faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 17(2024)4

Page 1


faro tijdschrift over cultureel erfgoed

Jaargang 17, nr 4, december 2024

Dossier  Wallonië

Hoe staat het bij de buren?

“Erfgoed is altijd politiek”: interview Laurajane Smith

Onderzoek in erfgoedbibliotheken

Buurtgerichte erfgoedprojecten in trek

ERFGOED IS ALTIJD POLITIEK

Interview met Laurajane Smith

10

BEMIDDELING EN VERBINDING Onderzoek in de erfgoedbibliotheken

16

BIBLIOTHECAIR ERFGOED In gesprek met Koen Calis, Katelijne Vercaemer, Hendrik Defoort en Jan Dewilde 20

BIBLIOTHECAIR ERFGOED

30

EVENWICHT IN INTERNATIONALE VERDRAGEN Interview met Sophie Starrenburg 36

BIBLIOTHECAIR ERFGOED Nodenonderzoek

BUURTGERICHTE ERFGOEDPROJECTEN Gesprek met Annelies Tack, Sofie De Ruysser en Johan Buytaert 04 TELEX

SPREKEND ERFGOED Stunt of kunst?

INTRODUCTIE

HET CULTUREEL-ERFGOEDBELEID | Jeroen Walterus

DE WAALSE ARCHIEFSECTOR | Jelena Dobbels

WATER KENT GEEN GRENZEN | Julie Lambrechts

STEMMEN UIT WALLONIË | Camille Baillargeon en Cécile Quoilin

DUURZAAMHEID | In gesprek met EventChange

FOLKLORE OF IMMATERIEEL ERFGOED | Interview met Véronique Van de Voorde

DE STREEKTALEN VAN WALLONIË | Anne-Catherine Simon

KIJK OP MUSEA | Gesprek met Xavier Roland en Clément Lalot

RESTITUTIE | Nicole Gesché-Koning

INDUSTRIEEL ERFGOED | Jacques Crul en Jean-Louis Delaet

40 EXPAT Leen Roels

72

HET ATELIER

Remy Dubois en Bart Van Troyen

82

MIJN ERFGOEDPLEK

Peter De Lobel

COLOFON

faro | tijdschrift over cultureel erfgoed 17 (2024) 4 | ISSN 2030-3777

REDACTIERAAD Joke Beyl, Roel

Daenen, Katrijn D’hamers, Jelena Dobbels, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne Milkers, Henrike Radermacher, Alexander Vander Stichele, Hildegarde Van Genechten, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Seppe Van Pottelbergh, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be

HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE

Katrijn D’hamers EINDREDACTIE

Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke

Theuwissen HUISCARTOONIST

Steve Michiels DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel

Daenen ABONNEMENTEN België € 40 | buitenland € 50 | los nummer € 10 | https://faro.be/tijdschrift

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

Olga Van Oost, p.a. Grasmarkt 105 bus 44, 1000 Brussel COVERBEELD © Sylvain Lecocq, via Flickr, CC BYNC-ND 2.0

faro is een blad voor en door de cultureel-erfgoedsector. Bezorg ons uw suggestie voor een artikel, onderwerp of thema voor een rubriek of dossier. Hoe? Mail naar redactie@faro.be.

© FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. De redactie heeft ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden na te streven. Indien u meent dat voor een bepaald beeld het auteursrecht van de maker of zijn/haar erfgenamen werd geschonden, neem dan contact op met de redactie. De inhoud van de teksten en artikels vertolken enkel de visie van de auteurs en niet noodzakelijk die van het bestuur van FARO.

Waar echt iedereen

welkom is

Beste lezer,

Hebt u de podcast Classical Queers al beluisterd? Of het gelijknamige boek gelezen?

Beide zijn zeer de moeite. Dat vond ook de jury van de Oorkondes – zeg maar de Vlaamse podcastprijs. Begin november werd op het DS Podcastfestival in Oostende de VRT-podcast bekroond in de categorie cultuur. In Classical Queers gaat radiopresentator en acteur Johannes Wirix-Speetjens op zoek naar queerpersonen die de kunstwereld hebben gekleurd, van de 18e tot en met de 21e eeuw. In acht afleveringen gaat Classical Queers dieper in op het moeizame en vaak pijnlijke emancipatieproces van queers; mensen die niet in de klassieke maatschappelijke patronen pasten en waarover allerlei opvattingen bestonden (en bestaan).

Naast een sterk staaltje van storytelling (en met heel veel archief- en muziekfragmenten) levert het ook aangrijpende verhalen over schoonheid en de kunsten op, maar ook over liefde en lust en over hardvochtige wetten en straffen t.o.v. queer personen. Als luisteraar kijk je vaak op van zoveel onverdraagzaamheid en haat, zowel vroeger als nu. Het geeft aan Classical Queers een onmiskenbare urgentie – alle lof dus voor de makers en de openbare omroep om dit thema op deze manier uit te diepen.

U

En dat in een tijd waarin haatmisdrijven tegenover queers toenemen –cijfers en onderzoek van zowel gelijkekansencentrum Unia als het European Union Agency for Fundamental Rights geven een weinig rooskleurig beeld. Dat roept dan de vraag op: wat kunnen wij, erfgoedwerkers, doen? Op de jongste conferentie van de Europese museumkoepelorganisatie NEMO in het Roemeense Sibiu ging het ook over die vraag. Onder de noemer Can we talk? Museums facing polarisation werden ervaringen, inzichten en goede raad gedeeld. Ook zo de publicatie LGBTQIA+ inclusion in European museums: An incomplete guideline, die door auteur Arent Boon op de conferentie werd voorgesteld. De publicatie biedt een inzicht in de betekenissen van LGBTQIA+, en staat stil bij de aandacht die het beleid er in Europa voor heeft. De lezer wordt aangemoedigd om de blik te verruimen, voorbij de idee dat het heteroperspectief de norm zou zijn. Hoe maak je van een erfgoedorganisatie een plek die genderdiversiteit omarmt en waar dus écht iedereen welkom is? Hoe zorg je voor een genderdiverse blik op (het onderzoek van) de collectie en de tentoonstellingen? Hoe veranker je een queer visie in het museumbeleid en zorg je ervoor dat de verandering duurzaam is? De auteur schuwt het debat niet zoals wanneer hij de vraag stelt of musea het niet explicieter zouden mogen opnemen voor queer personen in de maatschappelijke ruimte. Warm aanbevolen, inzichtelijke lectuur en ook een goed begin als ook u echt werk wil maken van een uitgesproken inclusieve werking.

Waar wacht u nog op?

De redactie

vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.

Podcast Nottebohmlezingen

In de Nottebohmlezingen geeft de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience het woord aan auteurs en onderzoekers die op basis van haar rijke bibliotheekcollectie nieuw werk hebben gepubliceerd. De lezingen, die sinds geruime tijd zijn uitgegroeid tot een vaste waarde in het aanbod van de bibliotheek, kunt u ook vanuit uw luie zetel herbeluisteren. Zo vindt u er onder andere de lezing van Thijs Weststeijn, ‘Welke toekomst voor het verleden?’.

Een Nottebohmlezing gemist? Of op zoek naar een bepaalde opname (het archief gaat terug tot 2010)? Beluister de podcasts via https://consciencebibliotheek.be/nl/herbeluister of via https://soundcloud.com/consciencebibliotheek.

VERHALENVERTELLERS

Een 19e-eeuwse polarimeter (zie foto) om het suikergehalte van bieten te meten, een ijzeren long, oude landkaarten, iconische computers … Het is slechts een greep uit de meer dan 5.000 objecten tellende collectie academisch erfgoed van de Universiteit Antwerpen. Twintig van die objecten worden nu getoond in de gratis expo Verhalenvertellers. Want elk object vertelt een eigen verhaal: over de ontwikkeling van een toestel, de toepassing van een bepaald instrument of de wijze waarop er onderzoek werd gedaan. Samen vertellen ze niet alleen de geschiedenis van de Universiteit Antwerpen (en haar voorgangers), maar ook van het wetenschappelijk onderzoek en het onderwijs in het algemeen.

Kastelen in Laken

Verhalenvertellers. Academisch erfgoed aan de Universiteit Antwerpen is nog tot en met 31 januari 2025 gratis te bezoeken in de inkomhal van de Universiteitsbibliotheek, Prinsstraat 13, Antwerpen: https://bit.ly/UA_verhalenvertellers

In september vierde Laca, de geschied- en heemkundige kring van Laken, zijn 35e verjaardag. En dat werd gevierd met de uitgave van het boek Kastelen in Laken. Daarin brengt Joris Sleebus voor het eerst veel onderzoek, informatie en beeldmateriaal samen over de kastelen en kasteeltjes in Laken uit het ancien régime. Het boek neemt u mee langs niet minder dan twintig kastelen, plaisantiehuizen, lusthoven, campagnes en buitenverblijven. Van elk kasteel wordt een compact levensverhaal gegeven, met daarbij mooie illustraties en kaartmateriaal.

J. Sleebus, Kastelen in Laken. Van 't Groothof tot Belvédère, over 20 kastelen uit het ancien régime. Laca i.s.m. uitgeverij Fluxenberg en uitgeverij Epo, 2024, 128 p.

10 JAAR REGISTRATIE RELIGIEUS ERFGOED IN BRUGGE

Sinds 2014 hebben tientallen vrijwilligers zich ingezet om onder begeleiding van Musea Brugge en Erfgoedcel Brugge het roerend erfgoed in de Brugse parochiekerken in kaart te brengen. En het resultaat van al dat harde werk mag gezien zijn: bijna 5.000 kerkschatten uit 25 kerken zijn geregistreerd en online toegankelijk via de Vlaamse erfgoeddatabank en ErfgoedBrugge.be. De erfgoedinventarissen vormen een basisinstrument voor het behoud van dit erfgoed en voor de visieontwikkeling rond religieus erfgoed in Brugge.

Op de vernieuwde virtuele verzamelplek Erfgoed Brugge kunt u de resultaten van het traject bekijken, de collecties doorzoeken en twee nieuwe e-tentoonstellingen ontdekken waarin trajectbegeleiders en vrijwilligers aan het woord komen. Erfgoed Brugge: https://erfgoedbrugge.be/projecten/religieus-erfgoed Over het traject: https://bit.ly/traject_religieuserfgoed

Foto: Polarimeter, collectie Universiteit Antwerpen

Duik in de ontwerptekeningen van Texture

Word lid van de nieuwe erfgoedclub Gif moh sjette van het Kortrijkse museum Texture en regionaal erfgoeddepot Trezoor en duik in de motieven en patronen van hun collectie ontwerptekeningen voor interieurtextiel uit de 20e eeuw. Die zijn net gedigitaliseerd voor creatief hergebruik en vormen een waardevolle schat aan informatie voor het textielerfgoed. Via het online crowdsourcingplatform DoeDat worden alle 857 tekeningen nu verder omschreven.

Zin om mee te doen? https://bit.ly/texturekortrijk

NAAR DE KERMIS

COMEET en Erfgoedcel Meetjesland lanceren de nieuwe erfgoedkoffer Kermis in het Meetjesland: een zorgkoffer met als thema ‘kermis’ voor ouderen (met dementie), hun mantelzorgers, woonzorgcentra en (klein)kinderen. Van oliebollenrecepten en kortfilms tot gesprekskaarten, rollatordansen en eigen kermiskraampjes creëren. Met de nieuwe educatieve koffer halen bewoners en hun mantelzorgers herinneringen op over de kermis. De koffer is een creatie van Erfgoedcel Meetjesland met ondersteuning van heel wat erfgoed- en zorgpartners.

https://bit.ly/kermiskoffer

POSTZEGELS MET ERFGOEDTRADITIES UIT NEDERLAND

PostNL bracht begin september het speciale postzegelvel ‘Immaterieel cultureel erfgoed’ uit. Op de postzegels worden Nederlandse tradities afgebeeld zoals de anansi-verteltraditie, poffertjes bakken, bloemencorso’s, ChineesIndische restaurantcultuur, damsport enzovoort. Hans Gremmen stond in voor het ontwerp. “De erfgoedonderwerpen laten zich niet 1-2-3 in beeld vastleggen. Bij bloemencorso’s bijvoorbeeld gaat het niet om de praalwagens zelf, maar om de betrokkenheid bij de totstandkoming ervan. Net als bij poffertjes het gerecht niet van belang is, maar het bakken. Gevoel, emotie, betrokkenheid – allemaal interessante zaken om te visualiseren.”

https://bit.ly/postzegelsICE

Fanfares per fiets

Velofanfares of fietsende fanfares: ooit waren ze enorm populair, vandaag zijn het zeldzame curiosa. Gefascineerd door hun historiek ging Oostendenaar Geert Vanmaeckelberghe, zelf spelend lid bij De Zwaluw, op zoek naar hun oorsprong. Zijn zoektocht bracht hem tot bij heemkringen en archieven in alle uithoeken van het land. Zijn fascinerende zoektocht mondde uit in het boek Fietsen & Trompen, een lees- en fotoboek over het fenomeen velofanfares in Vlaanderen.

G. Vanmaeckelberghe, Fietsen &Trompen. De vergeten geschiedenis van VELOFANFARES. Uitgeverij Bibliodroom, 2024.

TRACKS-toolbox vertaald

De TRACKS-toolbox is voortaan zowel in het Nederlands als in het Engels en Frans beschikbaar. Het initiatief daartoe werd genomen door Archives et Musée de la Littérature (AML). De organisatie neemt ook het voortouw in de uitbouw van SCAPIN, een databank die samen met diverse partners gegevens over dans- en theatervoorstellingen uit Franstalig België bundelt en herbruikbaar maakt. AML krijgt zeer regelmatig vragen uit de kunstensector over archiefzorg. In het aanbod op projecttracks.be vonden ze de kwaliteitsvolle online toolbox op maat van de sector die ze zochten. AML stond in voor het vertaalwerk; samen met de TRACKS-partners werd de Franstalige frontend gefinancierd. www.projecttracks.be/fr

Foto: COMEET, Erfgoedcel Meetjesland
Foto: Texture

INTERVIEW MET

LAURAJANE SMITH

Erfgoed is altijd politiek

“Musea en erfgoed zullen niet helpen bij het verzoenen van mensen of gemeenschappen. Verzoening lukt alleen wanneer er ruimte is voor herverdeling. Wanneer je met erfgoed bezig bent, ben je met politiek bezig.” Aan het woord is Laurajane Smith, een welbekende stem uit de academische erfgoedwereld, voor wie het begrip ‘kritische erfgoedstudies’ is uitgevonden. Een inspirerend gesprek over erfgoed en macht, gemeenschappen en erfgoedpolitiek.

Olga Van Oost

Begin september 2024: het academiejaar is nog niet begonnen, maar dat houdt de studenten Erfgoedstudies aan de Universiteit Antwerpen niet tegen om te komen luisteren naar de Australische academica die geregeld in Europa verblijft. Vooraf kreeg ik de gelegenheid om haar te interviewen. Daarvan maakte ik dankbaar gebruik.

DEEL VAN DE SOCIALE STRIJD

Voor Laurajane Smith is erfgoed altijd politiek. De wortels van haar overtuiging gaan terug tot in haar kindertijd. “Die was heel bepalend. Ik groeide op in een eenoudergezin in Kings Cross in Sydney, destijds bekend als het red-light district van de stad. Typerend voor Kings Cross was de diversiteit van mensen en gemeenschappen. Er heerste veel (kans-)armoede en mensen voerden een strijd voor de leefbaarheid van hun huizen en buurten. Ik zag een grote versnelling in de aandacht voor erfgoed omdat mensen aan den lijve ondervonden hoe hun buurten werden vernietigd. Samen met de vakbonden ontstond een zeer

actieve protestgemeenschap. Als tiener maakte de Green Ban Movement in de jaren 1970 een grote indruk. Dankzij deze beweging konden veel huizen worden gered, maar de gentrificatie van de buurt was onoverkomelijk: de oorspronkelijke bewoners trokken weg. Pogingen om mensen uit hun huizen te zetten werden heel sterk gekoppeld aan de erfgoedwaarde van die huizen. Dat erfgoed een politieke kwestie was, werd me dus al heel snel duidelijk.”

De aandacht voor erfgoed hangt sterk samen met de heersende maatschappelijke en politieke kwesties. Maar waar het volgens Smith op neerkomt, en wat ze tijdens ons gesprek voortdurend in de verf zet, is dat “het steeds om mensen en participatie gaat, en om wat erfgoed met mensen doet. Wanneer gebouwen en erfgoed werden kapotgemaakt, had dat een enorm effect op de mensen die er woonden. En dat inzicht drijft me tot op de dag van vandaag.”

KRITISCHE KIJK OP PARTICIPATIE EN GEMEENSCHAPPEN

Het gaat dus om mensen en om participatief werken, voor en met gemeenschappen. Dat is een praktijk die ook in onze regio en daarbuiten almaar gangbaarder wordt. Maar dat durft nogal eens een wollig vertoog op te leveren, alsof een participatieve aanpak steeds peis en vree is, en per definitie voor verbinding zorgt. Het is een verademing om Laurajane Smith

hierover te horen spreken, kritisch en nuchter, met het grootste respect voor de mens. Opnieuw zijn gebeurtenissen uit haar jonge jaren bepalend: “In de jaren 1980 groeide in Australië protest van de oorspronkelijke mensen tegen de toenmalige ‘professionele’ (witte) erfgoedmensen, die in hun naam spraken. Ze wilden zelf gehoord worden over hun erfgoed, gemeenschappen en geschiedenis. Deze beweging heeft me sterk beïnvloed en bepaalde mijn politieke positie. We moeten niet spreken voor ande-

Laurajane Smith participeerde aan onderzoek over de Ubirr Rock Art Shelter in het Kakadu National Park (Northern Territory, Australië). © Laurajane Smith Kings Cross, Sydney, jaren '70: bewoners zoals Mick Fowler verzetten zich tegen projectontwikkelaars om de buurt leefbaar te houden.

ren: geef en neem zelf het woord.” Ze voegt de daad bij het woord. In haar werk met gemeenschappen bestudeert Smith hoe mensen erfgoed hanteren. Ze observeert de processen en de manieren waarop mensen via erfgoed een gevoel van eigenwaarde creëren, en solidariteit en verandering onderhandelen. Verandering kan dan gaan om de vraag naar meer jobs, een betere infrastructuur enz. Dit is diepgaand kwalitatief onderzoek waarbij ze methoden uit de oral history gebruikt en altijd probeert om wat mensen zeggen in een breder maatschappelijk geheel te plaatsen. Ook is ze zich bewust van de eigen positie als onderzoeker, die niet neutraal is: “Het gaat daarbij ook steeds om het creëren van een systemisch bewustzijn en zelfreflectieve observatie.”

AUTHORIZED HERITAGE DISCOURSE

In haar recente werk focust Laurajane Smith op de politieke implicaties van erfgoed. Hoe en waarvoor wordt erfgoed gebruikt? Hoe wordt het politiek ingezet? Het gaat daarbij ook altijd om de vraag welk erfgoed meer of minder belang zou hebben of krijgt in vergelijking met ander erfgoed. Om die waardebepaling concreter te benoemen, ontwikkelde Smith het concept Authorized Heritage Discourse (AHD). Ze hanteert dit als instrument om te kunnen praten over dominante vormen van erfgoed, die een grotere aanhang of geloofwaardigheid lijken te hebben. De invulling van dat ‘dominante erfgoed’ is terug te brengen tot de 19e eeuw, toen werd bepaald dat bijvoorbeeld het erfgoed van arbeiders, vrouwen of minderheidsgroepen minder belangrijk was. De positie van dat dominante erfgoed werd in de loop van de 20e eeuw herbevestigd, via Unesco-conventies, wetgeving en reglementen, of het Burracharter in de Australische context.

Maar de herbevestiging vindt ook plaats in de sector zelf, door de manier waarop erfgoedwerkers zelf denken en dominante praktijken reproduceren. Smith: “We moeten er ons veel meer bewust van zijn dat machtsprocessen meespelen bij het bepalen van het belang van erfgoed. Actief een kritische kijk ontwikkelen en het dominante discours uitdagen is een opdracht. Alleen zo zullen we op een inclusievere en flexibelere manier naar erfgoed kijken dan nu het geval is.” Smith is trouwens heel kritisch voor organisaties zoals ICOMOS en Unesco omdat ze volgens haar – vrij kritiekloos – een dominant erfgoedvertoog bevestigen, terwijl ze de macht hebben om het inclusiever te maken.

MUSEALISERING ALS VOORBEELD VAN

DUAAL DENKEN

Trouwens, wat nogal eens over het hoofd wordt gezien, is dat dominante en ondergeschikte erfgoeddiscours niet louter rationeel worden bepaald. Integendeel zelfs. De invloed van emoties bij de bepaling van zogenaamd belangrijk erfgoed kan niet onderschat worden. Smith: “Erfgoed gaat om mensen, en het gaat erover dat bepaald erfgoed gevoelens opwekt, meer (emotioneel) gezag oproept dan ander erfgoed.” Er bestaat dus ambiguïteit rond erfgoed wanneer het gaat om die emotionele kant. Als ‘moderne’ mensen maken we een (veel te) sterk onderscheid tussen ratio versus gevoel/ emoties, tussen objectief versus subjectief, tussen goed versus kwaad. Dat duale denken zit diep geworteld in de westerse, moderne manier van kijken naar de samenleving. Moeten we niet sowieso veel holistischer of systemischer denken?1 Dat duale denken komt terug in onze pogingen om musea en erfgoed zo rationeel mogelijk te bekijken, gesteund op academische disciplines (die eveneens in de moderne tijd werden ontwikkeld). Alsof er geen gevoel of beleving bij te pas komt. De hele museale context – de musealisering op zich dus – is erop gericht om objecten uit hun oorspronkelijke contexten te halen. Met het verlies van betekenis tot gevolg. “Aan de ene kant is er dus het proces

We moeten er ons veel meer bewust van zijn dat machtsprocessen meespelen bij het bepalen van het belang van erfgoed

van ‘musealiseren’ dat de beleving scheidt van het object. Aan de andere kant wordt bij erfgoed heel sterk ingespeeld op bepaalde collectieve gevoelens zoals patriottisme of nostalgie. We hebben de neiging om erfgoed te bekijken als iets glorieus en er dus enkel de mooie kanten van te zien. Maar niemands erfgoed is alleen maar zo: er zijn altijd negatieve kanten die we niet mogen negeren. Trouwens, dit zorgt er ook voor dat ‘nostalgie’ iets negatiefs wordt, en dat hoeft zo niet te zijn. Deze ‘grote emoties’ worden karikaturen, terwijl ze ook onderzocht moeten worden. We lijken momenteel niet bekwaam om met die complexiteit om te gaan. Daar moeten we ons in trainen.”

BEKWAMEN IN AFFECTIEVE

ERFGOEDPRAKTIJKEN

Ze vindt dat we best werken aan de manier waarop we met emotionele ambiguïteit omgaan. “We moeten de emotionele kant van erfgoed veel beter begrijpen en deze aspecten actief inzetten om het debat te voeden. Een beter begrip van de affectieve praktijken van erfgoed kan helpen om een diepgaandere en meer empathische relatie tussen mensen en erfgoed tot stand te brengen. Nu wordt empathie vaak te simplistisch bekeken, terwijl het een breed register aan emoties aanboort. Als we de complexiteit van emotionele expressie zouden zien, zouden we beter kunnen begrijpen hoe emoties de manier beïnvloeden waarop we denken, handelen, informatie verwerken en oordelen.”

WEG VAN HET TABOE: IDENTITEIT

Tijdens ons gesprek zijn er geen moeilijke thema’s. Dus ook niet wanneer we het hebben over identiteit. “Bij elke uitspraak over erfgoed zijn mensen zich bewust van ‘I am Me and You are Not’. Identiteitspolitiek op individueel niveau is altijd aanwezig, in alles wat we doen. Op het collectief niveau speelt identiteit op een andere manier. Dan gaat het vaak om dominante identiteitsgroepen die ofwel de overmacht hebben, ofwel het onvermogen om die dominante posities te doorbreken.”

Identiteit is dus alomtegenwoordig. Het gaat erom het politieke aspect van identiteit te begrijpen als een machtsbron. En dus te erkennen dat een identiteitsdiscours nooit neutraal is, wel integendeel: er is altijd een politieke agendasetting. Overigens … als men hier open en eerlijk over is, is dit volgens Smith niet problematisch. Natuurlijk betekent het ook dat we ons ervan bewust moeten zijn dat een positiebepaling gevolgen heeft. Wanneer je een standpunt van een bepaalde groep ondersteunt, en dus van een andere niet, heeft dat een impact. Smith roept dan ook op om hierbij stil te staan, en na te denken over

de mogelijke gevolgen van de keuzes die we maken: “Sommige keuzes kunnen je in de problemen brengen. Het vraagt dus wel wat moed om soms een standpunt in te nemen.”

We raken een gevoelige snaar. Voor steeds meer musea en andere erfgoedorganisaties is het vandaag een prioriteit om expliciet aansluiting te vinden bij wat er leeft in de samenleving. De klimaatcrisis, conflicten en oorlog, mensen op de vlucht, noem maar op: het zijn geen ver-van-mijn-bedthema’s. Musea proberen zelf vat te krijgen op die maatschappelijke opdracht en gaan daarbij niet over één nacht ijs. Tegelijkertijd hebben ook hun (politieke) besturen en de publieke opinie verwachtingen en meningen, die daar haaks op kunnen staan. Het komt dus nogal eens neer op een potje armworstelen tussen verschillende actoren.

En zo eindigen we het gesprek waar we het begonnen: met de vaststelling dat erfgoed altijd een maatschappelijke en politieke kwestie is. Voor erfgoedwerkers, die niet zozeer met politiek

bezig zijn, kan deze stelling weerstand oproepen. Maar laat het ons, al is het bij wijze van gedachtenexperiment, eens omdraaien en deze stelling als uitgangspunt nemen. Misschien biedt ze ons dan de gelegenheid om met open vizier de dialoog aan te gaan? Smith richt zich in deze ook rechtstreeks tot de politieke vertegenwoordigers: “Het valt op dat erfgoed – en in het bijzonder de brug met nationale identiteit –quasi uitsluitend door rechtse partijen wordt geclaimd. Linkse partijen hebben hier ook een expliciete opdracht. In plaats van dit identitair discours af te serveren, lijkt het mij de uitdaging voor links om zich te beraden over manieren om hiermee op een bewuste en constructieve manier om te gaan. Ook links zou erfgoed moeten claimen.” ■

» Olga Van Oost is algemeen directeur van FARO en museoloog.

» Bronnen en literatuur

1. Zie ook het pleidooi in Museum van het gevoel: in een museum kan je pas denken wanneer emoties en fysieke gewaarwording een plek hebben en, omgekeerd, je kan pas voelen wanneer er ook wordt gereflecteerd. Maar het duale denken domineert. Nog steeds. https://faro.be/publicaties/museum-van-het-gevoel-musea-op-de-huid-van-de-samenleving

Vind dit boek in de

Voor steeds meer musea en andere erfgoedorganisaties is het vandaag een prioriteit om expliciet aansluiting te vinden bij wat er leeft in de samenleving, vindt Smith. Denk bijvoorbeeld aan de klimaatcrisis. © Alisdare Hickson, via Flickr, CC BY-SA 2.0

Meer lezen?

» G. Bozoğlu, G. Campbell, L. Smith & C. Whitehead (eds), Routledge Handbook of Politics and Heritage. Londen, Routledge, 2024.

» L. Smith, Uses of Heritage. Londen, Routledge, 2006.

» L. Smith, M. Wetherell & G. Campbell, Emotion, Affective Practices, and the Past in the Present., Londen, Routledge, 2018, 1st ed., 304 p.

» M. Wetherell, Affect and emotion: A new social science understanding. Sage, 2012.

» L. Smith, Emotional Heritage: Visitor Engagement at Museums and Heritage Sites. Londen, Routledge, 2021.

» L. Smith, ‘Heritage, the power of the past, and the politics of (mis) recognition’, in: Journal for the Theory of Social Behaviour, 52(4): pp. 623-642. https://doi. org/10.1111/jtsb.12353

» L. Smith & E. Waterton, ‘Constrained by common sense: the Authorised Heritage Discourse in contemporary debates’, in: J. Carman, R. Skeats, and C. McDavid (eds) The Oxford Handbook of Public Archaeology. Oxford, Oxford University Press, 2012.

ONDERZOEK IN DE ERFGOEDBIBLIOTHEKEN

BEMIDDELING EN VERBINDING

De erfgoedbibliotheken zijn niet meer weg te denken uit het Vlaamse erfgoedlandschap. Onder het Cultureelerfgoeddecreet zijn ze geëvolueerd tot volwaardige erfgoedinstellingen en voldoen ze aan de vijf basisfuncties, net als archieven en musea. Elk op hun eigen manier zetten ze sterk in op zowel de preservatie van als het onderzoek op en de valorisatie van hun collecties. Ze doen dit met de focus op bepaalde thema’s en met een afgebakend verzamelprofiel. Daarbij richten ze hun blik steeds meer naar buiten en zoeken ze de samenwerking met onderzoekers op.

Marie-Charlotte Le Bailly

Rond de millenniumwissel groeide het besef dat erfgoedbibliotheken (en andere organisaties die bibliothecair erfgoed beheren) specifieke noden hebben op het vlak van behoud, beheer en ontsluiting. Verschillende studies in opdracht van de Vlaamse overheid stelden de problematiek van het bibliothecair erfgoed scherp. De oprichting van de vzw Vlaamse Erfgoedbibliotheken (VEB) in 2008 en de creatie van het kwaliteitslabel ‘erkende erfgoedbibliotheek’ leidden uiteindelijk tot de structurele inbedding van erfgoedbibliotheken in het Vlaamse cultureel-erfgoedbeleid.

Ondertussen zijn er negen erkende erfgoedbibliotheken die zelfstandig functioneren en erfgoedbeheer in hun kernopdracht hebben en 166 instellingen in Vlaanderen en Brussel die bibliothecair erfgoed beheren.1 Daarom lanceerde de VEB in 2006-2007 de Collectiewijzer, een inventaris van het bibliotheekerfgoed in Vlaanderen en Brussel.2 Deze databank bevat ruim

zevenhonderd collectiebeschrijvingen volgens Cometa, een Vlaams model voor de opmaak van beschrijvingen op (deel)collectieniveau.3 Met de opname van erfgoedbibliotheken in het aangepaste Cultureelerfgoeddecreet in 2012 kwam de professionalisering van de erfgoedbibliotheken in een stroomversnelling en werd de basisfunctie onderzoeken prominenter. Essentieel voor de culturele erfgoedwerking was het vastleggen van de vier basisfuncties: herkennen en verzamelen, behouden en borgen, onderzoeken, presenteren en toeleiden. In 2017 kwam daar een vijfde bij: participeren.

ONDERZOEK EN BIBLIOTHECAIR ERFGOED

De afgelopen decennia is de betekenis van onderzoek binnen universiteiten, culturele instellingen en ook de samenleving aanzienlijk veranderd. Onderzoek moet inter- en multidisciplinair zijn, de impact moet zichtbaarder zijn en moet ook meer op samenwerking en participatie berusten.

De conservatoren houden een show-and-tell voor de deelnemers aan de Summerschool Books & Culture van de UAntwerpen op 25 juni 2024. © LUCID 2024

De potentiële waarde van bibliotheken, archieven en musea als onderzoekspartners wordt steeds meer erkend door onderzoeksfinanciers. Hierdoor krijgen bibliotheekmedewerkers de mogelijkheid om actief deel te nemen in (wetenschappelijk) onderzoek en de valorisatie ervan.4 In de context van het hoger onderwijs wordt valorisatie van onderzoek meestal omschreven als een proces dat kan leiden tot impact in de maatschappij.5

Ook in de erfgoedsector wordt volop nagedacht over de rol van onderzoek in de erfgoedpraktijk en de samenleving. Daar spitst de discussie zich toe op het spanningsveld tussen traditioneel onderzoek gericht op het genereren van nieuwe kennis over erfgoedobjecten en praktijkgebaseerd (en -gestuurd) onderzoek dat professionele activiteiten versterkt.6 In de context van museaal onderzoek heeft Ólöf Sigfúsdóttir een typologie van vijf onderzoeksmodellen voorgesteld die mutatis mutandis ook opgaat voor de erfgoedbibliotheken: het wetenschapper-curatormodel, het praktijkgebaseerde model, het wetenschappelijk laboratoriummodel, het citizen-sciencemodel en het museologisch onderzoeksmodel – lees informatie- en bibliotheekwetenschap bij het laatste model.7

Of het nu de museumwereld of wetenschappelijke bibliotheken betreft, bemiddeling en verbinding door erfgoedwerkers blijken sleutelfactoren te zijn; die ontwikkeling is niet voorbijgegaan aan de erfgoedbibliotheken. Kritisch historisch onderzoek is complementair met de taken van een erfgoedbibliothecaris als bemiddelaar tussen het documentair erfgoed en de erfgoedgemeenschap,

De afgelopen decennia is de betekenis van onderzoek binnen universiteiten, culturele instellingen en ook de samenleving aanzienlijk veranderd. Onderzoek moet inter- en multidisciplinair zijn, de impact moet zichtbaarder zijn en moet ook meer op samenwerking en participatie berusten

en niet in tegenspraak met hedendaagse erfgoedzorg.8 De functie onderzoeken, zoals omschreven in het Cultureelerfgoeddecreet, omvat zowel het onderzoeken van cultureel erfgoed en van de cultureel-erfgoedwerking als het stimuleren en faciliteren ervan. Die definitie laat veel ruimte voor betekenisvolle samenwerkingen met de (academische) onderzoekswereld. Bij de erkende erfgoedbibliotheken is de laatste jaren dan ook een verschuiving zichtbaar van louter dienstverlening en ondersteuning van onderzoek naar het zelf actief inzetten op onderzoek naar de eigen collecties of eigen werking, al dan niet in samenwerking met partners.

ONDERZOEK IN DE ERFGOEDBIBLIOTHEEK HENDRIK CONSCIENCE

Sinds de toekenning in 2011 van het kwaliteitslabel is er veel gebeurd bij de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (EHC). In de beleidsperiodes 2014-2018 en 2019-2023 zijn de basisfuncties verder uitgewerkt en is onderzoek centraler komen te staan in de werking. De EHC heeft zich geprofileerd als wetenschappelijke bibliotheek en als vanzelfsprekende partner in onderzoek, zowel nationaal als internationaal. Dit omvat niet alleen het zelf onderzoek uitvoeren op de collectie (in functie van de kwaliteitsvolle uitvoering van de basisfuncties en het valoriseren van de resultaten ervan), maar ook het gebruik van de collectie stimuleren door onafhankelijke onderzoekers, academici, studenten en onderzoekscentra. We maken onze collectie zo zichtbaar en toegankelijk mogelijk via catalografie, lezersdiensten, digitalisering etc. Belangrijk hierbij is het betrekken van wetenschappers in onze werking en met hen in dialoog gaan op basis van onze eigen kennis en expertise. Zo zag in 2019 een wetenschappelijke adviesraad het licht, die tweemaal per jaar samenkomt. Deze fungeert als een klankbordgroep voor het collectie- en onderzoeksbeleid van de EHC. In 2022 werd een uitgebreid lezersonderzoek uitgevoerd om te peilen naar de ervaringen en noden van onze (virtuele) leeszaalbezoekers en de dienstverlening zo nodig aan te passen.

Binnen collectievorming en de conservatorenwerking wordt veel eigen onderzoek verricht, zoals screening van collecties, prospectie ten behoeve van presentaties en inspiratiesessies en het valoriseren van bijzondere nieuwe aanwinsten. Of het nu gaat om Der scaepherders kalengier uit 1520,9 het liedboek in handschrift voor Dorothea de Berti uit 1621,10 Jacob Wemmers’ Lexicon Aethiopicum uit 163811 of de recent verworven verzameling werken van Felix Timmermans – om maar enkele van vele voorbeelden te noemen – wij plaatsen die bronnen graag in hun historische context en tonen hun relevantie voor onderzoekers.12

Onderzoek op de collectie stimuleren doen we op zeer verschillende manieren, van inspiratiesessies en colleges op maat, aan de hand van gecureerde selecties uit de collectie, samenstellen van collectiebeschrijvingen en zoekhulpen, digitaliseringsprojecten, stageplekken voor studenten, begeleiden van thesissen tot het aanbieden van reisbeurzen. Zo bieden de EHC en het Museum Plantin-Moretus sinds 2018, met steun van de Stichting Nottebohm en het Dotatiefonds voor Boek en Letteren, een jaarlijkse reisbeurs aan om onderzoek naar de geschiedenis van het gedrukte boek in Antwerpen te stimuleren, op basis van de Antwerpse bibliotheekcollecties.

Een andere manier om onderzoek te stimuleren is door bijzondere collecties in de kijker te zetten en hun onderzoekspotentieel te tonen. Ter gelegenheid van het pensioen van directeur An Renard in 2022 doken de conservatoren bijvoorbeeld in de collectie op zoek naar sporen van de vos. De rijk geïllustreerde publicatie Gefascineerd door VOS toont op speelse wijze de reikwijdte van de collectie.13 Door zelf bijzondere of kwetsbare werken te digitaliseren of als partner deel te nemen aan grotere initiatieven zoals Google Books en meemoo verhogen we de zichtbaarheid en vindbaarheid van onze collecties. Verschillen-

de universitaire docenten hebben ons materiaal gebruikt om hun studenten te leren werken met de collaboratieve transcriptietool Transkribus.14

Een project dat alle facetten van de erfgoedwerking en onderzoek combineerde was Helden in harnas over gedrukte ridderromans uit de 15e en 16e eeuw, dat we uitvoerden in samenwerking met Elisabeth de Bruijn (Universiteit Antwerpen). Naast de tentoonstelling verscheen een wetenschappelijke publicatie en werden animatiefilmpjes, minidocumentaires en educatieve workshops voor het middelbaar onderwijs ontwikkeld. In 2023 kregen Elisabeth de Bruijn en de conservatoren Marie-Charlotte Le Bailly en Steven Van Impe voor dit project een Jaarprijs wetenschapscommunicatie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België: “Zo wordt cultureel erfgoed professioneel en veelzijdig ontsloten voor een breed publiek, geduid en bewaard.”15

MATERIALITEIT EN MEERSTEMMIGHEID

Om het onderzoek dat de EHC zelf doet naar de collectie meer te stroomlijnen en in de kijker te zetten en daarnaast onderzoek door externen naar bepaalde delen van onze collectie verder aan te moedigen, zijn in 2023 twee onderzoekslij-

Leerlingen (derde graad middelbaar onderwijs) nemen deel aan een workshop Heldenflix op 10 maart 2023. © LUCID 2023

Kick-off van de samenwerking met de onderzoeksgroep Media, Arts & Design van de UHasselt op 28 maart 2023 in de Nottebohmzaal / foto

Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience 2023

nen ontwikkeld. Hiermee willen we inspelen op twee belangrijke uitdagingen van vandaag: hoe profileren we ons als bibliotheek met een grote expertise op het gebied van het fysieke boek in digitale tijden? En hoe kunnen we onze instelling en collectie inclusiever maken?

De eerste onderzoekslijn, de materialiteit van het boek en het lezen, richt zich zowel op het boek als object als op de interactie tussen de lezer en het boek. Via die combinatie kunnen we onderzoek stimuleren naar materiële aspecten van het boek en naar het effect van fysieke dan wel digitale boeken op de leeservaring. Zo zijn we begin 2023 een samenwerking aangegaan met de onderzoeksgroep Media, Arts & Design van de UHasselt rond hun studentenproject Design for Digital Reading. Dit project laat studenten typografie kennismaken met westerse leesculturen en verschillende manieren van lezen die zijn ontstaan via analoge en/of digitale media. Het startpunt was de inspiratiesessie van de conservatoren van de EHC over een selectie moeilijk te digitaliseren boeken. De studenten leren de opgedane kennis gebruiken als een creatieve bron om het lezen op digitale media te beïnvloeden met behulp van innovatieve (onzichtbare) typografie. De resultaten van dit project zullen tijdens een symposium, in een publicatie en presentatie in de loop van het academiejaar 20252026 in de Nottebohmzaal worden gepresenteerd.

Hoe profileren we ons als bibliotheek met een grote expertise op het gebied van het fysieke boek in digitale tijden? En hoe kunnen we onze instelling en collectie inclusiever maken?

Binnen de tweede onderzoekslijn, canonisering en meerstemmigheid, ligt de focus op groepen auteurs, genres, thema’s en talen in onze collectie die tot nu toe onderbelicht zijn gebleven. Hiermee willen we erkennen dat onze collectie historisch bepaald is: er werd toen (en nu) verzameld vanuit een bepaald referentiekader waarin sommige publicaties, omwille van hun genre of auteur, minder op de radar stonden dan andere. Terwijl net deze publicaties kunnen helpen bij het creëren van een meerstemmige en inclusievere bibliotheek. Zo leidde de inspiratiesessie in november 2023, rond vergeten vrouwen in onze collectie, door conservator Marlou de Bont tot een reeks blogs over die vrouwen door de studenten van de master erfgoedstudies (richting documentair erfgoed) aan de Universiteit

Antwerpen.16 Nog een voorbeeld uit 2024 is de onderzoeksstage van Casper Van Waesberghe en zijn masterproef over de ‘dekolonisering van erfgoedbibliotheken’. Tijdens zijn stage heeft hij de koloniale collectie Congo en Ruanda-Urundi gescreend en een zoekhulp voorbereid.

SAMEN DE TOEKOMST IN

In de beleidsperiode 2024-2028 bouwt de EHC voort op deze stevige basis en spitst ze zich toe op de kerndoelgroep van de (jonge en potentiële) onderzoekers en creatieve makers. Die kan dus gaan van de professionele onderzoeker, student, journalist, vertaler, auteur, tot de creatieve maker zoals een kostuumontwerper of beeldend kunstenaar. Door betekenisvollere samenwerkingen met hen aan te gaan beogen we een betere synergie en meer wetenschappelijke output en creaties geïnspireerd op de collectie. Ondanks onze inspanningen om onderzoek op onze collectie te stimuleren, hebben we vaak nog onvoldoende zicht op de impact ervan. Daarom is in het voorjaar van 2024 de nieuwe functie van conservator publiek & onderzoek gecreëerd om die keten aan te jagen en betrokken partners met elkaar in verbinding te brengen. We zullen bijvoorbeeld nadrukkelijker toeleiden naar de collectie en haar onderzoekspotentieel in de verf zetten, de dienstverlening voor onderzoekers en de educatieve werking voor het hoger onderwijs uitbreiden. Tot slot zullen we die wetenschappelijke en creatieve output zoveel mogelijk valoriseren via publiekswerking. Want we geven onderzoekers en creatieve geesten die zich inspireren op onze collectie graag een publiek forum in de Nottebohmzaal! ■

» Marie-Charlotte Le Bailly is conservator publiek & onderzoek bij de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.

» Bronnen en literatuur

1. www.vvbad.be/ledennetwerk/erfgoedbibliotheken

2. https://collectiewijzer.be, meer over de ontwikkeling van de Collectiewijzer, zie www.vlaamse-erfgoedbibliotheek.be/activiteit/collectiewijzer-erfgoedbibliotheken en https://collectiewijzer.be/page/overdecollectiewijzer.

3. https://vlaamse-erfgoedbibliotheken.be/activiteit/cometa

4. Zo blijkt bijvoorbeeld uit een rapport uit 2021 van de Research Libraries

UK en Arts and Humanities Research Council: The role of academic and research libraries as active participants and leaders in the production of scholarly research. A report on an RLUK scoping study (2021).

5. L. van Drooge en S. de Jong, Valorisatie: onderzoekers doen al veel meer dan ze denken - e-publicatie met voorbeelden en handvatten om zelf valorisatie te organiseren (Den Haag, Rathenau Instituut, 2015). Zie ook https://www. ugent.be/nl/onderzoek/maatschappij/impact/overzicht.htm.

6. Zie het dossier 'Onderzoek' in faro, juni 2024, pp. 34- 84 https://issuu. com/faronet/docs/faro_2024_17_2_issuu/34

7. Ibidem.

8. P. Delsaert, ‘Onderzoek en erfgoedzorg in bibliotheken’, in: Geschiedenis en erfgoed, bondgenoten of concurrenten? [Standpunten 9] (Brussel 2012) p. 55-58.

9. M.C. Le Bailly, ‘Hoe een lang en gezond leven van 72 jaar te leiden volgens een populaire almanak uit 1520: Der scaepherders kalengier gedrukt door Adriaen van Berghen’, in: Volkskunde 123:2 (2022) p. 169-188.

10. M.C. Le Bailly en T. De Koninck, ‘Het liedboek voor Dorothea de Berti. Gekalligrafeerde liefdesliederen als geschenk voor een adellijke vrouw uit Antwerpen bij haar verloving in 1621’, in: De Gulden Passer 101:2 (2023) p. 95-110.

11. S. Van Impe, ‘Een zeventiende-eeuwse karmeliet leert Ge’ez. Het Lexicon Aethiopicum van Jacob Wemmers (1638)’, in: De Gulden Passer 100 (2022) 1, blz. 97-107.

12. https://consciencebibliotheek.be/nl/dit-schoon-boekske-van-mij

13. L. De Potter, M.C. Le Bailly en S. Van Impe (red.), Gefascineerd door VOS (Brugge 2022).

14. www.transkribus.org

15. www.eoswetenschap.eu/publieksfavoriet2023

16. https://blog.uantwerpen.be/heritage-sciences/category/studentenblogs-vrouwen-in-de-erfgoedbibliotheek

BIBLIOTHECAIR ERFGOED IN DE KIJKER

“De overheid apprecieert onze erfgoedwerking”

Sinds 2021 komen ook organisaties met een erfgoedwerking die niet ‘puur op zichzelf staat’ in aanmerking voor een indeling en werkingsmiddelen via het Cultureelerfgoeddecreet. Denk aan stadsarchieven, universiteitsarchieven en -bibliotheken of openbare bibliotheken met een erfgoedcollectie. In de huidige beleidsperiode (2024-2028) kregen zo drie erkende erfgoedbibliotheken voor het eerst werkingsmiddelen voor hun cultureelerfgoedwerking. Een gesprek met Koen Calis en Katelijne Vercaemer (Openbare Bibliotheek Brugge), Hendrik Defoort (Universiteitsbibliotheek Gent) en Jan Dewilde (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen).

Jelena Dobbels

Jullie hadden al langer een kwaliteitslabel als erfgoedbibliotheek. Waarom kozen jullie ervoor om – nu het voor het eerst kan – werkingsmiddelen aan te vragen bij het

Departement Cultuur, Jeugd en Media?

Katelijne en Koen: “Omdat we het positief vinden dat Vlaanderen middelen vrijmaakt om de rijkdom aan erfgoed, die er ook in onze organisaties zit, meer uit te lichten. Als openbare bibliotheek hebben we een bredere kerntaak; onze erfgoedcollectie maakt daar slechts één deel van uit. We zetten die de voorbije jaren al in de kijker via projecten zoals Mmmonk en Vrouwen van Papier. 1 Maar bij het afronden van zo’n project loop je wel tegen je limieten aan. Dan val je terug op je reguliere werking en heb je geen tijd en middelen om de opgedane kennis daaraan toe te voegen. Structurele werkingsmiddelen zullen dat nu verhelpen. De subsidiëring was ook interessant om binnen de organisatie een draagvlak te creëren voor onze erfgoedwerking.”

Jan: “Voor de conservatoriumbibliotheek geldt een gelijkaardig verhaal. Toen we het kwaliteitslabel als erfgoedbibliotheek behaalden, zorgde dat voor een boost van onze bekendheid. We kregen meer bezoekers over de vloer, en ook meer schenkingen. Ook tijdens de covidperiode nam het aantal schenkingen toe: mensen hadden tijd om hun zolders en kelders op te ruimen. (lacht) Al dat materiaal ontsluiten met onze standaardbezetting lukt echter niet.”

Hendrik: “Ook vanuit de universiteitsbibliotheek wilden we deze nieuwe mogelijkheid aangrijpen om onze erfgoedwerking verder uit te bouwen. We zien het beleidsmatig ook als een mooi signaal naar ons universiteitsbestuur dat de overheid onze erfgoedwerking apprecieert en erin investeert.”

Openbare Bibliotheek Brugge en Universiteitsbibliotheek Gent kozen voor een landelijke indeling, Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen voor een bovenlokale indeling. Vanwaar die keuze? Hendrik: “Op basis van de rijkdom en omvang van onze erfgoedcollectie is een landelijke indeling logisch. Tegelijk beseffen we dat we die collectie vooral via internationale onderzoeksdatabanken ontsluiten naar onderzoekers. Dat zit als universiteitsbibliotheek in ons DNA. Via projecten als Google Books richten we ons wel al langer naar een breder publiek. Maar met de landelijke indeling willen we onze collectie nog meer naar dat publiek brengen.”

Katelijne en Koen: “We hebben goed nagedacht wat een landelijke werking betekent en hebben daar onder meer over gepraat met andere landelijke erfgoedspelers zoals Museum Plantin Moretus en KADOC, en met de partnerbiblio-

theken van de Vlaamse Erfgoedbibliotheken vzw. We hebben al sterke (samen)werkingen, zowel bovenlokaal als ruimer, maar denken soms nog ‘te klein’. Al mogen we fier zijn op de initiatieven die we uitrollen. We kozen voor een landelijke indeling om onze werking breder uit te dragen en op Vlaams niveau mee vorm te geven aan wat ‘een erfgoedbibliotheek’ is. Dat neemt niet weg dat we bovenlokaal actief blijven, een aanspreekpunt willen zijn voor lokale bibliotheken en de Vlaamse Erfgoedbibliotheken vzw wat ontlasten.”

Jan: “Omdat we al bovenlokaal werkten was dit een evidente keuze. Hoewel we op sommige vlakken een bredere werking hebben – er komen vaak internationale onderzoekers over de vloer –beantwoorden we (nog) niet aan alle criteria voor een landelijke indeling. Het leek ons nu zinvol om voor die bovenlokale indeling te gaan.”

Universiteitsbibliotheek Gent
Beeld: Geert Roels
Hendrik Defoort van Universiteitsbibliotheek Gent
Jan Dewilde van Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen
Koen Calis en Katelijne Vercaemer van Openbare Bibliotheek Brugge

Waarvoor gebruiken jullie die extra werkingsmiddelen?

Jan: “Wij focussen op onze basiswerking: het wegwerken van registratieachterstanden. Er was een grote historische achterstand omwille van de enorme hoeveelheid schenkingen die onze bibliotheek kreeg. Met de werkingsmiddelen konden we twee medewerkers aanwerven die hier volop op inzetten. Registratie vormt immers de basis voor onze erfgoedwerking: onderzoek, publiekswerking en creatief gebruik. Daarnaast willen we onze archiefwerking verder uitbouwen. Muzikanten en componisten maken vaak immers geen onderscheid tussen hun archief en bibliotheek, ook niet wanneer ze die aan ons overdragen. Voor onderzoekers is het net interessant om zowel de muziekbibliotheek als het persoonlijk archief van een bepaalde componist te kunnen analyseren. We willen dit dan zoveel mogelijk samen bewaren. Daarvoor hadden we vroeger de middelen niet. Nu wel. We bekijken hoe we dit binnen de archief- en bibliotheekmodules van Brocade/Anet kunnen ontsluiten.”

Katelijne en Koen: “Wij hebben twee nieuwe medewerkers aangeworven voor de erfgoedwerking. Er is iemand die focust op onze digitale transformatie; daar hadden we tot nu toe geen specifiek profiel voor. En daarnaast is er een ‘programmator erfgoed’. We merken dat onze fysieke leeszaal – net als bij andere bibliotheken en archieven – steeds meer onder druk staat. Tegelijk is er nood aan een belevingsruimte: hoe kunnen we groepen ontvangen, samen met hen aan de slag gaan met erfgoed, verder gaan dan ‘pure raadpleging’? De programmator erfgoed zal die werking uitbouwen en als brugfiguur optreden naar andere sectoren zoals zorg, onderwijs, verzamelaars … We verkennen daarbij samenwerkingen om de hedendaagse relevantie van het erfgoed te benadrukken. Bijvoorbeeld via het gebruik van de erfgoedcollectie in opleidingen rond typografie, via focus op bepaalde technieken en vaardigheden los van het historische erfgoedaspect. De programmator speelt ook een belangrijke rol in de interne organisatie. Niet al onze medewerkers werken zowel voor de openbare bibliotheek- als erfgoedwerking. We willen meer kruisbestuiving. Later komt er nog een derde profiel bij, waarmee we meer willen inzetten op cureren, bijvoorbeeld digitaal cureren.”

Hendrik: “Wij hebben een publieksmedewerker erfgoed aangeworven die focust op het opentrekken van onze collectie naar andere publieken. Deze medewerker moet veel zaken samenbrengen die we nu al doen, maar die beter en breder kunnen gecommuniceerd worden. Object-based teaching bijvoorbeeld. Dat deden we al – vooral binnen de universiteit – maar breiden we nu steeds meer uit naar middelbare scholen. Hetzelfde geldt voor Erfgoeddag en Open Monumentendag. Kunnen we de activiteiten die we daarvoor ontwikkelen ook in de rest van het jaar programmeren? We willen interessante erfgoedverhalen over onze collectie meer uitlichten. Misschien via onze nieuwsbrief? We zoeken

Beeld: Koninklijk Conservatorium Antwerpen
Universiteitsbibliotheek Gent. Beeld: Geert Roels

naar een vast format om met die erfgoedverhalen uit te pakken. Daarnaast willen we bij een bezoek aan de Boekentoren – waarbij rondleidingen vandaag vooral focussen op het architecturale aspect – ook meer aandacht voor onze erfgoedcollectie.”

Wat zijn jullie toekomstdromen?

Hendrik: “Er zijn nog zoveel opportuniteiten! We moeten erover waken om niet op alles ‘ja’ te zeggen. (lacht) Waar we zeker zullen op inzetten, is data-integratie. We hadden hiervoor middelen aangevraagd, maar die werden niet toegekend. Dit is voorlopig dus een iets langere termijnplanning. Maar we laten het niet los. We willen een Open Erfgoedplatform voor de UGent bouwen, om de collecties van de Universiteitsbibliotheek, het GUM en ook het universiteitsarchief samen naar buiten te brengen. Want het digitale wint alleen maar aan belang. En dan heb ik het niet enkel over het digitaliseren en ontsluiten van bibliothecair erfgoed, maar ook over de ingest van digital-born materiaal. Samenwerking met andere erfgoedspelers staat daarbij voorop.”

Jan: “Daar sluit ik me bij aan. Muziekerfgoed zit vaak verspreid. Het grootste deel van de manuscripten van Peter Benoit – de stichter van onze conservatoriumbibliotheek – wordt bijvoorbeeld in het FelixArchief bewaard. Musicologen weten dat vaak niet, en zoeken (enkel) in onze collectie. Daarom willen we nadenken over hoe we muziekcollecties uit verschillende organisaties via een catalogus kunnen ontsluiten.”

Katelijne en Koen: “Vanuit de goede relaties die we hebben met andere Brugse erfgoedspelers willen we op termijn bekijken of we ons boekenerfgoed ook toeristisch nog meer in de verf kunnen zetten. Toerisme Brugge en Toerisme Vlaanderen zijn daarbij belangrijke partners. Vooral willen we erfgoed verbinden met onze maatschappelijke opdracht en hierin een voorbeeldrol opnemen naar andere bibliotheken.”

Hendrik: “Het belang van samenwerking blijkt ook uit initiatieven als CaGeWeB, de Catalogus voor Gentse Wetenschappelijke Bibliotheken. We merken daar wel dat heel wat bibliotheekcollecties onder druk staan. De collecties worden door vrijwilligers beheerd, soms in precaire toestand. Die rijkdom aan bibliothecair erfgoed – verspreid over zeer veel (soms kleine) organisaties – mag niet uit het oog verloren worden. Beleidsinstrumenten zoals de erfgoedconvenants kunnen daar nog veel zinvol werk verrichten.” ■

» Jelena Dobbels is adviseur archieven en erfgoedbibliotheken bij FARO.

» Bronnen en literatuur

1. Mmmonk was een samenwerkingsproject van de Openbare Bibliotheek Brugge, de Universiteitsbibliotheek Gent, het Grootseminarie Ten Duinen in Brugge en het Bisdom Gent. Het verenigt zo’n 820 middeleeuwse manuscripten van de abdijen van Sint-Bavo, Sint-Pieter, Ten Duinen en Ter Doest. www.mmmonk.be

Vrouwen van papier focust op de vrouwelijke correspondenten van Guido Gezelle. Het project gaat uit van het Guido Gezellearchief (Openbare Bibliotheek Brugge), Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB) - Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL), prof. dr. Piet Couttenier (ISLN Universiteit Antwerpen) en de vrijwilligers van het Gezellegenootschap. https://bit.ly/vrouwenvanpapier

Openbare Bibliotheek Brugge © Femke Den Hollander

PROFESSORENCOLLECTIE

GRAPHIC NOVELS

BEELDVERHALEN BIJ BIJZONDERE COLLECTIES

Sinds de jaren 1970 kent Leuven een levendige stripcultuur. Ook aan de universiteit kreeg de strip stevig voet aan de grond in studentenbladen en onderzoek. Toen de bekende ‘stripprofessor’ Jan Baetens na zijn emeritaat een nieuw onderkomen zocht voor zijn onderzoeksbibliotheek, vond hij een gepaste stek bij de KU Leuven Bibliotheken Bijzondere Collecties.

Karen Van Hove

Al decennia komen stripliefhebbers en -verzamelaars in Leuven samen in clubs en (ruil)beurzen. In het kielzog daarvan staken ook allerlei tijdschriften de kop op, werden tentoonstellingen georganiseerd en vestigden stripspeciaalzaken, -uitgevers en -verdelers zich in de stad. Ook de openbare bibliotheek Tweebronnen zet sterk in op het stripverhaal met een mooie (uitleen)collectie en diverse tentoonstellingen.

Aan de universiteit kreeg de (inter)nationale strip eveneens een plaats – tekenaars debuteerden in studentenbladen, exposities over (Leuvense) stripverhalen vonden een plaats in de universiteitsbibliotheek en onder impuls van onderzoekers als Jan Baetens werden talrijke monografieen en theses over het onderwerp gepubliceerd. In de loop der jaren bouwde Baetens dan ook een omvangrijke onderzoekscollectie op. Die omvat zowel secundaire literatuur over het beeldverhaal (in de breedste zin van het woord) als primaire werken en dan vooral graphic novels. Naar aanleiding van zijn emeritaat bood Baetens zijn onderzoeksbibliotheek aan bij KU Leuven Biblio-

theken Bijzondere Collecties. Professorencollecties en academisch erfgoed zijn speerpunten in ons collectiebeleidsplan; we engageerden ons dan ook om de collectie op een voorbeeldige manier te bewaren en ontsluiten.

Toch bracht de ontsluiting van de collectie (en dan vooral de graphic novels, die centraal staan in deze bijdrage) uitdagingen met zich mee. Hoewel de visie op literair erfgoed – wat dat begrip inhoudt, wat bewaard zou moeten worden, en in welke omstandigheden – de laatste decennia is veranderd en in vele opzichten verruimd, is dit voor Bijzondere Collecties een eerder atypische collectie, zowel qua vorm als inhoud. De voornaamste hinderpaal bij de verwerking vormde de afbakening van het genre van de graphic novel en de selectie van deze werken uit Baetens’ verzameling, die naast graphic novels ook ‘reguliere’ strips bevat. We kozen ervoor om in eerste instantie te focussen op de graphic novels, omdat dat deel van de collectie relatief uniek is in Vlaanderen en vaak geconsulteerd wordt voor onderzoek.1

Graphic novels zijn een vorm van beeldende literatuur die qua inhoud veelal gericht zijn op een volwassen publiek. In vergelijking met stereotiepe stripverhalen behandelen ze serieuzere, literairdere onderwerpen en beogen ze een zeker realisme. Ze zijn vaak (auto)biografisch en/of hebben een journalistieke of geschiedkundige insteek

Hoewel de term min of meer is ingeburgerd in de boekhandel en de meeste lezers wel een of meerdere voorbeelden kennen – denk maar aan Maus (1986) van Art Spiegelman of de Persepolis-reeks (2001-2003) van Marjane Satrapi – is het niet altijd even duidelijk wat er onder graphic novels begrepen wordt en wat het verschil is met strips. Baetens hielp ons om het begrip scherp te stellen en selecteerde de graphic novels uit zijn collectie. We hanteerden daarvoor inhoudelijke, formele en institutionele criteria, die Baetens en Hugo Frey (University of Chichester) beschrijven in hun monografie over het genre, The Graphic Novel: An Introduction (2015).

Graphic novels zijn een vorm van beeldende literatuur die qua inhoud veelal gericht zijn op een volwassen publiek. In vergelijking met stereotiepe stripverhalen behandelen ze serieuzere, literairdere onderwerpen en beogen ze een zeker realisme. Ze zijn vaak (auto) biografisch en/of hebben een journalistieke of geschiedkundige insteek. Voorbeelden uit de collectie zijn dan ook legio, van de eerder vermelde Maus en Persepolis over verstrippingen

De naslagwerken over strips, graphic novels en andere beeldverhalen uit de collectie van Jan Baetens werden opgenomen in de referentiecollectie van Bijzondere Collecties. Collectie: KU Leuven Bibliotheken Bijzondere Collecties

van het leven van Kafka (Kafka (2004) van Robert Crumb) en Che Guevara (Che (1987) van Héctor Oesterheld) tot het documentaire werk van Jeroen Janssen over het bedreigde dorp Doel (Doel (2013) en Er wonen nog mensen - Tekenen van leven in Doel (2018)). Verder experimenteren graphic novels met de formele en narratieve conventies. Dat doen ze onder meer door ze nadrukkelijk in de verf te zetten – bijvoorbeeld door vertellers of auteurs expliciet te verbeelden – of te ondermijnen – bijvoorbeeld door het klassieke rasterpatroon te doorbreken of zelfs volledig los te laten, of door de narratieve structuur sterk te reduceren of weg te laten. Dat is opvallend in zogenoemde abstracte strips of graphic novels. Zo combineert de Nederlandse kunstenares Yvonne Apol in 4 stripverhalen: geschiedenis van de gelijktijdigheid (1968), een van de oudere werken uit Baetens’ collectie, slechts een drietal abstracte figuren – ‘de linksen’, ‘de rechtsen’ en de ‘grijze’ met veel descriptieve onderschriften.

In dat licht kan ook de manier waarop de werken in de markt worden gezet worden beschouwd. In tegenstelling tot ‘reguliere’ strips, die meestal in veelal uniforme reeksen worden uitgegeven, staan graphic novels vaak op zichzelf. Daarnaast hebben veel graphic novels een boekvorm – met een kleiner formaat dan strips (A4) en een harde omslag. Anders dan klassieke strips, die vooral in speciaalzaken te vinden zijn, zeker wanneer het gaat om oudere, minder bekende of internationale reeksen, komen graphic novels meestal ook in het gewone literaire circuit terecht – je vindt ze in de boekhandel, ze zijn het voorwerp van literaire kritieken en recensies, winnen literaire prijzen …

Baetens’ verzameling, die ongeveer 670 titels beslaat, heeft een historische en sterk internationale inslag.

Boven: cover van ‘4 stripverhalen: geschiedenis van de gelijktijdigheid’ van Yvonne Apol. Collectie: KU Leuven Bibliotheken Bijzondere Collecties

Onder: Baetens’ collectie bevat ook enkele mooie opdrachtexemplaren, waaronder 'Wolven' (1995) van Étienne Schréder. Collectie: KU Leuven Bibliotheken Bijzondere Collecties

Hoewel de term pas vanaf de jaren 1990 ingang vindt, bevat de collectie ook heel wat vroege werken uit de jaren 1960, 1970 en 1980, die aan de criteria van een graphic novel beantwoorden. Vaak zijn dat werken uit het Romaanse taalgebied. Dat verraadt Baetens’ onderzoeksinteresse – hij is romanist – maar is ook representatief voor de sterke traditie van dit gebied op het vlak van beeldverhalen. Ook in de recentere helft van Baetens’ collectie (jaren 1990 tot heden) zijn graphic novels uit de Romaanse traditie immers goed vertegenwoordigd met uitgeverijen en studio’s als Casterman (België), L’Association (Frankrijk), Glénat (Frankrijk), Ikusager Ediciones (Spanje), Coconino (Italië) … naast werken van de bekende Angelsaksische (alternatieve) stripuitgevers als Drawn & Quarterly en Fantagraphics Books. Van eigen bodem vinden we werken van onder meer Brecht Evens, Martha Verschaffel, Ward Zwart en Enzo Smits, verschenen bij stripuitgeverijen als Oogachtend en Bries.

De collectie graphic novels werd in het najaar van 2023 en het voorjaar van 2024 ontsloten. Om de catalografische invoer van de werken zo eenvoudig en gestandaardiseerd

mogelijk te laten verlopen, ontwikkelde Bibliotheekdiensten een aangepast datamodel. Daarin is er in de eerste plaats een gelijkwaardige aandacht voor alle medewerkers van een publicatie – (oorspronkelijke) auteurs, scenaristen, illustratoren … Daarnaast wordt er, indien er sprake is van een adaptatie – een veelgebruikt procedé binnen de graphic novel – systematisch verwezen naar het oorspronkelijke werk en worden de publicatieomstandigheden van dat origineel (publicatiedatum, uitgever …) opgenomen. Een mooi voorbeeld uit de collectie is A la recherche du temps perdu. A l’ombre des jeunes filles en fleurs (2000) van Stéphane Heuet naar de gelijknamige roman van Marcel Proust, met verwijzingen naar schilderijen van Monet, Boldini en Degas. Baetens’ collectie bevat ook enkele mooie opdrachtexemplaren, waaronder Wolven (1995) van Étienne Schréder, met een originele tekening van de auteur. Opdrachten werden getranscribeerd en toegevoegd aan het bibliografische record. Indien een opdracht origineel grafisch werk bevatte, werd daar ook een korte beschrijving van opgenomen.

Tot slot bevat de beschrijving de genretag ‘graphic novels’. En ook de graphic novels die in de toekomst

In haar graphic novel onderscheidt Yvonne Apol onder andere 'de linksen', en ‘de rechtsen’. Collectie: KU Leuven Bibliotheken Bijzondere Collecties

worden aangekocht, krijgen dezelfde tag. Zo wordt het mogelijk om de collectie virtueel samen te brengen en te tonen. Die staat immers verspreid opgesteld in een depot dat niet publiek toegankelijk is. Lezers kunnen de (beschrijving van de) collectie virtueel raadplegen via LIMO. De fysieke werken kunnen worden geraadpleegd in de leeszalen van Bijzondere Collecties. Eenmaal de selectie achter de rug en het datamodel in de vingers, verliep de verwerking relatief vlot – enkele zeer abstracte werken van obscure kunstenaars en uitgevers daargelaten. Daarnaast maakten we een virtuele tentoonstelling waarin de collectie niet alleen wordt voorgesteld, maar ook wordt gesitueerd in de bredere geschiedenis van het beeldverhaal en het geïllustreerde boek. Daarbij komen ook een aantal van onze favorieten aan bod, zoals zogeheten postcomics, onder meer van de Belgische uitgeverij FRMK. Daarin worden de conventies van de strip echt tot het uiterste gedreven. ■

» Karen Van Hove is collectie-expert boekgeschiedenis, KU Leuven Bibliotheken Bijzondere Collecties.2

» Bronnen en literatuur

1. Er is uiteraard het Centrum Jan Smet in Turnhout, zie https://stripgids.org/centrumjansmet.

2. De auteur dankt Frédérique Markey en Nina Theeuws voor hun inbreng bij dit artikel.

NODENBEVRAGING

MET WELKE NODEN KAMPEN BEHEERDERS VAN

BIBLIOTHECAIR

ERFGOED?

In de zomer van 2022 bevroegen de Vlaamse Erfgoedbibliotheken en FARO organisaties in Vlaanderen en Brussel die bibliothecair erfgoed beheren. We wilden te weten komen wat hun noden waren en hoe we hen kunnen helpen om hun collecties beter te beheren. De Vlaamse Erfgoedbibliotheken, FARO, andere dienstverlenende organisaties en beleidsmakers kunnen met deze informatie hun initiatieven beter afstemmen op de sector.

David Coppoolse, Sara Moens, Liesbeth Van Camp en Heleen Wyffels

We nodigden 161 organisaties die bibliothecair erfgoed beheren uit om deel te nemen aan de bevraging. Het merendeel van die organisaties is opgenomen in de Collectiewijzer Erfgoedbibliotheken. We vroegen hen om per organisatie één enquête in te vullen. Uiteindelijk namen 47 respondenten (29 %) deel. Daarmee is de enquête behoorlijk representatief. De resultaten werden verwerkt tot een rapport dat in december 2022 verscheen.1 We zetten de opmerkelijkste vaststellingen op een rij.

GROTE COLLECTIES, BEPERKTE OMKADERING

Bibliothecair erfgoed wordt bewaard in erfgoedbibliotheken (waaronder negen erkende). Maar ook archiefinstellingen, musea, erfgoedverenigingen en organisaties met een heel andere missie –denk aan onderwijsinstellingen, abdijen, bedrijven … – beheren soms grote collecties boeken,

handschriften, kranten, tijdschriften, bladmuziek en los drukwerk zoals affiches of folders. Zij typeren zichzelf vaak niet als erfgoedbibliotheek.

VLAAMSE ERKENNING IS NIET EVIDENT

Zes respondenten zijn een erkende erfgoedbibliotheek, vier een erkend cultureel archief en vijf een erkend museum. Naast de erkende erfgoedbibliotheken ziet 42 % van de professionele beheerders het beheer van bibliothecair erfgoed als een van de hoofdtaken. De animo om een Vlaamse erkenning als erfgoedbibliotheek aan te vragen is laag. Enkele beheerders zijn zelfs niet op de hoogte van het bestaan van de kwaliteitslabels. Tegelijk komen ook maar weinig organisaties in aanmerking. Een erkenning ver-

Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience © Stefan Tavernier

eist immers minstens 1,5 VTE (voltijdse equivalenten, red.) betaalde medewerkers als omkadering voor het bibliothecair erfgoed. 72 % van de respondenten komt niet aan deze grens. Hieronder vallen zeker enkele vrijwilligersorganisaties, maar ook bij professionele erfgoedorganisaties ontbreekt vaak voldoende omkadering voor het bibliothecair erfgoed in hun beheer. Van de dertien organisaties die wel in aanmerking komen, zijn zes al erkend.

VLAAMSE SUBSIDIES ZIJN NOG

MINDER EVIDENT

Wie structurele subsidies wil krijgen, moet aan nog striktere vereisten voldoen. Voor een regionale indeling zijn minstens drie VTE betaalde medewerkers vereist, een landelijke indeling vraagt dat organisaties minstens zeven VTE tewerkstellen. Slechts zeven respondenten – waaronder vijf erkende – komen in aanmerking voor werkingssubsidies. Slechts twee van hen hebben minstens zeven VTE in dienst. Overigens zijn Vlaamse werkingssubsidies pas sinds deze beleidsperiode een optie voor het overgrote deel van de sector. Pas recent verviel immers de voorwaarde dat er een afzonderlijke cultureel-erfgoedwerking moest zijn, die geen onderdeel was van een andere werking die uitgevoerd wordt binnen dezelfde organisatie. Sinds dit jaar ontvangen daardoor ook de bibliotheek van het Conservatorium Antwerpen, de Boekentoren van de Universiteit Gent en de Openbare Bibliotheek Brugge een startsubsidie, naast de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (die tot nu toe als enige in aanmerking kwam voor ondersteuning door Vlaanderen).

DEELSECTOR KAMPT MET

PERSONEELSTEKORT

Het gebrek aan voldoende omkadering heeft impact op de werking. Van de professionele beheerders geeft 60 % aan de basiswerking niet goed te kunnen voorzien met het beschikbare personeel. 70 % heeft onvoldoende tijd om deel te nemen aan relevante netwerken en samenwerkingsprojecten. Tijdgebrek is voor 81 % een drempel om van een ondersteuningsaanbod gebruik te maken. De situatie bij de erkende erfgoedbibliotheken is doorgaans wat beter dan bij de andere. Van de professionele beheerders zegt 72 % vrijwilligers nodig te hebben

om de basisfuncties te kunnen garanderen. Bij 68 % van de respondenten zijn dan ook vrijwilligers aan de slag. In totaal zijn bij de respondenten 243 vrijwilligers aan de slag, samen goed voor bijna 48.000 uur per jaar. De aantallen lopen sterk uiteen, met uitschieters tot zestig vrijwilligers en 10.000 uur per jaar.

DE COLLECTIES ZIJN GROOT

Veertig respondenten beheren samen minstens 7,7 miljoen fysieke items. Van de fysieke collecties is de helft groter dan 20.000 items, met een drietal groter dan een miljoen. Ook de digitale collecties zijn niet te verwaarlozen. Iets meer dan de helft geeft aan digitale items te beheren, samen goed voor 1,75 miljoen items. Acht organisaties beheren meer dan 10.000 digitale items, waarvan drie tussen de honderdduizend en een miljoen.

NOOD

AAN ADEQUATE INFRASTRUCTUUR

Zowel voor het beheer van de fysieke als de digitale collectie ervaren veel organisaties noden rond infrastructuur. Zowel de fysieke als digitale depots voldoen vaak niet aan de internationale kwaliteitsnormen. Een duidelijke hindernis voor de digitale transformatie is het ontbreken van een adequaat digitaliseringsatelier bij veel organisaties. Voor digitalisering, de bewaring van digitale bestanden en de ontsluiting van digitaal bibliothecair erfgoed beschikt maar een kwart over een uitrusting die min of meer voldoet. Ook zegt slechts ongeveer de helft van de respondenten te beschikken over een systeem waarmee ze hun bibliothecair erfgoed adequaat kunnen beschrijven, beheren en ontsluiten voor de doelgroepen.

Uit de bevraging bleken er maar weinig gebieden te zijn waar de ondersteuningsbehoefte klein is.

BIJ DE ‘KLASSIEKE’

BIBLIOTHEEKTAKEN IS DE BEHOEFTE

AAN ONDERSTEUNING HET LAAGST

Denk aan de selectie en verwerving van fysieke bibliotheekmaterialen, de registratie van deze materialen, de bewaring en preservatie van fysieke materialen en het beschikbaar stellen ervan aan eindgebruikers. Een uitzondering op deze regel is de registratie van erfgoed, die gespecialiseerde kennis voor ontsluiting vraagt: bibliotheken beschrijven materialen traditioneel vanuit een informatiebehoefte, terwijl erfgoedbeheer net vraagt om andere en diepgaande informatie – en dus andere en diepgaande expertise. Beleidsontwikkeling en zakelijk beheer worden minder vaak genoemd als werkpunt, net als de ontwikkeling

van een internationale werking (waarvoor misschien nog te vaak de reflex ontbreekt).

ER IS ECHTER VEEL NOOD AAN

PRAKTISCHE

EXPERTISE

En dan vooral laagdrempelige vorming en instrumenten die basiskennis aanreiken en die helpen bij de implementatie van goede praktijken. Bij de erkende erfgoedbibliotheken is er, zoals we zouden mogen verwachten, minder nood aan de verwerving van basisexpertise. Bij de vrijwilligers is de roep hierom dan weer extra sterk. Ondersteuning bij beleidsmatige aspecten wordt minder gevraagd. Hetzelfde geldt voor de verwerving van diepgaande expertise. In combinatie met de vraag naar ondersteuning op het vlak van meer diepgaande erfgoedregistratie suggereert dit dat men hiervoor kijkt naar partners, eerder dan die diepgaande expertise binnen de eigen organisatie te ontwikkelen.

GEBREK AAN ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN SPECIFIEK VOOR BIBLIOTHECAIR ERFGOED

Het gebrek aan goede voorbeelden voor bibliothecair erfgoed rond participatie en participatief waarderen remt de sector af om hierop in te zetten. Het huidige aanbod en initiatieven in de brede sector op het vlak van vorming, informatieverstrekking, digitale infrastructuur etc. houden weinig rekening met de specifieke noden van bibliothecair erfgoed en de werking van erfgoedbibliotheken.

Daarnaast verschillen de noden bij erkende erfgoedbibliotheken, professionele beheerders en vrijwilligersorganisaties sterk. Zeker niet-erkende erfgoedbibliotheken, die vaak andere functies combineren met de zorg voor bibliothecair erfgoed, hebben specifiek nood aan ondersteuning voor bibliothecair erfgoed, bv. rond collectiebeleid, conservering, registratie en digitalisering.

SAMENWERKING ROND GEDEELDE OPLOSSINGEN OF INFRASTRUCTUUR

66 % geeft aan dat samenwerkingsprojecten kunnen helpen om aan de noden rond bibliothecair erfgoed tegemoet te komen. Dit geldt zeker voor knelpunten die de draagkracht van individuele organisaties overstijgen, zoals gezamenlijke strategieën voor de omgang met omvangrijke moderne collecties.

In het laatste deel van de bevraging blikten we naar de toekomst en bogen de deelnemers zich over de volgende vraag: ‘Welke uitdagingen zullen de werking van jouw organisatie het meest op de proef stellen?’

Erfgoedbibliotheek

DIGITALE TRANSFORMATIE

Erfgoedbeheerders zien de verbetering van de online vindbaarheid en zichtbaarheid van collecties en diensten als een van de grootste uitdagingen voor de komende jaren (62 %). De versnippering van collectieregistratie- en digitaliseringsinitiatieven moet daarbij worden aangepakt (36 %). Ook zijn er inspanningen nodig om de groeiende digitaliseringbias bij gebruikers tegen te gaan (‘wat niet digitaal is, bestaat niet’) (32 %). Daaraan gekoppeld is er de bezorgdheid dat de focus op digitalisering ten koste zou gaan van de zorg voor het fysieke erfgoed (32 %).

ERFGOED OF NIET?

Vanaf wanneer worden recente collecties precies erfgoed? Een vraag waarvan veel collectiebeheerders wakker liggen (23 %), des te meer omdat de

boekproductie vanaf de jaren 1960 massale proporties aanneemt. Met enorme uitdagingen qua bewaring tot gevolg. Het is een complexe problematiek die proactief en in overleg moet worden aangepakt. Daarbij kunnen de expertise-opbouw rond waardering en behoud en beheer, de samenwerking rond ontzamelen en de afstemming van collectieprofielen belangrijke stappen zijn.

PUBLIEKSWERKING

Ook publiekswerking stelt de organisaties voor een uitdaging (51 %). Daarbij zien de deelnemers onder andere de aansluiting bij een diverse(re) samenleving (30 %) en het tegengaan van de verminderde maatschappelijke interesse en waardering voor het boek als (erfgoed)object (23 %) als belangrijke vraagstukken.

KWETSBAAR

OF BEDREIGD

Erfgoedbeheerders zien de verbetering van de online vindbaarheid en zichtbaarheid van collecties en diensten als een van de grootste uitdagingen voor de komende jaren

Collecties zijn kwetsbaar of bedreigd (34 %), o.a. door de sluiting van collectiebeherende organisaties zoals religieuze instellingen, de afvoer van bedrijfs- of museumbibliotheken of het gebrek aan mensen, middelen en goede bewaaromstandigheden. Als een organisatie ophoudt te bestaan of geen meerwaarde meer ziet in haar bibliotheek is de kans groot dat deze potentieel waardevolle collecties verdwijnen. Door de massale overschakeling op digitale informatiebronnen treedt hier bovendien een versnelling op. Ook vergrijzing speelt een rol, bijvoorbeeld bij erfgoedverenigingen. Ad hoc herbestemmen is geen evidentie: het vraagt om een ontvangende beheerder met een passend collectieprofiel én voldoende capaciteit. Hierdoor dreigen ‘weescollecties’ te ontstaan die ondanks hun intrinsieke waarde geen thuis vinden.

De stap om het kwaliteitslabel aan te vragen blijkt niet evident: het grootste deel van de collectiebeheerders beschikt niet over voldoende gekwalificeerd personeel om aan de criteria van een kwaliteitslabel te voldoen

DE BLIK VOORUIT

De stap om het kwaliteitslabel aan te vragen blijkt niet evident: het grootste deel van de collectiebeheerders beschikt niet over voldoende gekwalificeerd personeel om aan de criteria van een kwaliteitslabel te voldoen. Dit wil zeggen dat deze organisaties ook geen werkingssubsidie kunnen aanvragen. Hierdoor dreigen ze te vervallen in een vicieuze cirkel van grote, aangroeiende collecties met een gebrek aan middelen voor personeel en (digitale) infrastructuur.

We zien daarnaast een duidelijk verschil tussen de noden van collectiebeheerders mét en zonder een kwaliteitslabel. De eerste groep schuift thema’s zoals ontzamelen, afstemmen van collectieprofielen en het vererfgoeden van moderne collecties naar voren, terwijl de tweede groep eerder ondersteuning vraagt bij de uitvoering van de basisfuncties. Voor beide groepen blijkt wel

dat er nood is aan vakspecifieke expertise waarop men beroep kan doen omdat die niet in de eigen organisatie zal of kan ontwikkeld worden.

Bij de start van de nieuwe beleidsperiode zijn er negen erfgoedbibliotheken met een kwaliteitslabel, waarvan ook vier instellingen een werkingssubsidie toegewezen kregen. Daarnaast zijn er meer dan 150 andere organisaties die bibliothecair erfgoed beheren. De Vlaamse Erfgoedbibliotheken zet de komende beleidsperiode binnen deze diverse deelsector extra in op de ondersteuning van organisaties zonder of met beperkte erfgoedomkadering voor hun bibliothecair erfgoed. Samen met de erfgoedsector gaat ze op zoek naar strategieën rond de vererfgoeding van recente collecties en de problematiek van kwetsbare collecties. Ze blijft haar expertise inzetten voor de ontwikkeling van praktische instrumenten, vormingen en het geven van adviezen. Ten slotte wil ze inzetten op de ontwikkeling van overkoepelende projecten om oplossingen uit te werken rond gedeelde noden die de individuele organisaties overstijgen. ■

» Lees het volledige rapport Noden van erfgoedbibliotheken en andere beheerders van bibliothecair erfgoed op https://bit.ly/ebnoden22.

» David Coppoolse, Sara Moens, Liesbeth Van Camp en Heleen Wyffels werk(t)en bij de Vlaamse Erfgoedbibliotheken vzw.

» Bronnen en literatuur

1. D. Coppoolse, H. Wyffels en A. Vander Stichele, Noden van erfgoedbibliotheken en andere beheerders van bibliothecair erfgoed. Antwerpen: Vlaamse Erfgoedbibliotheken, 2022.

Publiekswerking bij de Openbare Bibliotheek Brugge
© Stefan Tavernier

LOKAAL VERSUS GLOBAAL

HET PRECAIRE EVENWICHT

IN INTERNATIONALE VERDRAGEN

De opname van het Kaeng Krachan Nationaal Park in Thailand op de Werelderfgoedlijst (2021) betekende slecht nieuws voor de Karen, het volk dat er woont. Want wat houdt dit in? Kunnen ze er blijven of moeten ze op termijn opkrassen? Ze weten het niet en vrezen het ergste.1 Deze casus roept de vraag op hoe belangen van lokale gemeenschappen verzoend kunnen worden met globale initiatieven. Want, zo blijkt, de Unescoinschrijving heeft lang niet altijd een positieve impact. Jurist Sophie Starrenburg, verbonden aan de Universiteit van Leiden, boog zich over de kwestie. faro ging met haar in gesprek over wat er precies schort en hoe het anders kan.

Elien Doesselaere en Henrike Radermacher

Kan u kort uw onderzoeksvraag schetsen?

“Wat is de impact op lokale gemeenschappen van de Unesco-inschrijving van (hun) erfgoed? Of het nu gaat om de opname van een site op de Werelderfgoedlijst, of de 'inschrijving' van een immaterieel-erfgoedpraktijk: de realiteit wijst uit dat, wanneer de belangen van de internationale gemeenschap niet overeenstemmen met die van de lokale bevolking, de lokale bevolking vrijwel altijd aan het kortste eind trekt. Hoe kan hierin een evenwicht worden gevonden? Ik onderzocht die vaststelling vanuit het perspectief van het internationaal recht. Ik merkte dat er, vanuit die hoek, weinig kritisch werd omge-

gaan met termen als cultural heritage of mankind (‘erfgoed van de mensheid’, red.). Daarvan werd maar voetstoots gebruikgemaakt, zonder na te denken wat dat dan precies betekent of wat de gevolgen zijn.”

Vanwaar komt dat begrip, 'cultural heritage ' of mankind? “De term vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw. We zien dan een aantal erfgoedorganisaties ontstaan die zich niet enkel bekommeren om het erfgoed in eigen land, maar die zich ook bemoeien met erfgoed elders. Dan worden de eerste internationale regels rond de omgang met erfgoed afgesproken. Het is pas met het Haags

Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict (Unesco, 1954) dat de term cultural heritage of mankind voor het eerst juridisch gaat spelen. Het is de eerste keer dat zwart op wit de link wordt gelegd tussen de bescherming van erfgoed en het belang van de internationale gemeenschap bij deze bescherming. Het hoogtepunt is de Werelderfgoedconventie van 1972, waarin sprake is van erfgoed van outstanding universal value (‘uitzonderlijke universele waarde’, red.). Intussen is er wel afscheid genomen van die term, in de 2003-conventie zie je hem bijvoorbeeld niet meer terug. In die conventie gaat het niet meer om erfgoed dat van waarde is voor de hele mensheid. Neen, de waarde wordt bepaald door de gemeenschappen die het erkennen als hun erfgoed. Maar wat nog steeds speelt, is het internationale belang in het bewaken van die waarde voor de gemeenschappen. Daarom grijpt ook de 2003-conventie terug op de term cultural heritage of mankind, maar dan wel in een moderner jasje: cultural heritage of humanity. Wat we vaak zien in de praktijk is dat dergelijke terminologie gebruikt wordt om het belang van lokale gemeenschappen teniet te doen. Ik zou heel graag zien dat we manieren creëren waarop die terminologie (heritage of mankind) niet alleen maar geclaimd wordt door vertegenwoordigers van staten om hun eigen macht te benadrukken. Willen we het begrip echt eer aandoen, dan moeten gemeenschappen ook iets kunnen zeggen over hoe die terminologie gebruikt wordt. Op die manier kan het ook écht van betekenis zijn voor die gemeenschappen.”

In de 2003-conventie staan gemeenschappen, groepen en individuen centraal. Zij moeten in elke actie rond hun erfgoed betrokken worden, en zonder hun akkoord en medewerking kan er niets gebeuren. Maar dat, zo betoogt u, stelt vanuit juridisch perspectief bitter weinig voor. “Inderdaad. De participatie van gemeenschappen, groepen en individuen is vereist. Maar de 2003-conventie geeft hierrond geen richtlijnen mee. Dan kan je je afvragen: hoeveel participatie is genoeg? Wanneer is die eis voldaan? Vaak wordt het akkoord of de medewerking van gemeenschappen aangetoond via ondertekende formulieren. Of dat voldoende is, vind ik maar zeer de vraag. Wat met gemeenschappen die onvoldoende of niet geletterd zijn? En op basis van welke informatie verwachten we dat gemeenschappen kunnen instemmen met het plaatsen van hun erfgoed op een internationale lijst? Besluitvorming binnen Unesco geschiedt bijvoorbeeld op grond van de nominatiedossiers, waarvan het taalniveau zeer complex is. Je moet al een expert zijn in immaterieel erfgoed om er iets van te maken. Bovendien gaat Unesco uit van good faith van de staat, en heeft het simpelweg te weinig middelen om te controleren of de aangeleverde informatie over de toestand van het erfgoed en de instemming van lokale gemeenschappen ook daadwerkelijk kloppen. Dit is zorgwekkend wanneer men beseft dat niet iedere staat ter wereld altijd het beste voorheeft met zijn bevolking.

De praktijk wijst uit dat, wanneer de belangen van de internationale gemeenschap niet overeenstemmen met die van de lokale bevolking, de lokale bevolking vrijwel altijd aan het kortste eind trekt

Portretfoto: © Universiteit Leiden

Het Kaeng Krachan Nationaal Park © JPC Raleigh, via Flickr, CC BY-NC 2.0

Een paradijsslang in het Kaeng Krachan Nationaal Park © Thai National Park, via Flickr, CC BY-SA 2.0

Die erkenning ontbreekt in de erfgoedverdragen van Unesco, teleurstellend voor een VN-organisatie. Denk maar aan de inschrijving van Meshrep, een praktijk van de Oeigoeren in China.2 Er zijn serieuze aantijgingen tegen China over hun behandeling van de Oeigoeren. Een grondige follow-up door Unesco zou in die zin aangewezen en wenselijk zijn. Maar dat gebeurt onvoldoende. Staten hebben in feite alle macht.”

U houdt een pleidooi voor meer zeggenschap van gemeenschappen en individuen over zowel het besluitvormingsproces als over hoe de ingeschreven site of praktijk beheerd of geborgd wordt. Welke mogelijkheden ziet u?

“Ik vind dat het internationaal erfgoedrecht op dat vlak veel te leren heeft van het internationaal milieurecht en van de mensenrechten. Bijvoorbeeld: voor mensenrechtenverdragen bestaat er een rapportageprocedure waarbij niet enkel de staat informatie aanlevert over zijn naleving van mensenrechten, maar ook ngo’s rapporten kunnen aanleveren waarin de staat formeel en op publiekelijke wijze kan worden tegengesproken. In het internationaal erfgoedrecht is er niemand die op deze wijze tegenspraak aan de staat kan bieden, behalve de andere lidstaten van de erfgoedverdragen. Maar die zijn vaak niet gebaat bij het bekritiseren van andere landen vanwege hun geopolitieke belangen. Hoewel Unesco geregeld informatie ontvangt over de naleving van het erfgoedrecht vanuit ngo’s en lokale gemeenschappen, is de manier waarop dit gebeurt niet transparant, laat staan dat de informatie makkelijk te consulteren is voor een breder publiek. Hoewel er weinig middelen zijn in het erfgoedrecht om staten te dwingen om zich te houden aan hun verplichtingen jegens lokale gemeenschappen, leren mensenrechtenverdragen ons dus dat naming and shaming van een staat al heel krachtig kan zijn. Bij schendingen van mensenrechten, bijvoorbeeld bij gedwongen uithuiszettingen naar aanleiding van het nomineren van Werelderfgoed, zou bovendien meer gebruikgemaakt kunnen worden van mensenrechtenorganen binnen de VN. Individuen kunnen hier namelijk zelf een klacht indienen over mogelijke schen-

dingen van hun mensenrechten. Het internationaal milieurecht kan ons dan weer veel leren over hoe je participatie procedureel kan organiseren. Denk maar aan het Verdrag van Aarhus dat regelt dat het publiek (individuen en verenigingen die hen vertegenwoordigen) het recht heeft op toegang tot milieu-informatie, inspraak bij besluitvorming over milieu-aangelegenheden en het recht op toegang tot een rechter. Het bevat duidelijke standaarden voor participatie en biedt hiervoor concrete handvaten voor de praktijk. In het geval van het recht op toegang tot informatie wordt bijvoorbeeld gesteld dat informatie in begrijpelijke taal moet worden opgesteld, op een manier waarvoor de gevolgen van een besluit voor burgers te overzien zijn. Het internationaal erfgoedrecht kan hieruit leren.”

De mensenrechten worden toch aangehaald binnen de 2003-conventie?

“In één zinnetje, inderdaad (‘for the purposes of this Convention, consideration will be given solely to such intangible cultural heritage as is compatible with existing international human rights instruments, as well as with the requirements of mutual respect among communities, groups and individuals, and of sustainable development’, red.). De mensenrechten worden ingezet als argument om bepaalde vormen van immaterieel erfgoed uit te sluiten van de reikwijdte van de conventie. Dat is het. De potentie van de mensenrechten reikt echter oneindig veel verder, bijvoorbeeld: de normen die mensenrechten stellen wanneer het gaat om publieke participatie of het recht op toegang tot cultuur. In de praktijk zien we dat er onvoldoende toezicht is op de naleving van deze mensenrechten wanneer een traditie of praktijk wordt bijgeschreven op de internationale lijsten van het 2003-verdrag. Voor een conventie die zich graag voorstelt als een mensenrechtenverdrag, is dat toch veelzeggend?”

“Authority is globalized while responsibility is localized”, schrijft u. Wat bedoelt u daarmee?

“Dit is een citaat van Julia Dehm, een Australische jurist die onderzoek doet naar het internationaal milieurecht. We zien in het milieurecht en het erf-

goedrecht dezelfde dynamiek: de beslissingsmacht of -autoriteit bevindt zich op internationaal niveau bij de lidstaten van Unesco. De verantwoordelijkheid echter om gevolg te geven aan die beslissing bevindt zich op het lokale niveau. Het is het lokale niveau dat free, prior and informed consent moet verkrijgen, of de outstanding universal value van een site in stand moet houden. Dat zijn best wel grote taken waarvoor het internationale niveau weinig tot geen richtlijnen geeft, wat zorgt voor verwarring bij lokale bestuurders. Doet er zich een probleem voor, dan wordt het nog moeilijker. De gevolgen van de internationale erkenning tekenen zich immers het sterkst af bij de lokale gemeenschap die niet direct internationaal vertegenwoordigd is waar het besluit genomen wordt. Deze gemeenschappen kunnen vervolgens vaak niet terecht bij nationale juridische instanties om bezwaar aan te tekenen: het gaat om een opdracht die voortvloeit uit een internationaal verdrag. Als individu of lokale gemeenschap naar Unesco stappen en verhaal halen is ook geen optie, gezien het een interstatelijke organisatie is. En naar een hogere rechter binnen het internationale erfgoedrecht kan je ook niet, want die bestaat niet, in tegenstelling tot de mensenrechten.”

Hoe de macht dan verdelen? De 2003-conventie ging van het staatsgecentreerde naar een multistakeholdermodel.

“Op papier, ja. Maar in de praktijk wat minder. Nochtans zijn er wel interessante ontwikkelingen, bijvoorbeeld de nieuwe delisting procedure die tot stand kwam binnen het 2003-verdrag. Die biedt mogelijkheden aan gemeenschappen om een proces in gang te zetten om van de lijst geschrapt te worden. Toegegeven, ze staan nog steeds lager op de ladder dan de staat, maar dat de mogelijkheid er is, is al een begin tot het meer verdelen van de macht.”

De mogelijkheid tot delisting zou ook een ander probleem kunnen oplossen, namelijk dat die lijsten omwille van hun grote populariteit onhandelbaar dreigen te worden. Hoe ziet u dat evolueren?

“Het begint te dagen dat de lijsten niet alleen kunnen

Links: brillangoeren in het Kaeng Krachan Nationaal Park

© Tontantravel, via Flickr, CC BY-SA 2.0

Midden: Meshrep is een praktijk van de Oeigoerse bevolking in China. Tijdens deze gemeenschapsfeesten wordt samen gezongen, gedanst en muziek gemaakt. © ICH Protection and Research Center, Xinjiang Uyghur Autonomous Region of China, 2009

Rechts: de site van Pimachiowin Aki in Canada is sinds 2018 ingeschreven op de Werelderfgoedlijst.. De Anishinaabeg-gemeenschappen die mee het dossier indienden, willen liever niet dat er een 'outstanding universal value' wordt toegekend. Ze schatten zich niet beter of hoger in dan anderen.

© Kate Ming-Sun, via Flickr, CC BY 2.0

aangroeien op vraag van gemeenschappen, maar dus ook kunnen krimpen. Gemeenschappen hoeven niet voor altijd op de lijst te blijven, ze mogen ook van idee veranderen. Dat is al een hele grote stap. De manier waarop de procedure tot stand is gekomen, was wellicht niet het gedroomde scenario, met de schrapping van Aalst Carnaval van de Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid. Maar die procedure is er nu. En de lijsten kunnen niet eindeloos doorgroeien. Monitoring zou dan helemaal onmogelijk worden. Dan zijn de lijsten alleen maar een marketingtool en doen ze geen recht aan het idee wat eraan ten grondslag ligt en dat appél doet op onze emoties: het beschermen van cultureel erfgoed dat van belang is voor de internationale gemeenschap. De emoties over het waarderen van erfgoed moeten niet per se vormgegeven worden met een internationaal register. Die erkenning kan nuttig zijn omdat ze aandacht genereert of financiering oplevert. Er zijn veel redenen waarom staten erfgoed willen laten opnemen op een lijst, maar het hoeft niet per se. Als je daar met elkaar een gesprek over kan aangaan, dan is dat alvast een begin. Bewust omgaan met de manier hoe we over erfgoed met elkaar praten zou ook een groot verschil kunnen brengen, denk ik.”

Wat bedoelt u daarmee?

“We moeten ons bewust zijn van het feit dat niet iedereen termen zoals heritage of mankind onderschrijft. In bepaalde gemeenschappen heeft dat begrip een hele negatieve, soms zelfs koloniale, connotatie. Vaak is het zo dat als je over iets als erfgoed van de gehele mensheid spreekt, het gesprek dan ophoudt. Terwijl het net het begin moet zijn.” ■

» Elien Doesselaere is adviseur immaterieel erfgoed | communicatiemanager bij FARO. Henrike Radermacher is er adviseur internationalisering.

» Bronnen en literatuur

1. https://www.bangkokpost.com/thailand/general/2194723/karen-fear-kaengkrachans-world-heritage-listing-ends-their-hopes.

2. https://ich.unesco.org/en/RL/uyghur-muqam-of-xinjiang-00109, https://ich. unesco.org/en/USL/meshrep-00304

STUNT OF KUNST?

Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken?

Kunstenaarscollectieven kenden een bloeiperiode in de jaren 1950 en 1960, maar zijn de laatste jaren opnieuw in opmars. Dat blijkt uit recente tentoonstellingen en de erkenning door belangrijke prijzen zoals de Turner Prize of de jongste Documenta. Hoewel samenwerking in de beeldende kunst vaak ondergeschikt staat aan het romantische idee van het individuele artistieke genie, hebben collectieven altijd een cruciale rol gespeeld. Van middeleeuwse ateliers tot hedendaagse duo’s en groepen: samenwerking verrijkt de artistieke praktijk en leidt tot innovatieve kunstwerken. Vandaag bieden sociale media en online communities kunstenaars ongekende mogelijkheden om elkaar te inspireren, samen te leren en te creëren, ongeacht de fysieke grenzen.

Van 1967 tot 1972 was het Limburgse kunstenaarscollectief Research Group actief, ontstaan op initiatief van een groep kunststudenten en hun leraar. De kernleden, waaronder Hugo Duchateau, Jos Jans, Hélène Keil, Dré Sprankenis, Jan Withofs, en hun leraar Vincent van den Meersch, slaagden erin de provinciale grenzen te doorbreken en zich te meten met de internationale kunstwereld door happenings en groepsexposities. Ze baseerden hun naam en gemeenschappelijke aanpak op grondig onderzoek naar internationale hedendaagse kunsttrends. Door kunst naar de openbare ruimte te brengen via happenings of ‘atmosferisaties’, ruimtelijke ingrepen of installaties, wilden ze een breder publiek bereiken en dialoog stimuleren. In Limburg organiseerde de Research Group drie van deze zogenaamde ‘atmosferisaties’ waarin de groepsgeest duidelijk aanwezig was. Zoals in september 1969, toen de groep in het nieuwe winkelcentrum Shopping Genk een zwarte wand plaatste waarin een groot hoofd uitgesneden was. Het winkelende publiek dacht dat het om een publiciteitsstunt ging. Dit zorgde voor de nodige aandacht en controverse. Zo boden de handelaars 2.000 frank om de installatie vroegtijdig af te breken.

De invloed van de Research Group is vandaag nog steeds merkbaar in het Limburgse kunstonderwijs. De tijdelijke tentoonstelling in Het Stadsmus en de bijhorende publicatie brengen de versnipperd geraakte kunstwerken uit publiek en privaat bezit tijdelijk samen. ■

Nog tot 5 januari 2025 in Het Stadmus, Hasselt. visithasselt.be/nl/het-stadsmus

» Door: Roel Daenen

Affiche Research Group, Begijnhof, Hasselt, 1970. Ontwerp en druk: Kees Graaf. Bruikleen: Edith Doove. Foto: Dominique Provost.

Jos Jans, zonder titel, zd, kunstcollectie provincie Limburg, nr. 0187, © Jos Jans

Hélène Keil, Landschap, zd, kunstcollectie provincie Limburg, nr. K/014/P034, © erfgenamen kunstenaar

Vincent van den Meersch, compositie in blauw, 1972, kunstcollectie provincie Limburg, © erfgenamen kunstenaar

Jan Withofs, zonder titel, 1969, kunstcollectie provincie Limburg, nr. 1099, ©  Jan Withofs

Dre Sprankenis, zonder titel, 1969, kunstcollectie provincie Limburg, nr.0159, © erfgenamen kunstenaar

Hugo Duchateau, Drie maal open, 1972, kunstcollectie provincie Limburg, nr. 0141,  © Hugo Duchateau

Jan Withofs, zonder titel, 1972, kunstcollectie provincie Limburg, nr. 1443, © Jan Withofs

Hélène Keil, Up Up and Away, 1970, 3/25, bruikleen Jevve Jans, foto Dominique Provost, © erfgenamen kunstenaar

Vincent van den Meersch, abstract stilleven, collectie Het Stadsmus, SMU.2000.0119.00, © erfgenamen kunstenaar

DRIE PARTICIPATIEVE

BUURTPROJECTEN ONTLEED

ERFGOED OP MAAT

VAN DE BUURT

Buurtgerichte erfgoedprojecten zijn in opmars en tonen hoe hyperlokale initiatieven brede relevantie kunnen hebben. Deze projecten brengen belangrijke trends in de cultureel-erfgoedsector samen, zoals participatie, cocreatie en hedendaags verzamelen. Drie recente projecten in Antwerpen, de Antwerpse Kempen en de Vlaamse Rand rond Brussel illustreren dit. Ondanks hun gelijktijdigheid laten de verschillende contexten ― grootstedelijk, randstedelijk en landelijk ― zien hoe erfgoed zich aanpast en impact genereert in uiteenlopende omgevingen.

Gregory Vercauteren

Voor dit artikel hadden we een gesprek met de trekkers van deze projecten: Annelies Tack (Erfgoedcel Kempens Karakter), Sofie De Ruysser (die tot voor kort werkte voor ErfgoedLab Antwerpen) en Johan Buytaert (De Kleine Expeditie, die het project in de Vlaamse Rand initieerde en uitvoerde).

Het gesprek leverde inzichten op over samenwerking en particpatie, over de kracht maar ook over de grenzen van buurtgericht erfgoedwerk.

ER WAREN EENS … DRIE VERSCHILLENDE BUURTPROJECTEN

Om te beginnen bij het begin: waar vonden deze projecten precies plaats? ErfgoedLab Antwerpen koos voor een project in de Stuivenbergwijk, een van de meest dichtbevolkte en superdiverse buurten van de stad. De wijk staat bovendien voor ingrijpende veranderingen. Het Algemeen Ziekenhuis Stuivenberg, dat decennialang het uitzicht van de wijk bepaalde, verliet de wijk waardoor er

een grote site vrijkwam. Dat inspireerde ErfgoedLab Antwerpen tot Geheugen van Stuivenberg: een bundeling van projecten en activiteiten rond transformaties in de wijk.

Transformatie was ook de rode draad doorheen Randatlas. Dit project situeerde zich in maar liefst vijftien buurten in evenveel steden en gemeenten in de Vlaamse Rand. De almaar uitdijende hoofdstad botst er met een, tot voor kort, landelijk gebied. Dat creëert dynamiek, maar ook gevoelens van onbehagen. Het initiatief voor dit project lag bij De Kleine Expeditie vzw, een projectbureau gespecialiseerd in cultuur- en erfgoedparticipatie. Voor de uitwerking zocht en vond het een rits aan bovenlokale partners: de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ZENDER en Cultuur Noordrand, vzw 'de Rand' en Avansa Halle-Vilvoorde, een socioculturele organisatie.

Het derde buurtproject, Ons Buurtverhaal, situeerde zich dan weer in een uitgesproken landelijke regio. Het actieveld waren drie buurten in Herenthout, Olen en Vorselaar. Het project werd geïnitieerd door Erfgoedcel Kempens Karakter en mee mogelijk gemaakt met Leader-subsidies, een Europese subsidielijn gericht op plattelandsontwikkeling. Die subsidiëring bepaalde ook mee de finaliteit van dit project: het zette de kracht van erfgoed in om de sociale cohesie in de gekozen buurten te versterken.

MAPPING ALS VERTREKPUNT

De projecten vonden dan wel in andere contexten plaats, ze hadden een gemeenschappelijke basis: een doorgedreven participatieve aanpak. Ze wilden de buurtbewoners zelf hun erfgoed laten ervaren en benoemen. De drie projecten begonnen telkens met het in kaart brengen en verzamelen van verhalen en betekenisvolle plaatsen – een methodiek die ‘mapping’ heet. Johan (Randatlas): “In de buurten waar we neerstreken, bouwden we een tent op. Daar presenteerden we een kaart van de buurt en een tijdslijn, met de voornaamste gebeurtenissen uit het recente verleden in de buurt. Vervolgens nodigden we inwoners en passanten uit om hun eigen verhalen toe te voegen aan die kaart en tijdslijn.” Deze informatie wordt nu gebundeld in een digitale atlas die een overzicht geeft van het leven in de rand, met alle kansen en uitdagingen van dien. Lokale besturen kunnen deze informatie vervolgens gebruiken bij de verdere ontwikkeling van hun beleid.

Geheugen van Stuivenberg begon ook met een mapping. Bewoners konden er op ‘herinneringskaarten’ aanduiden welke plaatsen voor hen betekenisvol waren. Die kaarten werden verwerkt in een rondreizende expo, maar dienden ook als opstap voor een reeks andere acties. Zo kwam er een documentaire, een schoolproject met stop-motionfilmpjes, een fototentoonstelling over en tussen sociale appartementsgebouwen ... Er vonden liefst tien van zulke acties plaats, telkens georganiseerd met de buurt en met verschillende partners. Sofie: “We gingen voor deze acties in gesprek met verschillende trekkers over hoe ze hun project wil-

Randatlas op expeditie in Drogenbos © Annabella Schwagten
Rondreizende expo van ‘Onze Wijk, Onze Verhalen” (Geheugen van Stuivenberg) . © Stad Antwerpen - Nisran Azouaghe
In Herenthout resulteerde het buurtproject onder meer in een reeks postkaarten die in de buurt werden verspreid (Ons Buurtverhaal). © Kempens Karakter

den vormgeven. Op basis van hun vragen en noden spraken we af hoe ErfgoedLab kon ondersteunen. Soms ging dat om coaching, dan weer om het inschakelen van ons netwerk, logistieke of communicatieve hulp en soms ook om budgetten.”

Ons Buurtverhaal koos voor een andere aanpak. Annelies: “We huurden een woonwagen waarmee we in de buurten neerstreken. Mensen waren er steeds welkom om er hun verhalen te vertellen en foto’s te laten inscannen. Die woonwagen trok natuurlijk de aandacht, maar we hebben gemerkt dat het nog het beste werkt als je mensen persoonlijk aanspreekt om hun verhaal te doen.” Net zoals in de twee andere buurtprojecten was het verzamelen van verhalen een vertrekpunt voor andere activiteiten. Annelies: “In Vorselaar en Olen bijvoorbeeld voelden we dat er goesting was om meer te doen dan enkel informatie te verzamelen. In beide gemeenten ontstond er een heus comité waarmee we samen verschillende activiteiten rond het eigen buurterfgoed organiseerden.” Tot slot werd er telkens, in samenspraak met de buurtbewoners, naar een concreet eindproduct toegewerkt, zoals een buurtkrant of een postkaartenreeks.

KEUZE VAN DE PARTNERS

Hoe kun je als erfgoedorganisatie een buurt mobiliseren? De sleutel ligt in samenwerking, natuurlijk. De eigenheid van de buurt heeft vanzelfsprekend een grote impact op de mogelijke partners. In de Stuivenbergwijk is er een enorme densiteit aan sociale en culturele organisaties en netwerken waarop Erfgoedlab Antwerpen kon terugvallen. Sofie: “Dat was een luxe, al is er ook veel tijd gekropen in de keuze van de partners. Ik heb tientallen wandelingen gemaakt met potentiële partners. Tijdens die wandelingen schat je in wat je voor elkaar kunt betekenen. Zo zijn we onder andere uitgekomen op SAAMO, een organisatie die sterk inzet op samenlevingsopbouw. Dit bleek een cruciale partner omdat zij een breed netwerk hadden waarin wij konden instappen.”

In de meer landelijke gemeenten van Ons Buurtverhaal was het uitgangspunt anders. Daar zijn er amper netwerken waarop Erfgoedcel Kempens Karakter een beroep kon doen. Een andere aanpak drong zich op. Annelies: “Wij hebben met buurtambassadeurs gewerkt, een groep van geëngageerde buurtbewoners die fungeerden als trekkers. Om een zicht te krijgen op mogelijke buurtambassadeurs zijn we eerst te rade gegaan bij de lokale besturen. Vervolgens hebben we deze mensen persoonlijk gecontacteerd. Daarnaast gingen we letterlijk deur aan deur om ons project voor te stellen. Zo kwamen we tot een groep die zich organisch uitbreidde.” De erfgoedcel werkte weliswaar nauw samen met de lokale besturen, maar ze koos ervoor om de buurtbewoners rechtstreeks te contacteren. Dit had zijn voor-

en nadelen. “Het voordeel was dat buurtbewoners ons als neutrale organisatie zagen. Ze associeerden ons niet met een welbepaalde agenda van een lokaal bestuur. Het gevolg van die keuze was wel dat we zelf alle contacten moesten leggen en opbouwen.”

Bij Randatlas werd ook met een veelheid aan partners samengewerkt, evenals met ‘bemiddelaars’ die de projectpartners in contact brachten met buurtbewoners. Anders dan in de twee andere projecten werd nog een duidelijk engagement verwacht van de lokale besturen in de uitwerking van de projecten. Deze werkwijze was eveneens een medaille met twee kanten. Johan: “We konden in sommige buurten ‘profiteren’ van een goed uitgebouwd gemeenschapsleven via het netwerk van de gemeenschapsen ontmoetingscentra, zodat we gemakkelijk ingang vonden. Maar we zijn evengoed in buurten geweest waar dat netwerk minder sterk was. En er waren ook buurten die zich in de steek gelaten voelden door hun gemeentebestuur. Dan merk je dat je veel energie moet steken in het winnen van vertrouwen.”

Schoolkinderen maken stop-motionfilmpjes over erfgoed in de wijk (Geheugen van Stuivenberg). © Stad Antwerpen - Jeroen Broeckx Aftrapmoment in Vorselaar, met oude foto’s, verhalen en babbeltjes tussen buren. © Adrie De Kok

BALANCEREN OP DE GRENS VAN HET

ERFGOEDWERK

Het is duidelijk: een participatief erfgoedproject heeft een uitgesproken sociale dimensie. Je brengt buurtbewoners samen, laat hen verhalen en ervaringen delen om vervolgens samen toe te werken naar concrete eindproducten. Deze projecten vertrekken dan wel van het erfgoed, maar stimuleren ook ontmoeting en kunnen zo bijdragen aan de sociale cohesie. Door dit alles vergroot je de relevantie van het erfgoedwerk, maar het roept ook vragen op. Want waar stopt je rol als erfgoedwerker en waar begint die van het opbouwwerk of de sociaal-artistieke praktijk? Of mag je juist geen grenzen stellen? Maar waarin ligt dan de meerwaarde om vanuit erfgoed te starten met zo’n buurtproject? Deze vragen speelden minder bij Randatlas, omdat dit project werd getrokken door een onafhankelijk projectbureau. Het werd ook gesubsidieerd vanuit het Bovenlokaal Cultuurdecreet. Dit decreet legt een sterke nadruk op sectoroverschrijdende samenwerking, zodat men breed kan exploreren wat zo’n buurtproject kan inhouden.

Bovenstaande vragen speelden wel bij Ons Buurtverhaal en Geheugen van Stuivenberg, de projecten waarbij telkens de erfgoedcel coördinator was. Dit is trouwens eigen aan hoe erfgoedcellen werken. Erfgoedcellen beheren zelf geen collectie. Ze werken vraaggericht, vaak met organisaties en gemeenschappen die weinig boodschap hebben aan de officiële definities van erfgoed. Zodoende zoeken erfgoedcellen soms de grenzen op van het erfgoedwerk. Door dat ‘grenswerk’ slagen zij erin om gemeenschappen te versterken en te verbinden. Maar erfgoedcellen blijven natuurlijk erfgoedorganisaties, die als opdracht hebben om het erfgoed in hun regio of stad onder de aandacht te brengen en door te geven. Dit alles betekent dat erfgoedcellen in hun projecten vaak staan voor een ongelooflijk boeiende, maar ook uitdagende evenwichtsoefening.

Voor ErfgoedLab Antwerpen stelde zich vooral een evenwichtsoefening in de samenwerking met de partners. Sofie: “Wij hebben met heel uiteenlopende organisaties samengewerkt. Voor het sociaal-cultureel werk en het opbouwwerk is het samenbrengen van mensen op zich belangrijk, terwijl wij als ErfgoedLab ook naar een concreet eindproduct wilden toewerken. Zeker toen de deadlines naderden, voelden we deze verschillen. Dan was het echt samenzitten en dingen durven uitspreken.”

Ook in Ons Buurtverhaal moest Erfgoedcel Kempens Karakter geregeld balanceren tussen erfgoeden opbouwwerk. Toch heeft juist deze evenwichts-

Door dit alles vergroot je de relevantie van het erfgoedwerk, maar het roept ook vragen op. Want waar stopt je rol als erfgoedwerker en waar begint die van het opbouwwerk of de sociaal-artistieke praktijk?

oefening ervoor gezorgd dat de erfgoedcel veel heeft bijgeleerd, bijvoorbeeld over de plaatsen waar zo’n buurtgericht erfgoedproject gemakkelijker of juist moeilijker aanslaat. Annelies: “We hebben gemerkt dat je van tevoren goed moet weten wat er in zo’n buurt leeft. Natuurlijk kan erfgoed de sociale cohesie versterken. Maar als de samenlevingsproblemen zodanig groot zijn, dan is er bij de bewoners vaak geen ruimte om te participeren in een erfgoedproject. Je moet je daar als erfgoedwerker bewust van zijn.”

BIJSTUREN

EN LOSLATEN

Participatief werken betekent constant bijsturen, zo luidt de boutade. Toch moet het kader dat je uitzet helder zijn. Ook dat vraagt een evenwichtsoefening, zo blijkt. Sofie: “Wij wilden niet te sturend optreden in onze contacten met de bewoners van de Stuivenbergwijk. Als erfgoedprofessional heb ik een eigen denkkader, dat ik niet wilde opleggen. Daarom hebben we de participanten vrij gelaten om aan te geven welke plaatsen zij belangrijk vonden. Maar we hebben gemerkt dat dit voor sommige bewoners moeilijk was, juist omdat we zo weinig referentiepunten aanreikten.” Johan bevestigt. “Ook wij wilden de participanten aanvankelijk niet te veel sturen in een bepaalde richting. Maar we hebben gemerkt dat je een kader nodig hebt om het gesprek te kunnen voeren. We hebben onze werkvormen geregeld moeten evalueren en aanpassen. Dat was uitdagend voor onszelf, maar ook voor onze ‘bemiddelaars’, die het nauwst in contact kwamen met de bewoners. Het kwam erop aan om hen goed te coachen.”

Kortom, vanuit hun participatieve insteek moesten deze drie projecten telkens groeien op het ritme van de betrokken buurten. Het laatste woord is aan Annelies (Ons Buurtverhaal): “We hebben in drie verschillende wijken gewerkt. Telkens waren het verschillende trajecten, met andere uitkomsten. Maar dat is juist de schoonheid van zo’n buurtproject: er wordt telkens een ander verhaal geschreven, op maat van de buurt.” ■

» Gregory Vercauteren is coördinator beleid en daarnaast adviseur (boven)lokaal erfgoed | erfgoedcellen bij FARO.

EXPAT

“Belangrijk om de juiste snaar te raken”

Leen

Roels

Hoe vergaat het landgenoten die in de wijde wereld in de cultureelerfgoedsector werken? Leen Roels is sinds november 2023 directeur-conservator van het Nederlands Mijnmuseum in Heerlen. Daarvoor werkte ze bijna twaalf jaar als coördinator van een erfgoedcel in Vlaanderen.

Hoe ziet uw werkweek er doorgaans uit?

“Ik probeer zoveel mogelijk in het museum aanwezig te zijn, met twee locaties is dat soms uitdagend. We hebben een klein team, maar gelukkig kunnen we rekenen op een grote groep vrijwilligers. Regelmatig overleg met de medewerkers én persoonlijk contact met de vrijwilligers hoort er dus bij. Als bestuurder van de stichting die het museum uitbaat hou ik me vaak bezig met de zakelijke kant: verantwoordingsen subsidiedossiers en projectaanvragen. Ook het informeren van de toezichthouders hoort daarbij. We maken als stichting deel uit van verschillende netwerken: dat van de culturele instellingen in Heerlen, de erfgoedinstellingen in Limburg en sinds kort ook de Euregionale industriemusea. Afstemming en samenwerking binnen deze netwerken is een belangrijk deel van de job. Tot slot zijn er de vele projectoverleggen met partners en probeer ik minimaal een middag per week echt op de inhoud van het museum te werken door lezingen, museumteksten en artikels na te lezen en voor te bereiden.”

Welke actuele thema’s spelen er binnen uw werkterrein?

“Eind 2024 is het 50 jaar geleden dat in Nederland de laatste steenkool werd bovengehaald. We zijn volop bezig om voor dat momentum een betekenisvol programma vorm te geven. Het mijnverleden is een geliefd thema en bij dergelijke projecten is het belangrijk voldoende draagvlak te creëren en de juiste snaar te raken. Verder organiseert de gemeente Heerlen in 2025 het Jaar van het Erfgoed. Hierbij worden cross-overprojecten van Heerlense culturele instellingen gestimuleerd. We grijpen de uitdaging aan om het mijnerfgoed samen met deze en andere partners met een frisse blik te benaderen.”

Welke tips heeft u voor uw collega’s in Vlaanderen?

“Wat ik erg waardeer in mijn huidige job is de samenwerking en afstemming met allerlei organisaties. Er is altijd wel iemand die klaarstaat met goede raad en daad of iemand om een leuk project mee uit te werken. Het is verleidelijk om overal ‘ja’ op te zeggen. Dat is zeker een leerpunt, maar de openheid, het enthousiasme en de bereidheid die ik ervaar werken heel motiverend.” ■

» Door: Gregory Vercauteren | Foto: © Leen Roels

DOSSIER WALLONIË

À PROPOS

Een dossier over Wallonië? Kennen we het cultureel-erfgoedlandschap van onze zuiderburen? Zijn er verrassende cases of ontwikkelingen te ontdekken? Of net niet? Precies daarom werpen we graag nog eens een blik over de taalgrens, twaalf jaar nadat we in dit blad de blik naar Wallonië richtten. Dat dossier bood een breed overzicht van het cultureel-erfgoedbeleid, van het aanbod van musea en erfgoedbibliotheken, het industrieel erfgoed en de erfgoedparticipatie. En toen bleek er een ‘andere dynamiek’ in Wallonië dan in Vlaanderen.

De vraag is: is dat vandaag nog zo? Hoe staat het met de musea, archieven en erfgoedbibliotheken? Heeft de regio erkende topstukken, landelijke of regionale dienstverleners? Met andere woorden: vormt Wallonië nu een soort ‘omgekeerd’ beeld van Vlaanderen, met de taalgrens als spiegel? Gedeeltelijk, zo blijkt.

Thema’s als digitalisering, duurzaamheid, diversiteit, inclusie en participatie staan zowel in Wallonië als Vlaanderen hoog op de agenda. Duurzaamheid? Een beeld dat op het netvlies is gebrand, is de ‘verdrinking’ van Verviers, Pepinster en een stukje Luik in de zomer van 2021. Ook Vlamingen trokken toen naar ginds om te helpen. Belangeloos, zonder politieke agenda. Nu is er op Belgisch niveau een netwerk rond rampenbestrijding en erfgoed aan de slag. En meer algemeen slaagt EventChange erin duurzaamheid op de agenda van culturele organisaties te zetten. Zeer fijne initiatieven.

Maar ook investeringen in grootschalige renovaties van musea zijn aan de orde. In een overzicht van het industrieel erfgoed in dit nummer blijkt dat. Maar ook in steden zoals Bergen, La Louvière, straks in Verviers en in mindere mate Charleroi en Luik speelt erfgoed een sleutelrol in de renovatie van wijken. Daarnaast blijven de landschappen en het groen in Wallonië een belangrijke troef voor het (erfgoed)toerisme. Onze buren zijn er trots op.

Nochtans dreigt het faillissement voor Franstalig België. Zal de komende regering verder besparen op kwetsbare sectoren, zoals cultuur? Het ziet ernaar uit. Het zuidelijke landsgedeelte kent vandaag tenslotte een beleid van ‘saupoudrage’, zoals Alain Gerlache het in zijn recente boek Het verhaal van Wallonië stelt. Concreet gaat het over de versnippering van middelen om iedereen een beetje tevreden te houden. Maar dat vertraagt een fundamentele culturele ontwikkeling alleen maar.

De complexiteit van het erfgoedbeleid in Wallonië speelt ook een rol. Terwijl Vlaanderen één Vlaamse regering heeft, is er in het zuiden zowel een Waalse gewestregering (Namen) als een Franstalige regering (voor Wallonië en Brussel), wat we hier dan nog kort door de bocht samenvatten. Naar erfgoed in Duitstalig België of Brussel zal u in dit dossier vergeefs zoeken. Dat is voor later.

Bien à vous, de redactie

© Guillaume Vandenneucker via unsplash

TOUR D’HORIZON VAN HET

CULTUREEL-ERFGOEDBELEID

HOE STAAT HET

BIJ DE BUREN?

Het cultureel-erfgoedbeleid in de Fédération Wallonie-Bruxelles (FW-B) ging in 2002 van start met het eerste ‘erfgoeddecreet’. Waar staat het beleid vandaag?

Jeroen Walterus

Net als in Vlaanderen is het erfgoedbeleid aan Franstalige kant verdeeld over twee bevoegdheidsdomeinen: het onroerend erfgoed valt onder het Waalse Gewest (la Région wallonne), het cultureel erfgoed onder de Franse Gemeenschap (la Communauté française, roepnaam ‘la Fédération Wallonie-Bruxelles’, FW-B). Op 11 juli 2024 startten de nieuwe Waalse regering en de regering van de FW-B. Het Waalse regeerakkoord zegt het erfgoedbeleid beter te willen coördineren: “Renforcer les synergies avec la Fédération Wallonie-Bruxelles afin que la Wallonie gère à terme de manière plus coordonnée les patrimoines (immatériel, mobilier, immobilier) sur son territoire.”1 Daartoe wordt een commissie in het leven geroepen met de betrokken ministers. De FW-B wil ook een korting invoeren voor museumpashouders die jonger zijn dan 25 jaar. Daarnaast wil ze de Franse taal en de territoriale varianten beschermen en promoten. Tot slot engageert de regering zich tot de volledige toepassing van het nieuwe decreet m.b.t. de ‘archives d’intérêt patrimonial’ (zie lager).

WIE VOERT HET ERFGOEDBELEID UIT?

De administratie Cultuur van de FW-B, dienst Cultureel Erfgoed (Service général du Patrimoine2) erkent en subsidieert musea, archieven en erfgoedverenigingen via decreten en reglementen, en ontwikkelt een immaterieel-erfgoedbeleid. Ook coördineert ze de bescherming van het roerend erfgoed, beheert ze de collectie van de FW-B en levert ze exportvergunningen af. Tot slot ontwikkelt ze een eigen educatieve werking.

L’Agence wallonne du Patrimoine3 (AWaP) behartigt het onroerend-erfgoedbeleid. Sinds 1 juni 2024 is een nieuwe Code wallon du Patrimoine4 van kracht. Er zijn ca. 4.000 beschermde monumenten en archeologische sites in Wallonië. Naast restauratie, bescherming en promotie van dit erfgoed besteedt het agentschap veel aandacht aan de vorming van erfgoedberoepen. Jaarlijks coördineert dit agentschap in september de Journées du Patrimoine, de Waalse tegenhanger van Erfgoeddag en Open Monumentendag.

WAT ZIJN DE BOUWSTENEN?

Het eerste decreet over de bescherming van het roerend erfgoed dateert van 2002. Vandaag beschikt de FW-B-regering over een uitgebreid wetgevend beleidsinstrumentarium van decreten en reglementen.

Bescherming roerend erfgoed

Het Décret portant protection du patrimoine culturel mobilier (2022)5 beschermt de ‘trésors de la Fédération Wallonie-Bruxelles’ (topstukken), wat betekent dat ze niet buiten het territorium van de FW-B gebracht, noch verplaatst of gerestaureerd kunnen worden zonder toestemming. De regeling bestaat sinds 2010, maar door het nieuwe decreet kan de FW-B nu ook erfgoedstukken inschrijven op een lijst van ‘biens d’intérêt patrimonial’ (BIP). BIP-eigenaars of beheerders moeten ingrepen of verplaatsingen van deze stukken signaleren. De FW-B beschikt voor zowel de BIP als de topstukken over het voorkooprecht. Er zijn ook projectsubsidies voor conservatie- en restauratie-ingrepen. Sinds 2010 heeft de FW-B 235 topstukken

ingeschreven in de inventaris van het beschermd roerend erfgoed.

Musea

Het Décret relatif au secteur muséal en Communauté française6 (2019), geactualiseerd in 2022, erkent en subsidieert musea en ook verenigingen die een ondersteunende rol opnemen als ‘museale operatoren’. Ook museumgroepen (pôles muséaux) van minstens vier musea kunnen erkend en gesubsidieerd worden. De erkenning kan elk jaar aangevraagd worden voor vijf jaar, en is gekoppeld aan de subsidiëring. Het gaat hier dus niet over een erkenning zoals in het Vlaamse Cultureelerfgoeddecreet, waarbij de toekenning van een ‘kwaliteitslabel’ als erkend museum losgekoppeld is van de subsidiëring. Musea kunnen ook projectsubsidies krijgen voor de aankoop van materiaal of voor conservatie-ingrepen.

Om erkend te worden moeten musea een degelijk collectiebeleid voeren, publiek toegankelijk zijn en beschikken over aangepaste infrastructuur

'Pornokratès',, Félicien Rops, 1878, Museum Félicien Rops in Namen, beschermd sinds 23/11/2010 © Fédération Wallonie-Bruxelles
Model van een Portugees oorlogsschip (Physalia physalis), collectie Blaschka, 1887, Universitair Museum van Luik, beschermd sinds 07/06/2017 © Fédération Wallonie-Bruxelles

en bekwaam personeel. Ze moeten ook gratis toegang verlenen aan scholengroepen en aan alle bezoekers op elke eerste zondag van de maand. Erkende musea worden verdeeld in vier categorieën, van A tot D. Er is een categorie voor musea die subsidies krijgen om zich in orde te stellen met de criteria, en steun voor musea in oprichting. Momenteel telt de FW-B 81 gesubsidieerde musea, waarvan respectievelijk elf in categorie A, vierentwintig in B, zeventien in C en zes in D. Negentien musea volgen een inlooptraject en twee musea zijn in oprichting. Het decreet subsidieert naast musea ook museale operatoren, via een punctuele subsidie voor een evenement of een publicatie, of via een werkingssubsidie voor een vierjarige periode, met een maximum van 125.000 euro per jaar. Deze operatoren moeten beantwoorden aan enkele (minimale) criteria, zoals beschikken over een rechtspersoonlijkheid en activiteiten ontwikkelen voor museumprofessionals of voor de valorisatie van cultureel erfgoed. Momenteel zijn er vijfendertig operatoren gesubsidieerd voor een vierjarige periode: o.a. museale (beroeps)organisaties, verenigingen van vrienden van het museum, historische en archeologische verenigingen, private stichtingen, onderzoekscentra ...

In 2023 werden er volgens het subsidiekadaster7 van de FW-B op dit decreet voor een totaalbedrag van ca. 8,8 miljoen euro werkings- en projectsubsidies uitgekeerd. Het Musée Royal de Mariemont is als museum van de FW-B een aparte dienst onder de administratie Cultuur. Het ontving in 2023 ca. 2 miljoen euro. Enkele instellingen worden nominatief gesubsidieerd, zoals bijvoorbeeld het Domaine de Seneffe, het Musée de la Photographie en het Mundaneum, voor een totaalbedrag van ca. 5,5 miljoen euro.

Momenteel telt de FW-B

81 gesubsidieerde musea, waarvan respectievelijk elf in categorie A, vierentwintig in B, zeventien in C en zes in D. Negentien musea volgen een inlooptraject en twee musea zijn in oprichting

Eind 2022 werd het decreet aangepast: het botste op budgettaire limieten. De rem werd gezet op nieuwe aanvragen en er kwamen bijkomende kwaliteitscriteria. In zijn memorandum klaagt de belangenbehartiger Musées et Société en Wallonie (MSW)8 dat de subsidies erg laag zijn –dérisoires – in vergelijking met andere culturele sectoren, en niet adequaat worden geïndexeerd. Dat staat de ontwikkeling van de sector in de weg, stelt MSW, en de lokale besturen nemen niet altijd hun verantwoordelijkheid op.

Archieven

Het Décret relatif à la conservation et à la valorisation des archives d›intérêt patrimonial9 (2023) vervangt het verouderde decreet van 2004. Het is het resultaat van een uitgebreide consultatie van de archiefsector in de FW-B. Het erkent en subsidieert archieven van private rechtspersonen of fysieke personen (zoals politici). Daarnaast kan het decreet ook punctuele ondersteuning geven aan door de FW-B gesubsidieerde culturele organisaties die verplicht kunnen worden om zorg te dragen voor hun eigen archieven, of om ze over te dragen aan een archiefinstelling. Archieven kunnen zich ook onderling of samen met andere culturele organisaties groeperen in ‘pôles archivistiques’, om schaalgrootte te realiseren. Tot slot subsidieert dit decreet ook representatieve organisaties die de archiefsector vertegenwoordigen of/en ondersteunen via vorming, promotie …

Archieven die een erkenning willen, moeten ‘fondsen met erfgoedbelang’ beheren. Om dit belang in te schatten baseert de wetgever zich op het advies van een commissie. Verder beschrijft het decreet in detail de opdrachten van archieven, opgesplitst in basisopdrachten (o.a. verwerving, bewaring, inventarisatie, toegang en publieksontsluiting …) en bijkomende opdrachten (o.a. valorisatie, digitalisering en digital-bornarchivering). Voor de basisopdrachten worden de erkende archieven opgedeeld in drie categorieën, naargelang hun schaal: categorie C ontvangt tot 95.000 euro, categorie B tot 135.000 euro en categorie A minimum 160.000 euro (geen plafond). Per bijkomende opdracht krijgen de archieven via een berekening extra subsidies. Bovendien kan een archief nog subsidies ontvangen als het archieffondsen beheert die eigendom zijn van de FW-B, en kunnen er bijkomende subsidies verkregen worden voor de aankoop van ondersteunend materiaal.

In 2023 werden er volgens het subsidiekadaster van de FW-B elf archieven gesubsidieerd voor een totaalbedrag van ca. 831.000 euro. De financiële situatie van de archieven is precair. In februari 2024 eiste de beroepsorganisatie van de archivarissen, l’Association des archivistes francophones de Belgique, in een open brief aan de regering van FW-B de sinds 2014 niet meer geïndexeerde subsidies structureel te verhogen. De sector bevindt zich momenteel op een scharniermoment, want vanaf 1 januari 2025 treedt immers het nieuwe decreet in werking. Om erkend te worden onder het nieuwe decreet moesten de archieven een aanvraag indienen tegen 31 maart 2024. Aangezien dit decreet een breder toepassingsgebied heeft, zal de uitvoering meer middelen vragen. In haar memorandum10 vraagt de beroepsorganisatie tegen 2030 tien miljoen euro om dit decreet op kruissnelheid te krijgen. De FW-B engageert zich uitdrukkelijk in de regeerverklaring om het decreet volledig uit te voeren.

Immaterieel cultureel erfgoed

Het Décret relatif à la sauvegarde du patrimoine culturel immatériel11 (2023) vervangt het decreet van juli 2002. Het voorziet in de erkenning als Elément emblématique du patrimoine culturel immatériel de la Communauté française. Erkende,

bedreigde elementen kunnen een plaats krijgen op de Liste de sauvegarde du patrimoine culturel immatériel de la Communauté française. Ze kunnen door de FW-B aan Unesco voorgesteld worden voor opname op de internationale Representatieve Lijst van Immaterieel Erfgoed van de Mensheid.12 De FW-B publiceert een overzicht met 45 elementen, of ‘patrimoine vivant’ 13

Voor de borging van erkende elementen kan de FW-B projectsubsidies geven, evenals voor onderzoeksprojecten en publicaties m.b.t. ‘ethnologie, arts et traditions populaires’. Opmerkelijk zijn de subsidies voor ‘ICE-ateliers’, met zowel punctuele (max. 20.000 euro) als vierjarige subsidies (max. 60.000 euro/jaar). Die kunnen toegekend worden aan alle door de FW-B erkende culturele organisaties die samenwerken met erfgoedgemeenschappen rond ICE. Aangezien het decreet pas een uitvoeringsbesluit kreeg in februari 2024 en de subsidieaanvragen tegen 15 maart 2024 ingediend moesten worden, zijn de (ook budgettaire) implicaties moeilijk in te schatten. In 2023 werden er volgens het subsidiekadaster van de FW-B op het vorige decreet van 2002 acht projecten gesubsidieerd voor een totaalbedrag van ca. 20.500 euro.

Reliekschrijn van de heilige Eleutherius, schat van de kathedraal Notre-Dame in Doornik, beschermd sinds 08/02/2011. © Fédération Wallonie-Bruxelles
Traditionele irrigatie, beschermd sinds 31/08/2021
© Fédération Wallonie-Bruxelles

Digitaal erfgoed

In 2008 startte de FW-B met het digitaliseringsplan ‘Pep’s’ (Préservation et Exploitation des Patrimoines), ondergebracht bij de Dienst Cultureel Erfgoed.14 Pep’s heeft als doel erfgoedcollecties duurzaam te digitaliseren, te bewaren en breed te ontsluiten en beschikt daartoe jaarlijks over ca. 200.000 euro. Sinds 2008 digitaliseerde Pep’s 760.000 pagina’s (manuscripten, publicaties, archiefstukken enz.), 58.000 foto’s, 1.200 schilderijen en 18.000 grafische kunstwerken, 6.000 (kunst)objecten en ook ca. 900 uren audiovisuele bronnen. Er staan ca. 36.000 gedigitaliseerde items van een vijftigtal erfgoedorganisaties op de website numeriques.be.

Los van Pep’s staat ook SONUMA - les archives audiovisuelles in voor de digitalisering, duurzame bewaring en valorisatie van de audiovisuele bronnen van de openbare omroep RTBF, de lokale omroepen, de Cinémathèque van de FW-B en de commerciële productiehuizen. Sinds de oprichting in 2009 digitaliseerde SONUMA pakweg 180.000 uren radio- en televisieprogramma’s, en 12.000 foto’s. Sinds 2017 ontvangt ze jaarlijks subsidies van de FW-B. Sindsdien wordt een selectie van de collecties op sonuma.be gratis aan het publiek ter beschikking gesteld voor privégebruik.

CULTUREEL SAMENWERKINGSAKKOORD TUSSEN DE VLAAMSE EN DE FRANSE GEMEENSCHAP

Henrike Radermacher

De Vlaamse en de Franse Gemeenschap ondertekenden op 7 december 2012 een cultureel samenwerkingsakkoord. Het akkoord wil ontmoetingen tussen culturele actoren uit beide gemeenschappen bevorderen, toegang tot elkaars culturele activiteiten vergemakkelijken en kennis van elkaars cultuur en taal stimuleren. Ook beurzen, uitwisselingen en stages worden aangemoedigd. Het heeft niet alleen een symbolische betekenis maar moet ook praktisch de culturele samenwerking tussen de twee gemeenschappen versterken.

De samenwerking verloopt op verschillende niveaus. Politiek is er regelmatig uitwisseling tussen de kabinetten van de cultuurministers. Twee keer per jaar vindt de Interministeriële Conferentie Cultuur (IMC Cultuur) plaats, waar culturele dossiers worden besproken die beide gemeenschappen aanbelangen. Deze afstemming zorgt voor een positionering tegenover het federale niveau, de EU en internationale organisaties als Unesco. Ook tussen de administraties van de beide gemeenschappen vindt frequent overleg plaats. Daarnaast zorgt een

Feest van Saint-Mard, beschermd sinds 19/02/2021
Fédération Wallonie-Bruxelles

Het erfgoedbeleid in de FW-B is verdeeld over een reeks aparte decreten voor roerend erfgoed (topstukken), musea, archieven, en recent ook voor immaterieel erfgoed. Het geeft een indruk van versnippering. Men heeft (nog) niet gekozen voor een geïntegreerde benadering in één erfgoeddecreet. Integendeel, de voorbije legislatuur werden nieuwe ambitieuze

De voorbije legislatuur werden nieuwe ambitieuze decreten gemaakt, maar de vraag is of er voldoende middelen zijn om die ambities waar te maken

decreten gemaakt, maar de vraag is of er voldoende middelen zijn om die ambities waar te maken. Volgens het jaarverslag15 van de administratie Cultuur bedraagt de globale subsidie voor cultureel erfgoed in 2023 ca. 21 miljoen euro. Dat is 4,3 % van het totale budget voor cultuur in de FW-B. In Vlaanderen is dat ca. 83 miljoen euro of 17,5 % van het totale cultuurbudget.16 Met het eerder beperkte budget subsidieert de FW-B een heel breed scala aan erfgoedactoren, van de kleinste lokale vereniging tot de grootste musea. In het totaal gaat het over 205 actoren in 2023 – bijna dubbel zoveel als in Vlaanderen. Ze krijgen meestal relatief kleine subsidiebedragen. Bovendien staat de FW-B, en in mindere mate ook het Waals Gewest, in de komende legislatuur voor besparingen: de globale schuldenlast ligt erg hoog. Dat verklaart mee waarom het beleid de synergie tussen het onroerend en cultureel erfgoed wil versterken. Het zijn spannende tijden voor het erfgoedbeleid in de FW-B. ■

» Jeroen Walterus is zakelijk directeur bij FARO.

» Bronnen en literatuur

1. www.wallonie.be/fr/actualites/declaration-de-politique-regionale-du-gouvernement-wallon en www.federation-wallonie-bruxelles.be/a-propos-de-la-federation/le-gouvernement/composition-gouvernement

2. https://patrimoineculturel.cfwb.be

3. https://agencewallonnedupatrimoine.be

4. https://agencewallonnedupatrimoine.be/le-nouveau-code-wallon-du-patrimoine

5. https://patrimoineculturel.cfwb.be/reconnaissances-subventions/patrimoine-mobilier/ressources-patrimoine-mobilier

6. https://patrimoineculturel.cfwb.be/reconnaissances-subventions/musees/ressources-musees

7. www.odwb.be/explore/dataset/fwb-cadastre-des-subventions-2023

8. www.msw.be

9. https://patrimoineculturel.cfwb.be/reconnaissances-subventions/centres-darchives/ressources-archives

10. www.archivistes.be/publication-de-notre-memorandum-2024-2029-pensez-2030-loin-de-1984

11. https://patrimoineculturel.cfwb.be/reconnaissances-subventions/patrimoine-immateriel-et-ethnologie/ressources-patrimoine-immateriel-et-ethnologie

12. https://patrimoineculturel.cfwb.be/patrimoines-en-fwb/elements-fwb-inscrits-a-lunesco

13. https://patrimoineculturel.cfwb.be/patrimoines-en-fwb/patrimoine-vivant-pres-de-chez-vous 14. https://patrimoineculturel.cfwb.be/transmettre-proteger/numerisation-du-patrimoine-plan-peps 15. www.culture.be/administration/rapport-annuel-focus zie ook Budget des dépenses – ajustement 2023, p. 96-97, https://budget-finances.cfwb.be/ budget-et-comptabilite/ressources 16. https://departement-cjm.foleon.com/jaarverslag/cjm-jaarmagazine-2023

paritair samengesteld samenwerkingsplatform voor de opvolging van projecten en de formulering van adviezen, gebaseerd op een meerjarenwerkprogramma.

Een van de concrete resultaten van het akkoord is de financiële ondersteuning van culturele projecten die beide gemeenschappen betrekken. Sinds 2016 werd de oproep jaarlijks gelanceerd. Met de nieuwe legislatuur is het nog even wachten op de volgende oproep; hou de nieuwsbrief van het Departement Cultuur, Jeugd en Media in de gaten voor nieuwe kansen.

Voor de oproep 2024-2025 bedroeg het totaalbudget bijna 300.000 euro voor zestien gese-

lecteerde projecten, voor de helft gedragen door elke gemeenschap. Sinds het begin van de oproep in 2016 zijn al 135 samenwerkingsprojecten gerealiseerd. Een mooie impuls, al blijft de langdurige ondersteuning van partnerschappen wel een uitdaging.

Projectsamenwerkingen rond cultureel erfgoed

Tussen 2023 en vandaag zijn verschillende samenwerkingsprojecten rond cultureel erfgoed opgezet. Zo werken publiq en Musées et Société en Wallonie samen aan een overkoepelend kwaliteitslabel voor gezinsvriendelijke musea. Huis van Alijn en het Centre de la Marionnette de

Ontmoetingsdag “Poppen en figuren: tussen erfgoed en hedendaagse praktijk” in het Huis van Alijn, i.s.m. Centre de la Marionnette (Tournai). © Michiel Devijver, met dank aan Huis van Alijn.

la Fédération Wallonie-Bruxelles stimuleerden via ontmoetingsdagen in Gent en Doornik uitwisseling over figurentheatererfgoed. Pulse Transitienetwerk en EventChange organiseren workshops om duurzaamheid in de cultuursector te bevorderen (zie elders in dit dossier). Het Vervolg en PIWB onderzoeken het gemeenschappelijke mijnerfgoed, terwijl Amsab-ISG en het Musée de la Photographie in Charleroi zich richten op de conservatie en ontsluiting van avant-gardefotografie uit de jaren 1920-1940. Al deze projecten dragen bij aan kennisdeling, behoud en een versterking van de samenwerking tussen de gemeenschappen. ■

ARCHIEVEN IN WALLONIË

“Het wordt tijd dat we het digitale als de standaard beschouwen”

Hoe ziet de Waalse archiefsector eruit? Wat zijn de gelijkenissen en verschillen met Vlaanderen? En wordt er samengewerkt? Om deze vragen te beantwoorden gingen we in gesprek met Florian Delabie, voorzitter van de Association des Archivistes Francophones de Belgique (AAFB).1

Jelena Dobbels

Kan u uzelf en de AAFB kort voorstellen?

“Ik ben historicus en archivaris van opleiding. Ik beheerde zes jaar de audiovisuele archieven van de RTBF (Radio-Télévision belge de la Communauté française) waar ik nauw samenwerkte met SONUMA, dat audiovisueel materiaal digitaliseert en in die zin vergelijkbaar is met meemoo in Vlaanderen. Nadien startte ik als consulent in archief- en informatiebeheer, onder meer bij Docbyte en Sopra Steria. Daar legde ik me meer toe op informatiebeheer, cyberbeveiliging en gegevensbescherming. Ik gaf hierover ook een aantal jaren les, aan de opleiding Informatiebeheer aan Hénallux (La Haute École de Namur-Liège-Luxembourg). Sinds 2019 ben ik voorzitter van de AAFB, de beroepsvereniging voor Franstalige archivarissen en informatiebeheerders, die in 2005 werd opgericht. De vereniging telt 150 leden – zowel individuele leden als organisaties. In totaal gaat het om zo’n 200 mensen die een staalkaart van het Franstalige archieflandschap vormen. We verenigen archivarissen en informatiebeheerders die werken in private archieven,

overheidsarchieven, bedrijven, universiteiten en hogescholen, musea … Het doel is om de archiefsector samen te brengen in werkgroepen zodat ze ervaringen en ideeën kunnen uitwisselen. We zetten ook in op sensibilisering rond de bewaring van archieven van politici – hier is geen regelgeving voor en het zijn uitermate belangrijke archiefbronnen.”

Welke relatie heeft de AAFB met de verschillende beleidsniveaus? In mei 2023 kwam er voor private archieven bijvoorbeeld een nieuw decreet ( Décret relatif à la conservation et à la valorisation des archives d’intérêt patrimonial). In hoeverre werkte de AAFB hieraan mee?

“De AAFB is door de Fédération WallonieBruxelles erkend als vertegenwoordiger van de archiefsector en gaat in dialoog met administraties over relevante beleidsontwikkelingen. We werden daardoor geconsulteerd ter voorbereiding van dat nieuwe decreet. Het decreet was zeer nodig, omdat het vorige gedateerd was en

Het archief van IHOES (l’Institut d’Histoire Ouvrière, Economique et Sociale) © IHOES

Het decreet stimuleert ook samenwerking met de brede culturele sector.

Culturele organisaties –zoals culturele centra of theaters – moeten verplicht zorg dragen voor hun eigen archief. Via het decreet kunnen ze nu subsidies aanvragen om zich hierbij te laten begeleiden door een erkend archief

de budgetten niet meer geïndexeerd waren vanaf 2014. We volgen ook beleidsontwikkelingen op met het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) en willen ook daar samenwerking met de nieuwe regeringen om tot decreten voor publiekrechtelijke archieven te komen. We pleiten ervoor om die op elkaar af te stemmen én om uitvoeringsbesluiten te voorzien. Wanneer die ontbreken, weten archivarissen in de praktijk vaak niet hoe de decreten moeten toegepast worden. Daar moeten ook de nodige budgetten tegenover staan.”

Wat betekent dit decreet concreet voor de archiefsector?

“Momenteel zijn er dertien archieven erkend (zie kader). Gezien het decreet mogelijkheden biedt voor de erkenning van bijkomende archieven, hopen we dat de budgetten voldoende groot zullen zijn. De budgettering is immers nog niet bekend.2 Er is in de sector zeker nood aan centrale bewaarplaatsen voor onder meer kunstenaars-, theater- of bedrijfsarchieven. We proberen bij vragen daarover steeds door te verwijzen naar bestaande archieven die met het thema bezig zijn, of naar andere erfgoedspelers zoals musea. Het decreet stimuleert ook samenwerking met de brede culturele sector. Culturele organisaties – zoals culturele centra of theaters – moeten verplicht zorg dragen voor hun eigen archief. Via het decreet kunnen ze nu subsidies aanvragen om zich hierbij te laten begeleiden door een erkend archief. Dat sluit aan bij acties die we vanuit de AAFB ondernemen om meer samenwerking te creëren tussen archieven en andere sectoren.

Archiefbeheer bij CARHOP (Centre d'Animation et de Recherche en Histoire Ouvrière et Populaire). © CARHOP

Terwijl onze werkgroepen vroeger vooral georganiseerd werden als overlegmomenten tussen dezelfde types archieven (zoals universiteits- of lokale overheidsarchieven), vertrekken we nu meer vanuit concrete vragen. Vorig jaar werkten we bijvoorbeeld samen met de Fédération des Architectes en CIVA aan een selectielijst voor archieven van minder bekende architecten. Zo proberen we spelers samen te brengen rond gedeelde vragen en belangen. Voor de AAFB betekent het decreet ook concrete verankering. We kregen van de Fédération Wallonie-Bruxelles al een aantal jaren een subsidie als beroepsvereniging, maar dit was een onderlinge overeenkomst. Vanaf nu zijn we officieel in het decreet opgenomen, wat meer zekerheid biedt, en meer mogelijkheden om onze werking uit te bouwen.”

In hoeverre is er een samenwerking met de archiefsector in Vlaanderen?

“Er zijn wel een aantal persoonlijke contacten tussen Franstalige en Nederlandstalige archivarissen, vooral wanneer ze rond hetzelfde thema werken. Ik denk bijvoorbeeld aan het Letterenhuis en AML (Archives & Musée de la Littérature, red.). Ook binnen het federale Rijksarchief is er uitwisseling tussen de provinciale vestigingen in Wallonië en die in Vlaanderen. En vanuit de AAFB zijn er ook contacten met de VVBAD, de beroepsvereniging van de informatiesector in Vlaanderen. We proberen deel te nemen aan

elkaars activiteiten. Zo zal ik een presentatie geven op het congres Information Management in the Low Countries, dat in het voorjaar van 2025 door de VVBAD georganiseerd wordt. Dit jaar schreven we ook een gezamenlijk memorandum naar aanleiding van de aanstelling van de nieuwe rijksarchivaris. Want de uitdagingen voor de archiefsector zijn gemeenschappelijk: omgaan met de complexe digitale werkelijkheid. Het mogelijk maken om digital-born materiaal op lange termijn te bewaren en raadpleegbaar te houden. Het gaat daarbij niet enkel om veel verschillende bestandsformaten, maar ook om e-mails, sociale media, WhatsAppberichten, het archiveren van Teamsomgevingen … Dat is de realiteit. We hopen dat de nieuwe rijksarchivaris hier volop zal op inzetten.”

Was dat tot nu toe niet het geval?

“Digitaal archief werd lang als ‘iets nieuws’ gezien. Er worden echter al een paar decennia digitale documenten geproduceerd. Het wordt tijd dat we het digitale als de standaard beschouwen, en niet langer (enkel) focussen op het papieren, analoge archiefmateriaal. Zeker wat betreft bestuurlijk-administratief archief zal vooral het digitale luik toenemen. Ook voor privaat archiefmateriaal zal het digitale steeds belangrijker worden. Er is daarom een algemene mentaliteitswijziging nodig, in de hele archiefsector. Het Rijksarchief kan daarin een belangrijke

ERKENDE PRIVATE ARCHIEVEN

‣ Archives et Musée de la Littérature (AML)

‣ Atelier Liégeois pour la Promotion de l'Histoire et des Archives Sociales (ALPHAS, voordien Institut liégeois d’histoire sociale - ILHS)

‣ Centre d’animation et de recherche en écologie politique (Etopia)

‣ Centre d'Animation et de Recherche en Histoire Ouvrière et Populaire (CARHOP)

‣ Centre des Archives du communisme en Belgique (CArCoB)

‣ Centre d'Etudes et de Documentation Maçonnique (CEDOM)

‣ Centre Jean Gol (CJG)

‣ Centre Permanent pour la Citoyenneté et la Participation (CPCP)

‣ Institut d’Histoire Ouvrière, Economique et Sociale (IHOES)

‣ Institut Émile Vandervelde (IEV)

‣ Mundaneum

‣ Sauvegarde des Archives Industrielles, Commerciales, Ouvrières et Minières (SAICOM)

Het archief van IHOES (l’Institut d’Histoire Ouvrière, Economique et Sociale) © IHOES

rol spelen. Omdat het – in tegenstelling tot veel buitenlandse nationale archieven – niet onder de eerste minister ressorteert, maar onder het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Dat maakt het een Federale Wetenschappelijke Instelling (FWI), die zich ook echt als onderzoeksinstelling positioneert. Het is mijn persoonlijke visie dat het Rijksarchief te veel focust op historisch onderzoek in plaats van op archiefwetenschappelijk onderzoek. Andere nationale archieven zetten meer in op dat laatste, bijvoorbeeld het archiveren van WhatsAppberichten, het toepassen van AI, het gebruik van blockchain … De AAFB en VVBAD hopen dat het Rijksarchief hierin een leidende rol zal opnemen, als centraal aanspreekpunt voor de Belgische archiefsector. We gaan hierover binnenkort samen in gesprek met de nieuwe rijksarchivaris, Xavier Jacques-Jourion.”

Denkt u dat dit mogelijk zal zijn? Het directiecomité van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (BELSPO) schreef recent een open brief ‘Voor een ambitieus federaal wetenschapsbeleid’ 3 , naar aanleiding van de geruchten dat het budget voor federaal wetenschapsbeleid door de volgende regering gehalveerd zou worden. Wat zou dit voor de werking van het Rijksarchief, en ruimer voor de archiefsector, betekenen?

“Ik ken de exacte cijfers niet, maar het Rijksarchief is momenteel al ondergefinancierd voor alle taken die het moet uitvoeren. Het onderhoud van alle gebouwen – met de negentien vestigin-

Het Rijksarchief
is momenteel al ondergefinancierd voor alle taken die het moet uitvoeren

gen in de provincies – vraagt bovendien heel wat middelen. Een sterke budgetvermindering zou waarschijnlijk resulteren in een focus op de huidige werking, een focus op de bewaring van analoog archiefmateriaal. Dan blijft er weinig ruimte over voor het uitwerken van goede bewaarpraktijken van digital-born archieven, en al helemaal niet voor het opnemen van een leidersrol daarin. Het zou ook vreemd zijn om vanuit het federale niveau het signaal te geven dat er niet moet geïnvesteerd worden in het bewaren van digital-born materiaal, terwijl dit wettelijk is vastgelegd. Dan zullen de andere beleidsniveaus volgen. Laat ons dus hopen dat toch het nodige budget kan vrijgemaakt worden voor het bewaren van het geheugen van de samenleving!” ■

» Jelena Dobbels is adviseur archieven en erfgoedbibliotheken bij FARO.

» Bronnen en literatuur

1. www.archivistes.be

2. Nvdr: intussen werd bekend dat er geen extra budget zal vrijgemaakt worden.

3. www.belspo.be/belspo/organisation/press/20240829_Belspo_nl.stm

Project van vijftien arbeiderswoningen voor Charbonnages d'Hensies-Pommerœul, Collectie SAICOM (la Sauvegarde des Archives Industrielles, Commerciales, Ouvrières et Minières) © SAICOM.

DE WATERBOM IN WALLONIË

WATER KENT GEEN GRENZEN

Herinnert u zich nog de waterbom in Wallonië in de zomer van 2021? Die trof onder meer 250 erfgoedsites en -instellingen. Wateroverlast en overstromingen komen volgens allerlei studies steeds meer voor en we ervaren nu al de gevolgen. Welke stappen heeft de erfgoedsector in Wallonië in 2021 genomen en wat heeft men geleerd? En hoe zit het met Vlaanderen? Hoe kunnen we ons hiertegen wapenen? We staken ons licht op bij Christina Ceulemans en Vanessa Boschloos van Blue Shield België (BSB) en Maura Moriaux van het Centre Interdiocésain du Patrimoine et des Arts Religieux (CIPAR).

Julie Lambrechts

De waterbom viel tijdens een vakantieperiode. Daardoor was CIPAR onderbemand, net zoals vele andere erfgoedinstellingen in het getroffen gebied. Nooit eerder was men geconfronteerd met een ramp op die schaal. De eerste grote uitdaging? Zicht krijgen op de getroffen gebieden, welk erfgoed specifiek getroffen was en in welke mate. Die eerste week volgde CIPAR de (sociale) media om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over het getroffen erfgoed en om contactgegevens te verzamelen van kerkfabrieken en geestelijken. Die werden gecontacteerd om een beeld te krijgen van de omvang van de ramp. Na enkele oproepen uit het rampgebied stuurde BSB vrij snel enkele professionelen ter plaatse. Blue Shield België bleek relatief onbekend, wat een impact had op de toegang tot het getroffen gebied. Het Koninklijk Instituut voor het Kunstpa-

trimonium (KIK) richtte een crisiscomité op, wat het centraal communicatiepunt werd om efficiënt en overzichtelijk de acties voor het erfgoed te coördineren. Het Waalse erfgoedagentschap (Agence wallonne du Patrimoine, AWaP) stelde een inventaris op van geklasseerde gebouwen die schade hadden opgelopen.

Om het religieus erfgoed efficiënt te vrijwaren bundelden CIPAR, BSB en het KIK de krachten. Zo werd op basis van contacten via telefoon en e-mail een werkschema met prioriteiten opgemaakt. Wat moest meteen gebeuren en wat kon wachten tot later? Bij elk plaatsbezoek werd een rapport opgesteld met foto’s van de schade en werd ‘de eerste hulp’ toegediend. Telkens werd ook teruggekoppeld naar het KIK, dat als coördinator van het crisiscomité iedereen informeerde. De provincie Luik was het zwaarst getroffen,

De depotruimte in het CCE in Saint-Servais na de eerste overstroming. © Vanessa Boschloos (Blue Shield Belgium)

waardoor het bisdom Luik zijn erfgoeddienst herstructureerde. Enter de Service Patrimoine de l’évêché de Liège. De organisatie nam het opstellen van de schaderapporten van CIPAR over voor het Luikse grondgebied.

HULP MOBILISEREN

BSB mobiliseerde meteen na de ramp zijn netwerk. De eerste zorgen gingen uit naar de musea in Verviers en het depot van Namen, een archeologisch centrum. Er kwam een noodnummer en vrijwilligers konden zich via de website van Blue Shield Belgium melden. Via een ander formulier konden de getroffen erfgoedinstellingen aangeven welke schade er was en welke hulp ze nodig hadden. Een derde formulier ten slotte vroeg erfgoedorganisaties en ook bedrijven welke hulpmaterialen ze konden schenken of uitlenen. Denk aan ontvochtigers, ventilatoren, verpak-

kingsmateriaal … Uiteindelijk kreeg alles vorm en werden concrete oproepen verspreid in het Frans en Nederlands. Vrijwilligers vertrokken onder meer naar enkele focuspunten, zoals het depot in Namen, de musea van Verviers, de Luikse archieven en allerhande religieuze gebouwen, in samenwerking met CIPAR. Telkens was een plaatselijke verantwoordelijke aanwezig om de vrijwilligers te ontvangen en wegwijs te maken. De meeste instellingen zorgden bovendien voor een vrijwilligersverzekering. Deze werkwijze verliep erg vlot. Vrijwilligers kwamen vooral uit de erfgoedsector zelf; dankzij hun expertise konden ze efficiënt worden ingeschakeld.

FONDSENWERVING

Het crisiscomité startte ook een fondsenwervingscampagne op: het momentum was er om mensen financiële steun te vragen. Die werd

Opdroging van liturgische gewaden. Sint-Jan-de-Doperkerk, Verviers © M. Moriaux, CIPAR
Liturgische banner aangetast door de stroming, bedekt met modder en schimmel. Sint-Laurentiuskerk, Prayon (Trooz) © M. Moriaux, CIPAR
Ontdekking van een lade vol liturgisch linnen, drie weken na de overstromingen. Sint-Laurentiuskerk, Prayon (Trooz).
© M. Moriaux, CIPAR

gelanceerd via de Koning Boudewijnstichting. Minpunt: de promotiecampagne was bescheiden, waardoor de respons vrij klein was. Er waren geen middelen om een barnumcampagne uit te rollen met televisie- en radiospots, advertenties in kranten en op sociale media. Vooral de eigen kanalen (binnen de erfgoedsector zelf dus) werden gebruikt. De opvolging gebeurde door BSB. Het ingezamelde budget werd verdeeld over drie projecten: enkele archiefstukken van het Luikse Rijksarchief, een wisseltafel uit het Museum van Verviers en liturgische gewaden, geselecteerd door de Service Patrimoine de l’évêché de Liège. Elk van deze projecten kreeg 2.300 euro. De campagne is intussen afgesloten. BSB ontving ook enkele spontane giften.

EN NU?

Door de aanpak van BSB, CIPAR en het crisiscomité kreeg ‘erfgoed’ meer visibiliteit en erkenning van gemeenten en provinciegouverneurs. Het bewustzijn over de noden groeide, en er was ook meer bereidheid om de erfgoedsector voortaan te betrekken bij het crisisbeheer. Door de overstromingen werd de noodzaak van goede inventarissen pijnlijk duidelijk. Heel wat erfgoed was nog niet geïnventariseerd. Om de achterstand weg te werken is extra subsidie vrijgemaakt vanuit AWaP en de Fédération Wallonie-Bruxelles. CIPAR heeft hierdoor een medewerker kunnen aanwerven. Inventariseren en veiligheidszorg (die eerder al hoog op de agenda stonden) konden sindsdien ten volle ontwikkeld worden. En er verscheen in 2022 een interessante publicatie: La protection et la sécurisation des églises paroissiales.

Ook BSB heeft zich verder ontwikkeld dankzij bijkomende financiering. Er is een noodnummer dat 24/7 bereikbaar is, er zijn uniforme evacuatiefiches uitgewerkt (in overleg met meerdere organisaties, ook in Vlaanderen), en er worden oefeningen gedaan op het terrein. Ook de vrijwilligerswerking is verder uitgebouwd, met onder meer een jaarlijks terugkommoment.

BSB wordt als vzw die in heel België actief is momenteel enkel door Wallonië gesubsidieerd. Het lijkt erop dat Wallonië niet zal blijven subsidiëren als Vlaanderen en Brussel niet volgen. Omdat de ramp zich vooral in Wallonië heeft voorgedaan, is Blue Shield nog steeds vrij onbekend in Vlaanderen en Brussel.

Het KIK op zijn beurt startte twee netwerken op. Een eerste is Federescue, voor de federale instellingen. Op initiatief van Thomas Dermine, de staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, is het platform gelanceerd met de tien federale wetenschappelijke instellingen, Belspo en het Koninklijk Belgisch Filmarchief, CINEMATEK. Het doel is om een holistische en gedeelde visie te hebben over noodplanning. Het tweede, het CHrisis-project, wil beheerders van erfgoedcollecties helpen die zijn getroffen door de

Door de overstromingen werd de noodzaak van goede inventarissen pijnlijk duidelijk. Heel wat erfgoed was nog niet geïnventariseerd

overstromingen van 2021. Daarnaast wil men de rampenplanning en het risicobeheer van de getroffen sites in Wallonië verbeteren. De crisiscoördinatie van het KIK wordt nu onder de loep genomen om de coördinatiemechanismen te optimaliseren. Ten slotte is er ook meer contact met organisaties in Vlaanderen, zoals FARO, PARCUM, Monumentenwacht … Dat zorgt voor meer uitwisseling bij de realisatie van richtlijnen rond veiligheidszorg en calamiteitenplanning.

WAT HEBBEN WE GELEERD?

Samenwerken is belangrijk. Een klein crisiscomité is nodig om alle informatie te centraliseren en om het overzicht te krijgen (en te bewaren) van de situatie. Ook snel schakelen is essentieel in geval van een noodsituatie. Dan kan er snel overlegd worden en kan de hulpactie op gang komen. Omdat de erfgoedsector in Vlaanderen verschilt met die van Wallonië (zoals u uit dit dossier kan opmaken), kunnen de leerpunten uit de Waalse ervaring niet zomaar ‘gekopieerd’ worden. Mochten er in Vlaanderen overstromingen op die schaal gebeuren, zal de dynamiek naar alle waarschijnlijkheid helemaal anders verlopen.

HOE ZIT HET MET VLAANDEREN?

Speaking of which. Het Vlaamse Regeerakkoord 2024-2029 stelt dat de Vlaamse regering een prioriteit maakt van risicobeheer voor erfgoed in rampensituaties. Vlaanderen is immers onvoldoende voorbereid op een dergelijke ramp, dat bleek tijdens de Unesco-trefdag op 3 mei 2022. Daarom besliste het Departement Cultuur, Jeugd en Media in 2023 financiering te voorzien voor een onderzoek. Op 1 juni 2023 is het Beleidsvoorbereidend onderzoek met het oog op het uitwerken van een rampenstrategie voor erfgoed in Vlaanderen en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad van start gegaan. Dit onderzoeksproject legt de uitdagingen rond risicobeheer bloot. De onderzoeksbevindingen moeten beleidsmakers en erfgoedwerkers helpen bij het ontwikkelen van acties wanneer er zich opnieuw een grote ramp zou voordoen waarbij erfgoed wordt bedreigd. 1 ■

» Julie Lambrechts is adviseur behoud & beheer bij FARO.

» Bronnen en literatuur

1. Zie voor een recente stand van zaken: https://faro.be/blogs/ joke-beyl/naar-een-vlaamse-rampenstrategie-voor-erfgoed-hoever-staat-het-onderzoek

DIXIT

Wetenschappelijk medewerker, Institut d’histoire ouvrière, économique et sociale (IHOES), Seraing

“Het recente decreet over archieven met een erfgoedwerking (Décret relatif à la conservation et à la valorisation des archives d'intérêt patrimonial, mei 2023) biedt aan private archieven zoals IHOES een kader en ondersteuning voor onze activiteiten in de Fédération Wallonie-Bruxelles. Maar algemeen krijgt de private archiefsector nog steeds te weinig erkenning.

De bewaring en ontsluiting van archieven vergen heel wat middelen: het vereist grote, goed uitgeruste depotruimtes, monitoring van de klimaatomstandigheden, de aankoop van geschikt verpakkingsmateriaal, digitaliseringsapparatuur, professionele IT-infrastructuur om digitale bewaring op lange termijn te garanderen, gekwalificeerd personeel … Tot nu toe volstond de financiering niet om deze basiswerking op een correcte manier te kunnen ontplooien. Daardoor moest de private archiefsector zijn toevlucht nemen tot allerlei overlevingsstrategieën die nu hun grenzen bereiken. Omdat archieven niet dezelfde zichtbaarheid hebben als musea, is hun werking minder bekend en hangen ze vaak vast aan het negatieve cliché dat ze enkel ‘oude papieren’ bewaren.

Het Waalse regeerakkoord benadrukt het belang van erfgoed om de Waalse cultuur in de kijker te zetten. We geloven dat het ook voor archieven belangrijk is om hieraan mee te werken. Zo kunnen we samen verhalen brengen van die rijke en complexe Waalse geschiedenis, kritisch denken stimuleren en meewerken aan het behoud van een democratische samenleving. Hopelijk volgen de budgetten om dit waar te maken …” ■

CÉCILE QUOILIN

Conservator van het Musée de la Vie wallonne (Luik)

“Een uitdagend project van het museum is de ontwikkeling van een online portaal voor de collecties.1 We stelden het ook open voor andere provinciale collecties en voor externe partners zoals de Pôle muséal et culturel de l’Université de Liège, de musea van Verviers en het Maison de la Métallurgie et de l’Industrie de Liège. Het behoud van ons erfgoed wordt ondersteund met een digitaliseringsbeleid. Hierdoor kan de rijkdom van de museumcollecties worden gedeeld via internationale platformen zoals Puppet Plays2 − repertoires van het West-Europese poppentheater van 1600 tot vandaag of Numeriques.be, opgezet door de Fédération Wallonie-Bruxelles (FW-B) in het kader van het Plan voor het behoud en de exploitatie van het erfgoed (Pep’s).

Duurzame ontwikkeling behoort ook tot de opdrachten van het museum. Sinds 2022 verzamelen we gegevens uit heel Wallonië om onder meer de publieke reacties op de klimaatverandering te illustreren.3 Aandacht voor duurzaamheid sprak ook uit onze jongste tentoonstelling − Garbage. L’expo qui fait le tri en uit de preventieve conservering van de collecties.

Tot slot heb ik het geluk te kunnen bijdragen aan het werk van de FW-B rond immaterieel en roerend cultureel erfgoed. Het doel daarvan is de bescherming en de promotie van het cultureel erfgoed in Wallonië te versterken (in overeenstemming met de FW-B-decreten van 2022 en 2023).”

1. https://collections.viewallonne.be

2. https://puppetplays.eu

3. https://bit.ly/collections_viewallonne

KIJK OP DUURZAAMHEID

“We pleiten voor een holistische benadering”

EventChange, de organisatie die de transitie van de culturele en evenementensector naar een duurzamere samenleving begeleidt, is in het Franstalige deel van ons land incontournable. Samen met de sector werden behoeften, verwachtingen en wensen in kaart gebracht. De drie kerntaken: informeren, vormen (& ondersteunen) en verenigen (& delen). EventChange werkt bewust sectoroverschrijdend, “omdat cultuur baat heeft bij gezamenlijke doelen om de sector te versterken”. Een gesprek met coördinator Lili Brodbeck en projectmedewerker Vanessa Bebronne.

Monique Verelst

Wat zijn de belangrijkste tendensen op duurzaamheidsvlak in Wallonië? En specifiek voor de erfgoedsector of musea?

Brodbeck: “In de Franstalige cultuursector neemt het aantal CO2-calculaties toe. Positief, want het wijst op een groeiend bewustzijn en de wens om over gekwantificeerde gegevens te beschikken.”

Bebronne: “We merken ook dat afvalbeleid en ecodesign topics zijn waarop Waalse en Brusselse musea steeds meer inzetten. Met EventChange gaan we verder dan louter meten: we hameren op actieplannen en de uitvoering ervan (en de controle van die uitvoering). Enkel rekening houden met CO2 is onvoldoende, want dat zegt niets over biodiversiteit, circulariteit van materialen en nog minder over het sociale aspect van cultuur –wat een integraal onderdeel is van de duurzame transitie van de sector. We pleiten dan ook voor een holistische benadering.”

Wat zijn werkpunten en waar zitten de groeimogelijkheden op het vlak van duurzaamheid voor de (erfgoed)sector?

Brodbeck: “Afval en voedsel zijn topics die het beste werken; concrete acties met tastbare resultaten zijn mogelijk. Energie en mobiliteit zijn langetermijnprojecten en moeilijker inpasbaar omdat ze geworteld zijn in eigendomskwesties en infrastructuur en afhankelijk zijn van het lokale beleid.”

Bebronne: “Een evaluatiesysteem dat vooral focust op bezoekersaantallen is een gemiste kans. Musea staan voor aanzienlijke uitdagingen. Ze moeten hun aanpak voor tentoonstellingen en productiecapaciteit herzien. Minder tentoonstellingen organiseren, maar content beter, creatiever en gerichter naar specifieke doelgroepen toeleiden. Een piste is verder onderzoek doen naar hoe krachten én materialen met andere organisaties gedeeld kunnen worden, bijvoorbeeld in de

Musea staan voor aanzienlijke uitdagingen. Ze moeten hun aanpak voor tentoonstellingen en productiecapaciteit herzien. Minder tentoonstellingen organiseren, maar content beter, creatiever en gerichter naar specifieke doelgroepen toeleiden

musea van de stad Mons, de Brusselse museumgroep en het Théâtre National Wallonie-Bruxelles.”

Wat zijn jullie bezorgdheden en wat zijn de lessons learned?

Brodbeck: “De cultuursector heeft een enorm potentieel maar wordt geconfronteerd met veel obstakels, zoals tijdgebrek en vermoeidheid door een steeds veeleisendere jobinhoud. Het management speelt hierin een essentiële rol. Vooral op hoger niveau komt het aan op politieke wil om ruimte te maken voor verandering. Daar zijn een langetermijnvisie en tijd voor nodig. Verandering kan pas intreden op basis van kwalitatieve waarden, en niet enkel kwantitatieve. Een goed voorbeeld hiervan is het Plan communal de Politique culturelle francophone de Saint-Gilles (20242029), met focus op ‘Duurzaamheid, zorg en ecologische transitie van cultuur’.”

Bebronne: “Werken aan een duurzamere organisatie wordt nog vaak gezien als een moeilijke, kostelijke en tijdsintensieve transitie. Als een beperking in plaats van een kans om creativiteit te ontwikkelen. De lessen die we eruit trekken zijn divers: om steun te vinden in de transitie is het essentieel om de beroepen al van in de opleidingen te herdenken (met duurzaamheid in het achterhoofd). En om op alle niveaus en in verschillende functies van de organisatie te sensibiliseren. Er is ook behoefte aan praktisch advies en kennis over de implementatie daarvan in de sector. Ook zou er regelmatiger moeten geëvalueerd worden. Organisaties moeten een ambitieuzer doel vooropstellen, maar stelselmatig vooruitgaan met

Workshop ‘Ecoconception’ bij Zinneke. © EventChange
‘Regards croisés’ in 2024 bij VierNulVier. © EventChange
Het team van EventChange. © Maurice Jaccard

Foto links: ‘Regards croisés’ in het Théâtre de Liège.© EventChange

Foto midden: Forum ‘Culture durable’ uit 2022 in Namen.© EventChange

een praktische aanpak die de haalbaarheid van het proces respecteert. Tot slot vinden we het essentieel om oplossingen te delen, en vooral om die breed te communiceren.”

Zien jullie verschillen in aanpak tussen Vlaanderen en Wallonië? In Vlaanderen is er Pulse Transitienetwerk. Werken jullie daarmee samen?

Brodbeck: “Pulse kijkt vooral naar Nederland voor inspirerende initiatieven, terwijl EventChange naar Frankrijk kijkt. Het contact is dan ook bijzonder waardevol, want het verbreedt ons spectrum. De samenwerking met Pulse Transitienetwerk is met andere woorden complementair. Hoewel de problemen waarmee we in Vlaanderen en Wallonië geconfronteerd worden in grote lijnen dezelfde lijken, is de manier waarop onze twee organisaties ze benaderen verschillend. Pulse heeft een meer systemische visie en omvat cultuur, jeugd en media. Zijn rol van netwerken en reflectie is essentieel. EventChange is gebaseerd op observaties uit de cultuursector, en ondersteunt op een praktische en pragmatische manier, met als basis een regionaal en (inter)nationaal beleidsniveau.”

DUURZAAMHEID IN DE TOEKOMST

In het rapport Culture et durabilité : Les enjeux des éco-conditions sur le territoire européen1 dat tijdens het EU-voorzitterschap in 2024 werd gepresenteerd, gaven jullie en Pulse aan dat het Belgische cultuurbeleid op het vlak van duurzaamheid nog in de kinderschoenen staat. Hoe kunnen we dit verhelpen?

Brodbeck: “Er moet nog een hele reeks vragen beantwoord worden zodat het Belgische cultuurbeleid milieuvoorwaarden op de meest gepaste manier kan opnemen. In het rapport geven we aan dat op drie assen uit te werken. Er is ten eerste het kader. Want wat proberen we te meten? Is er een drempel waarboven financiering van overheden meer duurzame criteria vereist die gemeten, gekwantificeerd en gesanctioneerd kunnen worden? En moeten er dan meer stimulansen of sancties zijn? En hoe ondersteunen we de organisatie hierbij? Ten tweede zijn er de indicatoren. De sociale dimensie komt niet voor in milieu- of ecovoorwaarden. Moeten we alleen rekening houden met kwantitatieve indicatoren? Wat met de impact op biodiversiteit, water en bodem? Er is de positieve sociale impact van cultuur, die niet alleen kan worden gemeten aan de hand van cijfers, maar aan de hand van de kwaliteit van waarden, cohesie, welzijn en veerkracht. Ten derde zijn er ook de randvoorwaarden: de Belgische cultuursector omvat veel verschillende realiteiten en statuten, zowel commercieel als niet-commercieel, gesubsidieerd en privé, en soms ergens daartussenin. Het is dan ook niet makkelijk om een duidelijk beeld te krijgen. Overheden kunnen niet dezelfde inspanningen vragen van grote instellingen, die meer middelen hebben, als van kleine structuren (die dus niet over dezelfde capaciteiten beschikken). Om effectief te zijn moeten de randvoorwaarden dus gedifferentieerd zijn. We werken verder op het rapport en stellen bepaalde acties voor.”

Overheden, diverse culturele organisaties en evenementlocaties doen een beroep op de expertise van EventChange om duurzaamheidsplannen op te stellen, opleidingen te geven of na te denken over milieuvoorwaarden. Er zijn de werkgroepen ‘Eco-conception’ en ‘Numérique responsable' met de Brussels musea. Er staat dus al heel wat op de radar. Wat is jullie ambitie voor de toekomst?

Brodbeck: “Werken rond duurzaamheid moet op verschillende vlakken en niveaus gebeuren. Zoals gezegd pleiten we voor een holistische benadering – structurele verandering is nodig. Zoals de integratie van duurzame actieplannen in beheersovereenkomsten, wat een kader biedt dat verschillende processen beter op elkaar afstemt. Het is ook nodig om gemeenschappelijke evaluatieprocedures te ontwikkelen, een kader uit te werken voor de creatie van gedeelde jobfuncties, zoals die van eco-adviseur over verschillende culturele structuren heen. We trachten in de toekomst ook meer de intersectorale en interministeriële dialoog te stimuleren. Dat is nodig, bijvoorbeeld in mobiliteit en toegankelijkheid. Veel cultuurinstellingen in Wallonië zijn slecht of gewoonweg niet toegankelijk met het openbaar vervoer. Om de problemen vanuit ieders standpunt te begrijpen is het belangrijk om stevig tussen de mensen te blijven staan en de uitdagingen, het potentieel en de moeilijkheden te kennen. Zo nemen we onze rol van pleitbezorger op en formuleren we aanbevelingen voor politici.”

Bebronne: “Een duurzaamheidsproces ontwikkelen en opvolgen betekent een kost en is tijdsintensief. Ook als organisatie worden we

geconfronteerd met een gebrek aan mensen en middelen. Door de beperkte toegekende subsidies is het een uitdaging om te werken met een visie op basis van een paar maanden of een jaar.”

Welke tips hebben jullie nog voor erfgoedwerkers in Vlaanderen?

Brodbeck: “Aan Waalse kant hebben we vaak de indruk dat de cultuursector in Vlaanderen verder staat op het vlak van duurzaamheid en het al in het DNA van de organisaties zit. Maar in gesprekken met Vlaamse collega’s en met een blik op de politieke besluiten blijken de moeilijkheden gelijk te lopen en op eenzelfde niveau te zitten. Anderzijds zijn initiatieven op stadsniveau opmerkelijk. Ik denk bijvoorbeeld aan Greentrack, dat ons zeker kan inspireren. Dialoog en uitwisselingen tussen de twee regio’s zijn een verrijking voor alle partijen. Blijven communiceren over duurzaamheidsacties is echt wel relevant!” ■

www.eventchange.be

» Monique Verelst is adviseur musea en museografie bij FARO.

» Bronnen en literatuur

1. Zie https://eventchange.be/eco-conditions-ue

FOLKLORE OF IMMATERIEEL ERFGOED?

“Werken naar de geest van de conventie”

Een eigen Waals decreet voor immaterieel cultureel erfgoed, veel mediaaandacht voor stoeten en het begrip ‘folklore’ dat alomtegenwoordig is: dit dossier besteedt ook graag aandacht aan (het) immaterieel erfgoed(beleid) over de taalgrens. Wat leeft er daar? We vroegen het aan Véronique Van de Voorde, directeur van het Musée de Folklore vie Frontalière (MUSEF) in Moeskroen en expert immaterieel erfgoed lid van de Commissie en Overlegkamer van Cultureel Erfgoed van de Fédération Wallonie-Bruxelles (FW-B) en voor Unesco-missies.

Een eerste opvallend verschil met het Vlaamse beleid is dat de Franse Gemeenschap sinds 2023 een apart decreet heeft rond immaterieel erfgoed. Hoe zit dat precies?

“Dat decreet bouwt voort op het decreet rond cultureel erfgoed uit 2002, waarbij er een aparte sectie voor immaterieel erfgoed ingebouwd was (anders dan bij het Vlaamse decreet, waar de beleidsmakers kozen voor een geïntegreerde aanpak, red.). Een jaar later, in 2003, werd de Unesco-conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed aangenomen. Die dynamische kijk op erfgoed, waarbij de gemeenschappen centraal staan, was nog niet geincorporeerd in het decreet. Toch bevatte dat al een aantal goede standpunten, zoals de mogelijkheden tot subsidies voor gemeenschappen wier praktijken erkend zijn en op de Inventaris staan. Na een paar jaar was het tijd om het decreet aan te passen, en is er gekozen voor een apart decreet. Dat gaf ons de mogelijkheid om ‘de geest van de conventie’ meer te incorporeren.”

Hoe komt die geest tot uiting?

“In verschillende elementen. We namen de Unesco-definitie van immaterieel erfgoed over, gaven een centrale plaats aan immaterieel-erfgoedgemeenschappen en pasten de terminologie aan. Zo spreken we nu van des éléments emblématiques, in plaats van het meer ouderwetse chefs-d’œuvre. Er is ook veel meer aandacht voor ethiek. Gemeenschappen die hun praktijk erkend willen zien, moeten een charte éthique ondertekenen (dat is ook zo in Vlaanderen, red.). Praktijken die al eerder erkend waren, hebben vijf jaar de tijd om, waar nodig, aanpassingen door te voeren. Voor seksisme is er bijvoorbeeld geen plaats meer. Praktijken waaraan enkel mannen mogen meedoen, zoals de Gilles de Binche, moeten veranderen. Aan die gemeenschappen wordt gevraagd om hun praktijken aan te passen. Voeren ze geen aanpassingen door om in lijn te zijn met het ethisch kader, dan wordt hun erkenning in twijfel getrokken. Dat stelt de overheid in staat om de

evolutie af te dwingen. Maar de grootste vernieuwing zit in de mogelijkheid tot erkenning en subsidiëring van de zogenaamde ateliers d’échanges et de réseautage du patrimoine culturel immatériel. Organisaties zoals CAG en ETWIE, die onder meer immaterieel-erfgoedgemeenschappen ondersteunen in hun erfgoedzorg, bestonden tot voor kort niet in Wallonië. Dit decreet voorziet daar nu wel in. Elke culturele speler die erkend en gefinancierd wordt door de FW-B kan een dossier indienen: musea, bibliotheken, archieven … Het MUSEF diende een dossier in om erkend te worden (op het moment van schrijven weet het museum nog niet of het de erkenning krijgt, red.). Die erkenning gaat gepaard met een jaarlijkse subsidie van 60.000 euro maximum. Niet veel, maar met dat geld kunnen we wel een personeelslid aanstellen met als specifieke taak de immaterieel-erfgoedgemeenschappen te ondersteunen. Bijvoorbeeld om hen te begeleiden in de verwachte aanpassingen, want die kunnen gepaard gaan met de nodige weerstand. Waar het decreet van 2002 wél al in voorzag, en nog steeds in voorziet, zijn projectsubsidies voor gemeenschappen. Het gaat om kleine bedragen, die bedoeld zijn om borgingsmaatregelen te financieren.”

Het valt op dat in Wallonië het woord ‘folklore’ gebruikt wordt. In Vlaanderen kom je dat begrip nog maar zelden tegen. Hoe komt het dat die term zo populair is?

“Ik denk niet dat het gebruik van die term bestudeerd is. Maar het is waar dat in Wallonië de term weer aan belang wint. Al is het meer folklorisering, nu ik erover nadenk. Daarmee bedoel ik dat elementen uit immaterieel-erfgoedpraktijken worden ingezet voor toeristische, politieke en economische doeleinden. Helemaal negatief is dat niet: het zorgt er ook voor dat die tradities kunnen blijven bestaan. De term folklore heeft een connotatie met een pittoreske ‘goede oude tijd’. Daarnaast is het ook gewoon een term die bij veel mensen een belletje doet rinkelen, maar de uitdrukking ‘het is folklore’ is dan weer pejoratief:

“Naast het spectaculaire element zoals de steltenlopers van Namen geeft het de gelegenheid om feest te vieren, te drinken en te eten; en dus een hele waaier aan bedrijven doet draaien.” © Margaux Voglet

het impliceert dat het niet serieus is. Neem nu de collecties van dit museum, dat gaat over leven aan de grens. Er was sprake van om de term ‘folklore’ te schrappen uit de naam, maar beleidsmakers wilden die absoluut behouden. Want iedereen kende het museum bij die naam, et folklore, c’est facile à dire. Ook in andere steden zien we dat. In Doornik bijvoorbeeld is het Maison Tournaisienne herdoopt tot Musée de Folklore et des Imaginaires. In Binche is er een schepen van folklore.”

Ook de media nemen het begrip gretig in de mond, als ze berichten over sociale praktijken en feesten als de Ducasse van Ath. “Zeker, de media hechten veel belang aan festiviteiten: de Doudou in Mons, de stoeten tussen Samber en Maas, de Ducasse in Ath, de steltenlopers in Namen enzovoort. Die feesten, die vaak heel groot zijn, zijn enorm populair. Mensen vinden het leuk, iedereen begrijpt het. En uiteindelijk, naast het spectaculaire element (Steltenlopers! De Doudou!) dat er te zien is, geeft het de gelegenheid om feest te vieren, te drinken en te eten, en ook een hele waaier van bedrijven te doen draaien. En dus is het onvermijdelijk, zoals ik al zei, dat folklorisering plaatsvindt. Waarover we moeten waken is dat immaterieel-erfgoedpraktijken niet louter en alleen ingezet worden om het toeristisch potentieel van een stad

Waarover we moeten waken is dat immaterieelerfgoedpraktijken niet louter en alleen ingezet worden om het toeristisch potentieel van een stad te ontwikkelen. Organiseer je als stad een feest voor de lokale gemeenschappen of vooral voor toeristen? Voor wie je iets doet, heeft een serieuze impact op wat voor soort feest het wordt

te ontwikkelen. Organiseer je als stad een feest voor de lokale gemeenschappen of vooral voor toeristen? Voor wie je iets doet, heeft een serieuze impact op wat voor soort feest het wordt. Naar wie gaat de winst? Naar de gemeenschappen wier praktijken de kern vormen, of naar andere, misschien commerciële spelers? Die vragen moeten we blijven stellen. Waar ik ook huiverachtig tegenover sta, is dat

“Media hechten veel belang aan festiviteiten zoals de Doudou van Mons.” © Fédération Wallonie-Bruxelles

immaterieel-erfgoedpraktijken gebruikt worden om de stereotypen die van een land bestaan nog meer te onderstrepen (zoals bier en baguette).”

Naast expert in immaterieel erfgoed voor de Fédération Wallonie-Bruxelles en Unesco bent u ook museumdirecteur. Wat doet het MUSEF om het immaterieel erfgoed van deze regio levend te houden?

“Dat gaat van ingrepen in de scenografie, zoals de opname van woorden in het West-Vlaams en Picardisch in zaalteksten tot mensen via video laten getuigen over bepaalde gebruiken in een bepaalde periode. Ook stellen we objecten tentoon die een rol spelen in immaterieel-erfgoedpraktijken, zoals de pijltjes die gebruikt werden in een voorloper van wat we nu kennen als darts. Daarnaast organiseren we ateliers voor kinderen en volwassenen, zoals rond kantklossen. En we nodigen textielkunstenaars uit om een hedendaagse interpretatie te geven aan allerlei gebruiken. De textielindustrie was in de 19e en aan het begin van de 20e eeuw immers enorm belangrijk in Noord-Frankrijk en bij uitbreiding ook in Moeskroen – daarvan getuigt dit museum. We willen dat mensen die kennis en vaardigheden op een lichamelijke manier beleven. Daarin speelt onze zogenaamde ‘etnobotanische’ museumtuin een innovatieve rol: er groeien wilgen, het hout dat klompenmakers

gebruiken, vlas (een verwijzing naar het textielverleden), rode bieten, die gebruikt worden in optochten, hop en gerst (we liggen immers in de Brouwersstraat) … Wat in deze tuin groeit en bloeit, gebruiken we in workshops en cursussen. De tuin is echt een verlengstuk van de missie van het museum. En natuurlijk: deze tuin biedt een extra ruimte om activiteiten in te organiseren, zoals theatervoorstellingen (al dan niet in het Picardisch) en volksspelen. Trabol bijvoorbeeld, ooit enorm populair in onze regio. Vandaag is er nog maar één club in Moeskroen. Als museum zie ik het ook als onze taak om de spelers te ondersteunen in het levend houden van de vrijetijdssport. Door bijvoorbeeld een baan (boltra) aan te leggen in de museumtuin. Ik kijk daarvoor graag over de grens, naar Noord-Frankrijk. In Tourcoing bijvoorbeeld is de praktijk helemaal gerevitaliseerd: de banen zijn erkend als onroerend erfgoed, er is een intensieve samenwerking met het onderwijs, waarbij schoolkinderen gaan trabollen. Er is zelfs een schepen van trabol! We kijken dus weleens over de grens voor inspirerende perspectieven.” (glimlacht) ■

www.musee-mouscron.be https://bit.ly/decreet-van-07-september

» Elien Doesselaere is adviseur immaterieel erfgoed en communicatiemanager bij FARO. Roel Daenen is er coördinator communicatie en hoofdredacteur van faro

“Praktijken waaraan enkel mannen mogen meedoen, zoals de Gilles de Binche, moeten veranderen. Aan die gemeenschappen wordt gevraagd om hun praktijken aan te passen.“ © hedhoodphoto, via Flickr, CC BY-SA 2.0

DE TALEN VAN WALLONIË

FRANS OF WAALS?

De streektalen van Wallonië – het Waals, Picardisch, Gaumais en Champenois – worden met uitsterven bedreigd. Maar waar komen ze vandaan? En hoe kan hun toekomst verzekerd worden?

Het woord wallon komt uit het Frankisch, de Germaanse taal van de Franken die vanaf de 3e eeuw het geromaniseerde Gallië binnenvielen. In deze taal verwees walha naar geromaniseerde volkeren. Vandaar het woord wallon, dat al in de 15e eeuw voorkomt, en de naam Wallonie (toenmalige spelling), die in 1844 verscheen in de Revue de Liège van François Grandgagnage.

Frans is de belangrijkste taal die wordt gesproken in Wallonië, het zuidelijke deel van België. Er worden ook Duits en verschillende streektalen gesproken. In de breedste zin van het woord verwijst wallon naar alle endogene streektalen van Wallonië (endogeen: een taal die afkomstig is van de plaats waar ze wordt gesproken). In engere zin verwijst het Waals naar de Romaanse streektalen van het westen (Charleroi), centrum (Namen), oosten (Luik) en zuidoosten (Bastenaken), met uitzondering van het Picardisch, het Gaumais (waarvan de wetenschappelijke naam Lotharings is) en het Champenois.

VAN DE OORSPRONG VAN HET WAALS

TOT DE OVERHEERSING VAN HET FRANS

“Le wallon, c’est le latin venu à pied du fond des âges”, aldus Julos Beaucarne (een Waalse troubadour, red.). Het Latijn kende zijn oor-

In de middeleeuwen bestonden verschillende talen naast elkaar. Een geschreven taal die algemeen gebruikt werd en voorbehouden was voor officiële teksten (administratieve en juridische teksten, stichtelijke literatuur …), en streektalen die in familiekring werden gesproken

sprong in Wallonië toen Julius Caesar rond 52 v.C. Gallië binnenviel. De Romaanse talen ontwikkelden zich uit het gesproken Latijn en worden gekenmerkt door de invloed van het Frankisch (bijvoorbeeld de aangeblazen ‘h’). In de middeleeuwen bestonden verschillende talen naast elkaar. Een geschreven taal die algemeen gebruikt werd en voorbehouden was voor officiële teksten (administratieve en juridische teksten, stichtelijke literatuur …), en streektalen die in

familiekring werden gesproken. Deze talen hadden een functionele hiërarchie, elk gereserveerd voor een bepaald domein. De keuze van de taal (transregionaal of lokaal) hing niet af van de sociale klasse, maar van het gebruik. Die functionele verdeling wordt diglossie genoemd.

Tijdens de renaissance was er een actieve Frans-Waalse tweetaligheid, vooral in de hogere klassen. Het Waals werd gebruikt in het gezins-

leven en het Frans voor professionele contacten. Geleidelijk ontstond er een kloof tussen het gestandaardiseerde Frans en de streektalen.

Hoewel de streektalen in literaire werken werden gebruikt, werden ze vooral gesproken, soms naast het Frans met een regionaal tintje (accent, woordenschat enz.).

Tot het einde van de 19e eeuw heersten de streektalen onbetwist in het dagelijkse leven, zon-

© Province de Liège – Musée de la Vie wallonne - BDW

der enige pejoratieve connotatie. Vooral priesters en onderwijzers spraken Frans. In 1846 moest de basisschool in Namen de leerlingen van het eerste leerjaar een honderdtal Franse woorden leren. Zo weinig Frans kende men. Het keerpunt naar de onbetwiste overheersing van het Frans kwam met de invoering van verplicht en gratis basisonderwijs. In Wallonië bij wet vastgelegd in 1914 zou het vanaf 1919, omwille van de oorlog, uitsluitend in het Frans worden gerealiseerd. Over drie generaties werd de Waalse bevolking, waarvan de meesten streektalen spraken, bijna uitsluitend Franstalig. Een revolutie.

HET WAALS VANDAAG

In 2021 publiceerde de Fédération Wallonie-Bruxelles een enquête over het gebruik van de streektalen.1 Daaruit bleek dat ze volgens de Unesco-criteria ernstig bedreigd waren en alleen nog gesproken werden door grootouders en oudere generaties. Ouders konden ze nog wel begrijpen, maar gebruikten ze niet meer onder elkaar of met hun kinderen.

Hoewel de streektalen verzwakt zijn, is de achteruitgang ervan gelukkig aan het vertragen. Er is nog steeds een harde kern van Waalse, Picardische en Frankische sprekers (voor de Germaanse kant, bv. Lëtzebuergesch). Het is het Waals, in de engere zin van het woord, dat het best standhoudt. 78 % van de ondervraagde bevolking begrijpt enkele woorden, 68 % spreekt een woordje Waals en 47 % kan een eenvoudig gesprek voeren. Deze cijfers liggen veel lager voor het Picardisch (32 % met een minimale kennis), het Lotharings (17 %) en het Champenois (9 %). Waals is ook de enige taal waarvan 93 % van de bevolking het bestaan kent (tegenover 59 % voor Picardisch, 39 % voor Gaumais en 16 % voor Champenois). Bovendien blijkt uit de enquête dat

jongeren positief staan tegenover deze streektalen, wat nieuw is. Het grootste probleem is momenteel het gebrek aan overdracht van generatie op generatie.

HET WAALS IN DE TOEKOMST

Wat kunnen we doen om onze streektalen nieuw leven in te blazen? De Conseil de la Langue française, des Langues régionales endogènes et des Politiques linguistiques2 heeft vijftig voorstellen voor concrete actie ingediend. Het Waals onderwijzen en leren? Met name door bestaande leermiddelen in kaart te brengen, de talen te integreren in de opleiding van toekomstige leerkrachten, onder andere in het ‘Pact voor uitmuntendheid’, door taalbewustzijnsprogramma’s en ‘taalbaden’. De kunsten in het Waals ondersteunen? Door luisterboeken voor kinderen te ontwikkelen, bibliothecarissen op te leiden, voorstellingen – zoals de opera Li Mwért di l’Åbe (La mort de l’arbre, red.), die in 2025 zal worden gerealiseerd door Patrick Leterme. Media en technologie ontwikkelen in Wallonië? Via uitzendquota, maar vooral via steunmaatregelen voor de ontwikkeling van hulpmiddelen (neologismen, tweetalige lexicons, spraaksynthese enz.) En niet te vergeten: onderzoek.

Een uitdagend programma, ongetwijfeld, maar ... on-z-èst fîrs d’èsse Walons! ■

Meer weten ?

» Regionale talen beluisteren kan via de Geluidsatlas van de talen en dialecten in België: https://atlas.limsi.fr/?tab=be.

» M. Francard, Wallon, Picard, Gaumais, Champenois. Les langues régionales de Wallonie. De Boeck, 2013.

» Conseil de la langue française, des langues régionales endogènes et des politiques linguistiques, advies nr. 5 (het resultaat van de enquête naar de vitaliteit van de endogene regionale talen in Wallonië) en nr. 6 (het algemeen actieplan voor de regionale talen in FW-B, 28/03/2024).

» Direction de la recherche, de la coordination statistique et de l’évaluation des politiques publiques, Vitalité des langues régionales endogènes de Wallonie : une étude quantitative, 2023, Fédération Wallonie-Bruxelles.

» A.C. Simon, ‘C’est du français !’: Histoires de H’, over de aangeblazen ‘h’ (Le Soir, 03/02/2023).

» Le chant des Wallons

» Anne-Catherine Simon is professor talen aan de UCLouvain. Dit artikel verscheen als column in Le Soir op 9 april 2024 en is met toestemming overgenomen.

» Bronnen en literatuur

1. https://statistiques.cfwb.be/fileadmin/sites/ccfwb/uploads/documents/ Rapport_LRE_Version_finale.pdf

2. https://www.culture.be/administration/gouvernance-culturelle/conseil-de-la-langue-francaise-des-langues-regionales-endogenes-et-des-politiques-linguistiques/

© Jean-Pol Grandmont, via Wikipedia, CC BY 3.0

“Erfgoed

verbinden met het leven van mensen vandaag”

In Wallonië beweegt er heel wat in het museumlandschap. De oude industriële centra investeren volop in het stedelijk weefsel – iets wat vandaag zichtbaar is op het terrein. Met name in La Louvière, Andenne en Moeskroen spelen musea vandaag een rol in de vernieuwing of heropbouw van oude industriesites. Enkele decennia terug werden oude mijnsites vanuit een integrale visie grondig gerenoveerd. Ze kregen daarbij vaak een museale of recreatieve bestemming (zoals Le Grand Hornu, Bois du Cazier of Bois-du-Luc, zie elders in dit dossier). De uitdagingen voor de Waalse musea zijn nogal gelijk aan die in Vlaanderen. We staken ons licht op bij Xavier Roland, directeur van de musea in Bergen, en bij Clément Lalot, directeur van de Musées et Société de Wallonie (MSW).

Milkers

RODIN, de Burgers van Calais, Musée Mariemont, tijdelijk overgebracht naar de Jardin du Mayeur in Mons, zomer 2024 © Ville de Mons.

Zo is het museum over folklore in Moeskroen op de taalgrens duurzaam gebouwd, vanuit een actuele, inclusieve visie en met respect voor de oude site en de omgeving (zie ook elders in dit dossier). Bergen was in 2015 culturele hoofdstad van Europa, met maar liefst vijf nieuwe musea die uit de startblokken schoten.1 Met het oog op kostenefficiëntie werden er toen de zgn. pôles muséales geïntroduceerd. Dat model wordt doorgezet, en niet alleen in Bergen. In Verviers bijvoorbeeld, waar de musea van de stad tegen 2029 worden gerenoveerd, ook al omdat de schade van de waterbom renovaties urgenter dan ooit maakte. Hoe kijken Xavier Roland en Clément Lalot naar hun musea?

Xavier Roland, directeur van de pôle muséal van Bergen: “Volgens mij staan musea in de toekomst voor drie grote uitdagingen: conservering, bemiddeling en het tentoonstellen van erfgoed – en dit alles met het oog op de maatschappelijke opdracht van musea. Onze eerste taak is de collectie op een verantwoorde manier toegankelijk maken, maar evengoed moeten we museumobjecten valoriseren als dragers van een geheugen. Die twee dimensies moeten we verzoenen. Een voorbeeld: tijdens de recente tentoonstelling over Rodin wilden we De Burgers van Calais herwaarderen. Een van de versies van dat beeld staat wat verloren in het park van het Museum van Mariemont. In Bergen wilden we het beeld opnieuw verbinden met de stedelijke context. We wilden het dus niet op een hoge sokkel plaatsen, maar het met zoveel mogelijk toeschouwers in contact brengen. Na een evaluatie van de risico’s die de verplaatsing met zich mee zou brengen, besloten we om het toch te doen. Want de essentie van musea is voor mij: erfgoed verbinden met het leven van mensen vandaag.”

“Op het vlak van publiekswerking kiezen we voor een emotionele benadering, in plaats van een puur rationeel of historisch discours. Zo onderzochten we nieuwe manieren om de banden aan te halen tussen het kunstwerk, het publiek en de publieksbemiddelaar. Tijdens een bezoek van een

Want

de essentie van musea is voor mij: erfgoed verbinden met het leven van mensen vandaag

testgroep aan het museum ontdekten we tot onze grote verwondering hoezeer een kunstwerk de emoties, het hart en de lijf en leden van bezoekers direct kan raken, zelfs zonder dat daarvoor tekst en uitleg nodig zijn. Het traditionele beeld van het museum voor schone kunsten als een gebouw met witte muren, gericht op een individuele beleving en met objecten zonder context, is compleet achterhaald. De maatschappij is grondig veranderd en musea kunnen deze transformatie niet langer negeren. Tien jaar geleden namen we het initiatief om de collecties van Bergen samen te brengen in de Artotheek, waar objecten kunnen worden geraadpleegd en er tegelijkertijd ruimte is voor conservering, onderzoek en inventarisering.2 Het museum opende dus zijn deuren voor de buitenwereld. Ik wil het klassieke museumconcept niet weggooien, maar het anders benaderen. Zo organiseerden we in de zomer van 2024 een tentoonstelling, verspreid over drie wijken in Bergen. Dat project deden we samen met buurtbewoners, scholen, een groep kunstenaars, publieksbemiddelaars en een antropoloog. Het past in het tentoonstellingsbeleid van het CAP - Maison des Collections3, waarbij de stad de speelplaats van het museum wordt. Voortaan zal het museum zowel binnen als buiten zijn muren evolueren, terwijl het zijn authenticiteit wel degelijk in het oog houdt.”

DE KIJK

VAN DE MUSÉES ET SOCIÉTÉ EN WALLONIE (MSW)

In het voorjaar schreef MSW, de ‘Waalse museumvereniging’, een memorandum voor de nieuwe regering van de Fédération Wallonie-Bruxelles.4 Daarin hield ze een pleidooi om de huidige schamele subsidies voor musea in Wallonië op te schroeven. Met de huidige middelen kunnen de musea thema’s als duurzaamheid, inclusie, digitale transitie of aantrekkelijke werkgelegenheid onvoldoende realiseren. Het minimum is een automatische indexering van de subsidies zoals voorzien in het Museumdecreet van 2019. Los daarvan ziet MSW-directeur Clément Lalot vijf uitdagingen voor de musea in Wallonië:

“Ten eerste het vermogen van musea om zich aan te passen. Musea moeten vandaag een antwoord kunnen bieden op allerlei crisissen (klimaat, ecologie, energie, gezondheid, gewapende conflicten, economie). En kunnen focussen op de aspiraties van jongeren. Er is ook de noodzaak om middelen te rationaliseren. Dat is niet noodzakelijk

Met de huidige middelen kunnen de musea thema’s als duurzaamheid, inclusie, digitale transitie of aantrekkelijke werkgelegenheid onvoldoende realiseren

slecht, omdat het musea stimuleert om verstandig na te denken over de bundeling van middelen en functies: conserveringsruimten, apparatuur voor digitalisering, communicatie, HR enzovoort. In Wallonië blijken de ‘pôles muséales’ wel te werken, zoals we zien in Treignes, Bergen en Andenne. De uitdaging is nog om hiervoor een duidelijk kader te ontwikkelen. Ten derde: om de digitale transitie te kunnen waarmaken, moeten we de meerwaarde van digitale toepassingen aan de verschillende functies in de museumorganisatie evalueren. Hier ligt nog werk op de plank: hoe

omgaan met AI of met digitale toepassingen in de presentatie? MSW ondersteunt de museumsector met vorming en begeleiding, ook rond digitalisering. Ook de integratie van nieuwe generaties, zowel in de museumstaf als bij de bezoekers, is een topic. Maar dat is niet evident. Musea zijn te weinig competitief op het vlak van loon. Ten slotte zouden musea hun doelgroepen scherper moeten kunnen specifiëren, grondiger analyseren en ze vervolgens een ervaring op maat aanbieden.” ■

» Anne Milkers is adviseur (boven)lokaal erfgoed | musea bij FARO.

» Bronnen en literatuur

1. https://faro.be/blogs/roel-daenen/de-metamorfose-van-mons-vijf-nieuwemusea-openen-de-deuren

2. https://musees-expos.mons.be/nos-lieux/artotheque/artotheque

3. https://musees-expos.mons.be/nos-lieux/cap/cap-maison-des-collections

4. https://msw.be/wp-content/uploads/2024/03/Memorandum-Web.pdf

De Artothèque is het gemeenschappelijk depot van de stedelijke musea Mons, en is tegelijk centrum voor conservatie en onderzoek van deze erfgoedcollecties. Het depot is beperkt toegankelijk voor het publiek. © Ville de Mons.
“Dromen van een klank die (nog) niet bestaat”
De werkplek van: Remy Dubois en Bart Van Troyen, makers van Franse barokmusettes.

faro brengt u naar inspirerende werkplekken. U bent te gast in Petit-Rechain, nabij Verviers, waar Remy Dubois sinds enkele decennia een atelier uitbouwde en evolueerde van houtsnijder naar instrumentenbouwer. Bart Van Troyen was Remy’s leerling en verfijnde zijn kennis van de musettebouw en -restauratie.

1 Remy: “De Franse barokmusette is een ‘gesofisticeerde doedelzak’, een kamermuziekinstrument waarop in de 17e en 18e eeuw vooral de adel speelde. Na de Franse Revolutie is het instrument stilaan uit de muziekpraktijk verdwenen. In België is het zo’n vijftig jaar geleden opnieuw geïntroduceerd door Jean-Pierre Van Hees. Vandaag speelt men diverse (traditionele) muziekgenres op de musette.” Bart: “Na mijn opleiding aan het Lemmensinstituut gaf een meester-leerlingbeurs me de kans om van Remy, de enige expert op dat ogenblik, de musettebouw te leren. Hij leerde me technisch tekenen, zakken naaien, zilver bewerken voor de kleppen, solderen, houtdraaien en rieten maken. Dat laatste is supercomplex maar zó belangrijk voor de klankkleur!”

2 “Ik moest een vak leren toen ik jong was,” zegt Remy, “en ik koos voor hout. Maar meubelmaker wilde ik niet worden. Een vriend vroeg me om zijn doedelzak te restaureren. Dat lukte wel, maar kostte tijd en studie. Ik moest de vaardigheid in de vingers krijgen en ik had geen geld om een instrument te kopen. Daarom maakte ik mijn eerste instrument zelf, een hommel. Gaandeweg heb ik mijn vak geperfectioneerd en na vele werkuren kon ik doedelzakken en ten slotte musettes maken.”

3 Remy: “Een eenvoudige benen fluit was het instrument van onze vroegste voorouders. Ook toen al vormde het riet de ziel van het instrument. Muziek is sindsdien continu geëvolueerd, wat goed is. Het is belangrijk dat we instrumenten kunnen aanpassen aan de context vandaag. We bekijken het instrument vanuit een antropologische hoek. Dat biedt de beste basis om het metier met de tijd mee te laten evolueren.”

4

“De essentie is de wil om een hoogwaardige klankkleur te kunnen bereiken. Daar ligt mijn passie, en die passie heb ik direct ook bij Bart opgemerkt. Het gaat over dromen van een klank die het instrument in opbouw nog niet kan produceren. De uitdaging voor ons bestaat er wel in een musette te maken die de toekomstige eigenaar als gegoten zit. Ik heb een rêve du son, maar de muzikant heeft die evenzeer. Er is tijd, nauwgezetheid en technische vaardigheid nodig om elkaar daarin tegemoet te komen.” ■

CULTUURGOEDEREN UIT KOLONIALE CONTEXT

HET ENGAGEMENT VAN WALLONIË

Bij herkomstonderzoek en restitutie van cultuurgoederen uit koloniale context denkt men al snel aan het AfricaMuseum in Tervuren. Toch valt ook veel te melden over het beleid, de engagementen over herkomstonderzoek en mogelijke restitutie bij musea en instellingen in Wallonië, zoals het MusAfrica in Namen, het Musée L in Louvain-la-Neuve, het Museum van Mariemont en de universiteiten van Brussel, Luik en Bergen.

Nicole Gesché-Koning

De voorbije jaren is de aandacht voor dit onderwerp in de academische wereld gegroeid. Zo publiceerde een interuniversitaire werkgroep met onder andere de ULB, de Université Saint-Louis-Bruxelles, UCLouvain en UMONS in 2021 De dekolonisering van de universitaire wereld in België. Inventaris van initiatieven.1 De ULB is een van de motoren voor herkomstonderzoek. Zo organiseerde de universiteit in 2019 een colloquium over de problematiek van menselijke resten uit de koloniale tijd in academische collecties.2 Opvallend is de aanwezigheid van schedels in de collecties fysische antropologie, verzameld door artsen en wetenschappers verbonden aan de ULB aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw.

In september 2024 versterkte de ULB nog haar bevoorrechte samenwerking met de universiteit

van Lubumbashi (UNILU) over de teruggave van menselijke resten uit de koloniale periode. De ULB droeg al in 2020 de eigendom van tien schedels van Congolese origine in haar collectie over aan de UNILU met het oog op hun latere repatriëring. Volgens Gilbert Kishiba Fitula, rector van de UNILU, “is de teruggave van in Europa bewaard cultureel erfgoed een complexe kwestie die op nationaal niveau moet worden aangepakt. Er wordt beroep gedaan op de universiteiten om een rol te spelen bij het effenen van de weg door grootschalig wetenschappelijk onderzoek en workshops om over deze kwestie na te denken (…) De teruggave aan het Congolese volk van de schedels van onze voorouders is een ethische plicht, zowel voor het zich opnieuw toe-eigenen van de verborgen delen van het verleden als voor wetenschappelijke samenwerking vrij van het gewicht van het verleden.”3 UMONS volgde met de ondertekening van

een samenwerkingsovereenkomst met UNILU. De samenwerking omvat een ‘kinderuniversiteit’: kinderen van 6 tot 12 jaar uit Congo zullen dus ook de UNILU kunnen bezoeken.

De ULB was ook betrokken partij bij het UNIVERSEUM-symposium in 2022 over de uitdagingen voor universiteitsmusea en universitaire collecties. De nood aan dekolonisatie was zo’n uitdaging. Het verslag4 bracht inzichten van verschillende musea en universiteiten uit Vlaanderen en Wallonië samen. Aan bod kwam ook een workshop5 voor studenten over herkomstonderzoek van koloniale objecten uit de collectie van de ULB. De studenten werden zich bewust van de complexiteit van herkomstonderzoek, het belang van documentatie, de nood aan samenwerking met lokale gemeenschappen en de doorstroom van expertise.

Ngil-masker van de Fang uit de Afrikaanse collectie van het Musée Wittert ULiège. © Musée Wittert ULiège

Voor de ULiège was de registratie van de Afrikaanse collecties een belangrijke uitdaging. Een opvallende deelcollectie is het Fonds africain van Charles Firket. In 1891 richtte de medicus Firket een koloniale school op met als doel een beter begrip te krijgen van de etnologische context van tropische ziekten. De collectie werd pas onderzocht in 2004 door studente Vanessa Mastronardi6 om een catalogus op te maken. Verschillende stukken bleken verdwenen. Twintig jaar later is de catalogisering aangepakt en werd de Afrikaanse collectie uitvoerig beschreven met foto’s in de digitale database,7 waarmee de ULiège meteen de toon zet voor de Franstalige gemeenschap. De universiteit initieerde ook het programma PICCO (Patrimoine, Identité Culturelle et Conservation), in samenwerking met de Universiteit van Kinshasa. Voor verantwoordelijke Muriel Verbeeck zal “het project doen nadenken over de

complexe keuzes bij conservatie en restauratie rekening houdende met wat deze objecten betekenen voor de erfgoedgemeenschappen van wie ze afkomstig zijn.”

ONDERZOEK IN DE FÉDÉRATION

WALLONIE-BRUXELLES (FW-B)

Verschillende initiatieven over de koloniale aanwezigheid en postkoloniale impact volgden elkaar snel op. Een studiedag8 van verschillende partners waaronder ICOM Belgique/WallonieBruxelles in januari 2020 markeerde de aandacht voor het thema. In het bijzonder werd het Franse rapport Savoy-Sarr ter inspiratie onder de loep genomen met de vraag of de analyse ook een model kon zijn voor België. Hoewel inspirerend, vraagt de Belgische situatie toch om specifieke juridische maatregelen. Toonaangevend was de studie Restitution des patrimoines culturels uit 2020 over niet-Europese collecties bij musea uit de FW-B. In het rapport van 20219 vragen onderzoekers Yasmina Zian en Marie-Sophie de Clippele aandacht voor de omgang met menselijke resten en sacrale voorwerpen, en de samenwerking tussen musea en herkomstgemeenschappen.

In Bergen en bij de ULB ontstond in 2020 publieke verontwaardiging over omstreden koloniale beelden van Leopold II op de universiteitsterreinen. Waarop de UMONS en het Mons Memorial Museum in 2021 een expo en conferentie10 organiseerden. Daarop werd nagedacht over hoe inwoners, voormalige koloniale ambtenaren, Afro-afstammelingen en mensen van gemengde oorsprong konden samenwerken. Verschillende

thema’s werden geanalyseerd: koloniale geschiedenis en herinnering, archieven en getuigenissen over het koloniale verleden, de dekoloniale stad en koloniale tradities en herinneringen in Henegouwen.

EN DE MUSEA?

Restitutie in de Waalse musea richtte zich de laatste jaren eerder op roofkunst uit de tijd van de Franse Revolutie en later de naziperiode.11 Vermeldenswaard zijn evenwel MusAfrica in Namen en het Museum van Mariemont. Dat eerste wordt momenteel vernieuwd, wat de tijd geeft om grondig na te denken over de toekomst.12 Het museum wil zuurstof geven aan de herinnering over het koloniale verleden, door een rol op te nemen als debatforum over de complexe realiteit

We kunnen niet over erfgoed spreken zonder overdracht van de ene generatie op de volgende, dan moeten we ook rekening houden met het feit dat overdracht wordt geïnspireerd door een vorm van betrokkenheid

Uitnodiging voor de 25e verjaardag van de Cercle Congolais in Mons. De gedenkplaten op het stadhuis werden er voor de gelegenheid geplaatst. Archief van de Stad Mons. © Ville de Mons, Foto: Alain Breyer

van Afrika en de relatie met België, en bijdragen aan een correcte(re) visie op Afrika vandaag. Verschillende artistieke interventies uit Centraal-Afrika zullen ook een plaats krijgen in het museum. Studenten geschiedenis, antropologie, museologie enz. zullen het museum kunnen gebruiken als oefenterrein en opleidingscentrum. Net als wetenschappers die Afrika, en in het bijzonder de koloniale geschiedenis, willen onderzoeken. Moeilijke vraagstukken wil men niet uit de weg gaan. Zo werd reeds via privéweg verzocht enkele documenten terug te geven aan het Nationaal Museum van Lubumbashi via een samenwerking met het Institute of Colonial Culture13 − tot nu toe zonder succes.

Samenwerking met de herkomstgemeenschappen is cruciaal. Dat vindt ook Blandine Opeoluwa Agbaka14 die doctoreerde aan de ULB en de Universiteit Abomey Calavi: “We moeten erfgoed vermenselijken. We kunnen niet over erfgoed spreken zonder overdracht van de ene generatie op de volgende, dan moeten we ook rekening houden met het feit dat overdracht wordt geïnspireerd door een vorm van betrokkenheid ... (die) daarom centraal moet staan in erfgoedprocessen om lokale beteke-

nissen van erfgoed te duiden. Van nu af aan moeten experts ernaar streven om van gemeenschappen te leren over hun visie op hun erfgoed. Experten moeten toegeven dat deze lokale overwegingen soms niet overeenstemmen met internationale wensen.”

Het Museum van Mariemont maakt verder werk van herkomstonderzoek van de collectiestukken uit de Egyptische (in samenwerking met AWAP, het Agence wallonne du Patrimoine) en antieke collecties. In het rapport van Zian en de Clippele15 voor de FW-B werd wel opgeroepen tot een betere inventarisering van de collectie in The Museum System (TMS), de interne database van het museum, die deels ook toegankelijk is via het Artemisplatform. Musea twijfelen niet over het belang van herkomstonderzoek. Het is zelfs verplicht volgens het Museumdecreet van 2019 (Sectie 1, art. 3, 2b). Maar gebrek aan geld en mensen bemoeilijken dit. Voor musea die herkomstonderzoek zien als een prioriteit voor de komende vijf jaar zal de haalbaarheid afhangen van de financiële steun van AWAP. ■

» Nicole Gesché-Koning is zelfstandig cultureelerfgoedconsulent.

» Bronnen en literatuur

1. De dekolonisering van de universitaire wereld in België. Inventaris van initiatieven. Interuniversitaire werkgroep ‘Koloniaal Verleden België’. 27 oktober 2021.

2. De l’ombre à la lumière : Pour une politique de gestion des collections coloniales de restes humains dans les universités. 5 oktober 2019.

3. L’ULB s’engage dans la restitution de restes humains issus de la période coloniale. Website ULB, 15 oktober 2020.

4. Réseau des Musées de l’ULB (ed.), University Museums and Collections. Challenges of the past, responsibilities for today, Proceedings of the 22nd Universeum annual conference Belgium, 3-8 July 2022.

5. N. Gesché-Koning & N. Nyst, ‘Workshop Report: Incidence of provenance research on University Museums’, in: Réseau des Musées de l’ULB (ed.), University Museums and Collections. op. cit., p. 91-100.

6. V. Mastronardi, La collection d’Ethnographie africaine de l’Université de Liège, mémoire de licence en Histoire de l’art, archéologie et musicologie. Université de Liège, 2004.

7. Le fonds africain de l’Université de Liège. Website Culture ULiège.

8. Journée d’étude sur la question de la restitution des biens culturels : Le Rapport Savoy-Sarr, un modèle pour la Belgique? 24 januari 2020. Zie: N. Gesché-Koning & A. Chevalier (eds), ‘Musées, collections et les translocations du patrimoine culturel: Le rapport Sarr - Savoy : un modèle pour la Belgique ?’, in: La Vie des Musées, 2022, nr 29.

9. Y. Zian & M.-S. de Clippele, ‘Rapport sur l’avenir des collections extra-européennes conservées en Fédération Wallonnie-Bruxelles. Académie royale de Belgique’, in: Opinio 4, Brussel, 2021.

10. Mémoires coloniales. Colonisation/ Décolonisation: des mémoires multiples et plurielles. Le cas de Mons. 6 en 7 mei 2021.

11. La base de données des œuvres d’art spoliées pendant la seconde guerre mondiale en Belgique et non retrouvées. Looted Art WWII Belgium, SPF Economie.

12. https://musafrica.net/missions-de-lasbl

13. https://www.enoughroomforspace.org/projects/institute-of-colonial-culture/

14. B. Opeoluwa Agbaka, ‘Quel patrimoine pour l’Afrique ? Conclusions’, in: N. Gesché-Koning en Y. Robert (éds)., Place du Patrimone culturel et immatériel de la République démocratique du Congo sur les Listes du Patrimoine mondial de l’UNESCO. Bruxelles, UNESCO, p. 178.

15. Rapport van Y. Zian en M.-S. de Clippele, op. cit., p. 133-139.

Blik op de tentoonstelling in het Mons Memorial Museum met het borstbeeld van Paul Panda Fernana en Leopold II tegenover mekaar. © Ville de Mons

INDUSTRIEEL ERFGOED IN WALLONIË

LAND VAN IJZER, STAAL EN STEENKOOL

Op het einde van de 18e werd Wallonië de bakermat van de industriële revolutie op het Europese continent. Vanuit Groot-Brittannië verspreidden technische innovaties, zoals textiel- en stoommachines, zich via Wallonië over Europa. Zo groeide Wallonië tegen het einde van de 19e eeuw uit tot een van de meest geïndustrialiseerde regio’s ter wereld. De opeenvolgende economische crisissen in de tweede helft van de 20e eeuw maakten een einde aan vele ‘fleurons industriels’. Sindsdien staat Wallonië voor de enorme uitdaging om dit omvangrijk en uniek industrieel erfgoed te behouden en een nieuwe bestemming te geven. Dat komt tot uiting in de talloze industrieel-erfgoedsites.

Het industrieel erfgoed van Wallonië valt als onroerend erfgoed grotendeels onder de bevoegdheid van de Waalse regering. Het Agence wallonne du Patrimoine (AWaP), gevestigd in de voormalige stoomfabrieken van Beez bij Namen, staat in voor de uitvoering van het onroerend-erfgoedbeleid. Het beheert ook twee opleidingscentra voor erfgoedberoepen in Amay en in Soignies, waar op de site van een voormalige steengroeve ambachtelijke kennis wordt ontwikkeld en doorgegeven over steenhouwen en de restauratie van gebouwd erfgoed.

Op het terrein zijn verschillende verenigingen actief betrokken bij het behoud en de valorisatie van het industrieel erfgoed. Meer bepaald de vzw Patrimoine Industriel Wallonie-Bruxelles (PIWB)2, die subsidies ontvangt van de Franstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, en uitsluitend steunt op vrijwilligerswerk. De taken van de PIWB zijn vergelijkbaar met die van ETWIE of de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA). Er zijn instellingen die zich specifiek met bedrijfsarchieven bezighouden, zoals het Institut d’Histoire ouvrière, économique et sociale (IHOES) in Seraing en de Sauvegarde des Archives industrielles, commerciales, ouvrières et minières (SAICOM) in Bois-du-Luc. Ten slotte zijn enkele musea heel actief rond industrieel erfgoed, zoals het Musée de la Vie wallonne, het Maison

de la Métallurgie et de l’Industrie in Luik, en het Musée de l’Industrie in Charleroi op de site van de steenkoolmijn van Bois du Cazier.

De uitdagingen voor al deze spelers zijn gigantisch, gezien de enorme omvang en diversiteit van het industrieel erfgoed dat bewaard en gevaloriseerd zou moeten worden. Zo zet PIWB zich bijvoorbeeld in voor het behoud van de historisch waardevolle fabrieksschoorstenen.3 Er is aan een inventaris gewerkt om te bepalen welke exemplaren het verdienen om gered te worden, waarna de vereniging kan starten met bewustmakingscam-

Wallonië wordt nog steeds gekenmerkt door economische en sociale moeilijkheden, wat maakt dat de beschikbare middelen voor het behoud van het industrieel erfgoed ontoereikend zijn in verhouding tot de noden

Jacques Crul en Jean-Louis Delaet1
Mijnsite van Blegny-Mine (Unesco Werelderfgoed) © Blegny-Mine

pagnes om de meest waardevolle schoorstenen te redden van de sloop.

Wallonië wordt nog steeds gekenmerkt door economische en sociale moeilijkheden, wat maakt dat de beschikbare middelen voor het behoud van het industrieel erfgoed ontoereikend zijn in verhouding tot de noden. Bovendien is er geen langetermijnvisie in het beleid en is er geen debat over de bewaarprioriteiten. Er is ook een gebrek aan interesse bij de eigenaars van dit erfgoed. Het voorbeeld bij uitstek zijn de 20e-eeuwse staalfabrieken, waarvan een groot deel de deuren sloot. Het wordt een zware uitdaging om de historisch waardevolle delen van deze fabrieken als erfgoedsites te laten bewaren. Daartoe worden masterplannen opgesteld, die voorzien in de redding van een aantal hoogovens en bijhorende gebouwen. Maar de uitvoering van de plannen botst op weerstand, omwille van de economische waarde van de betrokken industrieterreinen en hun optimale ligging voor industriële reconversieprojecten.

Als gevolg daarvan zijn beschermingsmaatregelen vaak het resultaat van kortetermijnopportuniteiten of lokale acties. De PIWB laat niet na

om de eigenaars en de overheid aan de mouw te trekken wanneer ze dat nodig acht. Toch erkent de PIWB dat er ondanks de beperkte middelen al veel is gerealiseerd. Met enthousiasme zetten de verschillende actoren zich samen met het beleid in voor dit rijke Waalse erfgoed. ■

» Jean-Louis Delaet en Jacques Crul zijn resp. voorzitter en secretaris van de vzw Patrimoine Industriel Wallonie-Bruxelles.

» Bronnen en literatuur

1. Dit artikel is een bewerking van een (naar het Nederlands vertaalde) tekst van Jean-Louis Delaet en Jacques Crul.

2. Zie: https://www.patrimoineindustriel.be

3. Zie: https://patrimoineindustriel.be/fr/cheminees

4. https://agencewallonnedupatrimoine.be/inventaire-du-patrimoine

Oven in de Manufacture Royal Boch in La Louvière © Keramis
Foto rechterpagina: Trammuseum van ASVi in Thuin © Eric Binamé

INDUSTRIEEL

ERFGOED

IN WALLONIË: EMBLEMATISCHE SITES EN THEMA’S. 4

Proto-industrialisatie

De twee pijlers van de industrialisatie in Wallonië waren de steenkoolontginning en de metallurgie. De metallurgie was al sterk aanwezig vóór de industriële revolutie, vooral in de Ardennen en in de streek tussen Samber en Maas. De belangrijkste is ongetwijfeld het provinciale domein van Fourneau Saint-Michel in Saint-Hubert.

» www.fourneausaintmichel.be

Textiel

De industriële revolutie begon in de textielindustrie in Verviers, waar de introductie van spin- en weefmachines de organisatie van het werk volledig veranderde. Er is veel werk verricht om de getuigenissen van de textielindustrie te bewaren. Belangrijk is de verzameling van historische textielmachines van het textielbedrijf Solvent belge, een deelcollectie van de musea van de Stad Verviers.

» musees.verviers.be/les-implantations/le-solvent

Mijnbouw

Sinds 2012 heeft elk Waals steenkoolbekken een belangrijke mijnsite die erkend is als Unesco-werelderfgoed: Grand-Hornu voor de Borinage, Bois-du-Luc voor de regio Centre, Bois du Cazier voor de regio Charleroi en Blegny-Mine voor de Luikse regio. Bovendien zijn de hydraulische liften van het historische Centrumkanaal, dat oorspronkelijk diende voor het transport van steenkool, sinds 1998 ook Unesco-werelderfgoed.

» www.mac-s.be/nl/le-grand-hornu

» boisdulucmmdd.be

» www.blegnymine.be

» www.leboisducazier.be

» canalducentre.be

IJzer en staal

Van de eens zo machtige 19e-eeuwse Waalse ijzer- en staalindustrie is veel verloren gegaan. In Seraing en Charleroi werden de eerste cokeshoogovens gebouwd, maar die werden gesloopt. Er is nog een hoogoven uit 1910 bewaard in Tubize, in de voormalige Forges de Clabecq, en in Marchienne-au-Pont zijn de werkplaatsen van de voormalige Forges de la Providence herbestemd voor het cultureel centrum Rockerill. Met de steun van de NMBS werd een thermowagon bewaard voor het Maison de la Métallurgie et de l’Industrie in Luik. Veel overblijfselen van de belangrijke non-ferrometallurgie, zoals de site van Cuivre & Zinc in Angleur, zijn volledig afgebroken. Het museum over de zinkfabriek Vieille Montagne in Kelmis weerspiegelt enigszins de pioniersrol die Wallonië ooit speelde.

» www.mmil.uliege.be

» mvm-kelmis.be

Treinen en trams

Het erfgoed van het vervoer wordt opgepikt door een aantal vrijwilligersorganisaties, zoals de Chemin de Fer à Vapeur des 3 Vallées in Mariembourg en Patrimoine ferroviaire et Tourisme (PFT) in Saint-Ghislain. Het erfgoed van de buurtspoorwegen is voornamelijk in handen van Le Musée des Transports en Commun de Wallonie (MTCW) in Luik en de Association pour la Sauvegarde du Vicinal, die het trammuseum in Thuin en de buurtspoorweg Lobbes-Thuin beheert.

» www.pfttsp.be

» www.musee-transports.be

» site.cfv3v.eu/site

» museedutramvicinal.be

Glas en kristal

En dan is er nog de iconische glas- en kristalindustrie in Wallonië. Belangrijke collecties worden bewaard in het museum van Bois du Cazier in Charleroi en het Grand Curtius in Luik. De Cristallerie du Val-St-Lambert (sinds 1826) is gerestaureerd en kan bezocht worden. De redding van de site van de glasfabriek Durobor in Soignies is nog niet verzekerd. La Ruche Verrière in Lodelinsart, het vroegere hoofdkwartier van de glasblazersbond, is herbestemd als cultureel ontmoetingscentrum. Tot slot zijn er nog verschillende residenties van bedrijfsleiders uit de glasindustrie bewaard, vooral rond Charleroi, zoals het kasteel van Mondron in Jumet.

» www.val-saint-lambert.com » www.la-ruche-verriere.be

Elektriciteit

Het erfgoed van de elektriciteitsindustrie is verwaarloosd. Momenteel zijn enkele oude elektriciteitscentrales met wisselend succes bewaard, bijvoorbeeld in Marchienne-au-Pont, Soignies en Sprimont. Maar een onderstation van Cockerill uit 1904 in Seraing werd zopas ontmanteld.

Agrovoeding

Wallonië kende een bloeiende agrovoedingsindustrie. Verschillende molens, brouwerijen en mouterijen zijn bewaard gebleven, zoals stoombrouwerij Dubuisson in Pipaix en de Févrierbrouwerij in Momignies, beide in Henegouwen.

» discover.dubuisson.com » momignies.be/loisirs/tourisme/patrimoine/ brasserie-de-la-tierache

ERFGOED

“Luisteren naar verhalen die bleven hangen in de takken van dit dennenbos”

Erfgoed is voor letterlijk iedereen betekenisvol en relevant. Bekende personen wijzen u de weg naar hun erfgoedplek.

De ‘Fox Holes’ in Bastogne, de erfgoedplek van: Peter De Lobel.

Kent u Wallonië? Ik wel. Nu ja, een beetje. En dan eigenlijk vooral politiek. Maar Wallonië zelf?

Nu me gevraagd wordt mijn eigen favoriete erfgoedplek te kiezen, kom ik uit in Bastogne. En wel in de ‘Fox Holes’ van het Bois Jacques, schuttersputjes die Amerikaanse soldaten daar in de winter van 1944 groeven om zichzelf een minimum aan bescherming te bieden. De eerste keer bezocht ik ze samen met mijn broer en mijn grootvader. De grote man die al zolang we ons konden herinneren verhalen vertelde over die vervloekte oorlog, over de ontbering en wreedheden, D-day, de bevrijding ... In dit bos, in deze coulissen van de geschiedenis, werd hij kwetsbaar en stil.

Vijftien was hij toen in deze kuilen Amerikaanse jongens, slechts een paar jaar ouder dan hij, de ijzige Belgische winter en de aanhoudende Duitse aanvallen trotseerden. Voor ons, bovendien. Het Ardennenoffensief was Hitlers laatste uithaal en mede dankzij hen ook de laatste rechte lijn naar zijn einde.

Tegenwoordig maken de ‘Fox Holes’ deel uit van een bezoek aan het Bastogne War Museum en heeft augmented reality er zijn intrede gemaakt. Maar laat bij een bezoek ook zeker de ‘gewone reality’ inwerken. Kom op een koude, grijs-gure dag en neem de tijd om te luisteren naar de verhalen die zijn blijven hangen in de takken van dit dennenbos. Mijn grootvader is er niet meer om ze te vertellen, dus neem ik het maar even over. Dit bos is een ingang om te begrijpen en om vooral nooit te vergeten. Is dat geen taak van erfgoed? Ja, toch? ■

» https://www.bastognewarmuseum.be/nl/bois-jacques-n

» Door: Peter De Lobel, Wetstraatredactie (Wallonië) De Standaard | Foto erfgoedplek: © Dalton, via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0

BMCC Brugge

Groot Onderhoud

In buiten beeld

Hét sectorevenement voor cultureel-erfgoedprofessionals. Tijdens de 14e editie van het Groot Onderhoud nemen we je mee in het thema: ‘In/buiten beeld’. Hou alvast 3 juni vrij in je agenda.

Samen buigen we ons over beeldvorming en representatie in cultureel erfgoed. Ontdek inspirerende sprekers, praktijkgerichte sessies en innovatieve tools. Mis deze unieke kans niet om kennis en ideeën uit te wisselen met andere professionals in de erfgoedsector.

Meer info?

Hou onze website en nieuwsbrief in de gaten en ontdek binnenkort het volledige programma!

Laatste woorden

Afscheidsbrieven

van geëxecuteerde verzetsmensen

Meer info op: www.laatstewoorden.be

Help je graag mee bij dit uniek erfgoedproject? Dat kan! Spoor mee afscheidsbrieven op of duik in de archieven.

Met steun van

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.