40962 Psychiatrie

Page 1

ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed

Psychiatrie

.

fb .v

Cursus


Auteur: Angela van der Haar Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten Titel: Psychiatrie

tie

ISBN: 9789037240962

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

Psychische functies

.

8 9

Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen Stemmingsstoornissen 23

Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen Reflecteren

32 34

27

u' Ac

Theoriebron Psychische functies

11

tie

Angststoornissen

16

fb .v

Oriëntatie

4

Theoriebron Mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen

37

Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

39

Ed

Theoriebron Oorzaken en gevolgen van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis 42 Theoriebron Begeleiden van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis 44 Theoriebron Stemmingsstoornissen

46

ij

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis

er

Theoriebron Angststoornissen

53

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een angststoornis

55

Theoriebron Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

ev

49

58

U

itg

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornissen 61

3


Over deze cursus

Over deze cursus

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Een professionele hulpverleningsrelatie is de basis voor het begeleiden van cliënten met een psychiatrische stoornis. Het opbouwen van deze hulpverleningsrelatie is niet altijd gemakkelijk: de doelgroep is divers en iedere cliënt reageert weer anders op jou als hulpverlener. Het is belangrijk dat je bepaald gedrag van de cliënt herkent en dat je hier op een professionele manier mee om weet te gaan. Deze cursus behandelt een aantal psychiatrische stoornissen en het daarbij voorkomende gedrag. Als toekomstig hulpverlener leer je hoe je dit gedrag op een professionele manier begeleidt.

Als hulpverlener is het belangrijk een professionele houding aan te nemen.

Leerdoelen

U

itg

ev

er

ij

Je kunt: • de psychische functies van de mens beschrijven en toelichten met voorbeelden uit het dagelijks leven • de verschillende visies op het ontstaan van psychische stoornissen beschrijven • oorzaken van een psychiatrisch ziektebeeld toelichten vanuit de mens als biopsychosociale eenheid • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen begeleiden. • Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen • de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen beschrijven en (niveau 4) deze activeren • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) begeleiden. • Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen

4


Over deze cursus

Beoordeling

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

Ed

Beoordelingsformulier <

u' Ac

tie

fb .v

.

• de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) beschrijven en (niveau 4) deze activeren • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij angststoornissen herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij angststoornissen begeleiden • Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van angststoornissen en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen • de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met angststoornissen beschrijven en (niveau 4) deze activeren • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen begeleiden • Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen • de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen beschrijven en (niveau 4) deze activeren.

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

ev

er

Planningsformulier <

ij

Planning

U

itg

Beroepsproduct 1: ‘De week van zorg en welzijn’ De instelling waar je werkt doet mee aan de landelijke week van zorg en welzijn. Tijdens deze week openen honderden zorg- en welzijnsorganisaties hun deuren om aan Nederland te laten zien hoe het eraan toegaat op de werkvloer. De instelling waar jij werkt, mag een film maken over de zorg die zij biedt. De film zal tijdens de week van zorg en welzijn op de televisie te zien zijn. Voor deze opdracht gaan jullie in drietallen de film voor de instelling maken. Je mag daarbij zelf kiezen wat de doelgroep van de instelling is. Je mag dus een film maken over een woongroep in de gehandicaptenzorg, een afdeling in een verpleeghuis of bijvoorbeeld een film over een thuisbegeleider bij een licht verstandelijk beperkte jongen. Jullie kiezen uit de theoriebronnen van deze cursus twee psychiatrische stoornissen die binnen de doelgroep van de instelling voorkomen.

5


Over deze cursus

Per stoornis kiezen jullie twee aandachtspunten die belangrijk zijn voor de begeleiding van deze groep cliënten. Je kunt daarbij denken aan belangrijke punten ten aanzien van je houding, je communicatie of de manier waarop je de cliënt benadert. De naam van de instelling bedenken jullie zelf.

Eisen aan de uitvoering

fb .v

.

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

u' Ac

tie

Maak een planning en een taakverdeling. De film moet voldoen aan de volgende punten: • Er worden twee verschillende psychiatrische aandoeningen genoemd. • Er wordt genoemd wat bij deze aandoeningen moeilijk hanteerbare gedragingen zijn. • Bij iedere psychiatrische aandoening worden twee aandachtspunten voor de begeleiding uitgelegd en uitgespeeld. • Er wordt per psychiatrische aandoening verteld welke rol het sociale netwerk speelt voor de cliënt en hoe het sociale netwerk kan helpen bij het herstel. • De film bevat minimaal twee rollenspellen. • De film duurt minimaal 20 en maximaal 30 minuten. • Ondersteun de film met muziek.

Eisen aan het beroepsproduct Zie hiervoor ‘Eisen aan de uitvoering’.

ij

Ed

Jullie laten de film zien aan de docent. Daarna beargumenteren jullie mondeling waarom jullie hebben gekozen voor deze twee aandoeningen en de aandachtspunten in de begeleiding van de moeilijk hanteerbare gedragingen van deze cliënten. Jullie kunnen daarbij jullie eigen visie op deze aandachtspunten in de begeleiding verwoorden, en jullie kunnen deze visie onderbouwen met behulp van theoretische kennis. Beargumenteer ook welke rol het sociale netwerk kan spelen in het herstel van de cliënt.

er

Beroepsproduct 2: Dagbesteding Itrum

U

itg

ev

Casus

6

Je loopt stage op Itrum. Itrum, gelegen op een landgoed, is een voorziening die werkgerelateerde dagbesteding aanbiedt. Er worden hoofdzakelijk werkzaamheden verricht in de groenvoorziening. Itrum functioneert zo veel mogelijk als ieder ander bedrijf. De werkzaamheden en het werktempo zijn aangepast aan de deelnemers. De deelnemers, die in leeftijd variëren van 20 tot 70 jaar, hebben allemaal een psychische stoornis. Daarnaast hebben sommigen van hen een verstandelijke beperking. Iedere donderdagmiddag is er een inhoudelijk programma. Doel is om door middel van psycho-educatie deelnemers te leren zo vroeg mogelijk signalen te herkennen van psychische decompensatie.

Tijdens een gezonde ontwikkeling van de mens wordt er veel gespeeld. Spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van de motoriek en het leren van sociale vaardigheden. Voor iedere fase van het leven worden spellen ontwikkeld, bijvoorbeeld breinbrekers op de computer voor de oudere cliënt. Misschien ken je er zelf nog wel meer?


Over deze cursus

Jij hebt besloten een spel te ontwikkelen voor Itrum waardoor mensen spelenderwijs kennis krijgen van psychiatrische stoornissen. Dit spel kan dan op de donderdagmiddagen gespeeld worden.

Eisen aan de uitvoering

fb .v

.

Verdeel de klas in groepen en ontwikkel spellen voor Itrum over de volgende psychiatrische stoornissen: • (depressieve en bipolaire) stemmingsstoornissen • angststoornissen • schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen • obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen.

u' Ac

tie

1. De opdracht voer je in een groepje uit. Overleg met de docent over de indeling. 2. Het spel wordt tijdens de laatste lessen gespeeld. De docent informeert je hier verder over. 3. Het spel duurt ongeveer 20 minuten. 4. De les wordt gevolgd door 10 minuten nagesprek, waarin je zelf zorg draagt voor het krijgen van feedback.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

U

itg

ev

er

ij

Ed

Je beroepsproduct wordt beoordeeld op de volgende punten: • In de uitwerking laat je zien dat je de pathologie van deze stoornissen kunt verbinden aan het gedrag van de cliënten. • In de uitwerking komen de psychische functies bij deze stoornissen duidelijk naar voren. • In de uitwerking ga je in op de oorzaken van de stoornissen. • In de uitwerking komen de gevolgen van deze stoornissen voor de cliënten duidelijk naar voren. • Het spel is verzorgd en nodigt uit tot spelen. • Het spel is afgestemd op de doelgroep (denk aan leeftijd, ontwikkelingsniveau, problematieken).

7


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Emoticons

fb .v

.

Ga naar de website Emoticons. Denk aan het onderwerp van deze cursus (Psychiatrie).

Website Emoticons <

Kies de smiley uit die het best past bij jouw gevoel wanneer je aan dit onderwerp denkt. Leg uit waarom deze bij jou past.

Opdracht Wereldcafé

tie

Opdracht 2

u' Ac

Verdeel de klas in vier hoeken met op het tafelgroepje grote vellen papier (plak meerdere A3-vellen aan elkaar) en stiften. Op ieder vel staat een groep stoornissen: • (depressieve en bipolaire) stemmingsstoornissen • angststoornissen • schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen • obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen. In het Wereldcafé zit ieder groepje 10 minuten aan een stamtafel met een papier met daarop de stoornis. Maak een mindmap met zo veel mogelijk begrippen die je weet over deze groep stoornissen. Schrijf goed leesbaar, zodat je de mindmap straks met de hele klas kunt zien. Na 10 minuten laat je het papier op tafel liggen en ga je naar de volgende stamtafel.

Ed

Wanneer je alle vier de tafels hebt gehad, ga je met de hele klas rond één vel papier staan. Doe dit op zo’n manier dat iedereen het papier goed kan zien. Onder voorzitterschap van de docent of een student bespreek je wat je met elkaar hebt opgeschreven.

Heb je ervaring met?

ij

Opdracht 3

er

Heb jij ervaring met het omgaan met of bieden van ondersteuning aan mensen met een psychiatrische stoornis?

U

itg

ev

Beschrijf je ervaring in een kort verslag met behulp van de vragen: • Waar heb je de ervaring opgedaan? • Waarom had de ‘cliënt’ ondersteuning nodig? • Hoe heb je de ondersteuning geboden? • Kwam je problemen tegen? Hoe heb je die eventueel opgelost?

8


Psychische functies

Psychische functies

.

Inleiding

fb .v

Als je een voetbalwedstrijd wint, ben je blij. Als iemand van wie je houdt overlijdt, ben je verdrietig. Deze emoties horen bij het leven en het feit dat we ze kennen, maakt ons anders dan organismen uit de planten- en dierenwereld. Hoe we ons voelen, maakt deel uit van het psychisch functioneren. Na het drinken van alcohol nemen we minder goed waar en gedragen we ons anders. Ook dit vormt een onderdeel van het psychisch functioneren.

Leerdoelen

Theoriebron Psychische functies <

psychische functies

Bij welke psychische functies hoort het gedrag? Schrijf steeds de juiste functie erbij. Kies uit: bewustzijn, denken, gevoelsleven, expressie, verlangen, waarneming, zelfbeleving. Meerdere antwoorden zijn mogelijk.

Ed

Opdracht 4

u' Ac

tie

Je kunt • de psychische functies van de mens beschrijven en toelichten met voorbeelden uit het dagelijks leven • de verschillende visies op het ontstaan van psychische stoornissen beschrijven • oorzaken van een psychiatrisch ziektebeeld toelichten vanuit de mens als biopsychosociale eenheid.

Twee meisjes praten met elkaar. Een van hen schiet in de lach.

Willem ziet de twee meisjes staan.

ij

Willem denkt: ‘Kon ik ook maar zo met hen praten en lachen.’

er

Hij prent het beeld van de vrolijke meisjes in zijn geheugen. Het maakt hem een beetje verdrietig. Willem is in gedachten verzonken en hoort niet dat de docent zegt dat iedereen moet

ev

beginnen met opdracht 1.

Opdracht 5

a. Lees de Theoriebron Mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen. Er wordt wel gezegd dat veel mensen stemmen horen. Maar zijn al deze mensen psychiatrische cliënten? Bedenk eerst zelf twee argumenten. Bespreek deze argumenten daarna met drie klasgenoten.

U

itg

Theoriebron Mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen <

Stemmen horen

Website Samen sterk zonder stigma <

9


Psychische functies

Filmpje Je zal het maar hebben – Barend & Nicolien <

Bekijk het Filmpje Je zal het maar hebben – Barend & Nicolien bij deze opdracht. Bekijk de fragmenten over Nicolien: • 5:10 – 11:07 • 15:03 – 18:30 • 22:44 – 29:43. Nicolien heeft verschillende psychische problemen. Bij haar zijn in de loop der tijd verschillende psychiatrische stoornissen vastgesteld. Veel psychiatrische stoornissen worden veroorzaakt door een samenspel van factoren. Dit past bij de huidige opvatting van de mens als biopsychosociale eenheid. Welke oorzaken leiden bij bijvoorbeeld mensen als Nicolien tot psychische problemen? Maak bij de beantwoording van deze vraag ook gebruik van de informatie op de website van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. In overleg met de docent mag je er ook voor kiezen een andere stoornis te onderzoeken (er zijn verschillende afleveringen van Je zal het maar hebben op YouTube te vinden) en de vraag voor deze stoornis beantwoorden.

U

itg

ev

er

ij

Website Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie <

Je zal het maar hebben

10

tie

Opdracht 7

Ga naar de website van het Florence Nightingale Instituut voor informatie over de geschiedenis van de psychiatrie. Maak een collage waarin je de geschiedenis van de psychiatrie zichtbaar maakt. Deze opdracht voer je uit in een groepje van vier personen. Spreek met je docent af of je deze opdracht mag presenteren.

u' Ac

Website Florence Nightingale Instituut <

Geschiedenis van de psychiatrie

Ed

Opdracht 6

fb .v

.

b. Bekijk de website Samen sterk zonder stigma. Kijk nog eens naar de argumenten van jullie groepje. Wanneer is iemand een psychiatrische cliënt? Probeer samen tot een beschrijving te komen.


Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

fb .v

.

Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen Inleiding

Leerdoelen

u' Ac

tie

De gevolgen van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen zijn voor iedere cliënt ingrijpend. Vaak moeten cliënten hun toekomstbeeld bijstellen. De complexiteit van de ziekte (en de gevolgen daarvan) vraagt om een flexibele benadering van hulpverleners. Hoewel behandeling van de psychose belangrijk is, zal soms de vraag om praktische hulp meer op de voorgrond staan. Hulpverleners dienen in de begeleiding van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis geduld te hebben. Iedere cliënt herstelt in een ander, eigen tempo.

Omgaan met mensen met een psychose

er

Opdracht 8

ij

Ed

Je kunt: • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen begeleiden. Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen • de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met schizofreniespectrumen andere psychotische stoornissen beschrijven en (niveau 4) deze activeren.

Bekijk bij deze opdracht het Filmpje PsychoseNet, met tien tips over het omgaan met iemand met een psychose. a. Welke tien tips worden er gegeven? Schrijf deze tips op.

ev

Filmpje PsychoseNet <

1.

U

itg

2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.

10.

11


Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Opdracht 9

Bekijk het Filmpje Je zal het maar hebben – Annelie bij deze opdracht. Bekijk in ieder geval de fragmenten: • 0:00 – 5:20 • 9:30 – 13:30 • 16:30 – 19:30 • 24:10 – 27:30.

tie

Filmpje Je zal het maar hebben – Annelie <

Je zal het maar hebben -Annelie

fb .v

.

b. Welke tip vind jij het belangrijkst in de omgang met iemand met een psychose? Licht je antwoord toe.

u' Ac

Annelies heeft schizofrenie. In deze NPO 3-aflevering komt zij verschillende keren aan het woord. Beantwoord de vragen tijdens het kijken. a. Noem drie positieve symptomen van schizofrenie die Annelie ervaart.

Ed

b. Er komen ook een aantal negatieve symptomen aan bod. Noem er twee.

er

ij

c. De symptomen van Annelie hebben impact op haar dagelijks leven. Welke impact vind jij het meest ingrijpend?

Jouw reactie op gedrag

ev

Opdracht 10

U

itg

Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis <

12

a. Beschrijf vijf gedragingen die typerend zijn voor mensen met een schizofreniespectrumof andere psychotische stoornis. 1. 2. 3. b. Beschrijf bij elk gedrag hoe je hier, volgens jou als hulpverlener, het best mee kunt omgaan/op kunt reageren.

Lees nu de Theoriebronnen.


Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

c. Komen jouw ideeën overeen met de theorie? Waar zie je nog verschillen? Noteer deze.

.

fb .v

a. Schrijf je mening over de stellingen op. Ga daarna uiteen in viertallen en luister naar elkaars mening.

b. Lees de Theoriebronnen. Herken je hierin gedrag uit de drie stellingen? Schrijf dit op.

Ed

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis <

Lees de volgende drie stellingen: 1. Trage mensen irriteren mij vaak. 2. Ik vind dat een cliënt zelf het contact met een hulpverlener moet zoeken en niet andersom. 3. Ik voel mij snel (te) sterk betrokken bij cliënten.

tie

Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Stellingen

u' Ac

Opdracht 11

U

itg

ev

er

ij

c. Leg jouw mening over de stellingen naast het gedrag van mensen met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Noteer aan de hand hiervan minimaal twee en maximaal vier persoonlijke leerpunten.

13


Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Theoriebron Begeleiden van cliĂŤnten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis <

.

Lees de casus.

fb .v

Casus Hanna

Hanna (25) heeft een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is drie jaar geleden de diagnose schizofrenie gesteld. Hanna heeft een moeilijke jeugd gehad. Haar vader was verslaafd en haar moeder had last van psychoses. Daardoor kreeg ze thuis vaak niet de aandacht en tijd die ze eigenlijk nodig had. Hanna had al op jonge leeftijd last van wanen, maar deze beelden werden toegeschreven aan haar verstandelijke beperking. Hanna woont al vijf jaar in een woongroep voor mensen met een verstandelijke beperking en/of psychische problemen. Iedere cliĂŤnt heeft zijn eigen appartement op de woongroep, en daarnaast is er een gezamenlijke keuken. Hanna heeft de laatste tijd veel last van beangstigende gedachten. Sinds een maand bezoekt zij daarom drie dagdelen per week een deeltijdbehandeling voor mensen met een psychische stoornis. Daarnaast onderneemt ze niet veel. Soms vindt ze het leuk om zichzelf op te maken en mooi aan te kleden. Af en toe komen vriendinnen van haar langs, die zij nog kent uit haar tijd op het speciaal onderwijs. Op een willekeurige dinsdagmorgen komt Hanna met veel moeite uit bed. Onderuitgezakt op de bank van haar appartement staart ze emotieloos voor zich uit. Op de vraag van Thea, de hulpverlener, of ze haar tas al heeft gepakt voor het uitje van vandaag, knikt ze traag. Thea weet echter zeker dat ze dat nog niet heeft gedaan. Als Thea vraagt hoe het gaat, antwoord Hanna dat ze moe is. Thea twijfelt of Hanna haar medicatie wel heeft genomen, maar zegt er niets over. Thea vertelt dat ze in de gezamenlijke keuken een kop koffie voor Hanna klaar heeft staan. Als Thea een half uur later weer bij Hanna komt kijken, zit Hanna nog op dezelfde bank. Haar vlakke blik is uitdrukkingsloos.

tie

Theoriebron Oorzaken en gevolgen van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis <

Lees de Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.

u' Ac

Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen <

Casus Hanna

Ed

Opdracht 12

er

ij

a. Welke factoren lees je in deze casus die van invloed zijn op het tot uiting komen van schizofrenie bij Hanna? Vul deze factoren aan met factoren die je leest in de Theoriebron.

U

itg

ev

b. Hanna bezoekt drie dagdelen per week een deeltijdbehandeling voor mensen met psychische stoornissen. Zoek bij jou in de buurt een of meer instellingen op die passende hulp aan Hanna zouden kunnen bieden. Schrijf de naam van de instelling op en beschrijf welke hulpvorm/behandeling de instelling biedt. Benoem ook waarom jij denkt dat Hanna baat zou hebben bij deze behandeling.

14


Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

fb .v

.

c. Vergelijk je antwoord bij vraag b met de antwoorden van drie medestudenten. Welke behandelvormen hoor je van hen en wat vind je van deze behandelvormen?

d. Stel, je bent een vriendin van Hanna. Wat zou jouw eerste reactie zijn op het gedrag van Hanna?

tie

e. Benoem de negatieve symptomen van schizofrenie bij Hanna in deze casus.

u' Ac

f. Wat is in je houding en communicatie met mensen met negatieve symptomen van schizofrenie belangrijk? Noem minimaal drie punten.

Ed

g. Hoe zou Thea het best kunnen reageren op Hanna?

er

ij

h. Verschilt de professionele reactie van Thea met jouw eerste reactie als vriendin? Zo ja, waarin?

Zou Hanna’s sociale netwerk een rol kunnen spelen bij haar ondersteuning? Bedenk hier een concreet voorbeeld van.

j.

(niveau 4) Wat is een belangrijk aandachtspunt voor jou als professional in het activeren van het netwerk van Hanna? Beschrijf dit aan de hand van het concrete voorbeeld bij vraag i.

U

itg

ev

i.

15


Stemmingsstoornissen

Stemmingsstoornissen

.

Inleiding

tie

fb .v

Iedereen heeft weleens een dipje en iedereen is weleens verdrietig. Maar als sombere gevoelens wekenlang aanhouden, kan er meer aan de hand zijn. De gevoelens zijn dan ook vaak dieper. Dat geldt eveneens voor een te uitgelaten, te vrolijke stemming. Er kan sprake zijn van een stemmingsstoornis. Voor hulpverleners die cliënten met een stemmingsstoornis begeleiden, kan het lastig zijn zich niet te laten meeslepen door de heftige emoties van de cliënt. De hulpverlener moet leren medeleven te tonen zonder dat het zijn eigen stemming beïnvloedt. In de volgende opdrachten ga je hier verder over nadenken.

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt: • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) begeleiden. Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen • de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met stemmingsstoornissen (de depressieve en de bipolaire stoornis) beschrijven en (niveau 4) deze activeren.

itg

Emoties kunnen hoog oplopen

Opdracht 13

U

Theoriebron Stemmingsstoornissen <

16

Wat is een stemmingsstoornis? Lees de Theoriebron en beantwoord de vragen. a. Wat is een stemmingsstoornis?


Stemmingsstoornissen

Opdracht 14

Lees de Theoriebron. Doe de opdracht met z’n tweeën.

a. Schrijf los van elkaar een korte casus over een cliënt met een stemmingsstoornis. Je mag zelf weten of het iemand is met een bipolaire stoornis, of alleen met een depressie. (Schrijf er niet bij om welke stoornis het gaat.) Beschrijf de volgende punten: • de leefsituatie (leeftijd, woonsituatie, dagbesteding, hobby’s) • de factoren die van invloed zijn geweest op het ontstaan van de stoornis • de symptomen van de stoornis.

tie

Theoriebron Stemmingsstoornissen <

Leven met een stemmingsstoornis

fb .v

.

b. Als je favoriete voetbalclub een wedstrijd verliest, of als je relatie net is verbroken, kun je een heel vervelend gevoel hebben. Je stemming kan dan ernstig verlaagd zijn. Is er in dat geval sprake van een stemmingsstoornis? Leg je antwoord uit.

er

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis <

Stemmingsstoornissen kunnen het leven van een cliënt beïnvloeden, maar ze hebben ook invloed op de omgeving. Op een woongroep in de gehandicaptenzorg wonen zes licht verstandelijk beperkte jongeren. Er zijn nog twee kamers vrij in de woonvorm, en daar komen volgende week twee jongeren te wonen die naast hun lichte verstandelijke beperking een stemmingsstoornis hebben. Om de huidige bewoners goed voor te bereiden, gaan jullie in viertallen een filmpje voor hen maken. Het filmpje van maximaal vijf minuten maakt duidelijk wat stemmingsstoornissen zijn en hoe mensen met een stemmingsstoornis zich (kunnen) gedragen. Maak ook duidelijk hoe je deze mensen het best kunt helpen.

Ed

Theoriebron Stemmingsstoornissen <

Film over stemmingsstoornissen

ij

Opdracht 15

u' Ac

b. Beschrijf samen bij elke casus welke invloed de stoornis op het leven van de cliënt kan hebben. Wat doet zo’n stoornis met de huisgenoten? Of als iemand alleen woont, denk je dat dat goed zal gaan? En hoe gaat het met werk of studie? Maak een samenvatting van de gevolgen die de stoornis volgens jullie heeft op het leven van de cliënt.

Maak allereerst een storyboard, waarin je – via tekst of plaatjes – de inhoud van de film schetst. Laat deze goedkeuren door je docent.

ev

Neem vervolgens het filmpje op. Lever het in bij je docent of bekijk het in de groep.

itg

Opdracht 16

U

Artikel G-training: theorie en toepassing < Website Zien in de klas: GGGG-model <

Het GGGG-schema Open het Artikel ‘G-training: theorie en toepassing’ en lees het door. Iedereen ziet weleens ergens tegen op, jij waarschijnlijk ook. Je hikt bijvoorbeeld aan tegen een presentatie die je moet houden of een belangrijk gesprek dat je moet voeren. Je denkt dat je het niet kunt en wilt het misschien liever uitstellen. Mensen met een depressieve stemmingsstoornis hebben heel vaak van deze negatieve gedachten. Tijdens cognitieve therapie krijgen cliënten inzicht in hun gedachten. Met behulp van een GGGG-schema kunnen vervolgens andere gedachten worden aangeleerd en daardoor zal de cliënt zich anders gaan gedragen. Je vult voor deze opdracht zelf een GGGG-schema in.

17


Stemmingsstoornissen

fb .v

.

a. Bekijk een voorbeeld van het GGGG-schema op de website Zien in de klas: GGGG-model. Op de pagina DOWNLOADS vind je onder de kop WIJZER IN ONDERWIJSBEHOEFTEN het GGGG-model. Download het model en bekijk het. Bedenk dat een cliënt een bepaald ontwikkelingsniveau moet hebben voor cognitieve therapie. Zo kan de therapie wel aanslaan bij iemand met een lichte verstandelijke beperking, maar heeft een cliënt met een ernstige of matige verstandelijke beperking te weinig zelfinzicht en reflecterend vermogen voor het laten slagen van deze therapie.

b. Neem een situatie uit je eigen leven in gedachten, zoals hierboven beschreven. Het moet gaan om een situatie waarin je irreële gedachten hebt; je mag ook een situatie verzinnen. Vul het GGGG-schema in op een apart A4’tje. c. Bespreek in viertallen wat jullie hebben opgeschreven.

tie

d. Kies per viertal één schema en zet de irreële gedachten om in reële gedachten. Maak een nieuw schema met deze nieuwe gedachten.

u' Ac

e. Wat zou je kunnen hebben aan dit schema in je dagelijks leven? Beschrijf dit in drie regels.

Open het Artikel ‘Ook ernstig verstandelijk gehandicapte kan depressief zijn’, over ernstig verstandelijk beperkte cliënten met een stemmingsstoornis.

er

Artikel Ook ernstig verstandelijk gehandicapte kan depressief zijn <

Ernstig verstandelijk beperkt en een stemmingsstoornis

ij

Opdracht 17

Ed

f. Wat zou een cliënt met een depressieve-stemmingsstoornis aan het GGGG-schema kunnen hebben? Beschrijf dit in drie regels.

Simone is een vrouw van 35 jaar. Ze heeft een ernstige verstandelijke beperking. Daarnaast heeft zij een stemmingsstoornis. Ze woont in een 24 uursinstelling.

U

itg

ev

a. Noem drie mogelijke gedragskenmerken bij Simone die een signaal van een stemmingsstoornis zouden kunnen zijn.

18

b. Stel dat jij hulpverlener bent in de instelling waar Simone woont. Noem drie concrete voorbeelden van punten waar jij bij de praktische begeleiding van Simone op in zou kunnen spelen.


Stemmingsstoornissen

Opdracht 18

Omgaan met iemand met een depressie maakt deel uit van je werk. Ga naar de website PsychoseNet voor informatie. a. Het netwerk van cliënten met een stemmingsstoornis is vaak maar klein. Dit kan komen door de stemmingsstoornis. Leg in eigen woorden uit hoe de stemmingsstoornis van invloed kan zijn op het netwerk van de cliënt.

fb .v

.

Website PsychoseNet <

Het netwerk van de cliënt

u' Ac

tie

b. Je wilt de mensen in het netwerk van een cliënt met een stemmingsstoornis vijf tips geven voor de omgang met hem. Welke vijf tips geef je?

er

ij

Ed

c. Lees het verhaal en tien tips voor de omgang met een depressie van een ervaringsdeskundige op internet. Welke tips kwamen overeen met de vijf tips die jij had bedacht? Welke tips zijn nieuw voor jou?

U

itg

ev

d. (niveau 4) Een cliënt met een lichte verstandelijke beperking en een stemmingsstoornis bezoekt driemaal per week het dagactiviteitencentrum. Daar heeft zij het goed naar haar zin met de andere bezoekers. Af en toe komt de buurvrouw langs met een zelfgebakken cake of appeltaart. Deze cliënt wil graag de relaties in haar bestaande netwerk sterker maken. Hoe kun jij als hulpverlener hieraan bijdragen? Noem één voorbeeld.

e. (niveau 4) Een cliënt met een lichte verstandelijke beperking en een stemmingsstoornis heeft weinig sociale contacten. Zij wil graag de relaties in haar netwerk uitbreiden. Hoe kun jij als hulpverlener hieraan bijdragen? Noem één voorbeeld.

19


Stemmingsstoornissen

Opdracht 19

Meneer Visser

Casus Meneer Visser

Theoriebron Stemmingsstoornissen <

• • •

Lees in de Theoriebron Stemmingsstoornissen over de manische periode en de depressieve periode bij een bipolaire stoornis Lees in de Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis de Aandachtspunten voor de hulpverlener bij cliënten met een depressieve stoornis Lees de Casus Meneer Visser.

tie

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis <

fb .v

.

Meneer Visser (75 jaar) heeft een bipolaire stoornis. Hij woont samen met zijn vrouw in een klein appartement. Mevrouw Visser is nog gezond, maar vindt de zorg voor haar man wel erg zwaar. Meneer Visser heeft tijdens zijn depressieve periodes veel problemen met uit bed komen in de ochtend. Hij onderneemt dan overdag vrijwel geen enkele activiteit. Het liefst ligt hij de hele dag op bed. Meneer Visser komt eenmaal per week voor een gesprek bij een psycholoog. Deze heeft in overleg met het echtpaar thuisbegeleiding ingeschakeld. Vanaf volgende week zal er tweemaal per week een thuisbegeleider komen, om meneer en mevrouw Visser te ondersteunen.

Ed

u' Ac

a. Ga uiteen in drietallen. Mevrouw Visser geeft bij de thuisbegeleider aan dat zij het erg lastig vindt dat haar man zoveel moeite heeft met het opstaan. Bedenk vijf concrete afspraken of actiepunten die de thuisbegeleider in overleg met meneer en mevrouw Visser kan opstellen om het dag-nachtritme van meneer Visser te herstellen.

ij

Vervolg casus Meneer Visser

U

itg

ev

er

Meneer Visser krijgt steeds meer lichamelijke klachten. Hij gaat zienderogen achteruit. De thuisbegeleider komt bijna iedere dag, maar de situatie wordt voor mevrouw Visser te zwaar. Als meneer Visser dan in een manische periode belandt, wordt de zorg haar werkelijk te veel. In overleg wordt besloten meneer Visser te laten opnemen in een 24 uurszorgvoorziening.

20

b. Jullie gaan deze situatie uitspelen in een rollenspel. Daarbij is één persoon meneer Visser, één persoon mevrouw Visser en de derde persoon de thuisbegeleider. Speel in het rollenspel de situatie waarin de thuisbegeleider het echtpaar vertelt dat er een plekje is gevonden voor meneer Visser. Ter voorbereiding zoeken jullie in ieder geval het volgende op: • Zoek bij jullie in de buurt een instelling waar meneer Visser terecht zou kunnen. • Beschrijf hoe de zorg er daar voor hem uit zal zien. • Beschrijf welke stappen genomen moeten worden voor een opname in deze instelling. In het gesprek is het belangrijk dat je zowel mevrouw als meneer een compleet beeld kunt geven van de instelling en de ‘weg’ daarnaartoe. Wissel van rol, zodat iedereen de verschillende rollen een keer heeft gespeeld. De begeleider krijgt van meneer Visser en mevrouw Visser een tip en een top.


Stemmingsstoornissen

c. Welke tip en top kreeg jij?

Vervolg casus Meneer Visser

fb .v

.

Lees het vervolg op de Casus Meneer Visser:

tie

Meneer Visser woont inmiddels in een verpleeghuis. Jij werkt als hulpverlener op deze woongroep. Meneer Visser bevindt zich in een manische episode van zijn bipolaire stoornis. Jij draait op een dag een avond-slaapdienst op de groep. Meneer Visser heeft grote moeite met naar bed gaan ’s avonds. Je hoort hem ook ’s nachts nog rommelen op zijn kamer. Je hebt de volgende dag weer een avond-slaapdienst en neemt je voor meneer Visser die avond eerder naar bed te begeleiden

Ed

u' Ac

d. Ga uiteen in drietallen. Bedenk vijf concrete afspraken of actiepunten die je opstelt om het slaappatroon van meneer Visser te herstellen.

Speel deze avond met meneer Visser uit tot het moment dat hij naar bed gaat. Eén persoon speelt meneer Visser en de andere speelt de hulpverlener. Wissel van rol, zodat jullie ieder de verschillende rollen een keer hebben gespeeld. De begeleider krijgt van meneer Visser een tip en een top.

er

ij

e. Welke tip en top kreeg jij?

Bezoek

ev

Opdracht 20

itg

Theoriebron Stemmingsstoornissen <

U

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis <

In het verpleeghuis waar je werkt, woont mevrouw Kralinger. Zij is 80 jaar en heeft een depressieve stoornis. Het gaat de laatste tijd niet goed met haar. Je merkt dat meneer Kralinger nog maar weinig langskomt. Als je dit op een dag voorzichtig ter sprake brengt bij meneer Kralinger, merk je dat hij eigenlijk niet eens precies weet wat de stoornis van zijn vrouw inhoudt en hoe hij hiermee kan omgaan. Je besluit voor meneer Kralinger de belangrijkste informatie over de stoornis van zijn vrouw overzichtelijk op te schrijven. a. Ga in drietallen uiteen. Beschrijf op een A4’tje voor meneer Kralinger in ieder geval de volgende punten: • een beschrijving van een depressieve stoornis • symptomen van een depressieve stoornis • aandachtspunten voor de omgang met mevrouw Kralinger • de rol die meneer Kralinger zou kunnen hebben in de ondersteuning van zijn vrouw.

21


Stemmingsstoornissen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

b. Welke ondersteuning zou je meneer Kralinger nog meer kunnen bieden in zijn relatie met zijn vrouw?

22


Angststoornissen

Angststoornissen

.

Inleiding

fb .v

Ieder mens is weleens bang en dat is maar goed ook! De ervaring van angst is te vergelijken met het ervaren van pijn. Het is een reactie op een prikkel. Het waarschuwt je voor gevaar. Angst treedt op wanneer je je in een toestand bevindt die je als bedreigend ervaart. Zo stelt je lichaam je in staat om te vechten, te vluchten of te bevriezen (verstarren) wanneer dat nodig is. Het is dus een beschermingsmechanisme. In het Engels noemen we dit de ‘Fight Flight Freeze-responses’.

tie

Leerdoelen

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt: • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij angststoornissen herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij angststoornissen begeleiden. Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van angststoornissen en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen • de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met angststoornissen beschrijven en (niveau 4) deze activeren.

Opdracht 21

U

Theoriebron Angststoornissen <

Bang zijn Lees de Theoriebron en beantwoord de vraag over angststoornis. Kinderen, en ook volwassenen, kunnen soms ergens bang voor zijn. Denk maar aan de kinderen die ’s avonds niet kunnen slapen, omdat ze bang zijn voor een monster onder hun bed of in de kast. Deze angsten zijn vaak gekoppeld aan het verstandelijke of sociaal-emotionele niveau van functioneren. Omdat bij cliënten met een verstandelijke beperking dit niveau vaak ligt op de ontwikkelingsleeftijd van een kind, kunnen ook mensen met een verstandelijke beperking soms erg bang zijn.

23


Angststoornissen

Mensen met een angststoornis kunnen in een sociaal isolement belanden. Lees de Theoriebron en beantwoord de vragen over fobieën. a. Hoe komt het dat mensen met agorafobie vaak in een isolement terechtkomen?

tie

Theoriebron Angststoornissen <

Sociaal isolement

fb .v

Opdracht 22

.

Kun je bij deze doelgroep spreken van een angststoornis? Leg je antwoord uit.

Maak viertallen. Bekijk bij deze opdracht het Filmpje Belevingsfilm Ouderen, GGZ Friesland – Heerenveen. Stel je het volgende voor: je komt als thuisbegeleider tweemaal per week bij de mevrouw uit het filmpje. Nadat het een tijd zeer goed gegaan is met mevrouw, merk je dat ze weer meer last krijgt van angsten. Ze zit veel binnen. Haar dochters helpen haar door de boodschappen voor haar te doen en haar medicijnen te halen. Ook regelen ze een thuiskapper. Mevrouw is hier heel blij mee. Je besluit in overleg met je teamleider de directe familie van mevrouw uit te nodigen voor een informatief gesprek. In dit gesprek wil je de familieleden antwoord geven op de volgende vragen: • Wat is een angststoornis? • Wat zijn de oorzaken van een angststoornis? • Welke rol kan het sociale netwerk spelen in de ondersteuning van mevrouw?

ev

er

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een angststoornis <

Ed

Theoriebron Angststoornissen <

Het sociale netwerk

ij

Opdracht 23

u' Ac

b. Mensen met een specifieke fobie kunnen deze vaak goed geheim houden. Je merkt er ook niet altijd veel van in het dagelijks leven. Toch kan de fobie wel grote invloed hebben. Leg dat uit.

U

itg

Filmpje Belevingsfilm Ouderen, GGZ Friesland – Heerenveen <

24

Je maakt hiervoor een PowerPoint (minimaal drie slides). Maak duidelijk welke rol het sociale netwerk speelt bij het al dan niet in stand houden van de angststoornis. Gebruik hierbij concrete voorbeelden. Beschrijf in de PowerPoint ook minimaal twee concrete plannen die jullie hebben om het netwerk te activeren. Denk bijvoorbeeld aan het organiseren van bepaalde activiteiten. Je PowerPoint presenteer je aan de hele groep. Zorg ervoor dat de presentatie ongeveer tien minuten duurt. De groep speelt dan de rol van ‘het netwerk’. Aan het eind van de presentatie krijg je met je viertal een tip en een top van de groep.


Angststoornissen

Opdracht 24

fb .v

.

Welke tip en top kregen jullie? Wat kun je hiermee in de praktijk?

Stellingen angst

Bespreek de stellingen klassikaal.

Kamiel (27 jaar) heeft een angststoornis. Hij heeft een tijd gewoond in een behandelinstelling voor mensen met psychische stoornissen. De behandelingen die hij daar heeft gekregen, hebben Kamiel goed gedaan: zo goed dat zijn tijd in de instelling erop zit. Kamiel heeft geen 24 uursbehandeling meer nodig. a. Voor Kamiel is de stap naar volledig zelfstandig wonen nog te groot. Welke vorm van hulp zou nu passend zijn voor hem? Bekijk hiervoor op internet sites van instellingen in de ggz.

Ed

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een angststoornis <

Opdracht Kamiel

u' Ac

Opdracht 25

tie

Lees de drie stellingen en denk na over je mening. • Een angststoornis kun je ook zonder hulp oplossen. • Angststoornissen ontstaan bij bange mensen. • Mensen met een angststoornis hebben een duwtje in de rug nodig.

U

itg

ev

er

ij

b. Hoewel Kamiel weinig angsten meer kent, durft hij nog steeds niet met het openbaar vervoer te reizen. Met behulp van ‘exposure’ gaat hij dit toch leren. Zoek met behulp van internet uit wat onder ‘exposure’ wordt verstaan.

c. Kamiel gaat via exposure stapsgewijs leren met het openbaar vervoer te reizen. Benoem vijf stappen die hij in dit traject gaat afleggen. Als laatste stap (stap 5) reist hij een stukje zelfstandig met de bus. Beschrijf de eerste vier stappen. 1. 2. 3. 4.

25


Angststoornissen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

e. Welke tip en top kreeg jij?

fb .v

.

d. Kamiel moet in dit traject eenmaal naar het station gaan met begeleiding. Hij hoeft daar alleen te staan en nog niet in een trein of bus te stappen. Jij begeleidt Kamiel in dit stappenplan. Onderweg (lopend) naar het station wil hij niet verder, omdat hij heel angstig wordt. Wat doe jij? Speel dit uit in een rollenspel. Eén persoon is begeleider, één persoon is Kamiel en de derde persoon observeert. Wissel drie keer van rol. De begeleider krijgt een tip en een top.

26


Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

fb .v

.

Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen Inleiding

Leerdoelen

u' Ac

tie

In sommige films en comedy’s kom je ze tegen: mensen met extreme smetvrees, die niemand een hand geven voordat ze een handschoen hebben aangetrokken. Of mensen met een dwangmatige neiging om rond elke lantaarnpaal die ze tegenkomen een rondje te lopen. Dit zijn karikaturen, maar tegelijkertijd is het ook werkelijkheid. Mensen met dergelijke dwangstoornissen hebben een obsessief-compulsieve stoornis of een stoornis die daaraan verwant is.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Je kunt: • de belangrijkste kenmerken en gedragingen bij obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen herkennen en beschrijven • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen begeleiden. Je stemt de begeleiding af op de behoeften en wensen van de cliënt • beschrijven wat mogelijke oorzaken zijn van obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen en de risicofactoren voor het ontstaan herkennen • de rol van het sociale netwerk in de begeleiding van cliënten met obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen beschrijven en (niveau 4) deze activeren.

OCS

27


Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessievecompulsieve of verwante stoornis < Website VenVN <

.

fb .v

Lees de twee Theoriebronnen. In beide staat: ‘Het is van belang dat hulpverleners de cliënt serieus nemen.’ Wat wordt daarmee bedoeld? Welk gedrag laat je als hulpverlener dan zien? Wat doe je als hulpverlener wel en wat moet je juist niet doen? a. Vorm een drietal. Brainstorm samen over deze vragen. Maak daarna een conceptmap waarin deze punten kort aan bod komen. Dat doe je door midden op een A4’tje het onderwerp te schrijven (‘Cliënten serieus nemen’). Verdeel het blad in vieren. Schrijf bij elk vakje een van de onderwerpen: wat is het?, welk gedrag voer je wel uit?, welk gedrag voer je niet uit?. Je houdt dan één vakje over. b. Bekijk de beroepscode op de website van VenVN. Deze beroepscode kan je helpen bij het omgaan met cliënten. Er is ook een app beschikbaar voor op je telefoon. Wat zegt de beroepscode over het omgaan met cliënten met obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen? Noteer dat in het vierde vakje.

Moeilijk gedrag

er

Opdracht 28

Cliënten serieus nemen

tie

Theoriebron Obsessievecompulsieve en aanverwante stoornissen <

Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) en aanverwante stoornissen kunnen veel impact hebben op het dagelijks leven. Kies een van de in de Theoriebron genoemde stoornissen. Beschrijf hoe de stoornis kan ontstaan en welke impact deze heeft op het dagelijks leven van de cliënt zelf en van zijn omgeving.

u' Ac

Opdracht 27

Gebruik de Theoriebron bij het maken van deze opdracht.

Ed

Theoriebron Obsessievecompulsieve en aanverwante stoornissen <

Dagelijks leven

ij

Opdracht 26

Lees de twee Theoriebronnen. a. Beschrijf de meest voorkomende moeilijke gedragingen bij cliënten met een obsessieve-compulsieve stoornis of aanverwante stoornis.

itg

ev

Theoriebron Obsessievecompulsieve en aanverwante stoornissen <

U

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessievecompulsieve of verwante stoornis <

28

b. Bedenk in viertallen een casus over een cliënt met een obsessieve-compulsieve stoornis of aanverwante stoornis, die moeilijk hanteerbaar gedrag laat zien. De cliënt bezoekt een dagactiviteitencentrum. Omschrijf het gedrag van de cliënt, de invloed van het gedrag op anderen en de houding van de hulpverlener. Schrijf de casus beknopt uit op een A4’tje. Speel de casus voor de klas uit. Eén persoon speelt de cliënt, twee personen spelen groepsgenoten van de cliënt en de vierde persoon speelt de hulpverlener. Laat in dit rollenspel duidelijk het gedrag van de cliënt zien, evenals de reactie van de hulpverlener en de groepsgenoten daarop.


Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

fb .v

.

c. Welk gedrag hebben de observatoren gezien dat past bij een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornis?

d. Welke invloed had het gedrag van de cliënt op de groepsgenoten?

tie

e. Hoe reageerde de hulpverlener op het gedrag van de cliënt? Wat vond jij daarvan?

Lees de twee Theoriebronnen. Bekijk ook het Filmpje ‘MOM4Y 2016 – Dwang’ bij deze opdracht. a. Welk gedrag zie je in het filmpje dat past bij een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornis?

er

Theoriebron Obsessievecompulsieve en aanverwante stoornissen <

Ed

Filmpje MOM4Y 2016 – Dwang <

Dagelijks gedrag

ij

Opdracht 29

u' Ac

f. Noem één punt dat jou bij het rollenspel is opgevallen en beschrijf wat je daarvan meeneemt in de praktijk.

ev

b. Wat zou het met jou als persoon doen wanneer je dagelijks geconfronteerd zou worden met dit gedrag van iemand in je naaste omgeving?

U

itg

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessievecompulsieve of aanverwante stoornis <

c. Met welke houding denk je dat je als hulpverlener een cliënt die dit gedrag vertoont, zou kunnen helpen?

d. Vergelijk antwoord b met antwoord c. In welke valkuil zou je als professional stappen wanneer je mensen met een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornis zou begeleiden?

29


Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

fb .v

Sofie (40 jaar) heeft een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is er vijf jaar geleden bij haar een obsessieve-compulsieve stoornis vastgesteld. Sofie woont in een instelling voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. De woongroep bestaat uit vier cliënten. Sommige cliënten hebben daarnaast gedrags- of psychische problemen. Sofie heeft veel last van dwanggedachten en dwanghandelingen. De stoornis heeft een grote invloed op haar leven. Ze is heel veel tijd kwijt aan het uitvoeren van haar dwanghandelingen en heeft vrijwel geen tijd meer over voor ontspannende activiteiten. a. Dwanghandelingen kunnen zowel zichtbaar als onzichtbaar zijn voor de omgeving. Beschrijf een voorbeeld van een zichtbare en een voorbeeld van een onzichtbare dwanghandeling die bij Sofie zou kunnen spelen.

Ed

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessievecompulsieve of aanverwante stoornis <

Casus Sofie

tie

Theoriebron Obsessievecompulsieve en aanverwante stoornissen <

Casus Sofie

u' Ac

Opdracht 30

.

e. Wat is hierin een leerpunt voor jou? Noem er minimaal één, maximaal drie.

er

ij

b. Een obsessieve-compulsieve stoornis kan veel gevolgen hebben voor de cliënt. Welke gevolgen kan de stoornis hebben voor Sofie? Beschrijf één lichamelijk, één psychisch en één sociaal gevolg.

U

itg

ev

c. De obsessieve-compulsieve stoornis heeft een grote invloed op het leven van Sofie, maar ook op dat van haar groepsgenoten. Leg aan de hand van een voorbeeld uit hoe de obsessieve-compulsieve stoornis van Sofie ook het leven van haar groepsgenoten kan beheersen.

Je merkt dat de stoornis van Sofie inderdaad ook het leven van haar groepsgenoten gaat beheersen. Je besluit daarom door middel van een filmpje aan de groepsgenoten uit te leggen wat de stoornis van Sofie precies inhoudt. In het filmpje komen de symptomen van de stoornis naar voren en ook handvatten hoe de groepsgenoten van Sofie met haar kunnen omgaan. d. Ga in viertallen uiteen om dit filmpje, dat circa vijf minuten duurt, te maken. Laat het zien aan de klas. Na afloop mogen je medestudenten vragen stellen en feedback geven.

30


Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

e. Welke feedback kreeg jouw groepje? Wat neem je hieruit mee naar de praktijk?

Behandelvormen

.

Opdracht 31

fb .v

Youri is 35 jaar. Er is onlangs bij hem een obsessieve-compulsieve stoornis vastgesteld. Inmiddels heeft Youri uitleg gehad over deze stoornis en zou hij er graag een behandeling of therapie voor volgen. Jij komt als thuisbegeleider tweemaal per week bij Youri.

u' Ac

tie

a. Zoek op internet welke vorm van behandeling/therapie er is voor cliënten met een obsessieve-compulsieve stoornis. Benoem er één en leg kort uit hoe deze vorm van behandeling of therapie werkt.

Youri vraagt aan jou waar hij deze therapie kan volgen en hoe hij zich daarvoor moet aanmelden.

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Zoek op internet waar deze behandeling bij jou in de buurt wordt gegeven. Beschrijf welke stappen je moet zetten om deel te nemen aan deze behandeling.

31


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 32

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 33

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ij

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

ev

er

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

U

itg

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

32

Opdracht 34

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.


Reflecteren

.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Opdracht 35

fb .v

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Samenwerken

u' Ac

tie

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

33


Theoriebron Psychische functies

.

Theoriebron Psychische functies

Expressie

tie

u' Ac

De psychische functies van de mens zijn: • expressie • bewustzijn • zelfbeleving • waarneming • denken • gevoel • willen.

fb .v

Wij mensen hebben een aantal psychische functies die ons onderscheiden van de plantenen dierenwereld. Dit maakt de mensen ook uniek ten opzichte van elkaar. De psychische functies staan niet los van elkaar: zij beïnvloeden elkaar en lopen in elkaar over. In deze theoriebron worden de psychische functies wel van elkaar onderscheiden, zodat jullie als (toekomstige) hulpverleners hierover met elkaar in gesprek kunnen gaan. Wanneer er sprake is van psychiatrische ziektebeelden, zullen een of meer psychische functies verstoord zijn.

er

ij

Ed

Expressie is datgene wat iemand laat zien in gedrag met zijn lichaam of laat horen in zijn spreken. Hierbij kunnen twee vormen onderscheiden worden: • De verbale expressie: deze gaat over de manier van spreken. Aan de manier waarop iemand zijn verhaal vertelt, kunnen heel veel dingen opvallen. Iemand kan snel spreken, of heel langzaam. Iemand kan stotteren of erg traag spreken. Daarnaast vertelt de één gebeurtenissen met alle details en de ander alleen de grote lijn. • De non-verbale expressie: deze gaat over iemands lichaamshouding. Aan iemands lichaamshouding kun je heel veel zien. Een oudere beweegt vaak veel trager dan een kind. Sommige mensen kunnen een uur lang stilzitten en anderen houden dit nog geen vijf minuten vol. Soms bewegen mensen voortdurend met hun voeten. Anderen herhalen voortdurend bewegingen en lijken dit niet te kunnen stoppen.

U

itg

ev

Bewustzijn Met het begrip bewustzijn wordt bedoeld dat je besef hebt van jezelf en je omgeving. Een goed functionerend willekeurig zenuwstelsel is hiervoor een voorwaarde. Het willekeurig zenuwstelsel is het zenuwstelsel waarover de mens controle heeft, zoals bij het vangen van een bal. Dit in tegenstelling tot het onwillekeurig zenuwstelsel, dat bijvoorbeeld bij ademhalen een rol speelt. Het bewustzijn wordt gestoord wanneer prikkels niet meer goed kunnen worden waargenomen. Iemand die in coma is, neemt bijvoorbeeld geen pijnprikkel meer waar. Door gebruik van wiet en drank wordt het bewustzijn ook verstoord en neemt dit af. Binnen de functie van het bewustzijn wordt verder onderscheid gemaakt tussen aandacht en oriëntatie. Aandacht Bij het kijken naar een spannende film kun je soms helemaal de omgeving vergeten. Je bewustzijn is dan wel helemaal helder, maar je bent met je aandacht volledig opgegaan in de film. Mensen die aangeven moeite te hebben om zich te concentreren, vinden het lastig

34


Theoriebron Psychische functies

om hun aandacht bij een taak te houden. Ze zijn snel afgeleid. Om aandacht te kunnen geven aan iets moet je een helder bewustzijn hebben. Een helder bewustzijn betekent niet automatisch dat je volledig aandacht kunt geven aan een onderwerp.

fb .v

.

Oriëntatie Dankzij het bewustzijn is er het besef van tijd, plaats en persoon. Ook deze drie kunnen verstoord zijn. • Tijd: hoe laat is het? In welke eeuw leef je? Is het dag of avond? Welk jaargetijde en welke dag is het? • Plaats: waar ben je? • Persoon: wie ben je? Wie is de ander?

tie

Zelfbeleving

u' Ac

Een mens weet dat hij bestaat en dat hij lijkt op andere mensen. Hij beseft ook dat hij verschilt van de ander, hij kan zich van anderen onderscheiden. Soms is deze functie verstoord. Dan heeft de persoon bijvoorbeeld het idee dat hij van buiten zijn eigen lichaam naar zichzelf kijkt.

Waarneming

Ed

Waarnemen doe je met al je zintuigen. Je kunt dingen zien, horen, ruiken, proeven en voelen. Met de zintuigen neem je de prikkels uit de omgeving waar. Dit waarnemen is emotioneel gekleurd. Bij het horen van gebonk op het raam op 5 december reageer je anders dan bij gebonk op het raam op een gewone avond. Het waarnemen wordt ook gestuurd door wat je verwacht te zien. De verwachting van wat je gaat zien, is gebaseerd op datgene wat je eerder hebt meegemaakt en wat je hebt vastgelegd in je herinnering. Daarnaast staat je waarneming ook onder invloed van druk van anderen. Objectief waarnemen is niet mogelijk.

er

ij

Denken

U

itg

ev

In het denken kunnen verschillende elementen onderscheiden worden: • Verloop: denkt iemand heel snel of heel traag? • Inhoud: wat denkt iemand? Soms denkt een cliënt bijvoorbeeld voortdurend achtervolgd te worden, wat in de realiteit niet zo blijkt te zijn. • Intelligentie: de mogelijkheid die iemand heeft om van ervaringen te leren, deze te interpreteren en te gebruiken in (nieuwe) situaties. • Werkgeheugen: het vermogen dat iemand heeft om informatie van enige tijd geleden weer in zijn herinnering op te halen. • Kortetermijngeheugen: het vermogen om prikkels voor korte tijd te onthouden. • Inprenting: het vermogen om informatie in de hersenen vast te leggen. Sommige ouderen hebben een prima korte- en langetermijngeheugen en toch is de inprenting verstoord. Het vermogen om nieuwe dingen te leren is afgenomen.

Gevoel Bij gevoel kun je denken aan de iconen op je mobiel, die weergeven wat je emotie op dat moment is. Blij, bang, boos en bedroefd worden de vier basisemoties genoemd. Maar er zijn er natuurlijk veel meer. De wijze waarop mensen emoties tonen, verschilt per cultuur.

35


Theoriebron Psychische functies

Binnen het gevoelsleven wordt ook het begrip stemming gehanteerd. Deze term dient om aan te geven hoe iemand over een langere tijd in het leven staat. Bijvoorbeeld wanneer iemand zegt: ‘Ik voel mij al weken somber.’

fb .v

.

Willen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Met willen wordt het vermogen bedoeld om jezelf een doel te stellen en daar ook naar te handelen. Ouders leren hun kinderen dat al het moois in de speelgoedwinkel niet meteen gekocht kan worden. Het is belangrijk dat deze basis in de puberteitsfase verder wordt ontwikkeld. Je leert dat niet alles kan en dat soms hindernissen overwonnen moeten worden of behoeften moeten worden uitgesteld.

36


Theoriebron Mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen

fb .v

.

Theoriebron Mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen Inleiding

tie

Ieder mens voelt, denkt en handelt. En net zoals er in het lichaam verstoringen kunnen optreden, kunnen er ook verstoringen optreden in dit voelen, denken of handelen. Dit zijn verstoringen in de psychische functies van de mens. Dit is het terrein van de psychopathologie. De psychopathologie gaat over stoornissen binnen de psyche van de mens.

Wanneer is er sprake een stoornis? Heeft iedereen die zich afwijkend gedraagt een stoornis? Wat als afwijkend gezien wordt, is mede afhankelijk van de visie op de mens en is bovendien maatschappij- en cultuurafhankelijk. In een handboek, de DSM, is vastgelegd aan welke criteria voldaan moet zijn om van een bepaalde psychiatrische stoornis te kunnen spreken. Het handboek is bedoeld als een handleiding om overal ter wereld een juiste en een zelfde diagnose te kunnen stellen, en de optimale behandeling aan mensen met een psychiatrische stoornis te kunnen geven. Het stellen van een diagnose vereist kennis, kunde en zorgvuldigheid. Om die reden mag alleen een gekwalificeerd en bevoegd behandelaar de diagnose stellen. Dit is een psychiater of een BIG-geregistreerd GZ-psycholoog. Omdat er binnen de psychiatrie regelmatig nieuwe stoornissen worden vastgesteld, of bekende worden aangepast, is de DSM onderhevig aan veranderingen. Sinds 2017 wordt de vijfde versie (DSM-5) gehanteerd. Over het gebruik van de DSM om een diagnose te stellen, is veel discussie. De grens tussen een stoornis en normaal gedrag is niet scherp te trekken. Veel mensen vinden dat de DSM stigmatisering bevordert. Stigmatisering is een proces waarin een groep personen een negatieve stempel krijgt en veroordeeld en uitgesloten wordt. Meer hierover kun je lezen op de website Samen sterk zonder stigma.

ev

er

ij

Ed

Website Samen sterk zonder stigma <

u' Ac

Wanneer is sprake van een stoornis?

U

itg

Oorzaken psychische stoornissen In de loop der tijd is de vraag of er wel of geen sprake is van een stoornis, verschillend beantwoord. Hoe men hierover denkt, hangt samen met wat er bekend is over de oorzaken van een psychiatrische stoornis. Hierna worden de drie belangrijkste visies weergegeven en wordt afgesloten met de huidige kijk op het ontstaan van psychische stoornissen.

Biologisch perspectief In deze medische benadering wordt gedrag gezien als het resultaat van hersenactiviteit en hersenstructuren. In de hersenen zorgen allerlei (neurobiochemische) processen voor prikkeloverdracht tussen de hersencellen, waardoor de hersenen hun werk kunnen doen. Hierbij zijn transmitterstoffen betrokken. Onderzoek naar deze ingewikkelde processen in

37


Theoriebron Mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen

fb .v

Psychologisch perspectief

.

de hersenen en de stoffen vormt de basis voor de biologische psychiatrie. Verder wordt hier ook gekeken naar de anatomische hersenstructuren en de rol van het DNA bij psychiatrische stoornissen. Het wereldberoemde verhaal van Phineas Gage is een mooi voorbeeld van de relatie tussen hersenen en gedrag. Op internet kun je hier diverse filmpjes over vinden.

Sociaal perspectief

tie

Binnen deze benadering wordt gedrag vooral gestuurd door iemands emoties, gedachten en verlangens. Maar in deze benadering gaat het ook over de vraag hoe iemand is opgegroeid en hoe hij is gehecht. Een onveilige hechting kan bijvoorbeeld leiden tot leerproblemen en moeite met het aangaan van relaties.

u' Ac

Deze benadering benadrukt dat mensen niet alleen leven, maar altijd in een omgeving. Gedrag wordt sterk beïnvloed door die omgeving en is hier niet los van te zien. Zaken als armoede, werkloosheid en cultuur hebben ook hun invloed op gedrag van mensen.

De mens als biopsychosociale eenheid

er

ij

Ed

Hierboven zijn drie visies op afwijkend gedrag beschreven. Geen enkele visie kan echter psychiatrische ziektebeelden helemaal verklaren. Tegenwoordig wordt vooral gesproken van de mens als biopsychosociale eenheid. Het ontstaan van psychiatrische stoornissen, en het gedrag dat hieruit voortkomt, wordt bepaald door een samenspel van factoren. Hierbij zijn de drie beschreven invalshoeken van belang. Zo is bij schizofrenie bekend dat genetische aanleg een rol speelt, evenals de omgeving. De mate waarin de omgeving structuur en stabiliteit kan bieden, beïnvloedt de mate waarin de schizofrenie zich uit. Daarnaast is de ene persoon gevoeliger (kwetsbaarder) voor stress dan de andere. Ook dat beïnvloedt het gedrag.

Doelgroepen

U

itg

ev

Psychische stoornissen kunnen voorkomen bij kinderen en volwassen. Ook bij de doelgroep ouderen komen deze stoornissen voor. Een sombere stemming bij ouderen werd voorheen vaak afgedaan als kenmerk van het ouder worden. Bovendien noemen ouderen die depressief zijn zichzelf vaak niet somber, maar klagen zij eerder over lichamelijke klachten als vermoeidheid. Daarom worden (nog steeds) depressieve symptomen bij ouderen niet altijd herkend. Ook cliënten met een verstandelijke beperking kunnen psychische stoornissen hebben. Bij deze doelgroep kan het eveneens lange tijd onduidelijk zijn wat er aan de hand is en welke hulp er ingeschakeld moet worden. Er moet daarbij goed gekeken worden naar de individuele cliënt. Steeds opnieuw zul je je als hulpverlener moeten afvragen welke begeleiding op dat moment het best aansluit bij de cliënt.

38


Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

fb .v

.

Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

tie

Inleiding

u' Ac

Er zijn veel verschillende psychische stoornissen. Iedere stoornis heeft zijn eigen specifieke kenmerken. Toch is er één kenmerk dat bij vrijwel iedere stoornis van toepassing is: de invloed van de stoornis op het leven van de cliënt is zeer groot. Daarom is het belangrijk dat iedere cliënt op een passende manier hulp geboden krijgt. In deze cursus staan verschillende psychiatrische stoornissen uit de DSM-5 centraal. Dit zijn de meest voorkomende stoornissen bij cliënten in de maatschappelijke zorg, die nog niet in andere cursussen behandeld zijn.

U

itg

ev

er

ij

Ed

De eerste groep stoornissen die aan de orde komt, is de groep schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Deze groep staat voor een waaier aan stoornissen, waarin steeds verschillende symptomen meer en minder op de voorgrond staan.

Kenmerken van een schizofreniespectrumstoornis.

39


Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Schizofreniespectrumstoornissen

Psychotische stoornissen

fb .v

.

Schizofreniespectrumstoornissen komen meestal in de jongvolwassenheid (adolescentieperiode) voor het eerst naar voren. Schizofreniespectrumstoornissen worden over het algemeen gekenmerkt door het doormaken van psychotische periodes, afgewisseld met rustiger periodes.

tie

Iemand met een psychotische stoornis is het contact met de omgeving kwijt. De persoon heeft gedachten of waarnemingen die niet in overeenstemming zijn met de realiteit. Deze gedachten en waarnemingen zijn niet corrigeerbaar. Iemand ziet bijvoorbeeld dingen die jij niet ziet, of hij denkt de president van Amerika te zijn. De persoon is hier niet op aan te spreken door anderen. Hij is overtuigd van zijn waarneming en zijn gelijk hierin. Hij leeft in zijn eigen wereld, wat leidt tot ander gedrag dan voor de stoornis.

u' Ac

Symptomen van een psychotische stoornis

Ed

Bij een psychotische stoornis zijn er vooral positieve symptomen. Positieve symptomen zijn gedragingen en belevingen die bij mensen zonder psychose niet voorkomen. De symptomen komen er als het ware ‘bij’. Bij de positieve symptomen staat de verstoring van de psychische functies van het denken en het waarnemen op de voorgrond. Bij het denken is er sprake van wanen en bij het waarnemen van hallucinaties (deze komen hierna aan de orde). Het gevoelsleven van een cliënt in een psychose kan verstoord zijn. Iemand kan bijvoorbeeld versterkte emoties ervaren, of juist totaal niet bij de situatie passende emoties hebben. Iemand gaat bijvoorbeeld lachen op een begrafenis of wordt zonder reden ineens heel erg emotioneel.

er

ij

Wanen

U

itg

ev

Het denken uit zich in wanen. Wanen zijn denkbeelden die niet overeenkomen met de algemeen geaccepteerde werkelijkheid. Er zijn allerlei soorten wanen. Iemand met achtervolgingswaan denkt bijvoorbeeld dat er overal camera’s en microfoons hangen. Iemand met grootheidswaan gelooft dat hij een uitzonderlijk talent heeft of een machtige positie bekleedt; hij denkt bijvoorbeeld directeur van een grote bank te zijn. Verder is de inhoud van het denken vaak zeer verward en spreekt de cliënt onsamenhangend.

40

Hallucinaties Stoornissen in het waarnemen uiten zich in hallucinaties. Hallucinaties zijn zintuigelijke waarnemingen die niet in overeenstemming zijn met de geaccepteerde werkelijkheid. Iemand hoort bijvoorbeeld stemmen die voor een ander niet waarneembaar zijn. Deze stemmen zijn vaak niet vriendelijk en bevatten allerlei beschuldigingen. Ook kunnen ze opdrachten geven om bijvoorbeeld te stoppen met eten en drinken. Soms krijgt iemand via stemmen de opdracht een ander iets aan te doen. Maar ook alle andere zintuigen kunnen hallucinaties oproepen. Slangen die door de muur komen, zijn voorbeelden van visuele hallucinaties.


Theoriebron Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

fb .v

Negatieve symptomen bij schizofreniespectrumstoornissen

.

Mensen met een verstandelijke beperking kunnen ook stoornissen hebben in het waarnemen. Soms lijken – en zijn – dit hallucinaties, soms past deze manier van waarnemen ook simpelweg bij hun ontwikkelingsniveau.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Bij schizofreniespectrumstoornissen staan de negatieve symptomen op de voorgrond. Negatieve symptomen zijn gedragingen en belevingen die bij de cliënt ontbreken. Het gaat dan bijvoorbeeld om initiatiefverlies, verminderende sociale contacten, afvlakking van het gevoelsleven, een vlakke non-verbale uitdrukking, afnemende zorg voor persoonlijke hygiëne en een verstoord dag-nachtritme.

41


Theoriebron Oorzaken en gevolgen van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis

tie

fb .v

.

Theoriebron Oorzaken en gevolgen van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis Inleiding

u' Ac

Schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornissen zijn ingewikkelde psychische aandoeningen. Vaak is er niet één oorzaak aan te wijzen, maar spelen meerdere factoren een rol bij het ontstaan van deze aandoeningen. Voor iedere cliënt zijn de gevolgen verschillend, maar ze zijn wel altijd ingrijpend.

Ed

Oorzaken schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis

U

itg

ev

er

ij

Een van de factoren die een rol spelen bij het tot uiting komen van een schizofreniespectrumof andere psychotische stoornis is erfelijkheid. Daarnaast kan de mate waarin iemand een dergelijke stoornis ontwikkelt ook beïnvloed worden door omgevingsfactoren, zoals de thuissituatie. Bij jongeren met een genetische aanleg voor een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis kan de eerste psychose bijvoorbeeld ontstaan als ze gaan experimenteren met hallucinogene middelen, zoals cannabis. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen dat de transmitterstof dopamine een rol speelt, evenals mogelijke afwijkingen in de hersenen, bijvoorbeeld in de prefrontale cortex. Aan een psychose kunnen diverse oorzaken ten grondslag liggen. Dit kan een somatische aandoening zijn, bijvoorbeeld een hormonale aandoening. Ook kan het gebruik van middelen zoals alcohol en drugs de kans op een psychose vergroten. Soms is de oorzaak onbekend.

42

Controleverlies Het horen van stemmen en het beleven van wanen kunnen voor de cliënt beangstigend zijn. Door de wanen heeft hij geen controle meer over het denken en door de stemmen moet hij opdrachten uitvoeren die hij niet kan negeren. De stemmen kunnen niet aan- of uitgezet worden. De cliënt verliest dan ook de controle over zijn handelen. Wanneer iemand een psychose doormaakt, kan hij geen afgewogen beslissingen nemen en kan hij dingen doen die hem of zijn omgeving veel schade toebrengen. Een cliënt kan bijvoorbeeld een stem horen die hem opdraagt op de treinrails te gaan lopen. Of een stem kan hem vertellen dat al het eten vergiftigd is, waardoor de cliënt niets meer eet.


Theoriebron Oorzaken en gevolgen van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis

Cognitief functioneren

Emotionele afvlakking

fb .v

.

Iedereen kan een psychose doormaken. Er is geen rechtstreeks verband met intelligentie. Het is wel zo dat door een psychose activiteiten als rekenen, plannen en herinneren steeds vermoeiender worden. Mensen met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis ondervinden in de loop der jaren steeds meer moeite met het vinden van woorden. Ook het denken gebeurt steeds trager.

u' Ac

Toekomstbeeld

tie

Mensen met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis geven vaak aan dat ze emoties niet meer zo beleven als voorheen. Ze voelen zich leeg, wat cliënten als een groot verlies ervaren. Dit vlakker worden in emotie wordt versterkt door het gebruik van medicatie. Behalve dat emoties vlak worden, neemt ook de vaardigheid in het uiten van deze gevoelens en het herkennen bij anderen af.

Ed

Een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis heeft veel gevolgen voor de cliënt – niet alleen voor de cliënt zelf, maar ook voor diens omgeving, ouders en vrienden. Wanneer een cliënt het besef krijgt dat hij een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis heeft en dat dit niet overgaat, kan dit tot gevoelens van somberheid en een depressieve stoornis leiden. Soms kunnen deze gevoelens zo zwaar worden dat de cliënt suïcidale gedachten krijgt. Van groot belang is dat hij hier met mensen over kan spreken. Behandeling en preventie van een depressieve stoornis vormen daarom een essentieel onderdeel van de behandeling van een psychotische stoornis.

ij

Uitsluiting

U

itg

ev

er

Voor de omgeving is het soms moeilijk om iemand met een psychotische stoornis te begrijpen. Om zich staande te houden, moet de cliënt vaak volgens een strakke structuur leven en hij doet dit op zijn eigen wijze. Verschil van inzicht over de manier waarop het best met de cliënt kan worden omgegaan, leidt vaak tot conflicten waar de cliënt niet bij gebaat is. Hij leeft vaak al in een zeer beperkte sociale omgeving, terwijl hij deze juist zo hard nodig heeft om zich staande te houden en een zinvol leven te kunnen ervaren. Isolement en daaruit volgende eenzaamheid vormen voor de hulpverlener dus ook een belangrijk punt van aandacht.

43


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis

tie

fb .v

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis Inleiding

u' Ac

Bij het geven van zorg en begeleiding aan cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen moet je voor een aantal aspecten speciale aandacht hebben. Over de volgende punten moet je in je werk goed nadenken: • je houding • je manier van communiceren • je mate van betrokkenheid.

Ed

Contact houden

er

ij

Contact houden is vaak het allerbelangrijkst in de zorg aan mensen met een psychose of schizofrenie. Als hulpverlener zul je vaak het initiatief tot contact moeten nemen en de cliënt moeten opzoeken, ook wanneer deze zich bijvoorbeeld afsluit van de omgeving. Wees je ervan bewust dat jij soms de enige bent die nog contact kan krijgen met de cliënt, ook al is dat bijvoorbeeld met een gesprek door de brievenbus.

Je houding als hulpverlener

U

itg

ev

Cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen zijn heel gevoelig voor de houding van mensen uit de omgeving. Ze kunnen slecht tegen zowel een kritische, ongeduldige houding als een hartelijke, te sterk betrokken houding. Als hulpverlener dien je je dus zo neutraal mogelijk op te stellen. Toon begrip voor de werkelijkheid van de cliënt door bijvoorbeeld te zeggen dat je begrijpt dat zijn gedachten hem bang maken. Discussiëren over wanen of hallucinaties heeft geen zin! Voor de cliënt is het immers de werkelijkheid en een discussie zal alleen leiden tot conflicten en het verbreken van contact. Stel je accepterend en luisterend op, maar geef tegelijkertijd je grenzen aan. Laat weten dat je de gevoelens van de cliënt begrijpt, maar dat jij bijvoorbeeld ‘de boze mensen’ niet ziet. Belangrijk is ook dat je met de cliënt gemaakte afspraken altijd nakomt.

44


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis

Daginvulling

tie

Behandeling

fb .v

.

Veel cliënten met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen lukt het niet om zelf de dag in te delen en te komen tot een zinvolle dagbesteding. Als hulpverlener kun je samen met de cliënt een dagprogramma maken en hem ondersteunen in het volgen van dit programma. Soms hebben cliënten met psychoses of schizofrenie zeer weinig energie. Houd daar rekening mee en bekijk samen met de cliënt wat per dag haalbare activiteiten zijn. Plan voldoende rustmomenten in de dag. Soms lukt het de cliënt niet zichzelf te verzorgen. Wanneer je hem als hulpverlener daarbij begeleidt, geef je zo concreet mogelijk aan wat je van hem verwacht. Voorkom daarbij wel dat je te veel druk uitoefent. Verwijs naar het door jullie samen opgestelde dagprogramma. Geef complimenten wanneer het de cliënt – uiteindelijk – wel lukt zichzelf te verzorgen.

u' Ac

Iemand met een psychotische stoornis heeft vrijwel altijd medicatie nodig. Regelmatig komt het voor dat iemand door de wanen en hallucinaties de opdracht krijgt deze medicatie niet in te nemen. De stemmen die hij hoort en de beelden die hij ziet, dwingen hem als het ware daartoe. Voor de buitenwereld zijn de beelden niet waarneembaar en de stemmen niet hoorbaar. De situatie verergert en iemand kan een gevaar voor zichzelf of voor zijn omgeving worden. Soms is het dan nodig om iemand tegen zijn wil op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis op een gesloten afdeling.

Ed

Behandeling op langere termijn

ij

Wanneer iemand weer uit de psychose is, wordt er met de cliënt, zijn omgeving en de betrokken hulpverleners gekeken naar de mogelijke oorzaken en aanleidingen. Vervolgens wordt een plan voor de toekomst gemaakt. De mate waarin iemand schizofrenie heeft, kan verschillen. Sommige personen verblijven permanent in een psychiatrisch ziekenhuis.

er

Rol van het sociale netwerk

U

itg

ev

Het netwerk van een cliënt met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis is niet zelden beperkt. Relaties zijn verstoord door onbegrip en conflicten. Cliënten zijn vaak niet in staat een netwerk in stand te houden. Toch is een stabiel netwerk rondom de cliënt belangrijk. Het bevordert zijn herstel en zijn sociaal functioneren. Probeer daarom als hulpverlener inzicht te krijgen in het netwerk van de cliënt. Stimuleer de sterke kanten binnen het netwerk en geef voorlichting over de psychiatrische aandoening. Je kunt ook de mening en wensen van het netwerk betrekken bij de zorg aan de cliënt. Wanneer een cliënt geen netwerk om zich heen heeft, of het bestaande netwerk niet voldoende steun kan bieden, is het belangrijk om als hulpverlener te zoeken naar mogelijkheden om een steunend netwerk op te bouwen. Je kunt bijvoorbeeld samen met de cliënt een lokale vereniging of club bezoeken, deelnemen aan een lotgenotengroep of de cliënt aanmelden bij een maatjesproject. Zoek daarvoor op internet naar adressen of kijk bijvoorbeeld in de lokale gemeentegidsen.

45


Theoriebron Stemmingsstoornissen

.

Theoriebron Stemmingsstoornissen

fb .v

Inleiding

u' Ac

Depressieve stoornis

tie

Het is normaal om blij te zijn wanneer je een examen haalt en om verdrietig te zijn wanneer je een dierbare verliest. De emotie past dan bij de gebeurtenis. Een dergelijke emotie kun je onderscheiden van een ander begrip, namelijk stemming. Een stemming is een overheersend en aanhoudend gevoel, dat min of meer onafhankelijk is van een situatie. Ook op het gebied van stemmingen kan iemand een stoornis ontwikkelen. In deze theoriebron worden van de verschillende stemmingsstoornissen uit de DSM-5 de depressieve stoornis en de bipolaire stoornis besproken.

Ed

Wanneer de stemming van iemand gedurende langere tijd ernstig is verlaagd, kan er sprake zijn van een depressieve stoornis. Iemand met een depressieve stoornis ervaart een gevoel van intense somberheid. Deze is vrijwel voortdurend aanwezig en beheerst het gehele leven. De oorzaak van een depressieve stoornis is niet geheel duidelijk. Soms ontstaat deze als reactie op een gebeurtenis. De ene persoon is kwetsbaarder voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis dan de andere.

Symptomen depressieve stoornis

U

itg

ev

er

ij

Mensen met een depressieve stoornis geven vaak aan intens moe te zijn. Het lukt ze niet om iets te doen en zich op iets te concentreren. Voor mensen met een ernstige depressieve stoornis kan het uit bed komen al te veel zijn. Verminderende eetlust en het verlies van gewicht komen vaak voor. Mensen met een depressieve stoornis vallen over het algemeen wel in slaap, maar worden na een tijdje wakker en kunnen dan niet meer inslapen. Zij raken zodoende verder vermoeid en gaan overdag weer slapen. Hierdoor draaien ze het dag-nachtritme om. Iemand met een depressieve stoornis geeft vaak aan angstig en onrustig te zijn. Maar ook lichamelijke klachten komen voor, zoals hoofdpijn en een vervelend gevoel op de maag. De expressie van deze cliĂŤnten is vaak vertraagd. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar in een vermoeide lichaamshouding.

46


tie

fb .v

.

Theoriebron Stemmingsstoornissen

u' Ac

Signalen en symptomen van een depressieve stoornis.

Behandeling

ev

er

ij

Ed

De behandeling van een depressieve stoornis hangt af van de ernst ervan. Vaak worden antidepressiva voorgeschreven. Ongeveer 1 miljoen mensen in Nederland gebruiken antidepressiva. Daarnaast zijn er voor mensen met een depressieve stoornis verschillende vormen van therapie, waarvan de cognitieve therapie een van de belangrijkste is. Hierbij gaat men ervan uit dat mensen met een (depressieve) stemmingsstoornis zichzelf hebben aangeleerd negatief te denken. Cliënten zijn zich doorgaans niet bewust van deze manier van denken. Tijdens de cognitieve therapie krijgen zij inzicht in hun denkpatronen. Vervolgens wordt geprobeerd deze patronen te doorbreken. Wanneer de cliënt anders gaat denken, voelt hij zich ook anders en zal hij zich ook anders gedragen. Hier wordt de samenhang tussen denken, voelen en gedrag zichtbaar. Voor deze behandelvorm moeten cliënten beschikken over bepaalde cognitieve vermogens. Cliënten met een matige of ernstige verstandelijke beperking zijn vaak niet in staat om op een manier te denken die bij deze behandelvorm nodig is. Bij deze doelgroep is een juiste manier van begeleiden belangrijk. Hierover lees je meer in Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis.

U

itg

Bipolaire stoornis – manische periode Een bipolaire stoornis is een stemmingsstoornis waarbij manische periodes afgewisseld worden door depressieve periodes. Een manische periode kenmerkt zich door een ontremde stemming: de cliënt is abnormaal vrolijk en uitbundig. De overactieve, uitbundige, joviale en ontremde cliënt is voor de omgeving vaak moeilijk om mee om te gaan. De stemmig van de persoon past niet bij de sociale situaties. Hij is grenzeloos in zijn gedrag. Hij overschat zichzelf en maakt grootse nieuwe plannen. Regelmatig worden aankopen gedaan die leiden tot enorme schulden.

47


Theoriebron Stemmingsstoornissen

Bipolaire stoornis – depressieve periode

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Wanneer de manische periode eindigt, schaamt de cliënt zich vaak voor zijn gedrag. In de depressieve fase die volgt op de manische periode is de cliënt introvert en somber. Soms kan hij nauwelijks zijn bed uit komen. Deze wisselingen in gedrag zijn voor de omgeving vaak zeer moeilijk te begrijpen. Mensen vinden het gedrag onvoorspelbaar en kunnen niet op de cliënt vertrouwen. Dit leidt tot relatieproblemen en de cliënt zelf komt steeds meer in een isolement. De tijd tussen de periodes wisselt van persoon tot persoon. Het ontwikkelen van een bipolaire stoornis is hoofdzakelijk erfelijk bepaald. Wanneer er eenmaal sprake is van een bipolaire stoornis, kan een onregelmatige manier van leven of het meemaken van stressvolle gebeurtenissen de stemming van de cliënt verder (of opnieuw) ontregelen.

ev

De verschillende symptomen van een bipolaire stoornis.

U

itg

Behandeling

48

Met name bij een bipolaire stoornis is psycho-educatie een belangrijk onderdeel van de behandeling. De grote veranderingen in stemming zijn vaak voor zowel de cliënt zelf als voor zijn naasten moeilijk te begrijpen. Tijdens de psycho-educatie krijgen de cliënt en de betrokkenen meer uitleg over het ziektebeeld. Er wordt aandacht besteed aan de symptomen die vaak vóór een stemmingswisseling voorkomen. Op die manier kunnen betrokkenen in een vroeg stadium de juiste hulp bieden aan de cliënt, of professionele hulp zoeken. Voor de cliënt zelf is het ook zinvol meer inzicht in zijn ziekte te krijgen, omdat dit ervoor zorgt dat hij zijn behandeling trouwer volgt. Laat ook aan de cliënt en de betrokkenen zien dat een regelmatig leefpatroon belangrijk is. Hoe kan er meer structuur in het dagritme van de cliënt worden aangebracht? Op deze structuur kan tijdens zowel de depressieve als de manische periodes teruggegrepen worden.


fb .v

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis

Inleiding

u' Ac

tie

Het is niet gemakkelijk om cliënten met een stemmingsstoornis te begeleiden. Zo kun je te maken krijgen met veel en voortdurend negatieve gedachten en gevoelens van de cliënt. Stel niet te hoge doelen en laat je niet meeslepen in de negatieve gedachtegang. Bespreek lastige situaties regelmatig met collega’s. Verder is het belangrijk om voldoende aandacht te besteden aan de familie en naasten van de cliënt. Bied hun een luisterend oor en geef informatie over de stemmingsstoornis. Op die manier kunnen zij wellicht het gedrag van de cliënt begrijpen en bijdragen aan de ondersteuning.

Begeleidingsmethodieken voor de hulpverlener bij cliënten met een stemmingsstoornis

U

itg

ev

er

ij

Ed

Voor jou als hulpverlener is het belangrijk dat je in de begeleiding van cliënten met een stemmingsstoornis de juiste basishouding aanneemt. Als handvat kun je daarvoor de volgende uitgangspunten nemen: • acceptatie en respect Als hulpverlener oordeel je niet over de wijze waarop de cliënt zich gedraagt. Je verwacht niet te veel van hem en toont begrip en geduld als hij veel tijd nodig heeft bij bijvoorbeeld zelfverzorging. • empathie en vertrouwelijkheid Je toont als hulpverlener medeleven met de cliënt, maar laat je niet meeslepen. Je zegt bijvoorbeeld: ‘Ik kan me voorstellen dat u zich rot voelt.’ • echtheid Je zorgt ervoor dat je houding en je gezichtsuitdrukkingen overeenkomen met dat wat je zegt. Je luistert actief naar de cliënt, neemt een open houding aan (geen armen of benen over elkaar) en vat regelmatig samen wat de cliënt heeft gezegd. Je knikt wanneer je begrijpt wat de cliënt bedoelt. • transparantie en gelijkwaardigheid Als hulpverlener laat je merken dat je openstaat voor het verhaal van de cliënt. Tegelijkertijd maak je ook duidelijk wat de bedoeling is van de hulpverlening, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘We gaan eraan werken dat u weer kunt genieten van een ochtend op het dagactiviteitencentrum.’

Aandachtspunten voor de hulpverlener bij cliënten met een depressieve stoornis Je biedt als hulpverlener de cliënt praktische ondersteuning. Cliënten die bijna niet meer eten, zul je moeten observeren. Je kunt het eten en drinken stimuleren door kleine hoeveelheden aan te bieden, verspreid over de dag.

49


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis

fb .v

.

Voor de lichamelijke verzorging reserveer je meer tijd dan anders. Je streeft ernaar dat de cliënt zo veel mogelijk zelf doet, maar je let op signalen van hem om overvraging te voorkomen. Ook daarom vraag je niet te veel tegelijkertijd van de cliënt. Soms is haren kammen al genoeg, op een ander moment kan daar ook nog tandenpoetsen bij. Probeer wel structuur aan te brengen in de dag, dus ook in het onderdeel zelfverzorging. Kies daarin een vaste, logische volgorde. Stimuleer de cliënt tot deelname aan sociale activiteiten. Probeer ook hier structuur in aan te brengen: dit geeft hem houvast. Vraag ook in dit verband niet te veel. Het is fijner wanneer het de cliënt lukt vijf minuten op de groep koffie te drinken, dan wanneer het plan om samen naar de stad te gaan voor een kopje koffie mislukt.

tie

Aandachtspunten voor de hulpverlener bij cliënten met een bipolaire stoornis

Ed

u' Ac

Tijdens manische periodes zul je je als hulpverlener vooral richten op de structuur en veiligheid van de cliënt. Soms slapen cliënten nauwelijks en dan is het belangrijk dat je dit goed observeert en op tijd grenzen weet te stellen. Dat kun je als hulpverlener niet alleen; daarover heb je gesprekken met collega’s, behandelaars en eventueel ook met familie. Samen besluiten jullie uiteindelijk wat te doen. Bij mildere vormen van grensoverschrijdend gedrag, bijvoorbeeld zeer druk gedrag, moet je de cliënt ook corrigeren. Doe dat wel consequent. In manische periodes is het soms niet mogelijk samenwerkingsafspraken te maken: houd je dan aan de eerder gemaakte afspraken. Soms kan de cliënt hier boos om worden. Het is goed dat je als hulpverlener hem ook de ruimte biedt om deze gevoelens te uiten. Cliënten met een bipolaire stoornis kunnen zich na de manische episodes schamen voor het gedrag dat zij hebben laten zien. Geef de cliënt de gelegenheid om over deze gevoelens te praten en wees je in deze gesprekken bewust van je houding.

ij

Structuur bij cliënten met een bipolaire stoornis

U

itg

ev

er

Omdat cliënten in manische periodes zeer gevoelig zijn voor prikkels, is het belangrijk dat je als hulpverlener zorgt voor rust in de ruimte waar de cliënt is. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er afspraken zijn over televisietijden, en dat niet de radio tegelijkertijd aan staat. Zorg daarnaast ook voor duidelijkheid en voorspelbaarheid in de structuur van de dag. Je kunt bijvoorbeeld een dagprogramma maken met daarin opgenomen vaste rustmomenten. Ook het innemen van medicijnen kan een onderdeel van het dagprogramma zijn.

50

Cliënten met een verstandelijke beperking en een stemmingsstoornis Cliënten met een ernstige of matige verstandelijke beperking zijn vaak niet in staat te reflecteren op hun gedachten en gedrag. Bij deze doelgroep wordt nogal eens medicatie als behandelvorm ingezet. Daarbij is het zeer belangrijk dat de hulpverlener de omgeving aanpast aan de toestand van de cliënt van dat moment. Structureer de dag (en de nacht) en voorkom overprikkeling. Bied korte activiteiten aan en kijk bij het kiezen van een activiteit goed naar wat de cliënt op dat moment aankan. Geef hem de kans om eigen, eenvoudige


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een stemmingsstoornis

keuzes te maken, zodat hij zijn eigen invloed kan ervaren. Denk bijvoorbeeld aan de keus tussen ‘in bad’ of ‘onder de douche’. Zorg voor vertrouwde hulpverleners om de cliënt heen en bescherm hem tegen al te veel stress.

fb .v

.

Rol van het sociale netwerk bij cliënten met een depressieve stoornis

tie

Tijdens de behandeling – en ook daarna – speelt het netwerk een belangrijke rol bij cliënten met een stemmingsstoornis. Cliënten met een depressieve stoornis hebben vaak het gevoel dat zij anderen alleen maar tot last zijn. Deze cliënten denken ook dat ze geen behoefte hebben aan sociaal contact en lopen zo het risico weg te zakken in een sociaal isolement. Dit sociale isolement maakt dat de cliënt zich nog ellendiger/eenzamer/somberder enzovoort. voelt. Belangrijk is dus het op gang brengen en houden van contacten met anderen. Als hulpverlener op de groep kun je ervoor zorgen dat de cliënt deelneemt aan sociale activiteiten, zoals de gezamenlijke maaltijd en eventuele koffiemomenten op de groep.

u' Ac

Ondersteunen van het sociale netwerk bij cliënten met een depressieve stoornis

Ed

Daarnaast is het zaak dat de hulpverlener het contact met familie of andere betrokkenen stimuleert. Leg aan familie en naasten uit dat het heel belangrijk is dat zij contact opnemen en onderhouden met de cliënt, en waarom dat zo is. Begeleid hen hierin als dat nodig is. Het kan voor familie en naasten best moeilijk zijn om steeds maar weer het initiatief te nemen. Sommige cliënten komen tot niets en moeten zelfs voor de kortste wandeling gemotiveerd worden. Voor jou als hulpverlener is het belangrijk dat je daar aandacht voor hebt en de familie de kans geeft hierover te praten of stoom af te blazen.

er

ij

Rol van het sociale netwerk bij cliënten met een bipolaire stoornis

U

itg

ev

Bij thuiswonende cliënten met een bipolaire stoornis kan het sociale netwerk een rol spelen in het signaleren van de eerste symptomen van een manische of depressieve periode. In een manische periode zijn cliënten vaak uitgelaten en vrolijk. Ze hebben weinig slaap nodig, ze praten veel en hebben grootse plannen. In een depressieve periode zijn cliënten moe en lusteloos. Ze zeggen afspraken af en zijn somber gestemd. Wanneer de omgeving deze symptomen bij de cliënt herkent, kan er vroegtijdig professionele hulp worden gezocht. Een cliënt in een manische periode heeft duidelijke grenzen nodig en daarnaast mensen die samen met hem die grenzen bewaken. Vaak is hier professionele begeleiding nodig, maar de naastbetrokkenen van de cliënt kunnen wel een ondersteunende rol vervullen. Als cliënten zelfstandig wonen, kunnen mensen uit het netwerk bijvoorbeeld in het dagelijks leven de prikkels verminderen voor de cliënt. Denk daarbij aan het voorkomen van situaties waarin de tv en muziek aan staan en er tegelijkertijd een gesprek gevoerd moet worden. Het netwerk kan de cliënt ook helpen herinneren aan het innemen van de medicatie.

51


Theoriebron Begeleiden van cliĂŤnten met een stemmingsstoornis

Ondersteunen van het sociale netwerk bij cliĂŤnten met een bipolaire stoornis

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Bij al deze rollen van het sociale netwerk is psycho-educatie allereerst noodzakelijk. De zorg voor een naastbetrokkene met een stemmingsstoornis is zwaar. De naasten moeten daarom weten wat het belang is van hun rol in de begeleiding. Voor de hulpverlener is het belangrijk aan deze uitleg voldoende tijd en aandacht te besteden. Ook tijdens het traject bied je als hulpverlener steun aan het netwerk. Soms kun je concrete tips en aandachtspunten geven, soms zul je hen moeten motiveren en op andere momenten is het bieden van een luisterend oor voldoende.

52


Theoriebron Angststoornissen

.

Theoriebron Angststoornissen

fb .v

Inleiding

Paniekstoornis

tie

Vrijwel iedereen is weleens angstig, maar soms treedt angst op zonder aanwijsbare en begrijpelijke reden. In het dagelijks leven kunnen cliĂŤnten daar veel last van hebben. Zij hebben dan een ziekelijke angst, dit is een angststoornis. Er zijn diverse vormen van angststoornissen. In deze theoriebron worden de paniekstoornis, agorafobie, sociale angststoornis, specifieke fobie en gegeneraliseerde angststoornis besproken.

Ed

u' Ac

Bij een paniekstoornis ervaart de cliĂŤnt intense paniek, vaak in combinatie met lichamelijke stressreacties zoals zweten, moeite met ademhalen, trillen en het gevoel flauw te vallen. Soms hebben mensen ook hartkloppingen en het gevoel te stikken. De aanval komt plotseling op en is na ongeveer tien minuten op het hoogtepunt, om daarna geleidelijk af te nemen. Mensen hebben na een dergelijke aanval vaak de angst dat er een nieuwe aanval zal komen en houden dan een wat onrustig gevoel. Zeker 10 procent van de mensen maakt in zijn leven een paniekaanval door. Er is dan niet meteen sprake van een stoornis.

Agorafobie

er

ij

Mensen met agorafobie vermijden sommige plaatsen en sommige situaties. Dit kan bijvoorbeeld een plein zijn, maar ook supermarkten, alleen thuis zijn, reizen met het openbaar vervoer, wachten in een rij enzovoort. Ze vermijden deze plaatsen/situaties omdat ze bang zijn dat die een paniekaanval opwekken. Deze klachten komen vaker bij vrouwen dan bij mannen voor en beginnen vaak tussen het twintigste en dertigste levensjaar.

U

itg

ev

Sociale angststoornis Bij een sociale fobie hebben mensen angst voor situaties waarbij anderen aanwezig zijn. Bijvoorbeeld het doen van mondelinge examens, spreken in het openbaar en op visite gaan. Ze zijn bang kritiek te krijgen of niet te voldoen aan de eisen die de situatie stelt. Mensen zijn angstig voor het oordeel dat de omgeving over hen heeft. De persoon regeert hierop door deze situaties te vermijden.

Specifieke fobie Bij deze fobie is de angst gekoppeld aan een situatie of een object, zoals een spin, insect, brug, tunnel of lift. Hoogtevrees, vliegangst en claustrofobie zijn allemaal vormen van een specifieke fobie.

53


Theoriebron Angststoornissen

Gegeneraliseerde angststoornis

Oorzaak angststoornis

fb .v

.

Bij deze stoornis maakt iemand zich overmatig zorgen over gebeurtenissen en activiteiten zonder dat er aanleiding voor is. Mensen zijn chronisch angstig en gespannen. Hierbij passen lichamelijke klachten als pijn op de borst, slaapproblemen en transpireren. Vaak zijn deze mensen prikkelbaar en hebben ze moeite zich te concentreren. Deze stoornis komt meer bij vrouwen dan bij mannen voor en is vaak al in de puberteit aanwezig.

tie

Bij veel stoornissen in het psychisch functioneren is de oorzaak niet duidelijk. Dat is bij angststoornissen ook zo. Soms ligt een heftige, intens beleefde ervaring aan de angst ten grondslag. Angststoornissen gaan vaak samen met andere stoornissen. Dit heet comorbiditeit: er komen dan meerdere stoornissen tegelijk voor.

u' Ac

Moeilijke gedrag van cliënten met angststoornissen

U

itg

ev

er

ij

Ed

De angst van de cliënt uit zich vaak in lichamelijke klachten. Soms zijn dat hartkloppingen, trillen en/of een gevoel van misselijkheid. De cliënt kan ook in een heftige paniekaanval belanden. Hij kan dan letterlijk verstijven of juist wegvluchten uit de situatie. Cliënten kunnen gaan zweten en het gevoel hebben te stikken. De angstaanvallen gaan vaak samen met hyperventilatie. Als gevolg hiervan vallen cliënten soms flauw. Cliënten met een heftige paniekaanval kunnen werkelijk het gevoel hebben dat ze doodgaan. Je zult begrijpen dat mensen met deze gevoelens de situaties vermijden die deze angsten oproepen. Voor cliënten met voldoende zelfinzicht en reflecterend vermogen is het belangrijk dat ze allereerst inzicht krijgen in hun gedachten. Aan deze stap moet voldoende tijd besteed worden. De cliënt kan zich daarna realiseren dat zijn gevoelens sterk worden bepaald door zijn eigen gedachten. Samen met de cliënt kan dan gewerkt worden aan het ombuigen van deze gedachten.

54


fb .v

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een angststoornis

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een angststoornis

Inleiding

tie

In de ondersteuning van cliënten met een angststoornis is jouw houding als hulpverlener cruciaal. Zorg dat je kalm, evenwichtig en betrokken reageert op de cliënt. Vaak heeft de cliënt veel behoefte aan steun. Die kun je hem bieden door hem bijvoorbeeld letterlijk bij de hand te nemen.

u' Ac

Begeleidingsmethodieken voor de hulpverlener van cliënten met angststoornissen

er

ij

Ed

Kijk in de begeleiding altijd goed naar de individuele cliënt en zorg dat je begeleiding aansluit bij deze persoon. Zo kan het doel bij de ene cliënt zijn dat hij uiteindelijk leert om zelf om te gaan met zijn angstgevoelens. Voor een andere cliënt, met bijvoorbeeld een matige verstandelijke beperking, zal dit doel niet haalbaar zijn. De cliënt zal altijd afhankelijk blijven van de steun van hulpverleners. Het is wel bij iedere cliënt belangrijk dat je zijn angstgevoelens accepteert en serieus neemt. Nodig hem uit om over zijn angstgevoelens te praten. Oordeel niet over zijn gevoelens, ga er dus ook niet in mee! Erken de gevoelens bij de cliënt. Dit kun je doen door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Je bent werkelijk bang, he?!’ Probeer de gevoelens die het gevolg zijn van de angst onder woorden te brengen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: ’Ik zie dat je boos bent. Ik denk dat je je heel machteloos voelt, klopt dat?’

U

itg

ev

Aandachtspunten voor de hulpverlener van cliënten met angststoornissen Voor hulpverleners is het soms lastig om op de juiste manier te reageren op de klachten van mensen met een angststoornis. Het is belangrijk dat je niet overbezorgd reageert, want hiermee bevestig je juist de angst van de cliënt. Aan de andere kant is het ook niet goed wanneer je de klachten van de cliënt ontkent of erover in discussie gaat. De cliënt ervaart de lichamelijke klachten immers werkelijk. Omdat angstklachten soms al lang spelen, heeft de cliënt deze ook min of meer nodig in zijn leven. Het is goed wanneer je je daarvan bewust bent, want zo besef je ook dat het voor de cliënt een enorme stap is anders te gaan denken. Benadruk in de begeleiding de alledaagse dingen. Vaak belemmeren de angstgedachten de cliënt bij het ondernemen van dagelijkse activiteiten. Denk daarbij aan het dekken van de tafel of het meedoen aan het gezamenlijke koffiemoment. Moedig de cliënt aan hieraan deel te nemen. Het is een belangrijke stap in het – uiteindelijk – overwinnen van de angst.

55


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een angststoornis

Behandeling

fb .v

.

De behandeling bij angststoornissen begint vaak met psycho-educatie. De behandelaar geeft hierbij uitleg over de stoornis. Angststoornissen zijn goed te behandelen met cognitieve gedragstherapie, mits de cliënt over voldoende cognitieve vermogens beschikt.

Psycho-educatie

tie

Allereerst dienen de cliënt en eventuele naastbetrokkenen een goede uitleg te krijgen over angststoornissen en de symptomen die daarbij horen. De lichamelijke klachten die kunnen wijzen op angstgevoelens, worden door de cliënt zelf vaak niet zo gezien. Tijdens de psycho-educatie kan de cliënt uitleg krijgen over deze verschijnselen. Het is belangrijk dat de cliënt begrijpt waardoor de klacht in stand wordt gehouden en hoe deze door de therapie kan worden afgebouwd. Angst die ooit is ontstaan, kan ook weer verdwijnen. De angst wordt echter in stand gehouden doordat de beangstigende situaties worden vermeden.

u' Ac

Cognitieve gedragstherapie

Ed

Deze therapie is erop gericht de cliënt ervan bewust te maken dat hij situaties ook anders kan ervaren. In de therapie wordt de cliënt geleidelijk steeds meer blootgesteld aan de situatie waar hij bang voor is, bijvoorbeeld het reizen met de trein. Door steeds stapje voor stapje stil te staan bij het feit dat datgene wat er zou kunnen gebeuren in werkelijkheid niet gebeurt, kan de cliënt de situatie anders gaan beleven. Hij leert dat er ook andere gedachten mogelijk zijn dan de gedachten die hij heeft.

ij

Cliënten met een verstandelijke beperking en een angststoornis

U

itg

ev

er

Voor cliënten met een matige of ernstige verstandelijke beperking zijn de inzicht gevende therapieën vaak te hoog gegrepen. Voor deze doelgroep dient de omgeving zo overzichtelijk mogelijk te worden gemaakt. Voor de hulpverlening betekent dit bijvoorbeeld aandacht voor structuur in het dagprogramma en in de ruimte. Probeer als hulpverlener onverwachte situaties te vermijden. Hierdoor houd je de omgeving zo veilig mogelijk voor de cliënt. Zorg dat je letterlijk zichtbaar bent voor de cliënt. Houd hierin ook rekening met de individuele behoefte: zo zal de ene cliënt het prettig vinden wanneer je naast hem zit, terwijl de andere het niet fijn vindt wanneer je letterlijk dichtbij komt.

56

De rol van het sociale netwerk bij cliënten met een angststoornis Cliënten met een angststoornis doen meestal een groot beroep op hun omgeving. Omdat de omgeving graag wil steunen, gaat deze vaak mee met de cliënt en zijn gedachten. Dat betekent in de praktijk dat de omgeving de cliënten helpt bij het vermijden van de beangstigende situaties. Uiteindelijk blijven de angstklachten hierdoor juist bestaan. Het is dus zaak dat ook de omgeving van de cliënt op de hoogte wordt gebracht van de inhoud van de stoornis en hoe deze in stand wordt gehouden. Mensen uit de omgeving krijgen dan


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een angststoornis

fb .v

Ondersteunen van het sociale netwerk bij cliënten met een angststoornis

.

inzicht in de werkwijze van de gedragstherapie en kunnen de cliënt hierin ondersteunen. Dat betekent dat zij niet langer meegaan in het gedrag van de cliënt om de angstige situaties te vermijden, maar dat zij aansluiten bij diens behandeling.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Bij cliënten die zelfstandig wonen, speelt de omgeving een centrale rol. Wanneer de omgeving inzicht heeft in de stoornis, kan deze de cliënt bijvoorbeeld motiveren en ondersteunen in het volhouden van de therapie, op die momenten dat de cliënt ‘erdoorheen zit’. Voor de hulpverlener is het goed te beseffen dat de omgeving van de cliënt zich ook schuldig kan voelen. Deze mensen kunnen het gevoel hebben dat ze hebben gefaald in de ondersteuning van hun naaste. Geef de betrokkenen dan ook de kans om hun gevoelens te uiten, zowel aan het begin van de behandeling als tijdens de behandeling.

57


Theoriebron Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

fb .v

.

Theoriebron Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

tie

Inleiding

Kenmerken

u' Ac

‘Heb ik de deur wel echt op slot gedaan?’ Deze gedachte heeft bijna iedereen weleens. Diep vanbinnen weet je dat je de deur wel op slot hebt gedaan en toch ga je terug om het nogmaals te controleren. Soms kunnen dit soort gedachten zo groot worden dat ze het leven van bepaalde mensen gaan beheersen. In deze theoriebron wordt van de groep obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen uit de DSM-5 de obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) besproken.

ij

Ed

Kenmerken van OCS zijn dwanggedachten (obsessies) en dwanghandelingen (compulsies). Dwanggedachten zijn gedachten die steeds terugkeren en die in 70 procent van de gevallen samengaan met angststoornissen en depressieve stoornissen. Dwanghandelingen zijn acties die uitgevoerd moeten worden en waardoor de onrust en angst tijdelijk afnemen. Van belang is je te realiseren dat de angst zoals hier beschreven, niet altijd direct zichtbaar is of voor de cliënt herkenbaar is.

er

Groepen

U

itg

ev

We onderscheiden verschillende groepen obsessies en compulsies, onder andere: • Angst voor besmetting door andere mensen, of angst om andere mensen te besmetten. De cliënt wordt in beslag genomen door handelingen die gericht zijn op het schoonmaken van dingen of wassen van zichzelf en personen in zijn naaste omgeving. Dit leidt er bijvoorbeeld op een woongroep soms toe dat ook de groepsgenoten voor de gezamenlijke avondmaaltijd allerlei wasrituelen moeten doorlopen. • Angst voor gevaarlijke gebeurtenissen kan leiden tot de dwang om alles onder controle te houden. Het oneindig vaak controleren of de deur wel op slot zit, is hier een voorbeeld van. • Dwanggedachten kunnen ook bestaan uit een obsessie met orde, zoals symmetrie en tellen. Bij tellen moet de handeling bijvoorbeeld altijd een strikt aantal keren worden uitgevoerd.

58


tie

fb .v

.

Theoriebron Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

Oorzaken

u' Ac

Een obsessie met orde kan ertoe leiden dat alle spullen in een precieze volgorde moeten liggen. Wanneer dat niet zo is, moeten alle dingen opnieuw worden neergelegd.

Ed

De obsessieve-compulsieve stoornis is erfelijk. Daarnaast speelt ook de opvoedstijl een rol bij het ontstaan van deze stoornis. Een opvoedstijl waarbij bijvoorbeeld veel waarde wordt gehecht aan controle, geeft een verhoogd risico op het later ontwikkelen van een obsessieve-compulsieve stoornis. Ook spelen stressvolle gebeurtenissen in het leven een rol bij het al dan niet optreden van deze stoornis.

ij

Moeilijk gedrag

U

itg

ev

er

De obsessieve-compulsieve stoornissen worden gekenmerkt door angst- en dwangklachten. Soms is de cliënt zich bewust van zijn gedrag en zijn gedachten. Hoewel hij dan weet dat deze niet logisch zijn, kan hij er zelf niet mee stoppen. Sterker nog, de cliënt is zo dwingend dat hij ook zijn omgeving meeneemt in zijn angst- en dwangrituelen. Dwangrituelen nemen vaak veel tijd in beslag, waardoor de cliënt weinig tot geen sociale contacten overhoudt. Uit schaamte blijven veel cliënten met obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen lang met hun klachten rondlopen. Het kan om die reden dan ook lang duren voordat zij de juiste behandeling krijgen.

Signaleren van obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen De hulpverlener heeft een belangrijke functie in het signaleren van symptomen die kunnen wijzen op een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis. Als hulpverlener kun je alert zijn op de volgende signalen:

59


Theoriebron Obsessieve-compulsieve en aanverwante stoornissen

• • • • •

dwanghandelingen rituelen dwingend gedrag extreem perfectionistisch vermijden van contact.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Als je als hulpverlener deze signalen opvangt, kun je dit voorzichtig en met respect ter sprake brengen. Probeer, indien mogelijk samen met de cliënt, erachter te komen waar het gedrag vandaan komt. Het is van belang dat hulpverleners de cliënt serieus nemen. Veroordeel het gedrag van de cliënt niet en doe het niet af als ‘zinloos’. Wees vooral betrokken en leef je in in de cliënt. Je hoeft in deze fase niet met allerlei oplossingen te komen. Een luisterend oor is vaak voldoende. Eventuele diagnoses worden uiteindelijk gesteld door een psychiater of een gezondheidszorgpsycholoog.

60


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornissen

fb .v

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornissen

tie

Inleiding

Houding

u' Ac

Cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis kunnen last hebben van veel dwangrituelen. Ze kunnen zeer dwingend zijn in deze rituelen en anderen daarin meenemen. Dat kan best lastig zijn op een groep waar meerdere cliënten wonen. Een passende houding van jou als hulpverlener is essentieel. Cliënten die thuis wonen, kunnen soms een heel gezin meenemen in hun dwangrituelen. Dan is het zaak dat het gezin uitleg krijgt over de stoornis en handvatten krijgt hoe men hiermee kan omgaan.

er

ij

Ed

Het is belangrijk dat de hulpverlener steun biedt, zonder mee te gaan in de dwangrituelen. Je kunt bijvoorbeeld uitleggen dat je niet meegaat in het dwangritueel, maar dat je de cliënt wel wilt helpen bij zijn angsten. Wanneer een cliënt steeds vragen ter geruststelling blijft stellen, kun je bijvoorbeeld afspreken dat hij dit voortaan alleen op bepaalde momenten van de dag mag doen. Wees duidelijk in je communicatie en neem de tijd om uit te leggen waarom je iets wel of juist niet doet. Veel cliënten schamen zich voor hun gedrag. Houd daar als hulpverlener rekening mee en behandel cliënten altijd respectvol. Daarnaast ben je als hulpverlener voor de cliënt een voorbeeld. Soms zijn angst- of dwanghandelingen al zeer lang aanwezig en weet de cliënt niet meer hoe het ‘normaal’ moet. Het kan dan verhelderend werken wanneer hij jou als hulpverlener bepaalde handelingen ziet uitvoeren zonder dwang- of angstrituelen.

U

itg

ev

Behandeling Deze stoornis is vaak sluipend en het is van belang dat hulpverleners de cliënt serieus nemen. Voor de buitenwereld lijkt het gedrag vreemd en bizar. Wanneer de cliënt beschikt over voldoende cognitieve vermogens, is hij zich vaak zelf bewust van zijn gedrag. Toch kan hij er niet mee stoppen. Een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis is een chronische aandoening die zonder behandeling over het algemeen niet overgaat. De behandeling bestaat vaak uit cognitieve gedragstherapie en medicatie.

Cognitieve therapie Cognities (= gedachten) spelen een belangrijke rol bij het in stand houden van dwanghandelingen. Denk maar aan de gedachte ‘ik raak besmet als ik de trapleuning aanraak’ bij cliënten met schoonmaakdwang. Cognitieve therapie lijkt daarom zeer geschikt bij de

61


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een obsessieve-compulsieve of aanverwante stoornissen

.

behandeling van dwangstoornissen. Deze therapie richt zich op het denkproces van de cliënt. Vaak denkt hij zwart-wit of trekt hij verkeerde conclusies. Binnen de cognitieve therapie wordt de cliënt gestimuleerd goed naar zijn gedachten te kijken. Zijn deze wel realistisch? Is de gedachte ‘ik raak besmet als ik de trapleuning aanraak’ wel realistisch? De cliënt leert zo dat bepaalde zaken helemaal niet zo riskant zijn of dat bepaalde twijfels overdreven zijn.

fb .v

Exposure in vivo

tie

Bij exposure (= blootstellen) in vivo (= in het echt) wordt de cliënt herhaaldelijk blootgesteld aan de situatie die hem angstig maakt; bijvoorbeeld het aanraken van een ‘besmet’ voorwerp. De cliënt mag vervolgens de bijbehorende dwangmatige handeling (bijvoorbeeld handen wassen) niet uitvoeren. Op deze manier kan hij ervaren dat de behoefte aan controle (in dit geval handen wassen) niet nodig is. Het uiteindelijke doel is dat hij deze behoefte aan controle los kan laten. De therapie begint met een situatie die voor de cliënt ‘het makkelijkst’ is. Dit is de situatie die de minste angst bij hem oproept. Vanaf dat punt worden stapsgewijs de moeilijkere situaties aangepakt.

u' Ac

Cliënten met een verstandelijke beperking en een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis

ev

er

ij

Ed

Bij cliënten met een matige of ernstige verstandelijke beperking is deze psychische stoornis niet makkelijk vast te stellen. De cliënt kan vaak niet uitleggen waarom hij bepaalde handelingen verricht. Wanneer de diagnose wel gesteld wordt, is het belangrijk de omgeving aan te passen aan de cliënt. Als hulpverlener kun je zorgen voor structuur, zowel in de omgeving als in de dagplanning. Soms is het zinvol om gebruik te maken van ondersteunende communicatie, zoals een pictogrammenbord. Hiermee draag je bij aan het creëren van een veilige omgeving. Cliënten met een verstandelijke beperking kunnen soms erg boos worden wanneer zij gestoord worden in hun dwangrituelen. Soms uit zich dit in gillen of schreeuwen. Het is lang niet altijd duidelijk waar dit gedrag vandaan komt. Als hulpverlener reageer je vooral rustig. Observeer de cliënt goed: ga na welk gedrag hij laat zien in welke situatie. Door hier met collega’s over te spreken, kunnen jullie misschien patronen ontdekken en in de toekomst vervelende situaties voor de cliënt voorkomen.

U

itg

Rol van het sociale netwerk

62

Cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis doen meestal een groot beroep op hun omgeving. Ze vragen bijvoorbeeld hulp bij het uitvoeren van hun dwanghandelingen. De omgeving staat vaak in eerste instantie de klachten toe en maakt ze zelfs mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan het kopen van grote hoeveelheden schoonmaakmiddelen om tegemoet te komen aan de schoonmaakdwang van degene met een obsessieve-compulsieve stoornis. Deze goedbedoelde steun versterkt uiteindelijk de angst- en dwangklachten van de cliënt. Het is daarom van groot belang mensen uit de omgeving te betrekken bij de behandeling. Hun reacties op cliënten met een obsessieve-compulsieve of verwante stoornis zijn van grote invloed en kunnen in de behandeling echt een verschil maken. De omgeving kan uitleg krijgen over obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Deze behandelvorm wordt psycho-educatie genoemd. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen de betrokkenen de hulpverlener vragen stellen over de stoornis. Zij kunnen dan ook advies krijgen over de omgang met de cliënt.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.