9789037240771 Pedagogiek

Page 1

ht

rig

py

co u'

Ed

.v .

Pedagogiek

fb

tie

Ac

Cursus


Colofon

.v .

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Annemieke Loos

fb

Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Pedagogiek

tie

ISBN: 978 90 3724 077 1 ©

Ac

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

co

py

rig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.v .

10

Behavioristische leertheorie

19

Constructivistische leertheorie Socialisatietheorie

25

30

Opvoedingscontexten

38

52

Theoriebron Pedagogiek

54

46

Ac

Pedagogisch handelen in de klas Reflecteren

fb

Pedagogiek

7

tie

OriĂŤntatie

4

58

u'

Theoriebron Behavioristische leertheorie

Theoriebron Constructivistische leertheorie 64

Ed

Theoriebron Socialisatietheorie

61

Theoriebron Opvoedingscontexten

67 70

co

py

rig

ht

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.v .

Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

In deze cursus leer je over pedagogiek. Pedagogiek wordt ook wel opvoedkunde genoemd. Wat betekent pedagogiek? Waar kom je het tegen? Uit welke onderdelen bestaat pedagogiek? Je maakt kennis met verschillende opvattingen, ideeën en theorieën, zoals de socialisatietheorie en de behavioristische leertheorie. Ook is er aandacht voor situaties, ook wel contexten genoemd, waarin opgevoed wordt. Zoals thuis, maar ook in de buurt. En je leert over hoe leeftijdsgenoten gedrag van leerlingen kunnen beïnvloeden. Ten slotte leer je over wat pedagogisch handelen in de klas is en wat een leerling nodig heeft op school om zich prettig en veilig te voelen.

ht

Dat het beleefd is om op te staan voor ouderen moeten leerlingen eerst leren.

co

py

rig

Leerdoelen

Beoordelingsformulier <

4

• • • • • •

Je hebt kennis van het begrip pedagogiek, de onderdelen en de relatie met didactiek. Je hebt kennis van de behavioristische leertheorie volgens Pavlov en Skinner. Je hebt kennis van de constructivistische leertheorie volgens Dewey, Piaget en Vygotsky. Je hebt kennis van de socialisatietheorie volgens Durkheim en Bandura. Je hebt kennis van opvoedingscontexten. Je hebt kennis van pedagogisch handelen in de klas.

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Dit wordt beoordeeld op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

.v .

Planningsformulier <

fb

Beroepsproduct: Pedagogiek in de school

Ac

tie

Je gaat met een medestudent een presentatie houden over pedagogiek in de school. Hiervoor maken jullie eerst samen een werkstuk. Dit werkstuk is de basis van de presentatie. In dit werkstuk komt de algemene betekenis van pedagogiek aan bod. In het werkstuk is ook aandacht voor pedagogisch handelen in de klas en voor de diverse opvoedingscontexten. Aan de theorie koppelen jullie een casus. Deze casus gaat over een huidige situatie in een school. Je kunt de casus zelf bedenken, maar je kunt je ook laten inspireren door iets wat je op een stage meegemaakt hebt. De casus neem je op in jullie werkstuk en komt ook voor in de presentatie. Ten slotte worden de drie leertheorieën uit deze cursus gekoppeld aan genoemde casus.

Processtappen

ht

• • • •

Maak een planning en een taakverdeling. Lees de theoriebronnen nog eens scannend (vluchtig) door. Bespreek met elkaar op welke elementen je de aandacht richt. Doe dit voor pedagogiek, opvoedingscontexten en pedagogisch handelen in de klas. Omschrijf samen wat pedagogiek is. Omschrijf samen welke opvoedingscontexten van belang zijn. Omschrijf samen wat pedagogisch handelen in de klas inhoudt. Schrijf met elkaar een casus. Koppel hieraan de theorie over pedagogiek, pedagogisch handelen in de klas en de opvoedingscontexten. Koppel nu ook de drie leertheorieën aan de casus. Maak van jullie omschrijvingen een korte en bondige Prezi. Maak de presentatie. Plan met je docent een datum in voor de presentatie. Bereid de presentatie voor. Zorg dat de presentatie boeiend is voor je publiek. Stel bijvoorbeeld tussendoor vragen of begin met een verhaal. Geef de presentatie. Jullie komen allebei evenveel aan het woord.

Ed

• • •

u'

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je verdergaat met de volgende processtap.

co

py

rig

• • • • •

5


Over deze cursus

Eisen aan het beroepsproduct

• •

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

.v .

fb

In het werkstuk staat de casus beschreven, gemiddeld een half A4'tje. In het werkstuk staat een omschrijving van het begrip pedagogiek en de relatie met de casus wordt uitgelegd, gemiddeld een half A4'tje. In het werkstuk staat een beschrijving van pedagogisch handelen in de klas, en de relatie met de casus wordt uitgelegd, gemiddeld één A4'tje. In het werkstuk staat een beschrijving van de opvoedingscontexten, en de relatie met de casus wordt uitgelegd, gemiddeld één A4'tje. In het werkstuk wordt de casus gekoppeld aan de drie leertheorieën, per theorie één A4'tje dus in totaal drie A4'tjes. Het werkstuk bevat een passend titelblad, een inhoudsopgave, uitwerking van de hiervoor genoemde onderdelen en een bronnenlijst volgens APA-richtlijnen. In totaal heeft het werkstuk gemiddeld negen bladzijden (Calibri 11, regelafstand 0). Alle onderdelen zijn verwerkt in een Prezi. De presentatie is interessant en oogt aantrekkelijk. Er zijn gemiddeld tien dia's en de presentatie duurt tien minuten. Het publiek wordt betrokken bij de presentatie.

tie

• •

6


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie Opdracht 1

Opvoeden op de opleiding

.v .

Ook op je huidige opleiding wordt opgevoed. Opvoeden heeft onder andere te maken met regels. Regels over hoe je met elkaar omgaat, wat wel hoort en wat juist niet. Je gaat een lijstje maken met regels die op jouw opleiding gelden.

tie

fb

a. Welke regels of schoolafspraken zijn er op jouw opleiding? Maak een lijstje in Word. b. Welke regel vind je het meest belangrijk? Leg uit waarom je dat vindt.

Ac

c. Welke regel kan wat jou betreft meteen afgeschaft worden? Leg uit waarom je dat vindt.

u'

d. Heb jij als student invloed op de regels op de opleiding?

Ed

e. Op welke manier heb jij als student invloed op de opleiding?

co

py

rig

ht

f. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

7


OriĂŤntatie

Opdracht 2

Opvoedstijlen Omdat iedereen anders is, voedt iedereen ook op een andere manier op. Toch zijn er ook overeenkomsten te ontdekken bij het opvoeden. Zo zijn er ouders of verzorgers die vaak toegeven, ook al zeiden ze eerst nee. Of ouders die juist heel streng zijn, waardoor leerlingen dingen in het geheim doen of gaan liegen.

.v .

Website Loes <

Je gaat onderzoeken hoe jij zou opvoeden, als ouder of verzorger. Ga naar de website Loes. Daar doe je de test over opvoeden. Het zijn dertig vragen. Aan het eind volgt een uitslag.

fb

Je kunt er ook voor kiezen om de test te maken als een van je eigen ouders of verzorgers. Dan leer je wat over de opvoedstijl van hen.

tie

a. Wat was de uitslag van de test?

u'

Ac

b. Zou je de tips bruikbaar vinden als ouder of verzorger? Leg je antwoord uit.

Ed

c. Zou je de tips bruikbaar vinden als stagiair of leerkracht? Leg je antwoord uit.

co

py

rig

ht

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

8


OriĂŤntatie

Ga naar de website Metronieuws. Lees daar het artikel Schoolplein moet natuurgebied worden. a. Waarom willen politieke partijen als D’66 en Groen Links schoolpleinen vergroenen?

fb

Website Metronieuws Artikel Schoolplein moet natuurgebied worden <

Een schoolplein als natuurgebied

.v .

Opdracht 3

tie

b. Waar is een groene omgeving goed voor volgens een onderzoek van de gemeente Rotterdam?

Ac

c. Welke andere voordelen worden in het artikel genoemd?

u'

d. Waarom zou volgens jou een groen en natuurlijk schoolplein pesten tegengaan?

Ed

e. Wat heeft volgens jou een groen schoolplein te maken met opvoeden?

co

py

rig

ht

f. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

9


Pedagogiek

Pedagogiek

.v .

Inleiding

fb

Pedagogiek betekent volgens het bekende Nederlandse woordenboek Van Dale: de wetenschap van het opvoeden en het onderwijzen. Andere woordenboeken noemen pedagogiek: opvoedingskunst. Bij opvoeden komt veel kijken, want opvoeden gebeurt overal. En soms ook ongemerkt. Mensen thuis maar ook veel instanties, waaronder school, houden zich bezig met opvoeden. Je leert wat pedagogiek inhoudt, waaruit pedagogiek bestaat en waarom pedagogiek soms veel op didactiek lijkt.

tie

Leerdoelen

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

• Je kunt de betekenis en het belang van pedagogiek uitleggen. • Je hebt kennis van de verschillende ontwikkelingsgebieden volgens de ontwikkelingspsychologie van leerlingen en je kunt voorbeelden geven. • Je kunt de betekenis van orthopedagogiek uitleggen en voorbeelden geven. • Je kunt de betekenis van gezinspedagogiek uitleggen en voorbeelden geven. • Je kunt de relatie tussen pedagogiek en didactiek uitleggen.

Opdracht 1

co

Theoriebron Pedagogiek <

10

Opvoeden gebeurt overal en soms ook ongemerkt.

Algemene pedagogiek Gebruik bij deze opdracht de Theoriebron Pedagogiek. a. Beschrijf in je eigen woorden wat pedagogiek inhoudt.


Pedagogiek

.v .

b. Waarom verandert pedagogiek mee met de tijd volgens jou?

fb

c. Leg uit wat er bedoeld wordt met ‘opvoeden is cultureel bepaald’. Je kunt het internet gebruiken.

Ac

tie

d. Waarom is het belangrijk dat je als onderwijsassistent of leerkracht kennis hebt van pedagogiek?

Opdracht 2

Opvoeden toen

Pedagogiek wordt ook wel de kunst van het opvoeden genoemd. Opvoeden gebeurt al zolang er mensen zijn. Je gaat een filmpje bekijken over opvoeden op school, vijftig jaar geleden.

ht

Theoriebron Pedagogiek <

Ed

u'

e. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Bekijk het Filmpje Op school, 50 jaar geleden. Jacques Vriens, een bekende kinderboekenschrijver, vertelt over zijn schooltijd. a. Wat is er opvallend aan de inrichting van een klaslokaal destijds?

b. Wat heeft de inrichting van het klaslokaal volgens jou te maken met de ideeën van toen over de opvoeding van leerlingen?

co

py

rig

Filmpje Op school, 50 jaar geleden <

11


Pedagogiek

.v .

c. Wat vertelt Jacques Vriens over zijn schooltijd?

fb

d. Wat vond Jacques Vriens wèl leuk aan zijn schooltijd?

Ac

tie

e. Hoe zijn de ideeĂŤn over opvoeden op school in Nederland de laatste vijftig jaar veranderd?

Theoriebron Pedagogiek <

Ontwikkelingsgebieden van leerlingen Bij opvoeden gaat het erom dat kinderen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen, op school en thuis. Leerlingen ontwikkelen zich op allerlei gebieden, die zijn terug te vinden in de ontwikkelingspsychologie.

ht

Opdracht 3

Ed

u'

f. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

co

py

rig

a. Welke ontwikkelingsgebieden zijn er te onderscheiden?

12

b. Wat is een belangrijke taak van de opvoeder?

c. Waarom is het belangrijk dat je als leerkracht alle ontwikkelingsgebieden van een leerling goed kent?


Pedagogiek

Opdracht 4

.v .

d. Wat hebben de ontwikkelingsgebieden en pedagogiek met elkaar te maken? Leg je antwoord uit.

Zoeken naar voorbeelden

fb

Je gaat op zoek naar voorbeelden die horen bij de vier ontwikkelingsgebieden van kinderen volgens de ontwikkelingspsychologie. Zoek voor elk ontwikkelingsgebied in ieder geval drie voorbeelden. Je kunt online zoeken of gebruikmaken van de mediatheek of bibliotheek. a. Fysieke ontwikkeling

tie

1. 2.

b. Motorische ontwikkeling 1. 2.

u'

3.

Ac

3.

1. 2. 3.

Ed

c. Cognitieve ontwikkeling

d. Psychosociale/sociaal-emotionele ontwikkeling

ht

1.

2.

rig

3.

e. Morele ontwikkeling

co

py

1.

2. 3.

f. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

13


Pedagogiek

Opdracht 5

Buitengewoon Niet bij alle leerlingen verloopt de ontwikkeling ‘volgens het boekje’. Bekijk het Filmpje Grip op overprikkeling en agressie. Dit filmpje gaat over de onderwijsgroep Buitengewoon, een voorziening voor speciaal onderwijs.

Theoriebron Pedagogiek <

.v .

a. Wat is er ‘anders dan anders’ bij de ontwikkeling van deze leerlingen? Filmpje Grip op overprikkeling en agressie <

u'

Ac

tie

fb

b. De school werkt met een stappenplan in de vorm van een piramide. Leg in je eigen woorden uit waarvoor deze piramide bedoeld is en hoe de piramide werkt. Omschrijf dit zo duidelijk en uitgebreid mogelijk.

Ed

c. Zoek in een woordenboek of online de betekenis op van orthopedagogiek. Wat betekent het woord?

rig

ht

d. Wat hebben de leerlingen uit het filmpje volgens jou met orthopedagogiek te maken?

Opdracht 6

co

py

Theoriebron Pedagogiek <

14

Orthopedagogiek De volgende vragen gaan over orthopedagogiek. a. Geef in je eigen woorden aan wat orthopedagogiek is.

b. Wat is het doel van orthopedagogiek?


Pedagogiek

.v .

c. Wat heeft de Jeugdwet uit 2015 volgens jou met orthopedagogiek te maken?

Vader schudt zijn kind door elkaar

Ac

Opdracht 7

tie

fb

d. Bedenk drie situaties waarin een orthopedagoog hulp kan bieden. Je kunt het internet en de voorbeelden uit de theoriebron gebruiken ter inspiratie.

a. Beschrijf in het kort de situatie die in het artikel wordt geschetst.

Ed

Website Het kind <

u'

Opvoeden is niet makkelijk. En iedereen doet het op een andere manier. Je gaat een artikel lezen over een kind dat door zijn vader wordt ‘aangepakt’. Ga naar de website van Het kind. Lees het artikel ‘De vader schudt zijn kind door elkaar. Ik wil wat zeggen maar het lukt me niet’.

Theoriebron Pedagogiek <

rig

ht

b. Wat vind jij van de reactie van de vader?

co

py

c. Wat vind jij ervan dat het jongetje na de uitbrander en het geschud van zijn vader doet alsof er net niks vervelends gebeurd is?

d. In het artikel staat: “Een kind is meer dan alleen zichzelf.” Wat wordt hiermee bedoeld? Gebruik in je antwoord in ieder geval het woord ‘situatie’.

15


Pedagogiek

.v .

e. Stel je voor dat jij de leerkracht bent van het jongetje uit het verhaal. Je hebt misschien ook al eerder ontdekt of gezien dat vader nogal hardhandig is. Wat zou jij doen?

fb

f. Zoek op wat gezinspedagogiek is. Je kunt online zoeken of gebruikmaken van de mediatheek of bibliotheek. Wat is gezinspedagogiek?

Opdracht 8

Ac

tie

g. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Wat vinden jullie?

u'

Je gaat met een groepje medestudenten filosoferen over opvoeding van kinderen en jeugdigen.

Ed

Pak een A4’tje en vouw dit in de lengte dubbel. Aan de linkerkant schrijf je ‘school’ en aan de rechterkant schrijf je ‘thuis’. Maak nu voor jezelf een overzichtje: Wat vind jij de taak van thuis als het om opvoeden gaat? Wat vind jij de taak van school als het om opvoeden gaat? Bedenk ook argumenten waarom jij sommige dingen vindt horen bij de opvoeding thuis en andere bij de opvoeding op school.

py

rig

ht

Vergelijk je A4’tje met je medestudenten. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 9

co

Theoriebron Pedagogiek <

16

Didactiek en pedagogiek Pedagogiek en didactiek zijn de belangrijkste onderdelen van het onderwijs. a. Hoe wordt pedagogiek ook wel genoemd?

b. Hoe wordt didactiek ook wel genoemd?


Pedagogiek

c. Schrijf drie elementen op die horen bij didactiek. 1. 2.

.v .

3.

Opdracht 10

fb

d. Wat is het snijvlak van didactiek en pedagogiek?

Een Lino maken

Het onderscheid tussen didactiek en pedagiek is soms moeilijk te maken. Er zijn namelijk veel raakvlakken tussen de twee. Je gaat met een medestudent een digitaal prikbord of een digitale collage maken over didactiek en pedagogiek. Je gebruikt hiervoor de website van Lino.

tie

Website Lino <

Ac

Doe eerst met elkaar online onderzoek naar de twee begrippen. Op die manier kun je veel voorbeelden vinden van pedagogiek en didactiek. Gebruik deze voorbeelden in je Lino en gebruik ook de voorbeelden uit de hiernavolgende tabel.

u'

a. Bekijk de tabel. In de tabel staan voorbeelden die te maken hebben met pedagogiek. Het zijn kenmerken waaraan je een leerkracht kunt herkennen die ‘pedagogisch bekwaam’ is. Op welke manier kan een leerkracht én pedagogisch bekwaam én didactisch bekwaam zijn? Zoek online didactische kwaliteiten op en maak de tabel verder af.

Ed

Pedagogisch bekwaam

Didactisch bekwaam

Persoonlijke betrokkenheid bij je leerlingen hebben en dat uitstralen

ht

Een ‘drive’ hebben om les te geven en kennis te delen Je beschikbaar opstellen voor je leerlingen

rig

Nieuwsgierig zijn naar je leerlingen

Maak nu de Lino met elkaar en beantwoord daarna de vragen. b. Wat zijn overeenkomsten tussen pedagogiek en didactiek?

co

py

Humor hebben en iets van jezelf durven laten zien

17


Pedagogiek

.v .

c. Wat zijn de verschillen tussen pedagogiek en didactiek?

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

tie

fb

d. Bekijk de Lino van medestudenten. Wat valt je op? Zijn er veel verschillen?

18


Behavioristische leertheorie

.v .

Behavioristische leertheorie Inleiding

fb

De behavioristische leertheorie gaat ervan uit dat leerlingen gedrag leren door straffen en belonen. Kinderen worden volgens deze theorie geboren als een ‘leeg blad papier’. Kennis en gedrag, maar ook ideeën over wat goed is of fout, moeten worden overgebracht op leerlingen. De volwassene speelt hierbij een belangrijke rol.

tie

Leerdoelen

rig

ht

Ed

u'

Ac

• Je kunt de betekenis en het belang van de behavioristische leertheorie volgens Pavlov en Skinner uitleggen en voor- en nadelen benoemen. • Je kunt van de behavioristische leertheorie voorbeelden uit de praktijk geven. • Je kunt het begrip 'klassieke conditionering' van Pavlov uitleggen en hiervan voorbeelden geven. • Je kunt het begrip 'operante conditionering' van Skinner uitleggen en hiervan voorbeelden geven.

Leren van gedrag om strafregels schrijven te voorkomen.

Opdracht 1

De behavioristische leertheorie draait om het aanleren van gedrag door belonen en straffen. a. Lees de Theoriebron De behavioristische leertheorie. Leg in je eigen woorden uit wat de behavioristische leertheorie volgens Pavlov en Skinner inhoudt.

co

py

Theoriebron Behavioristische leertheorie <

De behavioristische leertheorie

19


Behavioristische leertheorie

b. Wat is er belangrijk aan de behavioristische leertheorie als je denkt aan de praktijk van vandaag?

fb

.v .

c. Leg het verschil uit tussen een materiele beloning en sociale beloning.

Opdracht 2

tie

d. Voor welke beloning ben jij gevoelig? Een sociale beloning of een materiele beloning?

Aangeboren of erfelijk?

Ac

Doe je dingen omdat je ze zo geleerd hebt om te doen? Of omdat dat ‘in de aard van het beestje zit’? Bekijk het Filmpje Aangeboren of erfelijk en lees Theoriebron Behavioristische leertheorie.

Theoriebron Behavioristische leertheorie <

u'

a. Waarom zijn bepaalde karaktereigenschappen erfelijk volgens het filmpje?

Ed

Filmpje Aangeboren of erfelijk <

b. Wanneer begin je met het aanleren van gedrag?

ht

c. Het aanleren van gedrag gaat je hele leven door: je leert van anderen hoe je met elkaar omgaat. Hoe heet dit proces?

rig

d. Wat is een belangrijk deel van het leren hoe je met anderen omgaat?

co

py

e. Wie speelden een belangrijke rol in jouw socialisatie?

20

f. Wie spelen er nu een belangrijke rol in jouw socialisatie?

g. In welk opzicht botst de behavioristische leertheorie met het idee over erfelijkheid?


Behavioristische leertheorie

Rollen van de leerkracht

Ac

Opdracht 3

Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

tie

i.

fb

.v .

h. Benoem twee nadelen en twee voordelen van de behavioristische leertheorie.

Als leerkracht moet je van alle markten thuis zijn. Eigenlijk bestaat het beroep van de leerkracht uit meerdere beroepen tegelijk. Het filmpje dat je gaat bekijken, gaat over al die verschillende rollen. Bekijk het Filmpje De vijf rollen van de leraar. Op Het Veluws College Cortenbosch hebben docenten een cursus gevolgd over de vijf rollen van de leraar.

u'

Theoriebron Behavioristische leertheorie <

Ed

a. Wat was de aanleiding van de cursus? Filmpje De vijf rollen van de leraar <

b. Welke rollen heeft de leraar volgens de cursus? 1.

ht

2. 3. 4.

rig

5.

co

py

c. In het filmpje komen een aantal voorbeelden uit het onderwijs voorbij die ‘typisch behavioristisch’ zijn. Welke elementen uit de behavioristische leertheorie herken je?

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

21


Behavioristische leertheorie

Opdracht 4

Behaviorisme in het huidige onderwijs Ook in het huidige onderwijs vind je elementen terug van de behavioristische leertheorie.

Theoriebron Behavioristische leertheorie <

a. Geef drie voorbeelden van de behavioristische leertheorie in het huidige onderwijs.

.v .

1. 2. 3.

Opdracht 5

Klassieke conditionering

Ac

tie

fb

b. Zoek op het internet naar een beloningssysteem voor een individuele leerling of voor een hele groep. Omschrijf hoe het beloningssysteem in zijn werk gaat. Doe dit zo duidelijk mogelijk. Waarom kies je je juist voor dit beloningssysteem? Zou je dit inzetten in een stage?

Ed

u'

Pavlov was een van de grondleggers van de behavioristische leertheorie. Bekijk het Filmpje The difference between classical and operant conditioning. Vergeet niet de ondertiteling aan te zetten.

Theoriebron Behavioristische leertheorie <

a. Hoe zien psychologen ‘leren’ volgens het filmpje?

b. Wat houdt de klassieke conditionering in? Je kunt het filmpje of de theoriebronnen gebruiken om je antwoord te omschrijven.

rig

ht

Filmpje The difference between classical and operant conditioning <

c. Geef drie voorbeelden van klassieke conditionering.

co

py

1.

22

2. 3.

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.


Behavioristische leertheorie

Opdracht 6

Operante conditionering a. Door operante conditionering volgens Skinner leren leerlingen gevolgen van hun gedrag. Bekijk de tabel en zet de emoties die horen bij gevolgen van gedrag op de juiste plek in de tabel. Je kunt kiezen uit: angst-teleurstelling-opluchting-plezier. Omschrijving

Emotie

.v .

Theoriebron Behavioristische leertheorie <

Positieve bekrachtiging: aangename prikkel volgt op gedrag

fb

Positieve correctie: ongemak wordt weggenomen na gedrag

Negatieve bekrachtiging: ongemak volgt op gedrag

tie

Negatieve correctie: aangename prikkel wordt weggenomen na gedrag

Ac

b. Bij welke omschrijvingen uit de tabel neemt gedrag toe, denk je?

u'

c. Bij welke omschrijvingen uit de tabel neemt gedrag af, denk je?

Ed

d. Leg in je eigen woorden uit wat de operante conditionering betekent.

e. Geef drie voorbeelden van operante conditionering. 1.

ht

2. 3.

Stickers plakken!

rig

Opdracht 7

py

Theoriebron Behavioristische leertheorie <

b. Wanneer zou jij een ‘schoolpluim’ inzetten? Bedenk een casus rondom een schoolpluim. Als je niet weet wat het woord ‘pluim’ betekent, zoek je dit eerst op.

co

Website De Stulp <

a. Op scholen belonen de leerkrachten. Dit komt voort uit de behavioristische leertheorie. Bekijk de website van De Stulp. Kijk in het menu aan de linkerkant en ga naar het onderdeel ‘gedrag’. Welke materialen vind je?

23


Behavioristische leertheorie

c. Bekijk nogmaals de website van De Stulp, beloningsmaterialen. Maak een verlanglijstje met vijf van jouw favoriete producten. Schrijf bij elk product op waarvoor je het wilt gaan gebruiken. 1.

.v .

2. 3. 4.

fb

5.

tie

De beloningskaarten kunnen, volgens de website, worden gebruikt als: beloning na een bijzondere prestatie, blijk van waardering voor extra inzet (bijvoorbeeld helpen van juf of meester), steuntje in de rug (bijvoorbeeld na vervelend dokters- of tandartsbezoek), aanmoediging om inzet te blijven tonen, beloning na een nagekomen afspraak.

Ac

d. Horen de beloningskaarten bij bekrachtiging of bij correctie?

co

py

rig

ht

Ed

u'

e. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

24


Constructivistische leertheorie

.v .

Constructivistische leertheorie Inleiding

fb

Volgens de constructivistische leertheorie stapelt een kind kennis op eerdere kennis. ‘To construct’ is Engels voor bouwen. Leerlingen leren door zelf op zoek te gaan naar informatie. En verbinden nieuwe informatie met kennis die ze al hebben. In deze theorie wordt uitgegaan van een actieve rol van het kind, waarbij ook wordt samengewerkt.

tie

Leerdoelen

u'

Bij de constructivistische leertheorie is veel aandacht voor de leerling zelf en de kennis die hij al heeft. a. Voor deze opdracht gebruik je de Theoriebron Constructivistische leertheorie. Omschrijf in je eigen woorden wat de constructivistische leertheorie inhoudt.

ht

Theoriebron Constructivistische leertheorie <

De constructivistische leertheorie

Ed

Opdracht 1

Ac

• Je kunt de betekenis en het belang van de constructivistische leertheorie volgens de belangrijkste grondleggers Dewey, Piaget en Vygotsky uitleggen en de voor- en nadelen benoemen. • Je kunt de betekenis en het belang aangeven van een krachtige leeromgeving in het kader van de constructivistische leertheorie.

rig

b. Wat is het belang van de constructivistische leertheorie?

d. Benoem van deze leertheorie twee voordelen.

co

py

c. Benoem van deze leertheorie twee nadelen.

25


Constructivistische leertheorie

Opdracht 2

Drie belangrijke grondleggers van de constructivistische leertheorie zijn: Dewey, Piaget en Vygotsky. a. Leg in je eigen woorden uit hoe Dewey dacht over de opvoeding van kinderen.

.v .

Theoriebron Constructivistische leertheorie <

Grondleggers van de constructivistische leertheorie

fb

b. Leg in je eigen woorden uit hoe Piaget dacht over de ontwikkeling van kinderen.

Theoriebron Constructivistische leertheorie <

Een logboekje

Je gaat een logboekje bijhouden. Gedurende een week noteer je welke onderdelen van de constructivistische leertheorie je herkent op jouw opleiding. Je kunt het kladblok van je telefoon of je iPad of tablet gebruiken om aantekeningen te maken. Pen en papier zijn natuurlijk ook prima!

u'

Opdracht 3

Ac

tie

c. Leg in je eigen woorden uit hoe Vygotsky het kind zag.

rig

ht

Ed

Als de week voorbij is, bekijk je met een of twee medestudenten je aantekeningen. Vergelijk je aantekeningen met elkaar. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 4

py

Theoriebron Constructivistische leertheorie <

co

Filmpje Sudbury Valley School at FOX < Website Prezi <

26

Sudbury Valley School Je gaat met medestudenten een minipresentatie houden over een school in Amerika. Bekijk het Filmpje Sudbury Valley School at FOX. Als het nodig is, zet je de Nederlandse ondertiteling aan. a. Waarover is de presentator van het nieuws nogal verbaasd volgens jullie?

b. Wat zijn de enige verplichtingen op Sudbury Valley School?


Constructivistische leertheorie

c. Wat doen de leerlingen zoal?

fb

.v .

d. Volgens de oprichter van Sudbury Valley School proberen reguliere scholen iets ‘kapot te maken’ bij leerlingen. Wat is dat?

tie

e. Waarom kiezen ouders voor deze school voor hun kinderen?

Ac

f. Wat heeft deze school te maken met de constructivistische leertheorie?

Opdracht 5

Coöperatief leren

Bij de constructivistische leertheorie is spiegelen aan elkaar belangrijk. Zo kunnen leerlingen bekijken of wat ze leren en al weten eigenlijk wel klopt. Ook zijn een actieve houding, interactie en samenwerking met de ander belangrijk.

ht

Theoriebron Constructivistische leertheorie <

Ed

u'

g. Bespreek je antwoorden met je medestudenten. Bespreek ook met elkaar jullie meningen over deze school en dit type onderwijs. Onderbouw je mening met argumenten. Is op deze school het constructivisme wel of niet te ver door geslagen? Waarom vinden jullie dat? Presenteer jullie bevindingen aan de klas. Maak met elkaar een Prezi. De Prezi heeft gemiddeld vijf dia’s en duurt ongeveer vijf minuten. De presentatie geeft antwoord op de vragen die in deze opdracht gesteld worden.

co

py

rig

Je gaat met een medestudent op onderzoek uit. Je onderzoekt welke coöperatieve werkvormen er zijn. Welke coöperatieve werkvormen heb je gevonden? Geef vijf voorbeelden en leg uit wat de werkvormen inhouden.

27


Constructivistische leertheorie

Opdracht 6

Een krachtige leeromgeving daagt leerlingen uit om te ontdekken en oplossingen te vinden voor problemen. a. Leg uit wat een krachtige leeromgeving is.

fb

.v .

Theoriebron Constructivistische leertheorie <

Een krachtige leeromgeving

Ac

tie

b. Leg uit waarom juist bij de constructivistische leertheorie de leeromgeving zo belangrijk is. Gebruik in je antwoord het woord ‘leerkracht’.

Opdracht 7

Je gaat aan de slag met werken in 'hoeken'. Bekijk de website van Juf Janneke. De website laat verschillende hoeken zien waarin kleuters kunnen ontdekken en leren. a. Om welke hoeken gaat het in het filmpje?

rig

Website Juf Janneke <

Werken met hoeken

ht

Theoriebron Constructivistische leertheorie <

Ed

u'

c. Kijk eens om je heen. Wat vind je van je eigen huidige leeromgeving? Is het een bron van inspiratie of juist niet? Welke verbeterpunten kan de school aanbrengen?

b. Welke argumenten draagt juf Janneke aan voor het hebben van hoeken in haar klas?

co

py

Werkmodel Betoog <

28

c. Koppel de argumenten van juf Janneke aan de constructivistische leertheorie.


Constructivistische leertheorie

d. Wat vind jij van de hoeken op deze website?

fb

.v .

e. Deze website gaat over hoeken voor kleuters om in te ontdekken, te spelen, te leren en te experimenteren. Maar waarom zijn er eigenlijk nauwelijks of geen hoeken te vinden in klassen in de midden- en bovenbouw? Wat vind jij daarvan? Zou jij in de midden- of bovenbouw ook graag hoeken willen inrichten voor jouw leerlingen? Waarom wel? Of waarom juist niet?

tie

Je gaat een betoog schrijven over het werken met hoeken in de midden- en/of bovenbouw. Dit maak je in Word of met een ander tekstprogramma. In het betoog komt duidelijk jouw mening over dit onderwerp naar voren. Betrek in het betoog ook de constructivistische leertheorie. Je kunt ook voorbeelden in het betoog noemen.

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

f. Bespreek jouw betoog met medestudenten. Waar zijn jullie het over eens? Waarover zijn jullie het niet eens? Kunnen jullie op ĂŠĂŠn lijn komen? Beschrijf het verloop van jullie discussie.

29


Socialisatietheorie

Socialisatietheorie

.v .

Inleiding

fb

Volgens de socialisatietheorie worden leerlingen gevormd door hun sociale omgeving. In die sociale omgeving bestaan regels over gedrag en waarden. Leerlingen worden door die vorming in hun sociale omgeving onderdeel van de maatschappij of samenleving. De eerste sociale omgeving die leerlingen meemaken is meestal het gezin. Naast het gezin en de maatschappij is er binnen de socialisatietheorie ook aandacht voor het individu.

Leerdoelen

ht

Ed

u'

Ac

tie

• Je kunt de betekenis en het belang van de socialisatietheorie volgens grondleggers Durkheim en Bandura uitleggen. • Je kunt voor- en nadelen benoemen van de socialisatietheorie. • Je kunt van de socialisatietheorie voorbeelden uit de praktijk geven. • Je kunt het verschil uitleggen tussen normen en waarden en hiervan voorbeelden geven.

Opdracht 1

Volgens de socialisatietheorie kun je veel leren van de mensen uit jouw omgeving.

rig

Theoriebron Socialisatietheorie <

De socialisatietheorie

co

py

a. Wat houdt de socialisatietheorie in? In je antwoord laat je beide denkers uit de theoriebron aan bod komen.

30

b. Wat is het belang van de socialisatietheorie volgens jou?


Socialisatietheorie

.v .

c. Wat is het grootste verschil tussen de ideeĂŤn van Durkheim en Bandura over de socialisatietheorie?

Theoriebron Socialisatietheorie <

Wat beĂŻnvloedt jou?

In de socialisatietheorie volgens Durkheim is de invloed van de omgeving en de personen in de omgeving belangrijk.

Ac

Opdracht 2

a. Wie heeft een grote invloed op jou? Maak een lijstje. 1.

Website Coggle <

tie

fb

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

2.

u'

3.

5.

Ed

4.

b. Wat heeft een grote invloed op jou? Maak een lijstje. 1. 2.

ht

3. 4.

rig

5.

d. Op wie of wat heb jij invloed, denk je?

co

py

c. Met welke invloeden ben je eigenlijk niet zo tevreden?

31


Socialisatietheorie

.v .

e. Je gaat een mindmap maken. De mindmap gaat over hoe de maatschappij jou en jouw leven beïnvloedt. Je mag het begrip maatschappij zo ruim nemen als je wilt. Je kunt aan je opleiding denken of aan bepaalde personen, of aan jouw buurt, dorp of stad. Maar je kunt ook denken aan hoe reclame, muziek, mode, blogs en vlogs jou beïnvloeden. In het midden van je mindmap staat het woord maatschappij. Je kunt werken met Coggle, maar als je het fijn vindt, kun je ook gewoon papier en gekleurde pennen of stiften gebruiken.

Volgens de socialisatietheorie van Bandura leren leerlingen door de omgeving te observeren. Hieraan zijn voor- en nadelen verbonden. a. Benoem van deze leertheorie twee nadelen.

u'

Ac

Theoriebron Socialisatietheorie <

Voordelen en nadelen

tie

Opdracht 3

fb

f. Bespreek je mindmap met een medestudent. Walt valt je op aan de mindmap van de ander? Waarover ben je verbaasd of juist helemaal niet?

Ed

b. Benoem van deze leertheorie twee voordelen.

ht

Een bekende discussie uit de psychologie gaat over ‘nature’ en ‘nurture’. Deze Engelse begrippen hebben ook te maken met de socialisatietheorie. Ga online op onderzoek uit.

co

py

rig

c. Wat betekent ‘nature’ in de context van de psychologie en socialisatietheorie?

32

d. Wat betekent ‘nurture’ in de context van de psychologie en socialisatietheorie?


Socialisatietheorie

Opdracht 4 Theoriebron Socialisatietheorie <

Veenhuizen en socialisatie Deze opdracht gaat over een kolonie die werd opgericht in Drenthe. In eerste instantie was de plek bedoeld voor weeskinderen, maar al snel werden in de kolonie in Veenhuizen bedelaars en zwervers ‘opgevangen’.

Ac

tie

b. Waarom was het leven in de dwangkolonie zwaar?

fb

a. Wat gebeurde er met de bedelaars en landlopers in Veenhuizen?

.v .

Ga naar de website van Regiocanon Drenthe. Lees de informatie over Veenhuizen en de drie gestichten. Je kunt dit alleen doen of alvast in een groepje.

Website Regiocanon Drenthe <

Bekijk ook de foto’s aan de rechterzijde van de website. Zo krijg je een indruk van het leven in de dwangkolonie.

Ed

u'

c. Waarom werd de dwangkolonie zo genoemd?

co

py

rig

ht

d. Je gaat met een aantal medestudenten nadenken over het individu binnen de dwangkolonie en je koppelt de bevindingen aan de socialisatietheorie.

Een placemat voor de placemat-werkvorm. Ga met drie medestudenten in een groep zitten. Leg in het midden de placemat neer. Je kunt een placemat van het internet downloaden en deze printen. Of maak er zelf een op een groot vel papier. De vraag waaraan jullie gaan werken is: hoe zit het met de eigen wil en het individu in de dwangkolonie? Iedereen krijgt nu drie minuten denktijd. Je praat niet met elkaar. Je schrijft in een van de vier vakken je ideeën of je mening op. Let op: het vak in het midden blijft nu nog leeg! Als iedereen wat in zijn vak heeft ingevuld, krijgt iedereen om de beurt de kans zijn ideeën en mening toe te lichten. Dit heet de rondpraat.

33


Socialisatietheorie

fb

.v .

Stel elkaar na de rondpraat vragen, zodat jullie kunnen komen tot één gezamenlijk antwoord op de vraag: Hoe zit het met de eigen wil en het individu in de dwangkolonie? De gezamenlijke ideeën en meningen, die jullie als groep hebben bedacht, kun je nu in het midden opschrijven. Wat is jullie antwoord op de vraag? Leg het antwoord uit.

Website Tule Stichting Leerplanontwikkeling <

Je ontdekt met deze opdracht dat er in het onderwijs van nu gebruik wordt gemaakt van de socialisatietheorie.

u'

Theoriebron Socialisatietheorie <

De socialisatietheorie in praktijk gebracht

a. Geef drie voorbeelden van de socialisatietheorie in het onderwijs. 1. 2. 3.

Ed

Opdracht 5

Ac

tie

e. Praat met elkaar na. Koppel nu je antwoorden van de placematopdracht aan de socialisatietheorie. Waar blijft de eigen wil bij de socialisatietheorie? Of het individu?

ht

b. Wat hebben de kerndoelen van ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ te maken met de socialisatietheorie?

rig

c. Ga naar de website van Tule Stichting leerplanontwikkeling. Bekijk de kerndoelen die horen bij Mens en samenleving. Welke kerndoelen vind jij goed passen bij de socialisatietheorie? Kies er vijf uit.

co

py

1.

34

2. 3. 4. 5.


Socialisatietheorie

Theoriebron Socialisatietheorie <

HVO Bekijk het Filmpje Humanistisch vormingsonderwijs. In het filmpje gaat het over Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO). a. Op openbare basisscholen kun je soms kiezen tussen HVO of godsdienstles. Had jij deze mogelijkheid vroeger op jouw basisschool? Hoe was dat?

.v .

Opdracht 6

fb

Filmpje Humanistisch vormingsonderwijs <

tie

b. Volgens Louise Langelaan gaat het bij HVO niet om kennisoverdracht. Waar gaat het dan wel over?

Ac

c. Welke humanistische waarden noemt Louise in het filmpje?

Ed

u'

d. Welke elementen uit het filmpje vind jij passen bij de socialisatietheorie?

ht

e. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Waarden en normen

rig

Opdracht 7

co

py

Theoriebron Socialisatietheorie <

Waarden en normen aanleren is een onderdeel van de socialisatietheorie. a. In de theoriebron gaat het vaak over waarden en normen in relatie tot de socialisatietheorie. Leg in je eigen woorden uit wat waarden zijn.

b. Leg in je eigen woorden uit wat normen zijn.

35


Socialisatietheorie

Jij hebt zelf ook waarden en normen en bent onderdeel van een cultuur. In deze opdracht ga je daarmee aan het werk. Bekijk het Filmpje Normen, waarden en de Nederlandse cultuur. a. Hoe wordt het aanleren van normen en waarden ook wel genoemd?

u'

Theoriebron Socialisatietheorie <

Jouw normen, waarden en cultuur

Ac

Opdracht 8

tie

fb

d. Welke normen gelden in jouw omgeving? Geef tien voorbeelden.

.v .

c. Welke waarden vind jij belangrijk? Geef tien voorbeelden.

Filmpje Normen, waarden en de Nederlandse cultuur <

Ed

b. Hoe kom je, volgens het filmpje, zelf in aanraking met normen en waarden?

ht

c. Wat is ‘de identiteit’?

rig

d. Omschrijf jouw eigen identiteit.

f. Wat vind jij typisch Nederlands?

co

py

e. Wat wordt verstaan onder de nationale identiteit of cultuur?

Volgens koningin Maxima bestaat ‘de Nederlander’ niet. In een speech in 2007 zei ze, toen ze nog prinses was:

36


Socialisatietheorie

.v .

“Nederland is: grote ramen zonder gordijnen, zodat iedereen goed naar binnen kan kijken. Maar ook: hechten aan privacy en gezelligheid. Nederland is: één koekje bij de thee. Maar ook: enorme gastvrijheid en warmte. Nederland is: nuchterheid en beheersing. Pragmatisme. Maar ook: samen intense emoties beleven. Nederland is veel te veelzijdig om in één cliché te vatten. 'De' Nederlander bestaat niet. Als troost kan ik u zeggen dat 'de' Argentijn ook niet bestaat.”

fb

g. Wat vind jij van de uitspraak van koningin Maxima?

u'

Ac

tie

h. Liever praat koningin Maxima, en velen met haar, over waarden die mensen niet buitensluiten en die dus niet specifiek Nederlands zijn, maar universeel, dus van iedereen en overal. Zoals vrijheid, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. Wat zou er gebeuren als mensen wel buitengesloten worden, omdat ze misschien ‘niet Nederlands genoeg’ zijn?

Speelt bij jouw identiteit nog een andere cultuur een belangrijke rol? Zo ja, wat houdt dit voor jou in?

j.

Welke rol speelt jouw culturele identiteit bij het uitoefenen van jouw toekomstige beroep?

co

py

rig

ht

Ed

i.

37


Opvoedingscontexten

Opvoedingscontexten

.v .

Inleiding

fb

Niet alleen school houdt zich bezig met opvoeden. Ook thuis wordt er opgevoed, en op straat. Veel factoren spelen mee bij het opvoeden van leerlingen. Denk maar aan muziek, social media, films en games. Ook maakt het verschil in welke wijk iemand opgroeit. Als leerkracht moet je op de hoogte zijn van al deze factoren, want in de klas krijg je ook met invloeden van buiten te maken.

Leerdoelen

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

tie

• Je kunt uitleggen wat de invloed van de thuissituatie is op de opvoeding van de leerling en daarvan voorbeelden noemen. • Je kunt uitleggen wat de invloed van de school is op de opvoeding van de leerling en daarvan voorbeelden noemen. • Je kunt uitleggen wat de invloed van leeftijdsgenoten is op het gedrag van de leerling en daarvan voorbeelden noemen. • Je kunt uitleggen wat de invloed van de leefomgeving is op de opvoeding van de leerling en daarvan voorbeelden noemen. • Je kunt uitleggen wat de invloed van de maatschappij is op de opvoeding van de leerling en daarvan voorbeelden noemen.

38

De invloed van de maatschappij op de opvoeding.


Opvoedingscontexten

Opdracht 1

Als leerkracht krijg je ook te maken met de thuissituatie van jouw leerlingen. Lees Theoriebron Opvoedingscontexten. a. Op welke manier is de thuissituatie van invloed op de opvoeding van leerlingen?

fb

.v .

Theoriebron Opvoedingscontexten <

Thuissituatie en opvoeding

b. Geef drie voorbeelden van invloeden op de opvoeding binnen de context van de thuissituatie. 1.

tie

2. 3.

u'

Ac

c. Wat komt er allemaal kijken bij het opvoeden van kinderen thuis?

Ed

d. Wanneer kunnen problemen thuis uit de hand lopen?

e. Waar kunnen ouders of verzorgers terecht als zij er met de opvoeding niet meer uitkomen?

Opvoedstijlen

ht

Opdracht 2

Iedereen voedt anders op. Maar wanneer is iemand misschien te streng? Lees op de website van JM Ouders het artikel Tien signalen dat je te streng bent voor je kind.

rig

Theoriebron Opvoedingscontexten <

a. Wanneer ben je, volgens dit artikel, te streng voor je kind(eren)?. Geef vier voorbeelden.

co

py

Website JM Ouders <

b. Wat is het gevaar wanneer ouders alleen de uitkomsten waarderen van het werk van hun kind?

c. Waarom is het belangrijk gedrag te plaatsen in de context van omstandigheden?

39


Opvoedingscontexten

Je gaat kijken naar jouw opvoeding thuis. Als dit pijnlijk is of er is een andere reden waarom je dit niet kunt of wilt, dan sla je deze vragen over.

.v .

d. Zijn er elementen uit het artikel die jij herkent van jouw opvoeding thuis?

fb

e. Er zijn grofweg vier opvoedstijlen. Welke opvoedstijl herken jij? Zet daar een kruisje achter. Omschrijving opvoedstijl

Herken je dit van thuis?

tie

Autoritair: Ouders leggen de regels niet uit en geven geen ruimte voor discussie.

Ac

Toegeeflijk: Het kind is eigenlijk de baas. Er worden weinig eisen aan het kind gesteld. Ouders nemen hun eigen regels niet of nauwelijks serieus.

u'

Democratisch: Het kind wordt gesteund, gestelde regels worden serieus genomen en aan het kind uitgelegd. Deze ouders overleggen met hun kind, steunen het en moedigen het aan.

Ed

Verwaarlozend: Het kind moet het allemaal maar zelf uitzoeken. Er zijn weinig regels, maar er is ook weinig liefde, steun en veiligheid.

ht

f. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

School en opvoeding

Thuis wordt er opgevoed, maar op school ook. Deze opdracht gaat over de school als opvoeder.

rig

Opdracht 3

a. Op welke manier is de school van invloed op de opvoeding van leerlingen?

co

py

Theoriebron Opvoedingscontexten <

40

b. Geef drie voorbeelden van invloeden op de opvoeding binnen de context van de school. 1. 2. 3.


Opvoedingscontexten

c. Welke kerndoelen sluiten aan bij het vormen en opvoeden van leerlingen?

.v .

Theoriebron Opvoedingscontexten <

De Vreedzame School

De Vreedzame School is een project waarbij leerlingen in de school op een prettige manier met elkaar omgaan. De Marcusschool in Utrecht werkt aan de Vreedzame school én wijk. Bekijk het Filmpje Burgerschapsvorming: conflictoplossing.

fb

Opdracht 4

a. Op de Marcusschool wordt aan conflictoplossing gedaan. Wat is het doel hiervan?

tie

Filmpje Burgerschapsvorming: conflictoplossing <

Ac

b. Beschrijf de betekenis van de drie petten die je op kunt zetten wanneer een situatie uit de hand loopt.

Opdracht 5

Leeftijdsgenoten en gedrag

Niet alle vriendschappen zijn goed voor leerlingen. a. Wat zijn kenmerken van een gelijkwaardige vriendschap?

rig

ht

Theoriebron Opvoedingscontexten <

Ed

u'

c. Omdat de leerlingen die werken aan conflictoplossing nog jong zijn, worden er veel rollenspellen gedaan. Welk voordeel heeft dit voor niet-schoolse situaties?

c. Op welke manieren kunnen leeftijdsgenoten invloed hebben op gedrag?

co

py

b. Hoe wordt het genoemd wanneer vriendschap maar van één kant komt?

41


Opvoedingscontexten

a. Is Lady Blabla zelf gepest? Hoe ging dat?

.v .

Filmpje Bastanieuws: Lady Blabla beantwoordt kijkersvragen <

Leeftijdsgenoten kunnen invloed hebben op het gedrag van leerlingen. Maar hoe zit dat eigenlijk bij jou? Bekijk eerst het Filmpje Bastanieuws: Lady Blabla beantwoordt kijkersvragen.

fb

Theoriebron Opvoedingscontexten <

Hoe beïnvloedbaar ben jij?

b. Wat waren de gevolgen van het pesten voor Jordy (a.k.a. Lady Blabla)?

Ac

c. Ben jij weleens gepest? Hoe ging dat?

tie

Opdracht 6

Ed

u'

d. Heb jij zelf weleens gepest? Hoe ging dat?

ht

e. Pesten gebeurt soms onder invloed van anderen. Welke invloed hebben je vrienden op jou?

co

py

rig

f. Heb je weleens ‘foute vrienden’ gehad?

Misschien ben je door vrienden en vriendinnen voor het eerst ergens mee in aanraking gekomen, bijvoorbeeld met een bepaald drankje of een nieuwe muzieksoort. Of heb je schoenen gekocht toen je met vriendinnen in de stad was. Schoenen waarvan je later misschien dacht: ‘Hoe heb ik die ooit kunnen kopen?’ g. Geef drie voorbeelden van dingen die je voor het eerst door je vrienden hebt ‘ontdekt’. 1. 2. 3.

42


Opvoedingscontexten

h. Ben jij beïnvloedbaar?

Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Het maakt uit waar je leerlingen opgroeien. In deze opdracht ga je daarmee aan het werk. a. Op welke manier is de leefomgeving van invloed op de opvoeding van leerlingen?

tie

Theoriebron Opvoedingscontexten <

Leefomgeving en opvoeding

Ac

Opdracht 7

fb

.v .

i.

b. Geef drie voorbeelden van invloeden op de opvoeding binnen de context van de leefomgeving.

u'

1. 2.

Ed

3.

c. Wat zijn formele opvoedplekken in de wijk?

rig

ht

d. Wat zijn informele opvoedplekken in de wijk?

Opdracht 8

co

py

Theoriebron Opvoedingscontexten <

It takes a village to raise a child Het Afrikaanse gezegde ‘It takes a village to raise a child’ speelt een belangrijke rol in de pedagogiek. Zoek op internet de betekenis van dit gezegde op. a. Wat betekent It takes a village to raise a child?

b. Wat heeft pedagogiek te maken met het gezegde It takes a village to raise a child?

43


Opvoedingscontexten

c. Nu ga je samen met twee of drie medestudenten op zoek naar een initiatief in de stad of het dorp waar jij woont. Het initiatief verbindt je met het gezegde It takes a village to raise a child.

.v .

Dit doe je door online op zoek te gaan naar voorbeelden waarbij scholen samenwerken met partners uit de buurt. Veel scholen werken samen met bijvoorbeeld voor- en naschoolse opvang, sportclubs en organisaties voor volwasseneneducatie. Of met bijvoorbeeld een consultatiebureau of met maatschappelijk werk.

fb

Wanneer je op zoek gaat naar voorbeelden uit jouw stad of dorp kun je de volgende trefwoorden gebruiken: brede buurtschool, buurtbroeders, buurtvaders, vreedzame wijk en Halt, veilige school, veilige wijk of bijvoorbeeld Integraal Kind Centrum (IKC). Inventariseer hoe scholen in samenwerking met de buurt of wijk leerlingen opvoeden.

tie

Kies een initiatief op wijkniveau uit dat jullie erg aanspreekt. Koppel dit initiatief aan het gezegde It takes a village to raise a child.

a. Op welke manier is de maatschappij van invloed op de opvoeding van leerlingen?

Ed

Theoriebron Opvoedingscontexten <

Maatschappij en opvoeding

u'

Opdracht 9

Ac

Werk je bevindingen uit in een Word-document.

co

py

rig

ht

b. Omschrijf de vijf maatschappelijke richtingen binnen de huidige samenleving.

44


Opvoedingscontexten

Theoriebron Opvoedingscontexten < Filmpje Geld verdienen via social media <

Geld verdienen met social media De maatschappij verandert. Dit is van invloed op het gedrag en de opvoeding van kinderen, pubers en op volwassenen. Bekijk het Filmpje Geld verdienen via social media. a. Leg in je eigen woorden uit wat Vera Camilla doet.

.v .

Opdracht 10

fb

b. Vera is ook een social influencer. Wat is dat?

tie

c. Waarom zijn social influencers voor bedrijven interessant?

Ac

d. Wat is een goede social influencer volgens Daan uit het filmpje?

Ed

u'

e. Bij welke maatschappelijke ontwikkeling hoort geld verdienen via social media?

f. Wat betekent het voor de opvoeding en de onafhankelijkheid wanneer leerlingen geld verdienen via social media?

co

py

rig

ht

g. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

45


Pedagogisch handelen in de klas

.v .

Pedagogisch handelen in de klas Inleiding

tie

fb

Scholen hebben onder andere de taak leerlingen klaar te stomen voor de volwassenheid en de maatschappij. De school doet dat op het gebied van rekenen, taal en bijvoorbeeld aardrijkskunde. Maar ook op het gebied van normen en waarden en burgerschap. Naast deze ‘pedagogische opdracht’ is het ook een taak van school om een veilig klimaat te scheppen, waardoor leerlingen zin in leren en school hebben en houden.

Leerdoelen

rig

ht

Ed

u'

Ac

• Je kunt de pedagogische opdracht van scholen uitleggen en daarvan voorbeelden geven. • Je kunt het begrip 'pedagogisch klimaat' uitleggen • Je kunt de drie basisbehoeften van leerlingen uitleggen volgens Stevens en voorbeelden geven van lesactiviteiten die aansluiten op deze behoeften. • Je kunt het belang aangeven van omgaan met verschillen in de klas.

Autonoom en competent.

Opdracht 1

co

py

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas <

46

Pedagogische opdracht Scholen dragen bij aan de opvoeding van leerlingen. Lees Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas. a. Leg in je eigen woorden uit wat de pedagogische opdracht van scholen is.

b. Uit welke twee onderdelen bestaat de pedagogische opdracht van scholen?


Pedagogisch handelen in de klas

.v .

c. Leg de twee onderdelen van de pedagogische opdracht uit.

Missie en visie van jouw opleiding

tie

Opdracht 2

fb

d. Waarom ontwikkelen scholen een visie of een missie?

In deze opdracht onderzoek je met een medestudenten jouw eigen opleiding. Je brengt de waarden en normen die op jouw opleiding belangrijk zijn in kaart.

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas <

u'

Ac

a. Welke waarden zijn op jullie opleiding belangrijk? Waarden die belangrijk zijn kun je in de dagelijkse omgang met elkaar ook echt zien. Maak een lijstje. Dit kun je doen in Word. b. Welke normen zijn op jullie opleiding belangrijk? Op normen waaraan studenten zich niet houden volgen consequenties of een straf. Maak weer een lijstje. c. Onderzoek wat de missie of visie van jullie opleiding is. Vaak staat een missie omschreven in een officieel document van de opleiding. Vaak zijn deze gegevens ook openbaar, dus voor iedereen in te zien.

ht

Ed

Wat is de visie of missie van jullie opleiding?

e. Probeer nu zelf de pedagogische opdracht van jouw opleiding te omschrijven.

co

py

rig

d. Wat valt je op wanneer je de waarden van de opleiding vergelijkt met de missie of visie?

47


Pedagogisch handelen in de klas

Opdracht 3

Pedagogisch klimaat Het is erg belangrijk dat leerlingen zich prettig en veilig voelen op school. Dit heeft te maken met een goed pedagogisch klimaat. Pas wanneer leerlingen zich veilig voelen op school, zijn ze in staat om te leren en zich te ontwikkelen.

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas <

.v .

a. Leg uit wat het pedagogisch klimaat is.

tie

fb

b. Wat is een veilig pedagogisch klimaat? Gebruik in je antwoord een aantal voorbeelden.

Ac

Wat voor de ene leerling veilig is, is voor de ander misschien juist onveilig. Bedenk bij de volgende voorbeelden waarom dit voor sommige leerlingen onveilige, dus onprettige, situaties kunnen zijn.

u'

c. Op een kruk mogen staan als je jarig bent en toegezongen worden door de hele klas.

Ed

d. Je mening geven in een discussie.

e. Met elkaar lachen om grappen.

ht

f. Een leerling vragen je aan te kijken als je boos op hem of haar bent.

rig

g. Eten meenemen van thuis voor een kerstdiner op school.

py

h. Gezamenlijk douchen na de gymles.

Opdracht 4

co

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas < Website Klimaatschaal <

48

Klimaatschaal Je gaat terug in de tijd! In gedachten, dat wel. Je denkt terug aan het pedagogisch klimaat op jouw basis- of middelbare school. Ga naar de website van Klimaatschaal. In de menubalk klik je op ‘klimaatschaal’ en daarna klik je op ‘downloads’. Vraag wel even aan je docent of dat in orde is. Kies de vragenlijst ‘klimaatschaal po en vo’. Het is het handigst als je de vragenlijst kunt afdrukken. Neem een schoolperiode in gedachten. Je kunt kiezen uit je basisschooltijd of je middelbareschooltijd. Vul de vragenlijst in.


Pedagogisch handelen in de klas

fb

b. Wat valt je op na het invullen van het gedeelte over de leraar?

.v .

a. Wat valt je op na het invullen van het gedeelte over de klas?

Ac

tie

c. Hoe zou je het vinden wanneer leerlingen die jij lesgeeft, bijvoorbeeld tijdens een stage, zo’n vragenlijst over jou invullen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 5

Basisbehoeften van leerlingen

Er zijn drie basisbehoeften van leerlingen volgens Stevens. Wanneer aan al deze behoeften voldaan wordt, is er sprake van een goed pedagogisch klimaat. a. Om welke drie basisbehoeften gaat het?

ht

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas <

Ed

u'

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

b. Hoe kun je de basisbehoeften kort en bondig beschrijven?

rig

1.

2.

c. Geef per basisbehoefte twee voorbeelden.

co

py

3.

49


Pedagogisch handelen in de klas

Opdracht 6

.v .

d. Welke basisbehoeften ervaar jij dagelijks op de opleiding? Of welke basisbehoeften mis je juist? Leg je antwoord uit.

Een plekje diep in mijn hart

tie

a. Wat vind je van het gedicht? Leg je antwoord uit.

fb

Je gaat een gedicht lezen, een gedicht van een leerling voor een juf. Ga naar de website van Het kind. Lees het gedicht met elkaar.

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas < Website Het kind <

Ac

b. Welke basisbehoeften van de leerling omschrijft Catharina?

u'

Zoek bij de andere twee basisbehoeften ook een gedicht. Je kunt natuurlijk ook zelf twee gedichten maken. Werk je twee gedichten uit. Maak er iets moois van.

ht

Ed

c. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Lees ook elkaars gedichten. Geef elkaar feedback over jullie antwoorden en gedichten. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 7

Het goed kunnen omgaan met verschillen helpt bij het creĂŤren van een veilig pedagogisch klimaat.

co

py

rig

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas <

Differentiatie

50

a. Waarom is het voor een goed pedagogisch klimaat belangrijk dat leerkrachten kunnen differentiĂŤren?

b. Wat is differentiatie niet?

c. Waarmee moet de leerkracht rekening houden wanneer hij differentieert?


Pedagogisch handelen in de klas

Opdracht 8

.v .

d. Geef vijf voorbeelden van hoe de leerkracht kan differentiëren. Je kunt de theoriebronnen gebruiken, maar ook online zoeken. Werk dit uit in Word. e. Bespreek de voorbeelden met een medestudent. Wat vind je van de voorbeelden van de ander?

Begrijpend lezen en omgaan met verschillen

Je gaat een filmpje bekijken over hoe je een Nieuwsbegrip-les voorbereidt en uitvoert. Je ontdekt hoe je bij een les in begrijpend lezen om kunt gaan met verschillen.

fb

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas <

tie

Bekijk het Filmpje Actief lezen met Nieuwsbegrip. Daarvoor ga je naar de website van Nieuwsbegrip. a. Hoe ziet de voorbereiding van een Nieuwsbegrip-les eruit?

Ac

Website Nieuwsbegrip <

u'

b. In het filmpje wordt gezegd: ‘De leerkracht schat in wat de leerlingen al weten en kunnen.’ Hoe heet dit ook wel?

Ed

c. Waarom is het niet handig om de opdrachten samen met de tekst uit te delen?

rig

ht

d. Op welke manier wordt er bij Nieuwsbegrip omgegaan met verschillen tussen leerlingen? Omschrijf dit zo duidelijk mogelijk.

co

py

e. Welke voordelen heeft het werken met drie niveaugroepen? Koppel je antwoord aan een goed pedagogisch klimaat.

51


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

.v .

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 2

u'

Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ht

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

rig

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

co

py

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

52


Reflecteren

Opdracht 3

Zelfregulatie en zelfsturing

.v .

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

fb

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Opdracht 4

Ac

tie

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Samenwerken

Ed

u'

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

ht

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

co

py

rig

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

53


Theoriebron Pedagogiek

Theoriebron Pedagogiek

.v .

Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

Pedagogiek wordt ook wel de kunst van het opvoeden genoemd, of opvoedkunde. Opvoeden gebeurt op veel plekken en door veel verschillende mensen. Je kunt denken aan oudere broers of zussen, de bakker in de wijk of een voorbijganger in de straat die een kind aanspreekt op gedrag. Maar je kunt ook denken aan de pedagogische opdracht die scholen in Nederland hebben. Daarnaast zijn er veel instanties zich bezighouden met de kunst van het opvoeden. Denk maar aan welzijnsorganisaties of bijvoorbeeld Jeugdzorg. Opvoeding verandert mee met de tijdsgeest van de maatschappij. Vroeger gaf de onderwijzer nog weleens een tik met een liniaal als een leerling iets deed wat hem niet aanstond. Nu is dat ondenkbaar in Nederland.

Als ouders of verzorgers uit elkaar gaan, kan dit van invloed zijn op de opvoeding van leerlingen.

ht

Algemene pedagogiek

co

py

rig

Pedagogiek gaat over de opvoeding en de ontwikkeling van een kind tot een volwassen deelnemer in de samenleving. Pedagogiek bestudeert de ontwikkelingsfasen van een kind, de opvoeding en de relatie tussen het kind en zijn omgeving. Pedagogiek verandert mee met de tijd, omdat de samenleving verandert en altijd in beweging is. Ook ideeën over hoe je kinderen het beste kunt opvoeden, veranderen dus nog weleens. Opvoeden is ook cultureel bepaald. In sommige landen worden leerlingen op school nog met lijfstraffen ‘gecorrigeerd’. In Nederland is dit verboden, niet alleen op school maar ook in de gezinssituatie. Bij opvoeden gaat het vaak over het overbrengen van normen en waarden. Hoe ga je met elkaar om, hoe praat je tegen anderen, hoe eet je ‘netjes’ aan tafel, waarom is het aardig om de deur voor een ander open te houden of op te staan voor oudere mensen in de bus?

54


Theoriebron Pedagogiek

Voorbeelden pedagogiek

tie

fb

.v .

Binnen de pedagogiek of het pedagogisch werk zijn verschillende ‘spelers’ van belang. Je kunt denken aan iemand die gezinnen ondersteunt bij de opvoeding van kinderen. Soms komen opvoeders er namelijk thuis of op school niet meer zelf uit. Op scholen is dan vaak een maatschappelijk werker te vinden die leerkrachten en gezinnen kan ondersteunen bij het opvoeden. Soms moet er dan worden doorverwezen. Dan kan een pedagogisch gezinsbegeleider van een instelling ondersteuning bieden. Bijvoorbeeld wanneer leerlingen milde gedragsproblemen hebben of wanneer pubers bepaalde middelen misbruiken, zoals alcohol of softdrugs. Er zijn ook gevallen waarin de situatie thuis onhoudbaar is, waardoor kinderen of pubers (tijdelijk) uit huis geplaatst worden. Zij worden dan in een pleeggezin opgevangen. Daarnaast kun je denken aan instellingen waar kinderen of jongeren met gedragsproblemen wonen, aan crisisopvang of aan instellingen die werken met kinderen met bijvoorbeeld een lichamelijke of geestelijke beperking. Al deze mensen en instellingen voeden kinderen en pubers op.

Ac

Ontwikkelingsgebieden van kinderen

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ontwikkelingsgebieden zijn alle gebieden waarin kinderen zich ontwikkelen volgens de ontwikkelingspsychologie. Bij opvoeden gaat het erom dat kinderen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Er zijn vier ontwikkelingsgebieden: 1. fysieke en motorische ontwikkeling De fysieke ontwikkeling gaat over de lichamelijke ontwikkeling. De ontwikkeling van het lichaam begint als embryo in de baarmoeder en eindigt als het kind volwassen is geworden. De motorische ontwikkeling gaat over de ontwikkeling van het bewegen van een kind. Kan een kind springen, huppelen, kleien? 2. cognitieve ontwikkeling Bij cognitieve ontwikkeling gaat het vooral om de ontwikkeling van het 'denkwerk' en van de hersenen. Leren lezen, schrijven en rekenen horen bij de cognitieve ontwikkeling. 3. psychosociale/sociaal-emotionele ontwikkeling Dit gaat over de ontwikkeling van de omgang van leerlingen met zichzelf en met anderen. Dit laatste wordt ook wel de interpersoonlijke ontwikkeling genoemd. 4. morele ontwikkeling De morele ontwikkeling is de ontwikkeling van het besef van goed en kwaad. Dit wordt ook wel de ontwikkeling van het geweten genoemd.

55


Theoriebron Pedagogiek

De leerfasen van Jean Piaget

Ac

tie

fb

.v .

Jean Piaget was een psycholoog en hoogleraar. Hij ontwikkelde een theorie over vier fasen die horen bij de cognitieve en psychologische ontwikkeling van kinderen. De fasen zijn ingedeeld naar leeftijd, maar sommige kinderen kunnen de dingen wat eerder, anderen wat later. 1. sensomotorische fase 0 tot 2 jaar: ontdekken, experimenteren, imiteren van handelingen en geluiden, doen alsof, uitproberen wat handig is, bezig zijn met de eigen lichamelijke reflexen. 2. preoperationele fase 2 tot 6 jaar: ontdekken van het 'ik', vanuit zichzelf naar de omgeving kijken (zonder nog echt rekening te houden met de ander), ontwikkeling van taal en fantasie. 3. concreet-operationele fase 6 tot 11 jaar: in gedachten problemen oplossen, gedachten ordenen en analyseren, vergelijken van dingen in vorm en grootte, ontwikkeling getal en tijd. 4. formeel-operationele fase 11 jaar en ouder: meer abstract en logisch kunnen denken (los van de inhoud), eigen conclusies trekken.

Zone van de naaste ontwikkeling van Vygotsky

ht

Ed

u'

De zone van de naaste ontwikkeling is wat een kind al bijna kan en met hulp al kan doen. Dit is onderzocht door Lev Vygotsky. Hij vond dat kinderen zich vooral ontwikkelen door contact met en in de sociale omgeving van het kind. Contact met bijvoorbeeld de ouders of verzorgers, de leerkracht, een mentor, een oudere broer of zus. Taal is hierbij erg belangrijk. De volwassene begeleidt de kinderen naar een volgende stap in hun ontwikkeling. Immers, het kind wil graag iets leren wat de volwassene al kan. Het bereiken van de volgende stap gaat dan in eerste instantie met hulp. Wat het kind al kan heet ook wel: de zone van de actuele ontwikkeling. Wat het kind wil leren heet: de zone van de naaste ontwikkeling. Kenmerken van de zone van de naaste ontwikkeling zijn: kijken naar wat het kind met hulp kan, uitgaan van gedeelde verantwoordelijkheid van het kind en de volwassene, er rekening mee houden dat het veel energie kost voor het kind, ervan uitgaan dat het kind zich ontwikkelt.

co

py

rig

Orthopedagogiek

56

Orthopedagogiek is de wetenschap die zich bezighoudt met problemen op school, in de opvoeding of in de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. Het gaat dan niet zozeer om de kinderen en jeugdigen zelf, maar om de situatie waarin zij zich bevinden. Orthopedagogische hulpverleners werken niet alleen met kinderen en jeugdigen maar ook met volwassenen met verstandelijke en meervoudige beperkingen. Doel van de orthopedagogiek is: “het streven om de vastgelopen ontwikkeling van een kind weer op gang te brengen en de ouder of opvoeder handvatten te geven om zelf de opvoeding weer aan te kunnen.” (Van Hoof & De Vries, 2011). De orthopedagogiek probeert dus het ‘gewone leven’ weer te herstellen. In dit kader is het ook belangrijk de Jeugdwet uit 2015 te noemen. Met deze wet is een belangrijke rol voor gemeenten weggelegd op het gebied van jeugdhulp. In deze Jeugdwet is onder andere opgenomen dat gemeenten moeten voorzien in maatregelen om kindermishandeling te voorkomen. Maar ook om het opvoedkundig klimaat in onder andere gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang te verbeteren.


Theoriebron Pedagogiek

Voorbeelden orthopedagogiek

tie

fb

.v .

Je kunt bij onderwijsleerproblemen denken aan leerlingen die stoornissen hebben die te maken hebben met autisme. Dit worden ook wel ASS-leerlingen genoemd. ASS staat voor autismespectrumstoornissen. Dit zijn leerlingen die ernstige problemen hebben op het gebied van sociale interactie en veel moeite hebben met verbale en non-verbale communicatie. Ook kun je denken aan leerlingen die gedragsproblemen hebben of bijvoorbeeld dyslexie. In dit soort gevallen is de orthopedagoog de leerkracht en de leerling tot steun op het gebied van leren en gedrag. Bij opvoedings- en gedragsproblemen kun je denken aan leerlingen die te maken hebben met problemen op het gebied van angst, dwang of slapen. Dit beïnvloedt het leven in het gezin, maar heeft ook vaak gevolgen voor het leren op school. Ook kan het gaan om leerlingen met lichamelijke beperkingen of handicaps, om leerlingen met een licht verstandelijke beperking of om leerlingen die langdurig ziek zijn. Ook hier kan de orthopedagoog onderzoeken wat er precies speelt en helpen bij veranderingen die de situatie beter maken.

Ac

Relatie didactiek en pedagogiek

Ed

u'

Didactiek is onderwijskunde. Het kan hierbij om de volgende dingen gaan: • leerstof Wat moet de leerling weten, kennen en kunnen? • didactische werkvormen Werken de leerlingen samen, geeft de leerkracht een klassikale instructie of laat hij de leerlingen zelf informatie aan elkaar presenteren? • evaluatievormen Hoe wordt werk geëvalueerd? Neemt de leerkracht een toets af? Observeert hij zodat hij weet wat er misschien nogmaals moet worden behandeld? Welke doelen moet de leerkracht bijstellen?

co

py

rig

ht

Het antwoord op deze vragen heeft te maken met gedrag van de leerkracht, maar ook met de motivatie van leerlingen en een veilig pedagogische klimaat, waarbij leerlingen fouten kunnen en mogen maken. Precies hier ligt het snijvlak met pedagogiek. Didactiek geeft vorm aan onderwijs. Pedagogiek is een voorwaarde voor goed lesgeven.

57


Theoriebron Behavioristische leertheorie

fb

Inleiding

.v .

Theoriebron Behavioristische leertheorie

ht

Ed

u'

Ac

tie

Bij de behavioristische leertheorie gaat het vooral om het aanbieden van kennis, waarden en normen. De belangrijkste grondleggers zijn Pavlov en Skinner. De behavioristen gaan ervan uit dat leerlingen leren door belonen en straffen, en dat gedrag aan iedereen aan te leren is. Van het kind wordt geen actieve werkhouding of inbreng verwacht. In de behavioristische leertheorie wordt geen rekening gehouden met aangeboren karaktereigenschappen of invloeden vanuit de omgeving van het kind.

rig

Pavlov experimenteerde met honden om te leren over gedrag.

co

py

Behavioristische leertheorie

58

De behavioristische leertheorie gaat ervan uit dat kinderen bij de geboorte een ‘leeg blad’ zijn. Dat lege blad moet gevuld worden met kennis, maar ook met ideeĂŤn over goed of slecht gedrag. De volwassene, en in het onderwijs is dat de leerkracht, draagt die kennis over. Het kind of de leerling luistert. Alles wat het kind leert of kan, is dus aangeleerd. Verder gaan behavioristen ervan uit dat leren plaatsvindt door het bevestigen en bekrachtigen van positief gedrag. Positief gedrag wordt dus beloond. Dit kan een sociale beloning zijn, zoals een schouderklopje, een aai over de bol of een gezellig praatje tijdens de klassendienst. Het kan ook een materiele beloning zijn, zoals een sticker of een traktatie. Negatief gedrag moet volgens de behavioristen bestraft worden. Volgens de behavioristische leertheorie gebeurt er niet zo veel op het gebied van leren als er niet beloond of gestraft wordt. Er zijn dus veel externe prikkels nodig. De behavioristische leertheorie is rond 1900 ontstaan. Maar in het onderwijs van vandaag zijn nog veel elementen te herkennen van het behaviorisme.


Theoriebron Behavioristische leertheorie

Voor- en nadelen van de behavioristische leertheorie

Ac

tie

fb

.v .

Eerst behandelen we de voordelen. Door de behavioristische leertheorie is er aandacht voor het belonen en benoemen van positief gedrag. Het geven van complimenten of het geven van persoonlijke aandacht als beloning draagt bij aan een positief pedagogisch klimaat in de klas. Het versterkt de band tussen de leerkracht en de leerling. Het krijgen van waardering werkt voor veel leerlingen enorm motiverend en stimuleert hen om zich verder te ontwikkelen. Denk maar aan een verlegen leerling die eindelijk voor zichzelf durft op te komen. De leerkracht ziet dit en beloont hem daar verbaal voor, bijvoorbeeld met een compliment. Een volgende keer ligt de drempel voor de leerling om weer voor zichzelf op te komen lager. Maar er zijn ook nadelen. De behavioristische leertheorie legt erg de nadruk op externe prikkels en op zichtbaar gedrag. Er is niet of nauwelijks aandacht voor emoties en gedachten van individuen of voor de invloed van de omgeving en voor bepaalde erfelijke factoren. Een ander nadeel van deze manier van denken is dat er helemaal geen rekening wordt gehouden met verschillen tussen kinderen. Sommige leerlingen leren door veel dingen te herhalen of te automatiseren, maar andere leerlingen leren beter door in beweging te zijn of te experimenteren.

Voorbeelden uit de praktijk

co

py

rig

ht

Ed

u'

In het huidige onderwijs kun je nog veel elementen herkennen uit de behavioristische leertheorie. Je kunt denken aan het belonen van goed gedrag, zoals het geven van complimenten of stickers. Je kunt ook denken aan een beloningssysteem voor de hele groep waarbij de groep vijf smileys verzamelt om bijvoorbeeld vijf minuten langer buiten te mogen spelen. Ook het idee om lastige taken of opdrachten op te delen in deelactiviteiten komt voort uit het behaviorisme. Bij het afronden van een deeltaak wordt de leerling beloond, bijvoorbeeld met een compliment. Daarna is de leerling weer gemotiveerd om de rest van de opdracht af te maken. Ook het ‘modelling’ komt voort uit de behavioristische leertheorie. De leerkracht doet bepaalde denkstappen voor tijdens een instructie. Hij denkt hardop na voor de klas. Leerlingen doen vervolgens het ‘trucje’ van de leerkracht na. Het ‘mogen doorwerken’ voor snelle leerlingen komt ook voort uit het behaviorisme. Leerlingen worden namelijk beloond voor het harde werken. Ten slotte is ook de verlengde instructie iets wat met het behaviorisme te maken heeft. De leerling krijgt in een kleine groep meer tijd en persoonlijke aandacht van de leerkracht.

59


Theoriebron Behavioristische leertheorie

Klassieke conditionering volgens Pavlov

tie

fb

.v .

Klassieke conditionering is een manier om gedrag aan of af te leren met als belangrijkste grondlegger Pavlov (1849-1936). Hij was een fysioloog die onderzoek deed naar de spijsvertering van honden. Hij kwam erachter dat honden die hij observeerde niet alleen gingen kwijlen bij voedsel, maar ook al bij het horen van voetstappen van degene die het voedsel kwam brengen. Dit bracht hem op het idee om meer onderzoek te doen naar het reageren op prikkels. Hij verving de voetstappen van degene die het voer naar de honden brachten door een bel. Elke keer als Pavlov de honden eten gaf, liet hij een belletje rinkelen. Later liet hij alleen maar het belletje rinkelen. Toch gingen de honden al kwijlen, terwijl er nog geen voedsel te zien was. Het belletje wordt in dit geval ook wel een stimulus genoemd of een ongeconditioneerde prikkel. De reactie op de bel, namelijk het kwijlen van de hond, is een aangeleerde reactie. Bij mensen werkt dit ook zo. Denk maar aan reclames. Krijg jij ook spontaan trek als jij een plaatje of filmpje ziet van een patatje of gebakje? Terwijl het échte gebakje nergens te vinden is? Precies. Volgens de leer van de klassieke conditionering is gedrag dus aan te leren door het toedienen van stimuli of prikkels.

Ac

Operante conditionering volgens Skinner

co

py

rig

ht

Ed

u'

Operante conditionering is het leren van prettige en onprettige ervaringen. De operante conditionering is uitgewerkt door Burrhus Skinner (1904-1990). De klassieke conditionering gaat voornamelijk over reflexen en reacties op gedrag waar je ‘eigenlijk niks aan kunt doen’. Het is iets wat je overkomt. Bij operante conditionering gaat het erom dat je leert van een prettige ervaring of juist een slechte ervaring. Bij een prettige ervaring zul je het gedrag willen herhalen, een onplezierige ervaring wil je voorkomen. Gevolgen of consequenties van gedrag leiden in dit geval tot verandering van gedrag. Kort gezegd, met straffen en belonen kan iemand nieuw gedrag aanleren. Algemene voorbeelden van beloningen zijn bijvoorbeeld het in het vooruitzicht stellen van geld, eten, hoge cijfers of een schouderklopje. Voorbeelden van straffen zijn bijvoorbeeld: op je kamer moeten blijven, niet mee mogen doen aan een activiteit of lage cijfers. Gedrag wordt beloond of bestraft volgens de operante conditionering. Die is afhankelijk van wat je aan wilt leren.

60


Theoriebron Constructivistische leertheorie

fb

Inleiding

.v .

Theoriebron Constructivistische leertheorie

tie

Bij de constructivistische leertheorie gaat het erom dat leerlingen leren door kennis te stapelen op kennis die ze al over een onderwerp hebben. Belangrijke grondleggers van deze theorie zijn Dewey, Piaget en Vygotsky. Dit ‘bouwen’ doet het kind, de leerling of student niet alleen maar in interactie met anderen. Ook de docent speelt een grote rol, maar dan meer als coach of begeleider. De docent zorgt er bovendien voor dat de leeromgeving van de leerling uitdagend en stimulerend is.

Ac

Constructivistische leertheorie

ht

Ed

u'

De constructivistische leertheorie houdt in dat leerlingen kennis op kennis stapelen. De kennis die de leerling al heeft, is net als een fundament van een huis: een basis van een huis waarop verder gebouwd kan worden. De kennis die de leerling al heeft, verschilt per leerling. Zo heeft iedereen bijvoorbeeld een andere achtergrond en cultuur, en verschillende denkbeelden en karaktereigenschappen. Dit houdt bij deze leertheorie in dat leerlingen veel moeten spiegelen aan elkaar en veel met elkaar en de leerkracht in interactie zijn. Zo kunnen leerlingen bekijken of wat ze leren en al weten eigenlijk wel klopt. Of dat er ruimte is voor andere denkbeelden en kennis. De constructivistische leertheorie gaat er ook vanuit dat de leerlingen zelf een betekenis geven aan hun omgeving. Van hun omgeving kunnen leerlingen namelijk veel leren. Leren volgens deze theorie is een actief proces. De ideeën rond de constructivistische leertheorie zijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstaan. Het wordt ook wel ‘het nieuwe leren’ genoemd.

rig

Grondleggers van de constructivistische leertheorie

co

py

Er zijn drie grote grondleggers te noemen van de constructivistische leertheorie.

Dewey Dewey (1859-1952) was een pedagoog die opvoeding vooral zag als laten groeien van het individu. Volgens hem is de mens nooit ‘af’ of uitgeleerd. De taak van de school is volgens hem dan ook om het kind uit te dagen om verder te willen leren en zich verder te ontwikkelen. En onderdeel te worden van een maatschappij die altijd in beweging is en verandert.

61


Theoriebron Constructivistische leertheorie

Piaget

.v .

Piaget (1896-1980) was een psycholoog en hoogleraar. Hij deed onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen. Volgens hem waren er vier fasen die elkaar opvolgen. Pas als de ene fase doorlopen is, kan het kind aan de andere fase beginnen. Volgens Piaget verbinden kinderen kennis die ze in een eerdere fase hebben opgedaan aan nieuw te leren kennis of handelingen.

fb

Vygotsky

tie

Vygotsky (1896-1934) was een psycholoog die onderzoek deed naar kinderen en leren. Hij zag het kind als een individu dat afhankelijk is van zijn sociale omgeving. Taal is volgens hem erg belangrijk. Spreken dient om te kunnen leren van anderen.

Ac

Voor- en nadelen van de constructivistische leertheorie Voordelen

Ed

u'

Bij het constructivistisch onderwijs is er veel aandacht voor leren dat door leerlingen zelf gestuurd wordt. Dat betekent dat leerlingen ook richting aan onderwijs geven. Dit vergroot de betrokkenheid van leerlingen: zij geven immers zelf aan wat ze willen leren. Dat werkt enorm motiverend. Aan nieuwsgierigheid, experimenteren, leren van medeleerlingen en samenwerken wordt veel ruimte gegeven.

Nadelen

co

py

rig

ht

Bij het constructivistische onderwijs is minder aandacht voor het overdragen van kennis door de leerkracht. Het zijn immers de leerlingen die nieuwe kennis stapelen op hun bestaande kennis. Leren valt dan onder de eigen verantwoordelijkheid van de leerling. De vraag is dan of leerlingen wel daadwerkelijk leren wat nodig is. Ook is het moeilijk te meten wat leerlingen nou eigenlijk leren of geleerd hebben. Tenslotte is de kennis die geleerd wordt, heel subjectief. Omdat je vooral van en met elkaar leert, is er misschien niet zo snel ruimte voor ‘iets afwijkends’. Stel je maar eens voor: Als je allemaal leerlingen bij elkaar zet die van voetbal houden, zullen ze het vooral daarover hebben. Maar ze zullen niet gauw uit zichzelf eens wat willen leren over basketbal of ballet.

62


Theoriebron Constructivistische leertheorie

Een krachtige leeromgeving

tie

fb

.v .

Bij de constructivistische leertheorie speelt de leeromgeving een grote rol. Leerlingen moeten kennis als het ware uit zichzelf, uit elkaar en uit de omgeving kunnen plukken. De omgeving moet dus inspirerend zijn en leerlingen uitdagen om te gaan experimenteren. De omgeving moet lijken op de echte wereld of een echte situatie. Dit motiveert de leerling om oplossingen te bedenken voor problemen waar hij tegenaan loopt. En het motiveert de leerling om te oefenen voor het echte leven. Wanneer er gewerkt wordt met projecten, ook een onderdeel van deze leertheorie, is het belangrijk dat er echte materialen aanwezig zijn. Op deze manier kunnen leerlingen gevarieerd en creatief spelen of experimenteren. De leerkracht moet zorgdragen voor deze leeromgeving. Dat kan best lastig zijn. Hij moet immers inschatten welke leerling wat zou willen leren en dan voor die leerling de juiste materialen hebben. Of de leerkracht moet materialen hebben waarvan hij denkt dat die ene leerling ze binnenkort nodig heeft voor een volgende leerstap.

Voorbeelden van een krachtige leeromgeving

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

Leerlingen moeten uitgedaagd en geĂŻnspireerd worden om nieuwe kennis of vaardigheden op te doen. De leeromgeving moet dus uitdagend zijn. Je kunt denken aan een natuurlijk schoolplein. Leerlingen zitten steeds langer op school, door bijvoorbeeld een continurooster of kinderopvang. Op een natuurlijk schoolplein kunnen leerlingen veel spelen, leren en ontdekken. Ook daagt een natuurlijk schoolplein uit tot meer bewegen of tot het bestuderen van beestjes en planten. Sommige scholen verbouwen zelf groenten op het plein. Er zijn ook manieren om binnen de school een krachtige leeromgeving te maken. Je kunt dan denken aan een trap met treden waarop de tafels zijn gevisualiseerd. Wanneer leerlingen de trap oplopen, kunnen ze meteen de tafels oefenen. Verder kun je werken met hoeken, zoals een bouwhoek of een huishoek of een hoek waarin een winkeltje te vinden is. Ten slotte kun je denken aan thematafels waarop leerlingen van huis meegebrachte materialen leggen, of aan woordmuren of een actualiteitenmuur.

63


Theoriebron Socialisatietheorie

.v .

Theoriebron Socialisatietheorie Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

Grondleggers van de socialisatietheorie zijn onder anderen Durkheim en Bandura. Volgens de socialisatietheorie doet de omgeving ertoe bij het ontwikkelen van gedrag van kinderen. Door te kijken naar leeftijdsgenootjes of door het imiteren van hun ouders of verzorgers ontwikkelen zij zich tot individu en tot deelnemer van onze samenleving.

ht

Door socialisatie krijgen mensen hun identiteit.

co

py

rig

Durkheim en de socialisatietheorie

64

De socialisatietheorie volgens socioloog Durkheim (1858-1917) betekent dat kinderen leren van andere mensen uit hun omgeving. Het gaat dan vooral om leren van volwassenen. Volgens Durkheim speelt onderwijs een zeer belangrijke rol binnen de opvoeding van kinderen. Omdat onderwijs vanuit de overheid wordt geregeld, vond hij de rol van de overheid ook van groot belang. Kinderen bestaan volgens Durkheim uit twee ‘delen’. Het eerste deel is het individu. Een mens wordt geboren met bepaalde karaktereigenschappen en behoeften. In eerst instantie is deze mens asociaal. Door onderwijs wordt van dit ‘asociale wezen’ een sociaal wezen gemaakt. Dit gebeurt door het aanleren van sociale vaardigheden in de omgang met andere leerlingen, maar ook door invloed van de volwassene en van regels, gebruiken, ideeën en culturele gewoonten. Zo wordt het kind onderdeel van het tweede deel van het mens-zijn: iemand die klaargestoomd is om burger te zijn in de maatschappij. Zo kan de maatschappij blijven voortbestaan en staan alle neuzen als het ware dezelfde kant op.


Theoriebron Socialisatietheorie

Bandura en de socialisatietheorie

tie

fb

.v .

De socialisatietheorie volgens psycholoog Bandura (1925) betekent dat leerlingen leren door de omgeving te observeren. Daarbij gaat het vooral om het bestuderen van gedrag van anderen die voor de leerling belangrijk zijn. Dit kan de leerkracht zijn, maar het kunnen ook leeftijdsgenootjes zijn. Leerlingen kunnen dan als rolmodel dienen voor anderen. De leerkracht kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Kijk eens hoe rustig Chaima al in de kring zit!’ Zo leren leerlingen van elkaar wat wenselijk gedrag is. Verder wordt, volgens Bandura, gedrag bepaald door verwachtingen die leerlingen van gedrag hebben. Voorbeelden hiervan zijn: Hoe reageert mijn omgeving op mij en mijn gedrag? Wat zal er gebeuren als ik dit doe? Kan ik dit eigenlijk wel doen? Kinderen leren het liefst van mensen met wie zij een band hebben of voelen. Ouders kunnen volgens deze theorie dus een rolmodel voor leerlingen zijn. Ook het imiteren van ouders of verzorgers hoort bij deze theorie, evenals het leren van sociaal en cultuurgebonden gedrag, normen en waarden die binnen een bepaald gezin bestaan.

Ac

Voor – en nadelen van de socialisatietheorie

ht

Ed

u'

Eerst behandelen we de voordelen. In de socialisatietheorie is er aandacht zowel voor het individu als voor de maatschappij, hoewel er voor het individu bij Durkheim in mindere mate ruimte was dan bij Bandura. Dat betekent voor het onderwijs dat differentiatie nodig is en volgens deze theorie ook noodzakelijk is. Er wordt dus rekening gehouden met verschillen tussen leerlingen. Ook is volgens deze theorie het groepsgevoel van enorm belang. Dat heeft weer voordelige gevolgen voor een goed pedagogisch klimaat waar leerlingen tot hun recht mogen komen. Maar er zitten ook nadelen aan. In de socialisatietheorie zijn rolmodellen erg belangrijk. Dat is een mooi idee, maar dan is het wel noodzakelijk dat er goede rolmodellen in de buurt zijn wanneer kinderen opgroeien. Niet elke thuissituatie is ideaal. Ook op school en in de samenleving gedraagt niet iedereen zich even netjes. Tenslotte werken er in de kinderopvang en het basisonderwijs voornamelijk vrouwen. Je kunt je dan afvragen wie jongens eigenlijk als rolmodel moeten kiezen. Wist je dat van alle leerkrachten in het basisonderwijs maar ongeveer 14% man is?

co

py

rig

Voorbeelden uit de praktijk Scholen moeten leerlingen klaarstomen tot betrokken burgers in onze maatschappij. Dat betekent dat er op scholen aandacht moet zijn voor waarden en normen. Net zoals een gezin, een familie, een kerkgemeenschap of een moskee een minimaatschappij is, zo is de school dat ook. Leerlingen moeten dus leren over zorgen voor elkaar, met respect met elkaar omgaan en het nemen en dragen van verantwoordelijkheid. Maar leerlingen leren ook over hoe je met geld moet omgaan of hoe je pestgedrag op social media kunt voorkomen. Of hoe je een ruzie moet oplossen, hoe je keuzes kunt maken, wat vrijheid inhoudt en wat we in Nederland op 4 mei herdenken. Of hoe je aardig kunt zijn voor jezelf. Verder leren leerlingen op school wat gezond eten is en dat je moet bewegen om geestelijk en lichamelijk fit te blijven. Veel normen, waarden, tradities en culturele gewoonten zijn verwerkt in lesmethoden. In de kerndoelen, opgesteld door het ministerie van Onderwijs, is een onderdeel ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’. Daaronder valt ‘Mens en samenleving’. Alle bovengenoemde voorbeelden komen voort uit deze kerndoelen.

65


Theoriebron Socialisatietheorie

Waarden en normen

fb

.v .

Waarden zijn ideeën over goed gedrag of dingen die je na wilt streven om een goed mens te zijn. Het zijn ideeën over wat voor mensen waardevol is. Normen zijn regels. Waarden zijn vaak positief omschreven. Ze staan niet ergens opgeschreven en zijn ook niet opgenomen in de wet. Toch zijn de meeste mensen het er wel over eens wat iemand tot een goed mens maakt. De waarden komen voort uit humanistische, christelijke, joodse, islamitische, liberale en socialistische denkwijzen. Op basis van waarden worden normen gemaakt. Regels zijn gebaseerd op waarden. Het zijn dus meetbare regels die je kunt zien aan het gedrag van mensen. Als veiligheid een waarde is, is een norm bijvoorbeeld een verkeersregel, zoals: Je mag niet op de stoep fietsen. De gedachte, de waarde achter deze norm, is dat voetgangers zich dan veilig over de stoep kunnen bewegen.

tie

Voorbeelden van waarden en normen

Ac

Waarden

Ed

u'

Attent zijn, authenticiteit, autonomie, bereidwilligheid, beleefdheid, betrokkenheid, concentratie, creativiteit, correctheid, dapperheid, dienstbaarheid, discipline, eerlijkheid, eenvoud, eerbied, fatsoen, flinkheid, fijngevoeligheid, gulheid, gastvrijheid, gedrevenheid, gewetensvol zijn, gehoorzaamheid, hulpvaardigheid, hartelijkheid, hulvaardigheid, inlevingsvermogen, idealisme, integriteit, juistheid, kalmte, kuisheid, liefde, loyaliteit, liefdadigheid.

Normen

co

py

rig

ht

Het zeggen van ‘dank je wel’ als iemand je iets aangeeft, de deur openhouden voor iemand die achter je loopt, de buschauffeur goedemorgen, -middag of –avond wensen, iemand helpen die gevallen is, stoppen voor voetgangers op het zebrapad, geld teruggeven dat iemand jou geleend heeft, begrip hebben voor iemand die een zware tijd doormaakt, mensen niet buitensluiten, niet praten over mensen die er niet bij zijn, geen afval op straat gooien, geen fysiek geweld gebruiken ook al ben je nog zo boos.

66


Theoriebron Opvoedingscontexten

.v .

Theoriebron Opvoedingscontexten Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

Opvoeden is niet alleen de taak van ouders of verzorgers en school. Ook andere spelers doen mee met de opvoeding van kinderen en leerlingen. Soms bewust, soms onbewust. De buschauffeur die een rake opmerking maakt omdat je geen goedemorgen zegt, voedt ook op. Ook de omgeving is dus van belang bij de opvoeding. Je kunt daarbij verder denken aan kennissen, buren, vrienden en familieleden.

FinanciĂŤle problemen thuis kunnen van invloed zijn op de opvoeding van de leerling.

Invloed van de thuissituatie op de opvoeding

co

py

rig

ht

De eerste omgeving waarmee een kind in aanraking komt bij het opgroeien is meestal het gezin. Ouders en verzorgers hebben verschillende opvoedstijlen. Sommige ouders zijn autoritair en beslissen alles voor het kind. Het kind heeft dan maar weinig in te brengen. Andere ouders zijn toegevend, dan krijgen kinderen meestal wat ze willen. De thuissituatie is voor ieder kind verschillend. Soms groeien leerlingen op in samengestelde gezinnen. Soms groeien leerlingen op in een gezin met financiĂŤle problemen. Dit laatste heeft een grote impact op de leerling. Dan kan een leerling bijvoorbeeld niet meedoen aan bepaalde activiteiten, zoals sport, of aan trends. Er zijn ook gezinnen waarin een van de ouders of verzorgers psychische problemen heeft, zoals een verstandelijke beperking of een verslaving. Of er spelen sociale problemen, zoals werkloosheid of relatieproblemen. Ten slotte zijn er leerlingen die opgroeien met ouders of verzorgers met wie zij een slechte band hebben. Alle genoemde problemen in de thuissituatie hebben invloed op de opvoeding thuis, maar ook daarbuiten.

67


Theoriebron Opvoedingscontexten

Als het thuis niet lukt: hulp bij opvoeden

tie

fb

.v .

Bij het opvoeden van kinderen komt veel kijken. Denk maar aan samen spelen, samen ontspannen, aandacht geven, grenzen stellen, straffen, belonen en hulp bieden. Allerlei factoren beïnvloeden dit rijtje. Zijn er bijvoorbeeld nog andere kinderen in het gezin? Die misschien veel aandacht nodig hebben? Voelen de ouders zich verantwoordelijk voor hun kinderen? Waren de kinderen gewenst? Is er voldoende tijd voor de opvoeding? Hoe beleven de ouders de opvoeding? Is de ouder misschien ook nog mantelzorger? Kortom, opvoeden gaat niet vanzelf. En soms gaat het al helemaal niet op rolletjes. Wanneer de ouders bij problemen in de opvoeding niet op hun eigen netwerk kunnen terugvallen, kunnen problemen thuis uit de hand lopen. Kinderen kunnen angstig worden of depressief. Ze kunnen grenzen overschrijden en in aanraking komen met de politie. Afhankelijk van wat precies het probleem is, kunnen ouders of verzorgers voor hulp terecht bij bijvoorbeeld Schoolmaatschappelijk werk, Jeugdzorg of een ggz-instelling voor de jeugd. Ggz betekent: geestelijke gezondheidszorg.

Ac

Invloed van school op de opvoeding

Ed

u'

De eerste taak van school is het geven van onderwijs. De leerkracht is de expert op het gebied van leerstof, instructie, differentiëren en bijvoorbeeld het verbeteren van leeropbrengsten. De leerkracht zorgt verder voor een pedagogisch klimaat, waarin leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen. Hoewel de meeste mensen misschien zullen zeggen dat ouders hun kinderen moeten opvoeden, is er voor de school ook een grote rol weggelegd op het gebied van opvoeden. Vanuit de overheid is er veel aandacht voor het vormen en opvoeden van leerlingen. De kerndoelen die vallen onder ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ spelen daarop in. Het gaat dan om het aanleren en nadenken over waarden, normen en tradities, maar ook over doelen en idealen. Dit wordt ook wel zingeving genoemd. Ook het kennis laten maken met cultuur en kunst is een onderdeel van de opvoedende taak van scholen. Niet alle leerlingen komen thuis of in hun buurt in aanraking met kunst en cultuur.

ht

Invloed van leeftijdsgenoten op gedrag

co

py

rig

Leeftijdsgenoten en vrienden hebben invloed op hoe leerlingen zich ontwikkelen en ook op hun gedrag. Op vrienden kun je, als het goed is, bouwen en je kunt samen plezier beleven aan dingen die jullie beiden interesseren. Vrienden kunnen ook gedrag beïnvloeden. Een goede vriendschap is gelijkwaardig. Er is wederzijds respect. Als de vriendschap echter maar van één kant komt, kan het ook voor problemen zorgen. Leerlingen kunnen dan dingen gaan doen om door ‘vrienden’ aardig gevonden te worden en grensoverschrijdend gedrag gaan vertonen. Zoals meedoen aan pestgedrag, winkeldiefstal, mishandeling of vandalisme. Wanneer vriendschap maar van één kant komt, wordt dit unilateraal genoemd. Ten slotte kunnen leerlingen elkaar beïnvloeden op het gebied van rages en modetrends. Als iedereen in de klas schoenen met wieltjes heeft of een mobiele telefoon, willen leerlingen niet achterblijven. Voor leerlingen met ouders of verzorgers met financiële problemen kunnen dit soort trends tot spanningen leiden.

68


Theoriebron Opvoedingscontexten

Invloed van de leefomgeving op de opvoeding

tie

fb

.v .

Het maakt uit waar de leerling opgroeit. De leefomgeving is dus van invloed op de opvoeding van leerlingen. Je kunt denken aan plekken, zoals de kinderopvang, waar leerlingen voor of na schooltijd naartoe gaan of aan een brede buurtschool, waarin organisaties zoals de bibliotheek, sportverenigingen, buurthuizen en culturele instellingen met scholen samenwerken. Zo hebben leerlingen de mogelijkheid zich na of onder schooltijd op allerlei terreinen te ontwikkelen. Ook op die plekken wordt opgevoed. Dit zijn formele, officiĂŤle plekken die opvoeden in de wijk. Maar de wijk heeft ook nog een andere invloed op leerlingen. Wanneer er in een wijk veel armoede of criminaliteit is, heeft dat effect op de opvoeding. Ouders laten kinderen dan bijvoorbeeld minder vaak buiten spelen. Sommige plekken zijn minder goed bereikbaar. Op het platteland bijvoorbeeld rijdt de bus soms maar een keer per uur. Dan ga je misschien niet zo gauw naar die voetbaltraining toe.

Invloed van de maatschappij op de opvoeding

Ac

Er zijn vijf richtingen te ontdekken in de huidige, veranderende samenleving. Al deze richtingen hebben invloed op gedrag en de opvoeding.

Individualisering

Ed

u'

In de huidige samenleving staat het individu centraal. Mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen levenskeuzes en voor hun levensgeluk. Mensen willen zelf uitzoeken hoe de wereld in elkaar zit.

Informalisering

ht

Relaties worden steeds informeler. Relaties, bijvoorbeeld tussen werkgever en werknemer of tussen ouder en kind, worden gelijkwaardiger. Gezag en respect moeten steeds opnieuw verdiend worden.

rig

Informatisering

co

py

Bijna iedereen heeft altijd en overal toegang tot informatie. Door internet, apps en andere media weten en ontdekken leerlingen veel dingen zelf. Leerlingen kunnen ook met iedereen contact maken. Dit kan nare gevolgen hebben. Denk maar aan cyberpesten of contact met loverboys.

Internationalisering Veel leerlingen die in Nederland wonen en geboren zijn, hebben een niet-Nederlandse achtergrond. Binnen verschillende culturen wordt verschillend opgevoed, terwijl alle leerlingen wel later in dezelfde samenleving moeten functioneren.

Intensivering Intens betekent hevig of levendig. De maatschappij van nu is intens. Mensen willen en moeten van alles en hebben weinig tijd. Toch willen mensen zo veel mogelijk meemaken.

69


Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas

.v .

Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas Inleiding

u'

Ac

tie

fb

De leerkracht geeft les, maar voedt ook op. Hij is bijvoorbeeld een rolmodel van hoe je respectvol met elkaar omgaat. Steeds meer opvoedende taken komen te liggen bij de school. Leerlingen brengen op school, met voor- en naschoolse opvang, veel tijd door. Werk aan de winkel dus op het gebied van opvoeden.

Ed

In een veilig pedagogisch klimaat hebben leerlingen zin en plezier in school!

Pedagogische opdracht van scholen

co

py

rig

ht

De pedagogische opdracht van scholen is een omschrijving van wat de pedagogische taak is van het onderwijs. Het gaat erom dat scholen leerlingen begeleiden bij het worden van sociale en zelfstandige volwassenen. De pedagogische taak gaat om twee dingen: zorg en disciplinering. Zorg gaat over het scheppen van een veilig klimaat. Dat leerlingen bijvoorbeeld fouten mogen maken en kunnen zijn wie ze zijn. Daarnaast gaat het om disciplinering. Hierbij draait het om het bijbrengen van normen en waarden: Hoe hoort het eigenlijk? Het gaat er dan vooral om dat leerlingen waarden en normen zien als onderdeel van zichzelf en niet iets doen of laten omdat ze bang zijn voor straf. Scholen ontwikkelen rondom de pedagogische opdracht vaak een missie of een visie. Wat vindt deze school belangrijk bij de ontwikkeling van hun leerlingen? Staan prestaties voorop of vindt de school zin in leren belangrijk?

70


Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas

Het pedagogisch klimaat

tie

fb

.v .

Het pedagogisch klimaat zijn alle omstandigheden die van invloed zijn op een leerling. Een ander woord voor klimaat is sfeer. Een veilig of goed pedagogisch klimaat houdt in dat die omstandigheden van positieve invloed zijn op de leerling, zodat de leerling zich op een rustige en prettige manier kan ontwikkelen op bijvoorbeeld cognitief gebied, maar ook op sociaal-emotioneel of motorisch gebied. De leerkracht is verantwoordelijk voor een goed pedagogisch klimaat. Dit doet hij door zelf het goede voorbeeld te geven, geduldig te zijn en bijvoorbeeld hoge verwachtingen te hebben van de leerlingen, en door oprecht geïnteresseerd te zijn in het kind achter de leerling. Een goed en veilig pedagogisch klimaat herken je onder andere aan: leerlingen die hun leerkracht in vertrouwen durven nemen, leerlingen die elkaar helpen, leerlingen die elkaar waarderen, leerlingen die zichzelf kunnen en mogen zijn, leerlingen die elkaar respecteren en een ontspannen sfeer in de klas.

Basisbehoefte competentie

Ed

u'

Ac

Iedereen heeft behoeften. Zo heeft iedereen bijvoorbeeld behoefte aan eten en slaap. Maar ook aan liefde en zekerheid. Of aan acceptatie. Bij leerlingen is dit net zo. In het onderwijs gaat het om drie belangrijke basisbehoeften, namelijk competentie, autonomie en relatie. Wanneer deze drie basisbehoeften in een klas of groep ervaren worden, dragen ze bij aan een veilig pedagogisch klimaat. Competentie gaat over het gevoel dat een leerling iets kan en dat het werk dat hij maakt belangrijk is. De leerling moet opdrachten krijgen die hij met succes kan maken. Ze moeten niet te makkelijk zijn maar meer uitdagend, maar zeker ook niet te moeilijk. De leerkracht moet ervoor zorgen dat leerlingen deze successen kunnen meemaken. Dat betekent dat leerdoelen haalbaar moeten zijn. De leerkracht laat in zijn gedrag zien dat hij hoge verwachtingen heeft van de leerling en dat hij beschikbaar is voor ondersteuning. Op die manier vergroot hij de competentie van zijn leerlingen.

ht

Basisbehoefte autonomie

co

py

rig

Bij deze basisbehoefte gaat het om zelfstandigheid. Waar competentie gaat over ‘Ik kan het’ gaat het bij autonomie over ‘Ik kan het zelf’. De leerling ervaart dat hij zelf verantwoordelijk is, opdrachten zelfstandig kan uitvoeren en dat hij soms zelf keuzes mag maken. Hij moet hierbij wel rekening leren houden met de ander. Om de autonomie van leerlingen te vergroten, stelt de leerkracht denkvragen. Hij reageert op het gedrag van leerlingen en niet op hoe ze zijn. Ook geeft hij leerlingen de ruimte en veiligheid om keuzes te maken. Autonoom betekent ook: zelf keuzes kunnen maken over goed of slecht gedrag, voor jezelf leren denken en niet zomaar aannemen wat anderen zeggen en niet iets doen omdat ‘die en die dat ook doet’. Voor de leerkracht betekent dit dat hij veiligheid biedt, zodat iedere leerling zichzelf kan zijn. Dat heeft tot gevolg dat hij leerlingen dus niet altijd op dezelfde manier behandelt. Dit is voor sommige leerlingen moeilijk te aanvaarden.

71


Theoriebron Pedagogisch handelen in de klas

Basisbehoefte relatie

tie

fb

.v .

Deze basisbehoefte is kort samengevat: Ik hoor erbij! Wanneer een leerling zich verbonden voelt met medeleerlingen en met zijn leerkracht, draagt dit bij tot zijn ontwikkeling. In de klas wordt samen gewerkt aan het maken van een goede sfeer met elkaar. De leerkracht is alert op pestgedrag en pakt dit meteen aan. Hij denkt na over wie met wie samen kan werken en wie er naast elkaar kunnen zitten. En hij differentieert daarin, zodat leerlingen met iedereen leren omgaan en niet altijd hetzelfde maatje kiezen. Ruzies worden uitgepraat en opgelost. Er worden bijvoorbeeld rollenspellen gedaan om lastige situaties te oefenen. Ook geven leerkrachten het goede voorbeeld door bijvoorbeeld op een positieve manier met collega’s om te gaan of met ‘die lastige leerling’. Of door voor leerlingen op te komen en hen te steunen. Ieders inbreng is belangrijk, iedereen wordt geaccepteerd. Ten slotte betekent het dat leerlingen een beetje ‘voor elkaar zorgen’.

Omgaan met verschillen

Ed

u'

Ac

Naast een goed pedagogisch klimaat is ook het om kunnen gaan met verschillen tussen leerlingen belangrijk. Er is hier wel een overlap te ontdekken met didactiek of onderwijskunde. Leerlingen moeten zich prettig voelen op school. Niet iedere leerling zit op hetzelfde niveau of leert op dezelfde manier. Hier moet de docent rekening mee houden. De leerkracht moet dus differentiëren, omgaan met verschillen. Differentiëren houdt in dat de leerkracht nadenkt over welke voorkennis zijn leerlingen hebben, de voorkeuren en interesses die ze hebben en de wijze waarop ze leren. Differentiatie betekent niet elke leerling iets anders aanbieden, dat zou erg tijdrovend zijn. Veel methoden geven ideeën en adviezen over hoe de leerkracht kan differentiëren. Vaak wordt er gewerkt met drie verschillende instructiegroepen. Het gaat dan om een groep instructieafhankelijke leerlingen, instructieonafhankelijke leerlingen en instructiegevoelige leerlingen. Verder kan de leerkracht differentiëren met verschillende werkvormen of met een groepje leerlingen samen een oefening te doen.

ht

Voorbeelden van omgaan met verschillen

co

py

rig

Er zijn veel manier om met verschillen om te gaan. Je kunt denken aan preteaching. Hierbij worden wat zwakkere leerlingen voorbereid op een instructie die verderop in de week gepland is voor de gehele groep. Zo kunnen zij tijdens die klassikale instructie ook succeservaringen opdoen. Ook kun je denken aan het verlengen of verkorten van de leertijd: leerlingen werken dan in hun eigen tempo aan dezelfde doelen. Of aan het inkorten van de lesstof of het laten overslaan van bepaalde leerstof. Of het anders toetsen van verschillende leerlingen, hulp mogen vragen aan een medeleerling en taken opdelen in kleinere taken. Ten slotte kan differentiëren gebeuren door het verrijken van de leerstof door verdieping en verbreding. Bij verdieping gaat het om gewone leerstof die hoort bij een bepaald leerjaar. De leerling krijgt dan de mogelijkheid om bijvoorbeeld iets verder te onderzoeken of te verkennen. Bij verbreding wordt er iets toegevoegd aan de leerstof, zoals een cursus Chinees.

72


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.