9789037240801 klassenmanagement

Page 1

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

Klassenmanagement

.v .

Cursus


Colofon

.v .

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Sietske van Es

fb

Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Klassenmanagement

© Edu’Actief b.v. 2016

ct ie

ISBN: 978 90 3724 080 1

'A

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

tE

du

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

co

py r

ig h

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

8

KlassenmanagementstrategieĂŤn

14

Organisatorische vaardigheden Didactische vaardigheden Relaties in de klas Interventies

fb

Klassenmanagement

.v .

7

17

23

27

31

Theoriebron Klassenmanagement

36

ct ie

OriĂŤntatie

4

38

Theoriebron Organisatorische vaardigheden

41

'A

Theoriebron KlassenmanagementstrategieĂŤn

44

du

Theoriebron Didactische Vaardigheden Theoriebron Relaties in de klas 50

co

py r

ig h

tE

Theoriebron Interventies

47

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.v .

Inleiding

'A

ct ie

fb

In deze cursus leer je over klassenmanagement en wat goed klassenmanagement allemaal inhoudt. Je leert wat het belang is van goede regels en routines en hoe je de relaties in de klas zo goed mogelijk kunt houden.

du

De dagplanning in een kleutergroep.

Leerdoelen

ig h

tE

• Je kent het begrip klassenmanagement. Je weet uit welke drie onderdelen dit bestaat en je weet waarom goed klassenmanagement belangrijk is. • Je kent drie klassenmanagementstrategieën. • Je weet welke organisatorische vaardigheden belangrijk zijn als leerkracht. • Je weet waarom didactische vaardigheden belangrijk zijn als leerkracht • Je weet wat de invloed van relaties in de klas is op klassenmanagement. • Je weet wat je kunt doen als er toch probleemgedrag ontstaat.

Beoordeling

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het Beoordelingsformulier.

py r

co

Beoordelingsformulier <

Planningsformulier <

4

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het Planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.


Over deze cursus

Een nieuw schooljaar

.v .

Bij deze eindopdracht gaan jullie laten zien wat je hebt geleerd over klassenmanagement. Je bereidt de start van een nieuw schooljaar voor, alsof je de leerkracht van groep 4 bent en schrijft daarover een verslag.

Hieronder staat een lijstje met risicoleerlingen in de klas:

• • •

du

ct ie

Amber: Amber is nieuw op school. Op haar vorige school is ze erg gepest, hopelijk gaat het hier beter. Amber kent Roos en Ali van zwemles. Robin: Robin is dyslectisch. Peter en Iris: Peter en Iris hebben ADHD. Lars: Lars is erg gevoelig voor prikkels. zwakke rekenaars: Roos, Ellen, Peter, Mehmet. zwakke leerlingen in spelling: Roos, Lars, Betül, Robin, Madelief.

'A

fb

Het komend schooljaar ben jij de nieuwe juf van groep 4. In deze groep zitten 25 leerlingen. Uit de overdracht met de leerkracht van groep 3 weet je dat het een hardwerkende klas is, maar dat de sfeer in de klas niet zo heel goed is. In de klas zijn groepjes van leerlingen die veel met elkaar optrekken, maar die niet zo veel met andere groepjes omgaan.

• •

Het verslag bevat een plattegrond waarop iedere leerling een passende plaats heeft. In het verslag is onderbouwd wat de keuzes zijn bij het indelen van de klas en waarom er voor deze indeling is gekozen. Het verslag bevat een lijst met regels en routines voor de klas. In het verslag is onderbouwd waarom deze regels en routines gekozen zijn. Het verslag bevat een keuze voor een klassenmanagementstrategie. In het verslag is de keuze voor de klassenmanagementstrategie onderbouwd. Het verslag bevat praktische tips voor de docent om de sfeer in de klas te verbeteren. In het verslag zijn de keuzes om de sfeer te verbeteren in de klas onderbouwd. Het verslag is netjes en duidelijk, de docent kan er gelijk mee aan de slag.

py r

ig h

• • • • • • •

tE

Eisen aan het beroepsproduct

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

co

Processtappen

Werkmodel Samenwerkingscontract <

• • •

Maak een planning en stel een samenwerkingscontract op. Verdeel de taken eerlijk. Lever de opdracht op tijd in.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

5


Over deze cursus

Boek vol sfeer

.v .

In deze opdracht maken jullie een brochure met spelletjes en activiteiten om de sfeer in de klas te verbeteren. Je gaat op internet zoeken naar activiteiten. Zorg dat je activiteiten hebt om elkaar beter te leren kennen, om samenwerken te stimuleren en om het groepsgevoel te stimuleren. Je mag hierbij zelf een doelgroep uitkiezen.

fb

Beschrijf per activiteit: • voor welke doelgroep het is • welke materialen nodig zijn • wat het doel is van de activiteit • hoe de activiteit gaat.

Eisen aan het beroepsproduct

'A

De brochure bevat een inleiding. In de brochure is de doelgroep beschreven. De brochure bevat een lijst met twintig activiteiten. Bij elke activiteit in de brochure is beschreven waarom het bij de gekozen doelgroep past. Bij elke activiteit in de brochure staan de benodigde materialen beschreven. Bij elke activiteit in de brochure staat een beschrijving hoe de activiteit uitgevoerd moet worden. De brochure is netjes en duidelijk uitgewerkt in Word, bevat passende afbeeldingen en een docent kan er gelijk mee aan de slag.

du

• • • • • •

ct ie

Zorg dat de activiteiten zo beschreven worden, dat ze door een leerkracht uit te voeren zijn in de klas.

tE

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

ig h

Processtappen Werkmodel Samenwerkingscontract <

• • •

Maak een planning en stel een samenwerkingscontract op. Verdeel de taken eerlijk. Lever de opdracht op tijd in.

co

py r

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

6


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie a. Je gaat nadenken over het begrip klassenmanagement. Schrijf voor jezelf zo veel mogelijk woorden op die met dit begrip te maken hebben.

fb

Werkmodel Brainstormen <

Brainstorm klassenmanagement

.v .

Opdracht 1

Een fijne leerkracht

'A

Opdracht 2

ct ie

b. Samen met drie studiegenoten ga je de antwoorden invullen op het Werkmodel Brainstormen. Welke nieuwe informatie heb je gekregen? Leg je antwoord uit.

1. 2. 3.

tE

4.

du

a. Denk terug aan jouw eigen leerkrachten. Wie had het klassenmanagement goed onder de knie. Welke punten maakte dat de organisatie goed liep bij deze leerkracht. Noem ten minste vijf dingen.

5.

ig h

b. Bespreek je antwoord met een klasgenoot. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen?

Goed georganiseerd

co

py r

Opdracht 3

a. Welke kwaliteit bezit jij, die jij nodig denkt te hebben voor goed klassenmanagement? Leg je antwoord uit.

b. Welke kwaliteit die jij nodig denkt te hebben voor goed klassenmanagement, moet jij nog verder ontwikkelen? Leg je antwoord uit.

7


Klassenmanagement

Klassenmanagement

.v .

Inleiding

fb

In deze opdrachtenset maak je kennis met het begrip klassenmanagement. Je leert over de drie onderdelen van klassenmanagement en geeft in casussen aan wat er goed en wat er fout gaat.

Leerdoelen

In deze opdracht ga je aan de slag met het opdoen van kennis over klassenmanagement. Maak gebruik van de Theoriebron Klassenmanagement. a. Noteer in je eigen woorden het begrip klassenmanagement.

du

Theoriebron Klassenmanagement <

Wat is de betekenis?

'A

Opdracht 1

Je hebt kennis van het begrip klassenmanagement. Je hebt kennis van de drie onderdelen van klassenmanagement. Je kunt beschrijven wat het belang is van goed klassenmanagement. Je kunt bij elk van de drie onderdelen van klassenmanagement een voorbeeld geven.

ct ie

• • • •

ig h

tE

b. Vergelijk je antwoord met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Opdracht 2

In deze opdracht leer je de belangrijkste termen over klassenmanagement. Maak gebruik van de Theoriebron Klassenmanagement. Vul in onderstaande zinnen steeds het ontbrekende woord in op de plaats van de puntjes.

py r

Theoriebron Klassenmanagement <

Kennis klassenmanagement

die nodig zijn om goed onderwijs te

co

a. Klassenmanagement zijn alle kunnen geven.

b. Goed klassenmanagement zorgt ervoor dat de maximale tijd aan kan worden. c. Ook zorgt het voor een vermindering van

.

d. Wanneer een leerkracht op vastgestelde tijden volgens een vastgestelde route hulprondes loopt, noem je dit

8

besteed

.


Klassenmanagement

e. De leerlingen moeten dan even geduld hebben voor ze antwoord op hun vraag krijgen. Dit is

.

f. Wanneer tijdens een hulpronde niet alleen de leerlingen met een vraag aandacht krijgen,

.v .

.

maar alle leerlingen aandacht krijgen, noem je dit

van de leerlingen.

g. Deze manier van werken bevordert de

h. Als de leerlingen langere tijd zonder zelfstandig kunnen werken kan de leerkracht

Opdracht 3

fb

.

Artikel over klassenmanagement

ct ie

In deze opdracht lees je een artikel over klassenmanagement. Je vergelijkt het artikel met de Theoriebron Klassenmanagement. Zoek op internet een artikel over klassenmanagement. Maak daarna de volgende opdrachten:

du

'A

a. Geef een korte samenvatting van het artikel.

ig h

tE

b. Beschrijf drie punten uit het artikel die jij ook belangrijk vindt voor goed klassenmanagement. Leg je antwoord uit.

co

py r

c. Welke tip uit het artikel zou jij willen uitproberen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 4

Website Lino <

Poster maken Maak in tweetallen een poster over klassenmanagement met behulp van Lino. Zorg dat op de poster goed het verschil wordt uitgelegd tussen voorspelbaarheid in aandacht, uitgestelde aandacht en systematische aandacht.

9


Klassenmanagement

Opdracht 5

.v .

Print jullie poster uit en vergelijk deze met de poster van een ander tweetal. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen? Leg je antwoord uit.

Kennis aandacht

ct ie

Geef bij elk begrip een praktijksituatie waarin je dit toepast. a. Voorspelbaarheid in aandacht

Opdracht 6

Presentatie klassenmanagement Bereid, in tweetallen, een korte presentatie met behulp van Prezi voor over klassenmanagement. De presentatie mag maximaal vijf minuten duren. Beschrijf in je presentatie het belang van goed klassenmanagement en de drie onderdelen van klassenmanagement en geef voorbeelden uit de praktijk.

ig h

Website Prezi <

tE

du

'A

b. Uitgestelde aandacht

c. Systematische aandacht

fb

Beschrijf in je eigen woorden de begrippen voorspelbaarheid in aandacht, uitgestelde aandacht en systematische aandacht.

py r

Jullie geven je presentatie aan de klas. Na afloop word je beoordeeld door de klas op de volgende punten. • Was de presentatie duidelijk? Was de opbouw goed, was het goed verstaanbaar? • Klopte de informatie die jullie in de presentatie hadden verwerkt? • Waren de praktijkvoorbeelden goed gekozen?

co

a. Beschrijf de feedback die je hebt gekregen.

10

b. Met welke punten was je het eens en met welke niet? Leg je antwoord uit.


Klassenmanagement

Opdracht 7

Casus klassenmanagement Geef bij onderstaande casussen aan wat er fout gaat op het gebied van klassenmanagement. Geef ook aan wat jij anders zou doen.

du

'A

ct ie

fb

.v .

a. Hieronder zie je een plattegrond van een klaslokaal. Wat is hier niet goed en wat zou jij veranderen?

tE

Indeling klaslokaal.

ig h

b. Na de uitleg gaat de klas aan het werk. Wanneer een leerling een vraag heeft steekt hij zijn vinger op. De leerkracht loopt alle vingers af en doet zijn best zo snel mogelijk iedereen te helpen. Wat zou jij veranderen?

co

py r

c. Na de uitleg gaat de klas aan het werk. De leerkracht heeft met de klas afgesproken drie hulprondes te lopen. In die hulprondes beantwoord hij alle vragen die er zijn. 's Middags als hij het werk nakijkt ziet hij dat Sophie alles fout heeft. Wat zou jij anders doen?

d. Vergelijk in een groepje van drie jullie antwoorden. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen in jullie antwoorden?

11


Klassenmanagement

Opdracht 8

Jouw eigen schooltijd

.v .

Denk terug aan je eigen schooltijd en eventueel aan de stages die je al gehad hebt. Geef bij elk van de onderstaande punten een voorbeeld waarbij dit goed ging. Kun je geen voorbeeld bedenken waar het goed ging? Geef dan een voorbeeld waar het helemaal mis ging en geef aan wat jij zou veranderen.

fb

a. Voorspelbaarheid in aandachtsverdeling:

Opdracht 9

Casus juf Jorien

du

'A

c. Systematische aandacht:

ct ie

b. Uitgestelde aandachtsverdeling:

tE

Lees onderstaande casus en beantwoord daarna de vragen.

ig h

Voor het begin van het schooljaar richt juf Jorien haar lokaal in. Ze let erop dat niemand met zijn rug naar het bord zit. Bij de overdracht heeft ze al veel gehoord over de leerlingen die komend jaar bij haar in de klas komen. Nu let ze erop dat dyslectische kinderen recht naar het bord kijken. Drukke leerlingen zet ze wat uit elkaar en aan de randen van het lokaal. Een slechthorend jongetje krijgt een plek vooraan in de klas. Ook let ze erop dat de spullen die het meest gebruikt worden, in kasten liggen die goed bereikbaar zijn.

co

py r

Op de eerste schooldag worden de regels besproken. Juf Jorien heeft ook wat ‘trucjes’. Zo staat zij bij het binnenkomen van de klas in de deuropening. Dit zorgt ervoor dat de leerlingen rustig de klas in komen. De komende weken zal juf Jorien heel goed opletten dat de regels worden nageleefd.

12

Nadat er kennis is gemaakt, wordt er gewerkt. Juf Jorien geeft de instructie en daarna gaat de klas aan het werk. Met de klas spreekt zij af dat ze drie hulprondes loopt. De juf loopt een hulpronde waarbij ze goed kijkt of iedereen aan het werk is en het juiste werk doet. Daarna geeft ze een klein groepje kinderen nog extra instructie. Na deze verlengde instructie loopt ze nog een hulpronde. Vlak voor het eind van de les loopt ze nog een laatste hulpronde.


Klassenmanagement

a. Geef ten minste acht punten aan die te maken hebben met klassenmanagement. 1. 2. 3.

.v .

4. 5. 6.

fb

7. 8.

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

b. Beschrijf wat het belang is van goed klassenmanagement. Is het klassenmanagement van juf Jorien goed? Leg je antwoord uit.

13


Klassenmanagementstrategieën

Klassenmanagementstrategieën

.v .

Inleiding

fb

Een goed klassenmanagement is belangrijk voor een goede les. Om dit klassenmanagement vorm te geven zijn er diverse strategieën bedacht. In deze opdrachtenset ga je je verdiepen in klassenmanagementstrategieën.

Leerdoelen

tE

du

'A

ct ie

• Je kunt uitleggen wat een klassenmanagementstrategie is en drie effectieve klassenmanagementstrategieën benoemen. • Je kunt van drie klassenmanagementstrategieën uitleggen hoe ze werken. • Je kunt een keuze maken welke klassenmanagementstrategie het beste bij de situatie past en onderbouwen waarom je deze keuze maakt.

ig h

Een schoolbrede aanpak om pesten tegen te gaan is een voorbeeld van een strategie.

Opdracht 1

In deze opdracht leer je de belangrijkste termen over klassenmanagementstrategieën. Onderstaande zinnen vormen samen een verhaal (ze staan al op volgorde). Vul op de plaats van de puntjes het juiste woord in. Maak gebruik van de Theoriebron Klassenmanagementstrategieën.

py r

Theoriebron Klassenmanagementstrategieën <

Kennis klassenmanagementstrategieën

a. Alle handelingen, regels en procedures die nodig zijn om goed onderwijs te kunnen geven .

noem je samen

co

b. Wanneer een school een schoolbrede methode kiest om dit vorm te geven spreek je van .

een

. d. Bij het

worden elke week één of twee lessen gegeven.

Deze lessen bevatten altijd vier pijlers, te weten e. Bij het

14

en

c. Er worden dan schoolbreed afspraken gemaakt over

wordt de klas in teams verdeeld.

.


Klassenmanagementstrategieën

f. Het team krijgt

bij gewenst gedrag. .

g. Bij Zippy's Friends leren de leerlingen

.

Deze methode bevat lessen voor leerlingen van en

.

Opdracht 2

en

.v .

h. Andere klassenmanagementstrategieën zijn

Klassenmanagementstrategieën

ct ie

fb

a. Beschrijf in je eigen woorden wat een klassenmanagementstrategie is en geef drie voorbeelden van klassenmanagementstrategieën.

Welke klassenmanagementstrategie

tE

Opdracht 3

du

'A

b. Vergelijk je antwoord met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Combineer beide antwoorden om een zo goed mogelijk antwoord te krijgen.

Geef bij onderstaande omschrijvingen aan bij welke klassenmanagementstrategie zij horen. Maak gebruik van de Theoriebron Klassenmanagementstrategieën.

ig h

a. De klas wordt in teams verdeeld. Als het team zich aan de regels houdt, kan het een beloning verdienen.

co

py r

b. Deze methode leert leerlingen copingsvaardigheden.

c. Bij deze methode leren de leerlingen hun gevoelens te benoemen en problemen

Opdracht 4

zelfstandig op te lossen.

Schema klassenmanagementstrategieën Maak een schema waarin je de overeenkomsten en verschillen van ten minste drie klassenmanagementstrategieën zet. Maak dit schema in een apart document en lever dit in bij je docent.

15


Klassenmanagementstrategieën

Opdracht 5

Verslag klassenmanagementstrategie

.v .

Kies één klassenmanagementstrategie en zoek op internet naar meer informatie hierover. Schrijf in Word een verslag van minimaal 250 woorden waarin je deze klassenmanagementstrategie beschrijft. Maak gebruik van de Theoriebron Klassenmanagementstrategieën.

Werkmodel Observatieformulier <

Observatie

Observeer een les van een leerkracht van de opleiding, de leerkracht waar je stage loopt of een medestudent. Doe dit met behulp van het Werkmodel Observatieformulier. Observeer hoe in deze les ongewenst gedrag wordt gecorrigeerd. Tijdens de observatie schrijf je precies op wat je ziet (bijvoorbeeld: L. let niet op; juf geeft B. een compliment dat ze zo goed meedoet. L. gaat weer meedoen met de les). En hoe vaak deze gedragingen voorkomen.

ct ie

Opdracht 6

fb

Beschrijf het doel van de klassenmanagementstrategie, de doelgroep, de manier van werken en zoek uit of er onderzoek is gedaan naar de effecten.

Opdracht 7

'A

Na de observatie schrijf je een verslag waarin je beschrijft wat je hebt gezien en bij welke klassenmanagementstrategie dit zou passen.

Keuze klassenmanagementstrategie

co

py r

ig h

tE

du

Beschrijf drie klassensituaties uit je stage-ervaring of uit je eigen schoolervaring. Welke klassenmanagementstrategie zou je in deze situaties in willen zetten? Beschrijf waarom je deze klassenmanagementstrategie kiest en hoe je hem zou willen inzetten.

16


Organisatorische vaardigheden

.v .

Organisatorische vaardigheden

fb

Inleiding

ct ie

Je leert over het belang van de organisatie van de les. Je maakt een lesvoorbereiding waarin je extra aandacht hebt voor de organisatorische vaardigheden. Ook geef je zelf een les aan medestudenten.

du

'A

Organisatorische vaardigheden zijn van belang in elke fase van een les

Leerdoelen

ig h

tE

• Je kunt benoemen wat organisatorische vaardigheden zijn en welke organisatorische vaardigheden van belang zijn voor goed klassenmanagement. • Je kunt bij elke organisatorische vaardigheid een voorbeeld geven. • Je hebt kennis van methoden om je eigen handelen te analyseren en te beoordelen welke organisatorische vaardigheden goed ontwikkeld zijn. • Je hebt kennis van de organisatorische vaardigheden en weet hoe ze in een lesvoorbereiding verwerkt moeten worden.

Opdracht 1

Je gaat in je eigen woorden beschrijven wat organisatorische vaardigheden zijn. Doe dit met behulp van een mindmap met het programma Coggle. Geef daarbij ook voorbeelden van organisatorische vaardigheden die van belang zijn bij een goed klassenmanagement.

co

py r

Website Coggle <

Mindmap organisatorische vaardigheden

a. Print je mindmap uit en bespreek deze met een medestudent. Kom tot een gezamenlijk antwoord. Wat zijn volgens jullie organisatorische vaardigheden?

b. En wat is het belang van organisatorische vaardigheden?

17


Organisatorische vaardigheden

Bekijk in tweetallen het filmpje ‘Meesterlijke rekenles’. Bespreek met elkaar welke organisatorische vaardigheden zitten erin. Beschrijf ten minste vijf organisatorische vaardigheden.

'A

Filmpje Meesterlijke rekenles <

Casussen organisatorische vaardigheden

du

Opdracht 3

fb

Theoriebron Organisatorische vaardigheden <

Meesterlijke rekenles

ct ie

Opdracht 2

.v .

c. Welke organisatorische vaardigheden hebben jullie bedacht?

Geef bij onderstaande casussen aan wat er mis gaat en hoe jij het anders zou doen.

ig h

tE

a. Annemiek geeft een handvaardigheidles. Na haar uitleg van de opdracht zegt ze: ‘Begin maar.’ Gelijk rennen alle leerlingen van hun stoel om een schaar en lijm te gaan pakken.

py r

b. Tegen het eind van de taalles zijn er al flink wat leerlingen klaar. Deze zijn wat aan het kletsen met elkaar en rommelen wat in hun etui.

co

c. De rekenles van vandaag was erg moeilijk. Je bent nog lang niet klaar met uitleggen, maar het is al bijna pauze.

18


Organisatorische vaardigheden

.v .

d. De afspraak is, ben je klaar met werken, dan pak je iets uit de zelfstandigwerkkast. Het is alleen wel lastig dat de kast dicht op een groepje leerlingen staat, dat telkens gestoord wordt als er iemand iets komt pakken.

Opdracht 4

ct ie

fb

e. Je bent net bezig met de instructie van de rekenles als je bedenkt dat je vergeten bent de instructieklokjes te pakken. Gauw loop je even naar het magazijn. Als je terugkomt, zit iedereen te kletsen.

Eigen ervaring

'A

Geef bij onderstaande organisatorische vaardigheden een voorbeeld uit de praktijk waarin dit goed ging. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Organisatorische vaardigheden.

tE

b. Coรถrdinatie:

du

a. Planning:

py r

ig h

c. Leidinggeven:

co

d. Controleren van leeractiviteiten:

19


Organisatorische vaardigheden

Opdracht 5

Organisatie bij meester Paul Lees de onderstaande lesbeschrijving. Haal hier zo veel mogelijk organisatorische vaardigheden uit. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Organisatorische vaardigheden.

.v .

Na de pauze is het tijd voor de taalles. Dit is elke dag het geval, dus heeft meester Paul met de leerlingen afgesproken dat zij als zij na de pauze de klas inkomen gelijk hun taalboek op tafel leggen. De meeste leerlingen doen dit ook, meester Paul geeft hen hiervoor een compliment. Dit zorgt ervoor dat de leerlingen die hier nog niet aan hadden gedacht ook snel hun boek tevoorschijn halen.

ct ie

fb

De hulpjes delen de taalschriften uit en als iedereen alles heeft wat hij nodig heeft voor de les begint meester Paul met de instructie. Na de instructie schrijft hij op het bord hoe laat hij een hulpronde komt lopen. Na de eerste hulpronde gaat hij aan het werk met enkele leerlingen die verlengde instructie voor spelling krijgen.

Na de verlengde instructie loopt hij weer een hulpronde. Leerlingen die een probleem tegen kwamen, zijn verder gegaan met een volgende opdracht en kunnen nu hun vraag stellen. De eerste leerlingen zijn inmiddels klaar met de opdracht van die les en zijn, zoals de afspraak is in de klas, aan het werken aan hun weektaak.

co

py r

ig h

tE

du

'A

Na de laatste hulpronde moeten de leerlingen stoppen met werken. De les wordt klassikaal nagekeken. Daarna worden de schriften opgehaald door de hulpjes. Meester Paul kiest een paar leerlingen uit waarvan hij het werk zelf nog even wil bekijken. De rest van de schriften gaat terug in de kast.

Opdracht 6

Voorbereiding korte les Bereid een korte les voor over een onderwerp wat jou interesseert. In de les toon je organisatorische vaardigheden. De les mag maximaal tien minuten duren. In de les moet een moment zitten waarin iets uitgedeeld wordt. Bij het voorbereiden van de les hou je goed rekening met de tijdsplanning en maak je een lijstje van alles wat je nodig hebt voor de les.

20


Organisatorische vaardigheden

.v .

Als je de les voorbereid hebt geef je hem aan jouw klas of aan groepsgenoten. Na afloop word je door de klas of je groepsgenoten beoordeeld op de volgende punten: • Was de voorbereiding van de les in orde? • Klopte de tijdsplanning? • Lagen alle materialen klaar voor de les? • Ging het uitdelen van de materialen goed?

Opdracht 7

'A

ct ie

fb

Schrijf een kort verslagje waarin je beschrijft wat je zelf goed en minder goed vond gaan. Neem de tips van je medestudenten in dit verslag op.

Methode eigen handelen beoordelen vergelijken

Opdracht 8

du

Maak een schema waarin je de voor- en nadelen van drie manieren om je eigen handelen te beoordelen zet.

Keuze methode eigen handelen beoordelen

py r

ig h

tE

a. Zoek op internet naar informatie over de management- en instructieschaal, video-interactiebegeleiding en kijkwijzer collegiale lesobservatie. Welke van deze drie manieren om je eigen handelen kritisch te beoordelen spreekt jou het meeste aan? Voor welke zou je kiezen? Beschrijf je keuze en leg je antwoord uit.

co

b. Bespreek je antwoord met een medestudent. Hebben jullie dezelfde of juist een andere manier van beoordelen gekozen? En waarom denk je? Leg je antwoord uit.

21


Organisatorische vaardigheden

Opdracht 9

a. Organisatorische vaardigheden zijn van belang bij het voorbereiden van een les. Maak gebruik van de Theoriebron Organisatorische vaardigheden en bedenk individueel drie redenen waarom organisatorische vaardigheden belangrijk zijn bij een lesvoorbereiding.

.v .

Website Online stopwatch <

Elevator pitch belang lesvoorbereiding

ct ie

fb

b. Vervolgens ga je een elevator pitch houden over het belang van organisatorische vaardigheden bij een lesvoorbereiding voor drie medestudenten. Je geeft een korte presentatie van precies twee minuten waarbij je jouw groepsgenoten gaat overtuigen. Een groepsgenoot houdt de tijd bij met een stopwatch of met behulp van een Online stopwatch. Vervolgens geven jullie elkaar feedback op de elevator pitch door middel van een top en een tip (je noemt iets dat goed ging en iets dat beter kan). Welke top heb jij ontvangen? Ben je het daarmee eens of juist niet? Leg je antwoord uit.

Werkmodel Lesvoorbereiding <

Lesvoorbereiding

In deze les ga je een handvaardigheidsles voorbereiden. Gebruik hierbij het Werkmodel Lesvoorbereiding. Gebruik bij het invullen je fantasie, je mag zelf de doelstelling, het persoonlijke leerdoel, de beginsituatie en de voorbereiding bedenken. Zorg er wel voor dat je alle organisatorische vaardigheden benoemt op het formulier. Let op tijd, materiaal klaarzetten, wat doen de leerlingen die snel klaar zijn, wat doe je als leerlingen langzaam werken.

tE

Opdracht 10

du

'A

c. Welke tip heb jij ontvangen? Ben je het daarmee eens of juist niet? Leg je antwoord uit.

ig h

Wissel het ingevulde formulier uit met een medestudent. Kijk of alle organisatorische vaardigheden erop staan.

py r

a. Wat staat er wel op?

co

b. Wat mis je?

22

c. Wat zou jij anders organiseren?


Didactische vaardigheden

Didactische vaardigheden

.v .

Inleiding

fb

Didactische vaardigheden van de docent zijn van belang voor een goed klassenmanagement. In deze opdrachtenset leer je hoe je kunt inspelen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Ook leer je wat een positief werkklimaat is en hoe je dit kan stimuleren.

Leerdoelen

Print je mindmap uit en bespreek deze met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen jullie mandmaps? Leg je antwoord uit.

ig h

tE

Website Coggle <

Maak een mindmap over didactische vaardigheden. Gebruik Coggle om je mindmap te maken. Zorg ervoor dat je de volgende termen in je mindmap verwerkt en uitlegt. Maak gebruik van de Theoriebron Didactische vaardigheden. • onderwijsbehoeften • instructie op niveau • positief werkklimaat.

'A

Theoriebron Didactische vaardigheden <

Mindmap didactische vaardigheden

du

Opdracht 1

ct ie

• Je kunt benoemen wat didactische vaardigheden zijn en welke didactische vaardigheden van belang zijn voor goed klassenmanagement. • Je weet wat het belang is van inspelen op de onderwijsbehoeften van de leerling en hoe je dit kunt vormgeven. • Je weet wat een positief werkklimaat is en hoe je dit kunt stimuleren.

Opdracht 2

Kennis didactische vaardigheden Leg in je eigen woorden uit wat wordt bedoeld met de volgende termen:

co

py r

a. Didactische vaardigheden:

b. Inspelen op onderwijsbehoeften:

c. Instructie op niveau:

23


Didactische vaardigheden

d. Positief werkklimaat:

CAR-model

.v .

Opdracht 3

fb

Volgens het CAR-model zijn Competent voelen, Autonomie ervaren en Relaties aangaan basisbehoeften van leerlingen om te kunnen leren. Beschrijf in je eigen woorden de betekenis van deze behoeften.

ct ie

a. Competent voelen:

b. Autonomie ervaren:

'A

c. Relaties aangaan:

du

Geef voor alle drie de behoeften een voorbeeld van hoe je dit in de klas kunt vormgeven.

tE

d. Competent voelen:

ig h

e. Autonomie ervaren:

py r

f. Relaties aangaan:

Opdracht 4

Casussen Onderwijsbehoeften

co

Geef bij onderstaande casussen aan welke specifieke onderwijsbehoefte deze leerling heeft en hoe je dat zou kunnen vormgeven. Maak gebruik van de Theoriebron Didactische vaardigheden.

24

a. Anne kan zich slecht concentreren op haar werk. Ze laat zich graag afleiden door kinderen die bij haar in de buurt zitten. Hierdoor is haar werk niet af. Het werk dat zij maakt is wel goed.


Didactische vaardigheden

.v .

b. Tess heeft haar werk vaak niet af. Zij werkt erg langzaam. Ze vindt de stof ook erg moeilijk.

fb

c. Daan heeft dyslectie. Hij heeft veel moeite met lezen en spellen. Hij heeft hier niet alleen bij taal last van, maar ook bij andere vakken als er veel gelezen moet worden.

Maak een lesvoorbereiding voor een rekenles. Gebruik het Werkmodel Lesvoorbereiding. Geef in de lesvoorbereiding duidelijk aan hoe je de instructie geeft. Houd rekening met de volgende punten: • Beschrijf een verlengde instructie voor de zwakkere leerlingen en een verkorte instructie voor de sterke leerlingen. • Beschrijf wat de kenmerken en instructiebehoeften van zwakke leerlingen zijn en hoe je de instructie aan deze leerlingen gaat uitvoeren • Beschrijf ook wat de sterke en zwakke punten van sterke leerlingen zijn en hoe je de instructie aan deze leerlingen gaat uitvoeren.

tE

Werkmodel Lesvoorbereiding <

Lesvoorbereiding rekenen

du

Opdracht 5

'A

ct ie

d. Thomas kan slecht tegen prikkels. Als er gewoon rustig wordt gewerkt in de klas gaat het prima. Maar als het rommelig is, of op bijzondere dagen, is het hem gauw te veel.

py r

ig h

Bespreek je lesvoorbereiding met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen? Leg je antwoord uit.

Positief werkklimaat a. Beschrijf in je eigen woorden wat een positief werkklimaat is.

co

Opdracht 6

25


Didactische vaardigheden

.v .

b. Vorm een groep van vier. Vergelijk jullie antwoord en kom gezamenlijk tot een definitie van een positief werkklimaat.

Positief werkklimaat stimuleren

ct ie

Opdracht 7

fb

c. Bespreek wat ervoor nodig is om een positief werkklimaat te kunnen krijgen.

tE

du

'A

a. Zoek op internet ten minste drie verschillende manieren om een positief werkklimaat te verkrijgen. Beschrijf de manier en geef aan of deze manier bij jou past en waarom wel of niet.

co

py r

ig h

b. Bedenk een activiteit (een spelletje of een les) waarbij je samenwerken stimuleert. Beschrijf je activiteit en beschrijf waarom je hiervoor hebt gekozen.

26


Relaties in de klas

Relaties in de klas

.v .

Inleiding

fb

Relaties tussen leerlingen en de docent en tussen leerlingen onderling zijn belangrijk omdat het effect heeft op hoe leerlingen leren. In deze opdrachtenset leer je over de relaties binnen de klas en hoe die van invloed zijn op het klassenmanagement. Je leert wat een sociogram is en hoe je een sociogram afneemt. Ook leer je over verschillende manieren om de relaties binnen een klas te verbeteren.

Leerdoelen

Je gaat nadenken over jouw eigen ervaringen met leerkrachten. Lees de Theoriebron Relaties in de klas. a. Denk terug aan een leerkracht van vroeger. Beschrijf wat jouw relatie was met deze leerkracht en wat voor invloed dat had op jouw gevoel in de klas. Was dit positief of negatief? Leg je antwoord uit.

tE

du

Theoriebron Relaties in de klas <

Ervaring leerkracht

'A

Opdracht 1

ct ie

• Je hebt kennis van de invloed van de relatie leerlingen op het klassenmanagement. • Je kent manieren om de relaties binnen een klas in beeld brengen. • Je kent manieren om de relaties binnen een klas te verbeteren.

co

py r

ig h

b. Kijk in de Theoriebron Relaties in de klas, welke punten uit de theorie waren van toepassing op deze leerkracht? Leg je antwoord uit.

Opdracht 2

De ideale leerkracht a. Beschrijf jouw ideale leerkracht. Hoe is zijn relatie met de leerlingen? Wat voor effect heeft dat op de sfeer in de klas?

27


Relaties in de klas

fb

.v .

b. Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van een klasgenoot. Waarin komt jullie ideale leerkracht overeen? Waarin verschillen jullie? Hoe komt dit?

Relaties in beeld brengen

du

Opdracht 3

'A

ct ie

c. Vergelijk jullie antwoorden met de theoriebron. In hoeverre komt jullie ideale leerkracht overeen met de punten die beschreven worden in de theorie?

In de Theorie Relaties in de klas worden manieren beschreven om de relaties binnen een klas in beeld te krijgen. Geef bij elk manier een praktijksituatie waarin je deze manier zou toepassen.

ig h

tE

a. Anonieme vragenlijst over de leerkracht:

py r

b. Observatie door een collega:

co

c. Sociogram afnemen:

28

Opdracht 4

Handleiding maken Maak een handleiding in Word voor het afnemen van een sociogram, een observatie en een vragenlijst voor de leerlingen. Beschrijf in je handleiding wat de voorwaarden zijn voor het afnemen. Hoeveel tijd het kost om het af te nemen. Welke spullen nodig zijn en wat je na het afnemen weet over de sfeer in de klas. Zorg dat jouw handleiding zo duidelijk is dat een leerkracht hem zo kan gebruiken. Maak gebruik van de Theoriebron Relaties in de klas.


Relaties in de klas

.v .

a. Print je handleiding uit en bespreek deze met een medestudent. Jullie geven elkaar een tip en een top. Welke tip heb jij ontvangen? Ben je het daarmee eens of juist niet? Leg je antwoord uit.

Opdracht 5

fb

b. Welke top heb jij ontvangen? Ben je het daarmee eens of juist niet? Leg je antwoord uit.

Relaties verbeteren

du

'A

ct ie

a. Zoek op internet naar vier concrete manieren om de relatie tussen de leerkracht en de leerlingen te verbeteren.

ig h

tE

b. Zoek op internet naar vier concrete manieren om de relaties tussen de leerlingen onderling te verbeteren.

Casus sfeer verbeteren Geef in volgende casus aan welke manieren de leerkracht inzet om de sfeer in de klas te verbeteren.

co

py r

Opdracht 6

Bij binnenkomst geeft de juf iedereen een hand. Hierbij maakt ze een kort praatje met elke leerling. De leerlingen gaan op hun plaats zitten. De plekken van de kinderen wisselen om de paar weken. De juf probeert de groepjes zo samen te stellen dat iedereen goed kan werken en zo dat er telkens andere kinderen bij elkaar in het groepje zitten. Vandaag heeft juf bij de taalles voor een samenwerkopdracht gekozen. Ze zorgt dat iedereen een goed maatje heeft om mee samen te werken. Na de taalles neemt zij een sociogram af. Zo weet ze hoe ze de volgende keer de groepjes in kan delen.

29


Relaties in de klas

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

.v .

In de pauze spelen de leerlingen met speelgoed wat ze zelf hebben mogen uitkiezen. Ze zijn er samen verantwoordelijk voor dat het speelgoed heel blijft en niet kwijtraakt. Vlak voor het naar huis gaan doet de juf nog samen met de klas een spelletje. De kinderen moeten in groepjes opdrachten uitvoeren die alleen lukken door samen te werken.

30


Interventies

Interventies

.v .

Inleiding In deze opdrachtenset leer je over interventies. Je leert wat interventies zijn en wanneer je ze toe kunt passen. Je leert over het verschil tussen probleemgedrag en gedragsproblemen.

fb

Leerdoelen

In een groepje van drie studenten ga je in je eigen woorden beschrijven wat een interventie is. Wanneer je een interventie toepast en welke vormen van interventies er zijn. Dit doe je met drie A4-papieren, op één papier staat: 'Wat is de betekenis van het begrip interventie?', op één papier staat: 'Wanneer pas je interventies toe?' en op één papier staat: 'Welke interventies ken je?' Lees de Theoriebron Interventies.

du

Theoriebron Interventies <

Wissel je kennis uit

'A

Opdracht 1

ct ie

• Je hebt kennis van het begrip interventies en kent verschillende klassenmanagementinterventies. • Je kent het verschil tussen probleemgedrag en gedragsproblemen. • Je kunt bij de verschillende klassenmanagementinterventies een voorbeeld geven wanneer en hoe ze ingezet zouden kunnen worden.

tE

Elke student krijgt één A4-papier voor zich en schrijft alles op wat hij kan bedenken. Wanneer je niks meer kunt bedenken schuif je het papier door naar een groepsgenoot, zelf krijg je nu een ander A4-papier voor je. Ook hier schrijf je alles op wat je kunt bedenken of je vult de opmerkingen van je studiegenoot op het papier aan. Wanneer je niks meer kunt bedenken of kunt aanvullen, worden de papieren voor de laatste keer doorgeschoven. Ook hier schrijf je alles op wat je kunt bedenken of je vult de opmerkingen van je studiegenoten aan.

ig h

Jullie hebben nu drie volgeschreven A4-papieren. Bespreek de antwoorden en kom tot gezamenlijke antwoorden.

py r

a. Tot welk gezamenlijk antwoord zijn jullie gekomen bij het A4-papier 'Wat is de betekenis van het begrip interventie?'

co

b. Tot welk gezamenlijk antwoord zijn jullie gekomen bij het A4-papier 'Wanneer pas je interventies toe?’

31


Interventies

Website Kahoot <

Vragen interventies

Je gaat quizvragen bedenken over onderstaande onderwerpen gericht op interventies. Na afloop worden de vragen en de antwoorden ingevoerd in Kahoot en kan de quiz gespeeld worden!

fb

Opdracht 2

.v .

c. Tot welk gezamenlijk antwoord zijn jullie gekomen bij het A4-papier 'Welke interventies ken je?’

'A

b. Probleemgedrag:

tE

du

c. Belonen:

d. Straffen:

ct ie

a. Gedragsprobleem:

ig h

e. Klasindeling:

py r

f. Regels en routines:

Opdracht 3

Kennis probleemgedrag of gedragsprobleem

co

a. Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen probleemgedrag en gedragsproblemen.

32


Interventies

Casussen probleemgedrag

fb

Opdracht 4

.v .

b. Vergelijk je antwoord met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen in jullie antwoord?

Geef bij de onderstaande casussen aan of er sprake is van probleemgedrag of gedragsproblemen, wat de oorzaak is van het probleem en wat voor interventie er wordt ingezet.

'A

ct ie

a. Bij het binnenkomen na de pauze is het elke keer onrustig in de klas van Meester Maarten. Er wordt geduwd en getrokken en er ontstaan vaak ruzietjes. Meester Maarten besluit de routines over het binnenkomen nog een keer te herhalen. In de week die volgt complimenteert hij heel nadrukkelijk leerlingen die het goed doen. Na een week gaat het binnenkomen al veel rustiger.

tE

du

b. Er is een vechtpartij tussen leerlingen uit groep 8 geweest in de pauze. De betrokken leerlingen weten heel goed dat dit niet mag. Zij moeten de volgende pauze binnen blijven en een brief schrijven waarin ze beschrijven wat er is gebeurd en hoe ze het beter hadden kunnen oplossen.

co

py r

ig h

c. Lara is bij elke rekenles onrustig. Ze gaat wel vier keer naar het toilet, zit te kletsen en krijgt haar werk niet af. Bij andere lessen is dit niet zo. Juf Evelien besluit Lara eens te observeren en haar werk te analyseren. Ook heeft ze een gesprek met Lara. Het blijkt dat Lara het rekenen met breuken (waar de klas nu mee bezig is) niet begrijpt. Ze wordt daar heel onrustig van en is bang dat ze blijft zitten. Juf Evelien geeft haar een paar keer extra uitleg. Nu snapt Lara het werk beter en wordt ze rustiger.

33


Interventies

Opdracht 5

fb

.v .

d. Peter is onrustig in de klas. Hij gaat vaak naar het toilet, kletst veel en krijgt zijn werk niet af. Dat wat hij af heeft is wel goed. Juf Mirjam heeft hem al vaak geprobeerd te straffen of te belonen als hij het wel goed doet. Dat helpt even, maar is al snel weer vergeten. Nu bespreekt ze Peter met de intern begeleider. Ze besluiten te gaan werken met een wekkertje om Peter steeds iets langer aan zijn werk te laten werken. Eerst vijf minuten werken en dan even iets anders en zo langzaam opbouwen.

Eigen ervaring probleemgedrag

'A

ct ie

a. Denk terug aan de lessen en leerkrachten die jij hebt gehad. Beschrijf een voorbeeld van probleemgedrag. Beschrijf er ook bij welke interventie jij hier vindt passen.

Filmpje probleemgedrag

ig h

Opdracht 6

tE

du

b. Beschrijf ook een voorbeeld van gedragsproblemen. Beschrijf ook welke interventie jij hierbij vindt passen.

a. Bekijk het filmpje ‘Ik ben een wiskunde docent’. Wat zie je hier gebeuren? Lees de Theoriebron Interventies. Beschrijf welk probleemgedrag je ziet en hoe jij verder zou gaan als jij de leerkracht was.

co

py r

Filmpje Ik ben een wiskunde docent <

34

b. Bespreek je antwoord met een medestudent. Op welke punten verschillen jullie van mening en waar denken jullie hetzelfde over? Leg je antwoord uit.


Interventies

Opdracht 7

Interventiemethoden

.v .

Geef bij onderstaande interventiemanieren een voorbeeld wanneer je deze toe zou kunnen passen.

fb

a. Straffen:

du

d. Andere klasindeling:

'A

c. Herhalen regels en routines:

ct ie

b. Belonen goed gedrag:

tE

Geef voor elk van de interventiemethoden aan hoe je ze zou toepassen.

ig h

e. Straffen:

f. Belonen goed gedrag:

py r

g. Herhalen regels en routines:

co

h. Andere klasindeling:

35


Theoriebron Klassenmanagement

.v .

Theoriebron Klassenmanagement Inleiding

ct ie

Wat is klassenmanagement?

fb

Een goed klassenmanagement is van belang wanneer je goed les wilt geven. Onderdelen daarvan zijn voorspelbaarheid in aandacht, uitgestelde aandacht en systematische aandacht.

tE

du

'A

Klassenmanagement is het geheel van alle handelingen, regels en procedures die nodig zijn om goed onderwijs te kunnen geven. Als leerkracht wil je zorgen voor een rustige sfeer in de klas. Je wilt een prettig werkklimaat en effectieve instructie geven. Je wilt dat de leerlingen weten wat de regels zijn bij het binnenkomen van de klas en bij het uitdelen van de schriften. Je lokaal richt je zo in dat iedereen het bord kan zien Als het klassenmanagement niet goed is, kan er niet en zo dat iedereen de spullen kan goed lesgegeven worden. pakken die hij nodig heeft, zonder anderen te storen. Dat alles bij elkaar is klassenmanagement. Alle handelingen, regels en procedures die nodig zijn om goed onderwijs te kunnen geven.

ig h

Het belang van goed klassenmanagement

py r

Goed klassenmanagement zorgt ervoor dat de maximale tijd aan de instructie besteed kan worden. Ook zorgt het voor meer betrokken leerlingen en gaat er weinig tijd verloren aan het corrigeren van leerlingen. Uit onderzoek is gebleken dat door goed klassenmanagement het probleemgedrag van leerlingen afnam en de resultaten verbeterden.

co

Voorspelbaarheid in aandacht

36

Voorspelbaarheid in aandacht is wanneer de leerkracht op afgesproken tijden, een afgesproken route loopt om vragen te beantwoorden. De leerlingen weten hierdoor dat ze geholpen zullen gaan worden en kunnen rustig verder werken met wat zij wel snappen. Deze voorspelbaarheid in aandacht geeft veel meer rust. Wanneer de leerlingen zelfstandig aan het werk zijn, komen ze altijd nog wel problemen tegen. Hun eerste reactie is dan hun vinger opsteken of bij de leerkracht in de rij bij het bureau gaan staan. Niet zelden zie je dan een leerkracht die, als een ober in een restaurant, kriskras alle vingers afloopt. Of een, gezellig kletsende, rij bij het bureau. Veel effectiever is het wanneer de leerkracht op afgesproken tijden, een afgesproken route loopt, om vragen


Theoriebron Klassenmanagement

te beantwoorden. Dit betekent dat de leerkracht bij de start van het werken aangeeft wanneer hij langs zal komen. Op die tijden loopt hij zijn vaste hulpronde langs alle leerlingen. Leerlingen met een vraag kunnen die dan stellen.

.v .

Uitgestelde aandacht

fb

Uitgestelde aandacht is wanneer leerlingen moeten wachten tot ze hun vraag kunnen stellen. Wanneer je als leerkracht werkt met vaste hulprondes, is het onvermijdelijk dat de leerlingen even moeten wachten totdat hun vraag beantwoord wordt.

ct ie

Leerlingen moeten dit oefenen. Ze moeten leren dat hun vraag niet meteen beantwoord wordt, maar dat ze de vraag kunnen ‘bewaren’ en verder kunnen werken met wat ze wel snappen. Het is belangrijk dat leerlingen dit leren. Het helpt ze zelfstandig te worden en minder afhankelijk van de leerkracht. Wanneer de leerlingen gewend zijn aan uitgestelde aandacht kan de tijd die ze zelfstandig kunnen werken uitgebreid worden. Dit geeft de leerkracht de kans met een klein groepje aan het werk te gaan.

'A

Systematische aandacht

du

Bij systematische aandacht krijgt echter iedere leerling even veel aandacht. Niet alleen degene met een hulpvraag. Ook bij systematische aandacht loopt de leerkracht op vastgestelde momenten, vastgestelde rondes door de klas.

tE

Bij iedere leerling wordt even gecheckt of hij aan het werk kan, of er knelpunten zijn en of hij op de goede weg is. Dit heeft als positief effect dat ook de leerlingen die niet zo snel zelf om hulp vragen toch aandacht krijgen van de leerkracht. Zo heeft de leerkracht meer zicht op het werk van stille of faalangstige leerlingen. Bovendien kan een leerling die denkt de les begrepen te hebben, maar toch verkeerd bezig is, snel worden bijgestuurd.

ig h

Voorbeelden van goed klassenmanagement Hoe ziet een les er nu uit, wanneer er gewerkt wordt met voorspelbaarheid in aandacht en uitgestelde en/of systematische aandacht?

co

py r

Femke zit in groep 5. Vandaag heeft ze rekenen, daar is ze best goed in. Na het uitdelen van de schriften geeft de meester een korte uitleg over het werk van vandaag. Na de uitleg zet hij de klas aan het werk. Als iedereen begonnen is loopt hij een hulpronde. Femke weet niet precies hoe ze de antwoorden van som 3 moet opschrijven. Dit vraagt ze alvast in deze hulpronde. Na de hulpronde zegt de meester dat hij over vijftien minuten weer langskomt om te helpen. Tot die tijd moet de klas zelfstandig verder werken, terwijl met een klein groepje extra gaat oefenen met klokkijken. Tijdens het werken komt Femke erachter dat ze som 4 toch niet goed begrepen heeft. Ze slaat die som over en begint vast aan som 5. Als de meester straks weer een hulpronde loopt kan ze die vraag stellen.

37


Theoriebron Klassenmanagementstrategieën

.v .

Theoriebron Klassenmanagementstrategieën Inleiding

ct ie

fb

In het voorgaande theorieblok heb je geleerd dat klassenmanagement belangrijk is voor de rust in groep en dat het probleemgedrag kan verminderen. In dit blok leer je over klassenmanagementstrategieën. Gestructureerde programma's die schoolbreed worden uitgevoerd.

tE

du

'A

Wat is een klassenmanagementstrategie?

Je hand opsteken als je een vraag hebt is een voorbeeld van een klassenafspraak.

Een klassenmanagementstrategie is een programma waarbij de manier van handelen, de regels en de procedures schoolbreed worden afgesproken. Op deze manier worden de leerlingen door de hele school heen op dezelfde manier aangesproken en wordt overal hetzelfde gedrag van hen verwacht. Er zijn veel verschillende klassenmanagementstrategieën. In de volgende blokken worden er drie uitgebreid besproken. Deze drie zijn onderzocht en bewezen effectief. In het laatste

ig h

blok worden nog drie strategieën kort besproken.

py r

Het belang van een klassenmanagementstrategie

co

Wanneer een school een klassenmanagementstrategie inzet, worden er schoolbreed afspraken gemaakt over het gewenste gedrag van de leerlingen en de consequenties wanneer leerlingen zich hier niet aan houden. Ook zijn er afspraken over de manier van aanspreken en het belonen van goed gedrag.

38

Deze manier van werken biedt veel duidelijkheid voor de leerlingen en de leerkrachten. Zij hoeven niet meer elk jaar opnieuw uitgebreid de regels te bespreken. De leerlingen weten waar ze aan toe zijn. Onderzoek wijst uit dat een effectieve klassenmanagementstrategie een positief effect heeft op de leerresultaten en op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen.


Theoriebron Klassenmanagementstrategieën

Programma Alternatieve Denkstrategieën

.v .

Het Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD-programma) is een schoolbrede methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Het PAD-programma heeft twee hoofddoelstellingen: 1. het bevorderen van zelfkennis en sociale vaardigheid van de leerlingen 2. het bevorderen van onderwijskundige en opvoedkundige processen in de groep.

ct ie

fb

Elke week worden een of twee lessen gegeven waarin de leerlingen bijvoorbeeld leren hun gevoelens te benoemen of zelfstandig problemen op te lossen. Deze lessen bevatten altijd vier pijlers: 1. zelfbeeld 2. zelfcontrole 3. emoties 4. probleem oplossen. Het PAD-programma is onderzocht en liet een groter effect zien op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen dan andere programma's.

'A

Good behavior game

tE

du

De Nederlandse naam voor het Good behavior game is Taakspel. Bij het Taakspel leren de leerlingen zich tijdens de reguliere lessen aan de regels te houden. Om dit te bereiken wordt de klas door de leerkracht in teams verdeeld. Wanneer een team zich goed gedraagt, kan het een beloning verdienen. Hierdoor gaan de leerlingen elkaar aanspreken op gewenst gedrag. De leerkracht geeft vooral aandacht aan gewenst gedrag. De leerlingen leren hierdoor dat zij vooral aandacht krijgen als zij gewenst gedrag vertonen. Taakspel richt zich in eerste instantie vooral op het werken in de klas. Voor het gedrag op de speelplaats is een uitbreiding. Taakspel is onderzocht en heeft een positief effect op de taakgerichtheid van leerlingen.

ig h

Zippy's friends

co

py r

De Nederlandse naam van Zippy's friends is Zippy's vrienden. Het is een lespakket van 24 lessen voor kinderen van 5 t/m 8 jaar. Tijdens de lessen worden copingsvaardigheden geoefend en sociale en emotionele vaardigheden aangeleerd. Copingsvaardigheden zijn vaardigheden om te leren omgaan (coping) met nare gebeurtenissen waar het kind niets aan kan veranderen (zoals een echtscheiding van de ouders). Er zijn zes thema's die in modules worden behandeld: gevoelens, communicatie, maken en verbreken van relaties en vriendschappen, conflicten en ruzies oplossen, omgaan met verandering en verlies, en coping. De lessen in de methode draaien om de belevenissen van drie vrienden en hun huisdier, Zippy, een wandelende tak. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen die met Zippy's vrienden hebben gewerkt betere en meer verschillende copingsstrategieën gebruiken.

Andere klassenmanagementstrategieën Naast de drie klassenmanagementstrategieën die hiervoor zijn besproken zijn er nog meer. Hieronder worden er nog drie kort besproken.

39


Theoriebron Klassenmanagementstrategieën

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

.v .

1. School-wide positive behavior support Bij School-wide positive behavior support worden eerst de waarden van de school vastgesteld. Vanuit deze waarden wordt het gewenste gedrag beschreven. Dit gewenste gedrag wordt vervolgens door leerkrachten beloond. School-wide positive behavior support is in Nederland nog niet onderzocht. 2. Second step Second step is een schoolbrede methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling. De leerlingen krijgen één à twee keer per week een les, leerkrachten krijgen handreikingen om het geleerde ook buiten deze lessen toe te passen. Van Second step is geen Nederlandse versie, het effect lijkt klein. 3. Kanjertraining Kanjertraining is een schoolbrede methode die vooral gericht is op het tegengaan van pesten. De leerlingen krijgen lessen over sociaal gewenst gedrag. Het effect hiervan is positief.

40


Theoriebron Organisatorische vaardigheden

fb

Inleiding

.v .

Theoriebron Organisatorische vaardigheden

ct ie

Als de organisatie niet goed is, loopt de les vaak ook niet goed. Alle reden dus om te zorgen dat je de organisatie op orde hebt. Dit theorieblok gaat over organisatorische vaardigheden en het belang hiervan voor het klassenmanagement.

Wat zijn organisatorische vaardigheden?

tE

Plannen

du

'A

Organisatorische vaardigheden zijn die vaardigheden die nodig zijn om de organisatie van de les soepel te laten lopen. Het gaat hierbij niet om de inhoud van de les, maar alles wat er verder geregeld en klaargelegd moet worden. Bij organisatorische vaardigheden moet je denken aan vaardigheden als plannen, coรถrdineren, leidinggeven, het controleren van leeractiviteiten en het beoordelen van je eigen handelen.

ig h

Een hele belangrijke vaardigheid is plannen. Zonder planning weet je niet waar je begint, hoe lang een activiteit mag duren, wanneer je moet stoppen en wat de leerlingen doen als ze klaar zijn. Een deel van de planning wordt bepaald door het lesrooster en de jaarplanning. Maar ook als die goed zijn valt er nog genoeg te plannen. Wanneer voer je je buitenschoolse taken uit en hoe ziet de planning van de les eruit?

co

py r

Zeker als beginnende leerkracht is het belangrijk om voor een les goed over de planning na te denken. Welke onderdelen heeft de les? Hoeveel tijd verwacht je kwijt te zijn per onderdeel? Welke activiteit houd je achter de hand als je eerder klaar bent? En wat doe je als iets meer tijd kost dan verwacht? Door je dit van tevoren allemaal al te bedenken voorkom je dat je tijdens de les voor problemen komt te staan. En als je problemen voorkomt, voorkom je chaos.

Coรถrdineren Een andere vaardigheid is coรถrdineren. Wie doet wat? Waar liggen de spullen die je nodig hebt? Dit heeft grotendeels te maken met de inrichting van het lokaal en de regels en routines die in de klas gelden. Als het lokaal overzichtelijk is ingericht, is zowel voor jou als leerkracht, als ook voor de leerlingen snel te zien waar iedereen is en waar de spullen zijn die zij nodig hebben.

41


Theoriebron Organisatorische vaardigheden

.v .

Regels en routines zorgen ervoor dat duidelijk is wie wat mag doen. Als je klaar bent met werken pak je iets uit de zelfstandigwerkkast. De schriften worden uitgedeeld door de hulpjes. Door goed na te denken over de inrichting van het lokaal en over de regels en routines wordt het coรถrdineren tijdens het lesgeven makkelijker. Als beginnende leerkracht beschrijf je dit soort coรถrdinatievaardigheden op je voorbereidingsformulier.

Leidinggeven

'A

ct ie

fb

Als jij de leerkracht bent, moet jij leidinggeven. De leerlingen verwachten niet anders van je. Dat lijkt logisch, maar in de praktijk gaat het toch nog wel eens mis. De manier waarop je leiding geeft kan verschillen. Sommige leerkrachten hebben een sterk autoritaire stijl, hierbij stelt de leerkracht duidelijke grenzen en is er weinig ruimte voor inbreng van de leerlingen. Andere leerkrachten hebben meer een laissez-fairestijl, dit is een stijl van lesgeven waarbij de inbreng van de leerlingen juist heel groot is en de leerkracht veel dingen over laat aan de natuurlijke ontwikkeling van de leerlingen. Een stijl die daar wat tussen in zit is de democratische stijl, de leerlingen hebben inspraak, maar leren ook van volwassenen. Welke manier van lesgeven je hanteert hangt af van je persoonlijkheid, de groep waaraan je lesgeeft en andere omstandigheden. Welke manier je ook gebruikt, jij blijft altijd degene die de leiding heeft.

Controleren van de leeractiviteiten

du

Wanneer je een les geeft, wil je dat de leerlingen iets leren. Je formuleert een lesdoel en na de les controleer je of de leerlingen het doel gehaald hebben.

ig h

tE

Hoe en wanneer je dit controleert kan verschillen. Een manier is alle schriften innemen en nakijken. Zo heb je kort na de les een goed overzicht wie de stof begrepen heeft en wie niet. Deze manier kost veel tijd. Daarom kun je ervoor kiezen de leerlingen zelf het werk na te laten kijken en steekproefsgewijs wat schriften na te kijken. Of om het werk van kinderen van wie je twijfelt of ze het begrepen hebben zelf na te kijken. Ook kun je leerlingen elkaars werk na laten kijken, dan hoef je later alleen nog even de schriften door te kijken wie er veel fout had. Leerlingen die veel fout hebben geef je extra uitleg.

Je eigen handelen beoordelen

co

py r

Als leerkracht moet je altijd kritisch blijven op je eigen handelen. Wat had ik anders kunnen doen, wat doe ik volgende keer beter? Het is heel makkelijk om te mopperen op de leerlingen als een les niet loopt. Het is een hele drukke groep, Jantje zit altijd te klieren.

42

Natuurlijk zijn er drukke en rustige groepen en drukke en rustige leerlingen. Maar belangrijk is altijd om je eigen handelen kritisch te bekijken. Waarom was de groep zo druk bij deze les. Had je de organisatie goed voor elkaar, of was je vergeten iets klaar te zetten, waardoor de klas onrustig werd? Ging Jantje wellicht klieren omdat hij zich verveelde toen zijn werk klaar was? Als je je eigen handelen wilt beoordelen kun je vragenlijsten gebruiken, zoals de management- en instructieschaal, of video-interactiebegeleiding. Ook kun je een collega vragen jouw lessen te observeren.


Theoriebron Organisatorische vaardigheden

Organisatorische vaardigheden op het voorbereidingsformulier

.v .

Zoals hierboven al is genoemd is het, zeker in het begin, belangrijk om de organisatorische vaardigheden voor te bereiden. Zet ze bij het voorbereiden van de les op het voorbereidingsformulier.

ct ie

fb

Geef per onderdeel van de les aan hoeveel tijd je denkt dat het kost. Beschrijf wat de leerlingen doen als ze klaar zijn. Wie de schriften uitdeelt. Maak bovenaan je lesvoorbereidingsformulier een lijstje met spullen die je nodig hebt. Alles wat je voor de les al hebt bedacht zorgt ervoor dat de les zelf rustiger verloopt. Op die manier kun je meer aandacht geven aan de inhoud van je les en leren de leerlingen meer.

In de praktijk

Hieronder zie je een stukje van een lesvoorbereiding waarin organisatorische vaardigheden zijn opgenomen. Onderdeel van de les

Inhoud van de les

Wie doet wat?

Benodigdheden

10 min

Startactiviteit

De leerlingen bekijken een presentatie met schilderijen van Corneille. Welke elementen vallen ze op? Die punten noteer je op het bord: vrolijk en kleurrijk, alsof het door een kind getekend is, dikke zwarte omlijningen en veel vogels, bomen en de zon.

- Iedereen zit op zijn eigen plaats.

- (PowerPoint-) presentatie met schilderijen van Corneille - digibord.

Schetsen

Iedereen schetst met grijs potlood een afbeelding van een vogel of een dier. Zorg ervoor dat de schets bijna de boven en onderkant van het papier raakt.

- Hulpjes delen papier uit.

- papier - reservepotloden.

Schilderen

Schilderspullen uitdelen.

Spullen uitdelen: - 1 hulpje kranten, iedereen bedekt zijn eigen tafel met kranten. -1 hulpje kwasten, ieder zijn eigen kwast - 1 hulpje potjes water - juf verf uitdelen.

- kranten - felle kleuren verf in bakjes - potjes met water - kwasten - zwarte stiften.

ig h

tE

du

'A

Tijd

co

py r

5 min

30 min

Kleur je tekening in met verf, verf ook de achtergrond. Als de verf droog is omlijn je de tekening met zwarte stift.

43


Theoriebron Didactische Vaardigheden

.v .

Theoriebron Didactische Vaardigheden Inleiding

fb

Een goede docent beschikt over goede didactische vaardigheden. Belangrijk hierbij is dat je leert inspelen op de onderwijsbehoeften van leerlingen en instructie kunt geven op het juiste niveau. Ook een positief werkklimaat is van belang, je moet weten hoe je dit kunt stimuleren.

ct ie

Wat zijn didactische vaardigheden?

'A

Didactische vaardigheden zijn de vaardigheden van de docent gericht op de manier waarop hij kennis en vaardigheden overbrengt op de leerlingen. Het gaat er hierbij om dat de kennis zo effectief mogelijk wordt overgebracht. Hierbij moet je rekening houden met de onderwijsbehoeften van elk individueel kind. Organisatorisch kun je de klas zo managen dat je veel tijd overhoudt voor instructie, maar dat is alleen effectief als je die instructietijd ook goed gebruikt.

tE

du

Het belang van didactische vaardigheden voor klassenmanagement

ig h

Goed klassenmanagement is een vereiste voor een goede instructie. Immers, als het klassenmanagement goed is, is er ruimte voor een maximale instructietijd. Deze instructietijd moet dan wel goed gebruikt worden. Anders heeft de instructie nog niet het gewenste effect. Een goede instructie speelt in op de onderwijsbehoeften van de kinderen. Het sluit aan bij de beginsituatie van de leerlingen en geeft de leerlingen instructie op hun eigen niveau. Dit zijn didactische vaardigheden.

co

py r

Inspelen op onderwijsbehoeften

44

Om een kind het beste onderwijs te geven moet je inspelen op de onderwijsbehoeften van dat kind. Leerlingen zijn verschillend. Ze verschillen in leerstijl, karakter en intelligentie. Het onderwijs waar een kind behoefte aan heeft verschilt ook. Een kind dat een onvoldoende haalt voor een rekentoets is niet per se slecht in rekenen. Het is dan ook niet altijd de juiste oplossing om het kind in een groepje te zetten waar het extra rekenhulp krijgt. Het kind kan die dag ziek zijn geweest. Of een onderdeel van de toets niet hebben begrepen. Dan kan een korte extra uitleg voldoende zijn.


Theoriebron Didactische Vaardigheden

.v .

Ook wanneer een leerling altijd slecht scoort op de rekentoetsen wil het niet zeggen dat een rekenprobleem de oorzaak is. Het kind kan ook faalangstig zijn, en daardoor erg zenuwachtig voor de toets. Om op de onderwijsbehoeften in te kunnen spelen moet je het kind kennen. Je moet de toetsen analyseren, het kind observeren en praten met het kind.

fb

Instructie op niveau

ct ie

'A

Juf geeft extra uitleg, dit is een voorbeeld van inspelen op de onderwijsbehoefte.

Wanneer je de onderwijsbehoeften in kaart hebt gebracht wil je de leerlingen zo veel mogelijk op niveau instructie geven. Om dit te doen moet het klassenmanagement in orde zijn. Het is belangrijk dat de leerlingen gewend zijn aan het werken met hulprondes en dat zij goed zelfstandig kunnen werken. Dan kan de leerkracht, als de klas zelfstandig aan het werk is, een klein groepje leerlingen instructie op niveau geven. De les ziet er dan als volgt uit:

Start van de les

du

Instructie en begeleide inoefening voor de hele klas

tE

Zelfstandige verwerking van de lesstof

Feedback

Verlengde instructie aan een groepje instructieafhankelijke leerlingen. Zelfstandige verwerking van de lesstof Feedback

Afsluiting van de les

co

py r

ig h

De les start gezamenlijk. Na de instructie voor de hele klas gaat het grootste deel van de leerlingen zelfstandig aan het werk. De leerlingen die extra uitleg nodig hebben bij deze les, krijgen nog extra instructie van de leerkracht. Daarna gaan ook zij aan het werk en heeft de leerkracht eventueel nog tijd individuele leerlingen extra uitleg te geven. De les wordt ook weer gezamenlijk afgesloten.

Wat is een positief werkklimaat? Een positief werkklimaat is een fijne sfeer in de klas. Een plek waar goed gewerkt kan worden. Leerlingen zitten vaak de hele dag in de klas. Als zij zich daar niet prettig voelen kunnen ze ook niet goed leren. Als leerkracht moet je dus zorgen voor een positief werkklimaat. Een positief werkklimaat is een sfeer waarin goed gewerkt kan worden. Leerlingen moeten weten waar ze aan toe zijn, de regels en routines moeten duidelijk zijn. De klas moet zo ingericht zijn dat het gewenste gedrag gestimuleerd wordt. Dat komt de rust in de klas ten goede. Daarnaast moeten leerlingen zich prettig voelen in de klas en zichzelf durven zijn. De relatie tussen de leerkracht en de leerlingen moet goed zijn, net als de sfeer tussen de leerlingen onderling.

45


Theoriebron Didactische Vaardigheden

Het CAR-model

.v .

Het CAR-model beschrijft drie basisbehoeften die elk kind heeft om te kunnen leren. Ieder kind heeft behoefte aan competentie, autonomie en relaties. Alleen als hieraan wordt voldaan kunnen leerlingen optimaal leren en zich ontwikkelen. Kinderen willen zich competent voelen. Dit betekent dat ze het gevoel willen hebben iets te kunnen. Als leerlingen op hun eigen niveau worden uitgedaagd, voelen ze zich competent.

fb

Autonomie betekent dat leerlingen de kans krijgen dingen zelf te doen. Zelf beslissen en zelf keuzes maken. Als leerkracht moet je leerlingen ook de ruimte geven zelf te plannen, of zelf het onderwerp van een werkstuk te laten bepalen.

ct ie

Leerlingen hebben behoefte aan relaties, het gevoel ergens bij te horen. In de klas moeten de leerlingen zich veilig voelen. De relatie met de leraar moet goed zijn maar ook de relatie tussen leerlingen onderling. De leerlingen en de leraar zijn samen verantwoordelijk voor de sfeer in de klas, maar als dat lastig gaat kunnen de leerlingen rekenen op de steun van de leerkracht.

'A

Hoe stimuleer je een positief werkklimaat?

tE

du

Een leerkracht heeft een belangrijke rol in het stimuleren van een positief werkklimaat. Jouw rol voor de klas is erg bepalend voor de sfeer in de les. Daarnaast kun je de leerlingen activiteiten laten doen om de sfeer tussen de leerlingen onderling te verbeteren. Als leerkracht kun je een positief werkklimaat creĂŤren door verbinding te maken met de leerlingen. Leer de leerlingen kennen, weet wat er in ze omgaat. Stimuleer ook dat leerlingen elkaar leren kennen.

ig h

Ook moet je proberen zo veel mogelijk positieve routines in te voeren, zeg elkaar gedag als je binnenkomt en weggaat. Geef positieve feedback en complimenten aan de leerlingen. Stimuleer dat leerlingen met elkaar samenwerken en gebruik humor. Op internet zijn talloze werkvormen te vinden om teambuilding te stimuleren. Zoek bijvoorbeeld op energizers en werkvormen om samen te werken.

In de praktijk

co

py r

In de praktijk kan een rekenles er als volgt uitzien:

46

1. De les wordt gestart met een rekenspelletje. 2. Daarna volgt de klassikale instructie. Leerlingen die erg goed zijn in rekenen gaan alvast aan het werk. Als de klassikale instructie is afgelopen gaat de groep aan het werk. De leraar loopt een startronde. 3. Na de startronde roept de leraar een aantal leerlingen bij zich. Deze leerlingen heeft de leraar vooraf geselecteerd, omdat zij vandaag extra instructie nodig hebben. Zij oefenen nog 10-15 minuten extra. Daarna zet de leraar ook hen aan het werk. De leraar loopt opnieuw een hulpronde om te checken of iedereen nog goed op weg is. 4. Daarna roept de leraar een of twee kinderen bij zich voor een individuele uitleg. Dit kunnen ook kinderen zijn die erg goed zijn in rekenen en extra moeilijk werk doen. Hierna loopt de leraar een laatste hulpronde. 5. Tot slot wordt de les besproken en wordt er klassikaal afgesloten.


Theoriebron Relaties in de klas

.v .

Theoriebron Relaties in de klas Inleiding

ct ie

fb

Relaties tussen leerlingen en de docent en tussen leerlingen onderling zijn belangrijk omdat het effect heeft op hoe leerlingen leren. Relaties in de klas kunnen veel invloed hebben op de leerlingen, er zijn diverse manieren om de relaties in de klas in kaart te brengen en te verbeteren.

De invloed van relaties binnen de groep

'A

Een positief werkklimaat is belangrijk, zonder positief werkklimaat kan er niet prettig gewerkt en geleerd worden in de klas. Een hele belangrijke voorwaarde voor een positief werkklimaat is dat de relaties binnen de klas goed zijn. Als leerlingen elkaar niet kennen en niet waarderen kunnen zij niet van elkaar leren. En als er een ruzieachtige, pesterige sfeer in de klas is, kunnen de leerlingen hun aandacht niet op de leerstof richten.

du

Naast de relaties van de leerlingen onderling is de relatie tussen de leerkracht en de leerlingen heel belangrijk. Als een leerling het gevoel heeft dat een leerkracht hem niet serieus neemt, zal hij de leerkracht ook niet serieus nemen.

tE

De invloed van de relatie tussen de leerkracht en de leerlingen

co

py r

ig h

De relatie tussen leerkracht en leerlingen is enorm belangrijk voor de sfeer in de klas. Terugdenkend aan je eigen schooltijd zal iedereen zich wel een leerkracht kunnen bedenken aan wie de ‘hele klas’ een hekel had. Bij zo'n leerkracht wordt weinig geleerd. Vaak moet de leerkracht veel van zijn energie gebruiken om de klas nog enigszins onder controle te houden, in plaats van deze energie te gebruiken voor het geven van goede instructie.

Een goede relatie tussen leerkracht en leerlingen zorgt voor een fijne sfeer in de klas.

Andersom heeft iedereen ook wel een leerkracht gehad waarbij de relatie tussen de leerlingen en de leerkracht zo goed was, dat er nauwelijks ordeproblemen waren. Bij zo'n leerkracht is de sfeer in de groep goed en wordt er bijna automatisch geluisterd wat hij te vertellen heeft. Zo'n leerkracht kan veel energie gebruiken voor de inhoud van de instructie. Alle reden dus om de relatie met de leerlingen zo goed mogelijk te houden.

47


Theoriebron Relaties in de klas

De invloed van relaties tussen de leerlingen onderling

.v .

De relatie tussen de leerkracht en de leerlingen is heel belangrijk en schept de voorwaarden voor de sfeer tussen de leerlingen onderling. Bij een ruzieachtige pesterige sfeer kunnen de leerlingen zich niet goed op de leerstof richten.

ct ie

fb

De manier waarop leerlingen met elkaar omgaan noem je de sociale structuur. Deze sociale structuur kan op verschillende manieren in elkaar zitten: • de ladderstructuur Deze manier betreft de hiërarchie in de klas. Ieder kind heeft een vaste plaats op de sociale ladder, hoog of laag. • de subgroepen-piramidestructuur In deze klas zijn kleinere subgroepjes gevormd, die grotendeels langs elkaar heen leven. Kinderen hebben vooral contact met de kinderen uit hun subgroepje • de emancipatoire structuur Deze klas vormt een open groep, waarin iedereen welkom is en er belangstelling is voor elkaar.

'A

Als leerkracht moet je er naar streven zo veel mogelijk een emancipatoire structuur in je klas te krijgen.

du

Relaties in beeld brengen

tE

Om te weten wat je kunt doen om de relaties in de klas te verbeteren is het eerst belangrijk om te weten hoe de relaties nu zijn. Om de relatie tussen leerkracht en leerlingen in beeld te brengen, moet je kritisch naar jezelf durven kijken. Er zijn vragenlijsten over jouw leerkrachtgedrag ten opzichte van de leerlingen. Ook zijn er vragenlijsten waarbij de leerlingen (anoniem) vragen krijgen over de leerkracht. Een derde mogelijkheid is een collega jouw lessen laten observeren.

py r

ig h

Om de relaties tussen leerlingen in beeld te krijgen kun je een sociogram afnemen. Hierbij vraag je ieder kind met wie hij graag speelt of naast wie hij graag wil zitten. Hierdoor zie je wie populair zijn en wie niet genoemd worden. Ook kun je een (anonieme) vragenlijst afnemen. Hiermee kun je meer informatie krijgen, zo kunt vragen of het kind ziet dat anderen gepest worden of waar er gepest wordt.

co

Relaties tussen de leerkracht en de leerlingen verbeteren

48

Om de relatie tussen leerkracht en leerlingen zo goed mogelijk te krijgen zijn veel tips. Kortweg zijn deze onder te verdelen in vier punten: 1. Ken je leerlingen, weet wat er in hen omgaat en laat zien dat je ze kent en belangrijk vindt. Vertel ook eens iets over jezelf, zodat de leerlingen jou ook leren kennen. 2. Zorg voor goede regels en routines en houd je daaraan. Zorg dat de inrichting zo is dat het makkelijk is om je aan de regels te houden. Wees wel voorzichtig met straffen, dit komt een goede sfeer niet ten goede.


Theoriebron Relaties in de klas

.v .

3. Wees positief en gebruik humor, geef complimenten en maak af en toe een grapje. Leerlingen complimenteren die iets goed doen is effectiever dan mopperen op leerlingen die iets niet goed doen. 4. Stimuleer samenwerken, dit zorgt ervoor dat de leerlingen elkaar leren kennen en gaan waarderen.

Relaties tussen leerlingen onderling verbeteren

ct ie

fb

Als leerkracht zijn er veel manieren en werkvormen om de sfeer tussen de leerlingen te verbeteren. Ideaal is de emancipatoire structuur, waarin iedere leerling gewaardeerd wordt om zijn of haar sterke punten. Hiervoor moeten de leerlingen wel elkaars sterke punten kennen. Belangrijk is om deze punten zelf te kennen en hiermee rekening te houden bij het samenstellen van groepjes. Om het groepsgevoel te stimuleren is het belangrijk vaak te spreken in termen als ‘wij’. En de groep gezamenlijk opdrachten te geven. Ook zijn er heel veel spelletjes en werkvormen waarmee samenwerken gestimuleerd wordt en de leerlingen elkaar leren kennen.

'A

Voorbeelden van manieren om relaties in de groep te verbeteren

co

py r

ig h

Samenwerken kan gestimuleerd worden door gezamenlijke tekenopdrachten te maken, ook zijn er spelletjes waarbij zo snel mogelijk een opdracht moet worden uitgevoerd. Deze opdrachten lukken alleen als er samen wordt gewerkt. Natuurlijk zorg je als leerkracht voor groepjes in verschillende samenstelling. Wanneer de leerlingen elkaar niet goed kennen zijn er talloze spelletjes om meer over elkaar te weten te komen. Leerlingen kunnen elkaar interviewen of iedere leerling schrijft iets over zichzelf op en de klas moet raden wie het geschreven heeft.

tE

du

Wanneer de sfeer in de groep niet goed is zijn er op internet talloze spelletjes en werkvormen te vinden om deze te verbeteren. Enkele voorbeelden:

49


Theoriebron Interventies

Theoriebron Interventies

.v .

Inleiding

Wat zijn interventies?

fb

Om te zorgen voor een goed klassenmanagement of de sfeer in de klas te waarborgen moet een docent soms interventies toepassen. Belangrijke onderwerpen hierbij zijn probleemgedrag en gedragsproblemen.

'A

ct ie

Dat wat je doet wanneer een leerling probleemgedrag laat zien, dat zijn interventies. In iedere klas, bij iedere leerkracht gebeurt wel eens iets wat niet mag. Als leerkracht moet je dan de juiste interventie kiezen. Daarbij kun je denken aan het corrigerend toespreken of straffen van de leerling die probleemgedrag laat zien. Of juist het complimenteren van de leerlingen die wel het gewenste gedrag laten zien. Bij vaker terugkerende problemen kun je de leerlingen een andere plek geven, of met een beloningskaart gaan werken. Alles wat je doet om het probleemgedrag te laten stoppen is een interventie. Om de juiste interventie te kiezen is het belangrijk dat je weet wat de oorzaak van het probleem is.

py r

ig h

tE

du

Probleemgedrag en gedragsprobleem?

co

Soms is het nodig een leerling even apart te zetten.

Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen probleemgedrag en een gedragsprobleem. Probleemgedrag komt vooral door de omgeving. Een kind loopt telkens van zijn plek en concentreert zich slecht, doordat het kind de stof niet begrijpt en daardoor niet verder kan met zijn werk. Of doordat het heel onrustig is in de klas. Gedragsproblemen komen vooral uit de leerling zelf. Ondanks dat het kind de stof goed snapt en het rustig is in de klas, heeft deze leerling toch moeite zich te concentreren. De onrust zit in het kind zelf. Probleemgedrag is vrij makkelijk op te lossen door de omgeving aan te passen. Bij gedragsproblemen is dat veel moeilijker en is soms hulp van een intern begeleider of ambulant begeleider nodig.

Mogelijke interventies bij probleemgedrag Wanneer probleemgedrag zich vaker voordoet is het eerst belangrijk de oorzaak te achterhalen en te kijken of die weggenomen kan worden. Maar soms zijn er incidenten waarbij direct gehandeld moet worden. Er zijn dan twee mogelijkheden: 1. Belonen van goed gedrag: de leswisseling verloopt rommelig, veel leerlingen zitten te kletsen. Je gaat heel duidelijk de leerlingen complimenteren die wel goed zitten. Of een

50


Theoriebron Interventies

.v .

leerling werkt niet door, je geeft hem een compliment over het stuk dat wel af is en spreekt de hoop uit dat de rest ook zo goed wordt. 2. Bestraffen van ongewenst gedrag: straffen komt een fijne sfeer in de klas niet ten goede. Je moet er dus voorzichtig mee zijn, maar soms ontkom je er niet aan. Zorg ervoor dat de straf past bij de overtreding. Hoe jonger het kind, hoe dichter de straf op de overtreding moet zitten.

Regels en routines

Klasindeling

'A

ct ie

fb

Het liefst wil je het probleemgedrag voorkomen. Erg belangrijk daarbij zijn de regels en routines in de klas. Regels beschrijven de verwachtingen of eisen die aan het gedrag van de leerlingen worden gesteld. Routines beschrijven de afspraken over de dagelijkse gang van zaken. Regels zorgen ervoor dat leerlingen zich veilig en gerespecteerd op school voelen. Routines zorgen voor rust en duidelijkheid. Wanneer probleemgedrag telkens weer terugkeert, is het goed de regels en routines weer eens goed te bekijken. Worden de bestaande regels en routines wel goed nageleefd of moeten er nieuwe regels en routines komen? Als leerkracht is het belangrijk dat je zelf de regels consequent toepast en ze regelmatig herhaalt naar de leerlingen toe. Ook is het goed om gewenst gedrag regelmatig te belonen met een compliment.

ig h

tE

du

Een andere oorzaak van regelmatig terugkerend probleemgedrag is een verkeerde klasindeling. Bij het indelen van de klas moet je ervoor zorgen dat alle leerlingen goed zicht hebben op de leerkracht en het bord. Ook is het belangrijk goed na te denken over de plek van risicoleerlingen. Deze zitten bij voorkeur op een plek waar de leerkracht ze goed kan zien. Wanneer deze risicoleerlingen probleemgedrag veroorzaken is het verstandig ze een plek te geven waar deze problemen zo min mogelijk overlast geven. Daarnaast is het van belang dat leerlingen door het lokaal kunnen lopen zonder anderen te storen. Spullen die regelmatig gebruikt worden moeten ze makkelijk kunnen pakken, zonder dat dat andere leerlingen stoort.

Mogelijke interventies bij gedragsproblemen

co

py r

Wanneer de oorzaak van probleemgedrag in de leerling zelf lijkt te liggen, kan er sprake zijn van een gedragsprobleem. In dat geval is het vaak noodzakelijk de intern begeleider in te schakelen. Die kan een observatie in de klas uit voeren en wellicht nog tips geven. Wanneer de school het probleem niet zelf op kan lossen, kan er een extern onderzoek worden aangevraagd. In dat geval wordt de leerling onderzocht en krijgt de school een rapport met adviezen. Bij gedragsproblemen is het belangrijk in kleine stapjes te denken. Een leerling die niet stil kan zitten, veel kletst en zijn werk niet af heeft, verandert niet in een week in een modelleerling. In dat geval kies je een onderdeel (werk afmaken) en daar ga je aan werken, als dat goed gaat pak je een nieuw onderdeel aan.

51


co p

yr ig ht tie fb .v

Ac

u'

Ed

.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.