fb .v
.
Cursus
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen 1
Auteur: Meike Bouwer Inhoudelijke redactie: Napona Smid
fb .v
Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl
.
Colofon
Titel: Verdieping Kinderen met specifieke begeleidingsvragen 1
tie
ISBN: 9789037240559 ©
u' Ac
Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ed
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
U
itg
ev
er
ij
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
Inhoudsopgave Over deze cursus
.
7
Kinderen met een auditieve beperking Kinderen met een visuele beperking
8 15
Kinderen met een lichamelijke beperking
21
28
tie
Kinderen met een chronische ziekte
fb .v
OriĂŤntatie
4
Reflectievragen verdieping specifieke begeleidingsvragen Theoriebron kinderen met een auditieve beperking
36
39
u' Ac
Theoriebron kinderen met een visuele beperking
34
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking
44
U
itg
ev
er
ij
Ed
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte
42
3
Over deze cursus
Over deze cursus
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Binnen de kinderopvang en in het onderwijs kom je steeds meer kinderen tegen met een specifieke begeleidingsvraag. Dit heeft onder andere te maken met het passend onderwijs. In deze cursus worden vier groepen kinderen met een specifieke begeleidingsvraag besproken: kinderen met een auditieve beperking, kinderen met een visuele beperking, kinderen met een lichamelijke beperking en kinderen met een (chronische) ziekte. Naast een korte uitleg over de beperking, wordt er vooral inhoudelijk ingegaan op de omgang met deze kinderen en de aanpassingen die gewenst zijn in de begeleiding.
Blind meisje aan het glijden.
Leerdoelen
U
itg
ev
er
ij
• Je kunt begrippen noemen die gebruikt worden bij het omschrijven van kinderen met een auditieve, visuele en lichamelijke beperking en kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt begrippen noemen die worden gebruikt bij de begeleiding van kinderen met een auditieve, visuele en lichamelijke beperking en kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt kenmerken noemen van kinderen met een auditieve, visuele en lichamelijke beperking en kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met een auditieve, visuele en lichamelijke beperking en kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt signalen herkennen die kunnen duiden op een auditieve beperking of visuele beperking. • Je kunt activiteiten aanpassen voor kinderen met een auditieve, visuele en lichamelijke beperking en kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met een auditieve, visuele en lichamelijke beperking en kinderen met een (chronische) ziekte.
4
Over deze cursus
Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van het beroepsproduct. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.
fb .v
.
Beoordelingsformulier <
Planning
Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.
tie
Planningsformulier <
u' Ac
Beroepsproduct: De casus
Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.
Ed
Casus
er
ij
In dit beroepsproduct worden jullie expert op het gebied van een beperking. Jullie maken een folder/A4 met daarop een uitgewerkte casus. Uit de casus moeten de volgende onderwerpen naar voren komen: kenmerken van de beperking, signalen van de beperking, tips voor de omgang van kinderen met deze beperking, aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met deze beperking. Om informatie te krijgen van mensen die veel over deze beperking weten houden jullie een interview met iemand die in zijn of haar directe omgeving te maken heeft met iemand met deze beperking. Dit kan bijvoorbeeld een ouder zijn of een zusje of een medewerker van een kinderopvang of school.
U
itg
ev
Eisen aan de uitvoering • • • • •
Maak een planning en een taakverdeling. Kies een beperking waar jullie als groep expert in willen worden. Maak een mindmap met je groep over de uitgekozen beperking. Ga op zoek naar informatie over de beperking: kenmerken, signalen, tips voor de omgang, aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor deze kinderen. Neem het interview af en verwerk de informatie in jullie folder/A4.
Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.
Eisen aan het beroepsproduct • • • •
De folder/A4 bevat informatie over de kenmerken van de beperking. De folder/A4 bevat tips voor de omgang met kinderen met de beperking. De folder/A4 bevat informatie over signalen van de beperking. De folder/A4 bevat informatie uit het interview.
5
Over deze cursus
De folder/A4 is op een creatieve manier vormgegeven en trekt de aandacht. De folder/A4 is overzichtelijk en leesbaar.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
â&#x20AC;˘ â&#x20AC;˘
6
Oriëntatie
Oriëntatie Ik ga op reis en ik neem mee... Op het bord staat het onderwerp van deze les. De docent stelt de leerlingen om de beurt de vraag waar ze aan denken bij dit onderwerp. Als die vraag aan jou gesteld wordt antwoord je met: ‘Bij het onderwerp specifieke begeleidingsvragen denk ik aan ….’ De docent schrijft de antwoorden in steekwoorden op het bord. Als iedereen geweest is draait de docent het bord om, daar staat waar hij zelf aan dacht bij het onderwerp
.
• • • • • •
fb .v
Opdracht 1
tie
a. Hadden jullie als groep ongeveer dezelfde gedachten als de docent bij het onderwerp?
BINGO •
ij
•
Er staan vijftien moeilijke woorden op het bord die met het onderwerp van de les te maken hebben. Maak een bingoblaadje met negen vakken:
Ed
Opdracht 2
u' Ac
b. Welke nieuwe dingen moet je nog leren over dit onderwerp?
Schrijf in willekeurig volgorde in ieder vlak een woord van het bord. Geef jouw blaadje aan je buurman links. De docent geeft nu een uitleg van een woord zonder het woord te noemen. Als het woord op je blaadje dat voor je ligt voorkomt streep je het door. Als je alle woorden hebt doorgestreept roep je BINGO. Alle woorden die nog niet genoemd zijn worden kort besproken.
ev
er
• • • • • •
U
itg
Wist je welke woorden de docent bedoelde op basis van de uitleg?
Opdracht 3
Heb je ervaring met? Heb jij ervaring met het begeleiden van kinderen met bepaalde beperkingen? Beschrijf je ervaring in een kort verslag met behulp van deze vragen: 1. Waar heb je de ervaring opgedaan? 2. Waarom had de ‘cliënt’ ondersteuning nodig? 3. Hoe heb je de ondersteuning geboden? 4. Kwam je problemen tegen en hoe heb je die eventueel opgelost?
7
Kinderen met een auditieve beperking
.
Kinderen met een auditieve beperking
fb .v
Inleiding
In dit blok leer je waarin kinderen met een auditieve beperking verschillen van kinderen zonder auditieve beperking. Je leert wat een auditieve beperking is en hoe jij hier in je werk het beste mee om kunt gaan.
tie
Leerdoelen
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
• Je kunt begrippen noemen die gebruikt worden bij het omschrijven van kinderen met een auditieve beperking. • Je kunt begrippen noemen die worden gebruikt bij de begeleiding van kinderen met een auditieve beperking. • Je kunt kenmerken noemen van kinderen met een auditieve beperking. • Je kunt regels/tips noemen voor de omgang met kinderen met een auditieve beperking. • Je kunt signalen herkennen die kunnen duiden op een auditieve beperking. • Je kunt activiteiten aanpassen voor kinderen met een auditieve beperking. • Je kunt een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met een auditieve beperking.
8
Kind met een auditieve beperking.
Kinderen met een auditieve beperking
Lees de tekst van de theoriebron Kinderen met een auditieve beperking. Hierna vind je een aantal begrippen uit de tekst. Verbind deze met de juiste omschrijving. Een elektronisch apparaat om geluiden beter waar te nemen.
Slechthorend
Als iemand doof is geworden voor de gesproken taal zich begint te ontwikkelen.
Prelinguaal
Naar de mond kijken van degene die praat om hem/haar te verstaan.
.
Doof
fb .v
Theoriebron Kinderen met een auditieve beperking <
Verbinden
tie
Opdracht 4
Liplezen
Ed
Hoortoestel
Als iemand heel slecht of niet meer kan horen.
Als iemand doof is geworden nadat de gesproken taal zich heeft ontwikkeld.
Een taal waarbij woorden worden uitgedrukt met gebaren.
ij
Postlinguaal
Mindmap
er
Opdracht 5
Als iemand minder hoort maar wel via het gehoor kan communiceren.
u' Ac
Gebarentaal
Lees de tekst van de theoriebron Kinderen met een auditieve beperking. Je maakt een mindmap met hierin de belangrijkste begrippen en informatie uit deze theoriebron. Zorg ervoor dat je het begrip noemt en uitlegt wat het begrip betekent.
U
itg
ev
Theoriebron Kinderen met een auditieve beperking <
9
Kinderen met een auditieve beperking
Opdracht 6
De toets In deze opdracht maak je zelf meerkeuzevragen over de theoriebron Kinderen met een beperking. a. Stel vier meerkeuzevragen op over de begrippen die worden genoemd in de theoriebron.
fb .v
.
1.
tie
2.
u' Ac
3.
Ed
4.
er
ij
b. Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord de vragen. Kijk samen de vragen na en bespreek de eventuele fouten.
Juist of onjuist?
ev
Opdracht 7
U
itg
Geef van de volgende kenmerken aan of ze wel of niet horen bij kinderen met een auditieve beperking.
10
a. Kinderen met een auditieve beperking kunnen niets horen. Juist | Onjuist b. Kinderen met een prelinguale auditieve beperking hebben vaak meer moeite met spreken dan kinderen met een postlinguale auditieve beperking. Juist | Onjuist c. Kinderen met een auditieve beperking kunnen soms schrikachtig reageren. Juist | Onjuist d. Kinderen met een auditieve beperking hebben minder vaak gedragsproblemen (opstandig gedrag) dan kinderen zonder auditieve beperking gedragsproblemen. Juist | Onjuist e. Kinderen met een auditieve beperking kunnen moeite hebben met het uiten van gevoelens. Juist | Onjuist
Kinderen met een auditieve beperking
Opdracht 8
Het kind met een auditieve beperking
Lees de theoriebron Kinderen met een auditieve beperking.
a. Noteer drie dingen die je juist wel moet doen bij de begeleiding van kinderen met een auditieve beperking.
tie
Theoriebron kinderen met een auditieve beperking <
Do’s en don’ts
fb .v
Opdracht 9
.
In deze opdracht schrijven jullie een casus over een kind met een auditieve beperking. Hierin verwerk je de kenmerken van een auditieve beperking en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.
u' Ac
b. Noteer drie dingen die je juist niet moet doen bij de begeleiding van kinderen met een auditieve beperking.
Ed
c. Bedenk vervolgens zelf nog twee do’s en don’ts, die niet in de tekst staan, voor het begeleiden van kinderen met een auditieve beperking.
Beoordelen casus Tim
ij
Opdracht 10
a. Geef van bovenstaande casus aan wat er goed gaat en wat niet bij de begeleiding van Tim.
U
itg
ev
er
Tim is een jongen van 8 jaar oud. Hij is sinds zijn geboorte doof. Op de bso van Tim geeft pedagogisch medewerker Lotte de uitleg van de volgende opdracht. Terwijl ze praat schrijft ze de opdracht op een bord. Na afloop van de uitleg controleert Lotte even of Tim ook heeft begrepen wat de opdracht is. Tim wil graag alleen werken aan deze opdracht. Lotte vindt dit goed en Tim gaat achterin de ruimte in een hoekje zitten werken met zijn rug naar de rest van de groep. ‘Het is tijd om naar buiten te gaan’, zegt Lotte. Op het plein ziet Lotte dat Tim niet bij de groep is, hij zit binnen nog te werken aan zijn opdracht.
11
Kinderen met een auditieve beperking
b. Welke tip zou jij pedagogisch medewerker Lotte nog kunnen geven?
Opdracht 11
fb .v
.
c. Wat zou pedagogisch medewerker Lotte anders kunnen doen in de benadering van Tim?
Doelen en activiteiten voor een kind met een auditieve beperking
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Bij de opdracht Het kind met een auditieve beperking hebben jullie een casus geschreven over een kind met een auditieve beperking. Je wisselt deze casus nu uit met een ander tweetal. Voor het kind uit deze casus stellen jullie nu ten minste drie doelen op. Beschrijf de doelen volgens het SMART-principe. Beschrijf vervolgens, per doel, een individuele activiteit en een groepsactiviteit die je in kunt zetten om het doel te behalen.
12
Kinderen met een auditieve beperking
Opdracht 12
Afwijkend van de normale ontwikkeling Geef een voorbeeld van een afwijking van de ontwikkeling van een kind met een auditieve beperking van de normale ontwikkeling voor de volgende levensfasen.
b. de voorschoolse periode
c. de schoolperiode
Aanpassingen
u' Ac
Opdracht 13
tie
d. de adolescentie
fb .v
.
a. van de geboorte tot twee jaar
Geef van de volgende activiteiten aan waar er aanpassingen gemaakt moeten worden als er een kind meedoet met een auditieve beperking.
Ed
a. Een activiteit waarbij jullie op de fiets naar de kinderboerderij gaan.
er
ij
b. Een groepsspel met een bal.
U
itg
ev
c. Bedenk zelf nog twee activiteiten. Wissel je activiteiten uit met een andere student en geef aan waar aanpassingen nodig zijn voor het kind met een auditieve beperking.
13
Kinderen met een auditieve beperking
Opdracht 14
Maud is een meisje van 10 jaar. Toen Maud 6 jaar was heeft ze door een ongeluk een gehoorbeschadiging opgelopen. Maud zit in groep zes en komt bij jullie op de buitenschoolse opvang. Op school merken de leerkrachten dat Maud snel boos wordt als iets haar niet lukt. Ze vindt het ook lastig om hulp te accepteren en te vragen. Maud schaamt zich voor haar gehoorapparaat en omdat ze anders is.
fb .v
.
Werkmodel Plan van Aanpak <
Plan van aanpak Maud
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Schrijf een plan van aanpak voor Maud. Maak hierbij gebruik van het werkmodel Plan van aanpak. Houd hierbij goed rekening met haar auditieve beperking.
14
Kinderen met een visuele beperking
.
Kinderen met een visuele beperking
fb .v
Inleiding
Kinderen met een visuele beperking kunnen minder goed gebruikmaken van hun zintuig zicht. Hierdoor ervaren zij allerlei problemen en moeten ze hun leven op een aantal vlakken aanpassen aan hun beperking. In dit blok leer jij wat een visuele beperking is en hoe je hier in je werk als pedagogisch medewerker het beste mee om kunt gaan.
tie
Leerdoelen
Kind leest brailleschrift.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
• Je kunt begrippen noemen die gebruikt worden bij het omschrijven van kinderen met een visuele beperking. • Je kunt begrippen noemen die worden gebruikt bij de begeleiding van kinderen met een visuele beperking. • Je kunt kenmerken noemen van kinderen met een visuele beperking. • Je kunt regels/tips noemen voor de omgang met kinderen met een visuele beperking. • Je kunt signalen herkennen die kunnen duiden op een visuele beperking. • Je kunt activiteiten aanpassen voor kinderen met een visuele beperking. • Je kunt een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met een visuele beperking.
15
Kinderen met een visuele beperking
Opdracht 15
Lees de tekst van de theoriebron Kinderen met een visuele beperking. Hierna vind je een aantal begrippen uit de tekst. Verbind deze met de juiste omschrijving. Blind
Gezichtsuitdrukking
Slechtziend
De mate waarin iemand kleine details kan onderscheiden.
Mimiek
Iemand met een gezichtsscherpte van 1/20 of meer of een gezichtsveld van meer dan 20 graden.
tie
fb .v
.
Theoriebron Kinderen met een visuele beperking <
Verbinden
Het totale gebied dat we kunnen waarnemen als we ons oog op 1 punt richten.
u' Ac
Gezichtsscherpte
Gezichtsveld
Iemand met een gezichtsscherpte van minder dan 1/20 of een gezichtsveld van 20 graden of minder.
Mindmap
Lees de tekst van de theoriebron Kinderen met een visuele beperking. Je maakt een mindmap met hierin de belangrijkste begrippen uit deze theoriebron. Zorg ervoor dat je het begrip noemt en uitlegt wat het begrip betekent.
er
Theoriebron Kinderen met een visuele beperking <
Een alfabet dat bestaat uit bobbeltjes.
ij
Opdracht 16
Ed
Brailleschrift
Opdracht 17
Lees de tekst van de theoriebron Kinderen met een visuele beperking. Vul in de hiernavolgende tekst de juiste woorden in op de juiste plek. Er blijven enkele woorden over. Kies uit: veilig - geluid - blind - ik – tactiele – waarom - beperkt gezichtsveld – jij – niet scherp zien – visuele beperking.
U
itg
ev
Theoriebron Kinderen met een visuele beperking <
Invullen
Kinderen die een gezichtsveld hebben van minder dan 20 graden noem je Verminderd zicht kan te maken hebben met . Kinderen gebruiken de woorden
maar ook met en
later dan kinderen zonder visuele beperking. Als baby zijn deze kinderen vaak gevoelig voor . Het is voor deze kinderen heel belangrijk dat ze zich voelen. Een extra hulpmiddel kan het gebruik van zijn.
16
.
herkenningspunten
Kinderen met een visuele beperking
Opdracht 18
Juist of onjuist? Geef van de volgende kenmerken aan of ze wel of niet horen bij kinderen met een visuele beperking.
Het kind met een visuele beperking
tie
Opdracht 19
fb .v
.
a. Baby’s met een visuele beperking hebben vaak een vlakkere gelaatsuitdrukking. Juist | Onjuist b. Het gebruik van contrasterende kleuren werkt verwarrend voor kinderen met een visuele beperking. Juist | Onjuist c. Als een kind een gezichtsscherpte heeft van minder dan 1/20 dan is hij of zij blind. Juist | Onjuist d. Bij brailleschrift wordt gebruikgemaakt van streepjes en rondjes. Juist | Onjuist e. Kinderen met een visuele beperking ervaren vaker sociale problemen omdat ze non-verbale signalen niet kunnen aflezen. Juist | Onjuist
Opdracht 20
Do’s en don’ts
u' Ac
In deze opdracht schrijven jullie een casus over een kind met een visuele beperking. Hierin verwerk je de kenmerken van een visuele beperking en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.
Ed
a. Noteer drie dingen uit de theoriebron Kinderen met een visuele beperking die je juist wel moet doen bij de begeleiding van kinderen met een visuele beperking.
er
ij
b. Noteer drie dingen uit de theoriebron Kinderen met een visuele beperking die je juist niet moet doen bij de begeleiding van kinderen met een visuele beperking.
U
itg
ev
c. Bedenk vervolgens zelf nog twee do’s en don’ts voor het begeleiden van kinderen met een visuele beperking.
17
Kinderen met een visuele beperking
Opdracht 21
Beoordelen casus Ahmad
fb .v
.
Ahmad is een jongen van vier jaar met een visuele beperking. Hij is blind aan een oog. Als het tijd is om te eten, raakt pedagogisch medewerker Sam de schouder van Ahmad even aan, noemt zijn naam en zegt dat ze aan de grote, ronde, witte tafel gaan zitten om te eten. Ahmad krijgt zijn melk in een doorzichtig glas. Zijn brood mag Ahmad zelf snijden vandaag. Sam doet het eerst voor: â&#x20AC;&#x2DC;Zo houd je het mes vast en met deze kant moet je snijden.â&#x20AC;&#x2122; Naast Ahmad zit Koen, Koen is het maatje van Ahmad en helpt hem als iets niet lukt.
u' Ac
tie
a. Geef van bovenstaande casus aan wat er goed gaat en wat niet in de begeleiding van Ahmad.
b. Welke tip zou jij pedagogisch medewerker Sam nog kunnen geven?
Ed
c. Wat zou pedagogisch medewerker Sam anders kunnen doen in de benadering van Achmad?
Doelen en activiteiten voor een kind met een visuele beperking
ij
Opdracht 22
U
itg
ev
er
Bij de opdracht Het kind met een visuele beperking hebben jullie een casus geschreven over een kind met een visuele beperking. Je wisselt deze casus nu uit met een ander tweetal. Voor het kind uit deze casus stellen jullie nu ten minste drie doelen op. Beschrijf de doelen volgens het SMART-principe. Beschrijf vervolgens, per doel, een individuele activiteit en een groepsactiviteit die je in kunt zetten om het doel te behalen.
18
Opdracht 23
fb .v
.
Kinderen met een visuele beperking
Afwijkend van de normale ontwikkeling
Geef een voorbeeld van een afwijking van de ontwikkeling van een kind met een visuele beperking van de normale ontwikkeling voor de volgende levensfasen.
c. De schoolperiode
d. De adolescentie
Aanpassingen
Ed
Opdracht 24
u' Ac
b. De voorschoolse periode
tie
a. Van de geboorte tot twee jaar
Geef van de volgende activiteiten aan of deze wel of niet geschikt zijn voor een kind met een visuele beperking. Leg je antwoord uit.
er
ij
a. Activiteit waarbij met klei figuren worden gemaakt.
ev
b. Een balspel met een groep.
U
itg
c. Een boek lezen.
d. Een activiteit op de kinderboerderij waarbij kinderen dieren leren herkennen aan de geluiden en hoe ze voelen en ruiken.
19
Kinderen met een visuele beperking
fb .v
.
e. Geef van de activiteiten die niet geschikt zijn aan hoe je deze kunt aanpassen zodat het kind met de visuele beperking ook mee kan doen.
Opdracht 25
Plan van aanpak Bjorn
Bjorn is jongen van 3 jaar die bij jullie in de kinderopvang komt. Bjorn is slechtziend. Elke dag moet hij bij het afscheid van zijn moeder erg huilen. Ook het contact met de andere kinderen verloopt moeizaam. Hij trekt zich terug in een hoekje en speelt alleen. Bjorn valt op door zijn onhandigheid. In de ruimte waar wordt gespeeld botst hij vaak tegen voorwerpen en andere kinderen aan en tijdens het eten gooit hij vaak zijn bord op de grond. Bjorn vindt dit erg vervelend en het liefst zou hij dan ook in zijn eigen hoekje een broodje eten. Dit maakt Bjorn verdrietig, hij wil graag bij de groep horen.
Ed
Werkmodel Plan van Aanpak <
u' Ac
tie
f. Bedenk zelf vervolgens nog twee activiteiten. Wissel je activiteiten uit met een andere student en geef aan waar aanpassingen nodig zijn voor het kind met een visuele beperking.
U
itg
ev
er
ij
Schrijf een plan van aanpak voor Bjorn. Maak hierbij gebruik van het werkmodel Plan van aanpak. Houd hierbij goed rekening met zijn visuele auditieve beperking.
20
Kinderen met een lichamelijke beperking
.
Kinderen met een lichamelijke beperking
fb .v
In de begeleiding van kinderen met een lichamelijke beperking zijn er een aantal aandachtspunten voor jou als pedagogisch medewerker. In dit blok leer je daar meer over. Daarnaast leer je meer over wat een lichamelijke beperking is.
Leerdoelen
Kind met een lichamelijke beperking.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
• Je kunt begrippen noemen die gebruikt worden bij het omschrijven van kinderen met een lichamelijke beperking. • Je kunt begrippen noemen die worden gebruikt bij de begeleiding van kinderen met een lichamelijke beperking. • Je kunt kenmerken noemen van kinderen met een lichamelijke beperking. • Je kunt regels/tips noemen voor de omgang met kinderen met een lichamelijke beperking. • Je kunt activiteiten aanpassen voor kinderen met een lichamelijke beperking. • Je kunt een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met een lichamelijke beperking.
21
Kinderen met een lichamelijke beperking
Prenataal
Tijdens de geboorte
Neurologische aandoeningen
Aandoeningen van het bewegingsapparaat
Eigenwaarde
Voor de geboorte
Postnataal
Het beeld dat je van jezelf hebt
Mindmap
Je maakt een mindmap met hierin een aantal veel voorkomende lichamelijke beperkingen. Noem per categorie twee voorbeelden en leg kort uit wat deze beperkingen inhouden.
er
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking <
In hoeverre jij jezelf kunt redden in het dagelijks leven
ij
Opdracht 27
Aandoeningen van het zenuwstelsel
Ed
Perinataal
Na de geboorte
u' Ac
Orthopedische aandoeningen
Zelfredzaamheid
.
Lees de tekst van de theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking. Hierna vind je een aantal begrippen uit de tekst. Verbind deze met de juiste omschrijving.
fb .v
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking <
Verbinden
tie
Opdracht 26
Indelen lichamelijke beperkingen In de theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking worden een aantal manieren genoemd om deze groep in te delen in subgroepen. Één van de genoemde indelingen is op basis van de aard van de aandoening. Zoek op internet naar de volgende beperkingen en plaats ze in de juiste kolom.
ev
Opdracht 28
U
itg
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking <
22
amputatie – cerebrale parese – de ziekte van Duchenne – spina bifida – de ziekte van Legg-Perthes – de ziekte van Werdnig-Hoffman. Neurologische aandoening
Spieraandoening
Orthopedische aandoening
Kinderen met een lichamelijke beperking
Opdracht 29
Verschillende lichamelijke beperkingen Er zijn veel verschillende lichamelijke beperkingen. In deze opdrachten bestudeer je hier een aantal van. Iedereen van het groepje kiest een lichamelijke beperking.
u' Ac
tie
fb .v
.
a. Zoek naar informatie over deze lichamelijke beperking. Noteer de naam van de beperking, mogelijke oorzaken, gevolgen voor kinderen met deze beperking en waar jij als pedagogisch medewerker rekening mee moet houden.
Ed
b. Vervolgens bedenk jij drie vragen voor je klasgenoten die ze kunnen beantwoorden met de informatie die jij hebt gevonden.
U
itg
ev
er
ij
c. Wissel de informatie onderling uit en beantwoord elkaars vragen.
Opdracht 30
De toets In deze opdracht maak je zelf meerkeuzevragen over de theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking.
23
Kinderen met een lichamelijke beperking
a. Stel vier meerkeuzevragen op over de begrippen die worden genoemd in de theoriebron.
fb .v
.
1.
2.
tie
3.
u' Ac
4.
Opdracht 31
Ed
b. Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord de vragen. Kijk samen de vragen na en bespreek de eventuele fouten.
Juist of onjuist?
Geef van de volgende kenmerken aan of ze wel of niet horen bij kinderen met een lichamelijke beperking.
ev
er
ij
a. Kinderen met een lichamelijk beperking kunnen niet lopen. Juist | Onjuist b. Een prenatale lichamelijke beperking is ontstaan tijdens de geboorte. Juist | Onjuist c. Kinderen met een lichamelijke beperking lijken erg op elkaar en ervaren dezelfde problemen. Juist | Onjuist d. Het gebruik van symbolen kan helpen om de communicatie met kinderen met een lichamelijke beperking te verbeteren. Juist | Onjuist e. Kinderen met een lichamelijke beperking ervaren vaak een vertraging in het leerproces. Juist | Onjuist
U
itg
Opdracht 32
24
Het kind met een lichamelijke beperking In deze opdracht schrijven jullie een casus over een kind met een lichamelijke beperking. Hierin verwerk je de kenmerken van een lichamelijke beperking en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.
Opdracht 33
Do’s en don’ts
a. Noteer drie dingen die je juist wel moet doen bij de begeleiding van kinderen met een lichamelijke beperking.
tie
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking <
fb .v
.
Kinderen met een lichamelijke beperking
u' Ac
b. Noteer drie dingen die je juist niet moet doen bij de begeleiding van kinderen met een lichamelijke beperking.
Opdracht 34
Ed
c. Bedenk vervolgens zelf nog twee do’s en don’ts, die niet in de tekst staan, voor het begeleiden van kinderen met een lichamelijke beperking.
Beoordelen casus Pascal
a. Geef van bovenstaande casus aan wat er goed gaat en wat niet in de begeleiding van Pascal.
U
itg
ev
er
ij
Tijdens de zwangerschap van de moeder van Pascal was er sprake van een infectie. Toen Pascal geboren werd, bleek hij cerebrale parese te hebben. Hierdoor is hij spastisch, de spieren aan de linkerkant van zijn lichaam werken niet goed mee. Het duurt daarom wat langer voordat Pascal zijn jas aan heeft getrokken bij het buitenspelen. Pedagogisch medewerker Tim helpt hem daarom altijd even. Tijdens het eten in de groep zit Pascal op een rustige plek. Pascal voelt zich geen onderdeel van de groep, vooral met het buitenspelen is dit lastig en Pascal wil ook niet altijd naar de pedagogisch medewerkers toegaan als er iets is. Als er in de groep iets voorvalt heeft hij daarom met Tim afgesproken dat hij dan op een bepaalde plek gaat staan. Tim ziet dan dat er iets niet goed gaat en kan dan naar Pascal toelopen om dit met hem te bespreken.
25
Kinderen met een lichamelijke beperking
b. Welke tip zou jij pedagogisch medewerker Tim nog kunnen geven?
Opdracht 35
fb .v
.
c. Wat zou pedagogisch medewerker Tim anders kunnen doen in de benadering van Pascal?
Aanpassingen
tie
Geef van de volgende activiteiten aan waar er aanpassingen gemaakt moeten worden als er een kind meedoet met een lichamelijke beperking.
u' Ac
a. Een sportdag
b. Gezamenlijk brood eten
ev
er
ij
Ed
c. Bedenk zelf vervolgens nog twee activiteiten. Wissel je activiteiten uit met een andere student en geef aan waar aanpassingen nodig zijn voor het kind met een lichamelijke beperking.
U
itg
Opdracht 36
26
Doelen en activiteiten voor een kind met een lichamelijke beperking Bij de opdracht Het kind met een lichamelijke beperking hebben jullie een casus geschreven over een kind met een lichamelijke beperking. Je wisselt deze casus nu uit met een ander tweetal. Voor het kind uit deze casus stellen jullie nu ten minste drie doelen op. Beschrijf de doelen volgens het SMART-principe. Beschrijf vervolgens, per doel, een individuele activiteit en een groepsactiviteit die je in kunt zetten om het doel te behalen.
Nienke is meisje van 8 jaar. Sinds enige tijd komt ze bij jullie op de bso. Nienke wordt gebracht met een taxibusje. Het gebouw van de bso is aangepast voor Nienkes rolstoel. Nienke heeft ook een hulphond, die heet Boris. Nienke is geboren met spina bifida. Naast de lichamelijke problemen valt het op dat Nienke haar taken in een trager werktempo doet, ook heeft ze moeite om zich langere tijd te concentreren op een taak. Door haar spina bifida is Nienkes tastzin verstoord, ze merkt daardoor minder snel dat ze haar voet heeft verwond als ze die bijvoorbeeld heeft gestoten. Ook heeft Nienke problemen met haar zindelijkheid. Door problemen met haar visuele waarneming heeft Nienke daarnaast moeite als ze zich in een nieuwe of onbekende ruimte bevindt.
u' Ac
Werkmodel Plan van Aanpak <
Plan van aanpak Nienke
tie
Opdracht 37
fb .v
.
Kinderen met een lichamelijke beperking
U
itg
ev
er
ij
Ed
Schrijf een plan van aanpak voor Nienke. Maak hierbij gebruik van het werkmodel Plan van aanpak. Houd hierbij goed rekening met haar lichamelijke beperking.
27
Kinderen met een chronische ziekte
.
Kinderen met een chronische ziekte
fb .v
Inleiden
Kinderen die langdurig ziek zijn hebben naast de ziekte waar ze mee te maken hebben vaak ook andere moeilijkheden door deze ziekte. Dit kan zich voordoen op allerlei gebieden. In de begeleiding van deze kinderen zijn er dan ook verschillende aandachtspunten voor deze groep.
tie
Leerdoelen
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
• Je kunt begrippen noemen die gebruikt worden bij het omschrijven van kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt begrippen noemen die worden gebruikt bij de begeleiding van kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt kenmerken noemen van kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt activiteiten aanpassen voor kinderen met een (chronische) ziekte. • Je kunt een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met een (chronische) ziekte.
28
Ziek kind in het ziekenhuis.
Kinderen met een chronische ziekte
Hierna vind je een aantal begrippen uit de theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte. Verbind deze met de juiste omschrijving. Problemen in het aangaan van relaties
Brusje
Het kind volgt wel onderwijs maar is niet aanwezig in de klas
Onderwijs op afstand
Weinig tot geen sociaal contact met anderen
.
Chronisch
fb .v
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte <
Verbinden
tie
Opdracht 38
Hechtingsproblemen
Opdracht 40
Invullen
Vul in onderstaande tekst de juiste woorden in op de juiste plek. Er blijven enkele woorden over. overbeschermend – hechtingsproblemen – opname – stemmingsstoornissen – langdurige – ernstig – stress – onveiligheid – chronisch – brusje
er
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte <
Je maakt een mindmap met hierin een aantal veel voorkomende (chronische) ziektes. Noem per categorie twee voorbeelden en leg kort uit wat deze ziektes inhouden.
Ed
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte <
Mindmap
ij
Opdracht 39
Een toestand die lang voortduurt of regelmatig terugkeert
u' Ac
Sociaal isolement
Broertje of zusje
ev
Kinderen met een
ziekte of een ziekte die regelmatig terugkomt, noemen
we ook wel een
zieke kinderen. Deze kinderen kunnen te maken hebben met in het ziekenhuis. Kinderen die lange tijd in het ziekenhuis verblijven . Ook kunnen er bij deze kinderen
spelen, het opbouwen van een band met anderen verloopt dan minder goed. De reactie van ouders op een (chronisch) ziek kind zijn heel verschillend, ouders kunnen reageren en ervaren vaak veel
.
U
itg
ervaren vaak een gevoel van
29
Kinderen met een chronische ziekte
Opdracht 41
Juist of onjuist? Geef van de volgende kenmerken aan of ze wel of niet horen bij kinderen met een (chronische) ziekte.
Verschillende chronische ziekten
tie
Opdracht 42
fb .v
.
a. Kinderen met een (chronische) ziekte zijn vaak bang voor naalden. Juist | Onjuist b. Kinderen met een (chronische) ziekte verblijven in het ziekenhuis. Juist | Onjuist c. Kinderen met een chronische ziekte hebben een verhoogd risico op emotionele- en gedragsproblemen. Juist | Onjuist d. Bij kinderen met een (chronisch) ziekte zie je vaak een verstoorde band met ouders en brusjes. Juist | Onjuist e. Een ander effect van een chronische ziekte kan zijn dat kinderen op school vaak slechter presteren. Juist | Onjuist
Er zijn veel verschillende chronische ziekten waarmee kinderen te maken kunnen krijgen. In deze opdrachten bestudeer je hier een aantal van. Iedereen van het groepje kiest een chronische ziekte.
er
ij
Ed
u' Ac
a. Zoek naar informatie over deze chronische ziekte. Noteer de naam van de ziekte, hoe vaak het voorkomt, mogelijke oorzaken, gevolgen voor kinderen met deze ziekte en dingen waar jij als pedagogisch medewerker rekening mee moet houden.
U
itg
ev
b. Vervolgens bedenk jij drie vragen voor je klasgenoten die ze kunnen beantwoorden met de informatie die jij hebt gevonden.
30
c. Wissel de informatie onderling uit en beantwoord elkaars vragen.
Kinderen met een chronische ziekte
Opdracht 43
Het kind met een (chronische) ziekte
Opdracht 44
a. Noteer drie dingen die je juist wel moet doen bij de begeleiding van kinderen met een (chronische) ziekte.
Ed
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte <
Do’s en don’ts
u' Ac
tie
fb .v
.
In deze opdracht schrijven jullie een casus over een kind met een (chronische) ziekte. Hierin verwerk je de kenmerken van een (chronische) ziekte en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.
er
ij
b. Noteer drie dingen die je juist niet moet doen bij de begeleiding van kinderen met een (chronische) ziekte.
U
itg
ev
c. Bedenk vervolgens zelf nog twee do’s en don’ts, die niet in de tekst staan, voor het begeleiden van kinderen met een (chronische) ziekte.
Opdracht 45
Een dag op pad met … Met een groep kinderen van 10 jaar van de bso zijn jullie een dag survivallen. In de groep zit Carla, Carla heeft astma. Naast Carla is er nog een kind met een specifieke hulpvraag, Mustafa heeft namelijk diabetes.
31
Kinderen met een chronische ziekte
fb .v
.
a. Geef van bovenstaande casus aan waar jullie als pedagogisch medewerker goed op moeten letten tijdens deze dag.
Opdracht 46
tie
b. Wissel je antwoord uit met een klasgenoot. Welke tip zou jij de pedagogisch medewerkers uit dit voorbeeld nog kunnen geven?
Doelen en activiteiten voor een kind met een chronische ziekte
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Bij de opdracht Het kind met een (chronische) ziekte hebben jullie een casus geschreven over een kind met een chronische ziekte. Je wisselt deze casus nu uit met een ander tweetal. Voor het kind uit deze casus stellen jullie nu ten minste drie doelen op. Beschrijf de doelen volgens het SMART-principe. Beschrijf vervolgens, per doel, een individuele activiteit en een groepsactiviteit die je in kunt zetten om het doel te behalen.
Opdracht 47
Werkmodel Plan van Aanpak <
32
Plan van aanpak Paula Paula is een meisje van 11 jaar in komt bij jullie in de bso. Paula heeft last van jeugdreuma. Hierdoor heeft ze veel last van pijnlijke en stijve gewrichten. De ene periode is de jeugdreuma actief en kan Paula aan veel activiteiten niet mee doen en niet meehelpen. Andere periodes heeft Paula maar weinig klachten. Dit zorgt voor veel onbegrip bij de
Kinderen met een chronische ziekte
.
groepsgenoten. In de actieve periodes is Paula vaak moe en heeft dan behoefte aan een rustige plek om even bij te komen. Door de vermoeidheid heeft Paula moeite om het tempo van de groep bij te houden, zowel op school als op de bso. In de actieve periodes is Paula ook veel thuis en ze moet vaak naar het ziekenhuis. Ze mist hierdoor aansluiting bij de groep.
Opdracht 48
Welk kenmerk bij welke beperking
fb .v
Schrijf een plan van aanpak voor Paula. Maak hierbij gebruik van het werkmodel Plan van aanpak. Houd hierbij goed rekening met de (chronische) ziekte.
Beperkingen vergelijken
u' Ac
Opdracht 49
tie
Iedereen van je groepje schrijft nu op kleine briefjes een aantal kenmerken die horen bij de beschreven beperkingen in deze cursus. Deze papiertjes doe je allemaal bij elkaar in bijvoorbeeld een pet, bakje, zakje enzovoort. Om de beurt pakken jullie een briefje en je leest het opgeschreven kenmerk voor. Vervolgens geeft degene die het briefje heeft gepakt aan bij welke beperking dit kenmerk hoort. Andere groepsleden geven aan of ze het hier wel of niet mee eens zijn.
In groepjes van vier vergelijken jullie nu de vier beschreven groepen met specifieke hulpvragen (auditieve beperking, visuele beperking, lichamelijke beperking, (chronische) ziekte) met elkaar. Ieder lid van het groepje vertegenwoordigt een van die vier beschreven groepen.
ij
Ed
a. Benoem zo veel mogelijk overeenkomsten in de begeleiding van deze vier groepen kinderen.
U
itg
ev
er
b. Benoem verschillen in de begeleiding van deze vier groepen kinderen.
Opdracht 50
Combineren beperkingen en activiteiten Schrijf per persoon drie verschillende beperkingen of (chronische) ziekten op die voorkomen bij kinderen. Schrijf vervolgens per persoon vier activiteiten op die plaatsvinden binnen een kinderopvang of bso. Nu gaan alle kaartjes met beperkingen in een bakje en in een ander bakje alle activiteiten. Pak om de beurt uit elke bak een kaartje en schrijf vervolgens binnen een minuut zo veel mogelijk zaken op waar je rekeningen mee moet houden bij het uitvoeren van deze activiteit.
33
Reflectievragen verdieping specifieke begeleidingsvragen
Opdracht 51
Reflectie op de lesstof
tie
a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.
fb .v
.
Reflectievragen verdieping specifieke begeleidingsvragen
u' Ac
b. Wat wist je al?
Opdracht 52
Ed
c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?
Kritisch en creatief denken
ev
er
ij
a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.
U
itg
b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.
34
c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.
Reflectievragen verdieping specifieke begeleidingsvragen
Opdracht 53
Zelfregulatie en zelfsturing
fb .v
.
a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.
b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.
Opdracht 54
Samenwerken
u' Ac
tie
c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?
Ed
a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.
er
ij
b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.
U
itg
ev
c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.
35
Theoriebron kinderen met een auditieve beperking
.
Theoriebron kinderen met een auditieve beperking
fb .v
Inleiding
tie
De ouders van Mart vertellen dat ze al vroeg, toen hij nog klein was, doorhadden dat het moeilijk was om contact met hem te maken. Mart was snel afgeleid en reageerde weinig op geluiden. Hij wist niet altijd waar het geluid vandaan kwam. Zo liep hij bijvoorbeeld naar de voordeur als de telefoon ging. Toen Mart iets ouder was, kreeg hij vaak woedeaanvallen. Op school had Mart moeite om zijn leeftijdsgenoten bij te houden. Mart heeft een auditieve beperking.
u' Ac
Wat is een auditieve beperking?
ij
Ed
Kinderen met een auditieve beperking hebben een stoornis in hun gehoor. Als je een gehoorverlies hebt van 35 decibel of meer, dan ben je slechthorend. Als het kind helemaal niets of heel slecht hoort, een gehoorverlies van 90 decibel of meer, dan is het kind doof. Er zijn verschillende soorten auditieve beperkingen. Je kunt indelingen maken naar bijvoorbeeld de aard (waardoor wordt de beperking veroorzaakt) en de mate van het gehoorverlies (hoeveel je nog kunt horen). Voorbeelden van oorzaken van een auditieve beperking zijn: hersenvliesontsteking, een aandoening of gehoorschade. Daarnaast heb je onderscheid in een prelinguale of een postlinguale beperking. Prelinguaal betekent dat de beperking voor de geboorte is ontstaan of voor dat het kind is begonnen met praten (ongeveer drie jaar). Als je een gehoorstoornis krijgt nadat je hebt leren praten heet dit postlinguaal. Verder is er verschil tussen slechthorend en doofheid. Als je slechthorend bent kun je leren praten zonder hulpmiddelen, terwijl dove kinderen dit zonder hulpmiddelen niet kunnen.
er
Hoe merk je dat een kind een auditieve beperking heeft?
U
itg
ev
Kinderen worden op een aantal vaste momenten getest op hun gehoor. Zo krijgen babyâ&#x20AC;&#x2122;s in de eerste week na de geboorte een gehoortest. Op de basisschool wordt het gehoor van een kind nog tweemaal getest door de schoolarts. Daarnaast vallen in het gedrag van babyâ&#x20AC;&#x2122;s en kinderen met een auditieve beperking vaak dingen op. Een signaal kan zijn dat een kind niet reageert op wat je zegt als er geen oogcontact is. Het kind kan dan namelijk geen spraak aflezen. Je kunt het gehoor van kinderen ook spelenderwijs testen door bijvoorbeeld te fluisteren. Kinderen met een auditieve beperking zijn vaak erg gericht op de wereld om zich heen, ze kunnen bijzondere aandacht voor je stem hebben en je kunt een verschil merken in spraakklanken.
36
Theoriebron kinderen met een auditieve beperking
Welke problemen ervaart een kind met een auditieve beperking?
tie
fb .v
.
Ten eerste is er bij kinderen met een auditieve beperking uiteraard sprake van verminderd gehoor. Daarnaast zijn er nog andere problemen waar kinderen met een auditieve beperking tegenaan lopen. Kinderen kunnen schrikachtig reageren. Dit komt omdat ze soms moeilijk kunnen horen waar geluid vandaan komt en geluiden pas op het laatste moment horen. Doordat kinderen met een auditieve beperking minder goed horen hebben ze vaak moeite met het leren spreken van een taal. De spraak van deze kinderen kan dan ook anders klinken. Aangezien het communiceren bij kinderen met een auditieve beperking minder gemakkelijk verloopt kunnen deze kinderen moeite hebben met het leggen van contact en het uiten van hun gevoelens. Kinderen hebben naast de auditieve beperking vaker dan hun leeftijdsgenoten zonder auditieve beperking last van emotionele problemen en gedragsproblemen. Voorbeelden hiervan zijn communicatieproblemen, opstandig gedrag, angst en eenzaamheid.
• •
ij
• •
Zorg ervoor dat het kind jou aankijkt als je tegen hem/haar praat, en andersom. Zorg dat je de aandacht van het kind hebt voor je begint met spreken. Let er bij het spreken op dat je duidelijk articuleert maar op een normale toon spreekt. Als je spreekt moet je gezicht goed te zien zijn. Zorg dat je dichtbij het kind bent als je met hem/haar praat. Zorg ervoor dat er op momenten dat je spreekt zo min mogelijk omgevingsgeluiden zijn. Ondersteun gesproken informatie met visuele middelen zoals met pictogrammen of geschreven uitleg op het bord. Blijf, als je de groep toespreekt, zo veel mogelijk op één plek staan. Zorg voor een rustige klas/ruimte.
Ed
• • • •
u' Ac
Tips voor de omgang met kinderen met een auditieve beperking
er
Voorzieningen voor kinderen met een auditieve beperking
U
itg
ev
Kinderen met een auditieve beperking kunnen gebruikmaken van verschillende hulpmiddelen. Zo heb je verschillende soorten hoortoestellen voor deze kinderen. Een bijzonder gehoorapparaat is het cochleair implantaat (CI). Dit gehoorapparaat wordt via een operatie aangebracht en zorgt dat mensen met een auditieve beperking weer (gedeeltelijk) kunnen horen. Een ander hulpmiddel voor kinderen met een auditieve beperking is het gebruik van gebarentaal. Veel prelinguale dove kinderen kunnen gebarentaal. Voor het kind is het prettig als de pedagogisch medewerker en de kinderen uit de groep een aantal belangrijke gebaren kennen. Soms is het mogelijk om gebruik te maken van een gebarentolk. Ook in de ruimte kunnen aanpassingen worden gemaakt om het voor het kind zo prettig mogelijk te maken. Je kunt hierbij denken aan het gebruik van dempend materiaal, zoals tapijt of gordijnen. Daarnaast is het belangrijk dat de ruimte goed verlicht is zodat de kinderen spraak kunnen aflezen. Vraag vooral ook aan het kind en/of de ouders/verzorgers wat prettig is om te doen en waar je rekening mee moet houden.
37
tie
fb .v
.
Theoriebron kinderen met een auditieve beperking
u' Ac
Cochleair implantaat.
Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met een auditieve beperking
U
itg
ev
er
ij
Ed
Het werken met kinderen met een auditieve beperking vereist extra aandacht bij het organiseren en uitvoeren van activiteiten en het opstellen van een plan van aanpak. Bij de activiteiten is het belangrijk om te controleren of de activiteit uit te voeren is voor het kind of dat er aanvullende hulpmiddelen nodig zijn. Daarnaast is het bij activiteiten waarbij wordt samengewerkt belangrijk om hier extra aandacht voor te hebben. Het kan nodig zijn om dit proces extra te begeleiden. Bij het schrijven van een plan van aanpak is het belangrijk om realistische doelen te stellen. Houd rekening met de mogelijkheden van het kind maar zorg daarnaast voor voldoende uitdaging. Onderzoek dus goed wat het kind wil en kan en ga daar op door. Zelfstandig doelen behalen is belangrijk voor deze kinderen om het gevoel van succes te ervaren.
38
Theoriebron kinderen met een visuele beperking
.
Theoriebron kinderen met een visuele beperking
fb .v
Inleiding
tie
Jenni is 8 jaar en is te vroeg geboren. Door een te hoge zuurstofspanning is zij blind geworden. Jenni heeft al vroeg het braillealfabet geleerd. Het aanleren van nieuwe vaardigheden verloopt bij Jenni langzamer en anders dan bij kinderen zonder visuele beperking. Ook in het sociale contact ervaart Jenni moeilijkheden. Je ziet dat een visuele beperking dus gevolgen heeft voor meerdere gebieden.
Wat is een visuele beperking?
ij
Ed
u' Ac
Er zijn veel verschillende soorten visuele beperkingen. Kinderen met een visuele beperking verschillen dan ook erg van elkaar. Ten eerste heb je het verschil tussen blind en slechtziend. Een kind is blind als de gezichtsscherpte (met de correctie van een bril) minder is dan 1/20. Dit houdt in dat het kind bij de ogentest op een afstand van 1 meter het teken niet kan onderscheiden wat hoort bij een afstand van 20 meter. Een kind is slechtziend als het gezichtsvermogen hoger is dan 1/20 maar lager of gelijk aan 2/10. Bij deze indeling wordt gebruikgemaakt van gezichtsscherpte. Je kunt ook een indeling maken op basis van gezichtsveld. Als een kind een gezichtsveld heeft van 20 graden of minder dan is dit kind blind. Slechtziend is het kind als het een gezichtsveld heeft van meer dan 20 graden. Naast de indelingen op basis van gezichtsscherpte en gezichtsveld kun je ook nog indelingen maken op basis van de oorzaak van de visuele beperking. Naast problemen met gezichtsscherpte en gezichtsveld zijn er ook nog andere visuele beperkingen zoals blinde vlekken, een kokervormig blikveld, enzovoort.
er
Wat zijn oorzaken van een visuele beperking?
U
itg
ev
Er zijn verschillende oorzaken voor visuele beperkingen. Een veel voorkomende oorzaak is een te hoge zuurstofspanning bij babyâ&#x20AC;&#x2122;s die in een couveuse liggen. Bij anderen is de visuele beperking een aangeboren beperking. Ook erfelijkheid kan een rol spelen bij visuele beperkingen. Verder kan de visuele beperking worden veroorzaakt door een ongeluk of trauma aan het hoofd.
Wat zijn de kenmerken van een visuele beperking? Het belangrijkste kenmerk van een visuele beperking is het verminderde zicht van het kind. Het kan zijn dat het kind niet scherp kan zien door het verminderde zicht, maar het kan ook betekenen dat het kind maar bepaalde delen kan zien en dus een beperkt gezichtsveld heeft. Naast deze kenmerken van een visuele beperking ervaren deze kinderen vaak nog andere problemen door hun visuele beperking. Doordat deze kinderen niet kunnen leren door te observeren verloopt het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden op een andere manier en ze ontwikkelen deze vaardigheden vaak later. In het taalgebruik ontwikkelen deze
39
Theoriebron kinderen met een visuele beperking
.
kinderen het gebruik van het woord ‘jij’ en het woord ‘ik’ later. Op sociaal vlak ervaren deze kinderen ook problemen doordat ze geen gebruik kunnen maken van het aflezen van non-verbale signalen, zo kunnen ze emoties op het gezicht van een ander niet herkennen. Kinderen met een visuele beperking hebben ook een vertraging in het gebruiken van symbolen en het fantasiespel.
fb .v
Wat zijn signalen van een visuele beperking?
u' Ac
tie
Als een kind met een visuele beperking wordt geboren kunnen er een aantal dingen opvallen. Ouders geven aan dat deze baby’s vaak minder of anders reageren op hun omgeving. Daarnaast zijn deze baby’s vaak extra gevoelig voor geluiden. Ook valt het op dat baby’s met een visuele beperking niet zoeken naar oogcontact en hun blik minder richten op bijvoorbeeld personen en voorwerpen. Als er iemand naar deze baby’s toe loopt dan hebben ze de neiging te verstijven en hun hoofd af te wenden. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het naderen van iets onbekends. De kinderen zien de reacties van anderen niet en kunnen hun gedrag daar dus ook niet op aanpassen. Ze lachen minder en het valt op dat deze baby’s een vlakkere gelaatsuitdrukking hebben.
Tips voor de omgang van kinderen met een visuele beperking
•
ij
• •
Zorg voor een voorspelbare en gestructureerde ruimte en planning. Laat een kind een nieuwe omgeving verkennen om zo vertrouwd te raken. Bij het aanleren van nieuwe vaardigheden duidelijk omschrijven wat je doet; het kind kan het immers niet leren door je na te doen. Het is voor deze kinderen heel belangrijk dat ze zich veilig voelen, in de ruimte, maar ook in het contact. Zorg voor contrasterende kleuren, bijvoorbeeld een rood bord op een witte tafel. Gebruik bij activiteiten een bal met een belletje en gebruik andere zintuigen; voelen, proeven, ruiken, horen. Noem bij het aanspreken van het kind altijd de naam zodat hij of zij dan weet dat je tegen hem of haar spreekt. Benoem duidelijk wat je doet: niet knikken, maar zeggen daar ben ik het mee eens. Niet het ligt hier of daar maar het ligt linksboven op je tafel. Zet bij slechtziende kinderen het gezichtsvermogen in waar ze nog wel gebruik van kunnen maken. Vraag het kind of hij of zij hulp nodig heeft en hoe je kunt helpen.
Ed
• • •
er
• •
ev
•
U
itg
•
40
Voorzieningen voor kinderen met een visuele beperking Kinderen met een visuele beperking kunnen gebruikmaken van verschillende hulpmiddelen. Het gebruik van brailleschrift kan van grote hulp zijn. Brailleschrift is een alfabet wat bestaat uit letters die gevormd worden door groepjes van zes bobbeltjes in het papier. Daarnaast zijn er verschillende computerprogramma’s die teksten voor kunnen lezen. Om kinderen met een visuele beperking te helpen zich te oriënteren in een ruimte kun je gebruikmaken van tactiele herkenningspunten. Dit kunnen bijvoorbeeld relingen zijn of geleidingslijnen.
Theoriebron kinderen met een visuele beperking
.
Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met een visuele beperking
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
Kinderen met een visuele beperking kunnen niet zomaar aan alle activiteiten deelnemen. Het is belangrijk om altijd te kijken naar de veiligheid. Bij sommige activiteiten kunnen de kinderen met aanpassingen van de activiteit wel deelnemen. Ook kan het helpen om extra begeleiding in te zetten voor het kind. Bij het opstellen van een plan van aanpak voor kinderen met een visuele beperking is het belangrijk om realistische doelen te stellen. Hierbij moet je rekening houden met de andere manier van het aanleren van vaardigheden van deze kinderen. Hierbij kijk je altijd naar de mogelijkheden die het kind wel heeft en probeer deze zo goed mogelijk te benutten. Net als bij kinderen met een auditieve beperking is het ook voor deze kinderen belangrijk om zelfstandig en met succes doelen te behalen. Dit helpt de zelfredzaamheid en het gevoel van eigenwaarde te vergroten.
41
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking
.
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking
fb .v
Inleiding
tie
Max is een vrolijke jongen van 5 jaar. Max speelt veel met zijn leeftijdsgenootjes en op het eerste gezicht valt zijn beperking niet zo op. Bij het brood eten heeft Max een speciaal bestek en een speciale beker. Op die manier kan hij zelfstandig zijn broodje eten. Max is op jonge leeftijd bij een ongeluk zijn rechterhand kwijtgeraakt en heeft dus een lichamelijke beperking.
Wat is een lichamelijke beperking?
u' Ac
De groep kinderen met een lichamelijke beperking is een zeer diverse groep. Kinderen in een rolstoel behoren tot deze groep maar bijvoorbeeld ook iemand die zijn hand is kwijtgeraakt. In het algemeen kun je zeggen dat al deze kinderen worden belemmerd in hun motoriek. Je kunt deze groep op verschillende manieren indelen.
Indelen van lichamelijke beperkingen
U
itg
ev
er
ij
Ed
Als de beperking is ontstaan voor de geboorte dan noem je dit prenataal. Een voorbeeld hiervan is spina bifida. Als de beperking tijdens de geboorte is ontstaan noem je dit perinataal. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij cerebrale parese. Ook kunnen beperkingen na de geboorte ontstaan, dan heet dit postnataal. Dit is bijvoorbeeld het geval bij niet aangeboren hersenletsel (NAH). NAH is een voorbeeld van een verworven beperking, dit kan bijvoorbeeld ontstaan na een ongeluk of val. Een beperking kan daarnaast ook aangeboren zijn zoals bij achondroplasie het geval is. Ook kun je de groep opdelen in beperkingen met of zonder hersenbeschadiging of naar de plaats van de aandoening. Ook de indeling op basis van oorzaken wordt gebruikt. Tot slot kun je deze groep indelen aan de hand van de aard van de aandoening. Op deze manier ontstaan er drie groepen: neurologische aandoeningen, spieraandoeningen en orthopedische problemen.
42
Wat zijn de kenmerken van een lichamelijke beperking? De verschillende indelingen van kinderen met een lichamelijke beperking laat zien dat dit een hele diverse groep is. Wat deze kinderen gemeen hebben is dat ze een belemmering in hun motoriek hebben. Naast deze lichamelijke problemen ervaren deze kinderen vaak ook andere problemen. Hierbij kun je denken aan emotionele problemen of gedragsproblemen. Ook communicatieproblemen komen vaak voor bij kinderen met een lichamelijke beperking. Deze kinderen kunnen taken vaak minder zelfstandig uitvoeren wat kan zorgen voor depressieve gevoelens, een negatief zelfbeeld en een laag gevoel van eigenwaarde. Het dagelijks leven kost vaak veel energie en taken die voor mensen zonder lichamelijk beperking als normaal gezien worden, kunnen voor deze kinderen veel stress opleveren. Doordat deze kinderen minder mobiel zijn kunnen ze niet dezelfde ervaring op doen als leeftijdsgenootjes
Theoriebron Kinderen met een lichamelijke beperking
zonder lichamelijke beperking. Dit zorgt voor een vertraging van het leerproces. Tot slot zie je vaak dat er moeilijkheden zijn in de omgang tussen het kind met een lichamelijke beperking en zijn of haar ouders.
• • • • •
tie
• •
Stimuleer kinderen om, binnen hun mogelijkheden, zo veel mogelijk zelf te doen. Focus in de begeleiding van het kind op wat hij of zij wel kan in plaats van op de beperkingen. Laat het kind veel spelen om zo de wereld te ontdekken. Zorg dat materialen goed zichtbaar zijn opgeborgen en gemakkelijk te pakken zijn voor alle kinderen. Gebruik symbolen om de communicatie beter te laten verlopen. Probeer niet overbeschermend te reageren, dit kan de zelfredzaamheid belemmeren. Wees alert op buitensluiting in de groep; het kan wenselijk zijn om de andere kinderen in de groep te informeren over de lichamelijke beperking van het kind. Houd rekening met het feit dat het werktempo van kinderen met een lichamelijke beperking lager kan liggen dan bij andere kinderen. Houd ook rekening met de belastbaarheid en concentratie van het kind.
u' Ac
• •
fb .v
.
Tips voor de omgang van kinderen met een lichamelijke beperking
Ed
Voorzieningen voor kinderen met een lichamelijke beperking
U
itg
ev
er
ij
In het begin van dit hoofdstuk heb je gelezen dat Max bij het eten gebruikmaakt van speciaal bestek en een speciale drinkbeker. Dit is een voorbeeld van een aanpassing voor kinderen met een lichamelijke beperking in het dagelijks leven. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat deze kinderen in een rolstoel zitten waardoor ze minder mobiel zijn. Voor deze kinderen zijn soms aanpassingen in het gebouw nodig. Je kunt hierbij denken aan het verbeteren van de toegankelijkheid; brede gangen, toiletten waar een rolstoel in kan, enzovoort. Naast de aanpassingen van het gebouw zijn er ook speciale materialen die deze kinderen kunnen gebruiken. Zo zijn er speciale tafels waar een rolstoel onder past, speciale computers of laptops en bijvoorbeeld speciaal schrijfmateriaal. Ook voor het vervoer van en naar de locatie kunnen extra voorzieningen gewenst zijn. Bij problemen met de spraak kan het kind eventueel gebruikmaken van een computer die met de ogen wordt bestuurd.
Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met een lichamelijke beperking Kinderen met een lichamelijke beperking kunnen niet aan alle opdrachten meedoen. Probeer zo veel mogelijk de bestaande activiteiten aan te passen zodat het kind toch mee kan doen. Mocht dit echt niet mogelijk zijn, zorg dan voor een vervangende activiteit. Bij het plan van aanpak is het belangrijk dat er realistische doelen worden gesteld die wel voldoende uitdaging bieden. Houd hierbij rekening met een lager werktempo. Probeer de zelfredzaamheid zo veel mogelijk te vergroten. Succeservaringen zijn belangrijk voor kinderen met een lichamelijke beperking.
43
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte
.
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte
fb .v
Inleiding
tie
Natalie komt al een jaar bij jullie op de bso als bij haar de ziekte diabetes wordt ontdekt. Ze moet nu dagelijks insuline spuiten. Ook is ze sneller vermoeid. Daarom is voor Natalie een rustige plek gemaakt in een aparte kamer waar ze even kan rusten. Natalie heeft een chronische ziekte.
Wat is een (chronische) ziekte?
u' Ac
Ieder kind wordt wel eens ziek en de meeste kinderen hebben wel eens een bezoekje gebracht aan het ziekenhuis. Sommige kinderen moeten echter een lange tijd in het ziekenhuis blijven of hebben een ziekte waar ze hun hele leven last van houden. Over deze groep gaat het in dit blok. Onder chronisch zieke kinderen verstaan we kinderen met een ziekte die lang duurt (langer dan drie maanden) of die telkens terugkomt en het functioneren van deze kinderen belemmert. Veel voorkomende chronische ziekten zijn bijvoorbeeld hart- en ademhalingsproblemen, diabetes, kanker en epilepsie.
Ed
Wat zijn kenmerken van een (chronische) ziekte?
U
itg
ev
er
ij
Allereerst ervaren kinderen met een (chronische) ziekte de directe gevolgen van deze ziekte. Deze gevolgen kunnen veel verschillen per ziekte. Astma, chronische bronchitis en CARA komen het meeste voor bij kinderen. Deze kinderen hebben last van kortademigheid, een versnelde of een piepende ademhaling. Een andere veel voorkomende chronische ziekte bij kinderen is chronisch eczeem. Dit is een jeukende huiduitslag die te herkennen is aan roodheid, schilfers en korstjes. Ook kom migraine veel voor bij kinderen. Dit is een vorm van hevige hoofdpijn waarbij kinderen ook last kunnen krijgen van misselijkheid, overgeven of diarree. Als een kind een migraineaanval heeft functioneert het kind niet meer goed en fel licht en geluid zijn dan moeilijk te verdragen.
44
Wat zijn de effecten van het hebben van een (chronische) ziekte? Naast de directe gevolgen van de ziekte ervaren deze kinderen vaak nog andere moeilijkheden. Je kunt hierbij denken aan een achterstand in de ontwikkeling, een verstoorde band met ouders en broertjes en/of zusjes (brusjes) omdat er veel zorgen zijn en veel aandacht naar het zieke kind gaat, het ervaren van veel onzekerheid en hechtingsproblemen. Kinderen die voor langere tijd worden opgenomen in het ziekenhuis ervaren vaak een gevoel van onveiligheid. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de onvoorspelbare situatie waarin ze zich bevinden. Daarnaast hebben ze vaak angst voor bijvoorbeeld pijn of de dood. Het contact met leeftijdsgenoten verloopt anders omdat ze in het ziekenhuis veel nieuwe gezichten zien en omdat daar veel wisseling is van kinderen. Ook kunnen deze kinderen vaak minder buiten spelen en experimenteren. Hun ouders en andere volwassenen reageren
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte
fb .v
.
beschermend en ervaren vaak veel stress. Kinderen met een chronische ziekte hebben een verhoogd risico op emotionele- en gedragsproblemen. Daarnaast zie je vaak dat deze kinderen angststoornissen en stemmingsstoornissen hebben. Ze kunnen door hun ziekte in een isolement raken. Daarnaast kan de ziekte effect hebben op het cognitief functioneren, bijvoorbeeld een verminderde concentratie. Toch presteren deze kinderen op school niet per se slechter.
Tips voor de omgang van kinderen met een (chronische) ziekte
• • • • •
tie
•
u' Ac
•
Focus op wat deze kinderen nog wel kunnen. Het contact met leeftijdsgenoten is erg belangrijk, bekijk hoe je dit kunt behouden ook als de kinderen wellicht voor langere tijd niet aanwezig zijn. Bijvoorbeeld door een fotoverslag van een bijzondere activiteit op te sturen. In periodes van ziekte zijn er veel dingen onzeker voor het kind, het blijven aanbieden van structuur is dan heel belangrijk. Ziek zijn kost veel energie. Het kind kan moeite hebben om zich voor lange tijd te concentreren en kan behoefte hebben aan extra rustmomenten. Geef het kind een rustige plek waar weinig afleiding is en waar weinig prikkels zijn. Als het kind en de ouders daar achter staan, kan het goed zijn om de groep te informeren over de ziekte. Soms kan het nodig zijn om een aangepast programma aan te bieden. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan verkorte opdrachten. Voorkom overbescherming en ontzie de kinderen niet te veel, blijf regels en grenzen stellen. Houd de positie van het kind in de groep in de gaten, extra aandacht voor samenwerken kan nodig zijn.
Ed
• •
er
ij
Voorzieningen voor kinderen met een (chronische) ziekte
U
itg
ev
Voor kinderen met een (chronische) ziekte kun je gebruikmaken van verschillende voorzieningen. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan voorzieningen om te ondersteunen bij problemen met mobiliteit. Bijvoorbeeld het naar school/de kinderopvang komen maar ook het bewegen binnen het gebouw. Het kan zijn dat het kind (medische) zorg nodig heeft, bijvoorbeeld in de persoonlijke verzorging maar hierbij moet je ook denken aan het innemen van medicatie. Er zijn veel ICT-hulpmiddelen die ingezet kunnen worden. Op school kun je hierbij bijvoorbeeld denken aan onderwijs op afstand, dit kan onder andere via Skype. Daarnaast kan het gebruik van een laptop helpen om het aanwezig zijn minder intensief te maken.
45
Theoriebron Kinderen met een (chronische) ziekte
.
Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met een (chronische) ziekte
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
Het is voor kinderen met een (chronische) ziekte belangrijk om zo veel mogelijk te blijven deelnemen aan het dagelijks leven. Naar school, de bso of kinderopvang gaan hoort hier ook bij. Dit zorgt voor afleiding van de ziekte en biedt structuur. Daarnaast voorkomt dit dat het kind in een sociaal isolement raakt. Andere voordelen zijn dat deze plek voor het kind vaak een vertrouwde omgeving is en dat er daar een beroep wordt gedaan op wat het kind wel kan. Het is belangrijk om nauw contact te hebben met de ouders over onder andere de medische informatie (bijvoorbeeld hoe te handelen bij calamiteiten), de beperkingen die het kind nu ervaart maar ook over de verwachtingen en wensen in de begeleiding van het kind. Voor de activiteiten is het van belang om de activiteiten aan te passen aan de mogelijkheden van het kind en bijvoorbeeld het concentratievermogen, je kunt dan bijvoorbeeld denken aan kortere dagen. Stel in het plan van aanpak realistische doelen en pas de doelen aan op de wensen en verwachtingen van het kind en zijn of haar ouders.
46