Jaargang 14, nr 1, maart 2021
Driemaandelijks tijdschrift. Afgiftekantoor Antwerpen. Erkenning: P808155
faro
tijdschrift over cultureel erfgoed
`
20 kaarsjes voor Erfgoeddag
Jongeren en musea
Terugblik op een succesformule
Historian in residence
Digitale tentoonstellingen
IN DIT NUMMER
03
EDITO
06
ERFGOED(DAG) IS VAN IEDEREEN Jubileum
12
24
HISTORIAN IN RESIDENCE Kleurrijke stad, wit museum
MUSEUM OP EEN KRUISPUNT Annemie Cailliau en Patrick Allegaert met pensioen
18
IEDEREEN HEEFT EEN STEM Erfgoeddemocratie in Imagine IC
28
MUSEUM WANTED! Jongeren zijn vragende partij
34
BLIND VOOR SCHOONHEID? Museumbezoekers met een visuele beperking
40
50
ONLINE TENTOONSTELLEN EN RONDLEIDEN Nieuw!
54
NAMEN IN HET LANDSCHAP Vermiste Canadese militairen uit WO I
De collectie glasplaten in de Egyptologische Bibliotheek van de KMKG. © KMKG-MRAH
IN EUROPA | DE TSJECHISCHE REPUBLIEK Diepe breuklijnen en steile kloven
46
EGYPTE DOOR EEN FOTOGRAFISCHE LENS Sura-project van start
EN OOK
04
TELEX
22
SPREKEND ERFGOED Toekomstig digitaal erfgoed
53
EXPAT Anthony Herrel
38
HET ATELIER David Gruwez, CINEMATEK
58
MIJN ERFGOEDPLEK Hind Eljadid
EDITO
COLOFON faro | tijdschrift over cultureel erfgoed 14 (2021) 1 | ISSN 2030-3777 REDACTIERAAD Roel Daenen, Katrijn
D’hamers, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne-Catherine Olbrechts, Alexander Vander Stichele, Tine Vandezande, Hildegarde Van Genechten, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE Katrijn D’hamers EINDREDACTIE Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke Theuwissen DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel Daenen ABONNEMENTEN België € 25 | buitenland € 30 | los nummer € 8 | www.faro.be/abonnementen VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Olga Van Oost, p.a. Priemstraat 51, 1000 Brussel COVERBEELD © Martin Corlazzoli De redactie is steeds op zoek naar interessante bijdragen. Zin om mee te werken? redactie@faro.be © FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. De redactie heeft ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden na te streven. Indien u meent dat voor een bepaald beeld het auteursrecht van de maker of zijn/haar erfgenamen werd geschonden, neem dan contact op met de redactie. De inhoud van de teksten en artikels vertolken enkel de visie van de auteurs en niet noodzakelijk die van het bestuur van FARO.
U vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelings-doelstellingen van
Een prik is niet zomaar een prik Beste lezer, Stilaan komt er licht aan het einde van de tunnel. Nu de vaccinatiekaravaan zich langzaam maar zeker op gang trekt, kunnen we dromen van een leven zonder al te veel beperkingen. Wellicht wordt het nooit meer helemaal zoals vroeger, maar toch … Het moment dat we straks weer uit onze bubbel mogen en datgene doen wat ons al die tijd verboden of afgeraden werd komt in zicht; vrienden en familie ontmoeten, ten volle genieten van kunst en cultuur op de plaatsen die zich daar het beste toe lenen (theaters, bioscopen, concertzalen …), gaan tafelen in uw favoriete restaurant of lange avonden doorbrengen op café … Maar ook naar het werk pendelen, vergaderen rond een echte tafel of bijpraten met collega’s naast het koffietoestel. Ook het ogenblik waarop collega’s uit de brede erfgoedsector elkaar weer zullen ontmoeten tijdens gemeenschappelijke vormingsmomenten, vernissages of andere evenementen komt geleidelijk dichterbij. Wat een verademing zal dat zijn, na maanden van webinars en online events allerhande. Eigenlijk is het verwonderlijk tot wat de mens in staat is. Historisch gezien zijn vaccins een van de meest succesvolle verwezenlijkingen van de mensheid. Het idee alleen al dat we met een eenvoudige prik dodelijke ziektes de wereld kunnen uithelpen is fenomenaal. Toch leeft dit besef te weinig. Misschien zijn we vergeten hoeveel dodelijker het leven vroeger was? Misschien staan we er niet meer bij stil hoeveel collectieve kennis en inzicht er met de fabricatie van een vaccin gepaard gaat? Misschien gaat de complexiteit ervan onze pet te boven of staat het wetenschappelijke bedrijf zo ver van de samenleving dat we dit argwanend bekijken? Wat er ook van zij, een vaccin is veel meer dan een eenvoudige prik. Het kent een boeiende geschiedenis en heeft onze samenleving fundamenteel veranderd. In die zin verdient het een plek in ons collectief geheugen. In deze tijden van fake news en toenemend wantrouwen in het reguliere medische bedrijf is het daarom niet slecht om dit verhaal en het bijhorende erfgoed blijvend onder de aandacht te brengen.
de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.
De redactie redactie@faro.be
3
TELEX
Collectie bladmuziek Openbare Omroep online
Het Koninklijk Conservatorium Brussel converteert zo’n 77.000 oude steekkaarten uit de catalogus Bladmuziekcollectie van de Openbare Omroep (BOO) - van NIR tot VRT - in een online catalogus. De handgeschreven partituren worden gescand om ze beschikbaar te stellen voor toekomstige generaties uitvoerders, onderzoekers en belangstellenden. Na het scannen worden de werken in zuurvrije mappen verpakt. De focus ligt op de meest unieke stukken in de verzameling, nl. de muziekhandschriften, en dan vooral op drie genres: symfonische orkestmuziek, koorwerken en de cluster jazz en lichte muziek. BOO is in de jaren '30 van de vorige eeuw ontstaan als gebruikersbibliotheek voor de diverse muziekensembles die vanaf 1930 tot 1998 verbonden waren aan de Belgische Radio en Televisie. Ze bevat unieke stukken van bekende en minder bekende Belgische componisten, arrangeurs en bandleiders zoals Jef Van Hoof, Louis De Meester, Francis Bay en Freddy Sunder. Meer info: http://boo-online.org
JOMMEKE IN DE BAN VAN HET ROS BEIAARD De Ros Beiaardommegang in Dendermonde mag dan uitgesteld zijn naar 2022, het belet stripheld Jommeke niet om in juni een spannend avontuur te beleven met de Vier Heemskinderen. In het verhaal, een klassiek Jommekesavontuur, vindt professor Leybaert tijdens een opgraving aan de monStandaard Uitgeverij ding van de Dender een groot gouden hoefijzer. Voor de professor, een archeoloog en rasechte Dendermondenaar, het ultieme bewijs dat de mythe van het Ros Beiaard toch een grond van waarheid bevat. Maar dan wordt het gouden hoefijzer door Anatool gestolen … Slagen Jommeke en zijn vriendjes erin om de schat terug te vinden? Het antwoord leest u vanaf 23 juni in Het Ros Beiaard. Het nieuwe album werd geschreven en getekend door stripauteur Gerd Van Loock en uitgegeven door Standaard Uitgeverij.
M HKA toont stadscollectie hedendaagse kunst
Cindy Wright, Unification, 2020. Eigendom stad Antwerpen, in langdurige bruikleen in M HKA.
De stad Antwerpen start met de uitbouw van een stadscollectie hedendaagse kunst. Ze maakt daarbij gebruik van de expertise en capaciteit van het M HKA en versterkt die op deze manier ook in de collectieverwerving en -uitbouw. De beeldende kunst wordt in langdurige bruikleen gegeven aan het M HKA. De Stadscollectie wil niet alleen een divers en internationaal hedendaags kunstpatrimonium opbouwen, maar bovenal kunstenaars die met Antwerpen verbonden zijn waarderen en ondersteunen. Benieuwd welke werken nu reeds deel uitmaken van De Stadscollectie? Ontdek het nog tot 18 april in een tentoonstelling op de benedenverdieping van het M HKA. www.muhka.be
VUB-CAVA MAAKT OEUVRE VAN GAL DIGITAAL EN TOEGANKELIJK De VUB sloot recent een overeenkomst met cartoonist en tekenaar GAL (Gerard Alsteens) om zijn hele oeuvre te digitaliseren. CAVA, het Centrum voor Academische en Vrijzinnige Archieven dat het erfgoed van de VUB en van de vrijzinnig-humanistische gemeenschap in Vlaanderen en Brussel verzamelt, bewaart en beheert, zal GALs hele oeuvre laten ontsluiten. Voor de digitalisering zal CAVA de scanapparatuur van de Nationale Plantentuin in Meise gebruiken. De gedigitaliseerde werken van GAL worden daarna online ontsloten en zijn daardoor beschikbaar voor onderzoek, onderwijs en voor een breder publiek. CAVA – Archief GAL
4
www.cavavub.be
Achttien literaire stemmen bij de tentoonstelling 'Slavernij'
V1 en V2’s in kaart
Welke verhalen kunt u alleen horen als u luistert naar de figuren die volgens schilder Jacob Appel het beroemde poppenhuis van Petronella Oortman bewonen? Waarom zingt een halsband uit 1689 een lied over een berkentak? En wat heeft dat allemaal te maken met slavernij?
De website www.vergeltungswaffen.be toont de inslagen van V1 en V2’s in België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onder meer Pieter Serrien, auteur van het boek Elke dag angst. De terreur van de V-bommen op België (1944-1945) (Horizon, 2016) werkte mee aan de ontwikkeling van deze digitale kaart. Maar ook gebruikers van de website mogen ontbrekende informatie aanleveren. Helpt u met het in kaart brengen van de nog ontbrekende 5.000 inslagen?
De literaire antwoorden op deze vragen komen van achttien talenten uit Vlaanderen en Nederland, die deelnamen aan de schrijfresidentie van Vlaams-Nederlands Huis deBuren in 2020 in de Fondation Biermans-Lapôtre te Parijs. In de reeks Oude werken, jonge schrijvers geven zij een stem aan een artefact uit de tentoonstelling Slavernij van het Rijksmuseum in Amsterdam. De bijdragen zijn te lezen én te beluisteren op deburen.eu/magazine. De teksten verschenen ook op de-lage-landen.com en in Engelse en Franse vertaling op the-low-countries.com en les-plats-pays.com.
OPENBAAR VERVOER IN BELGIË
Gefascineerd door het erfgoed van treinen, trams, bussen en metro’s? Dan zit u goed in de rijk geïllustreerde boekenreeks Het openbaar vervoer in België, geschreven door Jacques Peeters. Eind vorig jaar verscheen het vierde deel, over de periode 1980-1990. U vindt er informatie over het beleid, de organisatie, de infrastructuur en het materieel van de openbaarvervoerbedrijven NMBS, Buurtspoorwegen, MIVB Brussel, MIVA Antwerpen, MIVG Gent. Eerdere delen zoomden in op de periodes 1945-1960; 1960-1970 en 1970-1980.
Op handen gedragen
Meer informatie: www.pfttsp.be/index.php/nl-nl/publicaties
Bibliotheek KU Leuven in Minecraft
Nils Fallein, Eva Hens en Sébastien Hertsens, drie studenten van de opleiding Geschiedenis aan de KU Leuven, bouwden de Leuvense universiteitsbibliotheek na in het computerspel Minecraft. De drie werkten hun project uit binnen het vak Publieksgeschiedenis en brengen de bibliotheek zo op een wel heel erg unieke manier tot bij het gamende publiek. Zowel de buitenkant als de belangrijkste delen van het interieur werden zo goed mogelijk nagebouwd. Eens binnen in de bibliotheek ontdekt de gamer ook enkele oude drukken die hij of zij kan lezen of zelfs virtueel kan ‘vastpakken’. De Universiteitsbibliotheek in Minecraft: zie https://bit.ly/3b2mVq1
Onder de noemer ‘Op handen gedragen’ werken PARCUM, Histories en KADOC-KU Leuven nauw samen rond processie-erfgoed. Via een nieuwe editie van de inspiratiebrochure Op handen gedragen willen zij organisatoren van processies helpen bij het borgen en bewaren van hun erfgoed. De publicatie bevat tal van suggesties en tips om op een duurzame manier om te gaan met de tradities, voorwerpen en documenten die met een processie verbonden zijn. Bovendien plaatst de geactualiseerde brochure heel wat nieuwe praktijkvoorbeelden in de kijker. Zij bieden de nodige inspiratie om zelf aan de slag te gaan. Download de geactualiseerde inspiratiebrochure via https://bit. ly/3r8HjeT.
5
EVENEMENT
© Miel Vandepitte
PORSELEINEN JUBILEUM VOOR ERFGOEDDAG
ERFGOED(DAG) IS VAN IEDEREEN 6
Op zaterdag 24 en zondag 25 april vindt de 20e editie van Erfgoeddag plaats, in heel Vlaanderen en Brussel.1 Dit jaar is het thema ‘De Nacht’, wat een bijzondere oogst aan (coronaproof) activiteiten opleverde in en rond musea, archieven, erfgoedbibliotheken en andere (erfgoed) organisaties. Ook online valt er heel wat te beleven. Hoe dan ook: twintig jaar Erfgoeddag is een bijzonder moment dat om een terugblik vraagt. En wie kan dat beter doen dan een aantal deelnemers?2 Tine Vandezande en Michelle Van Meerhaeghe
S
igrid Bosmans, vandaag artistiek directeur bij Museum Hof van Busleyden in Mechelen en Erfgoeddag-ancien, steekt van wal en zegt dat Erfgoeddag “niet gek genoeg kon in de beginjaren. Doelstelling van het evenement was om het publiek kennis te laten maken met het begrip cultureel erfgoed. De kracht van Erfgoeddag is dat het organisaties uitnodigt om de zaken anders aan te pakken. Zo herinner ik me dat de fanfare van KV Mechelen het clublied van aartsrivaal Racing Mechelen speelde. Het congrescentrum Lamot stond toen stampvol met supporters. Telkens wanneer de fanfare het clublied van haar rivaal speelde, zwegen de supporters van de andere ploeg. De gezonde spanning en rivaliteit bleven, maar ze stonden er echt wel samen. Een kippenvelmoment.” Ook voor Rebecca Gysen, diensthoofd erfgoed en archief bij de Stad Leuven, ademt het evenement ontmoeting en feest. “Het is fantastisch om te zien hoe creatief deelnemers zijn. Al van bij de start van Erfgoeddag spreekt men andere doelgroepen en partners aan. Evenementen zijn noodzakelijk voor de sector: ze geven zuurstof omwille van het verbindende aspect en zijn ook goeie toonmomenten. Erfgoeddag is op dat vlak al twintig jaar een katalysator.” Sigrid Bosmans beaamt dit en vult aan: “De erfgoedverenigingen en -vrijwilligers kennen elkaar dankzij Erfgoeddag nu veel beter. En: een sterke Erfgoeddag is een vernieuwende Erfgoeddag: een evenement dat het toch ieder jaar weer een beetje anders aanpakt. Ook respect en aandacht voor het persoonlijke verhaal van mensen liggen aan de basis van een goede werking.”
INVESTEREN IN VERBINDING
De Erfgoedcel Leuven startte in 2003 en een jaar later vond in onder meer Leuven, Brugge, Gent en Mechelen het eerste Erfgoedweekend plaats. Rebecca Gysen herinnert zich dat het organiseren van feestelijke activiteiten in het begin toch wat vreemd aanvoelde bij de erfgoedgoedorganisaties in de stad. Geleidelijk aan groeide het vertrouwen en investeerde de hele sector actief mee in Erfgoeddag. Erfgoedcel Leuven richtte zich tijdens de eerste edities op de organisatie van tentoonstellingen en op de productie van publicaties. Nu is haar inhoudelijke taak geëvolueerd naar een verbindende en meer communicatieve rol: samenwerkingen worden gestimuleerd en de nadruk ligt op een sterke communicatiecampagne. Ook in Mechelen is de ondersteuning geëvolueerd; van het opzetten van activiteiten naar investeren in verbinding. “In het begin was alles wat we deden ‘vreemd’ tot ‘absurd’, omdat alles nieuw was,” zegt Bosmans. “We deden pionierswerk, na twintig jaar is dat veranderd. Vandaag kan je rustig ergens over Erfgoeddag vertellen en iedereen weet waarover het gaat.” Gysen: “Met De Nacht wilden we in Leuven opnieuw aansluiten bij de meer feestelijke edities, met een avondprogramma met veel aandacht voor ontmoeting, goed voor een unieke sfeer. Helaas zal dit door de pandemie op een veel beperktere schaal moeten.” Is er na twintig jaar sprake van routine? “Vernieuwing kan voor een nieuwe dynamiek zorgen,” stelt Gysen. Bosmans: “Door het betrekken van andere sectoren bij elke editie verruimen we
7
© antonioli, Freepik.
onze blik en kunnen er nieuwe samenwerkingen bloeien. En, belangrijker, zo verbreden we ook elke keer weer het ‘erfgoedbegrip’. Dat is trouwens een blijvende uitdaging: andere sectoren en netwerken ‘erfgoedgevoelig’ maken. Erfgoed gaat ook over het heden; erfgoedwerkers houden dus best rekening met de krachten en tendensen in de maatschappij. Hoe kunnen we die capteren? Door expliciet te kiezen voor maatschappelijke thema’s, bijvoorbeeld.”
WAT BETEKENT ERFGOEDDAG VANDAAG?
Over de betekenis van Erfgoeddag anno 2021 hadden we nog een ander gesprek met vier erfgoedwerkers. Leen Roels en Hanne Jakubiak zijn respectievelijk coördinator en projectmedewerker bij de Erfgoedcel Mijn-Erfgoed; Anne-Greet Denolf is coördinator publiek bij het Huis van Alijn en Els Veraverbeke is er conservator. Ze zijn het allen roerend eens over de belangrijkste doelstellingen van het evenement: de cultureelerfgoedwerking van de duizenden erfgoedorganisaties groot en klein zichtbaar maken en daarrond een aantrekkelijk, feestelijk aanbod uitwerken. “Voor mij steekt ‘Hoe maakt u het?’ in 2019 er echt bovenuit. Toen had ik voor de eerste keer echt het gevoel dat we linken aan het leggen waren tussen verenigingen in verschillende gemeenten. Vanuit As, waar ik versgeperste koolzaadolie meekreeg bij het Langers-Lanz-Bulldogmuseum, ging ik naar Houthalen-Helchteren. Daar vond een markt plaats van de heemkundige kring De Klonkviool. De boekweitpannenkoeken die daar werden gebakken, lukten beter met de koolzaadolie. Het is fijn dat het aanbod nu weer over een
8
Dat is trouwens een blijvende uitdaging: andere sectoren en netwerken ‘erfgoedgevoelig’ maken. weekend gespreid is. Zo kunnen de organisatoren ook naar elkaars activiteiten gaan en kunnen de banden worden aangehaald. En ontstaat er een gevoel van samenhorigheid.” Hanne Jakubiak: “Mijn eerste Erfgoeddag was in 2017, in het teken van ‘Zorg’. Toen ging ik naar het rusthuis waar mijn grootmoeder verbleef, recht tegenover het Emile Van Dorenmuseum in Genk. Een mooie wisselwerking tussen rusthuis en museum!” Els Veraverbeke: “Voor mij was 2001 de allereerste editie van Erfgoeddag. In dat jaar was het Museum voor Volkskunde verveld tot het Huis van Alijn. We hadden toen een expo over tuinkabouters, Mannen met Baarden. Onze nachtelijke tuinkabouterinvasies spraken zeer tot de verbeelding. ‘s Nachts plaatsten we meer dan 13.000 witte tuinkabouters in diverse wijken in Gent. Daarbij hoorde ook een pamflet, over het erfgoed van het dagelijkse leven, waarmee we wilden benadrukken hoe veelzijdig ‘erfgoed’ is, en dat iedereen met erfgoed in zijn leven te maken heeft. Erfgoed is echt van iedereen. De reacties op de tuinkabouterinvasies? ‘Was het een artistiek project van Jan Hoet?’ ‘Of een hedendaagse kunstenaar?’ Al bij al een mooi voorbeeld van hoe je als kleiner museum ook in de picture kan komen.” Veraverbeke vult aan: “In de beginjaren waren veel begrippen nieuw. Alleen al het
9
Pierke van Alijn houdt de wacht. © Huis van Alijn
Landschapsschilder Stefaan Vermeulen in dialoog met werken van Emile Van Doren, editie 2019. © Emile Van Dorenmuseum
Clubliederen in Mechelen, editie 2012. © Jonas Maris
20 x Erfgoeddag 2001 Ontdek mijn verleden 2002 Verzamelen, verzamelaars, verzamelingen 2003 Op reis 2004 ‘t Zit in de familie 2005 Gevaar! 2006 In kleur 2007 Niet te schatten 2008 Wordt verwacht 2009 Uit vriendschap!? 2010 FAKE? 2011 Armoe troef 2012 Helden 2013 Stop de tijd! 2014 Grenzeloos 2015 Erf! 2016 Rituelen 2017 Zorg 2018 Kiezen 2019 Hoe maakt u het? 2020-‘21 De Nacht 2022 Onderwijs (werktitel)
10
woord ‘erfgoed’, de erkenning ervan en de juridische context errond.” Dat beaamt Jakubiak: “Veel mensen weten nog niet echt wat erfgoed inhoudt. Het is zo ruim omvattend en is overal mee verbonden. Het kan zelfs nog verruimd worden. Mensen beseffen niet altijd hoe dicht erfgoed bij hen staat. We proberen dit duidelijk te maken door verrassende activiteiten te ontwikkelen.” Veraverbeke: “Het begrip ‘erfgoed’ is vandaag beter bekend, al is het voor veel mensen niet duidelijk hoe divers en hoe breed erfgoed kan gaan. Jongerencultuur uit de jaren 80 of recenter, ook dat is erfgoed.”
ENTHOUSIASME EN VEERKRACHT
Ondanks (of net dankzij) de twintig jaar op de teller is het enthousiasme voor het evenement springlevend, aldus de vier erfgoedwerkers. Leen Roels: “Erfgoeddag is een vast moment bij veel actoren in de Mijnstreek, een goed moment om uit te pakken met hun werking, of bijvoorbeeld een nieuwe publicatie te presenteren. Erfgoeddag als start, lancering, opening of voorstelling dus. Iedereen erkent de impact van de nationale communicatie. In deze pandemie moesten we wel meer
De verschillende thema’s dwingen je om op een andere manier naar de collectie te kijken. Het daagt je als deelnemer uit.
inspanningen doen om actoren te overhalen deel te nemen. De uitdaging was om mensen te overtuigen dat ze nog altijd een activiteit kunnen organiseren, maar op een andere manier.” Els Veraverbeke vult aan: “Je raakt daar iets heel fundamenteels aan, want het belangrijkste element van Erfgoeddag is dat contact. Mensen met dezelfde passie met elkaar in contact brengen enerzijds, en het publiek in contact brengen rond dat erfgoed. Daar gaat het om.” “Er is enorm veel veerkracht in de erfgoedsector,” weet Anne-Greet Denolf. “Ondanks alles zien we veel positiviteit en enthousiasme. Wij voorzien de komende editie twee sporen: een ‘analoge’ activiteit en een digitaal alternatief. Jammer genoeg kan Pierke van Alijn (een pop, red.) zijn avonturen sinds maart 2020 niet meer beleven. Dus voorzien we een digitale voorstelling waarbij Pierke ’s nachts de wacht moet houden.” In de Mijnstreek is het duo digitaal-analoog ook present. Hanne Jakubiak: “Er staan nog veel ‘klassieke’ activiteiten op de planning. Best uitdagend om daar een digitale invulling aan te geven. Ook kan het publiek kiezen uit twee wandelingen met de ErfgoedApp en is er een podcast rond volksverhalen uit de regio. Ook zullen er digitale iftars (een iftar is de maaltijd die gedurende de vastenmaand ramadan door moslims genuttigd wordt direct na zonsondergang, red.) plaatsvinden in Limburg, Antwerpen en Brussel. Ten slotte is de activiteit ‘Het Appartement’ een mooie samenwerking tussen een school en de buurtbewoners. Dit is een ‘Buurten met erfgoed’-traject dat een toonmoment heeft op Erfgoeddag.” Samenwerkingen en Erfgoeddag zijn twee handen op een buik. Leen Roels: “We leggen nooit samenwerkingen op, wel integendeel. We proberen samenwerkingen aan te moedigen, ook met de ondersteuning die we bieden. Bij de vorige edities gebeurde dit soms op een organische manier. Als we al samenwerkingen zien is dit vaak in dezelfde gemeentes, en niet per se met organisatoren die elkaar niet kennen of uit verschillende gemeenten.”
“Thema’s zorgen voor uitdagingen en nieuwe samenwerkingen,” stelt Leen Roels. “Ook al lijkt het denkproces aanvankelijk wat moeilijk, meestal vinden we wel een ingang. Het is ook een erg dankbare manier om partners met elkaar in contact te brengen. Thema’s illustreren ook hoe divers erfgoed kan zijn.” Anne-Greet Denolf is het daarmee eens: “De verschillende thema’s dwingen je om op een andere manier naar de collectie te kijken. Het daagt je als deelnemer uit. Het dwingt je om je buiten je comfortzone te begeven.”
WAT BRENGT DE TOEKOMST?
Wat na Erfgoeddag 2021? Anne-Greet Denolf: “Een nieuw publieksonderzoek zou interessant zijn. Er komt ieder jaar veel publiek naar het museum tijdens Erfgoeddag. Wie zijn die mensen? Wat is hun motivatie? Waarom komen ze naar Erfgoeddag? Komen ze terug?” Haar collega bevestigt: “Bereikt het evenement Erfgoeddag wat het wil bereiken? Wordt er een nieuw publiek bereikt? Komen er andere doelgroepen? Zijn dat echt mensen die we anders niet zouden bereiken? Dit zijn echt cruciale vragen. Bij sommige deelnemers is er veel druk om deel te nemen. Op den duur kunnen evenementen het ritme van een organisatie grotendeels bepalen. Dat hoeft niet per se negatief te zijn, maar het kan ook een keurslijf opleggen. Dan dreigt een evenement eerder een last dan een lust te worden. Op Erfgoeddag mag de focus ook liggen op de erfgoedvrijwilliger; het draait met andere woorden niet enkel om het erfgoed an sich, maar ook om de passie van alle betrokkenen en de erfgoedgemeenschappen waarvan ze deel uitmaken. Vanuit het Huis van Alijn werken we altijd samen met de lokale erfgoedspelers, ook de niet-professionelen. Erfgoeddag mag dit gerust meer stimuleren door het nut en de impact van de samenwerking tussen grote en kleine huizen te benadrukken. Dit is echt een hefboom om ook kleinere organisaties zuurstof en erkenning te geven.” Denolf besluit: “Daar ben ik het mee eens. Erfgoeddag is meer dan het aantal bezoekers, meer dan de bezoekersaantallen. Ook dat heb ik de voorbije jaren gevoeld vanuit FARO. De aandacht lijkt met andere woorden te verschuiven van de kwantiteit naar de kwaliteit.” Erfgoeddag 2021, op zaterdag 24 en zondag 25 april, overal in Vlaanderen en Brussel www.erfgoeddag.be. ■
Tine Vandezande is event manager en coördinator Erfgoeddag bij FARO. Michelle Van Meerhaeghe is er dataen social mediamanager en Erfgoeddagcollega van Tine. Bronnen en literatuur 1. Oorspronkelijk voorzien in 2020, maar de lockdown stak daar een stokje voor. https:// faro.be/blogs/tine-vandezande/erfgoeddag-een-jaar-uitgesteld 2. Op www.erfgoeddag.be vindt u een heleboel portretten van allerlei betrokkenen.
11
PARTICIPATIE
OVER HET VERLEDEN, IN HET HEDEN, VOOR DE TOEKOMST
HISTORIAN IN RESIDENCE Kleurrijke stad, wit museum. Overal in Vlaanderen stellen erfgoedorganisaties de vraag hoe ze diversiteit kunnen ‘binnenhalen’. In 2018 keerde het STAM in Gent het concept participatie (letterlijk) binnenstebuiten. Vierkante kilometer per vierkante kilometer gaat een historian in residence de onderhandeling over het verleden, in het heden, voor de toekomst aan. Tina De Gendt
Z
e gaf me een vuile blik en kruiste de armen. Naast haar strekte Polat zich zo ver achterover dat zijn rugleuning kraakte, terwijl buurman Eddy net niet van het puntje van zijn stoel viel. Toen de stilte danig akelig voelde, stelde Farrah, de armen nog steeds strak over de borst gekruist, haar vraag: “Wat heeft het museum hier eigenlijk te zoeken?”1 Wie van plan is de woorden diversiteit en participatie in dezelfde zin te gebruiken buiten de veilige context van een museum, bereidt zich best voor op scepsis. Niet alleen toen, op de eerste bijeenkomst van De Vierkante Kilometer met buurtbewoners van de Gentse volkswijk Brugse Poort, maar gedurende heel mijn traject langs superdiverse wijken, kreeg ik telkens dezelfde vraag voorgeschoteld in andere woorden. “Interesseert hen dat, denk je?” of explicieter: “Allez, mogen de sukkeltjes ook eens meedoen?”
12
Een beetje historicus laat zo’n kans om zichzelf kritisch in vraag te stellen niet liggen. Hoe groot het enthousiasme rond participatie ook is, verkopen we niet al te vaak een klantenkaart voor aandeelhouderschap? Doen we écht meer dan interactief communiceren met doelgroepen? De dekolonisatiebeweging legde een aantal pijnpunten bloot die al langer speelden in verband met migratie-erfgoed. Nu puntje bij paaltje komt, dringt de vraag zich op: in hoeverre zijn we bereid het gesprek over erfgoed écht open te breken? Het moment waarop enkele medewerkers van het STAM-Stadsmuseum Gent zich in 2017 over de gigantische luchtfoto-tegelvloer van Gent bogen en zich afvroegen wat er onder ‘die andere tegels’ verborgen lag – de tegels die niet tot de historische kuip behoren – was het moment van de waarheid. Stel dat het museum toen een open oproep had gelanceerd voor verhalen uit de buur-
Aan de hand van de luchtfoto-tegelvloer trekt het STAMStadsmuseum Gent de volgende jaren, vierkante kilometer per vierkante kilometer, door de stad. © Martin Corlazzoli
13
ten, dan waren ze zonder twijfel door leuke verhalen overspoeld en was de klus binnen het jaar geklaard. Er zou veel persaandacht en applaus geweest zijn en het museum had kunnen zeggen dat het de muren had opengebroken. De vraag die zou blijven hangen is: open voor wie? Self selected donors hebben nu eenmaal een bepaald profiel en dat profiel is niet het profiel van de gemiddelde Gentenaar in de superdiverse poortwijken. Het toeval wil dat ik op datzelfde moment als freelance historica naar het Neuseplein werd geroepen door friturist Ridvan Alci. In deze chaotische transitzone aan de rand van de stad was (kort samengevat) een debat losgebarsten tussen de Vlaamse schippersgemeenschap, de Turkse arbeidersgemeenschap, de Gentse middenstanders van weleer en de hoogopgeleide nieuwkomers over hét verleden van de buurt; een ideaal proefproject voor De Vierkante Kilometer. Aan de hand van wandelinterviews, een take-awaytentoonstelling, wijkplannen en vertellingen gingen we de onderhandeling aan. Zes maanden later kwamen we niet op één verhaal over de buurt uit, maar op tien ‘verborgen stadsgeschiedenissen’. En op een gloednieuw concept: de historian in residence. Sindsdien reis ik de wijken af en ga ik km2 per km2 met wijkbewoners op zoek naar verborgen Gents erfgoed. Dit concept is los gebaseerd op de manier waarop een artist in residence in conversatie gaat met zijn omgeving om tot een nieuwe creatie te komen. Ik heb geen kantoor, maar loop vooral rond. Anders dan in Dublin, waar historians in residence als ambassadeurs van erfgoed naar wijken worden uitgestuurd, werken we in Gent in de omgekeerde richting en vertrekken we van het erfgoed dat (latent) in de wijk aanwezig is. Daarmee gaan we samen naar de professionele sector. Niet alleen naar het STAM, maar ook naar andere erfgoedorganisaties, onderzoekers, stadsdiensten en allerhande creatievelingen. Erkenning, eigenaarschap en bewustzijn liggen niet alleen aan de basis van dit project, we brengen deze concepten ook actief in de praktijk door ze te vertalen naar drie werkbare principes: sharing authority, conversatie en dienstverlening. Deze principes zijn voortgevloeid uit de tien jaren ervaring die ik opbouwde in het etnisch-culturele middenveld. Het toeval wil dat onze Nederlandse collega’s van de Erfgoedacademie, die zich in 2020 een jaar over participatie bogen, op precies dezelfde drie principes uitkwamen. Alleen noemen zij ze ‘bouwplaten’.2 Deze principes stellen ons vooral in staat uit de spraakverwarring over fundamentele en instrumentele participatie los te komen.3 Hoewel de verschillen tussen beide nogal (tja) fundamenteel zijn, worden ze in de praktijk vaak door elkaar gebruikt. Toen Farrah mij, de armen nog steeds strak over de borst gekruist, vroeg
14
Erkenning, eigenaarschap en bewustzijn liggen niet alleen aan de basis van dit project, we brengen deze concepten ook actief in de praktijk door ze te vertalen naar drie werkbare principes: sharing authority, conversatie en dienstverlening.
“wat het museum hier eigenlijk te zoeken had”, begreep ik snel dat ze wilde weten over welk soort participatie ik het had. En ze liet me even snel verstaan dat ze in de eerste soort geen zin had. Aan een diverser museum heeft zij immers geen zier. Aan een fundamentele onderhandeling over haar (en dus ook ons) erfgoed, wel. In de plaats van onze positie theoretisch te kaderen, maken we ze duidelijk aan de hand van drie essentiële vragen inzake erfgoed-participatiediversiteit: Waarom? Hoe? Voor wie?
WAAROM? GEDEELDE AUTORITEIT
Wanneer mensen in een onderhandeling stappen, doen ze dat zelden of nooit voor het plezier van de onderhandeling. Hoewel hetzelfde voor participatie geldt, wordt betrokkenheid vaak als doel gesteld. Participatie met het oog op betrokkenheid is nochtans zo’n beetje als vergaderen om te vergaderen: in het beste geval gezellig, in veel gevallen contraproductief. “Ik wil geschiedenis!”, schreef kunstenaar Patrick Mudekereza in het kader van zijn deelname aan de 100 x Congo-expo in het MAS. “Niet de riten die ik niet meer weet uit te voeren, niet de prijzen die ik mij niet kan veroorloven. (…) Ik wil weer een deel zijn van die geschiedenis!”4 Datzelfde pleidooi voor inspraak in het grote verhaal vinden we vandaag overal terug en lang niet alleen tijdens Black History Month. In Nederland dringt een zelfbewuste derde generatie Nederturken bij monde van columniste Süheyla Yalçin erop aan migratieerfgoed niet zomaar te integreren, maar ook het perspectief van de minderheid mee te nemen als het brede verhaal besproken wordt. De grote olifant in de kamer van participatieve erfgoedprojecten is echter de vraag: “Valt hierover wel te onderhandelen?” Zolang migratie beschouwd wordt als een verhaal ‘over migranten voor migranten’, kolonisatie als een verhaal van
Maandelijks wordt een gratis wijkwandeling georganiseerd, waar wijkbewoners ‘meer vragen dan antwoorden’ krijgen over het verleden van de wijk. © Balder Deschildre
de kolonies en de erkenning beperkt blijft tot het eigen deeltje, is er van sharing authority weinig sprake. Ook met De Vierkante Kilometer botsten we tegen de eigen grenzen aan. Oorspronkelijk wilden we de onderhandeling beperkt houden tot het niveau van de buurt. Vanuit het principe over sharing authority kwamen we echter uit op 'hidden histories': stadsgeschiedenissen die vertrekken vanuit de wijken. De zoektocht naar de Rifboys in de Brugse Poort is hier een mooi voorbeeld van. Vanuit een local legend over deze Marokkaanse jeugdbeweging uit de jaren 1980 en 1990 kwamen we op een veel groter verhaal uit over de geschiedenis van jeugdwelzijnswerk in de stad. Samen met de vroegere leden van deze vereniging brachten we het materieel en immaterieel erfgoed in kaart.
Tijdens een interviewsessie in het lokale buurtcentrum wordt het geheugen van de wijk rond het Neuseplein (letterlijk) in kaart gebracht. © Tina De Gendt In het museum worden op het STAM-plein na elke residentie de voorlopige resultaten teruggekoppeld. Hiervoor wordt gekozen voor storytelling en een ‘take-awaytentoonstelling’. © Phile Deprez
HOE? PARTICIPATIE IS CONVERSATIE
Vier jaar. Zo lang hebben Poli Roumeliotis en Kris Kaerts erover gedaan om een punt te zetten achter het participatieve traject met La Rose Blanche, het laatste Griekse café van Molenbeek.5 En zelfs nu is het niet afgelopen. Het geeft wel aan hoe moeilijk een co-intentioneel, gelijkwaardig, wederkerig en wederzijds proces te rijmen valt met de logica van een tijdelijk project. Ook UGent-historica Tessa Boeykens, die in januari 2021 het resultaat van een waanzinnig participatief erfgoedtraject rond ‘Los Retornados’ in
15
Guatemala voorstelde, vergelijkt participatie met conversatie: een open gesprek van begin tot einde.6 Zelfs wanneer we de veilige context van het museum achterlaten, blijft de uitdaging groot om een dergelijk gesprek over het verleden in een superdiverse context aan te gaan. In een wijk als het Rabot, waar 70 procent van de bevolking roots heeft in migratie en meer dan de helft van de bewoners om de vijf jaar verhuist, is eigenaarschap over het verleden van de stad geen common ground. Daarom vertrekken we van een plaats die we wel gemeen hebben: het heden, in de leefwereld. Tijdens wijkwandelingen, waar wijkbewoners meer vragen dan antwoorden krijgen, brengen we historische thema’s en erfgoednoden die in de wijk leven in kaart. Ondertussen formuleren we samen met vijftien buurtkenners (de ‘herinneraars’) vraagstukken over het verleden via wandelinterviews, die we via participatory action research onderzoeken. In de Rabotwijk, waar een herbestemmingstraject loopt voor de katholieke kerk en een nieuwbouwmoskee voor beroering zorgde, kwamen we al wandelend op het spoor van een groot aantal religieuze ruimtes. Samen met de herinneraars buigen we ons nu over de historiek van de interreligieuze dialoog in Gent.
VOOR WIE? DIENSTVERLENING
In de context van superdiversiteit wordt het potentieel van erfgoed als sociaal bindmiddel weleens onderkend, omdat we “toch geen gemeenschappelijk verleden” zouden hebben. Zoals veel praktijkwerkers die dagelijks rond erfgoed in diversiteit werken, ben ik de tegenovergestelde mening toegedaan: als we er niet in slagen het verleden te delen, is het verleden gedoemd ons te verdelen. In tijden van maatschappelijke omwenteling heeft erfgoed alle luxe van vrijblijvendheid verloren.7 Het debat is dan ook verhit en de uitdagingen enorm: hoe komen we tot een historisch bewustzijn waarin zowel verschillen verknoopt worden als eigenheid erkend? Hoe gaan we om met het erfgoed van minderheden, wanneer iedereen een minderheid is? Hoe komen we tot een democratisch overleg in een gepolariseerd heden, waarin we niet meer kunnen terugvallen op gemeenschappen of zuilen? Participatie is niet het antwoord op deze vragen, maar wel een strategie die ons in staat stelt allianties aan te gaan en cross-sectoraal over deze vragen samen te werken.
De ‘Grijze Zusters’ (officieel de Dochters van Liefde) uit de Kiekenstraat waren bij aanvang van de residentie in de Brugse Poort bijna vergeten. Sinds 2020 heeft de wijk een ‘Grijzezustersstraat’. Collectie: Rijksarchief Gent. Het erfgoed van de Rifboys, een van de eerste Marokkaanse jeugdvereniging in de jaren 1980-1990, ligt verspreid over de wijk Brugse Poort. Medeoprichter Mohammed El Bakali botst op een vergeten fotobord. © Tina De Gendt Radio Ankara, het eerste Turkse radiostation van Gent, werd opgericht in 1978 in de Kettingstraat. Via deze ‘hidden history’ kwam een uitzonderlijke fotocollectie naar boven. Hier: presentator Ramazan Balci organiseert de papieren. © Leo Wymeersch
16
Als we er niet in slagen het verleden te delen, is het verleden gedoemd ons te verdelen. In Gent ondervinden we op dat vlak wel de voordelen van een pocket sized metropole, met een sterk lokaal verankerd sociocultureel middenveld, een uitgebreid netwerk van buurtdiensten en een lange sociaal-artistieke traditie. Met De Vierkante Kilometer zoeken we de samenwerking heel expliciet op. Ik loop nog net niet met een groot ‘beschikbaar’-bord rond mijn nek, maar draag wel overal de boodschap uit dat het stedelijk erfgoed toegankelijk en beschikbaar is voor iedereen. Ook daarin zijn we in Vlaanderen overigens verre van alleen. Veel erfgoedcellen zetten expliciet in op dienstverlening in superdiverse contexten, zoals Straathistories in Leuven, Rootszoekers in Antwerpen of de Limburgse erfgoedcel Mijn-Erfgoed. Met
het project Hemelsbreed gaat het KADOC ook proactief in gesprek over erfgoed met diverse religieuze organisaties. Als historian in residence ga ik nog een stap verder en zoek ik actief naar manieren om de ‘aandelen’ maximaal met de ‘stakeholders’ te delen, onder meer door in gesprek te gaan met de toekomstmakers van elke wijk. In de Brugse Poort heeft dit ertoe geleid dat vandaag niet minder dan tien artistieke en sociale projecten lopen rond erfgoed. De uitnodiging blijft ook niet beperkt tot de duur van de residentie: in het museum zelf werd ook een ‘STAM-plein’ ingericht, waar momenteel de wijken Neuseplein en Brugse Poort aan bod komen. Deze gratis toegankelijke zaal is opgevat als een inspiratiekamer, niet alleen om meer te weten te komen over het verleden, maar ook om ermee aan de slag te gaan: in het heden, voor de toekomst. ■
Tina De Gendt is historica en auteur van onder meer Turkije aan de Leie. Kroniek van 50 jaar migratie (Lannoo, 2014) en Vanop de eerste rij. Van multicultuur naar superdiversiteit: dertig jaar samenleven door de ogen van VOEM (AmsabISG, 2019). Ze was betrokken bij tal van migratie-erfgoedprojecten en is een veel gevraagd expert inzake diversiteit en erfgoed. Bronnen en literatuur 1. De namen werden aangepast. 2. A-C. Olbrechts. Net verschenen en warm aanbevolen: bouwstenen voor participatief waarderen (6 januari 2021). Op: https://faro.be/blogs/anne-catherine-olbrechts/net-verschenen-en-warm-aanbevolen-bouwstenen-voor-participatief 3. C. Hoet, ‘Het Grote Participatiedebat’, in: rekto:verso 72, juli 2016. 4. Zie: https://www.mas.be/nl/pagina/ samenwerking 5. P. Roumeliotis en K. Kaerts. La Rose Blanche. Brussel, Skribis, 2019. 6. T. Boeykens. ‘Exile, Return, Record Exploring Historical Narratives and Community Resistance through Participatory Filmmaking in ‘Post-conflict’ Guatemala’, in: Journal of Extreme Anthropology, 3 (2019) 1, p. 30-56. 7. R. Harrison, C. Desilvey, C. Holtorf e.a. Heritage Futures. Comparative Approaches to Natural and Cultural Heritage Practices. London, UCL Press, 2020.
Atlantis
Atlantis Crowdsourcing
Platform voor collectiebeheer en online presentatie
Atlantis Crowdsourcing
Online presentatie van collecties is naadloos onderdeel van de oplossing waarmee Atlantis volledig integreert binnen uw eigen website of websites van derden. Collecties uit systemen van derden worden met Atlantis samengesmeed tot één geïntegreerd geheel. Erfgoedwebsites van DEVENTit zijn toegankelijk en onderscheidend in vormgeving en werking. Door toepassing van de nieuwste technieken en standaarden wordt bezoekers een optimale erfgoedbeleving geboden. 033-2992277 office@deventit.nl www.deventit.nl
Archief- en inventaris Beeldbank Museum Bedrijfshistorie Bibliotheek Archeologie Bouwdossiers Kranten en tijdschriften
DEVENTit is ISO 270001 gecertificeerd.
Atlantis is NEN 2082 gecertificeerd.
Akten en registers
Belééf het Erfgoed
Atlantis is een volledig webbased oplossing voor collectiebeheer en het online publiceren van erfgoedcollecties. Kenmerken van Atlantis zijn: gebaseerd op internationale standaarden, géén gebruikerslicenties, onbeperkt support en krachtige publicatie-, zoek- en integratie- functies.
17
VISIE
ERFGOEDDEMOCRATIE IN IMAGINE IC
“Iedereen heeft een stem”
December 2019: ondergetekende maakt plannen voor een jobshadowing in Imagine IC, een Amsterdamse organisatie die zich toelegt op ‘erfgoeddemocratie’. Intussen is het voorjaar 2021 en, u raadt het, van die mooie plannen kwam niets in huis. Voorlopig toch. Maar een interview op afstand kan gelukkig wel. faro sprak met Danielle Kuijten, waarnemend directeur en cocurator, over engagement, luisteren en praten. Elien Doesselaere
18
Wat doet Imagine IC? Kuijten: “We zijn een erfgoedinstelling in de Bijlmer, een wijk in Amsterdam. Vaak presenteren we onszelf als een mix tussen archief en museum. Bovenal zien wij onszelf als een gesprekscentrum, het erfgoedgesprek vormt de kern van onze werking. En dat erfgoedgesprek kan gaan over een traditie, een object of een monument.” Imagine IC gaat voor erfgoeddemocratie. Wat betekent dit? Kuijten: “Erfgoeddemocratie gaat erover dat iedereen een stem heeft in het bepalen van wat erfgoed is. Dat er niet alleen naar de meerderheidsstem wordt geluisterd. Maar hoe ga je voorbij het dominante narratief? Hoe haal je de stemmen van de minderheid boven water? Met het oog hierop ontwikkelen we een democratische erfgoedmethodologie, zoals emotienetwerken.1 In onze rondetafelgesprekken willen participanten graag hun eigen verhaal vertellen. Het format van het erfgoedgesprek biedt hiertoe een mogelijkheid, maar, zo zeggen we er altijd bij, dan komen er misschien ook wel stemmen naar boven die ze in eerste instantie niet willen horen. Het is dan ook niet de bedoeling om met elkaar in debat te gaan, of om elkaar te overtuigen. Wel willen we de deelnemers bewust maken van hun eigen positie in dat gesprek en ze laten kennismaken met een andere visie, en de persoon achter die visie.” Via participatief erfgoedwerk zet Imagine IC in op het verbeteren van actuele sociale verhoudingen. Kunt u dit toelichten aan de hand van een voorbeeld? Kuijten: “Door de jaren heen hebben we heel veel verschillende projecten gedaan die dit als inzet hadden, maar het traject rond parkeergarage Kempering, waarbij de emoties hoog oplaaiden, was toch wel heel bijzonder. Die parkeergarage behoorde tot de oorspronkelijke Bijlmer hoogbouw uit de jaren 1970. Doorheen de jaren was de garage voorwerp van verbouwingen, gedeeltelijke afbraak en verwaarlozing. Al die tijd was het Opening van de tentoonstelling Koto en Saya: lagen van stof en van tijd in 2019. Deze tentoonstelling ging over de tradities van het maken en dragen van Koto’s en Saya’s. © Les Adu / Imagine IC Portretfoto: © Igor Zinken
Het is niet de bedoeling om met elkaar in debat te gaan, of om elkaar te overtuigen.
niet enkel een parkeergarage; er was ook een kerk en een huis, mensen deden er aan sport, spoten er graffiti, er waren ateliers en kantoren. Een aantal jaren geleden stond de garage ter discussie. Ofwel kreeg het gebouw een andere functie, ofwel ging het tegen de vlakte. Met Imagine IC hebben we hierrond een partipatief traject opgezet. We nodigden buurtbewoners uit, zowel zij die voor het behoud van de garage waren als zij die het gebouw weg wilden, en erfgoedwerkers. Het gesprek ging over de garage maar waaierde ook breder uit. Wie bepaalt er wat erfgoed is, of zelfs wat het predikaat ‘monument’ zou moeten krijgen, wie heeft inspraak en wie niet? In dit traject zetten we voor het eerst de methodiek van emotienetwerken in. Toen het besluit genomen was om de garage te slopen, wat begin 2020 gebeurde, veranderde dat onze gesprekken. Nu waren vragen aan de orde als: ‘Welke elementen moeten we bewaren?’, ‘Waar zit de erfgoedwaarde van dit monument?’, ‘Wat moet in een museum?’, ‘Wat is het je waard?’. We maakten hierop een ensemble waarin de garage voortbestaat. Monument of the Mind, een installatie, vertelt de verschillende herinneringen over en verhalen van de garage. Niet alleen de mooie, prettige verhalen, maar ook minder mooie herinneringen. Ook dat is erfgoed. Het Amsterdam Museum bewaart, in cocollectie met ons, een aantal objecten uit de garage. Er is een 3D-film van de garage in haar laatste vorm. Een boek getuigt dan weer over de rol en betekenis van graffiti in de Kempering en in de Bijlmer. Het gehele proces, dat we gedurende vier jaar aangingen met de buurt en erfgoedwerkers, is gedocumenteerd. Het ging hierbij niet om zo snel
19
Opening Herdenken op Gevoel in 2017, een tentoonstelling over 25 jaar herinneringen aan de Bijlmervliegramp. © Les Adu / Imagine IC Bezoeker van de tentoonstelling Kempering: Modern Monument in 2018. © Les Adu / Imagine IC De eerste bijeenkomst van de serie Stadsgevoel over de Parkeergarage Kempering in 2016. © Les Adu / Imagine IC
mogelijk het eigen belang verzekerd te zien, maar wel om, via het erfgoedgesprek, te investeren in elkaar en elkaar te vinden. Geen makkelijk proces.” Deze erfgoedgesprekken gaan over thema’s die spelen in de buurt en de stad, en die jullie netwerk agendeert. Hoe wordt de agenda bepaald? Kuijten: “Ons netwerk brengt thema’s aan, maar we gaan niet in op alle individuele suggesties. Wanneer een thema voldoende leeft in de buurt en we een relatie zien met de methode van het erfgoedgesprek, gaan we ermee aan de slag. Vaak zijn het maatschappelijk geëngageerde gesprekken, maar erfgoed, hoe fluïde dat ook kan zijn, staat altijd centraal. Wanneer er geen link is met erfgoed, dan zijn er andere organisaties die het gesprek beter kunnen faciliteren. Ook moeten we het idee hebben dat wij zelf iets kunnen bijdragen. We formuleren dus gezamenlijk de agenda. We zien onszelf immers ook als participant in het proces, we brengen zelf ook iets in.”
20
Imagine IC is stevig ingebed in de Bijlmer en bouwde een breed netwerk uit. Wat zijn hierin belangrijke stappen geweest? Kuijten: “Een cruciale factor hierin is onze ‘verzamelnetwerker’. Hij heeft als opdracht om het netwerk te onderhouden. Hij gaat letterlijk de buurt in, naar de gebedshuizen, naar de buurthuizen en voert er gesprekken met de bewoners. Wat hij doet, is essentieel om geworteld te zijn en te blijven. Om dat engagement met de buurt te kunnen blijven aangaan. Een ander belangrijk element is dat we ons pand delen met de lokale vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Onze tentoonstellingen staan naast hun boeken. We vragen geen toegangsgeld; we zien onszelf als een verblijfsplek. Dat brengt een andere dynamiek teweeg, het brengt ons dichter bij onze bezoekers.” Al meer dan twintig jaar voeren jullie erfgoedgesprekken. Intussen is de samenleving sterk veranderd. Er is bijvoorbeeld meer polemiek in de samenleving. Hoe gaan jullie hiermee om? Kuijten: “Ik durf niet hardop te zeggen dat de polemiek erger is. Vandaag de dag laten bepaalde groepen zich horen en gelden, een aantal jaren geleden waren dat weer anderen. Elke era heeft zo zijn dynamiek. Wel is het zo dat de dynamiek anders voelt door o.a. sociale media. Er is een grotere globale beïnvloeding. Wat vandaag gebeurt in de VS, kent als het ware morgen zijn weerslag hier. Geworteld in de Bijlmer gaan we aan de slag met de topics die hier leven. Door ons op deze manier te organiseren, gaan we mee met de maatschappelijke veranderingen. Deze discussies komen niet ‘bovenop’ onze reguliere werking, we gaan er elke dag mee aan de slag. Onze werkvormen en methodes veranderen mee. Zou emotienetwerken twintig jaar geleden gewerkt hebben? Dat weet ik niet. Maar op dit moment is het wel een methode die aanslaat.” Groepsgesprekken, waarbij mensen fysiek samenkomen, zijn cruciaal in jullie werking. Het coronavirus verhindert net dat. Hoe pasten jullie zich aan? Kuijten: “Dat was een hele grote uitdaging. De eerste maanden dachten we: ‘En nu? Hoe zorgen we ervoor dat we contact blijven houden?’ Het voortzetten van erfgoedgesprekken was daarin niet het belangrijkste, in de eerste plaats wilden we vooral contact blijven houden met onze achterban. En dus gingen we, heel traditioneel, bellen.
We zijn ervan overtuigd dat we goed luisteren, maar horen we ook echt alles, ook wat er niet wordt gezegd? Begrijpen we ook alles?
Niet iedereen is digitaal onderlegd of heeft daar de mogelijkheden toe. Wij hebben juist ingezet op lokale radio, dat medium leeft hier echt. Dus hebben we lokale radiostations benaderd met de vraag om samen een programma te maken. Eerst als gast in een bestaande radioshow; vanaf najaar 2020 hebben we maandelijks een uur zendtijd voor onszelf. Mensen bellen in, we nodigen gasten uit, we hebben er erfgoedgesprekken mee. Het werkt heel goed. Ook wanneer het virus onze levens niet meer controleert, gaan we hiermee door. Daarnaast deden we ook gewoon digitale groepsgesprekken met de mensen die we op die manier wel konden bereiken.”
Elien Doesselaere is adviseur immaterieel erfgoed | communicatiemanager bij FARO .
Bronnen en literatuur 1. Emotienetwerken is een methode ontwikkeld door de Reinwardt Academie en Imagine IC, met als doel om inzicht te verschaffen in uiteenlopende gevoelens omtrent erfgoeditems, te zorgen voor wederzijds begrip en voor erfgoed dat daaraan bijdraagt. Zie ook: https://imagineic. nl/ontwikkelen/emotienetwerken/.
We horen steeds meer oproepen om beter naar elkaar te luisteren. Ook bij Imagine IC neemt ‘luisteren’ een belangrijke plek in. Is kunnen luisteren een onontbeerlijke vaardigheid van de erfgoedwerker van vandaag? Kuijten: “Voor mij wel. Ik vind het heel belangrijk dat we bewust met luisteren bezig zijn. Dat we erkennen dat ons referentiekader invloed heeft op hoe we luisteren, naar wie we luisteren en wat we horen. We zijn ervan overtuigd dat we goed luisteren, maar horen we ook echt alles, ook wat er niet wordt gezegd? Begrijpen we ook alles? Als we luisteren, horen we immers al snel wat we willen horen. Daarenboven horen we lang niet iedereen. Wie horen we niet en waarom niet? Hoe kunnen we ons, vanuit dit bewustzijn, trainen om anders te luisteren? Met die vraag gaan we aan de slag. Hoe kunnen we wat we horen vertalen naar verzamelen, tentoonstellen, enzovoort? Onze gehele werking vertrekt zo vanuit het gesprek.” https://imagineic.nl
■
21
SPREKEND ERFGOED
TOEKOMSTIG DIGITAAL ERFGOED Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken? In deze rubriek doen we een poging. Op 7 juni 2020 vond in Brussel een van de grootste protestacties ooit tegen racisme en politiegeweld in België plaats. Twee weken ervoor begonnen deze grootschalige protestacties in de Verenigde Staten, naar aanleiding van de dood van George Floyd op 25 mei. De beelden gingen vooral via Twitter de wereld rond met de hashtag #BlackLivesMatter. Met dank aan ‘Black Twitter’, de grote community van Afro-Amerikanen die op Twitter actief is. In de twee weken na de dood van George Floyd werd #BlackLivesMatter op Twitter wereldwijd meer dan 47,8 miljoen keer gebruikt.1 Ook in België waren rond Black Lives Matter verschillende hashtags trending. Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis vindt het belangrijk dat deze nieuwe vormen van (online) activisme worden bewaard. Informatie op het internet is vluchtig; als ze niet (tijdig) wordt gearchiveerd, gaat ze onherroepelijk verloren. Amsab-ISG archiveerde sindsdien al meer dan 400.000 tweets, met verschillende hashtags over Black Lives Matter in België en acties over politiegeweld en dekolonisatie. Ter illustratie hebben we de data van een van deze hashtags geplot op een grafiek. De bliksemsnelle opkomst en verspreiding van #BLMBelgium is duidelijk zichtbaar: pieken stemmen overeen met acties. Zo stemt de culminatie van de hashtag overeen met de betoging van 7 juni in Brussel. » Door: Jeroen Fernandez-Alonso | Foto rechterpagina: Bartosz Brzezinski via Flickr, CC BY-SA 2.0
22
#BLM. Bron: © @GreySundresses
#BLMBELGIUM
22 441
TWEETS OP 7 JUNI 2020
Vele duizenden foto’s en video’s werden online gedeeld. Alles wat publiek toegankelijk was, is intussen gearchiveerd. De afbeelding hiernaast is een still uit een filmpje van Twittergebruiker @GreySundresses. Het beeld is intussen al meer dan 1,3 miljoen keer bekeken. ■ 1. https://www.pewresearch.org/fact-tank/2020/06/10/blacklivesmatter-surges-on-twitter-after-george-floyds-death/
23
MUSEA
PENSIOEN ANNEMIE CAILLIAU EN PATRICK ALLEGAERT
MUSEUM OP EEN KRUISPUNT Toegegeven, we dreigen soms wel eens te vergeten dat de koers en identiteit van musea heel nauw samenhangen met de mensen die er werken. Musea – en elke erfgoedorganisatie, uiteraard – zijn mensenwerk. In Museum Dr. Guislain zwaaiden in 2020 twee mensen af. En in de plaats trad een nieuwe, driekoppige directieploeg aan – uniek in Vlaanderen. Het einde én het begin van een hoofdstuk. Olga Van Oost en Roel Daenen
A
nnemie Cailliau en Patrick Allegaert, de afscheidsnemers, zijn twee klinkende namen in de museumsector en ver daarbuiten. Ze waren jarenlang respectievelijk algemeen directeur en artistiek leider en later adviseur van het bekende museum in Gent. Annemies link met Dr. Guislain gaat terug tot 1982, het jaar waarin ze als stagiair in het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain begon; in een periode waarin het museum zelf nog niet bestond, maar de interesse voor de geschiedenis van de psychiatrie en de instelling een hoge vlucht nam. Annemie Cailliau: “Men had al wat spullen verzameld en het was de bedoeling om die verzameling verder uit te breiden met objecten uit andere psychiatrische instellingen. Het doel was om op zolder van het instituut een tentoonstelling te maken, wat in het najaar van 1986 daadwerkelijk gebeurde. Het begin van het museum dus, net in de periode dat Jan Hoet de muren van zijn museum openbrak met Chambres d’Amis. Ervaring hadden we niet, goesting des te meer.” Patrick Allegaert vult aan: “Sinds de
24
jaren zestig was de visie op psychiatrie duidelijk aan het veranderen; men vond dat ‘het gesticht’ gefaald had. Tegelijk was er de behoefte van de congregatie van de Broeders van Liefde, en René Stockman in het bijzonder, om de eigen geschiedenis te valoriseren.” Voor de ontwikkeling van het museum was het Museumdecreet (1996) erg belangrijk. Cailliau: “Het was voor het decreet weliswaar mogelijk om projectsubsidies aan te vragen, maar het decreet zette de professionalisering van het museum echt in gang. In 1999 werd het als regionaal museum erkend, en een jaar later volgde de erkenning als landelijk museum. In dat jaar presenteerden we
Ervaring hadden we niet, goesting des te meer.
25
in het kader van het feestjaar rond Keizer Karel de tentoonstelling Gestoorde vorsten, een fenomenaal succes dat de deuren opende naar de rest van de cultuurwereld.” Op beleidsvlak verliep de relatie met Vlaanderen gesmeerd. Lokaal daarentegen gingen de zaken iets stroever. “De verhouding met de stad Gent en ook de universiteit was aanvankelijk moeilijk,” herinnert Allegaert zich. “Hierin speelden de oude maatschappelijke breuklijnen mee. Vandaag zijn die relaties helemaal veranderd, ten goede. Dat heeft ongetwijfeld veel te maken met de grondige verandering van de raad van bestuur, in 2015.” Cailliau knikt: “Dankzij de Broeders van Liefde is het museum opgericht en heeft het kunnen groeien. De voorbije jaren echter werd duidelijk dat de oude structuur niet meer van deze tijd was. In 2015 creëerden we een nieuwe vzw, waardoor de Broeders toch wat meer op afstand kwamen. Deze nieuwe structuur liet toe om actief op zoek te gaan naar sponsoring. We moesten wel, want de congregatie had een derde van de middelen teruggeschroefd. Sindsdien hebben we erg hard aan fondsenwerving gewerkt, met resultaat. Nog een pluspunt is dat onze werking met de komst van de sponsors in zekere zin vrijer is geworden. Toch wil ik ook benadrukken dat de Broeders zich nooit intensief met de inhoudelijke werking van het museum hebben bemoeid. De erkenning van het museum was dus cruciaal om meer ‘op afstand’ te kunnen werken.”
TRIO AAN DE LEIDING
Eline Van de Voorde, Bart Marius en Wim Claeys vormen sinds het pensioen van Annemie Cailliau het driekoppige directieteam. Eline stond voorheen in voor de communicatie en de publiekswerking en buigt zich nu over onder andere de communicatie. Wim is al meer dan twintig jaar de boekhouder van het museum en vandaag verantwoordelijk voor de cijfers. Bart ten slotte begon als stagiair en werd achtereenvolgens vrijwilliger en betaalde kracht. Bart: “Voor mij was de tentoonstelling Pijn erg belangrijk, idem dito voor Nerveuze vrouwen. Ik snapte aanvankelijk niet dat thema’s als deze gevoelig konden liggen in het museum. Ik stelde vast dat er voor sommige dingen strijd was geleverd, en dat die niet zo voor de hand lagen. Ik denk daarbij ook aan de samenwerking met de kinderrechtencommissaris; met het Agentschap Opgroeien zetten we dit werk voort. Erg belangrijk en passend in het traject rond meerstemmigheid dat we met een werkgroep van museumprofessionals doorlopen.”1 Annemie Cailliau beaamt: “In 2014-2015 kwam er een ‘historisch pardon’ vanuit welzijn over de misstappen die in het verleden in de jeugdzorg en bij adopties waren begaan. Mijlpalen, zeker, en ook voor ons; op vraag van het Departement Welzijn hebben we een structurele samenwerking opgezet. Een grote meerwaarde, voor zowel Welzijn, de samenleving als het museum.” Dat brengt ons tot het inhoudelijke zwaartepunt van het museum. “De vraag is
26
wat we kunnen betekenen voor het welzijn in de maatschappij, en jongeren in het bijzonder,” aldus Bart. Eline Van de Voorde: “Hierin speelt ook onze nieuwe vaste tentoonstelling Op losse schroeven een rol. Het proces dat ons naar die aanpassingen heeft gebracht was bepalend voor het museumteam. Dit hebben we echt samen aangepakt en in beweging gezet. Iedereen heeft er een mening over. En, toegegeven, bij het publiek was en is er soms ook wat weerstand.” Opvallend is dat het museum niet koos voor een directeur, maar voor een ‘triumviraat’. “Dat is organisch gegroeid,” zegt Bart. “We komen alle drie uit het team en nemen samen verantwoordelijkheden op.” Eline vult aan: “Dit model is nieuw en nog volop in ontwikkeling. Toen Annemie algemeen directeur was vond ik dat er veel zorgen bij haar terechtkwamen. Annemie, als ik zag wat je allemaal alleen moest doen! Nu proberen we dat met ons drieën te dragen.” Annemie: “Natuurlijk heb ik vanaf het begin altijd de zorgen gedeeld met Patrick. De voorbije vijf jaar hebben we verschillende modellen bekeken en gesprekken gehad met alle personeelsleden. Wij hadden dan ook zelf wel de voorkeur voor dit model.”
TOEKOMSTPLANNEN
Gevraagd naar hoe het trio de toekomst ziet, steekt Bart enthousiast van wal: “Die ziet er fantastisch uit! Ik zie alvast dat er zich een aantal krachtlijnen aftekenen. Een van onze belangrijkste uitdagingen zit in de interne organisatie. We moeten tijd nemen om met het personeel te praten en om aansluitend met elk personeelslid een
Foto links: Patrick Allegaert © FARO, foto: Jonathan Sommereyns Foto onder: Eline Van de Voorde, Bart Marius en Wim Claeys. © Dirk Coryn
Ik stelde vast dat er voor sommige dingen strijd was geleverd, en dat die niet zo voor de hand lagen.
traject af te leggen. Dat is nodig, ook omdat we zélf uit het team komen. Zoals Eline zei: we bevinden ons nog steeds in een veranderingsproces, en dat betekent schakelen en herschakelen. Daar komt de coronacrisis bovenop. Een tweede uitdaging situeert zich op het vlak van de publiekswerking. Daarin zijn we heel ambitieus, met echte participatie en meerstemmigheid.” Eline: “We hebben als team een grote vrijheid verworven en die willen we behouden, en verder ontwikkelen.” Wim vult aan: “Het museum financieel gezond houden is uiteraard zeer belangrijk; want zonder middelen is er niets mogelijk. We zullen dus op zoek gaan naar nieuwe sponsors. En niet zomaar in het wilde weg: we zijn een businessplan aan het opstellen.” Bart besluit: “Met het museum willen we het stigma rond psychische problemen helpen te doorbreken. Dit is, voor mij althans, waar het allemaal om draait. Je kunt het zo zien: wanneer we in de krant lezen over hoe geïsoleerd mensen zich voelen tijdens deze coronacrisis en hoezeer dat weegt op het gemoed, laat zich dat goed vergelijken met mensen die in de psychiatrie zitten … Welnu, als een bezoeker langskomt op deze historisch beladen plek, dan moet hij zich welkom en aangesproken voelen. Daar gaan we echt op inzetten. En nog een kleine wens: ik zou het
bijzonder vinden als wij het Portret van een kleptomaan zouden kunnen ‘krijgen’. Dat hangt nu bij onze collega’s van het MSK.” (lacht) Voor Annemie en Patrick begint nu een nieuw verhaal. We willen weten wat hun plannen zijn. Patrick: “Ik ben nog steeds en heel graag voorzitter van het Vlaams Museumoverleg, wat ook een hele mooie samenwerking is met FARO. De uitbreiding van dat overleg met de regionale en lokale musea is een sterkte. Daarnaast ben ik samen met de muzikant Sioen voorzitter van het Gents Kunstenoverleg, een samenwerking in de Gentse stedelijke context. En er is natuurlijk ook nog steeds Theater Aan Zee, waarvan ik ook voorzitter ben. Ik heb mijn bezigheden.” (lacht) Annemie: “Ik wil gewoon heel graag genieten van een leven zonder agenda!”
Olga Van Oost is algemeen directeur en adviseur museologie bij FARO. Roel Daenen is er coördinator communicatie en hoofdredacteur van dit tijdschrift.
Bronnen en literatuur 1. Zie: https://faro.be/publicaties/ het-agonistische-museum-musea-op-zoek-naar-hun-maatschappelijke-rol.
www.museumdrguislain.be ■
27
PUBLIEKSWERKING
NA 20 JAAR ZIJN JONGEREN VRAGENDE PARTIJ
MUSEUM WANTED! Meer dan twintig jaar jongerenwerking in musea in Vlaanderen en Brussel: daar staan we vandaag! faro kijkt met enkele collega’s uit de sector daarom terug in de tijd. Met een gevoel van trots, zeker, want er is veel gerealiseerd. Toch is het werk verre van af. Dat blijkt uit een groepsgesprek met vijf ervaringsdeskundigen. Olga Van Oost en Hildegarde Van Genechten
Maar eerst stellen de deelnemers zich graag aan u voor: • Peter Aerts is publieks- en marketingverantwoordelijke van het S.M.A.K. en drijvende kracht achter Art United, een samenwerkingsverband tussen kunstmusea en Pukkelpop. • Liene Conard trekt al een tiental jaar de jongerenwerking van het MAS. • Isabel Lowyck was 20 jaar terug de gangmaker van de Jongerenmuseumdagen van de Vlaamse Museumvereniging en later AmuseeVous.1 • Annelies Lust werkt sinds 2018 in het GUM. • Eulaly Vanroelen maakte in 2020 een scriptie over de jongerenwerkingen in negen musea.2 Ze was zelf ook lid van AmuseeVous.
Peter Aerts
28
Liene Conard
Eulaly, wat zijn de voornaamste bevindingen uit uw onderzoek? Eulaly Vanroelen: “Ik wou achterhalen hoe participatief de jongerenwerkingen waren. Ik ging in gesprek met museummedewerkers en nam een online enquête af bij jongeren tussen 16 en 26 jaar. Uit de resultaten blijkt dat deze musea om verschillende redenen met een jongerenwerking startten. Een belangrijke reden is om meer jongeren te bereiken. Voor musea als het MAS, BELvue of GUM lag de jongerenwerking ten grondslag aan de (her)opening van het museum. Nog andere musea, zoals het MoMu, zagen de jongerenwerking als een instrument om events te organiseren. Inspiratie voor het opzetten
Isabel Lowyck
Annelies Lust
Eulaly Vanroelen
GUM © GUM – Gents Universiteitsmuseum, foto: Martin Corlazzoli
van de jongerenwerking werd vaak gezocht bij expertpartners zoals AmuseeVous en FARO. Opvallend bij de jongerenwerkingen van vandaag is de toegenomen aandacht voor participatie en cocreatie. Bij AmuseeVous was het idee ‘voor en door jongeren’ al jaren geleden de leuze, maar deze aanpak is intussen écht bij veel musea in de praktijk doorgedrongen. Maar de aanpak verschilt nogal. In het MAS neemt de trekker een
‘bemiddelende’ rol op, in Mu.ZEE eerder een ‘coördinerende’ rol, terwijl de jongeren in het MoMu eerder ‘assisteren’. In de meeste musea is die trekker iemand van het museumteam, terwijl in BELvue een externe partner werd aangezocht. Iedereen streeft naar toonmomenten of het maken van een product. De inbedding in de organisatie is belangrijk: als de jongerenwerking te ver afstaat van het team, ervaren de jongeren
29
Liene Conard: “Het MAS is al jaren met het ‘MAS in Jonge Handen’ aan de slag. Een hoogtepunt was de tentoonstelling Instinct, gemaakt voor en door jongeren.3 Vandaag zitten we op een kantelpunt. Vorig jaar zijn we begonnen met Artist in Residence Karen François,4 met een ander opzet. Karen kan haar ding doen en wordt daarbij door jongeren geadviseerd. Intussen blijkt dat jongeren méér dan advies willen geven. Tof, maar niet altijd evident omdat er ook ander werk op de plank ligt. Daarom zoeken we steeds meer samenwerking op met (jeugd)partners in de stad, ook in ons streven naar diversiteit. Intussen bereiken we jongeren heel gemakkelijk. Als we een oproep lanceren, moeten we zelfs een selectie maken. Maar we vissen wel altijd in dezelfde vijver van witte, hoogopgeleide studenten. We zijn er blij mee natuurlijk, maar is dit voldoende?”
rechten, economie ... Meisjes zijn in de meerderheid. De jongerenwerking MuST is van het begin een structureel deel van onze werking, gedragen door alle medewerkers. Vier pijlers staan centraal. De eerste is ‘leren en weten’. We organiseren workshops met studenten tussen 17 en 26 jaar om ‘museumprofessionals’ van hen te maken, met vragen als: ‘Hoe vertel je een verhaal?’, ‘Hoe organiseer je een rondleiding?’ en ‘Welke debatten leven in musea?’ De MuST-ers krijgen previews en primeurs. De tweede pijler is ‘klankbord’: jongeren bepalen mee welke teksten er in het museum komen, welke communicatieconcepten het beste aanslaan, ontwikkelen mee expo’s, noem maar op. De derde is ‘dingen samen doen’: ze krijgen de gelegenheid om ‘achter de schermen’ te neuzen en we bezoeken samen tentoonstellingen. De vierde pijler draait om ‘creatie’, waarbij de studenten bijvoorbeeld de Museumnacht opzetten. We merken dat de jongeren zeer tevreden zijn. Maar ik herken wat Liene zegt: ze willen ook steeds meer, en dat is niet gemakkelijk.”
Annelies Lust: “Ook wij moesten selecteren, gezien we meer dan 80 kandidaten hadden. GUM heeft wel een ander type jongerenwerking; als universiteitsmuseum vinden wij het essentieel om studenten te betrekken. En zo de leefwereld van deze jongeren in het museum te trekken. Het mooie is dat studenten uit alle richtingen bij ons terechtkomen: kunst, geneeskunde, biologie,
Isabel, dit zijn recente ervaringen. U bent lang geleden met jongereninitiatieven in musea gestart. Hoe kijkt u daarop terug? Isabel Lowyck: “Wat ik hoor is heel plezant en herkenbaar. De toenmalige Vlaamse Museumvereniging begon met de Jongerenmuseumdagen toen Bert Anciaux minister van Cultuur was. Voltreffers waren projecten als Remix en Conser-
dit als een kloof. Nog opvallend: de jongeren zijn doorgaans meisjes en hoger opgeleid. Het blijft een grote uitdaging om een diverse groep jongeren te betrekken. ”
Het mooie is dat studenten uit alle richtingen bij ons terechtkomen: kunst, geneeskunde, biologie, rechten, economie ...
'Art United' op de Pukkelpopweide in 2019. © Art United 'MustSee' in het GUM. © GUM – Gents Universiteitsmuseum, Foto: Michiel Devijver
30
vator van de toekomst. De uitdaging was altijd om jongeren te betrekken bij de museumwerking, waarbij dat ook in die museale context moest passen. Als het van sommige jongeren afhing, hadden we glijbanen in musea geïnstalleerd, en dat soort dingen. Het gaat niet alleen over jongeren de wereld van musea te leren kennen, maar ook omgekeerd. Wat kunnen musea leren van jongeren? Even later - in 2005 - kwam Herman Schueremans met het voorstel om musea naar de festivalweide van Werchter te brengen, een prachtige kans. Dat was meteen ook de start van AmuseeVous, een ‘relatiebureau’ voor jongeren en musea.5 We hadden een stand op de festivalweide; bij de derde editie brachten we echte kunstwerken mee, met onder meer werk van Ted van Lieshout en Kendell Geers. De verwonderde blikken van de jongeren toen ze de stand bezochten waren onvergetelijk! Bovendien konden de festivalgangers met hun polsbandje nadien ook nog gratis diverse musea bezoeken.” “De AmuseeVous-jongeren die intussen in verschillende regio’s werkten begonnen tijdens het jaar met de organisatie van Soirées, avondevenementen in musea. Ik was altijd verbaasd over de creativiteit van die jongeren. Voor AmuseeVous was het essentieel om de museummedewerkers te betrekken bij het gebeuren. Ik was verantwoordelijk voor de coördinatie en moest ervoor zorgen dat er uitwisseling en vertrouwen was. De jongeren vertrouwen geven was cruciaal! We zochten
ook altijd zelf middelen om deze activiteiten te organiseren; zo waren we niet helemaal afhankelijk van het budget van de musea. Een mijlpaal was de samenwerking en uitwisseling tussen Vlaamse en Nederlandse jongerenwerkingen. Zo waren er gesmaakte debatten in De Brakke Grond in Amsterdam. Met een onderzoekspublicatie van Olga Van Oost, Mind The Gap. The Sequel (2009). Of de 1-euromaatregel, die het mogelijk maakte voor jongeren om aan dat tarief musea te bezoeken. Natuurlijk, toen was ook al duidelijk dat de financiële drempel slechts één kant van het verhaal is; er zijn nog zoveel andere drempels. Toen wilden we ook echt jongeren uit kwetsbare doelgroepen bereiken. Hier ligt vandaag nog steeds de uitdaging.” Peter, vanwaar Art United op Pukkelpop? Peter Aerts: “Wat me opvalt is dat er in het verleden prachtige projecten werden opgezet. Plots vallen ze stil: waarom hield het initiatief op Werchter na enkele jaren op? Dan komt er toch weer iemand met een initiatief om, in alle onwetendheid, iets gelijkaardigs te proberen … In die zin is het dan ook een voortzetting, maar wordt tegelijk pijnlijk duidelijk hoe het een projectwerking kan vergaan. De kracht van Art United zit in de samenwerking van musea om hun schaal en impact te vergroten. Samengevat: een jongerenproject opzetten, leren uit het experiment, ervaringen uitwisselen, met steun van AmuseeVous, Formaat en FARO. Art United bracht kunst naar
31
We moeten als musea de opportuniteit zien om samen initiatief te nemen om een werking op te zetten buiten onze comfortzone.
MAS in Jonge Handen. © Noortje Palmers
Expo 'Instinct' in het MAS. © Victoriano Moreno
de festivalweide van Pukkelpop in 2018 en 2019. De verworven inzichten uit de samenwerking met Pukkelpop kunnen we in de toekomst toepassen op andere evenementen, om een diverser jongerenpubliek te bereiken. In een festivalomgeving blijken jongeren zich makkelijk open te stellen voor de beleving van kunst. We moeten als musea de opportuniteit zien om samen initiatief te nemen om een werking op te zetten buiten onze comfortzone. Het werkt inspirerend om samen met jongeren na te denken over hoe je kunst in een museum en op de festivalweide beleeft. Niet als animatie of decoratie, voor alle duidelijkheid, en dus kunst die niet inboet op kwaliteit. Maar dat vraagt een mentaliteitswijziging.” Diversiteit en inclusie zijn een topprioriteit. Maar het is opmerkelijk dat zoveel jongeren vragende partij zijn om bij jullie aan de slag te gaan, zodat er zelfs selecties moeten plaatsvinden. Hoe gaan jullie om met de jongeren die niet kunnen meedoen? Liene Conard: “De belangstelling is groot, en jongeren zijn inderdaad vaak héél erg teleurgesteld als ze er niet bij zijn. Maar we proberen een divers publiek aan te trekken en dat dwingt je tot keuzes. Dat is dus niet gemakkelijk en we betrekken hiervoor zelfs een extern bureau.” Peter Aerts: “We moeten waakzaam zijn om geen nieuwe culturele elite te creëren. Het risico is reëel dat we met alle goede bedoelingen toch telkens hetzelfde publiek bereiken. Ook in het onderwijs zie je dat. Er is aandacht voor cultuur in de middelbare scholen, maar systematisch meer bij ASO dan bij TSO en BSO.”
Podcast binnen MuSTart. © GUM – Gents Universiteitsmuseum, Foto: Michiel Devijver
32
Wat zouden jullie als tip meegeven aan andere musea met (plannen voor) een jongerenwerking? Annelies Lust: “Durf te springen. Gewoon doen is de boodschap. Ik word soms nerveus omdat we nog zoveel kunnen doen, en (nog) niet doen. En dan moet ik even alles in perspectief plaatsen, want zeker bij een jongerenwerking is het informele – pizza eten en een pintje drinken – ook heel belangrijk.”
Liene Conard: “Je mag mislukken. Het is niet erg om soms iets te organiseren voor slechts drie jongelui. En al lijkt het soms een druppel op een hete plaat: er zijn wel degelijk jongeren die blijven plakken. Het kost moeite, maar het is het waard. Zoals die momenten waarop ik in coronatijd rondrijd met potten spaghettisaus om af te geven aan de jongeren, om te tonen dat we hen niet vergeten.” Eulaly Vanroelen: “Meer bewustwording creëren bij opleidingen, want opleidingen kunnen meer aandacht geven aan jongerenwerkingen en studenten motiveren om mee te doen.” Peter Aerts: “Samen kunnen we meer. We moeten werken aan samenwerking én daarbij aandacht hebben voor het risico van energieverlies bij onze medewerkers. Effectieve projecten vergen een volgehouden inspanning over een lange periode. Momenteel komt een groot aantal taken bij enkele personen terecht. We moeten de last meer verdelen om door te zetten.”
Isabel Lowyck: “Voor mij blijft het museum de plek van de muze, en van de verbeelding. We moeten te allen tijde kijken naar de schatten die we hebben. Maar de vraag is wat we ermee doen. Vaak zijn het de curatoren die de verhalen vertellen, maar in de programmatie dient meerstemmigheid te komen. Samen met het publiek in cocreatie verhalen schrijven en vertellen. We hebben nood aan curatoren met diverse achtergronden. Als je werkt met jongeren, en dit is trouwens ook zo voor alle publieken, is het belangrijk om elkaar te vertrouwen en te respecteren. Deze diverse perspectieven maken de inhoud van het museum zo waardevol. In het samenwerken schuilt ook het kleine gebaar. Liene, het verhaal van de spaghettisaus vind ik geweldig. Het gaat om die menselijke connectie die we als museum kunnen maken!” ■
Laat kunstwerken hun verborgen verhalen vertellen door multispectrale beeldvorming Zo kan je met XRR (Röntgen-radiografie) de interne structuur van een object bekijken en achterhalen hoe en uit hoeveel delen een kunstwerk is opgebouwd. UVF (Ultraviolet Fluorescentie), UVR (ultraviolet reflectografie), VIS (visueel), RAK (scheerlicht), IR (infrarood), TIR (infrarood in transmissie), FCIR (valse kleur infrarood) bieden inzicht in de conditie, de gebruikte pigmenten en maken oude restauraties zichtbaar. IRR (infrarood reflectografie) kijkt door de verflagen heen en geeft naast de ondertekening of eerste aanzet van een kunstenaar ook een beeld van de veranderingen in de compositie door de kunstenaar zelf.
Meer weten? Neem contact met david.laine@iparc.eu of +32 16 90 75 90.
www.iparc.eu
Meer lezen? Weg met jongeren! Zo maak je jouw museum of erfgoedsite aantrekkelijk voor jongeren, Toerisme Vlaanderen, 2021. www.toerismevlaanderen.be/kwaliteit Olga Van Oost is algemeen directeur en adviseur museologie bij FARO. Hildegarde Van Genechten is er adviseur participatie | educatie. Bronnen en literatuur 1. Isabel Lowyck zette daarna de publiekswerking in M Leuven mee op de kaart en werkt nu bij Guide ID-Belgium en het Belgian National Orchestra. 2. Eulaly Vanroelen, 2020, Structurele jongerenwerkingen: vrij ondernemen in een vertrouwde omgeving. Vrije Universiteit Brussel, onuitgegeven masterscriptie. 3. MAS, Instinct, https://www.mas.be/nl/ instinct. 4. Karen François, https://www.mas.be/nl/ pagina/wie-karen-fran%C3%A7ois. 5. Vandaag maakt AmuseeVous deel uit van de kunst- en erfgoededucatieve organisatie Bamm! www.bamm.be.
Macro-XRF (macro-Röntgen fluorescentiespectroscopie) geeft de verspreiding weer van de chemische elementen in de gebruikte pigmenten als een tweedimensionaal beeld. Daarom is deze methode zeer relevant voor de studie van verborgen verflagen en om oude restauraties zichtbaar te maken, naast een uniek zicht op het creatieve proces van de kunstenaar. Deze techniek is toepasbaar op schilderijen, papieren kunstwerken, verluchte handschriften, maar ook 3D-objecten zoals gepolychroomde beelden. De afdeling research & analyse van IPARC voert onderzoeken met eigen apparatuur uit in het lab of op locatie. Zowel schilderijen als 3-D objecten kunnen doorgelicht worden, en deze technieken worden bij oude meesters maar evengoed bij moderne en hedendaagse werken ingezet. Bovendien betreft het niet-invasieve analyses waarbij het werk onaangeroerd blijft en veiligheid voorop staat. Je ontvangt nadien een rapport alsook de digitale hoge resolutie beelden, waarmee je tot in de kleinste details kan inzoomen.
ONDERZOEK
MUSEUMBEZOEKERS MET EEN VISUELE BEPERKING
BLIND VOOR SCHOONHEID? Wat als een persoon met een visuele beperking een (kunst)museum bezoekt? Wat valt er voor de bezoeker te beleven op een plaats waar het visuele centraal staat en waar voorwerpen aanraken uit den boze is? Vragen als deze roepen andere vragen op, namelijk: wat is het aanbod voor blinde en slechtziende bezoekers in Vlaamse en Brusselse kunstmusea en hoe zou men hen een betere bezoekerservaring kunnen geven? De bachelorproef Blind voor schoonheid? aan de opleiding Kunstwetenschappen van de Universiteit Gent zocht naar antwoorden. Een synthese. Lisa Van Raemdonck
In Vlaanderen en Brussel zijn naar schatting twee op honderd personen slechtziend en is één op de duizend blind.1 Onderzoek aan de Universiteit van Cambridge voorspelt een weinig rooskleurige toekomst, met maar liefst een verdriedubbeling van deze groep tegen het jaar 2050, met dank aan de vergrijzing.2 Het toegenomen beeldschermgebruik bij jonge kinderen verhoogt de kans op een visuele beperking op latere leeftijd.3 Dit gezegd zijnde: de antidiscriminatiewet stelt dat het ontbreken van “redelijke aanpassingen” voor personen met een beperking discriminerend is.4 Meer dan voldoende en overtuigende redenen dus om zo goed mogelijk met deze groeiende doelgroep rekening te houden, en niet in het minst omdat musea zich profileren als een inclusieve cultuurinstelling.
34
UNIVERSAL DESIGN ALS VERTREKPUNT
‘Universal Design’ is hét ontwerpprincipe voor musea die toegankelijk willen zijn voor bezoekers met een visuele beperking.5 Dit principe werd in 1995 bedacht door Amerikaanse academici en is vandaag nog steeds actueel. Universal Design houdt in dat bij de (her)ontwikkeling van een omgeving, gebouw, dienstverlening of informatie, personen met een beperking niet als uitzondering worden beschouwd. Er is dan aandacht voor verschillende groepen bezoekers, zoals mensen met een visuele beperking, rolstoelgebruikers en personen die een tijdelijke (mobiele of andere) beperking hebben. Als het correct wordt toegepast, haalt elke bezoeker voordelen uit Universal Design. Als het museum rolstoeltoegankelijk is, is het dat ook voor gezinnen met een kinderwa-
gen. Als het audiogidsen ter beschikking heeft voor blinden en slechtzienden, kunnen personen die niet goed kunnen lezen deze ook gebruiken. Enzovoort. Bovendien heeft dit principe niet alleen een puur praktisch nut; het vraagt ook aandacht voor de visuele kwaliteit van de uitvoering. Het oog wil immers ook wat. Akkoord, musea leveren al grote inspanningen op het vlak van toegankelijkheid, maar toch wijst dit onderzoek uit dat die zich veelal vertalen in specifieke aanpassingen voor verschillende doelgroepen, in plaats van een integrale toegankelijkheidsstrategie, zoals het Universal Design beoogt. Musea organiseren vooral aangepaste activiteiten voor specifieke doelgroepen als blinden en slechtzienden, personen met een mentale beperking, met dementie en gezinnen met jonge kinderen.
HET AANBOD VAN MSK GENT
Sinds 2009 organiseert het Museum voor Schone Kunsten (MSK) in Gent rondleidingen met verbale beschrijvingen en tactiele ervaringen voor blinden en slechtzienden. Ondertussen evolu-
Universal Design houdt in dat bij de (her)ontwikkeling van een omgeving, gebouw, dienstverlening of informatie, personen met een beperking niet als uitzondering worden beschouwd. Voelplaat in het Museum voor Schone Kunsten Gent © MSK Gent.
35
© Lisa Van Raemdonck
eerde dat aanbod naar een tweemaandelijkse, thematische rondleiding en creatieve workshop voor personen met een visuele beperking. Sinds 2019 pronken twee voelplaten in de zalen. De tentoonstelling Van Eyck, een optische revolutie deed ook inspanningen voor personen met een visuele beperking. Men kon gebruikmaken van draagbare voelplaten, een toegankelijke audiogids6 en beeldenfluisteraars.7 Bovendien waren er rondleidingen op maat van blinden en slechtzienden. De gids beschreef eerst de context van de tentoonstelling en vervolgens de visuele kenmerken van een aantal kunstwerken. Daarbij belichtte hij de grote lijnen van een kunstwerk en steeds meer details. Deelnemers kregen daarna niet enkel een individuele, kleine voelplaat van het Lam Gods, maar ook de kans om na elk verbaal besproken schilderij een voelplaat of bijpassende objecten van dat schilderij met de handen te ontdekken. Bart, een deelnemer: “De mini-maquette van het Lam Gods was noodzakelijk om de tentoonstelling te begrijpen. Zo kon ik de werken oriënteren op het grote paneel.” Een rondleiding voor personen met een visuele beperking wordt gekenmerkt door veel interactie, interesse én … dankbaarheid. Bovendien zegt gids Eric Reynaerts dat een groep blinden en slechtzienden rondleiden ook voor de gids
36
verrijkend is. Door het ‘kijkwerk’ over te nemen ontleedt hij kunstwerken grondiger en besteedt meer aandacht aan elementen die voor zienden vanzelfsprekend zijn.
EN ELDERS?
Deze rondleiding in het MSK Gent is niet uniek. Uit een rondvraag bij veertien kunstmusea blijkt dat twaalf onder hen in niet-coronatijden een aanbod op maat hebben voor blinde en slechtziende bezoekers. Die musea bieden groepsrondleidingen met een reservatie aan: groepen van personen met een visuele beperking dienen gemiddeld drie weken vooraf te reserveren. Rondleidingen kunnen meestal zowel in de vaste collectie als in de tijdelijke tentoonstellingen. De helft van de musea heeft acht deelnemers per groep als bovengrens. Bij een kwart ligt dat aantal tussen acht en zeventien deelnemers, een ander kwart van de musea laat minder dan acht deelnemers per groep toe. Over het algemeen is de vraag naar deze activiteiten niet zo hoog. Daarom organiseren drie van die twaalf musea ook tweemaandelijks of maandelijks thematische rondleidingen voor personen met een visuele beperking. Deelnemers kunnen zich hier individueel voor inschrijven (en niet verplicht in groep, zoals bij de groepsrondleidingen). Ook hier is de maximumcapaciteit meestal acht deelnemers per groep, wat voldoende aandacht voor elke deelnemer garandeert.
Tijdens rondleidingen wordt telkens gebruikgemaakt van een verbale beschrijving, in combinatie met de tactiele ervaring van enkele kunstwerken met een voelplaat. Een kwart van de bevraagde musea maakt ook weleens gebruik van geluid of muziekfragmenten. Daarnaast organiseert een museum ook creatieve workshops, na een korte introductie in de tentoonstelling. De toegangstarieven voor zulke rondleidingen met gids variëren sterk per museum. De meeste (vijf van de twaalf ) musea rekenen hiervoor de prijs voor de gids plus een toegangsticket aan. Opvallend genoeg bedraagt dat tarief voor de gids evenveel als een groep deelnemers zonder een visuele beperking. Zo’n groep heeft een hogere maximumcapaciteit. Een oplossing hiervoor zijn musea (vier van de twaalf ) die enkel de prijs van een toegangsticket aanrekenen of musea (drie van de twaalf ) die een methode hanteren waarbij de toeslag voor de gids afhangt van de aangepaste maximumcapaciteit per rondleiding. De begeleider krijgt in alle musea gratis toegang. Minder aandacht is er voor de individuele, blinde of slechtziende bezoeker die op eigen tempo het museum wil bezoeken, al dan niet met begeleider. Slechts vijf van de twaalf musea voorzien voelplaten of een vorm van audiodescriptie bij enkele werken. Slechts één museum bood beide aan, in een aangepaste tour voor individuele bezoekers. Deze voorzieningen verdienen meer aandacht; ze verhogen sterk de toegankelijkheid voor individuele bezoekers. De laatste jaren is dit aangepast aanbod voor bezoekers met een visuele beperking ontstaan, waarvoor de doelgroep dankbaar is. Veerle getuigt: “We zijn al tevreden met wat er georganiseerd wordt, want het verschil tussen nu en vroeger is immens. Uiteraard kan alles altijd beter, maar we zijn wel blij met dit soort initiatieven.”
WERK AAN DE WINKEL
Dit onderzoek deed ook enkele aanbevelingen voor kunstmusea. Allereerst moet er vanuit Universal Design meer worden stilgestaan bij de integrale toegankelijkheid van alle bezoekers. Het aanbod bestaat dan bijvoorbeeld uit rondleidingen waarbij alle zintuigen geprikkeld worden en waaraan zowel blinden en slechtzienden als zienden kunnen deelnemen. Deze ervaring is verrijkend voor iedere bezoeker. De gids heeft een belangrijke rol en kan best een opleiding in visueel beschrijven genoten hebben
Ten slotte mag men niet vergeten om nieuwe aanpassingen samen met de doelgroep te ontwikkelen. Het aanbod beantwoordt zo beter aan de noden van de doelgroep én raakt ook beter bekend bij die doelgroep.
(of meegelopen hebben met een collegagids met expertise). Als musea de principes van Universal Design goed toepassen kunnen individuele blinde of slechtziende bezoekers het museum indien gewenst ook bezoeken zonder persoonlijke begeleider.8 Een element dat nu vaak ontbreekt zijn tactiele geleidelijnen die een vast parcours volgen. Idealiter is er ook in elke museumzaal minstens een vaststaande voelplaat die van audiodescriptie is voorzien. Alternatieven zijn draagbare voelplaten of plattegronden die aan de balie kunnen worden meegegeven. Belangrijk is dat het aanbod bekend wordt gemaakt via een toegankelijke website. Dit dient ook het geval te zijn bij andere digitale toepassingen in het museum, zoals touchscreens en audiogidsen. Er bestaan systemen waarbij binnen een bepaalde afstand van een kunstwerk de audiogids de uitleg automatisch afspeelt. Deze technologie verhoogt het gebruiksgemak voor mensen met een visuele beperking. Ten slotte mag men niet vergeten om nieuwe aanpassingen samen met de doelgroep te ontwikkelen. Het aanbod beantwoordt zo beter aan de noden van de doelgroep én raakt ook beter bekend bij die doelgroep. ■
Lisa Van Raemdonck is masterstudent kunstwetenschappen aan de UGent. De titel van haar bachelorproef luidde Blind voor schoonheid? Een onderzoek naar het aanbod voor museumbezoekers met een visuele beperking. Bronnen en literatuur 1. Zicht Op Cultuur - Slechtzienden en Blinden platform, Document, Visie en doelgroep. 2. “Drie keer meer blinde en slechtziende personen tegen 2050,” laatst geraadpleegd op 13 september 2019, https://www.braille.be/nl/over-ons/ nieuws/2017/12/drie-keer-meerblinde-en-slechtziende-personentegen-2050. 3. Word je blind van je beeldscherm?, Universiteit van Nederland, https://www.youtube.com/watch?v=makAoLcqBBM 4. https://www.unia.be/files/Documenten/Wetgeving/Wet_van_25_februari_2003_ter_bestrijding_van_discriminatie_13pg.pdf. 5. Zie: https://inter.vlaanderen/ toegankelijkheid-en-universal-design/ universal-design en http://www. artbeyondsight.org/dic/module-4-museum-access-accessible-physical-space/universal-design-principles-and-guidelines 6. Door blinden en slechtzienden nagelezen. 7. Personen die een opleiding in verbaal beschrijven volgden via de organisatie Inter, maar geen gids zijn. 8. Uit interviews blijkt dat de meeste blinden en slechtzienden zich zelfs dan niet zeker en comfortabel genoeg voelen door allerhande obstakels onderweg, het zoeken naar de vestiaire en de toiletten … Een daguitstap naar een museum zou een rustmoment moeten zijn.
37
HET
ATELIER
“Een blijvende bron van prikkels”
» Door: Alexander Vander Stichele | © FARO
De werkplek van: David Gruwez, filmarchivaris bij CINEMATEK.
38
faro trekt eropuit naar inspirerende werkplekken. Voor deze reportage trokken we naar de schatkamers van het filmdepot van CINEMATEK in Elsene. Voor cinefielen de hemel op aarde.
1 “De eerste kennismaking met een binnengekomen filmcol-
lectie. Vaak komen de films binnen met weinig informatie van de deposant en dan weet je niet wat je aantreft. Misschien kom ik ooit de verloren Hitchcockfilm The Mountain Eagle tegen! Maar de ontsluiting van een filmblik kan ook op andere manieren verrassen. In het ergste geval is het een aanslag op de neus door de azijngeur die ontstaat door het azijnsyndroom. Als we geluk hebben heeft de deposant de film goed bewaard, namelijk koel en droog.
2 Dit is mijn werk- of ‘bobineertafel’. Hier inspecteer ik de
film verder op technisch niveau en achterhaal ik alle technische informatie over het soort filmdrager (acetaat, nitraat, 35, 16, 8 of 9,5 mm), het materiaaltype (origineel negatief, positief, een print, een magnetische klankband), enzovoort. Ik stel ook vast in welke mate de film is aangetast; dan kan ik de film zo goed mogelijk fysisch restaureren. Deze herstelling is belangrijk om de film niet verder te beschadigen bij de visionering. Elke film moet steeds klaar zijn om bekeken te worden in het kader van bijvoorbeeld een publieke vertoning of wetenschappelijk onderzoek. Maar het is ook een voorbereiding op een eventuele digitalisatie van de film, waar de film verder op digitaal niveau wordt gerestaureerd. Da’s de taak van mijn collega’s in het Digilab.
3 Om de inhoud te beschrijven visioneer ik de film. Dan analy-
seer ik snel of het om een fictie- of non-fictiefilm gaat en kan ik de film in een groter theoretisch geheel plaatsen. Alle inhoudelijke informatie wordt samen met de fysische informatie gecodeerd in onze database, zodat we steeds alle informatie kunnen terugvinden en delen met partners zoals meemoo.
4 Afhankelijk van het soort materiaal krijgt de film een plaats
naast zijn broertjes en zusjes in het depot. Na al het zittend werk achter het bureau en de bobineertafel mag ik dan even een wandeling maken door de rijkdom die het filmdepot te bieden heeft, een blijvende bron van prikkels die inspirerend werken voor cinefielen zoals ikzelf.” ■
39
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK
Julia Solonina, Unsplash.
DIEPE BREUKLIJNEN EN STEILE KLOVEN
40
Weet u hoe het in andere Europese landen staat met het cultureelerfgoedbeleid? Waar liggen daar de klemtonen en zijn er verschillen met Vlaanderen? Geen idee? faro brengt daar graag verandering in. Hierbij stellen we de eerste aflevering van een nieuwe artikelenreeks aan u voor; Tsjechië bijt de spits af. Jitka Pánek Jurková
Ondanks de schijnbare harmonie in het Tsjechische culturele landschap woeden er in het land hevige discussies over de betekenis van cultureel erfgoed. Want welke geschiedenis onderschrijft het beleid? In de Tsjechische politieke geschiedenis kraken immers diepe breuklijnen en gapen steile kloven. In Bohemen werd de geschiedenis meermaals herschreven: van een middeleeuws cultureel centrum onder Karel IV (14e eeuw) tot deel van een Duitssprekend keizerrijk (16e-20e eeuw) en later van een ambitieuze Tsjechische natiestaat (1918-1939) tot een schakel in de Sovjet-Russische heerschappij (1948-1989). Nóg later een terugkeer naar een democratische staat met een kapitalistische economie na de Fluwelen Revolutie in 1989. Niet verwonderlijk dat over ‘de’ geschiedenis de discussies hoog oplaaien. Discussies die ook impact hebben op de manier waarmee men het cultureel erfgoed in Tsjechië beheert. In dit artikel staan we stil bij drie belangrijke breuklijnen, geïllustreerd aan de hand van drie casestudies van actuele debatten: meerderheid vs. minderheid, centrum vs. periferie en het oude vs. nieuwe geschiedenisdebat.
Betrokken overheidsinstellingen » Regionale en nationale cultuur: Nationaal instituut voor volkscultuur, Nationaal netwerk van gespecialiseerde afdelingen van regionale musea; » Monumenten: Ministerie van Cultuur, regionale besturen, gemeentebesturen met verregaande bevoegdheden, Nationaal erfgoedinstituut; » Prioriteiten in het Tsjechische cultuurbeleid rond cultureel erfgoed: verbetering van de regulerende omgeving, digitalisering, efficiënte financiering van de renovaties van monumenten en immaterieel erfgoed (in het bijzonder dat op de lijst van Unesco).
CASESTUDIE 1: MUSEUM VOOR ROMACULTUUR
De geschiedenis van de Republiek Tsjechië is o.a. een verhaal van demografische discontinuïteit. De samenleving die zich vestigde op het grondgebied van de huidige staat had tot 1939 een grote etnische diversiteit met belangrijke minderheden van Duitsers, Joden en Roma. Die laatste twee groepen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog bijna volledig uitgeroeid in concentratiekampen. De Duitsers werden naar Duitsland verdreven en zo werd de overblijvende bevolking in Tsjechië overwegend ... Tsjechisch. Zowat iedereen in Tsjechië spreekt vandaag Tsjechisch, werd geboren uit Tsjechische ouders en heeft een uitgesproken Kaukasisch uiterlijk. De bevolking behoort dan ook tot een van de meest homogene groepen in Europa; meer dan 90 % van de bevolking is Tsjech. De Roma daarentegen, die een andere levensstijl hanteren en er fysiek ook iets anders uitzien, onderscheiden zich als ‘verschillend’ van de rest, en dat in een land dat niet gewend is aan en niet erg openstaat voor verschillen. Het erfgoed van de Romaminderheid is dan ook het voorwerp van debat. Men vroeg zich af of dit kon beschouwd worden als deel van het ‘Tsjechisch’ cultureel erfgoed. In 1991, vlak na de Fluwelen Revolutie, opende het Museum voor Romacultuur. De doelstelling? Het cultureel erfgoed van de Roma documenteren, verzamelen en ondersteunen. Pas in 2005 werd het een officiële gesubsidieerde staatsinstelling, op initiatief van het Ministerie van Cultuur. Vandaag is het museum verantwoordelijk voor de installatie van een controversieel gedenkteken voor de Romaslachtoffers van de Holocaust. Dat komt op de site van het voormalig naziconcentratiekamp voor Roma in het dorpje Lety. Vanwaar de discussies rond een gedenken voor de genocide op een minderheid? Wanneer die minderheid geen respect geniet en ternauwernood wordt getolereerd, staat
41
zowat alles ter discussie. De politieke confrontaties hieromtrent zijn pijnlijk en spelen in op de donkerste gevoelens onder de Tsjechische bevolking. Volgens de directrice van het museum, Jana Horváthová, fungeert de Romaminderheid als een bliksemafleider. “Als mensen zich nergens anders zorgen over hoeven te maken, werkt zoiets altijd. Paradoxaal genoeg genieten we tijdens crisisperiodes – zoals de huidige pandemie of de vluchtelingencrisis – van relatieve rust.” Hoe pakt het museum de uitdaging aan om het cultureel erfgoed van een minderheid voor te stellen aan een onverschillige of zelfs afkerige meerderheid? “Onze missie vermeldt duidelijk dat we de Romaminderheidsgroep evenzeer willen bereiken met programma’s die stilstaan bij de wortels van hun identiteit én dat we de meerderheid correct over de minderheid trachten te informeren”, bevestigt Jana. “Helaas komen beide doelgroepen zelden met elkaar in contact. We doen het goed bij buitenlanders en bij een jonger, geschoold Tsjechisch publiek dat de opening van tentoonstellingen bijwoont. Events die bij de minderheidsgroep aanslaan – zoals de Museumnacht – trekken dan weer veel minder bezoekers uit de meerderheid. Er is nog altijd veel wantrouwen. Wij zijn ervan overtuigd dat het cultiveren van vertrouwen een opdracht is voor minstens één generatie. Stap voor stap verandert de perceptie. Een voorbeeld: de oorspronkelijke weerstand tegen het herdenken van de Romagenocide is bijna helemaal verdwenen. Dat kan je ook merken: na twintig jaar van discussies komt het gedenkteken er eindelijk”, besluit ze.
Kort » in 1991 gesticht als vzw op initiatief van Roma-intellectuelen; een door de staat gesteunde organisatie sinds 2005; » locatie: Brno; » onderzoek, tentoonstellingen, documentatie en educatieve activiteiten; » dit jaar viert het zijn 30e verjaardag; » www.rommuz.cz/en/home-2; » 3D-rondleiding: http://rommuz.pano3d.cz/.
42
Vanwaar de discussies rond een gedenken voor de genocide op een minderheid? Wanneer die minderheid geen respect geniet en ternauwernood wordt getolereerd, staat zowat alles ter discussie. De politieke confrontaties hieromtrent zijn pijnlijk en spelen in op de donkerste gevoelens onder de Tsjechische bevolking.
CASESTUDIE 2: CENTRUM VS. PERIFERIE
In tegenstelling tot Vlaanderen was Tsjechië eeuwenlang een land met één duidelijk cultureel centrum: Praag. Dat had alles te maken met de politieke status van de stad als koninklijke woonplaats. Vandaag woont de Tsjechische president nog steeds in dezelfde indrukwekkende burcht als zijn koninklijke voorgangers. Macht trekt uiteraard geld en artistieke ambitie aan. Die culturele dominantie gaf de hoofdstad uiteindelijk een uitgesproken profiel; zo heeft Praag vandaag het hoogste aantal theaterzalen per inwoner (1 per 12.957 mensen) en het tweede hoogste aantal musea per inwoner (1 per 3.739 mensen) ter wereld.1
Permanente tentoonstelling ‘Het verhaal van de Roma’ in het Museum voor Romacultuur, 2017, Brno © Adam Holubovský
Terras van Hotel Praha met de fontein van Miloš Zet © Jiří Benák
Permanente tentoonstelling ‘Het verhaal van de Roma’ in het Museum voor Romacultuur, 2017, Brno © Adam Holubovský
43
Na de revolutie in 1989 leefden regionale cultuursites op. Een aantal daarvan zagen hun aantrekkingskracht op nationaal niveau toenemen. Een mooi voorbeeld daarvan is 8smička: een kunstencentrum met privécollecties in een oude textielfabriek in het stadje Humpolec. Het is een van de weinige regionale actoren die het publiek in Praag – 100 km verderop – weet aan te spreken. Hoe ze dat doen? “Naast tentoonstellingen zijn er ook heel wat activiteiten die vooral buurtbewoners aanspreken. Denk maar aan door lokale gidsen begeleide wandelingen met bijzondere aandacht voor de geschiedenis van de stad. Inschrijven kan voor een symbolische 8 CZK (0,30 euro, red.) en ook de prijzen in ons café zijn heel democratisch”, verduidelijkt stichtster en eerste directrice Marcela Straková. De tentoonstellingsconcepten leggen vaak een link naar de lokale context. Zo stond de eerste tentoonstelling, Homage to Broadcloth, in het teken van textielkunst, een verwijzing naar de regionale textieltraditie. Bij vernissages worden bussen ingelegd om geïnteresseerden uit de hoofdstad op te halen. Mengen die twee publieken (bezoekers uit Praag en buurtbewoners) zich? “Het gaat uiteraard om twee aparte doelgroepen. We trachten uitwisselingsplatforms mogelijk te maken; zo liep er naar aanleiding van een tentoonstelling over glaskunst een workshop over het inmaken in glazen bokalen. Tijdens de verwerking van voedingsmiddelen vonden mensen elkaar: sponsors, hipsters uit Praag en gezinnen gingen met elkaar in dialoog over de beste manier om groenten in te maken”, aldus Marcela. “Het is een kwestie van vertrouwen tussen het centrum en de gemeenschappen. Het belangrijkste is communicatie, van vestiairemedewerkers tot de directie.”
Kort » industriële zone in het stadje Humpolec; » in april 2018 omgevormd tot een cultureel centrum voor hedendaagse kunst; » “De 8smička-kunstzone wil fungeren als artistieke voedingsbodem voor de plaatselijke gemeenschap, maar tegelijk openstaan voor alle bezoekers uit de omgeving en daarbuiten.” » 8smička wordt helemaal gefinancierd door lokale ondernemers, met name door Mr. and Mevr. Rýzner, eigenaars van het bedrijf Hranipex. » 8smicka.com.
CASESTUDIE 3: HOTEL PRAHA
Het laatste verhaal is er een van discontinuïteit in de tijd; rond deze breuklijn lopen de emoties hoog op. Veertig jaar communisme (1948-1989) had desastreuze gevolgen voor het Tsjechisch cultureel erfgoed. In kathedralen werden tractoren geparkeerd, tradities werden door de totalitaire symboliek weggezet, een fenomeen dat in alle voormalige Oostbloklanden gebeurde. Betekent dat echter dat niets wat voor een totalitaire partij werd ontworpen intrinsieke waarde kan hebben?
44
Recent laaide een debat op rond de visie over officiële communistische kunst en architectuur. Een van de voorbeelden is het verhaal van Hotel Praha: een symbool van communistisch cynisme en een heus ‘Gesamtkunstwerk’, volgens sommigen. Hotel Praha was een grandioos gebouw met rechtstreeks uitzicht op de Praagse Burcht, in de jaren tachtig van de vorige eeuw opgetrokken als hotel voor belangrijke partijfunctionarissen en hun internationale gasten. Naast de gulle modernistische architectuur beschikte het over een indrukwekkende collectie kunst- en designobjecten, ontworpen door de meest getalenteerde kunstenaars van hun tijd. Stanislav Libenský, bijvoorbeeld, was een internationaal geroemd glaskunstenaar die o.a. met zijn werken voor de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel naam maakte. Hij ontwierp fantastische glazen verlichting. Andere artiesten bewerkten glas en keramiek voor de restaurants, ontwikkelden de signalisatie, beelden voor de tuinen en zo meer. Aan kunst en design alleen al werd een totaalbudget van 14 miljoen kronen besteed, in een tijd waarin het gemiddelde maandinkomen rond 2.500 kronen2 schommelde. Omgerekend naar hedendaagse waarden was dat een kostprijs van 23 miljoen euro. Er was immers een wet die stipuleerde dat 1 tot 4 % van elke overheidsinvestering aan kunst moest worden besteed. In grote lijnen zorgde die in het communistische Tsjechoslowakije voor openbare kunst van een verbluffend hoog niveau en veel opdrachten voor tal van creatievelingen. Op de muren van socialistische winkelcentra en metrostations zijn nog steeds waardevolle mozaïeken en fresco’s te zien. Fraaie standbeelden staan weg te kwijnen in eens zo zorgvuldig aangelegde tuinen in buitenwijken. Hotel
Buitenaanzicht van kunstencentrum 8smička in Humpolec. © Eva Bystrianská
Praha raakte – samen met alle voorzieningen, kunst, design en decoraties – verouderd en werd na de val van het communisme onrendabel. Een private eigenaar sloopte het in 2014. Daartegen werd fel geprotesteerd door een groep kunsthistorici, curators en andere bekende koppen. Zij beweerden dat het communistische beleid rond verplichte investeringen in kunst bij iedere openbare aanbesteding vaak een stimulans betekende voor de kunsten. Beeldhouwer Pavel Karous stelde dat hedendaagse besturen, die doorgaans afzien van kunst in de openbare ruimte (of die zonder kwalitatief concept neerpoten), zich hierdoor gerust konden laten inspireren. Belangrijker: het feit dat de communistische partij de opdracht gaf betekent niet dat de artistieke en culturele waarden verminderen. Die stelling poneerde Karous in zijn boek Hotel Praha. Na de sloop verstomde de discussie niet. Gelijkaardige debatten werden gevoerd rond de vernietiging van andere kunstwerken en gebouwen. Als de openbare ruimte ter discussie staat, laaien de emoties hoog op. Afgelopen zomer bracht de tentoonstelling ‘Nebourat’ / ‘Niet slopen’ het thema naar de Nationale Galerij. Het laatste woord is hierover nog niet gezegd. Een nieuwe generatie, die minder kritisch tegen het communistische regime aankijkt dan wie het aan den lijve ondervond, treedt immers op het voorplan.
Kort » modern hotel in Praag, gebouwd ten behoeve van de Tsjechische communistische partijelite en hun VIP-gasten; » architectuurwedstrijd aangekondigd in 1971: de werken begonnen in 1975 en werden in 1981 voltooid; » architecten: Jaroslav Paroubek, Arnošt Navrátil, Radek Černý en Jan Sedláček; » kostprijs: 800 miljoen kronen, waarvan 14 miljoen voor investeringen in kunst. Tot slot nog een bedenking. Eén woord trof me bijzonder tijdens gesprekken ter voorbereiding van dit artikel. Iedereen die bij controversieel cultureel erfgoed betrokken was, wees op het belang van ‘geduld’. Wie wil uitzoeken hoe breuklijnen kunnen worden overbrugd, gaat per definitie maar beter niet over een nacht ijs ... ■
Jitka Pánek Jurková is actief als cultureel diplomaat en onderzoekster. Ze studeerde af aan de universiteit van Amsterdam en doctoreerde aan de Faculteit Menswetenschappen van de Karelsuniversiteit in Praag. Sinds 2017 leidt ze het Tsjechisch Centrum Brussel en is ze de auteur van een podcast rond culturele diplomatie: Jazzman versus spionnen: kunst als een geheim wapen van de internationale politiek. Bronnen en literatuur
1. A. Konermann, Ranking the Most Cultured Cities in Europe. Wanderu. com, 24 september 2019 (https://www. wanderu.com/blog/most-cultured-cities-europe). 2. P. Karous, Umění v hotelu ČSSR, in: Hotel Praha, blz 71.
45
ONDERZOEK
SURA-PROJECT VAN START
EGYPTE DOOR EEN FOTOGRAFISCHE LENS
Jean Capart in de woestijn niet ver van de pyramides van Giza, 1907. © KMKG-MRAH, Inv. nr. 1154
46
In de beroemde Egyptologische Bibliotheek van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) wordt, naast een grote collectie boeken en tijdschriften, ook een bijzondere fotocollectie bewaard. Zij bestaat uit meer dan 7.000 glasnegatieven en biedt een blik op het ontstaan van de Egyptologie in België en daarbuiten. Voor de studie en ontsluiting van deze collectie werd recent het Sura-project gelanceerd, in samenwerking met Egyptologen van de KU Leuven. Wouter Claes, Marleen De Meyer, Aude Gräzer Ohara & Athena Van der Perre
F
otografie en Egypte zijn altijd nauw met elkaar verbonden geweest. Vrijwel vanaf het ontstaan van de fotografie in het begin van de 19e eeuw fungeerde Egypte als een oefenterrein voor dit nieuwe medium. In het fotografisch oeuvre van enkele beroemde fotografen uit die pioniersjaren, zoals Maxime Du Camp of Francis Firth, spelen Egyptische monumenten en landschappen een centrale rol. Fotografie bood ook nieuwe mogelijkheden voor visuele communicatie en documentatie, en werd op die manier een onmisbaar instrument voor elke archeoloog of Egyptoloog die veldwerk in Egypte verrichtte. Onder impuls van een groeiende interesse van de internationale Egyptologische gemeenschap in de geschiedenis van haar eigen discipline hebben verschillende instellingen recent aanzienlijke inspanningen geleverd om historische fotografische archiefcollecties digitaal te ontsluiten. Het Sura-project (‘sura’ is het Arabische woord voor ‘foto’) sluit zich hierbij aan door deze fotografische glasnegatieven uit de KMKG te bestuderen en online te ontsluiten. Dit fotoarchief biedt een unieke kijk op de opkomst en het belang van de Egyptologie in België en daarbuiten in de eerste helft van de 20e eeuw.
JEAN CAPART, GRONDLEGGER VAN DE EGYPTOLOGIE IN BELGIË
Dankzij de inspanningen van Jean Capart (18771947), Egyptoloog en de eerste curator van de Egyptische collectie van de KMKG, werd Brussel in de jaren 1930 zowat het mondiale centrum van de Egyptologie. Hij voerde de eerste Belgische opgravingen in Egypte uit en bekleedde ook de allereerste leerstoel Egyptologie aan de universiteit van Luik. Capart was een ambitieus en ook een visionair man. Als eerste in België combineerde hij educatie en onderzoek als een museologisch basisprincipe en erkende in die optiek ook het belang van een goed uitgebouwde museumbibliotheek. In 1901 schonk hij zijn persoonlijke collectie van meer dan 7.000 boeken en tijdschriften aan het museum. Zo legde hij de basis voor de faam van de Egyptologische Bibliotheek van de KMKG die vandaag nog steeds een van
de beste ter wereld in haar vakgebied is. Caparts schenking omvatte ook een duizendtal fotografische glasplaten die hij niet alleen gebruikte voor onderzoeksdoeleinden, maar ook om zijn lessen en publieke lezingen te illustreren. Deze collectie werd sindsdien jaarlijks uitgebreid met honderden nieuwe foto’s.
DE COLLECTIE
De collectie is inhoudelijk divers en kan thematisch opgedeeld worden in vijf categorieën. De focus ligt uiteraard op de monumenten van het oude Egypte, maar ook op andere aspecten van het Egypte uit de eerste helft van de 20e eeuw. Egypte en de KMKG Vanaf 1901 ondernam Capart verschillende wetenschappelijke expedities in Egypte. Naast notitieboekjes en persoonlijke dagboeken resulteerde dit ook in duizenden foto’s. Zij vormen het relaas van deze reizen en documenteren de verschillende archeologische opgravingen die onder zijn leiding werden uitgevoerd op plaatsen als Heliopolis, Sheich Fadl of Elkab. Bovendien tonen deze foto’s de originele vondstcontext van honderden objecten die nadien aan de Egyptische collectie van de KMKG werden toegevoegd. De mastaba van Neferirtenef, de buste van farao Amenhotep II of een beeld van de godin Sechmet zijn maar enkele van de absolute topstukken uit de Egyptische collectie van de KMKG die door
Als eerste in België combineerde Capart educatie en onderzoek als een museologisch basisprincipe en erkende in die optiek ook het belang van een goed uitgebouwde museumbibliotheek.
47
Capart werden opgegraven. Deze foto’s illustreren als het ware de pioniersperiode van de Egyptische afdeling van de KMKG, niet alleen op het vlak van de ontwikkeling van de collectie maar ook met betrekking tot haar wetenschappelijke activiteiten in Egypte. Landschappen en monumenten Naast de sites die door Capart werden onderzocht, bevat de collectie ook een groot aantal foto’s van opgravingen door andere missies, bijvoorbeeld op bekende plekken zoals Karnak, Abydos, Tell el-Amarna of Giza. Caparts vele reizen brachten hem van Alexandrië tot diep in Nubië, in het huidige Soedan. Talloze sites en monumenten verspreid over de gehele Nijlvallei werden tijdens deze reizen gefotografeerd. Helaas zijn grote delen van het toenmalige landschap vandaag onder invloed van allerlei factoren diepgaand veranderd. Denken we maar aan de
48
Linksboven: de onafgewerkte obelisk in Aswan tijdens een bezoek van Jean Capart en de familie Goldman op 17 februari 1930. © KMKG-MRAH, Inv. nr. 7323 Linksonder: koningin Elisabeth van België beklimt de pyloon van de tempel van Ramses III te Medinet Haboe (Luxor), 22 maart 1930. © KMKG-MRAH, Inv. nr. 7388 Rechtsboven: duiventillen van prins Yoesoef Kamal waar plaats was voor ca. 15.000 duiven, Nag Hamadi, 20 maart 1930. © KMKG-MRAH, Inv. nr. 7371 Rechtsonder: persfotografen bij de officiële opening van de grafkamer van Toetanchamon, 18 februari 1923. © KMKG-MRAH, Inv. nr. 790
uitbreiding van de bebouwing onder de alsmaar toenemende bevolkingsdruk, maar bijvoorbeeld ook aan de bouw van de Aswandam in de jaren 1960. Bovendien hebben veel monumenten sindsdien ook geleden onder verwoestingen en plunderingen. Historische documenten zoals deze glasplaten zijn uiteindelijk een van de weinig overblijvende bronnen om bepaalde monumenten en sites te bestuderen. Egyptische collecties in Europa en de Verenigde Staten De collectie bevat ook een belangrijk historisch-museaal aspect, niet alleen met betrekking
Deze foto’s illustreren als het ware de pioniersperiode van de Egyptische afdeling van de KMKG, niet alleen op het vlak van de ontwikkeling van de collectie maar ook met betrekking tot haar wetenschappelijke activiteiten in Egypte.
tot de KMKG maar ook daarbuiten. Op het toppunt van zijn carrière was Capart een internationaal gerespecteerd wetenschapper. Op uitnodiging van de Commission for Relief in Belgium Educational Foundation gaf hij in 1924-1925 als gastprofessor lezingen doorheen heel Amerika. Vanaf 1932 werd hij bovendien aangesteld als adviseur-curator aan het Brooklyn Museum en pendelde hij tussen Brussel en New York. Samen met zijn studiereizen naar Europese musea resulteerde dit in massa’s foto’s van objecten uit Egyptologische collecties van ‘s werelds grootste musea. Egyptische fauna en flora Capart had ook aandacht voor de lokale Egyptische fauna en flora. Voor de uitbouw van dit luik deed hij beroep op de Duitse Egyptoloog Ludwig Keimer (1892-1957), die een bijzondere interesse had in het botanische erfgoed van Egypte. In ruil voor een jaarlijkse toelage bezorgde Keimer duplicaten van zijn foto’s aan Capart, die zo de collectie kon verrijken met een onderwerp waarvoor er in die periode amper aandacht was vanuit de Egyptologische gemeenschap. Dagelijkse leven en de ‘Golden Age of Travel’ Als reiziger fotografeerde Capart graag de lokale Egyptische bevolking. Zijn foto’s geven een rijk en gevarieerd beeld van hun dagelijkse leven, gebruiken en tradities. Bovendien verschaffen ze ook een inzicht in de manier waarop rijke westerlingen hun reis door Egypte beleefden in een periode die geboekstaafd staat als de ‘Golden Age of Travel’. Zo fungeerde Capart in 1930 bijvoorbeeld als gids bij een boottocht op de Nijl voor
leden van de vooraanstaande Amerikaanse familie Goldman, bekend van de investeringsbank Goldman Sachs. Daarnaast bevatten ze ook een reeks bijzondere foto’s van de twee koninklijke reizen die Capart maakte in het gezelschap van koningin Elisabeth van België. In 1923 waren zij aanwezig bij de officiële opening van de grafkamer van Toetanchamon, en zeven jaar later begeleidde Capart de koningin opnieuw door Egypte na een officieel staatsbezoek met koning Albert I.
DOELSTELLINGEN
De inhoud van dit historisch waardevolle archief is vandaag nog bijna volledig onbekend. De belangrijkste reden hiervoor is ongetwijfeld het ontbreken van een online databank en beschrijvende metadata. Het Suraproject wil deze impasse doorbreken via een interdisciplinaire aanpak met als voornaamste doelstelling de collectie integraal te ontsluiten voor zowel de wetenschappelijke wereld als het grote publiek. De digitalisering van de glasnegatieven werd reeds uitgevoerd door de Koninklijke Sterrenwacht van België met hoogtechnologische apparatuur, speciaal ontwikkeld voor het digitaliseren van fotografische glasplaten.1 De gedigitaliseerde beelden worden de komende twee jaar gecatalogeerd in het collectiemanagementsysteem van de KMKG. Naast informatie over de inhoud van de foto’s zullen de metadata ook verrijkt worden met referenties naar de belangrijkste publicaties met betrekking tot het afgebeelde onderwerp en relevante bronnen uit de archieven van de KMKG. Ook zullen cross-links worden gelegd
met objecten uit de collectiecatalogus van de KMKG en andere musea. Zo verhogen we aanzienlijk het wetenschappelijk potentieel van deze collectie voor Egyptologisch, archeologisch of historisch onderzoek. Om deze collectie te behouden voor toekomstige generaties zal de fysieke opslag van de glasnegatieven ook aan bod komen. Sommige negatieven vertonen al sporen van chemische en biologische degradatie. De uitvoering van een preservatieplan, met inbegrip van het herverpakken in individuele zuurvrije enveloppes en dozen en aandacht voor het optimaliseren van de beschermende omgeving waarin de negatieven worden bewaard, moet hier soelaas brengen. Naast het actief op zoek gaan naar nieuwe wetenschappelijke samenwerkingsverbanden op (inter)nationaal niveau zal het project ook een aantal valorisatieactiviteiten opzetten die specifiek gericht zijn op het publiek. De voortgang van het project en de aankondiging van deze valorisatieactiviteiten kunnen gevolgd worden op de website www.sura-project.be en de socialemediakanalen. ■
Wouter Claes (KMKG) en Marleen De Meyer (KU Leuven) zijn coördinator van het Sura-project. Aude Gräzer Ohara (KMKG) en Athena Van der Perre (KU Leuven) zijn als postdoctoraal onderzoeker aan het project verbonden. Het project wordt gefinancierd door Belspo in het kader van het BRAIN-be 2.0 onderzoeksprogramma. Bronnen en literatuur 1. Zie https://aa.oma.be/damian
49
DIGITAAL
RONDLEIDING @HOME
NIEUW: ONLINE TENTOONSTELLEN EN RONDLEIDEN Het voorbije jaar sloten musea en talloze andere organisaties de deuren – u weet waarom. Maar ‘gesloten’ betekent geenszins ‘niet actief’, integendeel: publiekswerkers dokterden allerlei manieren uit om online alternatieven aan te bieden. Digitale tentoonstellingen maken stilaan deel uit van het nieuwe normaal, zo blijkt.1 Monique Verelst
360° tours zijn de meest voorkomende digitale rondleidingen. Die bieden via pc, tablet of smartphone een bepaalde route langsheen een reeks van 360° gefotografeerde ruimtelijke beelden. Het ‘bezoek’ gebeurt met een pc, tablet of smartphone. Tours als deze kunnen zowel opgebouwd worden door een samenstelling van beelden uit bestaande ruimtes als door renderings van een fictief gebouw. Of een mix van beide, al dan niet aangevuld met een virtualreality- of augmentedrealitybeleving. Daarnaast is er een uitgebreid aanbod van websites en online tentoonstellingen waarbij bezoekers informatie opnemen door van het ene naar het andere thema te scrollen. De focus ‘online’ kan liggen op storytelling, een podcast of (zelfs live) rondleidingen. Keuze te over, maar publieksmedewerkers houden best rekening met elementen als gebruiksgemak, doelpubliek en budget. faro vroeg vier museummedewerkers om toelichting bij hun keuzes.
50
AFRICAMUSEUM | TINE GEUNIS "Bezoekers registreren zich vooraf en ontvangen een code waarmee ze kunnen inloggen voor de online rondleiding. Ook de gids logt in van thuis uit en vertelt met een digitale presentatie over de geschiedenis van het museum en de collectie. Stap voor stap gaat de groep het museum ‘binnen’ en volgt de route die men fysiek ook zou volgen. De presentatie ligt vast en duurt een uurtje, aansluitend kunnen er vragen gesteld worden. Deelnemers krijgen een zicht op de site, een aantal zaken ‘achter de schermen’ en een impressie van het museum by night. Bezoekers zien meer dan tijdens een fysieke rondleiding. Toch zijn er ook nadelen: we zijn er ons van bewust dat dit niet de volledige museumbeleving vervangt; fysiek niet kunnen ronddwalen in een lieu de mémoire heeft een impact. Toch kan deze rondleiding een trigger zijn om het museum
later te bezoeken. Ook de interactie tussen gids en publiek is online veel beperkter. Om het geheel werkbaar te houden is het aantal personen per groep beperkt. Het publiek is divers, maar we richten ons momenteel wel tot volwassenen. De technologie is eenvoudig in gebruik en beperkt, zowel voor bezoekers als voor het museum. Een goede gids en dito beeldmateriaal zijn wel cruciaal voor het succes van de rondleiding." CENTRUM AGRARISCHE GESCHIEDENIS | FEMKE PAULUSSEN "Door de lockdown werd de reizende Koffiestories-tentoonstelling als 3D-expo ontwikkeld. Het is wikken en wegen hoe de technologie zich verhoudt tot het gebruikerscomfort. Het bezoekersbereik wordt gemeten met Google Analytics en geeft aan dat bezoekers een vijftal minuten in de expo vertoeven. Op enkele maanden tijd werd de tentoonstelling door een 1.700-tal mensen bezocht, en dat aantal blijft gestaag groeien. De digitale component van het project blijft zolang mogelijk beschikbaar op de website, wat het tot een duurzaam instrument maakt. Een belangrijk nadeel is wel dat de olfactorische aspecten die in de fysieke tentoonstelling aan bod komen niet digitaal kunnen worden overgebracht. "
Online rondleidingen in het AfricaMuseum. Bron: https://www.africamuseum.be/nl/see_do/guided_tours/online
Koffiestories als virtuele 3D-tentoonstelling Bron: https://www.koffiestories.be/expo/
MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN GENT | BART OOGHE "Anderhalve maand na de opening van de grote Van Eyck-tentoonstelling moest het museum in maart 2020 omwille van corona de deuren vroegtijdig sluiten.2 Dankzij een samenwerking met Toerisme Vlaanderen ontstonden twee digitale alternatieven: het Stay At Home Museum en een virtuele 360° tour Van Eyck. Een optische revolutie. Daarnaast werd heel wat collectiecontent die het museum door de jaren heen had verzameld online gezet. Voor het Stay At Home Museum was de video waarin cocurator Till-Holger Borchert de bezoeker rondleidt doorheen de tentoonstelling de primeur.3 Deze rondleiding duurt ongeveer 26 minuten en heeft een groot internationaal bereik, omdat de opname in het Engels werd ingesproken. Aan de lancering was een liveevent gekoppeld (via Facebook Live) waaraan een 700-tal kijkers deelnamen. De 360° online tour biedt de mogelijkheid om in te zoomen op de kunstwerken. Deze be-
Stay At Home Museum met Till-Holger Borchert over Jan van Eyck in het Gentse Museum voor Schone Kunsten. Bron: https://www.flemishmasters.com/nl/evenementen/stay-at-home-museum
De Wunderkammer Residence Bron: https://www.museumdd.be/nl/-informatie.
51
vat ook een audiogids voor volwassenen en kinderen, videomateriaal en is beschikbaar in acht talen. Sinds de lancering half juni 2020 waren er een 30.000-tal bezoekers, de gemiddelde duurtijd is een achttal minuten. Ook de online collectietentoonstelling is zeer succesvol. De online interactie met bezoekers is wel beperkt, wat een nadeel is. Een digitale expo is dus nooit hetzelfde als een fysiek bezoek maar kan echt wel complementair zijn. Sommige mensen kunnen (omwille van mobiliteit of een beperking) niet naar het museum komen. Idealiter biedt het digitale aanbod iets extra, en is het iets anders dan ‘zomaar’ een kopie van een gewoon bezoek. Om te vermijden dat mensen snel afhaken moet de interactie zo gebruiksvriendelijk mogelijk zijn en een meerwaarde bieden. Ook de timing wanneer iets online wordt geplaatst is cruciaal. Op sociale media ligt de nadruk wel eerder op storytelling, en hier wordt ook meer rekening gehouden met de doelgroepen per platform. Er wordt veel uitgetest, bijgesteld en zo een nieuw volwaardig product gecreëerd. Dit kadert in de integrale doelgroepenstrategie, die vormt dan weer de kern van het marketingbeleid van het museum." MUSEUM DHONDT-DHAENENS | JANUS BOUDEWIJNS "Bij tentoonstellen komt doorgaans wat meer kijken dan enkel werken exposeren of gidsrondleidingen programmeren; vaak gaat een tentoonstelling ook gepaard met andere evenementen zoals een vernissage of panelgesprekken. Om bezoekers te blijven bereiken tijdens de lockdown werden ook in dit museum digitale initiatieven georganiseerd, zoals Zoomsessies en Facebook Live-evenementen. Het museum biedt eveneens 360° virtuele tours aan. In de jaren voor corona werkten we al samen met een fotograaf die 360° opnames maakt via de Matterporttechnologie, een platform uit de vastgoedwereld. Zo werd een online tour in de Wunderkammer Residence van Hans Op de Beeck en de architectenwoning Van Wassenhove aan het publiek voorgesteld. Daarbij wandelt de online bezoeker niet van het ene naar het andere camerastandpunt, maar navigeert hij vrij doorheen de ruimte. De opname zelf en het ter beschikking stellen van de beelden verlopen snel: op enkele uren is het materiaal klaar. Het doel is de architecturale museumruimtes zo visueel mogelijk ter beschikking stellen aan het digitale publiek. Daarbij zijn de educatieve en inhoudelijke aspecten van de rondgang minder van be-
52
lang. Via websitestatistieken is het bezoek van buitenlandse bezoekers goed merkbaar. Die vinden onder andere via websites als Artsy en andere kunstplatformen de weg naar de website van het museum. De digitale opnames leveren extra documenten op. Die kunnen bijvoorbeeld als demo gebruikt worden voor andere musea die interesse tonen om een bepaalde tentoonstelling over te nemen. Omdat kunstenaars virtuele tours of interviewopnames een meerwaarde vinden is het relatief makkelijk om de beeldrechten te krijgen. Een bijkomend groot voordeel is de communicatieve duurzaamheid. Content als deze wordt gearchiveerd en (inter)nationale kunstenaars of bezoekers hoeven zich er dus niet (altijd) voor te verplaatsen. Ook dat draagt bij tot een kleine(re) ecologische voetafdruk. In de toekomst zal het museum altijd een extra budget voorzien voor digitale alternatieven als deze."
DIGITALE BLIJVERS
Uit deze getuigenissen blijkt dat musea zich ervan bewust zijn dat online rondleidingen niet de ‘volledige museumbeleving’ kunnen vervangen. Een plek en een ruimte hebben een bepaalde impact op (de beleving van) de bezoeker. Maar in tegenstelling tot een fysiek bezoek is interactie met digitale bezoekers (veel) moeilijker. Dat stelt musea voor uitdagingen: publieksmedewerkers zullen ‘anders’ én creatiever uit de hoek moeten komen. Duidelijk is dat de interactie zo gebruiksvriendelijk mogelijk moet zijn, om te vermijden dat mensen afhaken. Een digitale expo is nooit hetzelfde als een fysiek bezoek, maar het kan wel complementair zijn. Tijdens een online rondleiding kan het publiek een blik achter de schermen krijgen, en plekken bezoeken die fysiek moeilijker of niet toegankelijk zijn. De impact online lijkt kleiner, maar een digitaal bezoek kan een uitnodiging zijn om het museum vooralsnog fysiek te gaan bezoeken. Een online (live) rondleiding genereert een extra document en communicatiemiddel. Expo’s kunnen dus langer ‘renderen’. Ook bezoekers die door een beperking minder makkelijk toegang hebben kunnen bereikt worden, net als het publiek in het buitenland dat de verplaatsing niet kan of wil maken. Het lijkt er dus op dat digitale tentoonstellingsvormen blijvers zijn, en in de toekomst een rol zullen blijven spelen in het publieksaanbod. ■
Monique Verelst is adviseur infrastructuur | museografie bij FARO. Bronnen en literatuur 1. Tijdens een online livesessie van FARO op 14 januari 2021 gingen we dieper in op enkele digitale cases en vroegen we aan museumcollega’s om hun tips en ervaringen te delen. Het verslag downloadt u via https://faro. be/blogs/monique-verelst/online-tentoonstellen-verslag-van-de-livesessie. 2. Zie het juninummer 2020 van dit tijdschrift: https://issuu.com/faronet/ docs/faro_2020_13_2_issuu. 3. Zie: www.youtube.com/watch?v=1IZxr6eGJqk&vl=nl.
EXPAT
“Onderzoekers hebben veel te lang in hun ivoren toren onderzoek verricht, zonder duidelijk te maken waarom dat werk zo relevant is.”
Anthony Herrel In deze rubriek stellen we expats aan u voor. Met andere woorden: hoe vergaat het landgenoten die elders in de wereld in de cultureel-erfgoedsector werken? En, omgekeerd, buitenlandse erfgoedwerkers in ons land? Anthony Herrel is onderzoeksdirecteur van het Centre National de Recherche Scientifique (CNRS) en werkt in het Muséum National d’Histoire Naturelle in Parijs.
Hoe ziet uw werkweek er doorgaans uit? “Het grootste deel van mijn tijd besteed ik aan de begeleiding van studenten. Het geeft veel voldoening om een jonge onderzoeker te begeleiden en hem of haar te zien groeien. Daarnaast geef ik les: het museum heeft een eigen master- en doctoraatsopleiding. Ook leid ik een onderzoeksgroep en dus kruipt er heel wat tijd in administratieve zaken. De tijd die rest gaat naar eigen onderzoek. Mijn expertise en ervaring is nuttig om jonge onderzoekers voor te bereiden op een wetenschappelijke carrière. Deze job is als een droom: de historische context, de fantastische collecties én de culturele rijkdom van Parijs zijn absolute pluspunten.” Welke actuele thema’s/uitdagingen spelen er in uw werkterrein? “De mens heeft een steeds grotere impact op zijn omgeving, getuige daarvan de klimaatopwarming, het verlies aan biodiversiteit en de komst van allerlei nieuwe epidemieën. Onze onderzoeksresultaten ontsluiten voor het grote publiek is voor onderzoekers daarom een van de grootste uitdagingen. Onderzoekers hebben veel te lang in hun ivoren toren onderzoek verricht, zonder duidelijk te maken waarom dat werk zo relevant is. Onze collecties, vaak drie eeuwen oud, tonen onomstotelijk de onaangename waarheid van de impact van de mens op zijn omgeving. De ineenstorting van het fragiele evenwicht in de natuur door de menselijke impact heeft geleid tot een van de grootste uitstervingsgolven die onze planeet ooit gekend heeft. Het is onze plicht om het publiek hierop te wijzen. Hopelijk kunnen we een grotere bewustwording creëren die snel een politiek en maatschappelijk draagvlak kan vormen en kan leiden tot effectieve maatregelen. Om dat te doen is dit museum perfect. Iedereen komt hier immers over de vloer!” Welke tips heeft u voor uw collega’s in Vlaanderen? “Daal alstublieft af uit de ivoren torens en probeer zoveel mogelijk mensen te bereiken. Hanteer een heldere en eenvoudige taal en toon aan dat het écht vijf voor twaalf is. Als we onze planeet en al het leven erop nog willen redden is het nu of nooit. Wetenschappers en iedereen die met erfgoed bezig is: onze raison d’être is toch de maatschappij in haar breedste vorm, en niet enkel de wetenschap? Toch?” ■
53
ONDERZOEK
OP ZOEK NAAR VERMISTE CANADESE MILITAIREN UIT WO I
NAMEN IN HET LANDSCHAP Begin 2020 kende de Vlaamse overheid het Memorial Museum Passchendaele 1917 een subsidie toe voor het project Namen in het landschap. Met behulp van unieke Canadese archiefstukken wil het museum de rol van het landschap als laatste getuige versterken. Simon Augustyn en Lee Ingelbrecht
H
et Memorial Museum Passchendaele 1917 brengt het verhaal van de Eerste Wereldoorlog, met bijzondere aandacht voor de Slag bij Passendale. In 1917 wilden de geallieerden de Duitse linies bij Ieper doorbreken. Na drie maanden strijd waren er meer dan 175.000 doden, en dat voor een terreinwinst van acht kilometer. De schaal van vernietiging en gruwel was amper te vatten. Passendale, dat in de laatste fase van het offensief door Canadese troepen werd ingenomen, wordt een symbool voor de zinloosheid van de oorlog. Meer dan een eeuw later is die strijd zichtbaar: honderden begraafplaatsen en monumenten houden de herinnering aan de oorlog levend. Nu de laatste overlevenden van de Eerste Wereldoorlog er niet meer zijn, is het landschap een van de laatste getuigen.
CANADESE ARCHIEVEN
Namen in het landschap focust op het aandeel van de Canadese troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het museum wil zoveel mogelijk van de
54
6.928 vermiste Canadezen, wiens namen op de Menenpoort in Ieper vermeld zijn, een tastbare plaats in het landschap geven. De Menenpoort is een monumentale herinnering aan meer dan 54.000 militairen die in Vlaanderen vermist raakten. Ze hebben geen (gekend) graf, werden niet geborgen of konden niet positief geïdentificeerd worden. Het museum wil nu de Canadese verhalen ontsluiten en bewaren voor de toekomst. Vandaag bezoeken nabestaanden nog steeds de locaties waar hun familielid vocht of sneuvelde. Naast de eigenlijke begraafplaatsen en de monumenten die aan de oorlog herinneren, hebben minder evidente plekken vaak een grote symbolische betekenis. Met name wanneer een familielid geen gekend graf heeft, is het belangrijk om de locatie waar de militair sneuvelde of vermoedelijk werd begraven, zo exact mogelijk te bepalen. Zo kan de familie deze plek bezoeken. Heel concreet wil dit project de namen van deze vermisten verbinden met een tastbare plaats in het landschap. De basis van dit project zijn twee
De vermoedelijke plaats waar de Canadees Tom Brotherton in 1917 werd begraven. © MMP1917
Canadese brancardiers bij Passendale, november 1917. Collectie: Library and Archives Canada, O-2252
55
Circumstances of Death Tom Brotherton († 29/10/1917). Collectie: Library and Archives Canada CWGR steekkaart van Pte Felix Bob († 30/10/1917). Collectie: Library and Archives Canada Canadese namen op de Menenpoort te Ieper. © MMP1917
Canadese archiefdelen, de Commonwealth War Graves Registers en de Circumstances of Death Registers. Voor zover we weten, zijn deze Canadese bronnenreeksen de enige in hun soort. Sinds enkele jaren zijn de bronnen digitaal raadpleegbaar op de website van Library and Archives Canada. De Commonwealth War Graves Registers bevatten voor elke Canadese gesneuvelde uit de Eerste Wereldoorlog de locatie waar het lichaam werd begraven of op welk gedenkteken hij wordt herdacht. Naast de plaats van herdenking geeft elke fiche een overzicht van de correspondentie met de naoorlogse ontgravingsdiensten en de naaste familie. De documenten bevatten adressen van de familie en werpen dus een licht op de familiale situatie en de herkomst van de militair. De Circumstances of Death Registers tonen dan weer informatie over de omstandigheden waarin de soldaat sneuvelde en de initiële begraaf- of sterfteplaats. Deze informatie werd opgesteld op basis van verslagen en getuigenissen van officieren en rapporten van de eenheden die de gesneuvelden begroeven. Hoewel de informatie op deze fiche meestal bondig is, is deze van groot belang. Het is immers de enige informatiebron die per militair, ongeacht zijn rang, een relatief gedetailleerd beeld geeft van hoe hij aan zijn einde kwam.
56
INVENTARISATIE EN ONTSLUITING
Sinds juli 2020 overlopen een projectmedewerker en twee vrijwilligers de reeksen. Ze selecteren alle namen die op de Menenpoort staan en voeren ze in een bestand in. Op basis van de tot hiertoe geïnventariseerde namenlijst kunnen we met zekerheid stellen dat aan ongeveer 20 % van de 6.928 Canadezen een initiële begraafplaats kan toegewezen worden. Dit betekent niet dat de stoffelijke resten fysiek kunnen teruggevonden worden. Het is namelijk moeilijk in te schatten in hoeverre de gegevens in de archieven correct zijn. Getuigenissen moeten steeds kritisch gelezen worden: er kunnen immers fouten gemaakt zijn bij de plaatsbepaling, het overschrijven van de gegevens enz. Maar zoals gezegd: deze bronnen vormen vaak een laatste spoor; ze geven een indicatie van waar hij verdween (of begraven werd).
GEOPORTAAL
De belangrijkste realisatie op korte termijn wordt de creatie van online open data. Het museum lanceert deze zomer een geoportaal waarop het publiek kan zien welke vermiste Canadezen een initiële begraaf- of sterfteplaats hebben gekregen. Hiermee wil het de herinnering aan de oorlog bij de lokale bevolking levendig houden. Tussen Ieper en Passendale bleef geen vierkante meter grond
Het is moeilijk in te schatten in hoeverre de gegevens in de archieven correct zijn. Getuigenissen moeten steeds kritisch gelezen worden: er kunnen immers fouten gemaakt zijn bij de plaatsbepaling, het overschrijven van de gegevens enz.
gespaard; een militair kan letterlijk in uw tuin gesneuveld zijn. Doordat het project een naam en verhaal koppelt aan een vertrouwde omgeving, worden mensen uitgenodigd om hun buurt op een andere manier te bekijken. Ook op internationaal vlak wil het museum de bewustwording aanzwengelen. Door de archieven verder te ontsluiten kunnen familieleden, waar ze ook wonen, op zoek gaan naar het lot van hun in Vlaanderen verdwenen voorvader. De gedigitaliseerde gegevens bieden daarnaast ook heel wat bijkomende mogelijkheden tot verder onderzoek. Vooral de cartografische ontsluiting zorgt ervoor dat gerichte analyses mogelijk zijn. Wat is de ruimtelijke spreiding van de genoteerde locaties en waar zijn er concentraties? Kunnen deze vervolgens gelinkt worden aan bepaalde gebeurtenissen of kenmerken van het landschap? Verder kunnen patronen waargenomen worden, zoals verhoudingen tussen het wel of niet noteren van een locatie en kenmerken als sterfdata, eenheid of rang. Ook percentages over de herkomst van de familie kunnen berekend worden. Eens het aanvullend archiefonderzoek is afgerond, worden alle bevindingen en resultaten gebundeld in een wetenschappelijke verhandeling.
VOORLOPIGE RESULTATEN
De reeds gedigitaliseerde gegevens van 4.300 gesneuvelde Canadese militairen, ruim 60 % van alle Canadese namen op de Menenpoort, leveren al enkele bevindingen op:
» Van de op dit moment onderzochte namen kan in bijna 20 % van de gevallen achterhaald worden waar een militair volgens de toenmalige militaire bronnen de dood vond of werd begraven. » Analyse van de contactgegevens van de nabestaanden leert dat het Canadese expeditieleger voor een groot deel uit immigranten bestond. Slechts iets meer dan de helft geeft een adres in Canada op. Ruim 23 % geeft een contactadres in Engeland op.
Wanneer hier nog de adressen uit Schotland, Ierland en Wales bijgerekend worden, betekent dat dat een derde van de militairen van de Britse Eilanden afkomstig zijn. Bovendien gaven getrouwde inwijkelingen hun vrouw in Canada als naaste verwant op.
» Eén adres voert zelfs naar Beieren. De Duitse Canadees Felix Bopp is 21 jaar wanneer hij dienst neemt. Hij geeft zich uit als Zwitser en verengelst zijn naam naar Bob. Wanneer Bopp in 1917 sneuvelt bij Passendale, kunnen de militaire autoriteiten zijn familie niet lokaliseren. Het opgegeven adres van Bopps vader in Sankt Gallen blijkt niet te kloppen. Uiteindelijk wordt het duidelijk dat diens vader een honderdtal kilometer noordoostelijker woont, in Beieren. Die wordt op de hoogte gebracht van het overlijden van zijn zoon, maar diens medailles mag hij niet ontvangen. Deze worden niet uitgereikt aan een ‘Alien Enemy’. FASE TWEE: PARTICIPATIE
Heel wat elementen uit de missie en de visie van het museum sluiten aan op Namen in het landschap. Zo worden de bevindingen van dit onderzoek actief uitgedragen, om de nagedachtenis aan de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog blijvend onder de aandacht te houden. In de toekomst wil het museum de tweede fase realiseren. Daarin wil het streven naar het gebruik van de onderzoeksresultaten in participatieve initiatieven op lokaal, regionaal en internationaal vlak. Op basis van het onderzoek wil het een link leggen tussen de Westhoek en het land van herkomst. De bedoeling is om het lokaal bestuur van de laatste woonplaats van de gesneuvelden aan te schrijven. Daarin roept het museum de bestemmeling op om actief deel te nemen aan de herinnering van de gesneuvelden uit hun gemeente of stad. Daarnaast worden de toenmalige contactadressen van de gesneuvelden, die exact konden worden gelokaliseerd, aangeschreven. Op die manier willen we de huidige bewoners van het huis honderd jaar later betrekken bij dit project en hen de mogelijkheid geven om via het geoportaal kennis te nemen van het project. De link tussen de gesneuvelden en de locatie staat daarbij centraal. Binnenen buitenlandse bezoekers zullen daarenboven worden gestimuleerd om de slagvelden in Vlaanderen te bezoeken en de ontelbare persoonlijke verhalen te ontdekken, via digitale applicaties en wandel- en fietsroutes. ■
Simon Augustyn is projectmedewerker bij het MMP1917. Lee Ingelbrecht werkt als publiekswerker bij het museum.
57
ERFGOED
PLEK
EEN BIBLIOTHEEK VAN VERONTWAARDIGING EN PROTEST Erfgoed is voor letterlijk iedereen betekenisvol en relevant. Bekende personen wijzen u de weg naar hun erfgoedplek.
» Door: Roel Daenen | Foto erfgoedplek: © Stad Antwerpen | Portretfoto: © David Degelin
De plek van: Hind Eljadid, performer, woordkunstenares en schrijfster.
58
Ondanks de beperkingen door de coronacrisis zijn het drukke tijden voor Hind Eljadid. Kruimeldief, haar eerste boek, verscheen begin januari. Ze maakte het samen met haar zus Zahra, die naam maakt als beeldend kunstenares, illustratrice en stripmaker. Hind is een woordkunstenares uit Antwerpen die workshops slam poetry, woordkunst en performance brengt. Ze treedt op met haar teksten, bouwde haar eigen platform ZonderWolk uit en sleepte in 2019 een Ultima in de wacht. Vol enthousiasme vertelt ze over een plek die ze in haar hart draagt: de Urban Bib. “Dat is een onderdeel van Permeke, de openbare bibliotheek van Antwerpen. Het materiaal dat je daar kunt inkijken en ontlenen – een waaier van boeken, strips, magazines, films en muziek – brengt het opwindende verhaal van de hiphop. Met de bekende vijf thematische onderdelen: graffiti, beatbox, breakdance, dj’s en parkour (ook wel ‘PK’ genoemd, een loopdiscipline, waarin deelnemers proberen allerlei hindernissen te overwinnen op een zo vloeiend en snel mogelijke manier, red.) is dit een ongemeen rijke schatkamer. De Urban Bib trekt er ook op uit; in een ‘normale’ zomer vind je ze echt overal in de stad.” “In deze bib krijg je een beeld van de broeiende en bloeiende (inter)nationale urban scene, met veel aandacht voor de Antwerpse scene, met namen als Mel Ross, Mon Geveer, Droge Piet en andere rappers. Wat me daarin treft is dat de inhoud vanuit verontwaardiging en protest gegroeid is. Hiphop is ontstaan, zo verneem je hier, in de Amerikaanse stedelijke getto’s. Op een bepaald moment is er bij de bendes die elkaar daar bekampten het besef gegroeid dat je beter met woorden kunt vechten dan met pistolen. Van daaruit zijn er andere battles gegroeid: muziek en dans met name. Ik ben trots om daar in zekere zin een erfgename van te zijn en dat mee door te geven.” ■
In deze nieuwe publicatie delen Bruno De Wever (UGent), Hester Dibbits (Reinwardt Academie), Poli Roumeliotis (Buurten met erfgoed) en Milo Rau (NTGent) hun ideeën over de rol die elk van ons kan opnemen in het proces van erfgoedvorming en betekenisgeving. Daarbij focussen ze op het belang en potentieel van erfgoed in cultuureducatie. Ilja Leonard Pfeijffer en Rebekka de Wit zorgen voor extra beschouwingen.
Erfgoed is kunt u gratis raadplegen en downloaden
als e-publicatie via https://faro.be/publicaties/erfgoed. Erfgoed is is een realisatie van CANON Cultuurcel
(Departement Onderwijs en Vorming), Departement Cultuur, Jeugd en Media, en FARO. Vlaams
steunpunt voor cultureel erfgoed. Deze publicatie
kwam tot stand naar aanleiding van de Dag van de Cultuureducatie op 11 maart 2021, met als thema ‘Erfgoed is’.
Erfgoeddag is een initiatief van FARO, Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw, in samenwerking met de erfgoedgemeenschappen in Vlaanderen en Brussel | v.u. Olga Van Oost, p/a FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw, Priemstraat 51, 1000 Brussel.
Download de
ErfgoedApp