9789037240337 gesprekken voeren

Page 1

fb .v

.

Training

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Gesprekken voeren basis PW


Auteur: Joyce van der Kuur Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Gesprekken voeren basis PW

©

tie

ISBN: 978 90 3724 033 7

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

Edu’Actief b.v. 2018

u' Ac

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ij

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze training

Informatie verzamelen Communicatie

9

11

Gesprekken voeren en interactievaardigheden Gesprekstechnieken Reflecteren

14

17

19

Theoriebron Informatie verzamelen 22

u' Ac

Theoriebron Communicatie

20

Theoriebron Gesprekken voeren en interactievaardigheden

24

26

U

itg

ev

er

ij

Ed

Gesprekstechnieken

fb .v

.

8

tie

OriĂŤntatie

4

3


dps2_40337 02 IL Over deze training.xml

Over deze training

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Informatie over de wensen en behoeften van kinderen kun je op verschillende manieren krijgen. De volgende twee manieren behandelen we in de opdrachten: door gesprekken te voeren en door informatie te halen uit bestaande documenten. Communicatie is een onderwerp dat ons allemaal bezighoudt. Het zit ook verweven in elk deel van je leven. Zo zijn er verschillende manieren van communiceren. Je communiceert niet alleen met woorden, maar ook met je lichaam. Het is belangrijk dat je als pedagogisch medewerker de juiste kwaliteiten kunt inzetten om een goed gesprek te voeren. Gesprekken voeren is een manier om informatie te krijgen. Om het gesprek in goede banen te leiden zijn er gespreksdoelen. Deze gespreksdoelen kun je bereiken door gebruik te maken van een gespreksmodel.

ij

Een gesprek voeren om de wensen en behoeften van kinderen te achterhalen.

er

Leerdoelen

itg

ev

• Je hebt algemene kennis van methoden om gegevens te verzamelen. • Je kunt mondelinge rapportagevaardigheden toepassen in relatie tot jouw werkzaamheden. • Je kunt kennis van gesprekstechnieken toepassen in relatie tot jouw werkzaamheden. • Je kunt brede kennis van communicatiemogelijkheden en -methoden toepassen.

U

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling. • Je kunt een gesprek met kind/ouder/collega voorbereiden door gespreksdoelen te formuleren en invulling aan de verschillende fasen te geven. • Je kunt een gesprek voeren met collega’s en/of ouders om informatie te verzamelen over het kind. • Je kunt de drie vormen van communicatie (verbaal, non-verbaal en paralinguïstisch) benoemen en herkennen.


dps2_40337 02 IL Over deze training.xml

Je levert ter beoordeling in: • voorbereiding gesprek • filmpje • reflectie (verwerking feedback, analyse Schulz von Thun, drie vormen communicatie).

fb .v

Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

u' Ac

tie

Planningsformulier <

.

Planning

Casus

Ed

Verschillende manieren van communicatie.

er

ij

Casus 1: Van de week vertelde de moeder van Joris (18 maanden) dat ze wilde beginnen met zindelijkheidstraining. Op dat moment was het erg druk op de groep, dus je besloot een afspraak met haar te maken om het zindelijk worden van Joris te bespreken. Joris is nog een beetje jong om zindelijk te worden en je wilt daarover met moeder in gesprek. Je weet dat moeder veel van Joris eist. Ze is ook vaak bezig met woorden en zinnen leren en toen Joris ging lopen, heeft ze ook veel met hem geoefend.

U

itg

ev

Casus 2: Gwen is acht jaar en weet goed te vertellen wat ze wil. De laatste tijd drukt ze wel erg haar stempel op de groep. Haar gedrag is zeer bepalend voor de sfeer op de groep. Gisteren, tijdens de sportactiviteit, schreeuwde ze steeds dat het allemaal maar stom was. Het gevolg was dat de andere kinderen ook geen zin meer hadden in de activiteit. En dit terwijl de activiteit anders altijd een succes is. Je besluit het gesprek met haar aan te gaan. Casus 3: Het valt je de laatste tijd op dat Ashley, zeven jaar, stil en teruggetrokken is. Die vrolijke meid is aan het veranderen in een stil kind dat het liefst rustig in een hoekje zit en niks doet. Je hebt iets gehoord over een mogelijke scheiding van de ouders, maar je weet dat niet zeker. Aangezien je je zorgen maakt over Ashley, heb je haar net verteld dat je even met haar wilt praten omdat ze de laatste tijd zo stil is.

5


dps2_40337 02 IL Over deze training.xml

Casus 4: Je werkt nog niet zo lang binnen deze organisatie en je hebt als taak gekregen alles te organiseren rond het paasfeest. Je weet niet wat er allemaal moet gebeuren. Daarom heb je met jouw collega, die al enige jaren ervaring heeft, een afspraak gemaakt om meer over het paasfeest te weten te komen.

fb .v

.

Casus 5: Nu Thomas bijna vier is, maakt hij steeds meer ruzie met de andere kinderen op de groep. Het lijkt erop dat hij echt toe is aan de basisschool. Je hebt een afspraak gemaakt met een collega om eens van gedachten te wisselen over het gedrag van Thomas. Verder wil je bespreken wat jullie kunnen doen om ervoor te zorgen dat Thomas minder ruzie maakt.

tie

Casus 6: De vader van Raluca, drie jaar, heeft een gesprek met je aangevraagd. Hij is bezorgd om zijn dochter. Sinds de baby geboren is, plast Raluca weer regelmatig in haar broek. Bovendien vraagt ze steeds weer om haar speen. Hij heeft het gevoel dat het niet goed gaat met haar ontwikkeling en wil dit met je bespreken.

u' Ac

Voorbereiding

Ed

Je bereidt jouw casus voor: • Welk doel wil je behalen met het gesprek? • Wat ga je zeggen in de verschillende fasen van het gesprek? (Welke vragen, denk ook aan open/gesloten vragen en het doorvragen.) • Hoe ga je het gesprek afronden? • Bedenk wat belangrijk is in je houding.

Uitvoering

Jullie vormen groepjes van drie. Jullie voeren de gesprekken en filmen de gesprekken.

ij

Maak een schema van de volgorde van de gesprekken en voer de gesprekken: Voorbeeld:

U

itg

ev

er

Student A krijgt casus 1. Student B krijgt casus 2. Student C krijgt casus 3.

6

Student A

Student B

Student C

Ronde 1

Casus 1: leidster

Casus 1: moeder

Filmen en feedback

Ronde 2

Filmen en feedback

Casus 2: leidster

Casus 2: Gwen

Ronde 3

Casus 3: Ashley

Filmen en feedback

Casus 3: leidster

De student die filmt geeft de student die leidster speelt feedback aan de hand van het feedbackformulier (door docent uitgedeeld).


dps2_40337 02 IL Over deze training.xml

Reflectie • •

fb .v

.

Je verwerkt persoonlijk de gegeven feedback. Je analyseert het gesprek aan de hand van Schulz von Thun. (Bijvoorbeeld: hoe dacht de zender over de ontvanger en waar blijkt dat uit?) Je geeft voorbeelden van communicatie (verbaal, non-verbaal en paralinguïstisch). Geef tijd in filmpje aan en leg uit waarom je dit voorbeeld hebt gekozen.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier.

7


dps2_40337 03 LA Orientatie.xml

Oriëntatie Placemat

• • •

.

ev

er

ij

Ed

u' Ac

• • •

Ga met zijn vieren bij elkaar aan een tafel zitten. Leg een A3 of A4 in het midden. Zet een groot vierkant in het midden van het blad en verdeel de rest van het blad in vier vlakken (zie de afbeelding). Zorg dat je allemaal een pen of potlood en een markeerstift hebt. Denktijd: noteer allemaal in je eigen vlak die activiteiten waarvan jij denkt dat deze horen bij gesprekken voeren Rondpraat: bespreek ieders lijst; student 1 licht zijn antwoord toe, daarna, met de klok mee, student 2, 3 en 4. Zet na de rondpraat die dingen waar jullie het over eens zijn in het middelste vak. Zet de activiteiten in logische rijtjes bij elkaar. Vergelijk jullie antwoorden met het antwoordmodel en markeer de verschillen.

fb .v

tie

Oefening 1

Oefening 2

Kennis-estafette

U

itg

• •

8

• • • • • •

Jullie worden ingedeeld in groepjes. Ieder groepje krijgt een groot blad met daarop een woord dat te maken heeft met het onderwerp van de les. Je hebt drie minuten de tijd om om de beurt een woord/feit over het onderwerp op te schrijven (scheldwoorden/schuttingtaal mag niet). Na deze drie minuten worden de resultaten van iedere groep naast elkaar gelegd en vergeleken. Een groepje krijgt een punt als er een onderwerp op het blad staat dat niet voorkomt bij de andere groepen en wel te maken heeft met het onderwerp. Het groepje met de meeste punten hoeft vandaag niet op te ruimen. Wist je al veel van het onderwerp af? Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?


dps2_40337 04 LA Informatie verzamelen.xml

Informatie verzamelen

.

Inleiding

fb .v

Informatie over de wensen en behoeften van kinderen kun je op verschillende manieren krijgen. De volgende manier behandelen we in de opdrachten: gesprekken voeren.

Leerdoelen

Verschillende gesprekken

u' Ac

Oefening 3

tie

• Je hebt algemene kennis van methoden om gegevens te verzamelen. • Je kunt een gesprek voeren met collega’s en/of ouders om informatie te verzamelen over het kind.

Door een gesprek te voeren krijg je meer informatie. Kies op je BPV een kind uit waarover je meer informatie wilt hebben. Bedenk eerste voor jezelf wat je zou willen weten van het kindje. Aan de hand daarvan maak je een vragenlijst. Zoek een moment met een van de ouders en knoop een gesprek aan. Dit doe je aan de hand van je vragenlijst. Maak na het gesprek een verslag van het gesprek. Het is belangrijk om je verslag anoniem te houden. Dit betekent dat je de naam van het kind niet noemt in je verslag.

ev

er

Theoriebron Informatie verzamelen <

Kennismaken

ij

Oefening 4

Ed

Bespreek wat voor soort gesprekken je voert met een collega, ouders en kinderen. Wat voor informatie krijg je van de verschillende groepen?

U

itg

Als je geen BPV-plek hebt, voer de opdracht dan uit in je klas. Kies een medestudent die je niet zo goed kent en interview deze klasgenoot. Stel ook hier van tevoren een vragenlijst voor op.

9


dps2_40337 04 LA Informatie verzamelen.xml

Oefening 5

Hoe verzamelt je collega informatie?

.

Voer een gesprek met je collega. Vraag hoe je collega informatie verzamelt. Maak een top 3 naar aanleiding van je gesprek. Mocht je geen BPV hebben: brainstorm in een groepje van drie. Op welke manieren kun je informatie krijgen op je werkplek?

fb .v

Top 3 1.

tie

2.

Oefening 6

u' Ac

3.

Gesprek met een kind

Collage

er

Oefening 7

ij

Ed

Wat zijn de wensen en behoeften van een kind? Kies een paar kinderen op je stage of in je omgeving waar je korte gesprekje mee gaat voeren. Maak aan de hand van deze gesprekjes een wensenlijstje. De vraag die je gaat stellen is: als je zou mogen kiezen, wat zou je dan vandaag het liefste doen? Vraag vervolgens door. Waarom wil je dat doen, wat is er zo leuk aan? Enzovoort.

Je hebt op verschillende manieren informatie kunnen zoeken over een kind op je BPV. Bepaal nu drie kenmerken van dit kind. Zoek hier een plaatje bij en maak daar een collage van. Dit kun je doen met pen en papier, maar bijvoorbeeld ook met een online tool zoals Lino.

U

itg

ev

Website Lino <

10

Vraag na of deze kenmerken kloppen en geef voorbeelden van de kenmerken. Als je geen BPV hebt, gebruik dan de informatie die je bij de opdracht Kennismaken over je klasgenoot hebt gekregen. Bespreek met de klasgenoot of de kenmerken kloppen en geef voorbeelden van de genoemde kenmerken.


Communicatie

Communicatie

.

Inleiding

fb .v

Communicatie is een onderwerp dat ons allemaal bezighoudt. Het zit ook verweven in elk deel van je leven. Zo zijn er verschillende manieren van communiceren. Je communiceert niet alleen met woorden, maar ook met je lichaam.

Leerdoelen

Oefening 8

u' Ac

tie

• Je kunt brede kennis van communicatiemogelijkheden en -methoden toepassen. • Je kunt de basisbegrippen van communicatie beschrijven (communicatie, metacommunicatie, ruis). • Je kent de verschillende vormen van communicatie en de bijpassende aspecten. • Je kunt actief luisteren in een gesprek.

Hoe communiceren wij?

Ed

Wat weet je al over communicatie? Ga met elkaar brainstormen. Wat betekent communicatie? Waar kom je het tegen? Hoe gebruik je het? Enzovoort.

Doorfluistertje

ij

Oefening 9

ev

er

Kun jij goed luisteren? Oefenen het met twee studenten. De eerste student fluistert iets in het oor van de tweede. De tweede student moet nu uitbeelden wat de eerste student heeft gefluisterd. De derde student moet raden wat er gefluisterd is.

itg

Oefening 10

Oefening 11

U

Theoriebron Communicatie <

Stillewanddiscussie In het lokaal hangt een aantal grote vellen papier. Op elk vel staat een stelling. Met een pen mag je jouw mening over deze stellingen opschrijven. Zo leer je dat er behalve praten ook andere manieren zijn om te communiceren.

Film In tweetallen ga je een film maken over de drie vormen van communicatie. Deze film laat je zien aan de klas. De volgende drie onderwerpen komen aan bod: verbale, non-verbale en paralinguïstische communicatie. Jij kiest wat er bij deze onderwerpen hoort. Dit mag van alles zijn: van een plaatje tot aan uitleg voor de camera. Wees zo creatief mogelijk.

11


Communicatie

Oefening 12

Rollenspel

Vertel je verhaal

tie

Oefening 13

fb .v

.

Deze opdracht doe je met drie studenten. Twee studenten voeren een gesprek en de derde student observeert. De bedoeling is dat student 1 iets probeert te vertellen aan student 2. Student 2 doet er alles aan om duidelijk te maken dat hij niet luistert. Dit blijkt uit zijn non-verbale houding. De derde student observeert wat dit bij de verteller (student 1) doet. Wat zijn je bevindingen?

Oefening 14

Ed

u' Ac

Deze opdracht doe je in een klein groepje, het liefst in een twee- of drietal. Een student vertelt een gebeurtenis die indruk op hem gemaakt heeft. Dit kan een leuke gebeurtenis zijn. De gesprekspartner geeft gevoelig terug wat hij gehoord heeft in het verhaal en vertelt welk gevoel hij dacht te zien bij de verteller. Bespreek na wat goed ging en wat kan verbeteren.

Memorie

er

ij

Hieronder zie je de vier aspecten uit het gespreksmodel van Schulz von Thun. Welke uitleg hoort bij welk aspect? Zet het nummer op de juiste plek in de zin. 1. zakelijke 2. expressieve 3. rationele 4. appellerende Uitleg

ev

Het

aspect zegt iets over degene die de boodschap zegt. Dit wordt de

zender genoemd. De zender vertelt wat hij belangrijk vindt. Hij laat iets van zichzelf zien.

U

itg

Het

aspect van de boodschap is het doel van de boodschap. Wat vraag je

van de ander? Wat wil je dat diegene voor je gaat doen? Je wilt iets gedaan krijgen van de ander. De zin/boodschap die je zegt is het feitelijke aspect. Dit noemt Von Thun het aspect Het

aspect zegt iets over hoe de zender over de ontvanger denkt. Dit

zendt hij vooral uit in zijn non-verbale communicatie. Dit zie je aan de lichaamshouding en hoe hij klinkt. Dit noem je de intonatie.

12


Communicatie

Oefening 15

Gespreksmodel

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Je bedenkt individueel een kleine casus. Het is een gesprek tussen twee personen. In de casus moet het gesprekmodel Schulz von Thun duidelijk worden. Speel met twee personen de casus uit en laat de derde persoon in de groep de vier aspecten benoemen. Vervolgens worden de tweede en de derde casus uitgespeeld.

13


dps2_40337 06 LA Gesprekken voeren en interactievaardigheden.xml

.

Gesprekken voeren en interactievaardigheden

fb .v

Inleiding

Het is belangrijk dat je als pedagogisch medewerker de juiste kwaliteiten kunt inzetten om een goed gesprek te voeren.

tie

Leerdoelen

Oefening 16

Ed

u' Ac

• Je kunt mondelinge rapportagevaardigheden toepassen in relatie tot jouw werkzaamheden. • Je kunt vertrouwen creëren door de juiste vragen te stellen en te luisteren naar wensen en behoeften. • Je kunt empathisch en sensitief reageren in een gesprek met een kind of collega waar mogelijk moeilijke en schaamtevolle gespreksonderwerpen aan de orde komen. • Je kunt duidelijkheid geven in een gesprek door onderwerpen uit te leggen die onduidelijk zijn. • Je kunt een gesprek samenvatten.

Soorten vragen

er

ij

Onderzoek wat voor soort vragen er zijn. Denk eerst zelf na over verschillende vraagsoorten. Welke vraagsoorten kun je zelf bedenken? En welke heb je gevonden bij het opzoeken?

Oefening 17

Wie ben jij?

U

itg

ev

Verzamel zo veel mogelijk informatie over je klasgenoot door open en kritische vragen te stellen. Beschrijf je bevindingen hier.

14


dps2_40337 06 LA Gesprekken voeren en interactievaardigheden.xml

Oefening 19

Wat is empathisch en sensitief reageren? Zoek op internet informatie op.

.

Theoriebron Gesprekken voeren en interactievaardigheden <

Sensitieve responsiviteit

fb .v

Oefening 18

Taboe

Casus

u' Ac

Oefening 20

tie

Kies in een groepje van vier een onderwerp uit dat beschouwd wordt als een taboe. Voer hier samen een discussie over. Reflecteer op de reacties van de groepsleden. In hoeverre kun je sensitieve responsiviteit ontdekken in de verschillende reacties? Geef voorbeelden.

Schrijf een casus waarin jij aantoont dat je empathisch hebt gereageerd. Geef nu je casus aan een klasgenoot. Lees de casus die je gekregen hebt en vertel waarom deze casus wel of niet aantoont dat er empathisch gereageerd is.

Oefening 21

Uitleggen

Ed

Bespreek met een klasgenoot een onderwerp dat zij/hij lastig vindt, en dat te maken heeft met de theorie voor deze les. Vraag door, luister actief. Bespreek het volgende:

er

ij

a. Hoe weet jij vertrouwen te wekken?

c. Waaruit blijkt dat je actief hebt geluisterd?

U

itg

ev

b. Hoe heb jij sensitief en empathisch gereageerd?

15


dps2_40337 06 LA Gesprekken voeren en interactievaardigheden.xml

Oefening 22

Sprookje vertellen In tweetallen ga je sprookjes uitwisselen. Een van jullie begint met het vertellen van een sprookje en de ander vertelt het in een samenvatting na.

Samenvatting gesprek

.

Oefening 23

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Twee studenten voeren voor de klas een gesprek over een zelfgekozen onderwerp. De rest van de klas maakt een samenvatting van het gesprek.

16


Gesprekstechnieken

Gesprekstechnieken

.

Inleiding

fb .v

Gesprekken voeren is een manier om informatie te krijgen. Om het gesprek in goede banen te leiden, zijn er gespreksdoelen. Deze gespreksdoelen kun je bereiken door gebruik te maken van een gespreksmodel.

Leerdoelen

Oefening 24 Theoriebron Gesprekstechnieken <

Raad je plaatje

u' Ac

tie

• Je kunt kennis van gesprekstechnieken toepassen in relatie tot jouw werkzaamheden. • Je kunt een gesprek met een kind/ouder/collega voorbereiden door gespreksdoelen te formuleren. • Je kunt een gesprek met een kind/ouder/collega voeren met behulp van een gespreksmodel dat aansluit. • Je kunt een gesprek met een kind/ouder/collega evalueren.

Er zijn drie gespreksdoelen, namelijk kennis, houding en gedrag. Zoek een plaatje dat past bij elk doel. Vervolgens laat je de plaatjes zien aan een klasgenoot. Welke doel past bij welke afbeelding?

Tom

er

Oefening 25

ij

Ed

Bespreek samen kort waarom het plaatje geschikt/ongeschikt is voor het gespreksdoel. Had je goede afbeeldingen gekozen? Waarom wel of waarom niet?

Tom komt drie dagen op het kinderdagverblijf waar jij stage loopt. Sinds de kerstvakantie bijt Tom elke dag minstens drie kinderen. Hij bijt zo hard dat de tandafdrukken te zien zijn.

ev

a. Welk gespreksdoel zou bij deze casus passen?

U

itg

b. Je gaat het gesprek aan met Toms moeder. Wat ga je in dit gesprek vertellen? Aanloopfase

Planningsfase

17


Gesprekstechnieken

Themafase

Bekijk het filmpje Begeleidingsvaardighedengesprek.

Maak samen een jubel- en klaagmuur. Wat ging er goed (jubel) in het filmpje in het gesprek en wat minder goed (klaag)? Neem daarin mee wat je gelezen hebt in de theorie over gesprekstechnieken.

Oefening 27

Ed

u' Ac

Filmpje Begeleidingsvaardighedengesprek <

Jubel- en klaagmuur

tie

Oefening 26

fb .v

.

Slotfase

Je eigen jubel- en klaagmuur

U

itg

ev

er

ij

Neem nu een gesprek op je BPV of thuis als voorbeeld. Bedenk wat er goed en minder goed ging tijdens het gesprek. Maak met deze punten een jubel- en klaagmuur voor jezelf.

18


Reflecteren

Reflecteren

.

Bedenk een moment of situatie tijdens het werken aan de training waarvan je nu vindt dat je het in het vervolg anders zou moeten aanpakken. Kijk terug en doe dit met behulp van de STARRT-methode. Lever het reflectieverslag in bij je docent.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Werkmodel STARRT-methode <

Reflectie

fb .v

Oefening 28

19


Theoriebron Informatie verzamelen

.

Theoriebron Informatie verzamelen

fb .v

Inleiding

Gesprekken voeren

tie

Als pedagogisch medewerker is het goed dat je informatie hebt over de kinderen uit jouw groep. Het is belangrijk dat je weet wat de wensen en behoeften van deze kinderen zijn. Er zijn verschillende manieren om deze informatie te verzamelen. Denk aan gesprekken voeren, bestaande documenten raadplegen en observeren.

Ed

u' Ac

Je kunt verschillende mensen als bron gebruiken om informatie te krijgen over de wensen en behoeften van de kinderen uit je groep. Je kunt denken aan je collega’s. Zij spreken op regelmatige basis met de kinderen en ouders. Maar ook de ouders zijn een belangrijke bron als het gaat om hun kind. De kinderen zelf zijn natuurlijk ook een bron. Met al deze bronnen kun je gesprekken voeren. Tijdens deze gesprekken krijg je de meeste informatie door vragen te stellen. Je hebt open en gesloten vragen. Op gesloten vragen kan iemand alleen met ja of nee antwoorden. Probeer zo veel mogelijk open vragen te stellen. Open vragen beginnen met woorden als wat, waar, wie, waarom, waarmee of wanneer. De vragen nodigen de ander uit om meer informatie te geven.

Gesprekken voeren met collega’s

ev

er

ij

Met je collega’s heb je overlegmomenten. Dit kan zijn als je wisseling van dienst hebt, of tijdens een vergadering. Maar ook als je een hele dag samen op de groep werkt. Door bestaande informatie te verzamelen krijg je ook informatie. Dit doe je door bijvoorbeeld informatie te vragen aan collega's. Vier ogen zien immers meer dan twee. Iedere collega ziet weer wat anders en heeft andere ervaringen. Door deze te combineren beschik je over weer wat meer informatie.

U

itg

Gesprekken voeren met ouders

20

Een gesprek met ouders voeren gebeurt op verschillende manieren. Als eerste heb je het intakegesprek. Dit is de kennismaking met de ouders en het kind. Tijdens dit gesprek bespreken jullie de wensen en behoeften van het kind en de ouders. Jij vertelt over de organisatie waar je werkt. Verder heb je elke dag een gesprekje als de ouders het kind komen brengen en halen. Per organisatie is het verschillend of er ook nog tienminutengesprekken, ouderavonden of themabijeenkomsten zijn.


Theoriebron Informatie verzamelen

Gesprekken voeren met kinderen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Gesprekken met de kinderen zijn heel gevarieerd. Er zijn vaste momenten, zoals het kennismakingsgesprek. Tijdens zo’n gesprek ben je heel gericht bezig om de wensen en behoeften van het kind te leren kennen. Dat doe je ook tijdens een kringgesprek. Maar je hebt ook losse, individuele contactmomenten door de dag heen. Dit kunnen simpele gesprekjes zijn, zoals: ‘Wat wil je op brood?’ Maar het kan ook om ook moeilijkere onderwerpen gaan. Het kan zijn dat een kind uit jouw groep iets naars heeft meegemaakt waarover het wil praten.

21


Theoriebron Communicatie

Theoriebron Communicatie

.

Inleiding

tie

Hoe communiceren wij?

fb .v

Het is goed om je bewust te zijn van hoe je communiceert. Communiceren doen we elke dag en toch zijn er aspecten die goede communicatie in de weg kunnen zitten. Er zijn drie vormen van communicatie: verbale communicatie, non-verbale communicatie en paralinguĂŻstische communicatie. Door actief te luisteren leer je de boodschap en het gevoel van de spreker echt begrijpen.

Vormen

u' Ac

Communicatie is contact hebben en verbinding maken. Communicatie is informatie-uitwisseling. Het zit in alles. We communiceren door taal, maar ook via ons lichaam en gedrag. Als we samen zijn, is er altijd een vorm van communicatie. Dit gaat niet altijd goed. We kunnen de ander verkeerd begrijpen. Als dat gebeurt, is er iets misgegaan in onze communicatie. Dan is er ruis ontstaan. Als je wilt weten wat er mis is gegaan, ga je praten over het praten. Dit noem je metacommunicatie.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Zoals gezegd zijn er drie vormen van communicatie. Ten eerste is er de verbale communicatie. Dit is wat je zegt, je woorden. Schrijven is ook verbale communicatie. Verbale communicatie is maar een klein deel van je boodschap. Wist je dat 70% van je communicatie via non-verbale communicatie gaat? Non-verbale communicatie is alle communicatie waar je geen woorden bij gebruikt, bijvoorbeeld je houding. Je kunt je woorden op een bepaalde manier zeggen. Je kunt de klemtoon anders leggen. Je kunt ook op een bepaalde toon spreken. Dit wordt paralinguĂŻstische communicatie genoemd.

22

Non-verbale communicatie is heel belangrijk.


Theoriebron Communicatie

Actief luisteren

fb .v

.

Tijdens elk gesprek dat je voert, pas je actief luisteren toe. Dit houdt in dat je laat zien dat je begrijpt wat de ander zegt. Dit kan bijvoorbeeld door te knikken of te ‘hummen’. Je laat zien dat je de inhoud en het gevoel van de boodschap begrepen hebt. Je luistert naar de boodschap zonder een oordeel te hebben. Je neemt die neutraal aan. Vervolgens herhaal je de boodschap. Zo controleer je of je de boodschap goed begrepen hebt.

Gespreksmodel Schulz von Thun

u' Ac

tie

Tijdens een gesprek is de zender degene die iets zegt. Hij geeft een boodschap en die wordt gehoord door de ontvanger. Wanneer je een gesprek voert, gebeurt er van alles in de communicatie. Volgens Von Thun zitten er vier aspecten in boodschappen tussen zender en ontvanger: 1. het zakelijke aspect 2. het expressieve aspect 3. het rationele aspect 4. het appellerende aspect.

U

itg

ev

er

ij

Ed

De zin, of de boodschap, die je zegt is het feitelijke aspect. Dit noemt Von Thun het zakelijke aspect. Het expressieve aspect zegt iets over degene die de boodschap brengt, dus over de zender. De zender vertelt wat hij belangrijk vindt. Hij laat iets van zichzelf zien. Het rationele aspect zegt iets over hoe de zender over de ontvanger denkt. Dit zendt hij vooral uit in zijn non-verbale communicatie. Dit zie je aan de lichaamshouding en hoor je aan hoe hij klinkt. Dit noem je de intonatie. Als laatste is er het appellerende aspect van de boodschap. Dit is het doel van de boodschap. Wat vraag je van de ander? Wat wil je dat diegene voor je gaat doen? Je wilt iets gedaan krijgen bij de ander.

23


Theoriebron Gesprekken voeren en interactievaardigheden

fb .v

.

Theoriebron Gesprekken voeren en interactievaardigheden Inleiding

u' Ac

Vertrouwen creëren

tie

Tijdens gesprekken maak je gebruik van mondelinge interactievaardigheden. Deze vaardigheden bestaan onder andere uit vertrouwen creëren, sensitieve responsiviteit en empathisch reageren. Door je houding geef je de ander het gevoel dat hij het waard is om naar te luisteren. Dit geeft je gesprekspartner vertrouwen. Hierdoor zal hij open zijn in jullie gesprek en veel informatie geven.

ij

Ed

In een gesprek creëer je vertrouwen door je houding. Dat begint met een open houding: je benen naast elkaar en je armen losjes op je schoot. Je benen en armen over elkaar houden is een gesloten houding. Laat zien dat je luistert en dat je betrokken en geïnteresseerd bent. Stel open vragen waardoor je meer informatie krijgt. Als je gesprekspartner klaar is met antwoorden, vat dan samen wat er net gezegd is. Zo laat je zien dat je hoort wat er gezegd wordt. Neem de tijd voor het gesprek. Kijk bijvoorbeeld niet constant naar de klok, maar richt je op het gesprek. Wees oprecht geïnteresseerd in je gesprekspartner. Stel vragen over een onderwerp waarvan jij weet dat dat diegene interesseert. Wat er ook gezegd wordt, reageer respectvol. Deze gesprekken kunnen overal plaatsvinden. Bijvoorbeeld met kinderen op de bank of tijdens het eten aan tafel. Als het gaat om een belangrijk gesprek met ouders, kun je op kantoor gaan zitten.

er

Sensitieve responsiviteit

U

itg

ev

Letterlijk vertaald staat hier: gevoelig reageren. Het gevoelig zijn zet je in om erachter te komen wat voor signalen een kind uitzendt. Dus: wat voelt het kind en hoe kom je daarachter? Door te kijken naar de manier waarop het kind beweegt, wat het zegt, hoe het bij jou overkomt. Deze signalen verwerk je tot een conclusie en hier reageer je op. Dit doe je als eerste door te laten weten dat je het kind ziet. Vertel wat je is opgevallen. Een kind vindt het fijn om te merken dat je het ziet en moeite doet om het te begrijpen. Probeer vervolgens in te springen op de behoefte van het kind.

24


Theoriebron Gesprekken voeren en interactievaardigheden

Empathisch reageren

u' Ac

tie

fb .v

.

Om empathisch te kunnen reageren is het goed om jezelf te kennen. Maar ook emoties kennen is een voorwaarde. Je inleven in de ander is onderdeel van empathisch reageren. Door te laten zien dat je naar het verhaal van de ander luistert, ben je al begonnen met empathisch reageren. Je kunt je nooit helemaal inleven in de ander, omdat elk verhaal anders is. Je kunt wel kijken of je een soortgelijke emotie zelf hebt ervaren. Hierdoor kun je aansluiten bij de emotie van de ander.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Laat het kind merken dat je haar gevoelens begrijpt.

25


Gesprekstechnieken

Gesprekstechnieken

.

Inleiding

fb .v

Elk gesprek heeft een doel. Je wilt er iets mee bereiken. Het is goed om het gesprek voor te bereiden en van tevoren te bedenken wat je ermee wilt bereiken. Tijdens het gesprek volg je verschillende fasen, zodat je zeker weet dat je alles bespreekt. Na het gesprek is het altijd goed om te evalueren.

tie

Gespreksdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Voordat je een gesprek begint, ga je eerst bedenken wat het doel ervan is. Is je doel kennis krijgen? Bij een kennisdoel gaat het om informatie delen. Je wilt bijvoorbeeld wat informatie over de thuissituatie van een kind. Je wilt graag weten of de ouders al bezig zijn met zindelijkheidstraining. Dan is het handig dat jij daarvan op de hoogte bent, zodat je daar ook aandacht aan kunt besteden als het kind bij jou op de groep is. Wil jij dat je gesprekspartner anders gaat denken over een onderwerp, dan is er sprake van een houdingdoel. Je wilt de houding van de ander veranderen, bijvoorbeeld als een ouder zijn kind heel gestrest komt halen en brengen buiten de vastgestelde tijden en je merkt dat dit op de groep veel onrust teweegbrengt. Het kan ook zijn dat je het gedrag van de ander wilt veranderen: dan heb je een gedragsdoel. Als een kind andere kinderen bijt, probeer je het gedrag van dit kind te veranderen.

U

itg

Wees open in je benadering en stel je niet autoritair op.

26

Fasen in een gesprek Elk gesprek verloopt in een bepaalde volgorde. Je begint met de aanloopfase. Deze dient om een goede sfeer te creĂŤren. Tijdens deze fase zou je een leuke ontwikkeling van het kind op de groep kunnen delen. Daarna komt de planningsfase. Hierin vertelt de gespreksleider hoe het gesprek zal gaan en wat de te bespreken onderwerpen zijn. Bijvoorbeeld tijdens een intakegesprek vertel je dat je eerst wilt kennismaken met de ouder en het kind. Daarna komt de organisatie aan de beurt en je sluit af met praktische zaken. Vervolgens komt de themafase. Tijdens deze fase bespreek je het thema van het gesprek. Je eindigt met de slotfase, waarin je bespreekt of alles uit de planningsfase ter sprake is gekomen. Je sluit af met eventuele vragen. Als er afspraken zijn gemaakt, leg je die tijdens de slotfase schriftelijk vast.


Gesprekstechnieken

Gesprek evalueren

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Bij de evaluatie van een gesprek kijk je of het doel bereikt is. Je begint door het doel van het gesprek weer terug te halen. Is het doel behaald? Zo ja, hoe ging dat? Zo nee, wat had er anders gekund? Welke storende factoren stonden in de weg van het proces? Zo uitgebreid evalueer je na een officieel gesprek. Dit hoeft niet na bijvoorbeeld een overdrachtgesprek of een breng- en haalmoment. Na zo’n gesprek ga je alleen bij jezelf na of je beschikt over alle informatie die je nodig hebt.

27


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.