms worden onderzoeksdiëten ook ingezet om uitgebreid onderzoek te kunnen doen. Bij darmonderzoek kan het belangrijk zijn dat de darm helemaal schoon is. Iemand krijgt dan een dieet dat ervoor zorgt dat de darmen zich geheel reinigen. In dit dieet zitten laxerende middelen en vooral heel veel vocht. Na het darmonderzoek kan weer gewoon gegeten worden.


Theoriebron De cliënt met een dieet begeleiden

.

Theoriebron De cliënt met een dieet begeleiden

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Een dieet heeft meer invloed op de cliënt en zijn welbevinden dan alleen het aanpassen van de voeding. Het slagen van het dieet is dan ook voor een groot deel afhankelijk van de inzet van de cliënt zelf. De hulpverlener heeft een belangrijke rol in het begeleiden en voorlichten van de cliënt en zijn omgeving, en in het motiveren van de cliënt. In deze theoriebron volgen de aandachtspunten.

ij

Het menu opstellen

U

itg

ev

er

Voor het opstellen of het maken van een (dieet)menu bestaan enkele vaste regels. Natuurlijk moet je de voorschriften van de diëtist opvolgen. Dat betekent dat je kennis moet hebben van voedingsstoffen en bereidingswijzen, van ADH en voedingsallergieën. Je kunt voor het opstellen van een menu gebruikmaken van de Schijf van Vijf of de Voedingswijzer. Als je je houdt aan de adviezen en uit elk vak de voorgestelde hoeveelheden voeding gebruikt, weet je zeker dat je een volwaardige voeding biedt. Je stelt een menu vast voor een cliënt. Die moet daar direct bij betrokken worden, want het is belangrijk dat je voldoet aan zijn wensen en verwachtingen. Zo niet, dan is het moeilijk om een menu te volgen en is de kans groot dat het zal mislukken. Laat de cliënt zo veel mogelijk zelf voedingsmiddelen kiezen die hij lekker vindt.

Dieetvoorlichting geven Een dieet, welk soort dan ook, vergt een gedragsverandering van de cliënt. Wat hij normaal gesproken at of dronk, moet hij nu veranderen. Iedere verandering is lastig, ook al snapt een cliënt best dat het noodzakelijk is.

57


Theoriebron De cliënt met een dieet begeleiden

fb .v

.

Bij voorlichting over een dieet maak je gebruik van een stappenplan: het Health Counseling Model. Dat bestaat uit zes stappen: 1. Probleembewustwording: om inzicht te krijgen in het gedrag dat een probleem is, krijgt de cliënt gerichte voorlichting over de risico’s van dat gedrag. 2. Afweging: samen met de cliënt de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen. 3. Besluitvorming: helpen om een beslissing te nemen en in kaart brengen welk gedrag van de cliënt of zijn omgeving die in de weg kan staan. 4. Gedragsverandering: instructies maken en afspreken hoe je dit begeleidt. 5. Gedragsbehoud: helpen met het aanleren van een nieuwe leefstijl. 6. Terugvalpreventie: helpen ontdekken wanneer en waarom iemand terugvalt in het oude gedrag.

tie

Psychosociale ondersteuning bieden

u' Ac

Tijdens het volgen van een dieet kan de cliënt het door allerlei oorzaken psychisch moeilijk krijgen. Fysiologische oorzaken – zoals hongergevoel, misselijkheid of vermoeidheid – kunnen het gevoel geven dat het dieet niet werkt, of iemand krijgt medelijden met zichzelf. Als een dieet langer duurt of misschien wel een verandering voor altijd is (bijvoorbeeld bij een eliminatiedieet), kan de cliënt de ‘verboden’ voedingsmiddelen gaan missen en ernaar verlangen. Dat leidt tot een depressief gevoel en soms tot stoppen met het dieet.

Ed

Ook de omgeving van de cliënt heeft invloed. Een dieet brengt ook voor hen aanpassingen met zich mee. Als iemand natriumbeperkt is bijvoorbeeld, kun je geen zak drop neerleggen en er zelf wel van eten. Dit soort aanpassingen leidt soms tot weerstand tegen het dieet, waardoor dieeteisen niet worden opgevolgd. Dit bespreekbaar maken is erg belangrijk, zodat mensen weten dat dit heel normaal is en erbij hoort.

Wegen en meten

U

itg

ev

er

ij

Wanneer iemand een dieet volgt, is het belangrijk om het resultaat in kaart te brengen. Dat kan een motivatie zijn voor de cliënt, die vooruitgang ziet en het dieet daardoor vol kan houden. Ook is het een controlepunt voor de hulpverlener, omdat die kan nagaan of het dieet het gewenste resultaat heeft. Om zuiver te kunnen meten en wegen, worden van tevoren meetmomenten vastgelegd. Wat gemeten/gewogen wordt, is natuurlijk afhankelijk van het gevolgde dieet. Bij een energiebeperkt dieet is dat het gewicht; het is immers de bedoeling dat een cliënt gewicht verliest. Bij een cholesterolverlagend dieet is dat het cholesterolgehalte in het bloed en bij een natriumbeperkt dieet de nierfunctie. Na bepaling van deze meet- of weegpunten heeft de hulpverlener een belangrijke taak in het uitvoeren van de metingen op het juiste moment, of het geven van voorlichting aan de cliënt en zijn naasten.

Observeren en rapporteren Een dieet kun je op verschillende manieren observeren en rapporteren: • naar aanleiding van metingen • naar aanleiding van gedrag • naar aanleiding van gesprekken. De meetmomenten worden van tevoren vastgelegd. De resultaten van de metingen rapporteer je, zodat er een feitelijk overzicht van de toestand van de cliënt ontstaat. Bijvoorbeeld: verliest deze inderdaad gewicht of daalt het cholesterolgehalte in het bloed?

58


Theoriebron De cliënt met een dieet begeleiden

Evalueren en bijstellen

fb .v

.

Je observeert tijdens het dieet het gedrag van de cliënt. Houdt deze zich aan het dieet of niet? Maakt de cliënt een tevreden indruk of niet? Kun je een gedragsverandering waarnemen? De cliënt wordt bijvoorbeeld snel boos of is verdrietig. Deze gedragsverandering rapporteer je SMART in het dossier, zodat een helder beeld ontstaat van de toestand van de cliënt. De cliënt wordt beïnvloed door zijn omgeving. De reactie van de omgeving op het dieet levert belangrijke informatie op, omdat het volgen van het dieet er makkelijker maar ook moeilijker door kan worden.

tie

Een dieet wordt afgesproken voor een bepaalde tijd. Voorafgaand wordt een nulmeting gedaan om de gezondheidstoestand vast te stellen. Er worden doelen opgesteld en er wordt een tussen- en eindmetingsmoment vastgelegd. Bij iemand die een energiebeperkt dieet krijgt, is het doel bijvoorbeeld dat de BMI binnen drie maanden daalt van 30 naar 27.

u' Ac

Evalueren doe je op twee manieren: 1. procesevaluatie Je kijkt dan naar hoe het hele traject is verlopen, hoe iemand het dieet heeft ervaren, hoe de begeleiding is ervaren, enzovoort. 2. productevaluatie Je kijkt dan of het doel bereikt is: heeft de cliënt een BMI van 27 behaald binnen de afgesproken drie maanden?

U

itg

ev

er

ij

Ed

Beide evaluaties geven informatie. Die informatie gebruikt de diëtist, de arts of de hulpverlener om het traject bij te stellen, of om een eventueel nieuw traject anders in te zetten.

59


Theoriebron Eetstoornissen

.

Theoriebron Eetstoornissen

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Eten is voor sommige mensen een probleem. Zij hebben geen rem op wat ze eten, eten alleen maar bepaalde producten, zijn geobsedeerd door gewicht verliezen of eten niet-eetbare voorwerpen. Veel van deze stoornissen zijn moeilijk te begrijpen en daarmee moeilijk te begeleiden. In deze theoriebron leer je wat een eetstoornis is en hoe je die kunt herkennen.

ij

Wat is een eetstoornis?

U

itg

ev

er

Een eetstoornis is een psychische stoornis die gekenmerkt wordt door een verstoord eetgedrag. Eetstoornissen worden in onze westerse wereld versterkt door het slankheidsideaal. Maar tegenwoordig worden eetstoornissen ook bevorderd door de nadruk op gezonde voeding en het weren van bepaalde producten uit de voeding. Mensen met een eetstoornis ervaren een andere werkelijkheid als het om eten en hun lichaam gaat. Iemand kan letterlijk walgen van zijn eigen lichaam.

60

Een eetstoornis is soms een psychiatrisch ziektebeeld en wordt als zodanig omschreven in de DSM-IV, het internationale handboek voor het diagnosticeren van psychiatrische ziektebeelden. Kenmerk van alle eetstoornissen is dat degene die het heeft er last van heeft, maar ook de omgeving. Iemand eet bijvoorbeeld bijna niet meer en krijgt te weinig voedingsstoffen binnen, of iemand eet wel, maar spuugt na het eten alles weer uit. Het lichaam verzwakt en deze persoon kan niet functioneren in de maatschappij. Als een eetstoornis niet behandeld wordt, kan dit de dood tot gevolg hebben.


Theoriebron Eetstoornissen

Wat veroorzaakt een eetstoornis?

fb .v

.

De verschillende eetstoornissen hebben ook verschillende oorzaken. Toch is afvallen, gewicht verliezen, slanker willen zijn een van de meest voorkomende oorzaken. Mensen ontdekken dat ze slanker willen zijn dan ze zijn en proberen een dieet. Ze merken dat hun dat goed afgaat en raken gefocust op hun gewicht en het aantal calorieĂŤn dat ze binnenkrijgen. Hoe minder calorieĂŤn, hoe hoger het gewichtsverlies en hoe dichter bij het resultaat dat ze willen bereiken. Het einddoel bereiken ze echter nooit, omdat ze de grens naar beneden bijstellen. Met andere woorden: als iemand 54 kg wil wegen en dat bereikt, zal 54 kg alsnog ervaren worden als te zwaar en zal het nieuwe doel bijvoorbeeld 50 kg worden.

tie

Mensen met een eetstoornis hebben problemen met hun zelfbeeld, zijn niet tevreden met zichzelf en hebben in voeding een manier gevonden om controle te hebben.

Eetstoornissen bij mannen en vrouwen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Een eetstoornis verwacht je eerder bij vrouwen dan bij mannen. De cijfers laten dat ook zien. Bijna 100.000 meisjes tussen de twaalf en achttien jaar hebben een eetstoornis. Rond de 5600 mensen lijden in Nederland aan anorexia nervosa en jaarlijks komen daar ongeveer 1300 kinderen bij. Van de mensen die anorexia nervosa hebben, is 95% vrouw. Jongens en mannen kunnen echter ook last van eetstoornissen krijgen. Op eetstoornissen bij jongens en mannen ligt een enorm taboe. Daardoor is het moeilijk om een eetstoornis vast te stellen.

61


Theoriebron Verschillende eetstoornissen

.

Theoriebron Verschillende eetstoornissen

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Anorexia nervosa en boulimia nervosa zijn twee eetstoornissen die bekend zijn omdat ze veel voorkomen in onze maatschappij. Er zijn nog meer eetstoornissen die je als hulpverlener kunt tegenkomen. In deze theoriebron ontdek je de achtergronden van deze eetstoornissen en hoe je ze kunt herkennen.

Wat is anorexia nervosa?

ev

er

ij

Mensen met anorexia nervosa hebben een dwangmatige afkeer van eten. Het ontstaat in de leeftijd van 14 tot 25 jaar en komt meer bij meisjes en jonge vrouwen voor dan bij jongens en jonge mannen. De angst om aan te komen is zo groot dat (niet) eten het leven volledig beheerst. Mensen hebben wel een hongergevoel, maar kiezen ervoor om dit te negeren. Ze gebruiken voeding met een laag caloriegehalte, wat zorgt voor nog meer gewichtsverlies. Zij worden daardoor steeds magerder. Het gevolg van dat extreme gewichtsverlies is allereerst het verloren gaan van spierweefsel, waardoor mensen zwakker en moe worden. Het lichaam krijgt onvoldoende voedingsstoffen binnen. Als het gewicht uiteindelijk daalt tot een verlies van meer dan 40% van het oorspronkelijke gewicht, ontstaat levensgevaar. De nieren, de lever en het hart kunnen dan ophouden te functioneren.

U

itg

Mensen met anorexia nervosa hebben geen ziekte-inzicht. Zij vinden zichzelf te dik terwijl ze extreem mager zijn.

62

Hoe herken je anorexia nervosa? Je kunt anorexia herkennen aan de verschijnselen van ondervoeding, zoals een extreem mager uiterlijk en koude handen. Je zult iemand met anorexia zelden of nooit iets zien eten. Sommige mensen gaan extreem veel sporten om gewicht te verliezen. Anorexia is bij bepaalde beroepen (bijvoorbeeld bij balletdansers of duursporters) lastiger te herkennen, omdat zij vanwege hun training een mager lichaam hebben.


Theoriebron Verschillende eetstoornissen

Wat is boulimia nervosa?

fb .v

.

Anorexia is eigenlijk een psychische stoornis. Mensen hebben het moeilijk met het accepteren en aanvaarden van mislukkingen en hebben vaak last van faalangst. De buitenwereld heb je niet altijd onder controle, maar je eigen eetgedrag wel. De combinatie van extreme faalangst en het ontbreken van ziekte-inzicht maken het erg moeilijk om iemand met anorexia te behandelen. De enige behandeling die mogelijk is, is gewichtstoename en dat is nu net wat men absoluut niet wil. Als anorexia niet behandeld wordt, kan dat de dood tot gevolg hebben.

u' Ac

tie

Boulimia nervosa is een eetstoornis die in sommige opzichten lijkt op anorexia. Ook mensen die hieraan lijden, zijn constant bezig met gewicht verliezen, echter op een andere manier. Zij eten wel calorierijk voedsel, maar zorgen er na het eten voor dat dit voedsel niet, of zo snel mogelijk, door het spijsverteringskanaal gaat. Dat doen ze door het voedsel weer uit te spugen (vomeren) of door het gebruik van laxantia en diuretica. Ook gebruiken velen eetlustremmers om het eetgedrag in bedwang te houden. Bij mensen met boulimia schommelt het gewicht, omdat zij soms heel weinig calorieën binnenkrijgen en soms heel veel. Soms vallen ze dus heel veel af en enige tijd daarna komen ze weer heel veel aan. Zij hebben wel ziekte-inzicht en schamen zich ook vaak voor hun eetgedrag. Dat zorgt ervoor dat zij de aandoening voor zichzelf houden. Anorexia en boulimia komen ook samen voor. Boulimia komt vaak voor bij vrouwen tussen de vijftien en dertig jaar.

Hoe herken je boulimia nervosa?

ev

er

ij

Ed

Boulimia nervosa is niet zo makkelijk te herkennen omdat mensen er normaal, of iets te zwaar, uit zien. Op psychosociaal gebied kun je wel dingen opmerken. Situaties waar gegeten wordt, worden vermeden, omdat men bang is zichzelf niet in de hand te kunnen houden. Gevoelens van lusteloosheid en depressiviteit komen voor, vaak gekoppeld aan een eetaanval. Als gevolg van veel overgeven ontstaan klachten aan de slokdarm en maag, maar ook aan het mondslijmvlies en het gebit. Het tandglazuur is bijvoorbeeld niet goed bestand tegen de constante aanvallen van maagzuur, waardoor tanderosie optreedt. Maagzuur kan ook zweren in de mond veroorzaken en die brengen een nare geur met zich mee. Het gebruik van laxantia kan leiden tot nier- en darmbeschadigingen en het zorgt ervoor dat essentiële bestanddelen uit de voeding, zoals kalium, niet kunnen worden opgenomen. Ook deze tekorten hebben klachten tot gevolg.

U

itg

Wat is BED? Binge Eating Disorder, afgekort BED, wordt in het Nederlands ‘eetbuistoornis’ genoemd. Mensen met BED hebben twee à drie keer per week een onbedwingbare eetbui. Dan eten ze alles wat voorhanden is, zonder dat er een natuurlijke rem in werking treedt. Anders dan bij boulimia compenseren ze dit niet, waardoor zij aankomen. BED komt zowel bij mannen als bij vrouwen voor. Deze mensen lijden vaak aan overgewicht. Dat is moeilijk te behandelen, omdat zij eigenlijk geen enkel dieet kunnen volhouden. Zij hebben een zeer negatief zelfbeeld, dat is ontstaan door het mislukken van alle diëten die zij al geprobeerd hebben. Hierdoor zien ze zichzelf als een mislukking. Het lukt ze immers niet om hun eetgedrag zo onder controle te krijgen dat ze een gezond gewicht krijgen en kunnen behouden. Zij hebben een irreëel beeld van voeding. Ze denken bijvoorbeeld dat ze van het eten van een bonbon een kilo aankomen.

63


Theoriebron Verschillende eetstoornissen

Wat is PICA?

fb .v

.

PICA is een relatief onbekende eetstoornis. Mensen met PICA hebben geen last van hun gewicht of van een onbedwingbare neiging om te eten, maar ze eten niet-eetbare dingen. Je kunt hierbij denken aan het eten van haar, aarde, stenen of krijt, maar ook gloeilampen, plastic, wasmiddel, verf, zeep, takken enzovoort.

tie

Kleine kinderen ontdekken de wereld via hun mond. Zij weten nog niet wat eetbaar is en wat niet. Pas na het derde levensjaar komt dat besef. Je spreekt dan ook pas van PICA als iemand ouder is dan drie jaar. De naam PICA is afgeleid van het Latijnse woord voor ekster, de alleseter. Hoe PICA ontstaat, is niet helemaal duidelijk. Het komt wel vaak voor in combinatie met ontwikkelingsstoornissen of een psychische stoornis. Het gevaar van het eten van niet-eetbare voorwerpen varieert. Het hangt ervan af wat iemand eet. Eten van giftige stoffen kan de dood tot gevolg hebben.

Hoe herken je BED en PICA?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

BED en PICA zijn moeilijk te herkennen. Er rust namelijk een enorm taboe op en mensen praten hier niet graag over. Mensen met BED of PICA zullen hun best doen om de aandoening verborgen te houden. Dit heeft ook te maken met hun faalangst of de stoornis die de aandoening veroorzaakt. Zij zijn zich er goed van bewust dat zij afwijkend gedrag vertonen en dat dit gedrag in de maatschappij niet geaccepteerd wordt. Beide zijn wel te herkennen aan secundaire kenmerken. Bij BED kun je opmerken dat iemand negatief spreekt en/of denkt over voeding. Hij maakt opmerkingen die erop duiden dat er irreële beelden zijn over voeding, zoals: ‘Ik kom al aan van een glas water.’ Bij PICA kun je soms zien dat iemand niet-eetbare voorwerpen opeet. Omdat het om een dwanghandeling gaat, zal iemand deze niet lang kunnen onderdrukken. Dat leidt er ook toe dat mensen contact vermijden.

64


Theoriebron De cliënt met eetstoornissen begeleiden

.

Theoriebron De cliënt met eetstoornissen begeleiden

fb .v

Inleiding

tie

Mensen met eetstoornissen hebben begeleiding nodig. Die begeleiding komt vanuit de artsen, diëtisten, psychologen en psychiaters. Ook voor de hulpverlener is echter een belangrijke rol weggelegd in het ondersteunen van de cliënt – op zowel lichamelijk als psychosociaal gebied. Omdat de oorzaken van de verschillende eetstoornissen verschillen, variëren ook de wijzen van begeleiden. Deze theoriebron beschrijft de begeleiding bij anorexia, boulimia, BED en PICA.

u' Ac

Lichamelijke begeleiding bij anorexia nervosa Wanneer anorexia nervosa onbehandeld blijft, leidt de ziekte tot de dood. Als het lichaam essentiële voedingsstoffen niet meer krijgt, stoppen de organen met werken: de nieren, de lever, het spijsverteringskanaal en ten slotte het hart.

Ed

Lichamelijke begeleiding heeft dan ook altijd te maken met het uitvoeren van een energieverrijkt dieet (E+) en het meten en wegen van het resultaat daarvan. Een diëtist zal een sterk opbouwend schema opstellen, dat voor gewichtstoename zal zorgen. Gewichtstoename en het aanvullen van tekorten in vitamines, mineralen en sporenelementen helpen de organen om hun werk weer te gaan doen. Symptomen en uiterlijke kenmerken die bij ondervoeding horen, zullen langzaamaan verdwijnen.

er

ij

Een kaliumtekort heeft spierkrampen en hartritmestoornissen tot gevolg. Koude en blauwe handen en voeten ontstaan door een verstoorde doorbloeding. Tanden kunnen dof en geel zien. Wanneer het gewicht onder een bepaald punt daalt, blijft de menstruatie bij vrouwen uit. Het haar wordt dunner of valt uit.

U

itg

ev

Lichamelijke begeleiding bij boulimia nervosa Anders dan bij anorexia ontstaat er bij boulimia geen gevaarlijke situatie door ondergewicht. Daarom kan boulimia veel langer onopgemerkt blijven. Boulimia kan echter wel tot ondervoeding leiden, omdat essentiële voedingsstoffen ontbreken. Ook bij boulimia wordt de diagnose gesteld door artsen, diëtisten, psychologen en psychiaters, die een behandelplan opstellen. De hulpverlener begeleidt. Op lichamelijk gebied wordt aandacht besteed aan de gevolgen van boulimia. Die zijn voor iedereen anders, maar de meest voorkomende gevolgen zijn te herleiden tot een gestoorde werking van het maag-darmkanaal en een tekort aan essentiële vitamines en mineralen. Mensen krijgen daardoor last van hoofdpijn, buikpijn en misselijkheid. De maag zet uit, waardoor het signaal ‘vol’ wordt uitgesteld. De stofwisseling raakt ontregeld en bloedarmoede kan optreden. Door een tekort aan vitamines en mineralen verzwakt de weerstand en zijn mensen vatbaar voor ziektekiemen. Ze zijn moe en lusteloos. Braken veroorzaakt ontstekingen in de slokdarm en de mond.

65


Theoriebron De cliënt met eetstoornissen begeleiden

Lichamelijke begeleiding bij BED en PICA

fb .v

.

Mensen met BED hebben last van overgewicht, maar missen ook essentiële voedingsstoffen omdat vaak eenzijdige voeding gebruikt wordt. De diëtist en de psycholoog of psychiater stellen een behandelplan op en de verzorgende begeleidt dit. Lichamelijke gevolgen van BED worden in dit behandelplan meegenomen en bestreden. Het gaat dan bijvoorbeeld om gewichtstoename, buikpijn, een hoog cholesterolgehalte, ontwikkelen van diabetes type 2, gewrichtsklachten, vermoeidheid en een slechte lichamelijke conditie.

tie

Mensen met PICA hebben, afhankelijk van welke niet-eetbare voorwerpen zij eten, kans op het beschadigen of vergiftigen van hun lichaam. Ook kunnen allerlei daaraan gerelateerde ziekten ontstaan. De arts stelt een behandelplan op, vaak in samenspraak met de psychiater. In dit behandelplan is het vooral belangrijk om de lichamelijke gevolgen van het eten van niet-eetbare voorwerpen te onderkennen. Uitleggen dat verf giftig is en dat het de maag en de lever aantast bijvoorbeeld. Of dat stenen niet door het maag-darmkanaal verteerd kunnen worden en tot verstoppingen leiden.

u' Ac

Psychosociale begeleiding bij anorexia en boulimia nervosa Anorexia en boulimia nervosa zijn psychiatrische ziektebeelden. Daarom is de psychosociale begeleiding bij beide essentieel voor het slagen van de totale behandeling. De behandeling van deze ziektebeelden zal dan ook bestaan uit therapie gecombineerd met een dieet.

er

ij

Ed

Bij beide speelt het zelfbeeld van de cliënt een grote rol. Een negatief zelfbeeld heeft een lage zelfwaardering tot gevolg, wat het ziektebeeld in stand houdt. Therapie richt zich op de oorzaak van dit negatieve zelfbeeld. Wat zorgt ervoor dat iemand zichzelf zo ziet, of welke aanleiding in het verleden heeft dit veroorzaakt? Ook de rol van de omgeving is erg belangrijk. De ziektebeelden liggen in de taboesfeer en dat betekent dat de cliënt er niet makkelijk met zijn omgeving over zal praten. Soms stoot hij de omgeving af en houdt hij weinig sociale contacten over. Het is daarom belangrijk om het sociale netwerk rondom een cliënt in kaart te brengen en te versterken.

U

itg

ev

Psychosociale begeleiding bij BED en PICA BED heeft een negatief zelfbeeld als oorzaak, gecombineerd met faalangst. Mensen belanden door hun obsessie met eten in een vicieuze cirkel van: • niet lekker in hun vel zitten • dit compenseren met eetbuien • zich daar rot over voelen • in gewicht toenemen • zichzelf teleurstellen omdat ze het niet kunnen bedwingen • nog minder lekker in hun vel zitten. Mensen met BED mijden soms sociale contacten, omdat ze zichzelf minderwaardig voelen aan anderen. Psychosociale begeleiding richt zich op het doorbreken van die cirkel. Dat is essentieel voor de behandeling van BED. Wat de oorzaak is van PICA, is vaak niet bekend. Wel is duidelijk dat er een taboe op rust en dat dit taboe doorbroken moet worden om PICA aan te pakken. Iemand zelf in kaart laten brengen hoe vaak hij bijvoorbeeld krijt eet, kan helpen om inzicht te geven. Ook goede voorlichting over de gevolgen ervan kan helpen.

66


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.