faro tijdschrift over cultureel erfgoed
Jaargang 17, nr 2, juni 2024
Dossier Onderzoek
Pleidooi voor een andere aanpak
Erfgoed in de verkiezingsprogramma’s
Terugblik op het Belgisch EU-voorzitterschap
25 jaar kwaliteitslabel
` Driemaandelijks tijdschrift. Afgiftekantoor Antwerpen. Erkenning: P808155
KIEZEN VOOR ERFGOED De verkiezingsprogramma’s 12
GROOT ONDERHOUD 2024 Beeldverslag
DOSSIER ONDERZOEK
LEERLING-MEESTERTRAJECT Lithografie
HET KWALITEITSLABEL 25e verjaardag
26 RELIGIEUS ERFGOED Inventariseren, waarderen en actualiseren
30 IN EUROPA Kijk op het Belgisch EU-voorzitterschap
INLEIDING | Olga Van Oost en Alexander Vander Stichele
LEREND NETWERK ERFGOEDONDERZOEK EN KENNISONTWIKKELING | Olga Van Oost en Alexander Vander Stichele
CONSERVATOR VAN DE TOEKOMST | Maartje Beekman
INTERVIEW MET SASKIA SCHELTJENS | Olga Van Oost
ONDERZOEK EN PARTICIPATIE OP MAAT | Bram Beelaert
IEDEREEN ONDERZOEKER?! | Jacqueline van Leeuwen
MODE-ERFGOED ALS TRAIT D’UNION | Karolien De Clippel
INTERVIEW MET MARJAN DOOM | Olga Van Oost
OVER ONDERZOEK EN DIENSTVERLENING | Jan Stuyck
NADIA NSAYI OVER HET EINDE VAN HET KLASSIEKE ONDERZOEK | Olga Van Oost
LEESTIPS
DEELNEMERS VAN HET LEREND NETWERK | Alexander Vander Stichele
SPREKEND ERFGOED Schoonder blauw en ester niet
EXPAT Jeroen Vandommele
HET ATELIER Bram De Man, contrabasbouwer 86 MIJN ERFGOEDPLEK Sigrid Vinks
EN OOK IN DIT NUMMER
36 38 44 48 54 60 64 68 70 74 80 82 02 TELEX 24
34
78
03 EDITO
06
14
18
© Musea Brugge
COLOFON
faro | tijdschrift over cultureel erfgoed 17 (2024) 2 | ISSN 2030-3777
REDACTIERAAD Eva Begine, Joke Beyl, Roel Daenen, Katrijn D’hamers, Jelena Dobbels, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne Milkers, Henrike Radermacher, Alexander Vander Stichele, Hildegarde
Van Genechten, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Seppe Van Pottelbergh, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be
HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE
Katrijn D’hamers EINDREDACTIE
Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke
Theuwissen HUISCARTOONIST
Steve Michiels DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel
Daenen ABONNEMENTEN België € 40 | buitenland € 50 | los nummer € 10 | https://faro.be/tijdschrift
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Olga Van Oost, p.a. Grasmarkt 105 bus 44, 1000 Brussel COVERBEELD © Kristof Vrancken
faro is een blad voor en door de cultureel-erfgoedsector. Bezorg ons uw suggestie voor een artikel, onderwerp of thema voor een rubriek of dossier. Hoe? Mail naar redactie@faro.be.
© FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. De redactie heeft ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden na te streven. Indien u meent dat voor een bepaald beeld het auteursrecht van de maker of zijn/haar erfgenamen werd geschonden, neem dan contact op met de redactie. De inhoud van de teksten en artikels vertolken enkel de visie van de auteurs en niet noodzakelijk die van het bestuur van FARO.
Over de sloper, de bouwer en de verbinder
Hoe zou u uw ingesteldheid omschrijven, beste lezer?
Bent u geneigd overal het positieve in te zien en zet u in de ochtend zonder nadenken uw roze bril op? Of focust u toch eerder op negatieve aspecten? Herkent u zich in het tweede? U bent niet alleen. Over het algemeen zijn we veel meer geneigd het negatieve in iets te zien, negatieve verhalen te delen met elkaar en ze ook nog eens te onthouden.
En dat geldt zeker wanneer het gaat over abstracte zaken, zoals de toekomst – niet toevallig het thema van het jongste Groot Onderhoud. De toekomst positief verbeelden is een opgave. Daarbij komt nog dat we graag vasthouden aan wat we kennen. Voor verandering lopen we doorgaans niet warm. Dank je, reptielenbrein! En toch. Er zijn genoeg voorbeelden die aantonen dat strijd voor verandering loont. Denk maar aan de afschaffing van de slavernij en de apartheid, vrouwenrechten, stemrecht voor iedere meerderjarige, het homohuwelijk, et cetera. Het is maar omdat onze voorouders die mogelijkheden (die kansen, mogen we wel zeggen!) zagen, er zich hard voor maakten en er vaak letterlijk strijd voor leverden, dat de publieke opinie kantelde. Iets dat ooit ondenkbaar werd geacht – stemrecht voor vrouwen, om maar iets te zeggen – ging in een tijdspanne van enkele decennia naar algemeen beleid. De toekomst, gloedvol verbeeld door enkelen, vervelde tot werkelijkheid.
Daarom is die positieve verbeelding zo belangrijk. Want wat we ons niet kunnen verbeelden, kunnen we niet realiseren. Met andere woorden: rammelen aan het status quo loont. Bouwen aan een alternatief evenzeer. Want als het status quo aan diggelen ligt, moet er een alternatief voorhanden zijn. Anders dreigt er chaos, en kan de wet van de sterkste zijn lelijke kop opsteken.
U vindt
Naast slopers (van de status quo) en bouwers (aan het alternatief) spelen ook verbinders een belangrijke rol. Verbinders staan tussen het status quo en het alternatief in. Met het ene been in de oude wereld trekken ze mensen mee die andere wereld in en helpen ze het verbeelde alternatief mee werkelijkheid worden. De maatschappelijke en zelfs planetaire uitdagingen waar we voor staan, zijn niet gering. En we hebben hier allemaal een rol te spelen. Wees expliciet over welke rol u opneemt, (h)erken welke rol een ander kiest. En doe dit met overgave.
Welke rol speelt u?
De redactie
redactie@faro.be
EDITO 3
Certificate Number 10506-2402-1006 www.climatepartner.com
naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.
Richtlijnen Topstukkenraad voor belichting topstukken op papieren dragers
Om kostbare, fragiele topstukken zoals bijvoorbeeld topstukken op papieren dragers optimaal te bewaren, te manipuleren en tentoon te stellen, stelde de Topstukkenraad richtlijnen op. Die laten toe om deze topstukken op toereikende wijze te ontsluiten en garanderen dat ze in voldoende goede staat bewaard worden om ze later ook aan toekomstige generaties te kunnen tonen.
Klik door naar de website van het Departement Cultuur, Jeugd en Media om de richtlijnen te raadplegen: https://www.vlaanderen.be/cjm/nl/cultuur/cultureel-erfgoed/erkenningen/topstukken of kijk rechtstreeks op https://bit.ly/Richtlijnen_Topstukkenraad.
AUDIOVISUEEL ARCHIEFMATERIAAL DOORZOEKEN OP HETARCHIEF.BE
Op zoek naar audio of video over uw streek, een persoon, gebeurtenis of uw grootste hobby? Op hetarchief.be kan u snuisteren in de rijke archieven van meer dan 140 Vlaamse organisaties uit media, cultuur en overheid. Deze databank, een platform van meemoo, zit tjokvol beschrijvingen en informatie over meer dan 1,8 miljoen video- en audiofragmenten en bestaat al sinds 2019.
In 2023 kreeg het platform een grondige update. Zo werden de zoekfunctionaliteit en filtermogelijkheden krachtiger, en sinds kort kan u ook bij aanbieders ter plekke gaan kijken en luisteren. Plannen voor de toekomst richten zich onder meer op het integreren van andere contenttypes zoals kranten en fotografisch materiaal.
Benieuwd? Surf naar https://hetarchief.be.
Vlaams Theaterarchief naar het Letterenhuis
In april verhuisde het Vlaams Theaterarchief van Kunstenpunt naar het Letterenhuis. Daar vonden de verzamelde persknipsels, affiches, brochures, foto's en opnamen van alle theatervoorstellingen die in Vlaanderen werden gemaakt een nieuwe thuis. Het archief, ontstaan in de jaren 1980 bij verschillende kunstorganisaties en -instellingen, werd later overgenomen, beheerd en aangevuld door het Vlaams Theater Instituut (VTi). Toen dat in 2015 opging in Kunstenpunt werd de documentatiewerking stopgezet.
Door de vele raakvlakken met de collectie was het Letterenhuis de aangewezen partner voor herbestemming van dit rijke stukje podiumkunstenverleden. 135 strekkende meter aan archiefdozen, 40 meter aan affiches en 35 meter aan foto’s en documenten worden er verder verwerkt volgens de gangbare archiefstandaarden. De beschrijvingen worden geleidelijk geïntegreerd in het online collectieplatform van het Letterenhuis.
https://bit.ly/theaterarchief
IEDEREEN REYNAERT
Het verhaal van Reynaert de vos is bijna 800 jaar oud, maar blijft tot op vandaag actueel en herkenbaar. Aan de talloze hertalingen en bewerkingen van dit epische dierdicht voegt het Reynaertgenootschap nu een versie toe voor wie het Nederlands nog maar net aan het ontdekken is. Marianne Vonck herschreef de tekst voor prille taalleerders, Kato Beirnaert maakte de zwart-witillustraties. Cursisten Nederlands in de basiseducatie (Ligo) werden betrokken bij de groei van het boek en waren de eerste lezers en critici. Iedereen Reynaert wordt door de auteur ook ingesproken in de Luisterpuntbibliotheek.
https://www.reynaertgenootschap.be
4 TELEX
Beleving!
De voorbije drie jaar ging het Limburgs Volkskundig Genootschap samen met tien erfgoedverenigingen uit de regio op zoek naar 100 Limburgse tradities, (al)oude en nieuwe gebruiken. Het project kreeg de naam Beleving!, een samentrekking van BEelden van LEvende Volkscultuur In Nieuwe Gedaanten. Vrijwilligers zochten actief naar typische Limburgse tradities, oude gebruiken en nieuwe invullingen, naar tradities die door migranten naar onze contreien werden meegebracht en levendig worden gehouden, en naar dorps- of buurteigen invullingen van grotere tradities als carnaval of Halloween.
Het resultaat van al dat speurwerk, van ‘hieringbiete’ in Stokkem over de boekentaswijding in Genk tot de Griekse Goede Vrijdagprocessie en Spurk kermis, is nu in woord en beeld te vinden op de projectwebsite.
https://volkskunde-limburg.be/beleving
GRAFISCHE VERTOLKINGEN VAN
OORLOG EN GEWELD
Naoorlogse stripmakers putten in hun strips en graphic novels rijkelijk uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Wat is de kracht van dit grafisch medium in het vertolken van historische verhalen van oorlog en geweld? De redactie van WO2 Onderzoek uitgelicht zocht het voor u uit.
Tijdschrift WO2 Onderzoek uitgelicht wil recente wetenschappelijke inzichten over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en recentere voorbeelden van oorlog, geweld en onvrijheid maatschappelijk toegankelijk maken.
Meer weten of bijdragen? Lees meer op: www.tweedewereldoorlog.nl/ onderzoekuitgelicht.
BRITISH LIBRARY TREKT LESSEN
UIT CYBERAANVAL
In oktober 2023 werd de British Library getroffen door een cyberaanval, met verregaande gevolgen voor de systemen en diensten van de bibliotheek. Hoe kon de aanval plaatsvinden? En welke implicaties heeft de aanval op de activiteiten van de bibliotheek, de toekomstige infrastructuur en het risicomanagement? De British Library bundelde haar bevindingen en lessons learned in een blog en een helder document, dat ook voor andere erfgoedorganisaties interessant kan zijn om lessen uit te trekken.
https://bit.ly/british_library
VR-technologie dekoloniseert ‘vergeten’ erfgoedstuk
Meer dan 90 jaar lang lag het monumentale Panorama van Congo, 1600 m² groot, in een museumdepot van het War Heritage Institute. De reusachtige installatie werd gemaakt op vraag van het Ministerie van Koloniën en werd voor het eerst getoond op de Gentse wereldtentoonstelling van 1913. In 2022 verliet het monumentale doek het depot: een internationaal onderzoeksteam fotografeerde het doek meter per meter in het kader van het onderzoeksproject CONGO VR, Decolonising the Panorama of Congo: A Virtual Heritage Artistic Research
Het resultaat is een zeer gedetailleerde digitale foto die via virtual reality voor een nieuwe vorm van ontsluiting zorgt en verder onderzoek mogelijk maakt. Bovendien geven experten en kunstenaars duiding en kritische reflecties bij het werk, en hopen ze zo bij te dragen aan het debat rond koloniaal erfgoed en koloniale propaganda. Het resultaat was tot midden juni te zien in het Museo Nacional de História Natural e da Ciência (MUHNAC) in Lissabon. In het voorjaar van 2025 volgt een tentoonstelling in het AfricaMuseum.
https://congopanorama.filmeu.eu www.filmeu.eu/research/pilot-projects/congo-vr
5
British Library. Foto: Pixabay
© Tomas Vandecasteele / LUCA School of Arts
WAT LAZEN WE IN DE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S 2024?
KIEZEN VOOR ERFGOED?!
In het voorjaar van 2024 publiceerden alle Vlaamse politieke partijen hun verkiezingsprogramma’s. FARO doorploegde de programma’s van de partijen die tijdens deze legislatuur in het Vlaams Parlement zetelden. We gingen op zoek naar hun visie en standpunten over cultureel erfgoed en, bij uitbreiding, hun standpunten over cultuur die ook relevant zijn voor de cultureel-erfgoedsector. Vervolgens hebben we elke partij aangeschreven met de vraag naar extra informatie. Hieronder vindt u de synthese van de belangrijkste standpunten per partij, in alfabetische volgorde.
Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus
CD&V
cd&v wijdt een uitgebreid hoofdstuk aan erfgoed, waarbij de klemtoon vooral op onroerend erfgoed ligt. Op lokaal niveau wil cd&v de versnippering tussen onroerend en roerend erfgoed wegwerken en “een lokaal erfgoedbeleid voeren vanuit het hele erfgoedveld (onroerend, immaterieel en cultureel erfgoed), zodat een link wordt gelegd tussen gebruik, bestemming, ontsluiting en educatie, waardoor alle vormen van erfgoed elkaar versterken”.
Er is ook aandacht voor de effecten van de klimaatverandering. cd&v beschouwt het duurzaam bewaren en digitaliseren van cultureel erfgoed als een uitdaging en wil daarom “gerichte investeringen voor duurzame en integrale digitalisering van ons cultureel erfgoed, zowel met het oog op bewaring als op ontsluiting, waarbij ook rekening wordt gehouden met (…) de klimaatimpact
van digitale opslag en gebruik zoals streaming”. Ze besteedt daarbij specifieke aandacht aan het groeiende aandeel van het zogenaamde digital born erfgoed.
De partij kiest uitdrukkelijk voor decretale rust: “De socioculturele, erfgoed-, kunsten-, jeugd-, sport- en toerismesector hebben geen nood aan nieuwe regeldrift. Ze moeten aan de slag kunnen met het nieuwe beleidskader en zich kunnen focussen op hun kernopdrachten.” Verder vraagt cd&v dat “de UiTPAS wordt geëvalueerd, bijgestuurd en uitgerold over heel Vlaanderen”. Ze benadrukt ook “het cruciale belang van cultuureducatie als katalysator voor beleving, participatie en creatie binnen het culturele veld”. Daarnaast is er, zoals verwacht, veel aandacht voor verenigingen en het vrijwilligerswerk, en meer bepaald voor de verdere uitbouw van het Verenigingsloket.
6
BELEID
CC0
Ten slotte eist cd&v in haar programma een “glansrol voor onze federale wetenschappelijke instellingen want ze beschikken over schitterende collecties en uitzonderlijke expertise op tal van specifieke domeinen”. Ze wil de aansturing van deze instellingen verbeteren door er meer autonome instellingen van te maken.
GROEN
Erfgoed staat niet expliciet vermeld in het cultuurprogramma van Groen. Opvallend is dat het wel elders in het verkiezingsprogramma aan bod komt, bij het luik over antidiscriminatie. De partij vraagt daar dat het koloniale verleden niet langer “verheerlijkt” wordt in de publieke ruimte, dat gestolen koloniaal erfgoed wordt teruggegeven en dat er een kenniscentrum komt over het koloniale verleden.
Binnen het cultuurbeleid pleit Groen voor een volwaardige en structurele financiering van de cultuursector, met een volledige indexering van alle werkingsmiddelen. De partij wil daarnaast “vernieuwing alle kansen geven met meer aandacht voor initiatieven die van onderuit ontstaan”. En er moet bijkomend budget en begeleiding komen voor een omslag naar een duurzame culturele en creatieve sector.
De partij vraagt ook een grondige update van het Cultuurpact. Op basis van dit Cultuurpact moeten bestuursorganen van openbare culturele instellingen pluralistisch zijn samengesteld. Dat Cultuurpact heeft er volgens Groen echter toe geleid dat te veel raden van bestuur gepolitiseerd zijn geraakt.
Tot slot wil Groen dat cultuur een “basisrecht” wordt in plaats van een “voorrecht”. De partij wil meer aandacht voor cultuur op school. Daarnaast
De partij N-VA wil ook een immaterieel-erfgoedbeleid voeren rond wat ze de eigen tradities en gebruiken noemt. Foto van de Merchtemse steltenlopers. © Willy Bellemans, Wiki Loves Heritage 2022, CC BY-SA 4.0
cd&v wijdt een uitgebreid hoofdstuk aan erfgoed, waarbij de klemtoon vooral op onroerend erfgoed ligt. Op de foto: Deusterkapel in Peer © Paul Hermans, Wiki Loves Heritage 2023, CC BY-SA 4.0
Open Vld pleit ervoor om collecties meer open te stellen en bruikleen te stimuleren met collecties in Brusselse en Waalse musea. © Toerisme Vlaanderen, via Flickr, CC BY-SA 2.0
7
pleit ze, zoals Vooruit en pvda, voor een persoonlijk cultuurbudget voor elke jongere, via een Cultuurpas.
N-VA
N-VA heeft een apart hoofdstuk gewijd aan erfgoed, als onderdeel van het cultuurbeleid. Binnen dat cultuurbeleid wil N-VA nadruk leggen op gemeenschapsvorming, burgerschap en een gedeelde Vlaamse identiteit. De overheid moet volgens N-VA niet bepalen wat de inhoud van cultuur moet zijn, maar mag wel bepalen met welk doel belastinggeld wordt ingezet. Als er belastinggeld geïnvesteerd wordt in cultuur, dan moet voor N-VA gemeenschapsvorming een toetssteen zijn.
In het erfgoedprogramma is er zowel aandacht voor cultureel als voor onroerend erfgoed. Meer nog, als eerste punt wil N-VA onroerend en cultureel erfgoed samenbrengen in het departement Cultuur en één afgestemd erfgoedbeleid voeren. De partij wil daarbij ook een immaterieel-erfgoedbeleid voeren rond wat ze de eigen tradities en gebruiken noemt, zoals optochten, processies, vakmanschap en ambachten, Sinterklaas, Sint-Maarten … Daarnaast wil N-VA een belevingscentrum opstarten rond de Vlaamse geschiedenis en cultuur. De partij verwijst hierbij naar Nederland, al wordt niet gepreciseerd welk voorbeeld ze hierbij concreet voor ogen heeft. Andere erfgoedstandpunten gaan vooral over onroerend erfgoed, zoals herbestemming van monumenten, de financiering van de onroerend-erfgoedzorg en een sterkere publiekswerking.
Net zoals de overige partijen neemt N-VA standpunt in rond cultuurparticipatie: “Er is een groot onbediend publiek […] dat cultuur in zijn vele facetten nog niet ontdekt heeft.”
Daarom wil N-VA in beleidsinitiatieven rond cultuur criteria opnemen voor publieksbereik, publieksbeleving, maatschappelijke meerwaarde en de spreiding in landelijke gebieden.
OPEN VLD
Open Vld pleit ervoor om collecties meer open te stellen en bruikleen te stimuleren met collecties in Brusselse en Waalse musea. Dit moet volgens de partij de uitwisseling van kunst en
cultuur tussen regio’s bevorderen en de waardering voor erfgoed vergroten. Ook digitalisering wordt beschouwd als een instrument om cultuur dichter bij de mensen te brengen.
Binnen het globale cultuurbeleid vraagt Open Vld, net zoals cd&v, decretale rust. De partij benadrukt daarnaast het belang van subsidies, maar wijst er tegelijk op dat de overheidsmiddelen beperkt zijn. Daarom richt Open Vld zich ook op cultureel ondernemerschap. In dit kader pleit ze voor een verruiming van de tax shelter, naar onder meer de erfgoedsector.
Ook deze partij koppelt cultuur aan onderwijs. Cultuureducatie moet een vast onderdeel van het lesprogramma worden, met steun voor leraren om cultuur in de klas te brengen.
Open Vld neemt, zoals Groen, expliciet standpunt in tegen de politisering van beheersorganen: politici horen volgens deze partij niet thuis in deze organen. “De autonomie van cultuurmakers is heilig”, zo staat in het programma. Die culturele autonomie is voor Open Vld essentieel voor een levendige culturele sector.
Een opvallend punt, dat we bij geen andere partij tegenkomen, is dat Open Vld pleit voor een ‘cultuurambassadeur’: een single point of contact die de belangen van de cultuursector moet uitdragen en verdedigen, zowel bij het beleid als bij het brede publiek.
PVDA
Er is in het partijprogramma van pvda zeer weinig aandacht voor erfgoed. De partij wil vooral sterk inzetten op cultuurparticipatie, met o.a. een Cultuurpas voor jongeren met een
Verkiezingsaffiche van de liberale partij, 1958. Collectie: Liberas
• Affiche van de Socialistische Partij voor de verkiezingen van 1938. Collectie: Archief Gent Affiche van de Volksunie voor de parlementsverkiezingen van 1958. Collectie: ADVN
• Affiche uit de campagne van de CVP voor de parlementsverkiezingen van 23 mei 1965. Collectie: KADOC
8
Van boven naar onder:
startkrediet van 100 euro. Ze wil op zondag gratis toegang geven tot alle musea en tentoonstellingen, en op termijn evolueren naar meer dagen per week met gratis toegang om een breder publiek aan te trekken. De partij inspireert zich hiervoor op de gratis toegang op de eerste zondag van de maand, zoals die momenteel bestaat in de Franstalige Gemeenschap.
Verder wenst pvda dat iedereen meer tijd heeft om actief deel te nemen aan het culturele leven “door stapsgewijs de 30-urenweek in te voeren als nieuwe voltijdse norm”. Er is ook aandacht voor de lokale context. Zo wil de partij “in elke buurt een netwerk opzetten van cultuurcoördinatoren die lokale culturele behoeften in kaart brengen”.
Het programma van pvda bevat verder allerlei financiële engagementen, zoals meer gratis toegang, prijsverlagingen, de volledige indexatie van alle subsidies en een subsidieverhoging voor de hele culturele sector gebaseerd “op de noden van het werkveld”. Tot slot moedigt pvda als unitaire
partij initiatieven aan die taal- en cultuurgrenzen overschrijden en de taalgemeenschappen samenbrengen.
VLAAMS BELANG
In het programma van Vlaams Belang komt erfgoed uitdrukkelijk aan bod. De partij pleit voor één minister die bevoegd is voor roerend en onroerend erfgoed en ook een kordatere bescherming van erfgoed. “Onder het mom van antiracisme vindt vandaag een niet-aflatende aanval plaats op onze tradities”, zo liet het Vlaams Belang ons weten. Meer algemeen verzet de partij zich tegen wat zij de “woke-waanzin” noemt.
Vlaams Belang hecht naar eigen zeggen veel belang aan cultuur, dat ze sterk verbindt met de Vlaamse identiteit. De partij wil het globale cultuurbudget verhogen tot 2 procent van de Vlaamse begroting, maar koppelt dit wel aan een radicale hervorming van het bestaande subsidiebeleid. Vooral het huidige beoordelingssysteem moet op de schop. Volgens Vlaams Belang bezondigen de beoordelingscommissies zich aan “favoritisme, partijdigheid en zelfs belangenvermenging”. De partij wil deze commissies hervormen en verbreden om zo een kwalitatief en transparant beoordelingsproces te garanderen. In eenzelfde adem vraagt Vlaams Belang ook om de advies-, bestuurs- en beheerraden van culturele organisaties te hervormen, om zo meer objectiviteit en “een correcte afspiegeling van de Vlaamse samenleving te garanderen”.
Ook deze partij trekt de kaart van cultuurparticipatie. Ze wil zo laag mogelijke drempels voor cultuurdeelname en een volwaardige plaats voor cultuureducatie in het onderwijscurriculum.
Ten slotte neemt het Vlaams Belang standpunt in over de federale musea, “die bekend staan om hun falend personeelsbeleid en beheer van kunstcollecties”, en het federale archiefwezen. De partij pleit resoluut voor een overheveling van alle aan cultuur gerelateerde bevoegdheden naar de deelstaten.
VOORUIT
Er is in het partijprogramma van Vooruit weinig expliciete aandacht voor erfgoed. De partij streeft naar één integrale visie voor alle creatieve en culturele sectoren, inclusief de cultureel-erfgoedsector. Ze pleit dan ook voor één minister voor de creatieve, culturele sectoren en de media.
9
pvda wil vooral sterk inzetten op cultuurparticipatie met gratis toegang op zondag tot alle musea en tentoonstellingen.
© FARO, Foto: Jan Locus
Vooruit heeft vooral de ambitie om doorheen alle culturele sectoren inclusie, participatie en cultuureducatie opnieuw centraal te zetten in het beleid: “Bij uitstek in cultureel erfgoed, dat wat ons betreft in het hart van de samenleving moet staan.” Daarom gaat Vooruit bijvoorbeeld voor nog meer betrokkenheid van jongeren, die onder meer een jaarlijks cultuur-startbudget krijgen, een voorstel dat we ook bij pvda en Groen kunnen lezen. De partij lanceert het ambitieuze plan voor “een Cultuur Participatie App, waarin de huidige UiTpas, Passepartout én de (succesvolle) Museumpas zouden geïntegreerd worden”.
Vooruit wil de band tussen Vlaanderen en het lokale cultuurbeleid herstellen met een gedeelde verantwoordelijkheid op alle niveaus. “Enkel zo garanderen we een basispakket cultuur voor elke burger. Met bereikbare en betaalbare bibs en open cultuurhuizen, mee gedragen door burgers en lokale partners.”
Tot slot belooft Vooruit de cultuursector professioneel te omkaderen met “eerlijke werkvoorwaarden en gerichte investeringen”. Ze wil ook de partijpolitieke inmenging beperken, door de inbreng van vrijwilligers, professionals en experts in bestuursorganen van culturele organisaties te stimuleren.
ENKELE VASTSTELLINGEN
» Het zijn vooral (centrum)rechtse partijen die expliciet aandacht besteden aan erfgoed in hun programma’s. Bij de overige partijen lijkt erfgoed niet top of mind te zijn.
» De meeste beleidsvoorstellen voor cultureel erfgoed zijn geïntegreerd in het brede cultuurbeleid. Dat is vanuit een beleidslogica wellicht niet zo vreemd, aangezien cultureel (roerend en immaterieel) erfgoed onderdeel uitmaakt van het Vlaams cultuurbeleid. Wanneer erfgoed wel apart wordt behandeld in de programma’s, valt op dat telkens wordt gepleit voor een sterkere samenwerking of koppeling tussen onroerend en cultureel erfgoed. Hoe die koppeling precies wordt gemaakt, verschilt wel per partij.
» Cultuurparticipatie staat bij de meeste partijen (nog steeds) centraal. Een betere samenwerking met de onderwijssector is een terugkerend programmapunt.
» De politieke aanwezigheid in beheersorganen is eveneens een terugkerend punt, al verschillen de standpunten. Open Vld, Groen en Vooruit verzetten zich uitdrukkelijk tegen de politisering van de beheersorganen. Vlaams Belang neemt geen expliciet standpunt in voor of tegen de politisering, maar pleit wel voor een hervorming van de beheersorganen.
» Geen enkele partij lanceert nieuwe ingrijpende decretale initiatieven voor cultureel erfgoed of kondigt besparingen of rationalisaties aan voor de sector. Een aantal partijen pleiten uitdrukkelijk voor decretale rust. ■
» Jeroen Walterus is zakelijk directeur bij FARO. Gregory Vercauteren is er coördinator beleid en adviseur (boven)lokaal erfgoed | erfgoedcellen.
10
CC BY-SA
Groen vraagt aandacht voor een kritische omgang met het koloniale verleden. © Toerisme Vlaanderen, via Flickr,
2.0
vanaf 6 juli 2024
www.erfgoedsiteEname.be
gloednieuwe vaste tentoonstelling over erfgoedzorg en het verhaal van Ename
· recentste wetenschappelijke inzichten
· bekende & onbekende topstukken
· gezellig erfgoedcafé met terras
·
erfgoeddorp in de Vlaamse Ardennen
·
leuk familieparcours
· feestelijk openingsweekend op 6 en 7 juli
Kromstaf
Olifantenivoren bekroning van de kromstaf van de abt van Ename uit de 12de eeuw, een zeldzaam overblijfsel van Romaanse ivoorsnijkunst en Vlaams topstuk.
Aanwijsstokje
Recent geïdenti ceerde, mooi bewerkte houten stok voor het (voor)lezen van handschri en en boeken, uit de 15e-16e eeuwse abdij van Ename.
Gesp
Deel van Merovingische riem uit een grafveld in Elversele, een bruikleen van De Vlaamse Waterweg. Onder de roestkorst zit zilveren versiering.
Erfgoedsite Ename heropent!
DERTIENDE EDITIE VAN HET GROOT ONDERHOUD
WELKE TOEKOMST
VOOR HET
ERFGOED(WERK)?
Neen, een kristallen bol die echt ‘werkt’ bestaat nog niet. En bijgevolg kunnen we niet in de toekomst turen. Nog niet, althans. Want als zo’n 300 erfgoedwerkers bijeenkomen en hun denkkracht, energie en creativiteit bundelen, dan zien we een glimp van wat er in het verschiet ligt. En precies dat gebeurde op donderdag 30 mei, tijdens de 13e editie van het Groot Onderhoud in PXL-NeXT in Hasselt.
Roel Daenen | Foto's: © FARO, Dries Theuwissen
Samen werd er nagedacht over zoiets abstracts als ‘de toekomst’, en werden er ervaringen en lees- en kijktips gedeeld, vragen gesteld (en beantwoord) en ideeën geopperd. Centraal stond de vraag hoe we de toekomst van erfgoedbeleid en -werking kunnen vormgeven (en hoe er vandaag best op te anticiperen valt). Hoe aansluiting vinden bij de huidige en toekomstige maatschappelijke thema’s en tendensen? Over die beredeneerde zoektocht ging dit Groot Onderhoud.
En er was rijkelijk veel inhoud: plenaire speeches van en met FARO-directeur Olga Van Oost, de secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd en Media, Bart Temmerman, Vlaams cultuurminister Jan Jambon, filosofe en schrijfster Joke Hermsen, Ellen Bijsterbosch van het Utrechtse artistiek collectief SETUP en ten slotte het poëtische duo van Proza-K.
In de namiddag volgden maar liefst elf parallelsessies, over onder meer het Cultuurpact en goed bestuur, duurzaam erfgoedbeheer, onderzoek in de context van erfgoedwerk, het publiek van de toekomst, toekomstgeletterdheid, erfgoedcompetenties voor de toekomst, artificiële intelligentie, digitale dienstverlening enzovoort. En na afloop volgde de receptie.
Afgaande op de reacties was het een editie van het Groot Onderhoud om in te kaderen. Met heel véél volk (waaronder u?), tonnen energie en een gezellige en ontspannen sfeer. ■
Alle verslagen, de filmpjes, foto’s en presentaties vindt u op www.hetgrootonderhoud.be. Daar kan u ook de info over alle voorgaande edities van het Groot Onderhoud bekijken, downloaden en lezen.
12
BEELDVERSLAG
13
LEERLING-MEESTERTRAJECT IN HET NATIONAAL MUSEUM VAN DE SPEELKAART IN TURNHOUT
HET MUSEUM VAN DE TOEKOMST?
In de wereld van het (artistieke) drukwerk geldt lithografie (of steendruk) als een van de meest uitdagende disciplines. Het is technisch best veeleisend en wie het wil beoefenen heeft, naast veel geduld, ook — letterlijk — jaren nodig om alle aspecten van het drukproces onder de knie te krijgen. Niet verwonderlijk dat er vandaag bitter weinig drukkers zijn die zich erop toeleggen, laat staan dat er veel nieuw bloed bijkomt. Toch liepen beeldend kunstenaars Jana Vasiljević en Tim Bruggeman het voorbije anderhalf jaar in het Nationaal Museum van de Speelkaart in Turnhout een ‘meester-leerlingtraject’. De bedoeling? Leren van een meesterdrukker — al bleek algauw dat dat leren geen eenrichtingsverkeer was, wel integendeel. Een gesprek.
Roel Daenen
Wat is dat precies, zo’n ‘meesterleerlingtraject’?
Tim: “Het is een subsidielijn van de Vlaamse overheid die is uitgeschreven om bedreigd erfgoed, zeg maar ambachtelijke kennis en vaardigheden die verloren dreigen te gaan, door te geven aan geïnteresseerde leerlingen.1 Dat doe je, zoals in ons geval, door een atelier te delen en samen met een meester te werken, te praten en te oefenen.”
Jana: “En dat kon in het Nationaal Museum van de Speelkaart, een museum met een grote collectie drukpersen – waaronder ook een lithodrukpers.2 Bovendien is onze meester, Cyriel Verbist, hier een van de vrijwilligers-drukkers die veel ervaring met lithografie heeft. Hij deelde
heel genereus wat hij wist en kon, een ervaring van onschatbare waarde.”
Waarom wilden jullie je in deze druktechniek bekwamen?
Tim: “Ik heb aan het KASK in Gent grafiek gestudeerd. Maar naast een eenmalige introductie heb ik me hierop nooit op een grondige manier kunnen toeleggen. Ik was altijd al geïnteresseerd in litho, ook omdat het de rechtstreekse voorloper is van de offset, vandaag de meest gebruikte druktechniek. Litho heeft voor mij iets magisch: tot voor ons traject in het museum was het voor mij een groot raadsel hoe het in elkaar zat. En dat frustreerde me: ik kon deze techniek niet in mijn kunstenaarspraktijk integreren. Je moet weten dat er in de VS een universitaire opleiding tot
14
MUSEA
15 © Tinne Conjaerts in opdracht van Musea Turnhout
lithodrukker bestaat. Die duurt maar liefst drie jaar! Maar in ons land is het grotendeels behelpen.”
Jana: “In alle eerlijkheid: de techniek vraagt heel veel van de drukker of kunstenaar, precies omdat je niet anders kan dan traag en geconcentreerd werken. Litho en snelheid gaan niet goed samen. (lacht) Mijn motivatie was anders, maar sluit wel aan bij die van Tim. Ik werkte als atelierverantwoordelijke in Sint-Lucas, de school waar je moet zijn als je alles over grafiek wil leren. In dat atelier kon ik overweg met alle technieken … behalve met, je raadt het, litho! Dat vond ik jammer voor mijn studenten én voor mezelf. Al moet ik er meteen bij vertellen dat ik megaongeduldig ben en litho dus helemaal tegen mijn karakter ingaat.” (glimlacht)
Tim: “Noem het misschien een therapeutische bezigheid, want je moet je echt overgeven aan de techniek. De combinatie van de sfeer van het museum en de aandacht die het werk met Cyriel vroeg deed ons beseffen dat ons traject een tegengewicht bood voor de drukte van het dagelijks leven. In de eerste plaats wilden we het medium op een hedendaagse manier uitdagen en nagaan welke expressieve mogelijkheden het op artistiek vlak te bieden heeft.”
Jana: “Dit gezegd zijnde: door de focus op de technische kant moet je – toch zeker in het begin – even je artistieke ambities laten voor wat ze zijn. Want eerst moet je leren, kijken en proberen. En sowieso is het fantastisch als een werkplaats de deuren opent en je met een meester als Cyriel kan meewerken. Hij heeft heel zijn leven gewerkt bij verschillende bekende drukkerijen, zoals Van Genechten, Brepols en Carta Mundi. En hij is zich blijven bijscholen.”
Jullie hebben het er al even over gehad, maar hoe was het om in het museum te werken?
Tim: “Om te beginnen stel je vast dat je toch van start gaat met heel wat bagage. Als ‘leerling’ waren Jana en ik geen onbeschreven blad. (glimlacht) We hebben ook veel van elkaar en van Cyriel geleerd, wat maakte dat we relatief snel
16
© Tinne
Conjaerts in opdracht van Musea Turnhout
zelfstandig konden werken. Toch botsten we op de grenzen van wat er in een museum mogelijk is. Een echte drukwerkplaats is goed georganiseerd, wat betekent dat ze zo goed mogelijk is afgestemd op het productieproces. Zo is het duidelijk wat waar ligt, en beweeg je je als drukker in een ruimte op maat. In dit museum heb je oude, heel waardevolle drukpersen die onvoldoende op punt staan om puik drukwerk af te leveren. Zo is niet al het materiaal goed afgesteld, is er wel eens een rakel die niet helemaal recht meer is, en trekken en duwen de houten onderdelen.”
Jana: “Los van de praktische aspecten is het bijzonder dat de museumploeg oor had voor onze feedback. Een van onze verdiensten is dat we het drukproces in het museum non-toxisch hebben gemaakt, door alternatieven voor white spirit en terpentijn voor te stellen. Naar ons aanvoelen confronteerden onze aanwezigheid en ervaringen hen met fundamentele vragen. Zoals: wat wil en kan je met je collectie doen? Wat is het uiteindelijke doel van het museum? Wat kan je nog meer doen dan de huidige drukdemonstraties en workshops met kinderen? Hoe kan je de werking verder uitbreiden en de werkplaats activeren? Probeer je met andere woorden je werking over een andere boeg te gooien?”
Tim: “Inderdaad, een traject als dit roept vragen op over het museum van de toekomst, zo beseften we. Wat is haalbaar vandaag en morgen? Hoe ga je om met de verschillende uitdagingen die zich stellen, zowel op het vlak van het gebruik van de toestellen als de vrijwilligersploeg met haar competenties?”
Jana: “Drukken is fysiek echt inspannend: je moet kracht kunnen zetten. De oudste vrijwilliger die met de persen werkt is een tachtiger, een fantastische man. Er zullen altijd wel drukkers met pensioen blijven gaan die hier terechtkunnen. Maar het is een uitdaging om met vrijwilligers te werken, denk ik.”
Hoe zien jullie die toekomst dan?
Tim: “Tijdens brainstormsessies droomden we van de mogelijkheid dat kunstenaars een grotere rol zouden opnemen in het museum. Met, waarom niet, een residentie van een jaar of langer? Of werkweken? De basis is hier trouwens al gelegd met het FabLab23003, waar iedereen kan langskomen om met een risograaf, lasercutter of een 3D-printer te werken. Kunstenaars zoals wij zijn op zoek naar een werkplaats die flexibel is, en waarbij je artistieke vrijheid krijgt. Wat het museum bijzonder maakt is zijn geschiedenis en een onwaarschijnlijk rijke collectie. Hoe mooi zou het zijn om de noden van het museum en die van kunstenaars te verzoenen?”
Jana: “Tijdens ons traject merkten we vergelijkbare noden in vergelijkbare musea waarmee we ervaringen uitwisselden, zoals het Bakkerijmuseum in Veurne, het Industriemuseum in Gent en het Textielmuseum in Tilburg. De grote vraag, ook daar, is hoe een museum op een levendige en authentieke manier kan geactiveerd worden. Hier in Turnhout is er alvast héél veel goesting en energie. Onze aanwezigheid met dit traject, de uitwisseling met de museumploeg en de vrijwilligers, de bereidheid en openheid van iedereen … Er is trouwens net een nieuwe meesterdrukker gestart: ook dat duidt erop dat het museum op een scharniermoment zit.”
Tim: “Al zit onze ervaring er nu op, wij komen zeker terug naar Turnhout! Je voelt dat er hier energie in de lucht hangt.”
Jana: “Zeker! We hebben een superpositieve ervaring achter de rug. Dank aan iedereen!” ■
Gevraagd naar een reactie zegt Elke Grommen, coördinator Musea Turnhout: “Veel van onze bezoekers zijn verrast als ze hier over de vloer komen. En dan met name de creatievelingen: die staan echt te kijken van de goudmijn aan grafisch materiaal en de mogelijkheden die hier zijn. De cross-overs tussen het erfgoed, de expertise van onze drukkers en de innovatieve technieken van het FabLab2300 bieden echt héél veel potentieel. Jana en Tim hielden ons een spiegel voor en confronteerden ons met een vraag die ons al langer bezighoudt: ‘Hoe kunnen we een, of beter, dit museum echt doen leven?’ Voorlopig zijn we nog volop bezig met allerlei organisatorische voorbereidende werkzaamheden, zoals de risico-inventarisatie van de drukpersen. Maar we voelen allemaal de opwinding van het vermogen dat de toekomst biedt!”
» Roel Daenen is communicatiecoördinator bij FARO en hoofdredacteur van dit blad.
» Bronnen en literatuur
1. Zie: https://www.vlaanderen.be/cjm/nl/cultuur/cultureel-erfgoed/subsidies/beurzen-voor-het-doorgeven-van-vakmanschap-een-meester-leerlingtraject. Dit jaar is er geen beursronde: “Het departement onderzoekt hoe het in de toekomst het vakmanschap kan blijven ondersteunen om vaklieden dat extra duwtje in de rug te geven”, lezen we op de website.
2. Voor een korte intro over lithografie, zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Lithografie.
3. Zie: https://www.rockpaperpencil.be/doe-mee/reserveren.
17
REFLECTIES
NAAR
AANLEIDING
HET ZILVEREN JUBILEUM
VAN
HET KWALITEITSLABEL, WHAT’S IN A NAME?
Dit jaar viert het kwaliteitslabel voor collectiebeherende organisaties zijn 25e verjaardag.1 In die tijd is de cultureel-erfgoedsector sterk geëvolueerd. Deze verjaardag is een goede aanleiding om met enkele erfgoedorganisaties over het kwaliteitslabel in gesprek te gaan. Wat gaf voor hen de doorslag om het aan te vragen? En wat betekende de erkenning?
Jelena Dobbels en Anne Milkers
De goedkeuring van het Museumdecreet in 1996 betekende een langverwachte doorbraak in het Vlaamse cultuurbeleid. Dat decreet tekende de contouren van een kwalitatief museumbeleid voor (professionele) musea. De minimale normen waaraan musea moesten voldoen, bleken realistisch en aan internationale standaarden getoetst (ICOM, Nederland, UK) en de eerste erkenningen volgden in 1999. Algauw drong zich een meer integrale aanpak op. Vanaf 2008 regelde het Cultureelerfgoeddecreet de erkenning en indeling van “collectiebeherende erfgoedorganisaties” als musea, culturele archieven en erfgoedbibliotheken. Vandaag hebben 68 musea, 20 culturele archiefinstellingen en 9 erfgoedbibliothe-
ken een erkenning. De meeste erfgoedorganisaties hebben, naast het kwaliteitslabel, ook een bovenlokale of landelijke indeling. Dat houdt in dat ze een jaarlijkse werkingssubsidie van de Vlaamse overheid ontvangen. Voor de collectiebeherende erfgoedorganisaties met alleen een kwaliteitslabel ligt dat anders. Zij moeten het vooral hebben van de eigen werkingsmiddelen en projectsubsidies. Geeft het kwaliteitslabel op zich dan wel de nodige impulsen aan de erfgoedsector?
In 2000 was het Stadsmuseum Lokeren het eerste museum dat een erkenning en indeling op lokaal niveau aanvroeg en kreeg. “We streven niet naar een bovenlokale indeling”, zegt Leen
18
BELEID
Een medewerker van het Gasthuismuseum in Geel registreert en fotografeert de collectie. Dat is intensief en gebeurt achter de schermen maar is wezenlijk voor een professionele museumwerking. © Gasthuismuseum.
19
Reiniging en herverpakking affichecollectie Letterenhuis.
© Tom Cornille
Heyvaert, die het museum ruim 15 jaar leidt. “Want dan zouden we onze ziel als stadsmuseum met een lokale missie en verhaal in en voor een middelgrote stad verloochenen. Het kwaliteitslabel heeft het museum meer dan voldoende kansen gegeven. Het is voor ons een professioneel kader waarbinnen we als museum werken om kwaliteit te kunnen bieden. Dat kader bleek al die tijd een verstandige leidraad. We wisten van bij aanvang dat er nog werk aan de winkel was. En precies omdat we de erkenning wilden behouden, bleek het stadsbestuur bereid om met het museum een eerste, noodzakelijke inhaalbeweging op de collectie- en depotwerking te maken. Het voorzag voldoende werkingsmiddelen en technische ondersteuning voor de museale werking. De stad heeft ons nooit in de steek gelaten”, aldus Leen.
STERKER MANDAAT
Het kwaliteitslabel markeert vaak de start van de structurele uitbouw van de erfgoedwerking. Het geeft collectiebeherende erfgoedorganisaties een sterkere positie en een mandaat om van het bestuur de nodige middelen te krijgen voor hun erfgoedwerking. Martine Balcer (Bibliotheek Hasselt Limburg): “Ons bestuur gaf met het behalen van het kwaliteitslabel in 2011 groen licht voor de uitbouw van een bibliothecaire erfgoedwerking, zoals het digitaliseren van onze bijzondere collecties, de invoer van onze collectie oude drukken in de STCV-catalogus, een traject voor preventieve conservatie, enzovoort.” Het Letterenhuis kon zich met het kwaliteitslabel binnen de stedelijke Antwerpse context duidelijker onderscheiden als het literaire archief van Vlaanderen.
Overzicht erkende musea, culturele archiefinstellingen en erfgoedbibliotheken. © Departement Cultuur, Jeugd en Media
Voor het Geelse Gasthuismuseum biedt het kwaliteitslabel, naast een basis voor de professionele werking, ook het perspectief op een projectmatige financiële impuls. Janna Lefevere en Gonnie Leysen van het museum getuigen: “Ons museum heeft altijd een goede samenwerking met het regionale Stuifzand gehad. Die beschouwde de erkende en niet-ingedeelde musea in de regio (Jakob Smits en Gasthuismuseum Geel) als experten in het regionale netwerk van erfgoedorganisaties. Daarom voorziet het convenant (tussen de Vlaamse Gemeenschap en het intergemeentelijk samenwerkingsverband) in een bovenlokale rol voor ons. Een buitenkans, want voor die rol ontvangen we een projectsubsidie van Stuifzand. Het Gasthuismuseum kan met zijn projecten voor blinden en slechtzienden, personen met dementie of andere kwetsbare groepen zijn ervaring, kennis en netwerk delen. We doen dat graag omdat geschieden heemkringen, lokale erfgoedgemeenschappen en de zorgsector met onze input een eigen visie op het zorgthema kunnen ontwikkelen.”
CULTURELE ARCHIEVEN EN ERFGOEDBIBLIOTHEKEN
In het Cultureelerfgoeddecreet van 2008 behielden KADOC, Amsab-ISG, Liberas en ADVN hun erkenning op basis van het Archiefdecreet (2002). Andere culturele archiefinstellingen kregen vanaf 2008 ook de mogelijkheid om erkend te worden. Onder meer Stadsarchief Ieper diende een aanvraag in. Alexander Declercq: “Na het samenvoegen van het OCMW-archief en het stedelijk archief verhuisden we in 2009 naar een nieuw gebouw. Vanaf dan voelden we ons als stadsarchief klaar om het kwaliteitslabel aan te vragen.” Het vooruitzicht van een indeling en financiële ondersteuning speelden daarbij zeker een rol. Stadsarchief Ieper behaalde in 2012 het kwaliteits-
20
De aanvraag wordt als een goede checklist ervaren: wat is er nodig om als erfgoedorganisatie een professionele werking waar te maken?
label en werd in 2014 erkend als regionaal (intussen bovenlokaal) cultureel archief. Sindsdien ontvangt het een relatief bescheiden werkingssubsidie, maar die is belangrijk voor de dagelijkse archiefwerking.
Voor erfgoedbibliotheken betekende het kwaliteitslabel behalen − samen met de oprichting van de dienstverlenende organisatie Vlaamse Erfgoedbibliotheek (nu Vlaamse Erfgoedbibliotheken)2 − de zichtbare inbedding in het Vlaamse cultureel-erfgoedbeleid. Sam Capiau (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience): “Daar plukken we vandaag nog steeds de vruchten van – in die mate dat het nu voor individuele erfgoedbibliotheken mogelijk is om werkingssubsidies aan te vragen. Dat was in 2008 ondenkbaar.” De Conservatoriumbibliotheek Antwerpen behaalde in 2010 als eerste erfgoedbibliotheek een erkenning. In 2011 volgden de zes partnerbibliotheken van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek: Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Universiteitsbibliotheek Antwerpen, Openbare Bibliotheek Brugge, Universiteitsbibliotheek Gent, Bibliotheek Hasselt Limburg en KU Leuven Bibliotheken. De aanvraag wordt als een goede checklist ervaren: wat is er nodig om als erfgoedorganisatie een professionele werking waar te maken? De vijfjaarlijkse evaluatie is daarom zeer nuttig. Jan Dewilde (bibliothecaris van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen / AP): “De externe blik geeft je als organisatie een goed zicht op de aandachtspunten om de komende jaren aan te werken. Soms bevestigt dat zaken die je misschien al wist, maar dan helpt het advies om prioriteiten te stellen.”
Het kwaliteitslabel is ook belangrijk voor de profilering naar bezoekers, getuigt Sam Capiau: “Onze bibliotheek was net van naam veranderd, van ‘Stadsbibliotheek Antwerpen’ naar ‘Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience’. Het kwaliteitslabel zorgde voor meer bekendheid, visibiliteit en gedragenheid voor onze collectie en erfgoedwerking.” Jan Dewilde bevestigt: “Voor de buitenwereld was de Conservatoriumbibliotheek vooral een schoolbibliotheek. Het kwaliteitslabel bezorgde ons meer bekendheid, ook bij een breder publiek.” Het kwaliteitslabel schept ook vertrouwen voor schenkingen, beamen Alexander Declercq (Stadsarchief Ieper)
De vaste opstelling en de tentoonstellingen van Stadsmuseum Lokeren worden met zorg opgebouwd door de collega’s van Stadsteam Gebouwen. © Stadsmuseum Lokeren
Het Letterenhuis wil zijn literair erfgoed niet enkel via de leeszaal ontsluiten, maar ook via een nieuwe publieksruimte waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten en over literair erfgoed in dialoog kunnen gaan. ©
Letterenhuis
en Lies Galle (Letterenhuis). “Het kwaliteitslabel is meer dan een schoonheidsprijs van de Vlaamse Gemeenschap, het schept vertrouwen zowel binnen het eigen bestuur als tegenover derden”, vult Leen Van Wezemael van het Departement Cultuur, Jeugd en Media aan. “Mensen die iets willen schenken, weten dat een erkende organisatie er zorgzaam mee zal omgaan. Bezoekers weten dat ze een kwaliteitsvolle dienstverlening mogen verwachten. Organisaties met een kwaliteitslabel weten wat ze aan elkaar hebben … En ook aan subsidiegevers of donateurs geeft het vertrouwen.”
DEEL VAN EEN ‘ERFGOEDCOMMUNITY’
Een andere belangrijke meerwaarde is de aansluiting op een netwerk van professionele organisaties. In de praktijk betekent dat een netwerk van gepassioneerde collega’s die ervaringen delen. Maar ook de mogelijkheid om contentpartner te worden van meemoo, het Vlaams instituut voor het archief. Zulke netwerken bieden kansen om op diverse thema’s in te zoomen – net als de netwerken rond textielmusea of industriemusea – of per deelsector in overleg te gaan. Werk achter de schermen, zeker, maar daarom niet minder relevant. Leen Heyvaert: “Ongeacht de schaal van de musea kunnen we veel van elkaars inzichten en ervaring leren. Die directe
Wat het minimum aan personeel betreft, ligt de lat voor het kwaliteitslabel niet hoog genoeg
en collegiale uitwisseling werkt in de praktijk heel efficiënt. Zelf heb ik het geluk gehad om tot voor kort via ICOM Belgium Flanders en het Overleg lokale musea aan meerdere platformen te kunnen deelnemen als ‘spreekbuis van de kleine erkende musea’. En het strijdpunt blijft nog altijd draagvlak voor meer personeel. Wat het minimum aan personeel betreft, ligt de lat voor het kwaliteitslabel niet hoog genoeg.”
PARTICIPATIE ALS TOPIC
Vanaf 2017 is de participatieve werking als extra functie ingeschreven in het Cultureelerfgoeddecreet, naast herkennen en verzamelen, behouden en borgen, onderzoeken en presenteren en toeleiden. Voor heel wat collectiebeherende erfgoedorganisaties betekende dat een formalisering van wat voordien al organisch gegroeid was. Voordien was ‘de plaats van de erfgoedorganisatie in de samenleving en de maatschappelijke relevantie ervan’ al een bijzonder aandachtspunt. Bijvoorbeeld een wisselwerking met een bredere erfgoedgemeenschap van studenten en docenten (zoals bij de Conservatoriumbibliotheek Antwerpen) of met lokale organisaties of groepen zoals de Virga Jessefeesten in Hasselt.3
Het Letterenhuis voorziet – letterlijk – meer ruimte voor participatie via een nieuwe publieksruimte waarin mensen met liefde voor literatuur en literair erfgoed elkaar kunnen ontmoeten en hierover in dialoog kunnen gaan. Voor het Gasthuismuseum in Geel bestond de erfgoedgemeenschap al langer uit een groep van vrijwilligers, geïnteresseerden en vertegenwoordigers van stedelijke partners (erfgoed, onderwijs, toerisme en welzijn). De stad Geel (“de Barmhartige Stede”) schreef de zorgcultuur in het meerjarenplan van de stad in. Het Gasthuismuseum ziet het als zijn rol om de samenwerking met de andere stedelijke beleidsdomeinen te verankeren en afstemming tussen de diverse organisaties in Geel te realiseren. De erkenning stelde die afstemming op scherp. Het verhaal van Dimpna en het ontstaan van de gezinsverpleging is als een tweede lijn in het museumverhaal uitgebouwd, aanvullend op het verhaal in de Sint-Dimpnakerk zelf (met de ‘topstukken’). Het thema van de gezinsverpleging na 1850 (de zgn. ‘Krankzinnigenwet’) en het verhaal van psychisch kwetsbare mensen komen in het OPZ (Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum) aan bod.
WAT BRENGT DE TOEKOMST?
Hebben de erkende erfgoedorganisaties bezorgdheden die ze aan de beleidsmakers willen overmaken? Erfgoedorganisaties staan voor dezelfde uitdagingen: onder meer een betaalbare en duurza-
Depotrondleiding Stadsarchief Ieper. © FARO
22
me bewaring en ontsluiting en het linken van hun gedigitaliseerde erfgoedcollecties. Martine Balcer: “Het departement kan daarin nog meer samenwerking stimuleren of opleggen. Daar worden zowel de gebruikers als de erfgoedorganisaties alleen maar beter van.”
Een aantal erfgoedorganisaties geeft aan dat de lat van de beoordelingscriteria best hoog ligt. Voor kleinere organisaties is die soms moeilijk te bereiken. Als het doel is een voldoende breed en divers erfgoedveld uit te bouwen, moet erover gewaakt worden dat ook kleinere organisaties een kwaliteitslabel kunnen behalen. Andersom signaleren musea ook dat de norm van minimaal 1,5 voltijdse equivalenten voor een kwaliteitslabel te weinig is om een volwaardige museumwerking uit te bouwen. Het team moet in elk geval multi-inzetbaar zijn.
Binnen de erkende cultureel-erfgoedsector vormen musea de grootste groep. Er zijn in verhouding veel minder archieven en erfgoedbibliotheken met een kwaliteitslabel. Dat is deels te verklaren door de historiek (zie tijdslijn). Volgens Alexander Declercq speelt ook de samenstelling van de archiefsector daarin een rol, omwille van de spreidstand tussen federale en Vlaamse bevoegdheden en tussen publiek- en privaatrechtelijke archieven. Privaatrechtelijke archieven hebben enkel een cultureel-erfgoedwerking, terwijl publiekrechtelijke archieven in eerste instantie een bestuurlijk-administratieve werking hebben. Daarnaast kunnen ze ook een cultureel-erfgoedwerking uitbouwen. De laatste jaren is er wel meer toenadering in de sector. “We hopen dat meer stadsarchieven en (inter)gemeentelijke archieven de weg vinden naar een kwaliteitslabel (en indeling). We merken zelf dat beide aspecten van onze werking elkaar versterken”, aldus Declercq.
DEUR OP EEN KIER
De optimalisatie van het Cultureelerfgoeddecreet in 2021 zette de deur alvast op een kier. Door het wegvallen van ‘artikel 48’ moeten erkende erfgoedorganisaties niet langer een cultureel-erfgoedwerking als ‘hoofdfunctie’ aantonen om aanspraak te maken op (aanvullende) werkingsmiddelen van de Vlaamse overheid. Hierdoor kunnen ook erkende openbare bibliotheken, stadsarchieven, universiteitsarchieven, -bibliotheken en -musea een bovenlokale of landelijke indeling (en dus werkingssubidies) aanvragen.
De verwachte aanvraagtoename voor kwaliteitslabels en werkingsmiddelen voor de beleidsperiode 2024-2028 bleef bij archieven echter beperkt. Er zijn wel drie erfgoedbibliotheken die voor het eerst werkingsmiddelen krijgen: Openbare Bibliotheek Brugge, Universiteitsbibliotheek Gent en Conservatoriumbibliotheek Antwerpen. Vormt dit de aanzet voor een uitgebreidere erkende cultureel-erfgoedsector? Niet noodzakelijk, maar met deze aanpassing is alvast een perspectief gecreëerd om echt in te zetten op een erfgoedwerking in allerlei organisaties. Moet de sector een nieuwe ‘versnippering van middelen’ vrezen? Allerminst! Alleen erfgoedorganisaties die er klaar voor zijn, kunnen die erfgoedwerking echt waarmaken en aantonen. En dat is een ‘gezond’ en correct uitgangspunt voor de sector. ■
» Jelena Dobbels is adviseur archieven en erfgoedbibliotheken bij FARO. Anne Milkers is er adviseur (boven)lokaal erfgoed en musea.
» Bronnen en literatuur
1. L. Van Wezemael, 25 jaar kwaliteitslabel in Vlaanderen, 2024. Zie: https:// departement-cjm.foleon.com/cultuur/25-jaar-kwaliteitslabel-in-vlaanderen en https://www.vlaanderen.be/cjm/nl/cultuur/cultureel-erfgoed/erkenningen/kwaliteitslabel-voor-collectiebeherende-organisaties
2. https://vlaamse-erfgoedbibliotheken.be/dossier/organisatie/organisatie
3. Zie https://www.hasselt.be/nl/bibliotheek/nieuws/geloof-het-of-nietnog tot en met 31 augustus 2024 in Bibliotheek Hasselt Limburg.
23
Evolutie wetgevend kader. © Departement Cultuur, Jeugd en Media
SCHOONDER BLAUW
EN
ESTER NIET
Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken?
Eeuwenlang haalden textielververs hun kleurstoffen enkel uit de natuur: uit gesteenten en aarde, uit dieren, zoals de cochenilleluis en de purperslak, en vooral uit planten. Het verversambacht was een arbeidsintensieve en complexe aangelegenheid, die veel vakkennis vereiste. Een recent opgedoken 18e-eeuws manuscript van een anonieme Antwerpse textielverver onthult waardevolle informatie over de gebruikte ingrediënten en verfmethodes.
Het fascinerende boek, in 2020 geschonken aan de collectie van het Industriemuseum, bevat maar liefst 132 handgeschreven verfrecepten. De verver noteerde minutieus welke grondstoffen in de verfkuip gingen: indigo, wede, meekrap, cochenille, brazielhout … Diverse verfmethodes resulteerden in verschillende tinten en kleurintensiteiten. In het manuscript treffen we bijvoorbeeld twaalf benamingen aan voor de kleur rood: van ‘Turks rood’ over ‘gloeiend rood’ tot ‘vals rood’. Waar kocht de verver zijn kleurstoffen in? Werd het ingevoerde brazielhout tot rode kleurstof geraspt in het tuchthuis aan de Oude Leeuwenrui?
De beschrijvingen van de gebruikte beitsmiddelen – belangrijk voor de kwaliteit en kleurvastheid –doen al helemaal de wenkbrauwen fronsen. “Men doet daar bij een vierendeel schapenstront, en men roert dat met een houten spade.” Ook urine, al in de middeleeuwen in zwang als beitsmiddel, belandde in het verfbad om bijvoorbeeld ‘pisgroen’ en ‘pisblauw’ te bekomen. “Schoonder blauw en ester niet”, zo schrijft de verver er bezield bij.
De 104 ingespelde textielstaaltjes maken de bron nog rijker en waardevoller. Emile Lupatini en Natalia Ortega Saez van de Universiteit Antwerpen onderzoeken momenteel het manuscript. Naast archiefonderzoek zullen chemische analyses, kleurmetingen, microscopisch onderzoek en praktijktests hopelijk nog meer informatie prijsgeven, en tot nieuwe inzichten leiden. Ook voor de vergelijking met verfrecepten en producties in andere landen is het manuscript razend interessant. En zo wordt de kleurrijke geschiedenis van het textielverven in de Lage Landen beetje bij beetje ontrafeld. ■
» Door: Hilde Langeraert | Foto’s: © Collectie Industriemuseum
Meer weten?
» Heritage, 7(2024)5, p. 2458-2476; https://doi.org/10.3390/heritage7050117
» https://sites.google.com/view/antwerp-dyers-project/recipes
» https://www.industriemuseum.be/nl/collectie-item/ manuscript-van-een-stoffenverver
SPREKEND ERFGOED 24
25
INVENTARISEREN, WAARDEREN EN ACTUALISEREN
WAT MET HET
RELIGIEUS ERFGOED?
Achter de muren van talloze parochiekerken werken erfgoedcellen al jaren aan het in kaart brengen, verzorgen en bekendmaken van omvangrijke collecties religieus erfgoed. De noden van dit erfgoed zijn immers enorm.1
Pieterjan Buggenhout
Religieus erfgoed is diep verbonden met ons maatschappelijk weefsel en wortelt in de lokale geschiedenis.
Parochiekerken bewaren een millennium aan kunstgeschiedenis in situ en de collecties die ze herbergen vormen samen een historische verzameling van onschatbare waarde. Bovendien zijn kerkgebouwen beeldbepalend in een dorp of stad en roepen ze bij heel wat mensen emoties op, gelovig of niet. Uiteraard is, net door de secularisering, dit erfgoed ook kwetsbaar. De aanzwellende golf van herbestemmingen van kerkgebouwen roept vragen op over de toekomst van de collecties in deze gebouwen. Kerkbesturen kijken vaak naar lokale besturen, maar die hebben zelden specifieke expertise in huis over deze collecties. Gezien het belang en de urgentie van het thema is het niet verwonderlijk dat haast elke erfgoedcel aandacht besteedt aan religieus erfgoed. Van het inventariseren over het waarderen tot het tonen van kerkelijke collecties: de afgelopen jaren werden bergen werk verzet. Dat gebeurde niet enkel door de medewerkers zelf, maar ook met de steun van heel veel gemotiveerde vrijwilligers. Tijd voor wat cijfers, bedenkingen en een grondige zelfevaluatie.
EENHEID IN VERSCHEIDENHEID
Kerkelijke collecties inventariseren is de facto een taak die aan de kerkbesturen toebehoort. Het Eredienstendecreet verplicht ze hier bovendien toe, maar bepaalt niet hoe de inventaris precies moet worden opgemaakt. Het gevolg: veel inventarissen zijn verouderd of slechts op papier raadpleegbaar. Vanuit deze vaststelling hebben erfgoedcellen het afgelopen decennium talloze kerkbesturen begeleid bij de opmaak en actualisering van hun inventaris. Het onderzoek dat de erfgoedcellen zelf uitvoerden toont aan dat 53 % van de kerkbesturen in het werkingsgebied van een erfgoedcel een inventaris heeft. Bij 60 % van deze kerkinventarissen heeft de erfgoedcel geholpen. Achter dit gemiddelde zitten wel grote verschillen. Bij sommige erfgoedcellen met een langere staat van dienst zijn nagenoeg alle kerken geïnventariseerd. Erfgoedcellen die pas zijn erkend, staan nog aan het begin van de inventarisatieopdracht.
Ook bij het inventariseren zelf kan de rol van de erfgoedcel verschillen. Sommige erfgoedcellen vervullen een actieve trekkersrol en spreken zelf kerkfabrieken aan. Andere kiezen ervoor om
26
RELIGIEUS ERFGOED
vraaggericht te werken en enkel een traject op te starten als de vraag zich stelt. Werken op maat dus. Naast het inventariseren zetten erfgoedcellen ook in op het waarderen: 48 van de 1.143 parochiekerken zijn inmiddels gewaardeerd. Dit is slechts 4,2 %. Waar er erfgoedcollecties gewaardeerd werden, zijn erfgoedcellen wel belangrijke partners. Bij 40 van de 48 waarderingen kwam een erfgoedcel tussen.
Boven: voor het project 'Kerkschatten op straat' toonde de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk uit Herdersem een van de kerkschatten. Een hedendaagse interpretatie verscheen in het straatbeeld.
© Erfgoedcel Denderland
Onder: Hannelore Maet ging voor RESTafette aan de slag met afgestoten religieus textiel: ze verwerkte singels die werden gebruikt om de albe samen te binden. © Erfgoedcel Brugge
In 2023 namen de erfgoedcellen in Vlaanderen en Brussel het initiatief om dieper in te gaan op dit specifieke thema. Via een enquête en een focusgroep kregen ze meer inzicht in de gemeenschappelijke werking hieromtrent en namen ze gezamenlijke acties onder de loep. Deze enquête leverde volgende cijfers op:
• 24 van de 27 erfgoedcellen werken rond religieus erfgoed.
• In het werkingsgebied van de erfgoedcellen tellen we 1.143 parochiekerken, waarvan er 616 een inventaris hebben. Dit is 53,9 % iets meer dan de helft.
• Bij 60 % van de kerken met een inventaris was de erfgoedcel betrokken bij de opmaak ervan.
• De inventarisatie door erfgoedcellen gebeurt digitaal. Liefst 246.691 objectfiches in de Vlaamse erfgoeddatabank werden met hulp van erfgoedcellen opgemaakt.
• 48 van de 1.143 parochiekerken werden gewaardeerd. Bij 40 van de 48 waarderingen kwam een erfgoedcel tussen.
• 61 op de 1.143 kerken is herbestemd, wat overeenkomt met 5,3 %. Er werd net iets meer herbestemd dan gewaardeerd. Niet alle herbestemde kerken hebben dus een gewaardeerde collectie bij herbestemming.
VELE HANDEN MAKEN LICHT WERK
Een constante is dat bijna elke erfgoedcel werkt met vrijwilligers, vaak een vaste pool enthousiastelingen aangevuld met lokale betrokkenen en leden van het kerkbestuur. Vanuit hun ervaring met participatief werken zijn erfgoedcellen goed geplaatst om zo’n vrijwilligerswerking op te starten en te begeleiden. Die begeleiding is weliswaar arbeidsintensief, maar werpt ook vruchten af. De vrijwilligersteams kunnen uitgroeien tot goed
27
PARCUM en de erfgoedcellen komen elkaar vaak tegen bij de inventarisatie van religieus erfgoed. Welke taken ziet het expertisecentrum voor zichzelf en voor de erfgoedcellen? We vroegen het aan Ellen Descamps en Bert Van der Veken, beiden adviseur bij PARCUM.
“Inventarisatie is van bij het begin een speerpunt geweest in onze werking. Daarbij gaat onze aandacht trouwens niet enkel naar parochiekerken, maar ook naar privaatrechtelijke instellingen, zoals kloosters en begijnhoven. PARCUM en zijn voorganger, het CRKC, hebben in het verleden instrumenten uitgewerkt die helpen bij het inventariseren en waarderen. Hiermee richten we ons tot de beheerders van collecties religieus erfgoed, maar ook tot de erfgoedcellen die er vaak mee aan de slag gaan. Ook in de komende beleidsperiode blijven we inzetten op dit onderwerp. Zo maken we werk van een toegepaste handleiding voor het inventariseren van collecties van de andere erkende erediensten. Andere tools, zoals het Stappenplan waarderen, evalueren en actualiseren we. In dit proces werken we samen met erfgoedcellen.
Als expertisecentrum voor religieuze kunst en cultuur stelt PARCUM daarnaast ook zijn kennis ter beschikking. Concreet doen we dit met een breed vormingsaanbod, maar ook door als inhoudelijk expert aan te sluiten bij waarderingstrajecten getrokken door de erfgoedcellen. Tot slot zijn we ook aan het verkennen hoe we via digitale weg kennis en expertise kunnen delen met de sector en de gemeenschappen.”
Welke toekomstige uitdagingen ziet PARCUM voor religieus erfgoed?
“Gelet op de urgentie rond en het grote volume aan cultureel religieus erfgoed is een complementaire samenwerking tussen lokale, bovenlokale en landelijke spelers cruciaal. Erfgoedcellen zetten sterke vrijwilligerswerkingen op touw, maar niet overal in Vlaanderen is er een erfgoedcel. PARCUM zal in de loop van de komende jaren dan ook investeren in de uitbouw van een complementaire vrijwilligerswerking om ook die trajecten te faciliteren in regio’s zonder erfgoedcel.
In het streven naar duurzaamheid en haalbaarheid moeten we inventarisatie en waardering in de eerste plaats als voorbereidende stap beschouwen binnen de integrale toekomstvisie voor de plek, haar gemeenschap, de gebruiken en tradities en de collectie. Enige pragmatiek is daarbij nodig, wat betekent dat we niet alle objecten even uitgebreid kunnen blijven behandelen. We denken nu aan kortere, modulaire trajecten en een lagere taaklast, zodat er meer ruimte vrijkomt om in te zetten op publiekswerking en het cultiveren van alle verhalen verbonden aan de erfgoedplekken. Da’s makkelijker gezegd dan gedaan. Enkel ervaren erfgoedwerkers kunnen van bij de aanvang van een traject aangeven welke objecten een minder doorgedreven vorm van registratie vergen vanwege de geringe erfgoedwaarde. Vandaar dat PARCUM sterk inzet op het actualiseren van bestaande instrumenten, kennisdeling en expertiseopbouw.”
Gelet op de urgentie rond en het grote volume aan cultureel religieus erfgoed is een complementaire samenwerking tussen lokale, bovenlokale en landelijke spelers cruciaal. Erfgoedcellen zetten sterke vrijwilligerswerkingen op touw, maar niet overal in Vlaanderen is er een erfgoedcel
geoliede machines, die weten wat ze doen en op elkaar zijn ingespeeld. Ze bouwen in de loop van de jaren specifieke expertise op en halen hoge kwaliteitsnormen. Geregeld ontdekken deze vrijwilligers bijzondere collectiestukken, die dan weer gevaloriseerd kunnen worden binnen de bredere erfgoedcellenwerking: van publieksgerichte projecten tot focustrajecten in het kader van integrale erfgoedzorg. Ook bij het waarderen spelen vrijwilligers, vanuit hun expertise die ze opdoen bij het inventariseren of door hun lokale verbondenheid, een betekenisvolle rol.
In de ondersteuning van de betrokken besturen en gemeenschappen zijn er verschillende spelers. Het bisdom, de lokale kerkfabrieken, Monumentenwacht, steden en gemeenten, PARCUM … De uitdagingen zijn ook zodanig groot dat samenwerking noodzakelijk is. Elk van de bovengenoemde spelers vervult een andere, complementaire rol: de erfgoedcellen steken vaak lokaal de handen uit de mouwen en zorgen er met de vrijwilligers voor dat collecties daadwerkelijk worden geïnventariseerd of gewaardeerd. PARCUM op zijn beurt is een kennispartner, Monumentenwacht focust dan weer op rapportage van behoud en doet kleine herstellingen.
ACTIEVE PUBLIEKSWERKING
De trajecten van erfgoedcellen zijn voor kerkfabrieken een stimulans om meer aandacht te genereren voor de collecties die ze beheren. Vaak zijn kerkfabrieken zich na een traject met de erfgoedcel bewuster van de erfgoedwaarde van hun collectie, weten ze beter hoe dit te beheren en hebben ze opnieuw goesting om met hun collecties naar buiten te treden.
De erfgoedcellen sensibiliseren niet alleen het lokale erfgoedveld, maar ook het grote publiek. Wanneer religieus erfgoed aan bod komt in de media, gaat het vaak over kerkgebouwen. Via hun publiekswerking vergroten erfgoedcellen de aandacht
28
Boven: religieuze objecten uit de Sint-Petruskerk van Gingelom worden door vrijwilligers gefotografeerd tijdens de inventarisatie van religieus erfgoed.© Erfgoed Haspengouw
Onder: vrijwilligers in het werkingsgebied van de kerkfabrieken in de Sint-Odulphuskerk van Borgloon tijdens een vorming over FARO's Uitleendienst. © Erfgoed Haspengouw
en ook het draagvlak voor religieus cultureel erfgoed (zie kader).
GOEDNIEUWSSHOW?
Evalueren de erfgoedcellen hun werking rond religieus erfgoed enkel positief? Neen, er zijn ook drempels, bedenkingen en moeilijkheden. De betrokkenheid van de kerkbesturen is cruciaal, maar ontbreekt soms. Archaïsche en hiërarchische structuren kunnen remmend werken. De focus van kerkbesturen ligt vaak ook op de uitdagingen die het dagelijks behoud en beheer met zich meebrengen. Van het enthousiasme en de focus tijdens de duur van het traject blijft een tijdje later niet altijd evenveel over. Het verduurzamen van de collectiezorg, ook wanneer de erfgoedcellen niet meer in de kerk aanwezig zijn, is een werkpunt voor de toekomst.
De inventarisatie- en waarderingstrajecten die de erfgoedcellen doorlopen zijn bovendien erg tijds- en arbeidsintensief. Ze vragen een grote personeelsinzet en een langdurig engagement. Bovendien is er voor dergelijke trajecten specifieke expertise nodig. De vraag wordt dan ook luidop gesteld of de werkdruk nog in balans staat met de erfgoedwaarde. Bij de meeste trajecten worden immers ook stukken zonder
Erfgoedcel Brugge – RESTafette religieus textiel
Een vel handgeschept papier gemaakt van oude koorhemden? Akoestische gordijnen die uit liturgische gewaden bestaan? Kleurrijke theaterkostuums die witte rochetten een nieuw leven geven?
Het kan! Geïnspireerd door historische voorbeelden van hergebruik gingen tien Handmade in Brugge-makers en de Antwerpse kunstenares
Elsje Janssen – na waardering – aan de slag met afgestoten religieus textiel uit de inboedels van de kerken van de Emmaüsparochie. De resultaten werden verwerkt in de pop-upexpo RESTafette religieus textiel in de zomer van 2023.
Erfgoedcel Denderland – Kerkschatten op straat
Vaak weten de lokale gemeenschappen niet (meer) welke eeuwenoude schatten hun kerken herbergen. In vijf gemeenten werd een werk uitgelicht en blijvend in het straatbeeld gebracht. Er werd gekozen voor een hedendaagse interpretatie om te illustreren dat erfgoed niet ‘star’ of ‘oubollig’ is.
of met een lage erfgoedwaarde meegenomen, om zo later gemakkelijker de afweging te maken wat er al dan niet moet worden herbestemd. Met het toenemend aantal herbestemmingen moeten de vragen gesteld worden naar haalbaarheid van de methodieken en de taakverdeling binnen het veld. Tot slot is er de nood en wil om in de toekomst te verbreden naar meer divers religieus erfgoed. Want momenteel ligt de focus op het rooms-katholieke erfgoed. Erfgoedcellen willen inclusiever werken en in dat kader zetten sommige bijvoorbeeld al actief in op het erfgoed van de islamitische eredienst.2
Kortom, naast de verrichte arbeid ligt er nog heel wat werk op de plank. Samen met PARCUM en andere erfgoedorganisaties gaan de erfgoedcellen de uitdagingen rond religieus erfgoed in de toekomst graag aan. ■
» Pieterjan Buggenhout is coördinator van Erfgoedcel Denderland.
» Bronnen en literatuur:
1. De auteur dankt Livia Snauwaert, Hilke Arijs, Lieve Opsteyn en Gregory Vercauteren voor hun feedback op eerdere versies van deze tekst.
2. In dit verband wijzen we op de recente publicatie De moskee. Mensen, geloof en erfgoed van KADOC-KU Leuven, zie: https://kadoc.kuleuven.be/3_ onderzoek/33_onzeonderzoeksoutput/publicaties/diversen/diversen_86.
29
ERFGOEDBELEID IN EUROPA BELGIË
KIJK OP HET BELGISCH EU-VOORZITTERSCHAP
De voorbije zes maanden was België voorzitter van de Raad van de Europese Unie en Vlaanderen voorzitter voor cultuur.1 Hoe zit dat voorzitterschap in elkaar en welke impact heeft het op onze sector? Vragen voor Stefanie Noens en Arno Beunen, resp. projectleider EU-voorzitterschap cultuur en beleidsmedewerker internationaal cultureel-erfgoedbeleid en EUvoorzitterschap van het Departement Cultuur, Jeugd en Media, die nauw betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Een gesprek.2
Henrike Radermacher
Eerst willen we weten hoe bijzonder het EU-voorzitterschap voor een land is en wat er allemaal bij komt kijken. Wat is hen bijgebleven?
Stefanie: “Het voorzitterschap duurt zes maanden, maar de voorbereiding ervan duurt minstens twee jaar. Er komt enorm veel bij kijken. Het was intensief, maar ook mooi omdat het mensen heeft samengebracht. Arno beaamt: “Het EU-voorzitterschap is bijzonder omdat het 13,5 jaar duurt eer de cirkel rond is en je als lidstaat ‘terug aan de beurt’ bent.”
Vlaanderen had de voorzittersrol voor cultuur. Hoe worden die rollen toegewezen? En wat is de relatie met de andere deelstaten en het federale niveau?
Stefanie: “In 1994 is er in België een samenwerkingsakkoord gesloten waarin bepaald werd dat alle bevoegdheden die toekomen aan de deelstaten ook door de deelstaten vertolkt worden op Europees en internationaal niveau. Dat is de reden waarom er regionale ministers in de raad aan tafel kunnen zitten
30
`
en voorzitter kunnen zijn. Dit is volstrekt uniek in Europa. En cultuur is een bevoegdheid van de deelstaten. Daarom werken we op Europees niveau altijd samen met de Frans- en Duitstalige gemeenschappen. Als we geen onderling akkoord hebben, kunnen we niets doen op Europees niveau. Dat is altijd zo, maar zeker tijdens het voorzitterschap, wanneer erg veel beslissingen worden genomen. Erfgoed is wat dat betreft een buitenbeentje, omdat de gewesten soms betrokken worden.” Arno: “Vandaar dat we bijvoorbeeld voor de conferentie Unity in Diversity? Culture, Heritage and Identity in Europe goed hebben samengewerkt met het Agentschap Onroerend Erfgoed.”3 En wat het federale niveau betreft, aldus Stefanie, zijn er minder relaties, “omdat cultuur nu eenmaal een defederaliseerde bevoegdheid is”.
VOORZITTERSCHAP EN DENKGROEP
Bij de prioriteiten van dit voorzitterschap waren de “digitale transformatie van de culturele en creatieve industrieën” maar ook “erfgoed versterken binnen de EU” en “erfgoed op de EU-agenda houden”. Arno licht toe: “Een engagement dat we zijn aangegaan tijdens het vorig Belgisch voorzitterschap in 2010. De Verklaring van Brugge stelt dat landen het belangrijk vinden dat erfgoed op de EU-beleidsagenda komt. Daar zijn verschillende initiatieven voor genomen, zowel binnen de Europese administraties als tussen de lidstaten. Een ervan is de denkgroep 'EU en cultureel erfgoed', waarvan Vlaanderen secretaris is. Vlaanderen heeft dat engagement bevestigd door de groep bijeen te roepen, op 17 april in Antwerpen. Deze groep bestaat uit ambtenaren die in hun lidstaat bevoegd zijn voor erfgoed. Ook de commissie zelf was uitgenodigd. Als de denkgroep bijeenkomt, wordt er nagedacht en uitgewisseld over topics die op de agenda staan van het respectievelijke voorzitterschap. Onze conferentie Unity in Diversity? was dan weer een goed instrument om erfgoed op de agenda te zetten van het voorzitterschap”.
Zou de erfgoedsector niet beter betrokken worden bij die denkgroep? Arno zegt dat de kracht van de groep ligt in het beïnvloeden van het Europees beleid op een eerder informele manier, vanuit de verschillende lidstaten en hun administraties. Hij geeft het voorbeeld van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed in 2018.4 Toen waren er vanuit het Departement Cultuur, Jeugd en Media en het Agentschap Onroerend Erfgoed projectsubsidies voor erfgoedprojecten over participatie en educatie. De cultureel-erfgoedsector
is wel direct betrokken bij het Europees beleid via andere instrumenten en groepen. Een voorbeeld?
De Expert Group on Cultural Heritage van de Europese Commissie, waarin de sector vertegenwoordigd is door onder andere de International Council of Museums (ICOM), Europa Nostra, Future for Religious Heritage (FRH), Network of European Museum Organisations (NEMO), enzovoort.
AI EN DE OORLOG IN OEKRAÏNE
Liggen thema’s die tijdens het voorzitterschap aan bod komen vast of wordt ook ingespeeld op de actualiteit?
Stefanie: “Aanpassingen zijn altijd mogelijk. Zo was er bijvoorbeeld eind vorig jaar een politiek akkoord over de AI-Act. Een volledig ander beleidsdomein, maar een dat heel wat vragen oproept binnen de cultuursector en ook bij beleidsmakers. Denk maar aan auteursrechten, vergoedingen enzovoort. Dat zijn zaken die nu door de AI-Act moeten worden uitgeklaard. Pas begin dit jaar werd duidelijk hoe belangrijk dit was, en toen kwamen de vragen. Alle cultuurministers komen twee keer per jaar samen, een keer per voorzitterschap: dan worden de documenten die onderhandeld zijn normaal gezien goedgekeurd. Daarnaast is er ook altijd een oriënterend politiek debat, waarin in grote lijnen besproken wordt wat de ministers belangrijk vinden. Pas in februari hebben we besloten dat we het gingen hebben over AI en de impact ervan op de culturele en creatieve sectoren. Onder het Franse voorzitterschap is de oorlog in Oekraïne uitgebroken. Zij hebben hun informele Raad toen een week op voorhand volledig omgegooid. Er is dus ruimte voor flexibiliteit.”
Wat zijn de belangrijkste verwezenlijkingen tot nu toe en wat ligt er nog op de plank?
Kick-off van het Belgisch EU-voorzitterschap 2024, Résidence Palace Brussel, 8 december 2023 © Belgian presidency via Flickr.com
Stefanie vertelt dat een van de prioriteiten de digitale transformatie van de CCS was. Meer bepaald gaat het om het versterken van de CCS in hun publieksontwikkeling aan de hand van data. Daarover was er in februari de conferentie Empowering the Cultural and Creative Sectors in Data-Driven Audience Development en zijn er ook raadsconclusies geschreven. Daarover is er nu een akkoord en “hopelijk worden die ook goedgekeurd op de Raad Cultuur”, aldus Stefanie. Een andere verwezenlijking is het Manifesto van Gent: dat doet een oproep aan de lidstaten, de Europese Commissie en sectorspelers om structureel te gaan samenwerken rond het onderwerp van datagedreven publieksontwikkeling. De goedgekeurde raadsconclusies door de EU-cultuurministers zullen hiervoor dienen als een startpunt. Die groep zal eind dit jaar voor de eerste keer samenkomen. Op 13 mei staat nog een informele
31
ministeriële vergadering in het KMSKA op de agenda. Daarop worden alle cultuurministers verwacht, net als Svetlana Tichanovskaya, President-Elect van Wit-Rusland en hoofd van het Transitiekabinet. Het is belangrijk om naar Oekraïne te kijken, maar spijtig genoeg zijn er ook andere conflicten in Europa waar cultuur een doelwit is. De Raad zelf vindt plaats op 14 mei en diezelfde namiddag is er nog een conferentie over de digitalisering in 3D van bedreigd erfgoed. Dat wordt getrokken door de Commissie en Europeana, en vanuit het Belgische voorzitterschap zetten we hier ook onze schouders onder.”
IMPACT
Wanneer de EU ter sprake komt, wordt weleens gezegd dat dat voor de meeste burgers een ver-van-hun-bedshow is. Vandaar: wat betekent dit nu allemaal voor de cultureelerfgoedsector in Vlaanderen en Brussel? Wat zijn de concrete aanknopingspunten of gevolgen? Arno zegt dat het voorzitterschap best gezien wordt als een soort initiator van gedachten of van initiatieven die – pas na een hele tijd – omgezet worden in concrete acties. “Ik begrijp dat wat op EU-niveau gebeurt ver van de dagelijkse realiteit lijkt te liggen. Het zijn ook altijd heel abstracte discussies die daar plaatsvinden. Maar ze hebben wel degelijk impact, alleen is dat pas op lange termijn. Bijvoorbeeld: in 2010 is de denkgroep 'EU en cultureel erfgoed' opgericht en acht jaar later volgde het European Year of Cultural Heritage. Gewoon om even mee te geven over welke termijnen we spreken. Ook met betrekking tot de raadsconclusies rond digitalisering zullen we pas over enkele jaren concrete resultaten zien. De link met het voorzitterschap van zoveel jaren geleden is dan wellicht weer vergeten. Het is dus ook een kwestie van perceptie: wanneer er concrete resultaten zijn, wordt vanuit de verschillende beleidsniveaus die link niet meer gelegd.”
© Steve Johnson via Unsplash, CC0
Ik begrijp dat wat op EU-niveau gebeurt ver van de dagelijkse realiteit lijkt te liggen. Het zijn ook altijd heel abstracte discussies die daar plaatsvinden. Maar ze hebben wel degelijk impact, alleen is dat pas op lange termijn. Bijvoorbeeld: in 2010 is de denkgroep 'EU en cultureel erfgoed' opgericht en acht jaar later volgde het European Year of Cultural Heritage. Gewoon om even mee te geven over welke termijnen we spreken
Het zijn dus vaak erg lange processen. Waaraan ligt dat?
Arno legt uit: “Wat we met het voorzitterschap vooral proberen, is zaadjes planten. Na de verkiezingen start de Commissie een nieuwe legislatuur en kiest ze ook nieuwe prioriteiten. We hopen daarop invloed te hebben uitgeoefend. Vanuit Vlaanderen nemen we echter geen unilaterale beslissingen. Dit doen we in voortdurende samenwerking met onze intra-Belgische partners en alle lidstaten van de Europese Unie. Ons werk beperkt zich niet tot de Commissie; in de Raad werken we vooral samen met de andere lidstaten. Zo hebben zij zich bijvoorbeeld geëngageerd om bepaalde beleidsacties te ondernemen naar aanleiding van de raadsconclusies over datagedreven werken voor publieksontwikkeling. Dit zal ook invloed hebben op de erfgoedsector als meerdere Europese gesprekken over de betekenis van AI voor de cultureel-erfgoedsector moeten nog verder gevoerd worden.
32
Boven en midden: in 2017 won Erfgoedplus een Europa Nostra Award in de categorie ‘Education, Training and AwerenessRaising’. © Eddy Daniels, CC BY-NC-SA 2.0
Onder: het erfgoedproject 'De vierkante kilometer' van de Erfgoedcel Gent en het STAM ontving internationale erkenning in mei 2024 met de 'European Heritage/Europa Nostra Awards' in de categorie ‘Citizens Engament and Awareness Raising’. © Marieke Vangheluwe
lidstaten zich toeleggen op internationale samenwerking rond dit thema. Waar de cultureel-erfgoedsector tijdens dit voorzitterschap wel van nabij bij betrokken was, was de culturele omkadering van het – volledige Vlaamse – luik van het Belgisch voorzitterschap. Er is hard gewerkt om de erfgoedsector zichtbaarheid te geven. Ook op onze conferenties waren sectorvertegenwoordigers uitgenodigd als spreker, praktijkvoorbeeld, deelnemer, enzovoort. Zo konden ze netwerken met verschillende sectorspelers uit andere landen en hun goede praktijken delen met collega’s en beleidsmakers uit andere lidstaten. Hieruit kunnen op korte termijn tal van kansen ontstaan. Het zit dus op twee sporen: een langetermijnspoor en een heel kortetermijnspoor.”
Stefanie: “En niet te vergeten: er gebeurt ook heel veel buiten het officiële voorzitterschap, en dat door de sector zelf georganiseerd wordt. Neem nu de conferentie rond musea en AI van onder meer NEMO en FARO waarin wordt aangeknoopt bij het voorzitterschap.5 Zo zie je ook dat een voorzitterschap een momentum creëert in de lidstaat en dat heeft ook een impact op de toekomst.”
Toch is er ergens het gevoel dat, wanneer er iets op Europees niveau besloten wordt, de informatie niet tot bij de betrokkenen komt.
Stefanie: “Het is belangrijk om te onthouden dat cultuur een volledige bevoegdheid is van de lidstaten. Het is dus niet zo dat er wetgeving op Europees niveau besloten wordt die dan moet worden omgezet door de lidstaten. Het is ook een tweerichtingsverkeer: enerzijds bepalen de lidstaten zelf waar de EU op werkt en ze doen dat dan heel vaak in overleg met hun sectoren. Maar er zijn ook – en dat is een van de grootste sterktes van de Europese Commissie qua cultuurbeleid – de financiële programma’s. Het Creative Europe programma, Horizon en andere hebben mogelijkheden waarop de sector kan inschrijven. Dat is beleid dat voor hen belangrijk is en waarvoor wij, vanuit de lidstaat, proberen te zorgen dat die financieringsprogramma’s inspelen op de noden van de sector. Die spelers zijn heel divers: van heel groot tot heel klein. En bij die programma’s komt er veel administratie kijken, iets waarvoor de sector niet altijd de ruimte heeft. In 2027 komt er een nieuw financieel kader voor de EU waarin de budgetten bepaald worden. Wij zijn daar nu al mee bezig. Dat we tijdens het voorzitterschap de digitale transformatie naar voren schuiven is omdat we willen dat er meer ruimte voor gemaakt wordt. En er dus meer budget naartoe gaat. Je voelt de impact dus misschien niet meteen, maar die is er op termijn wel.” ■
» Henrike Radermacher is adviseur internationalisering bij FARO.
Meer lezen?
» De Belgische EU-voorzitterschapswebsite: https://belgian-presidency.consilium.europa.eu/en/
» Het voorzitterschap cultuur: https://www.vlaanderen.be/cjm/nl/ het-eu-voorzitterschap/het-voorzitterschap-cultuur
» Over cultureel erfgoed en de EU: https://culture.ec.europa.eu/ cultural-heritage
Bronnen en literatuur
1. https://belgian-presidency.consilium.europa.eu
2. Dit vond plaats op 3 mei 2024.
3. https://www.vlaanderen.be/cjm/en/unity-diversity-culture-heritage-and-identity-europe
4. https://culture.ec.europa.eu/nl/cultural-heritage/eu-policy-for-cultural-heritage/european-year-of-cultural-heritage-2018
5. https://www.ne-mo.org/news-events/article/nemo-invites-policymakers-for-discussions-on-museums-and-ai
33
EXPAT
“Mijn job is nog niet overbodig! ”
Jeroen Vandommele
Hoe vergaat het landgenoten die in de wijde wereld in de cultureel-erfgoedsector werken? Jeroen Vandommele is conservator na-middeleeuwse en moderne handschriften in de KB - Nationale Bibliotheek van Nederland.
Hoe ziet uw werkweek eruit?
“Ik zorg ervoor dat de collectie van zo’n 5.000 handschriften en 200.000 brieven uit de periode 1550 tot nu toegankelijk en beschikbaar is voor iedereen. Daarnaast deel ik mijn kennis via presentaties, lezingen, blogs en wetenschappelijke artikels. Ook koop ik regelmatig nieuwe handschriften of brieven aan. Dat maakt mijn werkweek heel gevarieerd. Soms ben ik vooral op pad, dan zijn er weer veel interne vergaderingen, of coach ik stagiairs. En ik trek ook tijd uit voor onderzoek.”
Wat houdt onderzoek in?
“Dat komt vaak voort uit de acquisitie van nieuwe stukken. Voordat we iets aanschaffen, ga ik na of het relevant is voor de geschiedenis van Nederland en past in onze collectie. Nadien deel ik mijn bevindingen, zodat onderzoekers het verder kunnen oppakken. Het is immers niet de bedoeling dat de KB zelf universiteitje gaat spelen. We promoten ‘een leven lang leren’. Dat faciliteren we door veel en goed toegankelijke informatie online aan te bieden; zo kan iedereen aan onderzoek doen.”
Wat zijn de uitdagingen in uw werkveld?
“De KB wil er voor alle Nederlanders zijn, maar onze collectie is vooral samengesteld door witte mannen. Daardoor missen we belangrijke stemmen. We hadden in de handschriftcollectie aanvankelijk weinig over Suriname en Indonesië, terwijl we over deze onderwerpen regelmatig vragen krijgen, over de slavernij bijvoorbeeld. Ik heb vanuit die vraagstelling recent enkele dagboeken en brieven aangekocht. We denken ook na over de bibliotheek van de toekomst en zoeken naar mogelijkheden en technieken die ons werk kunnen faciliteren. Samen met de TU Delft heb ik een chatbot ontwikkeld over het Visboeck, een prachtig geïllustreerd 16e-eeuws handschrift. Bij wijze van experiment hebben we informatie en wetenschappelijke artikels opgeladen. Op basis daarvan geeft de chatbot antwoord op eenvoudige vragen. Dat lukt nog niet voor interpretatievragen. Mijn job is dus nog niet overbodig!”
Hebt u een tip voor uw collega’s in Vlaanderen?
» Door: Jacqueline van Leeuwen | Foto: Jeroen Vandommele
“Nederlanders denken minder hiërarchisch. De voorzichtige Vlaamse wandelgangen-strategie is men hier niet gewend, maar ik heb gemerkt dat die juist daarom goed kan werken. Lastige dossiers eerst even doorpraten wordt ook hier gewaardeerd.” ■
34
DOSSIER ONDERZOEK
HOE BELANGRIJK IS ONDERZOEK NU ÉCHT?
EEN NIEUW BEGIN
Onderzoek en erfgoedorganisaties: het lijken evidente communicerende vaten, toch? In dit dossier bevestigen we dit, maar houden we sector, academische wereld en beleid ook een spiegel voor. Want zo vanzelfsprekend is het helemaal niet. Lees dit dossier gerust als een pleidooi voor meer aandacht voor onderzoek in de erfgoedorganisatie. Een pleidooi ook voor de erkenning van het specifieke erfgoedonderzoek, voor de ontwikkeling van een inclusief, meerstemmig onderzoeksbeleid én voor een betere en gelijkwaardige samenwerking met de academische partners.
Olga Van Oost en Alexander Vander Stichele
De studie en nadien ook overdracht van kennis via educatie zijn altijd al kerntaken geweest van musea, archieven en bibliotheken. En dat is nog steeds zo. Zo kreeg ‘onderzoek’ een prominentere plek in de pas herziene internationale museumdefinitie van ICOM (2022). Net zoals in het Cultureelerfgoeddecreet (23/12/2021), het kader voor de erkenning en subsidiëring van cultureel-erfgoedorganisaties in Vlaanderen, waaronder ook de erfgoeddienstverleners vallen. Ook voor hen is onderzoek vaak een prioriteit.
EEN KAT EEN KAT NOEMEN
Maar laat ons een kat een kat noemen. Stellen dat onderzoek “belangrijk” is, betekent niet dat het de aandacht in de organisatie krijgt die het verdient. Dat is een realiteit die allesbehalve nieuw is. In het kader van haar doctoraatsonderzoek1 vroeg Olga Van Oost (2009) ettelijke jaren geleden aan enkele Nederlandse en Vlaamse musea hoe belangrijk onderzoek voor hen was. Volmondig werd bevestigd dat het een kerntaak was, maar tegelijkertijd werd toegegeven dat het moeilijk was om ertoe te komen, wegens tijdsgebrek of te weinig middelen. In die zin lijkt er niet veel veranderd, zoals blijkt uit de bijdrage van Maartje Beekman van CODART. Daarin schrijft
ze op basis van een recente studie (2023) over de “toekomst van de conservator” en hoe onderzoek steeds meer onder druk komt te staan in de (internationale) kunsthistorische wereld.
In het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling, dat liep in 2023 en 2024, bogen erfgoedmedewerkers zich met FARO over de vraag welke plaats onderzoek inneemt in collectiebeherende én dienstverlenende organisaties. Dat traject mondde uit in een inspiratienota. We geven u vijf statements en actiepunten mee, en pleiten ook voor de erkenning van het heel specifieke erfgoedonderzoek. Dat kan immers volledig evenwaardig naast het academische onderzoek staan, uitgevoerd door universiteiten en hogescholen.
SAMEN DENKEN
Die inspiratienota van het lerend netwerk steunt enerzijds op de inzichten en kennis, die de erfgoedwerkers genereus onderling deelden. En anderzijds op de teksten die we samen lazen en bediscussieerden. Van Saskia Scheltjens, hoofd research services van het Rijksmuseum, leerden we over het belang van samenwerking, dienstverlening en (digitale) ondersteuning bij het voeren van onderzoek. Bram Beelaert legde dan weer uit dat participatie van gemeenschappen in het Red
36 ONDERZOEK
Star Line Museum (waar hij onderzoeker is) geen hippe trend is, maar echt ingebed zit in de werking van het museum. Iedereen onderzoeker dus? Jacqueline van Leeuwen, coördinator vorming en advies bij FARO, zet in haar bijdrage de puntjes op de i en maakt de mogelijke vormen van participatie in onderzoek inzichtelijk. Karolien De Clippel, directeur van het Modemuseum Hasselt, getuigt over de ontwikkeling van Revers, een netwerk over modestudies, dat getrokken wordt door mode-onderzoekers in de erfgoed- en academische wereld. Meer synergiën tussen beide zijn wenselijk, maar de mogelijkheden voor onderzoeksfinanciering zijn beperkt. Dat beaamt ook Marjan Doom, directeur van het GUM & Plantentuin in een interview: zou de ontwikkeling van een onderzoeksprogramma in Vlaanderen, naar het voorbeeld van de federale FED-tWIN, geen goed idee zijn? Jan Stuyck, coordinator van het Centrum Kunstarchieven Vlaanderen, zoomt dan weer in op het onderzoek en de bewaring van performance en ander “levend archief”. In zijn bijdrage benadrukt hij de belangrijke rol die veel erfgoeddienstverleners (kunnen) spelen in het onderzoeksproces.
RESET VOOR ERFGOEDONDERZOEK?
Reflectie en zelfreflectie zijn onmisbare competenties van eender welke onderzoeker. Vandaar dat we in de inspiratienota van het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek het belang van een inclusieve en meerstemmige onderzoeksaanpak naar voren schuiven. In het interview met
Geleerde in een studeervertrek met een telescoop, anoniem, naar Ludwig Gustav Voltz, 1835-1911 Bron: Rijksstudio
Nadia Nsayi, schrijver en medewerker van het AfricaMuseum, gaan we hier dieper op in. Voor haar is het essentieel om stil te staan bij de vraag wie de macht heeft bij een onderzoeksproject. Wie bepaalt welke onderwerpen er worden bestudeerd? Wie krijgt de onderzoeksmiddelen? Hoeveel ruimte krijgen gemeenschappen om ervoor te zorgen dat verschillende narratieven worden meegenomen? Boeiend is dat ze vanuit dit perspectief kritische kanttekeningen plaatst bij herkomstonderzoek en restitutie.
DIT IS NOG MAAR HET BEGIN …
Het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek is intussen afgerond. En ook dit dossier is een voorlopige mijlpaal. Maar het traject naar de betekenis en het belang van erfgoedonderzoek is allerminst ten einde. De inspiratienota werd onlangs gepresenteerd en bediscussieerd in Hasselt op het jaarlijkse netwerkevenement Groot Onderhoud met als thema De Toekomst is Nu. De feedback van de sector wordt mee verwerkt en deze bevindingen zijn de komende tijd ook voer voor gesprek en discussie met de beleidsen academische wereld. Wordt dus zeker vervolgd! ■
» Olga Van Oost is algemeen directeur van FARO. Alexander Vander Stichele is er coördinator onderzoek.
» Bronnen en literatuur
1. O. Van Oost (2009), Het Museumvraagstuk. Een theoretisch-historisch onderzoek naar het kunstmuseumconcept in de moderniteit gekoppeld aan een vergelijkende analyse van het museumbeleid en enkele gevalstudies in Vlaanderen en Nederland. Brussel: VUB. Digitaal te raadplegen via de FARO-bibliotheekcatalogus.
37
ERFGOEDONDERZOEK EN KENNISONTWIKKELING
TIJD VOOR NIEUWE KANSEN
We geven het u op een blaadje: elke erfgoedprofessional vindt onderzoek belangrijk. Tegelijk geeft die ook aan dat er in de eigen organisatie weinig tijd of middelen beschikbaar zijn voor datzelfde onderzoek. En wat betekent ‘onderzoek’ in de erfgoedcontext? Wie is ‘onderzoeker’? Waarom ligt de relatie tot academisch onderzoek zo gevoelig? Wat kan anders en beter? Met deze schijnbaar eenvoudige vragen zetten we het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling op waaraan een vijftiental geëngageerde erfgoedmedewerkers deelnam. Samen schreven we een inspiratienota, waaruit we vijf statements en actiepunten haalden. Stof tot discussie met de sector, academia en het beleid!
WAAROM DIT LEREND NETWERK?
Wat is dat toch met onderzoek in de cultureel-erfgoedsector? Belangrijk, zeker, maar er is tegelijk grote bezorgdheid. Dat bleek uit de FARO-nodenbevraging van 2021: daar werd duidelijk dat onderzoek in veel organisaties makkelijk naar het achterplan verdwijnt.1 Er is het gevoel dat men op onderzoeksvlak tekortschiet en er is ook de vraag naar meer onderzoeksondersteuning. Adviesvragen die FARO ontvangt gaan vaak hierover. En ook buiten Vlaanderen leeft de vraag naar de plek en betekenis van onderzoek.
Vragen genoeg om een Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling2 op te zetten. Samen met de leden bereidt FARO de inhoud van de sessies voor, om zo tot een diepgaande kennis-, expertise- en ervaringsuitwisseling te
komen. Het lerend netwerk kwam vier dagen bijeen tussen juni 2023 en januari 2024, telkens in een ander museum. Met de inspiratienota die hieruit voortvloeide gaan we nu het gesprek aan met sector, beleid en academia. Om ook hier de discussie aan te wakkeren, krijgt u vijf statements en actiepunten. Aan u om te lezen en te reageren. We horen het graag!
Het belang van academisch onderzoek kan niet onderschat worden. Het is bovendien een uitdaging om de banden tussen de erfgoed- en academische wereld te verbeteren. Titelpagina voor: R.Boyle, Onderzoek wegens de eyndoorzaaken der natuurlijke dingen, 1688. Prentmaker: Jan Luyken. Bron: Rijksstudio
38 ONDERZOEK
Alexander Vander Stichele en Olga Van Oost
39
1. ONDERZOEK IN DE ERFGOEDCONTEXT IS MÉÉR DAN ACADEMISCH ONDERZOEK. ERKEN DE WAAIER AAN NIET-
ACADEMISCH ERFGOEDONDERZOEK
BEHANDEL HET ALS EVENWAARDIG.
EN
Wat betekent onderzoek in een erfgoedcontext? De antwoorden op deze uitgangsvraag gingen alle richtingen uit. De (academisch geschoolde) deelnemers maakten algauw de vergelijking met onderzoek dat in de academische context wordt verricht en uitmondt in een scriptie, doctoraat of peer-reviewed artikelen. Academisch onderzoek kan niet onderschat worden, en het is een van de uitdagingen (zie ook verder) om de banden tussen de erfgoed- en academische wereld aan te halen en te verbeteren.3
Tegelijkertijd is deze klassieke kijk op onderzoek te beperkend en te normatief. In de erfgoedpraktijk vindt er immers een waaier aan onderzoek plaats, van collectie-, discipline- en praktijkgebaseerd onderzoek, over onderzoek gericht op de praktijkontwikkeling tot artistiek gedreven onderzoek, dat op zijn minst evenwaardig is.4 Kortom, wat in de literatuur het (academische) ‘curator-expertmodel’ wordt genoemd,5 waarbij het traditionele onderscheid tussen fundamenteel en meer praktijkgericht onderzoek richtinggevend is. En waarbij het eerste ‘hoger’ (want academischer) wordt ingeschat dan het tweede, is niet meer van deze tijd.
We pleiten voor een grotere bewustwording over het belang, de diversiteit en evenwaardigheid van niet-klassieke en/of minder voor de hand liggende vormen van erfgoedonderzoek, en dit in zowel de erfgoed- als de academische wereld, als bij beleidsmakers.
2. DE ERFGOEDORGANISATIE IS ZELF EEN KENNISPRODUCERENDE OMGEVING. MAAK RUIMTE VOOR HET SPECIFIEKE ERFGOEDONDERZOEK.
Vaak worden musea, archieven of erfgoedbibliotheken gebruikt als plaatsen om de resultaten van klassiek academisch onderzoek te ontsluiten. Doorgaans met een tentoonstelling, een publicatie of een combinatie van beide. In die zin fungeren de tentoonstelling en de bijhorende catalogus als media om de elders opgedane kennis te representeren. Hoewel dit steeds in samenwerking met de erfgoedorganisatie gebeurt (en volstrekt legitiem is), bevestigt het een werkwijze waarbij het academische onderzoek de erfgoedcontext primair hanteert voor de eigen doeleinden.
Anders is het met erfgoedonderzoek, dat echt samenhangt met de erfgoedcontext en nergens anders kan plaatsvinden dan in en vanuit de organisatie zelf. Herkomstonderzoek bijvoorbeeld. De historiek van collectieverwerving, de manier waarop het stuk werd beschreven in het collectiemanagementsysteem, de tentoonstellingen die ermee werden gemaakt, de kijk van de bezoekers erop ... Dat is onderzoek waarvoor de erfgoedorganisatie niet zomaar een plek is, maar waar de plek mee betekenis geeft en kennis genereert.
In de erfgoedpraktijk vindt een waaier aan onderzoek plaats, zoals ook artistiek gedreven onderzoek. Op de foto: kunstenaar Mekhitar Garabedian antwoordde met het werk ‘Import-Export, Friperie’ op de vraag van kunst in de Stad wie of wat we vandaag op een sokkel zetten. © Mekhitar Garabedian, Foto: Tom Cornille
40 ONDERZOEK
Het feit dat de erfgoedorganisatie voortdurend zélf nieuwe kennis produceert, is trouwens een grote kracht die te weinig erkend wordt.6 De keuze om bijvoorbeeld een bepaalde combinatie van objecten tentoon te stellen, de narratieven die errond worden ontwikkeld, de interactie met de plek en de scenografie, de eventuele cocreatie met erfgoedgemeenschappen en bezoekers, de receptie ervan door bezoekers: al deze keuzes en interventies dragen een sterke onderzoeksen kenniscomponent in zich. Maar die worden zelden echt opgemerkt, laat staan dat er ruimte voor wordt gemaakt in het onderzoeksbeleid van de erfgoedorganisatie. Een gemiste kans.
Kenmerkend voor de erfgoedorganisatie als kennisproducent is dat aangepaste of alternatieve methodologieën worden gebruikt. Sommige zijn ook gangbaar in de academische context, andere zijn eerder experimenteel. Neem nu mondelinge geschiedenis; een methode die in veel erfgoedpraktijken op de wip zit tussen onderzoek en collectie. Aan de ene kant is het een beproefde onderzoeksmethode binnen de (academische) historiografie en worden in sommige collecties mondelinge bronnen bewaard om objecten beter te onderzoeken en te documenteren. Aan de andere kant leggen steeds meer collectiebeherende erfgoedorganisaties collecties aan van levensverhalen op basis van interviews. Die beschouwen ze eerder als ‘collectie’ dan als ‘onderzoek’. Ook andere methoden om (im)materiële (erfgoed)praktijken te documenteren en verder te onderzoeken, artistieke onderzoekspraktijken of bijvoorbeeld het tentoonstellen als onderzoeksmethode zijn zinvol om verder verkend en verspreid te worden. Op hun beurt kunnen ze meer traditionele onderzoeksmethoden bevruchten en versterken.
We pleiten ervoor om erfgoedorganisaties meer als kennisproductieve organisaties te erkennen en te benaderen. Dit betekent dat er in het onderzoeksbeleid van de organisatie ruimte voor wordt gemaakt, dat er middelen zijn om dit te realiseren en dat deze specifieke vormen van kennisproductie zowel maatschappelijk, wetenschappelijk als beleidsmatig gevaloriseerd worden.
3. NIET IEDEREEN IS ERFGOEDONDERZOEKER MAAR PARTICIPATIE IS EEN SLEUTELBEGRIP. GEBRUIK DE PARTICIPATIETAART OM PARTICIPATIE BIJ ERFGOEDONDERZOEK IN GOEDE BANEN TE LEIDEN.
In de erfgoedsector zijn participatie, cowaardering en cocreatie geen loze begrippen. De idee dat erfgoed betekenis krijgt dankzij individuen en gemeenschappen in de meest brede zin van het woord is intussen sterk ingebed. Ook op het vlak van onderzoek stelt deze tendens ons voor uitdagingen. De unieke positie van de curator-expert (of formeel aangestelde onderzoeker) wordt steeds meer in vraag gesteld. De toenemende aandacht voor praktijkgebaseerd onderzoek (waarbij meer mensen van nabij in het onderzoeksproces worden betrokken en erkend) toont dit ook aan.
Dit betekent niet dat iedereen per se onderzoeker wordt (of dat wil zijn). Voortbouwend op de inzichten rond het participatieve werken in een erfgoedcontext, de interessante evoluties inzake burgerwetenschap en de vele kansen en mogelijkheden die dit biedt op onderzoeksvlak, ontwik-
Collectiegebaseerd onderzoek is slechts een van de vele mogelijke onderzoeksaanpakken. © Musea Brugge
41
Het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling onderzoek tijdens de eerste bijeenkomst op 9 juni in het Middelheimmuseum. © FARO
kelden we een participatietaart voor erfgoedonderzoek om richting te geven (zie ook p. 62). Hierbij kan de erfgoedorganisatie de rol opnemen van coach, onderzoeksleider of gelijke partner; de participant (van buiten de organisatie) die van organisator, projectpartner, klankbord, dataverzamelaar, assistent of mede-onderzoeker. Dit vereist andere competenties dan die waartoe erfgoedwerkers doorgaans opgeleid worden. En bovenal: een zeer goede voorbereiding en planning. Samen met de externen moeten duidelijke keuzes
gemaakt worden over de mate van zeggenschap, de verdeling van verantwoordelijkheden en de tijdsinvestering van elke deelnemer tijdens de verschillende fases van het onderzoek. Typerend voor eender welke geslaagde participatieve werking is dat het kader waarbinnen gewerkt wordt voor iedereen helder is. Maar ook flexibel, want de afspraken kunnen desgewenst in de loop van het project wijzigen.
We pleiten voor de verdere exploratie van de participatieve onderzoekspraktijken, waarbij er ruimte is om de inbreng van zowel leken als professionals op elk moment ten volle te waarderen en te valoriseren. De participatietaart kan daarbij helpen. Idealiter is hier al aandacht voor tijdens de opleiding tot erfgoedprofessional.
4. ERFGOEDONDERZOEK IS OPEN, KRITISCH EN REFLECTIEF. WERK EEN RADICAAL MEERSTEMMIG EN MULTIPERSPECTIVISTISCH ONDERZOEKSBELEID UIT.
Bij een inclusieve(re) kijk op de betekenis van onderzoek – zeker in relatie tot academisch onderzoek dat door een universiteit of hogeschool wordt gelegitimeerd – vragen we de erkenning en valorisatie van erfgoedonderzoek. Dit betekent ook een andere blik op de vraag wie onderzoeker is en wie niet. Maar dat vraagt om verregaande zelfreflectie en -kritiek. Als kinderen van de eigen ‘moderne’ tijd, omgeving, achtergrond en opleiding werken we – zeker wanneer het om onderzoek gaat – binnen een specifiek, inhoudelijk en methodologisch paradigma dat intrinsiek westers (en zelfs eurocentrisch) is. Dat is het kader waarbinnen wordt gewerkt en waarvan we ons bewust dienen te zijn. De keerzijde daarvan is dat er blinde vlekken zijn. Zijn we er effectief voor iedereen? Hoe kijken anderen naar ons, onze collectie, de wijze waarop we ermee omgaan en haar onderzoeken? Kan het anders? Moet het soms anders? Zo ja, waarom, door wie en hoe?
We pleiten ervoor om onszelf als erfgoedorganisaties en onderzoekers radicaal uit te dagen. Om de blinde vlekken bloot te leggen en bewust openingen te creëren en kritisch te zijn. Zodat het onderzoeksbeleid echt inclusief en meerstemmig wordt.
42 ONDERZOEK
5. EEN ERFGOEDORGANISATIE PRODUCEERT
KWALITATIEF HOOGSTAANDE KENNIS. ZOEK NAAR DE WIN-WIN MET DE ACADEMISCHE WERELD EN VALORISEER ELKAARS OUTPUT.
De academische wereld is een belangrijke partner van de erfgoedsector. Essentieel voor een harmonieuze samenwerking is de wijze waarop ze vorm krijgt, de relatie die de partners tot elkaar hebben en de mate van medezeggenschap die ze hierbij krijgen. We pleiten voor meer samenwerking, vanuit evenwaardigheid. Dat uit zich ook op concreet en operationeel vlak. Zo hebben erfgoedorganisaties meestal niet het statuut van wetenschappelijke onderzoeksinstelling. Dit statuut is nodig wanneer een instelling (zoals een universiteit of een andere onderzoeksinstelling) bij onderzoeksfondsen zoals het FWO-Vlaanderen budget wil aanvragen. Het statuut is ook belangrijk voor de aanvraag van Europese onderzoeksmiddelen. Gevolg is dat de wetenschappelijke instelling steeds de hoofdpromotor van het project is, en dus ook de middelen ontvangt om het onderzoeksproject uit te voeren. Inspirerend op dat vlak zijn de mogelijkheden binnen het Federaal Wetenschapsbeleid om een FED-tWIN samenwerking aan te vragen. Ook in het buitenland zijn er inspirerende voorbeelden, zoals in Denemarken.7
De vraag naar de mogelijkheid tot erkenning van erfgoedinstellingen tot wetenschappelijke instellingen is één stap. Een volgende vraag is die van de waardering en valorisatie van de onderzoeksoutput. Doordat publicaties voor andere types onderzoek minder goed passen als output (zoals praktijkgebaseerd of artistiek onderzoek) is het niet makkelijk om de onderzoeksresultaten duurzaam te verankeren in de organisatie en de bredere (academische) onderzoekswereld. Heel concreet bedoelen we dat niet-academische publicaties, of andere vormen van onderzoeksoutput zoals het opzet van een tentoonstelling, de ontwikkeling van specifieke praktijken, video’s of podcasts … niet of nauwelijks erkend worden door pakweg het Web of Science of het reguliere academische accreditatiesysteem. Het gevolg? Teksten voor tentoonstellingscatalogi of andere vormen van niet-courante onderzoeksoutput worden als niet (of op zijn minst minder) wetenschappelijk beschouwd. Ook al vragen ze evengoed de inzet van onderzoekstijd en -middelen, vertrekken ze van een specifieke onderzoeksvraag en gebruiken ze een aangepaste methodologie. Bovendien bereiken ze vaker een breder publiek dan louter academici; wat ook voor deze laatsten interessant kan zijn.
We pleiten voor (nog) meer samenwerking tussen erfgoedorganisaties en academische onderzoeksinstellingen. Vertrekkend vanuit ieders uniciteit en sterktes en gebaseerd op principes van evenwaardigheid en gedeeld zeggenschap. En bewust van het financieringsonevenwicht, de verschillende mogelijkheden op het vlak van onderzoeksvalorisatie en de implicaties (zowel positief als negatief) die dit mogelijk kan hebben op de samenwerking.
Deze vijf statements vormen een greep uit de thema’s die aan bod kwamen tijdens de gesprekken van het lerend netwerk. We nodigen u uit om de volledige inspiratienota te lezen en om ons feedback te geven. We hopen ermee bij te dragen aan de reflectie over de betekenis van onderzoek, alsook om erfgoedonderzoek de rechtmatige plaats te geven die het verdient in hedendaagse erfgoedwerkingen. Lees: in het hart van elke cultureel-erfgoedorganisatie! ■
» Alexander Vander Stichele is coördinator onderzoek bij FARO, Olga Van Oost is er algemeen directeur.
» Bronnen en literatuur
1. S. Steenhuyzen & A. Vander Stichele, ‘Uw noden en wensen. Waar loopt de erfgoedsector in Vlaanderen tegenaan?’, in: faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 15(2022)2, p. 12-19.
2. Zie de blog van Jacqueline van Leeuwen, ‘Ontdek FARO’s lerende netwerken en collegagroepen’, 30 juni 2023. https://faro.be/blogs/jacqueline-van-leeuwen/ontdek-faros-lerende-netwerken-en-collegagroepen
3. CHARTER, het consortium European Cultural Heritage Skills Alliance waar FARO deel van uitmaakt, zal in de zomer van 2024 aanbevelingen publiceren over erfgoedcompetenties van de toekomst. Voor meer informatie, zie https:// charter-alliance.eu/
4. F. Mairesse (ed.), Dictionary of Museology, 1st edition. ICOM / Routledge, 2023 en E. Pringle, Rethinking Research in the Art Museum. Routledge, 2020.
5. Ólöf Gerður Sigfúsdóttir, ‘Museum-based research: a typological exploration’, in: Museum Management and Curatorship, 37(2022)4, p. 437–448.
6. P. Bjerregaard, Exhibitions as Research. Experimental Methods in Museums. Routledge, 2022.
7. O. Van Oost, ‘Onderzoek: grondstof van het museum. Interview met Merete Sanderhoff, curator van het SMK’, in: faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 16(2023)4, p. 6-11.
Vind dit boek in de
43
VAN VELE MARKTEN THUIS
CONSERVATOR VAN DE TOEKOMST
In 2023 verscheen het onderzoeksrapport De kunstconservator van de toekomst, 1 uitgevoerd in opdracht van CODART – het internationale netwerk van conservatoren Nederlandse en Vlaamse kunst voor 1800.
Uit dat rapport blijkt dat het takenpakket van de conservator enorm is uitgebreid de laatste decennia en dat onderzoek doen er vaak bij inschiet.
Maartje Beekman
Van musea wordt meer en meer verwacht dat ze hun maatschappelijke rol vooropstellen. Zeker de laatste jaren wordt hier meer de nadruk op gelegd, zoals ook te zien is in de aanpassing van de ICOM-definitie van een museum, die – na veel discussie – in 2022 is vastgesteld door de internationale museumgemeenschap. Het museum is volgens ICOM een instelling die “in dienst van de samenleving” staat, “openbaar” is, en werkt “met participatie van gemeenschappen”.2 Het publiek is niet meer alleen ontvanger van wat het museum doet en vertelt, maar speelt ook een belangrijke rol in de programmering, indirect en soms direct. Een goede ontwikkeling; het museum is immers voor en van iedereen. Daarnaast speelt natuurlijk ook mee dat musea in de meeste gevallen afhankelijk zijn van publieksinkomsten en/of overheidssubsidies, wat het belangrijk maakt aan te sluiten bij de wensen en vragen van het publiek.
Hoewel dit allemaal vrij voor de hand liggend klinkt, is die open houding richting het publiek
een betrekkelijk recent fenomeen, zo blijkt ook uit het onderzoek dat CODART liet uitvoeren. Afdelingen als educatie, communicatie en marketing of fondsenwerving zijn inmiddels niet meer weg te denken uit veel musea, maar zijn relatief nieuwe toevoegingen aan het museumveld. Samen met de functie van suppoost is het beroep van conservator misschien wel het enige in het museum dat al sinds de 19e eeuw bestaat.
CODART ontving al langere tijd signalen uit het veld over veranderingen in het vak, die het beroep van conservator enerzijds interessant maken, maar anderzijds ook uitdagingen met zich meebrengen. In 2023 vierde de netwerkorganisatie haar 25-jarige jubileum: een goed moment om aandacht aan het onderwerp te besteden. Er werden verschillende activiteiten georganiseerd onder het overkoepelende thema ‘De conservator van de toekomst’, waaronder het onderzoeksproject met als centrale vraag: hoe staat het ervoor met het vak van conservator oude kunst en hoe ziet de toekomst eruit?
44 ONDERZOEK
Paneldiscussie tijdens het CODART jubileumsymposium
CODART ontving al langere tijd signalen uit het veld over veranderingen in het vak, die het beroep van conservator enerzijds interessant maken, maar anderzijds ook uitdagingen met zich meebrengen
SPIN IN HET WEB OF ‘SCHAAP MET
VIJF POTEN’?
Het rapport beschrijft hoe het takenpakket van de conservator de laatste decennia is uitgebreid. De conservator is allang niet meer die geleerde met het stoffige imago, die ergens hoog in een toren de dagen vult met onderzoek en van het samenstellen van de dikste collectiecatalogus zijn
of haar levenswerk maakt. Conservatoren houden zich vandaag bezig met zorg voor en onderzoek naar de collectie, maar ook met de optimale presentatie van de collectieobjecten, zowel op zaal en in tentoonstellingen als via digitale routes. Uiteraard in samenwerking met anderen in het museum. De conservator kan je zien als een spin in het web; hij of zij levert de kunsthistorische inhoud voor de meeste andere afdelingen in het museum. Op die manier is de conservator betrokken bij allerlei zaken, zoals fondsenwerving, educatie, acquisities, pers, enzovoort. Denk ook bijvoorbeeld aan bijdragen aan de audiotour of het optreden in filmpjes voor sociale media.
Het onderzoeksrapport richt zich op de internationale museumsector en hoewel de data daardoor niet altijd eenduidig zijn, blijkt dat het aantal conservatoren in veel landen al jaren min of meer gelijk blijft, terwijl afdelingen als educatie, fondsenwerving en communicatie gestaag uitbreiden, onder meer als gevolg van de enorme toename van bezoekersaantallen in de afgelopen
45
over ‘De conservator van de toekomst’ © Bob Bronshoff
veertig jaar. Kortom, er wordt veel van de conservator gevraagd. Het onderzoeksrapport omschrijft de functie niet alleen als een spin in het web, maar ook als die van ‘een schaap met vijf poten’ – om maar aan te geven dat het uitgebreide takenpakket misschien niet houdbaar is. Het rapport laat ook zien dat musea op zoek zijn naar nieuwe structuren en taakverdelingen in het museum en – dat zien we met name in Vlaanderen – dat taken vaker gescheiden worden en de term ‘conservator’ niet altijd meer gebruikt wordt. Zo zijn er tentoonstellingsmakers en onderzoekers in dienst, die voor een tentoonstelling vervolgens samenwerken in projectteams. In elk land en zelfs elk museum wordt hier op een andere manier mee omgegaan. Een rode draad lijkt echter wel te zijn dat onderzoek doen in de meeste musea internationaal als de belangrijkste kerntaak van de conservator wordt gezien, maar dat hier vaak de minste tijd voor is.
ROL VAN ONDERZOEK
Een museum kan niet bestaan zonder kennis over de collectie, daar is iedereen het over eens. Toch lijkt het erop dat er steeds minder tijd is voor het doen van goed en diepgravend onderzoek.3 Veel respondenten geven dit aan en uiten de wens om hier meer aandacht en tijd aan te kunnen besteden. Van de conservator wordt ook verwacht dat hij of zij kennis heeft over de collectie en de objecten. Hoe kan die anders in de juiste context aan het publiek gepresenteerd worden?
Ook is het type onderzoek veranderd, zo beschrijft het rapport. De toegenomen maatschappelijke rol van musea vraagt om een ander soort benadering van de verhalen die in de museumzalen worden gedeeld. Hoe houden we de objecten die we tonen relevant voor een veranderend publiek? Kunnen we verbindingen leggen met andere periodes, of met thema’s die spelen in de maatschappij? Hoe bieden we plaats aan onderbelichte perspectieven? Dat zijn vragen die tegenwoordig een belangrijke rol spelen bij het inrichten van de permanente opstellingen en de tijdelijke tentoonstellingen. Om deze nieuwe vragen te beantwoorden is meer en soms een ander type onderzoek nodig dan enkel objectgericht onderzoek.
De conservator van de toekomst moet van vele markten thuis zijn, zoveel is wel duidelijk.
46 ONDERZOEK
Beeld: CODART
Marjan Scharloo, bestuursvoorzitter van CODART, biedt het onderzoeksrapport ‘De kunstconservator van de toekomst’ aan aan Filip D’havé, Diplomatiek Vertegenwoordiger van Vlaanderen in Nederland © Bob Bronshoff
© Robin Bekker
De toegenomen maatschappelijke rol van musea vraagt om een ander soort benadering van de verhalen die in de museumzalen worden gedeeld
UITDAGINGEN
Er liggen dus zeker een aantal uitdagingen voor het veld en voor de conservator, om goed opvolging te kunnen geven aan de ICOM-definitie. CODART wil graag bijdragen aan mogelijke oplossingen en om die reden sluit het onderzoeksrapport af met een aantal aanbevelingen voor het veld. Twee daarvan lichten we hier kort toe:
» Er is erkenning nodig voor het belang van onderzoek in het museum. Er dient voldoende tijd en ruimte voor gecreëerd te worden. De resultaten van onderzoek zijn vaak pas zichtbaar op de lange termijn; het wordt daardoor vaak verdrongen door urgente kwesties die op korte termijn moeten gebeuren. Het is belangrijk dat musea hier aandacht aan besteden.
» Goede kennisoverdracht is belangrijk om te voorkomen dat opgedane kennis en ervaring verloren gaan wanneer een conservator vertrekt of pensioneert. Een collectie leren kennen kost tijd en praktische ervaring en een zorgvuldig opgebouwd netwerk overdragen ook. Overdracht van de oude op de nieuwe generatie kost tijd (en geld), maar het is van wezenlijk belang om hier aandacht aan te besteden. Ook om voldoende plekken te creëren voor de volgende generatie.
Aan het enthousiasme van de nieuwe generatie zal het in ieder geval niet liggen: het aandeel studenten in conservatorenopleidingen in Nederland die zich specialiseren in Vlaamse en Nederlandse oude kunst lijkt de afgelopen decennia gelijk gebleven. Maar hoewel de interesse er is, is het voor veel aspirant-conservatoren lastig om voet aan de grond te krijgen in het werkveld. Verschillende musea, zowel in België als Nederland, bieden stage- of opleidingsplaatsen aan, maar die richten zich veelal op net afgestudeerde jonge conservatoren en zijn vaak van korte duur. De stap hierna
is vaak lastig te zetten, simpelweg omdat er niet genoeg plekken worden aangeboden.
De conservator van de toekomst moet zich ook bekwamen op digitaal en technisch vlak. Onderzoek verrichten wordt sterk beïnvloed door de talloze mogelijkheden die nieuwe technologieën te bieden hebben. Opleidingen spelen hierbij een belangrijke rol; zij bepalen met welke vaardigheden en kennis de conservator van de toekomst het werkveld betreedt.
BRUGFUNCTIE
De conservator vervult een brugfunctie tussen de collectie en het publiek, tussen het verleden en het heden. Om die functie te kunnen vervullen, om ons gedeelde erfgoed levend te houden in de huidige samenleving, is onderzoek doen essentieel. Onderzoek naar de collectie zelf, maar ook onderzoek naar de maatschappij: wat speelt daarin en hoe relateert dat aan ons culturele erfgoed? Geef de conservator de tijd en de ruimte om onderzoek te doen, zowel binnen als buiten het museum, want onderzoek is een cruciale steunpilaar waar het hele museum op leunt. ■
» Maartje Beekman is directeur van CODART, het internationale netwerk van conservatoren Nederlandse en Vlaamse kunst voor 1800. Tijdens het vijfentwintigste jubileumjaar stelde CODART in 2023 een onderzoek in naar ‘De conservator van de toekomst’, uitgevoerd door Bureau &MAES (Amsterdam). Voor meer informatie, zie codart.nl/25/survey. Speciale dank aan Molly Witman, projectmedewerker bij CODART, die het artikel mee heeft samengesteld en ook bijdroeg aan het onderzoeksproject.
» Bronnen en literatuur
1. Bureau &MAES, ‘De kunstconservator van de toekomst’ (september 2023), op: codart.nl/25/survey
2. ICOM Nederland, ‘Officiële Nederlandse vertaling internationale museumdefinitie’ (11 oktober 2023), op: https://icom.nl/nl/over-icom/nieuws/2023-10-11-officiele-nederlandse-vertaling-internationale-museumdefinitie.
3. Naast het CODART-onderzoeksrapport werd dit ook gesignaleerd door de Boekmanstichting. Zie ook: A. Wittendorp, ‘Het Conservatoren Stipendium: reddingsboei en buitenkans ineen’, in: Boekman Extra 36 (2022).
47
© Robin Bekker
INTERVIEW SASKIA SCHELTJENS
ALLES IS INFORMATIE EN DATA
Saskia Scheltjens vertelde in de derde sessie van het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling hoe het Rijksmuseum in Amsterdam onderzoeks-resultaten deelt en valoriseert. Dat intrigeerde, en dus vroegen we haar hier naar de ruimere visie waarbinnen dit past.
Saskia Scheltjens maakte in 2016 de overstap naar het Rijksmuseum om er een volledig nieuwe afdeling Research Services op te zetten. “Door de toenemende automatisering en digitalisering werd duidelijk dat er behoefte was om alle in het museum aanwezige expertise rond informatie en data over de collectie en de organisatie te verenigen. Het ging dus zowel over de bibliotheek, het archief, de collectie-automatisering, het beheer en de ontsluiting van de collectie-informatie als over de onderzoeksdata over de collectie, het open-databeleid en de digitale collectiestrategie”, vertelt Scheltjens. “Onderzoek in het museum is decentraal belegd binnen de sector Collecties. Het enige wat is gecentraliseerd, is Research Services / Onderzoeksondersteuning.” Als afdelingshoofd zit ze in het managementteam, wat voor haar betekent dat een holistische en globale benadering van informatie en data, zowel op digitaal als op analoog vlak, erkend wordt als een van de belangrijke pijlers van het museum.
En eigenlijk kan dat niet verbazen. Onderzoek is een kernfunctie van het Rijksmuseum. Scheltjens: “Goed onderzoek is nooit stand alone, en altijd gebaseerd op kennis, informatie en data van anderen. Vandaar dat ‘onderzoek’ hier hand in hand gaat met ‘dienstverlening’ en ‘onderzoeksondersteuning’. De mensen in mijn afdeling die voor deze ondersteuning zorgen zijn informatiespecialisten, data stewards, maar ook – en nog steeds – archivarissen en bibliothecarissen, depotmedewerkers en IT’ers. Een van onze grote uitdagingen is om kennis, informatie en data, die uit onderzoek voortkomen, te borgen en beschikbaar te maken voor hergebruik. Een democratisch streven dat mij nog altijd uitermate zinnig lijkt.”
PARTICIPATIE EN PRAKTIJK
Probeer maar eens ‘onderzoek’ in de museale context te definiëren. Dan kan je niet omheen de verschillende types van onderzoek: collectie-, discipline- of praktijkgebaseerd, of ook praktijk-
48 ONDERZOEK
Olga Van Oost
Portretfoto Saskia Scheltjens © Michiel Hendryckx
49
Vogelen in het Rijksmuseum: presentaties & markeren van vogels op schilderijen.
© Romaine, via Wikimedia
Installatie van de Vermeer-tentoonstelling.
© Rijksmuseum/Kelly Schenk
Data Information Knowledge
Scheltjens benadrukt keer op keer het belang van dit continuüm, waarbij data staat voor losse gegevens, informatie voor geordende gegevens en kennis voor met elkaar verbonden en geordende gegevens binnen een context. Het is essentieel dat deze zaken zich voortdurend tot elkaar verhouden en elkaar voeden, binnen elke organisatie. © Tom Gauld
gedreven. Saskia Scheltjens vindt de typologie die in de nieuwe Dictionary of Museology (2023)1 wordt gehanteerd heel bruikbaar. Die is opgemaakt door de museologe Alexandra Bugnia (zie ook het artikel 'Tijd voor nieuwe kansen' van Olga Van Oost en Alexander Vander Stichele, elders in dit dossier red.). “De historische focus van het Rijksmuseum is het collectie- en disciplinegebaseerd onderzoek,” aldus Scheltjens. “Maar we verbreden. De tentoonstelling Slaverij, die we in 2021 over het Nederlandse slavernijverleden maakten, was gebaseerd op historisch onderzoek. Maar er is ook sterk met gemeenschappen gewerkt om de invloed van slavernij tot op vandaag te begrijpen.”
Deze werkwijze heeft heel veel voor het museum betekend, omdat de kracht van onderzoek dat in de praktijk wordt gedragen ermee werd aangetoond. Scheltjens: “Het hoofd Geschiedenis, Valika Smeulders, heeft een grote interesse in participatie. Zelfs in een groot museum als het Rijksmuseum zie je dus de ontwikkeling naar onderzoek waarin participatie en de praktijk richtinggevend zijn.”
Maar ook in de publieks- en educatieafdeling en bij andere afdelingen in het museum is er onderzoek. Onderzoeksvragen zijn bijvoorbeeld: hoe de collectie toegankelijker maken voor het publiek? Hoe een diverser publiek bereiken? Maar ook: hoe schrijf je toegankelijke museumteksten? Verder zijn er talloze handleidingen en papers over het beheer van de collecties, het gebruik van beelden enz. Scheltjens beaamt: “In mijn afdeling is het hoofd Collectie Automatisering, Chris Dijkshoorn, gepromoveerd als data scientist op gespecialiseerde citizen science projecten. En ook al is hij nu met zijn team met veel meer infrastructurele zaken bezig, toch
merk ik dus echt wel dat het onderzoek wordt opengebroken. Als Rijksmuseum hebben we de verantwoordelijkheid om kennis te delen en nieuwe wegen te onderzoeken, ook op internationaal vlak. Maar wat wij doen moet ook van nut zijn voor het veld. Ik besef maar al te goed dat het niet makkelijk is om als kleinere instelling aan te pikken bij nieuwe (technologische) ontwikkelingen; het Rijks heeft nu eenmaal een andere schaal en andere mogelijkheden. Maar toch heeft het veld hier zelf ook een verantwoordelijkheid. Zelf groeien, ‘volwassen’ worden en rollen opnemen. Want het is niet zo dat het Rijksmuseum alles kan doen, louter omdat het het Rijksmuseum is.” En daarbij verwijst ze naar het werk van het Netwerk Digitaal Erfgoed2 en DEN – het kennisinstituut cultuur en digitale transformatie3, waar vanuit een netwerkgedachte de kennis en expertise over het beheren van erfgoed zoveel mogelijk wordt gestimuleerd en gedeeld.
OP ZOEK NAAR NIEUWE
EVENWICHTEN
Kwaliteitsvol onderzoek is fundamenteel om aan kennisontwikkeling te doen. De vraag is dan: wat heet ‘kwaliteitsvol onderzoek’? Het label ‘wetenschappelijk’ of ‘academisch’ onderzoek werd jarenlang bepaald door kwantitatief bibliometrisch onderzoek, dat met allerlei semi-objectieve indicatoren werd verondersteld de kwaliteit te garanderen, of dat toch zou moeten. Ondertussen bestaat er steeds meer kritiek op het ondoordacht gebruik van metrics en andere indicatoren bij
'Operatie Nachtwacht'is het grootste en meest omvangrijke onderzoek naar Rembrandts bekendste werk. Het onderzoek startte in de zomer van 2019 en vindt plaats voor het oog van het publiek in een speciaal ontworpen glazen ruimte. © Rijksmuseum
50 ONDERZOEK
Zelfs in een groot museum als het Rijksmuseum zie je dus de ontwikkeling naar onderzoek waarin participatie en de praktijk richtinggevend zijn
universiteiten. Niet alles is meetbaar of vergelijkbaar, de schaal waarop en de context waarin men meet zijn cruciaal en elke indicator heeft tekortkomingen. Openheid voor andere types van onderzoek, zoals collectiegebaseerd of praktijkgebaseerd onderzoek, kan een verrijking zijn.
In de Inspiratienota die het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling opmaakte, pleiten erfgoedwerkers voor de ‘opwaardering’ van de types onderzoek die in musea en andere erfgoedorganisaties gebeuren. In de afdeling van Saskia wordt vaak gesproken over het continuüm van kennis, informatie en data en hoe zich dat verhoudt tot onderzoek. “De core
business van mijn afdeling is het omzetten van de kennis binnen de organisatie in informatie (geordende data) en data (losse gegevens)”, zegt ze. “Op die manier kan de kennis van deze tijd gebruikt worden door anderen en door de generaties na ons. Het probleem is nog te vaak dat onderzoeksoutput geïsoleerd geraakt en dus niet verder wordt gedeeld. Dat is problematisch omdat er dan natuurlijk ook niet op verder gewerkt kan worden. Te vaak nog overheerst de idee –zeker in de geesteswetenschappen – dat ‘we pas zullen delen wanneer het onderzoek is afgerond en volledig is’. Die ‘volledigheidsdrang’ zorgt er echter voor dat er hiaten in de kennis ontstaan.”
Wat zijn dan de mogelijke problemen bij het praktijkgedreven onderzoek? “Soms is de transparantie van het onderzoeksproces een probleem. Het kan ook moeilijk(er) zijn om dit soort onderzoek te reproduceren (een belangrijk kenmerk van academisch onderzoek), wat maakt dat het moeilijk kan zijn om mogelijke vooroordelen (of een bepaalde vooringenomenheid) eruit te halen.”
WHAT’S IN A NAME?
En dan rijst ook nog eens de vraag wie ‘onderzoeker’ is en wie niet. Als iemand onderzoek doet vanuit een universiteit of hogeschool, vraagt de functietitel van ‘onderzoeker’ geen (of amper) duiding. Maar wat als iemand onderzoek doet in een cultureel-erfgoedorganisatie? Wat als het
bovendien gaat om praktijkgebaseerd onderzoek? Hoe omschrijft Saskia Scheltjens een onderzoeker en heeft het Rijksmuseum daar een specifieke opvatting over? “In het Rijksmuseum werken we met ‘conservatoren’ en ‘wetenschappelijke medewerkers’, die beiden collectiegerichte taken maar ook een expliciete onderzoeksopdracht hebben. (CODART deed in 2023 zelf een onderzoek naar de toekomst van de conservator en diens onderzoeksopdracht, zie de bijdrage van Maartje Beekman elders in dit dossier, red.). In het Rijksmuseum ligt de nadruk bij collectie- en disciplinegebaseerd onderzoek. Daarbij is veel aandacht voor herkomstonderzoek en – in toenemende mate – interdisciplinair onderzoek, met bijvoorbeeld thema’s zoals ‘vrouwen in de kunst’. Maar ook bij conservering en restauratie zie je een sterke verwetenschappelijking. Vandaar dat de afdeling Restauratie sinds enkele jaren ‘Conservation and Science’ wordt genoemd en dat er een zeer actief interdisciplinair onderzoekscentrum is gevestigd in het Rijksmuseum, het NICAS4, waarbij in samenwerking met allerlei diverse partners5 materiaaltechnisch onderzoek wordt gedaan.”
Scheltjens ziet een verschil tussen ‘onderzoek’ en ‘wetenschap’. “Bij ‘onderzoek’, bestuderen en analyseren we wat we in de realiteit aantreffen, terwijl er bij ‘wetenschap’ toch meer gewerkt wordt vanuit theoretische kaders en hypotheses. Musea zullen in die zin veeleer ‘onderzoek’ doen dan ‘wetenschap’. We zien wel dat de verwetenschappelijking van museaal onderzoek een tendens is. Dat blijkt uit de internationale museumdefinitie van ICOM, maar ook uit de samenwerkingsverbanden met externe onderzoekers rond multidisciplinaire onderwerpen, zoals nu bij Point of View6, de grote zomertentoonstelling over genderdiversiteit die binnenkort opent. Hoewel het Rijksmuseum dus misschien vrij klassiek lijkt als instelling, is hier echt wel een grote openheid om opvattingen over bijvoorbeeld onderzoek te veranderen.”
DATABELEID
Een punt dat in het gesprek regelmatig terugkeert is dat informatie en data open en herbruikbaar moeten zijn. “Ons uitgangspunt is dat onderzoek niet mogelijk is wanneer het materiaal niet open is. Een databeleid is vandaag anders dan een decennium geleden, toen ‘open’ gewoon-
52 ONDERZOEK
Beeld van de Cuypersbibliotheek waar een hackathon plaatsvond.
© Matt Pictures, via Unsplash, CC0
Een databeleid is vandaag anders dan een decennium geleden, toen ‘open’ gewoonweg het tegenovergestelde van ‘gesloten’ was. Nu bekijken we dat veel genuanceerder
weg het tegenovergestelde van ‘gesloten’ was. Nu bekijken we dat veel genuanceerder. Zo vraagt de omgang met data om transparantie en heldere informatie: welke data en metadata werden door wie en wanneer opgebouwd? Wat was de context? Welke terminologie was wanneer gangbaar, etc.?” Het Rijks is geëvolueerd van een ‘OPEN GLAM’-beleid (GLAM is de term om het geheel van Galleries, Libraries, Archives, Museums aan te duiden en te benadrukken dat deze instellingen en het dataverkeer dat ze genereren beter gezamenlijk gebeurt dan dat ze in aparte silo’s zitten opgesloten, red.) naar een ‘FAIR GLAM’-beleid vandaag. “FAIR verwijst naar een Engels acroniem uit de onderzoekswereld wat staat voor Findable, Accesible, Interoperable en Reusable, allemaal kwaliteiten die informatie en data dienen te bezitten willen ze volwaardig herbruikt en gevaloriseerd kunnen worden. Daarnaast is ‘fair’ (rechtvaardig) een sleutelterm geworden, onder het motto ‘open als het kan, gesloten als het moet’.” In het databeleid is ‘collections as data’ de nieuwste tendens, zoals geformuleerd in het Vancouver Statement van 2023.7 Het klopt dat generatieve AI een databeleid voor uitdagingen stelt. Maar het zou naïef zijn om het hele open databeleid terug te draaien. Wat we wel kunnen doen, is samen met de internationale community van informatiewerkers ethische richtlijnen formuleren en ons informeren en niet naïef zijn. Het Vancouver Statement is daarin een belangrijke stap: een beweging die momenteel nog sterk vanuit de academische wereld wordt gestuurd. Maar tegelijk worden ook de grote culturele instellingen betrokken, zoals de British Library, het Smithsonian Institute en het Rijksmuseum.”
SAMEN STERK
Welk advies heeft Scheltjens op onderzoeksvlak voor musea en erfgoedorganisaties? En voor de beleidsmakers? “Bij onderzoek en het omzettingsproces naar informatie en data zou er meer aandacht moeten gaan naar duurzaamheid. Hoe zorgen we ervoor dat de data niet corrupt worden, hoe zit het met de archivering op lange termijn?8
En natuurlijk, innovatie doen slagen kan enkel wanneer er voldoende infrastructuur is om dit mogelijk te maken. Je moet mensen hebben die het werk kunnen doen. Zij moeten goed verloond worden. In de museale CAO in Nederland woedt nu een discussie over de verloning van IT’ers en informatiespecialisten met de rol van data stewards. Bij universiteitsbibliotheken trekt deze laatste functie vaak mensen met een postdocprofiel aan, maar bij musea is er geen verloning op dit niveau voorzien. En dan wordt het moeilijk natuurlijk.”
Het valt haar ook op dat er bij onderzoek in musea weinig aandacht is voor projectmatig en gestructureerd werken. “Ik vind dat het best nog geaccepteerd is dat een conservator een hele carrière een collectie bestudeert zonder projectnoch dataplan. Dat vind ik stuitend. We werken tenslotte met publiek geld, wat we zo efficiënt mogelijk moeten zien te beheren. Het heeft een grote meerwaarde wanneer er bij eender welk onderzoek een projectplan is, waarin de verschillende stappen worden beschreven, en waarin ook wordt duidelijk gemaakt hoe het zal gedeeld én bewaard worden.
Tot slot: werk samen, bouw aan het netwerk. Het stand alone-onderzoek heeft veel te weinig impact. Samenwerking is zo belangrijk. En natuurlijk is gelijkwaardigheid daarbij essentieel maar het helpt ook alvast wanneer je als erfgoedorganisatie – én erfgoedmedewerker – zelf je eigen vak ernstig neemt. En dus op die manier je plek ook opeist. Want als wij het werk wat we doen niet ernstig nemen, hoe zou je dan willen dat anderen dat doen?” ■
» Olga Van Oost is algemeen directeur van FARO.
» Bronnen en literatuur
1. https://www.routledge.com/Dictionary-of-Museology/Mairesse/p/ book/9781032072326
2. https://netwerkdigitaalerfgoed.nl/
3. https://www.den.nl/
4. NICAS = Netherlands Institute for Conservation, Art and Science - https:// www.nicas-research.nl/
5. NWO-domein Exacte en Natuurwetenschappen (ENW), Rijksmuseum, RCE, UvA en TU Delft
6. https://www.rijksmuseum.nl/nl/zien-en-doen/tentoonstellingen/pointof-view
7. https://zenodo.org/records/8342171
8. Scheltjens verwijst naar het IPRES 2024 congres over digitale duurzaamheid, dat in oktober doorgaat aan de Universiteit Gent en dat ook voor digitaal erfgoed uiterst relevant belooft te zijn: https://ipres2024.pubpub.org/.
53
ONDERZOEK EN PARTICIPATIE OP MAAT
MET MENSEN IN DE DIEPTE GAAN
In het Red Star Line Museum (RSLM) staan participatie en gelijkwaardigheid centraal, ook in het onderzoeks- en collectiebeleid. Dit artikel geeft inzicht in hun werkwijze. Centrale boodschap? Gedegen wetenschappelijk onderzoek en een participatieve aanpak zijn niet noodzakelijk tegenstellingen. Wel integendeel: ze kunnen elkaar zelfs versterken.
Bram Beelaert
Het RSLM is gehuisvest in de historische vertrekhallen van de Red Star Line-rederij. Die bracht tussen 1873 en 1934 bijna twee miljoen passagiers vanuit Antwerpen naar Noord-Amerika, meestal landverhuizers op zoek naar een beter leven.1 Naast collecties over de rederij, haar schepen en bemanning, verzamelt het museum ook migratie-ervaringen van vroeger en nu: de neerslag van getuigenissen, foto’s, brieven, persoonlijke reisdocumenten en andere memorabilia. Het perspectief van mensen met een migratie-ervaring wordt zo toegevoegd aan de collectieve herinnering.
Getuigen, bruikleengevers en schenkers beschouwen we als onderzoekspartners
Participatie loopt als een rode draad door de museumwerking, ook door ‘klassieke’ museale functies zoals het onderzoeks- en collectiebeleid. Er zijn vier onderzoeksdomeinen: de geschiedenis van de rederij en het trans-Atlantische passagiersverkeer vanuit Antwerpen, de geschiedenis van de museumsite, oral history en het onderzoek van persoonlijk migratie-erfgoed. Vooral in de laatste twee domeinen staan participatie en gelijkwaardigheid centraal. Getuigen, bruikleengevers en schenkers beschouwen we als onderzoekspartners.
ORAL HISTORY
Migratie-ervaringen verzamelen betekent oral history een centrale rol toekennen: een uitgelezen methode om informatie en een veelheid aan ervaringen te verzamelen over de impact van de vlucht of migratie op mensen. Het brengt multiperspectiviteit in de collectie en situeert zich op het snijvlak tussen onderzoek en erfgoedpraktijk. We nemen interviews af volgens de methodieken van de wetenschappelijke onderzoeksmethode, maar maken ze tegelijk geschikt voor gebruik in de museale werking.
54 ONDERZOEK
Fragment uit een activiteit, georganiseerd tijdens de expo 'Veldwerk. Vluchtverhalen uit Antwerpen'. © Red Star Line Museum
Fragment uit de expo ‘Destination Sweetheart’. © Ans Brys
55
Eerder dan interviews, gestructureerd rond een specifieke onderzoeksvraag, capteren we levensverhalen, gestructureerd rond een beschrijving van het migratieproces in de breedste zin van het woord. ‘Migreren’ houdt namelijk niet op bij de aankomst. Hoe verwerken mensen hun ervaringen? Hoe kijken ze er in hun latere leven op terug? De interviewer heeft een standaardlijst met aan te raken thema’s. Toch is het even belangrijk om tijdens het gesprek aan te voelen wat de geïnterviewde belangrijk vindt om te vertellen. Dit is niet hetzelfde als de geïnterviewde ‘gewoon laten vertellen’. Een goede voorbereiding blijft belangrijk. Het verhoogt de kwaliteit van het interview, en is een teken van respect voor de geïnterviewde. Je vraagt respectvol door wanneer je denkt dat een antwoord niet kan kloppen. Een goed voorbereide interviewer die gepaste en geïnformeerde vragen stelt is belangrijk om te connecteren met respondenten.
IEDEREEN INTERVIEWER?
De gelijkwaardigheid van de relatie is essentieel en het doel en de context van het interview moeten duidelijk zijn. De respondent moet kwijt kunnen wat hij of zij wil zeggen, en zich niet in een bepaalde richting geduwd voelen. Hij of zij moet zich ook steeds vrij voelen om te stoppen wanneer de samenwerking in een richting gaat die niet comfortabel is. Belangrijk hierbij is dat de interviewer zich bewust is van zijn eigen positie. In een museum, en in de relatie tussen interviewer en geïnterviewde, kristalliseren zich maatschappelijke verhoudingen van ongelijkheid. Een getuige kan anticiperen op wat hij of zij denkt dat je wil horen, of zich onder druk gezet
Eerder dan interviews, gestructureerd rond een specifieke onderzoeksvraag, capteren we levensverhalen, gestructureerd rond een beschrijving van het migratieproces in de breedste zin van het woord.
‘Migreren’
houdt namelijk niet op bij de aankomst. Hoe verwerken mensen hun ervaringen? Hoe kijken ze er in hun latere leven op terug?
voelen zonder dat jij dit zo bedoelt. Iedereen heeft blinde vlekken, en die kunnen een rol spelen wanneer mensen met een verschillende achtergrond samenkomen.
Van 2017 tot 2020 was het RSLM partner in het Europese oral-historyproject Specially Unknown. Veldwerkers werden opgeleid en betaald om interviews af te nemen van mensen die als erkend vluchteling in de EU verbleven. Mensen met bestaande netwerken in vluchtelingengemeenschappen, overeenkomstige ervaringen of een gemeenschappelijke moedertaal leken in een betere positie dan de museumprofessional om interviews af te nemen van hen die zich veelal in een kwetsbare positie bevonden. De resultaten waren erg leerrijk: zo zijn er waardevolle getuigenissen verzameld. De financiële projectconstructie impliceerde echter dat elke veldwerker tien interviews moest doen, wat zorgde voor ongezonde druk op de veldwerker en op respondenten om te participeren. In latere projecten werkten we nog sporadisch met externe interviewers om eerste contacten te leggen. We maakten werk van een betere omkadering met meer ruimte voor zorg en ethiek tijdens het proces, naast de eigen-
56 ONDERZOEK
Brief uit de expo ‘Vluchtverhalen 1951-2021’.
© Pat Verbruggen
voor de betrokken getuige zelf, maar ook voor de andere medewerkers aan de expo. Niemand is gebaat bij een rel of kritiek die de aandacht wegneemt van de kernboodschap van de expo. In onze expo Vluchtverhalen 1951-2021 kwamen twaalf mensen aan het woord die als vluchteling naar België kwamen in de eerste zeventig jaar van de Conventie van Genève, afkomstig uit verschillende gemeenschappen en diverse politieke en maatschappelijke contexten. Als je slechts één getuige selecteert uit een (pluralistische) groep is het belangrijk om die te situeren. Wanneer iemand een platform voor zijn politieke boodschap wil, moet je daarover in gesprek gaan, uit respect voor andere getuigenissen die net niet aan een expo met een politieke lading willen meewerken.
lijke oplevering van interviews en objectenlijsten. Op dit moment bekijken we de plaats van externe interviewers in de structurele werking.
PRESENTEREN
Tot nu toe interviewden we voornamelijk in functie van concrete projecten, zoals expo’s. Een interview of bruikleengeving mondt dan uit in langdurige trajecten, in functie van die bewuste expo. De getuige krijgt inspraak in de manier waarop we de (soms beladen) getuigenissen presenteren. We vormen vaak ensembles, waarin zowel een interview of overkoepelend verhaal als persoonlijke objecten, documenten of foto’s getoond worden. Met een getuigenis in de openbaarheid treden rond een delicaat thema als migratie is een grote stap. Niet elke publieke reactie is uit te sluiten, maar het is de verantwoordelijkheid van het museum om een zo veilig mogelijke context te creëren. Eventuele implicaties, reserves of twijfels worden best zo open mogelijk besproken.
Omkaderend onderzoek is, naast gedegen museaal werk, ook hier essentieel. Getuigenissen moeten in de juiste historische context weergegeven worden. Maar er is ook een veiligheidsaspect:
Dit proces kan delicaat en tijdrovend zijn. In Vluchtverhalen 1951-2021 vertelde een getuige haar verhaal van de genocide in Rwanda. Maar omdat dat maar één perspectief vatte op een explosieve materie (die tot op de dag van vandaag onderwerp is van een felle herinneringsstrijd), plaatsten we een goede begeleidende tekst, afgeklopt door academische experten, centraal. Tegelijk was het belangrijk dat de formulering de getuige zelf, en haar achterban, niet zou vervreemden van de expo. Dit is gelukt door de tekst herhaaldelijk te laten rondcirculeren en bijna woord voor woord te overwegen en te bediscussiëren.
Soms worden grenzen afgetast. In een expo over Belgische emigratie kwam een vrouw aan bod die het land kort na WOII verliet, als kind van een veroordeelde Vlaamse collaborateur. Die had in verantwoordelijke posities met de bezetter meegewerkt. In een latere levensfase verhuisde ze terug naar België. Dat niet zozeer zijzelf, maar haar (uitgebreide) familie er moeite mee had de migratiereden te vermelden was problematisch. Uiteindelijk besloten we om het te hebben over ‘repressie’ in plaats van ‘collaboratie’, een meer verteerbare term voor de familie.
Mensen met een recent migratieverleden kunnen zich nog in kwetsbare posities bevinden. Het kan niet de bedoeling zijn dat de presentatie van een
57
Een medewerker van het Red Star Line Museum interviewt Justin uit Syrië. © Red Star Line Museum
getuigenis invloed heeft op de levensloop van de respondent, en het verblijf in ons land of de kans op een job in gevaar brengt. In 2021 vertelde iemand voor een van onze expo’s hoe hij enkele jaren daarvoor via de Balkanroute illegaal Europa binnenkwam. We lieten zijn getuigenis in onderlinge samenspraak onderzoeken op juridische kwetsbaarheden voor ze definitief in de selectie op te nemen.
COWAARDEREN
Op dit moment treedt het RSLM uit de projectlogica, en incorporeren we het verzamelen van biografisch migratie-erfgoed in de structurele werking. Dit laat toe om meer in de diepte te werken en om onze methodologie bewuster te ontwikkelen. Migratie-erfgoed verzamelen brengt enkele specifieke vraagstukken met zich mee. Zo laat dat erfgoed uit de Red Star Line-periode zich canoniseren in een aantal objecten die bewaard zijn gebleven: koffers, tickets, brieven en foto’s. Voor recente migratie kan dat erfgoed echter alles zijn: een rugzak, een bouwvakkershelm ... Veel hangt af van de symbolische waarde die de eigenaar aan het object toedicht, in relatie met het migratieverhaal. Zonder deze emotionele context is het object voor Red Star Line Museum niet interessant. Maar vanuit de museale praktijk wil je ook verzamelen – en bewaring garanderen in een beperkte ruimte en met dito middelen –
met een overkoepelende visie. We werken nu aan de opstart van een onderzoekstraject naar de relatie tussen de emotionele waarde van alledaags erfgoed en de bredere ratio van een erfgoedwerking. Dit moet resulteren in practices en procedures rond het waarderen van biografisch migratie-erfgoed in ‘shared authority’.
Even cruciaal, en specifiek voor migratie-erfgoed: fysiek erfgoed reist niet altijd mee. Tijdens een eerste verkennend participatief waarderingstraject in 2020-2021 vroegen we aan groepen uit verschillende migrantengemeenschappen: “Wat willen jullie bewaren voor de toekomst?” De spontane antwoorden gingen over verhalen, gebruiken, tradities. En niet zozeer over objecten. Hetzelfde stelden we vast tijdens ons project over heimwee. Ook hier primeerden smaken, geuren en geluiden. “Welke materiële getuigenis wil je zelf doen overleven?” is op zich al een vraag die gesteld wordt vanuit een erfgoedlogica. Veel mensen die midden in het leven staan, denken hier niet aan. Werken aan erfgoedbewustzijn is cruciaal. Zo gingen we aan de start van een project over liefde en migratie met een groep Marokkaanse vrouwen op bezoek in het Verhalenhuis/Belvedère in Rotterdam, om op een fijne maar ook grondige manier kennis te maken met een erfgoedwerking. Uiteindelijk resulteerde dit in mooie interviews voor de expo, en een waar-
58 ONDERZOEK
Expo
'Heimwee' © Dries
Luyten
devolle schenking van een persoonlijke collectie voor ons depot.
MAATWERK
Migratie-erfgoed is dus niet altijd even makkelijk te vatten. Er is een spanningsveld tussen waardes, die segmenten van zowel het publiek als de erfgoedsector aan erfgoed van migratie hecht(en), en de waardes van de betrokkenen zelf. Op plaatsen zoals de Middellandse Zee of de zuidgrens van de Verenigde Staten ontspruiten grassroots initiatieven, die materiaal verzamelen dat migranten (moesten) achterlaten, om wat zij zien als “een falend migratiebeleid” te documenteren. Ik vroeg onlangs aan Y of hij zijn bagage zou terugvragen, die op de grens van Griekenland en Turkije was gestolen, mocht hij die terugvinden in een lokaal museum. Hij haalde zijn schouders op.
Tegelijk vallen per traject ook de grote verschillen op. De dynamieken en het resultaat hangen af van specifieke persoonlijkheden en contexten. Tegenover de bereidwillige onverschilligheid van Y staat Emzar, die na een gezamenlijk traject van twee jaar zijn Georgische vlag schonk, die hij meenam als LGBTQIA+-activist op betogingen. Het symboliseert zijn dubbele houding tegenover zijn thuisland, vanwaar hij is moeten vluchten om zichzelf te kunnen zijn, maar waarvan hij desondanks houdt. En waarvan hij de bedreiging door
Ik vroeg onlangs aan Y of hij zijn bagage zou terugvragen, die op de grens van Griekenland en Turkije was gestolen, mocht hij die terugvinden in een lokaal museum. Hij haalde zijn schouders op
Rusland met afschuw en woede gadeslaat. Emzar rondde met de schenking een moeilijke passage uit zijn leven af.
Daarom blijft maatwerk bij participatie cruciaal. Vaak gaat het over trage processen waarbij je tijd uittrekt en de intensiteit omarmt om met mensen in de diepte te gaan. In de erfgoedsector is al veel waardevol werk verricht op projectmatige basis. Maar daar zijn valkuilen: goedbedoelde projectmethodes kunnen een mal opleggen die een gelijkwaardige manier van werken onder druk zet. Ook wordt vaak niet verder gewerkt met de resultaten na afronding van het project. Vandaar onze keuze voor de structurele verankering van participatief werken in de werking, als versterking van onze onderzoeks- en verzamelfuncties, en in uitwisseling met iedereen van goede wil in het brede erfgoedveld. ■
» Bram Beelaert is curator en onderzoeksleider bij het Red Star Line Museum.
» Bronnen en literatuur
1. Zie voor een korte omschrijving van wat het museum doet: https://redstarline.be/nl/content/het-museum
59
10
©
jaar Red Star Line Museum
LUCID
EEN KWESTIE VAN PROFESSIONELE NEDERIGHEID
IEDEREEN ONDERZOEKER?!
Ja hoor, ze bestaan. Vrijwilligers die vanachter hun computerscherm titanenwerk verrichten. Ze transcriberen oude teksten en zorgen dat informatie snel doorzoekbaar wordt. Voor onderzoekers zijn deze mensen goud waard. Maar kunnen we hun bijdrage ook participatief onderzoek noemen?
Jacqueline van Leeuwen
Het is altijd even slikken als de slide van de Britse archivaris Alexandra Eveleigh op het scherm verschijnt.1 Een 19e-eeuwse foto toont goudzoekers van weleer. Met vermoeide blik staren ze ons aan. Eveleigh vraagt: “Zijn we in heel veel participatieve projecten niet gewoon de hersens van anderen aan het exploiteren?” Nu lopen vergelijkingen met het verleden altijd mank, maar dit beeld komt wel binnen. Want hoeveel inspraak hebben de ijverige vrijwilligers eigenlijk? En: kunnen ze niet veel meer voor ons betekenen dan waar ze nu de kans voor krijgen?
Eveleigh houdt in haar boek Participatory archives een pleidooi om meer nadruk te leggen op de mens achter het scherm. Want welke motivatie heeft die om mee te werken? En welke bijkomende expertise kunnen deze mensen het onderzoek bijbrengen?
Meer aandacht dus voor de deelnemers zelf, in een open en respectvolle houding. En dat vereist volgens Eveleigh ook een “professionele nederigheid”.2 En daar wringt het schoentje al eens. Want als het op onderzoek aankomt, houden erfgoedorganisaties graag zelf de touwtjes in handen. Burgerwetenschappers of vrijwilligers krijgen vaak een netjes
afgebakende taak, waar ze ook niets fout kunnen doen. Er worden namelijk sterke controlesystemen opgezet – “zo blijft de kwaliteit van het onderzoek gegarandeerd”, luidt het.
WEGEN OP HET HELE
ONDERZOEKSPROCES
Participanten hebben vaak veel meer in hun mars. Ze kunnen evengoed meedenken over de probleemstelling van het onderzoek, over de methode die ingezet wordt of betrokken worden bij de analyse. Twee internationale voorbeelden tonen aan wat de meerwaarde hiervan is.
In het Deense project Vores Historie (Onze geschiedenis) namen middelbare scholieren interviews af met ouderen in hun gemeente. De onderzoeksvraag was breed: hoe hebben gewone mensen de veranderingen in de jaren zestig en zeventig ervaren? De leerlingen bedachten vragen, zochten gesprekspartners en transcribeerden de interviews. Zo voedden ze een onderzoeksdatabank. Ook werd de leerlingen gevraagd een poster te maken, waarop ze zelf bijkomende onderzoeksvragen mochten poneren. Die bleken vaak heel verfrissend en inspirerend voor de academische onderzoekers.3
60 ONDERZOEK
Participanten hebben vaak veel meer in hun mars. Ze kunnen evengoed meedenken over de probleemstelling van het onderzoek, over de methode die gevolgd wordt of betrokken worden bij de analyse
Samen met participanten nadenken over onderzoeksvragen en methodologie loont, zo toont ook het ARCHES-project aan. Dit project betrok mensen met een mentale beperking bij het bepalen van een onderzoeksopzet over toegankelijkheid in musea. Niemand beter dan de ervaringsdeskundigen om te bepalen wat de relevante onderzoeksvragen zouden zijn en hoe ze geïnterpreteerd moesten worden.4 Participanten betrekken bij meer fasen van het onderzoeksproces heeft als voorwaarde dat erfgoedorganisaties
de macht ook willen delen. Uiteraard is dit geen alles-of-nietsverhaal en zijn er gradaties in de mate van betrokkenheid.
VAN EEN LADDER NAAR EEN TAART
Veruit het bekendste kader om na te denken over participatie bij erfgoed is het boek The Participatory Museum van Nina Simon. Zij geeft vier types participatie aan die de machtsbalans steeds meer doen overhellen naar “de ander”: van een bijdrage leveren over samenwerking naar cocreatie en, ten slotte, “hosting”, waarbij de invulling en sturing volledig bij de externe ligt. Participatie is een vraag die meerdere ladingen dekt, is de boodschap van Simon, en waarin je als organisatie best heldere keuzes maakt.5 Dat was ook het uitgangspunt bij het bedenken van FARO’s Participatieladder waarderen. 6 Geïnspireerd op het werk van Arnstein7 zetten we duidelijk op een rijtje welke niveaus van participatie er allemaal zijn. Elk niveau vraagt een andere rol van de erfgoedorganisatie. En vooral: het is belangrijk om helder te communiceren over hoe ver de inspraak precies gaat.
We legden deze ladder voor aan het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling.8
61
De Kaap Gold Fields, Zuid-Afrika: mijnwerkers van deRepublic Gold Mining Company. Woodburytype, 1888, naar een foto door Robert Harris. Attribution-NonCommercial 4.0 International (CC BY-NC 4.0). Bron: Wellcome Collection.
ASSISTENT
Externen verwerken bestaande data, bv. door transcripties te maken of te verbeteren. Externen zijn niet betrokken bij de analyse of interpretatie van de verzamelde data. Ze voegen zelf ook geen nieuwe data toe.
DATAVERZAMELAAR
Externen zijn betrokken bij het uitvoeren van het onderzoek: ze zoeken zelf data op, verrijken data (bv. door een classificatie of metadata toe te kennen) en/of zorgen dat de data correct geregistreerd en doorgegeven worden.
DE ROLLEN VAN EXTERNEN
bij onderzoek in erfgoedorganisaties
KLANKBORD
Externen geven hun mening bij de start van het onderzoeksproject: de vraagstelling, mogelijke bronnen, de aanpak.
MEDEONDERZOEKER
De externen hebben inspraak in de formulering van de probleemstelling en de keuze van de methodiek. Hun voornaamste taak is het verzamelen, analyseren en interpreteren van de data.
ONDERZOEKER
In opdracht van een erfgoedorganisatie voeren externen (tegen betaling) een onderzoek uit. De externen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderzoek.
ORGANISATOR
Externen (zowel vanuit een professionele rol als vanuit een vrijwillig engagement) bepalen de probleemstelling van een onderzoek. Zij zorgen doorgaans ook voor de financiering.
PROJECTPARTNER
Externen bepalen samen met de erfgoedorganisatie de probleemstelling en de onderzoeksmethodiek. Beide partijen dienen samen een onderzoeksaanvraag in, met daarin: doelstellingen, begroting en projectplan.
Daar vonden de deelnemers het lineaire denken van de ladder te beperkend. We kwamen zo uit op de metafoor van een taart, waarvan elk stukje op zich even lekker smaakt. Geen enkele vorm van participatie is beter dan de andere, maar het is wel belangrijk om bij de start van het onderzoeksproject goed te kiezen welke rollen externen kunnen opnemen, welke stukjes (ja, meervoud kan!) taart ze zullen eten. Elk stuk taart brengt verantwoordelijkheden mee, zowel voor de erfgoedorganisatie als voor de deelnemer.
DENKEN VANUIT DE DEELNEMERS
Welke rol een externe opneemt in een proces heeft alles te maken met de noden en de verwachtingen van de externen zelf. Hoeveel tijd hebben ze ter beschikking? Waar hebben ze zelf belangstelling voor? Voor sommige deelnemers is het ‘gedachteloos’ overtypen van een oud label een fijn klusje tussen inspannende werkzaamheden door, en dat is prima. Anderen willen misschien liever nieuwe mensen leren kennen of hun competenties aanscherpen. Alexandra Eveleigh legde al de nadruk op een sterke focus op mensen en hun noden en behoeftes. Het is belangrijk om de rollen in een onderzoeksproces daarop af te stemmen.
De Universiteit Leiden en de VU Amsterdam lanceerden net voor de coronapandemie een nieuw burgerwetenschapsproject: Nieuws! Lokale kronieken 1500-1850. Vrijwilligers konden kronieken uit hun eigen omgeving transcriberen en annoteren in een grote databank. Hun motivatie? Nieuwe vaardigheden aanleren en een bijdrage leveren aan de wetenschap. Gaandeweg bleek dat ongeveer een vierde van de deelnemers meer verantwoordelijkheid wilde. Zo was er een wiskundige die voorstelde om verdere berekeningen uit te voeren en een gepensioneerde data-analist corrigeerde de metadata. Door de rollen uit te breiden en dus te diversifiëren konden deze gemotiveerde vrijwilligers meer eigenaarschap verwerven over het project. Op dat moment waren zij niet langer enkel assistenten, maar echt mede-onderzoekers geworden.9
Dit voorbeeld toont aan dat rollen kunnen evolueren in de loop van de tijd. Differentiatie op basis van behoeftes en kwaliteiten van de participanten loont de moeite. En dat betekent meteen dat onderzoeksprojecten ook echt moeten investeren in de relaties met hun deelnemers. Open en respectvol nieuwe linken leggen is wat onderzoek echt participatief maakt.
KORTOM
Alexandra Eveleigh was bezorgd dat onderzoeksprojecten vrijwilligers uitbuiten als spotgoedkope arbeiders. Zouden ze niet beter inspraak krijgen
In het Deense project 'Vores Historie' transcribeerden middelbare scholieren hun interviews met ouderen in hun gemeente. © Daniel Thomas, via Unsplash, CC0
in alle fasen van het onderzoeksproces? Vanuit een professionele nederigheid erkennen we dan dat participanten ook onderzoekers kunnen zijn. Inzicht in hun noden en hun kwaliteiten is daarbij van groot belang. Op basis van onze participatietaart kan u samen nadenken over de mate van medezeggenschap. En als de taart echt naar meer smaakt, kan u altijd een extra stukje serveren! ■
Vind dit boek in de
» Jacqueline van Leeuwen is coördinator vorming en advies bij FARO.
» Bronnen en literatuur
1. U kan de presentatie met dit beeld bekijken via: https://vimeo.com/658921269/ ec019b0649.
2. E. Benoit en A. Eveleigh, Participatory Archives: Theory and Practice, Facet Publishing, 2019.
3. M.F. Haastrup en C. Bjerre, The Collaborative History Project: A New Model for Qualitative Citizen Science. Poster session presented at Engaging Citizen Science Conference 2022, Aarhus, 2022.
4. J. Seale, H. Garcia Carrizosa, J. Rix, K. Sheehy en S. Hayhoe, ‘A participatory approach to the evaluation of participatory museum research projects’, in: International Journal of Research & Method in Education, 44 (2021)1, p. 20–40. Te lezen via: https://oro.open.ac.uk/68036/3/68036.pdf.
5. N. Simon, The Participatory Museum, 2005.
6. Zie: https://faro.be/publicaties/erfgoedparticipatieladder.
7. S.R. Arnstein, ‘A Ladder of Citizen Participation,’ in: Journal of the American Planning Association, 35(1969)4, pp. 216-224.
8. We lieten ons daarbij ook inspireren door: M. Haklay, ‘Citizen Science and Volunteered Geographic Information – overview and typology of participation’, in: D.Z. Sui, S. Elwood en M.F. Goodchild (eds.), Crowdsourcing Geographic Knowledge: Volunteered Geographic Information (VGI) in Theory and Practice. Berlijn, Springer, 2013, pp 105-122.
9. T. Dekker, E. Kuijpers en C. Lenarduzzi, ‘Van crowdsourcing naar echte burgerwetenschap. Investeer in de kwaliteit van samenwerking’, in: Stadsgeschiedenis, 18(2023)2, pp. 105-117.
63
MODE-ERFGOED ALS TRAIT D’UNION
HOE VAN DE NOOD EEN DEUGD MAKEN?
Mode-erfgoed situeerde zich lange tijd in de marge bij musea en universiteiten. Sinds een aantal jaren wint mode, en onderzoek ernaar in het bijzonder, aan sérieux in België. Maar we zijn er nog niet. Precies dit besef en de wil om dit unieke veld op de kaart te zetten en te exploreren verenigt museummensen en academici. Of hoe een gezamenlijke uitdaging verbindt.
Karolien De Clippel
Mode en textiel zijn belangrijke sectoren van de creatieve industrie, van de populaire cultuur en het erfgoed in heden en verleden, internationaal en zeker in België. België heeft op museaal vlak een unieke positie: op zijn oppervlakte van 30.588 km2 en 11,7 miljoen inwoners beschikt ons land over niet minder dan drie gespecialiseerde modemusea: MoMu Antwerpen, Modemuseum Hasselt en het Mode & Kant Museum in Brussel. Dit is een unicum in de wereld, waar de meeste modecollecties onderdeel vormen van de typische encyclopedische musea zoals het Victoria and Albert Museum in Londen en het Metropolitan Museum in New York. Belgische musea met modecollecties hebben ook altijd een cruciale rol gespeeld in de kennisvorming en ontsluiting. Des te meer omdat mode in België zich nu pas een vaste plek begint te veroveren als erkend onderzoeksobject in academia. Dit heeft vooral te maken met de perceptie van oppervlakkigheid en trivialiteit die mode en modestudies tot recent te beurt viel.
VERBINDENDE NETWERKEN
Deze kentering in waardering van mode die al sinds de late jaren ’90 ingezet werd in de Angelsak-
sische en Scandinavische wereld is nu, dertig jaar later, eindelijk ook voelbaar in de Lage Landen. De veranderende positie en perceptie van mode hier is te danken aan de motivatie van een handvol academici met een hart voor mode-erfgoed en museummensen met een hart voor onderzoek. Sinds een tiental jaren hebben ze de krachten gebundeld vanuit hun geloof in de relevantie van mode-erfgoed, in object-based research en in de opstap van dit laatste naar interdisciplinaire benaderingen van mode. Het is die gedeelde missie die maakt dat de samenwerking van academia en musea op het vlak van mode-erfgoed een natuurlijke way to go geworden is. Sleuteljaren waren 2020-21. Beslissend was de aanstelling als professor aan de UGent in 2020 van Maude Bass-Krueger, een expert in fashion studies, en de oprichting van het modenetwerk Revers in 2021 in de schoot van diezelfde universiteit. Revers is een Belgisch interdisciplinair netwerk voor onderzoek naar mode, textiel en kleding. Het wil in België gesitueerde onderzoekers, studenten en professionals met elkaar in contact brengen en verenigen om onderzoeksresultaten, vaardigheden en kennisbronnen te delen. Revers hoopt de nationale samenwerking tussen academia, musea en ook de industrie te versterken en kritisch interdisciplinair
64 ONDERZOEK
Opening van de tentoonstelling 'Activewear' (2021). ©
onderzoek aan te moedigen. Het stimuleert thematische onderzoeksseminaries, symposia, gezamenlijke onderzoeksprojecten en publicaties.1
Deze dynamiek is ook merkbaar in de erfgoedsector door de oprichting van het Netwerk Textielerfgoed Vlaanderen in 2020, onder leiding van ETWIE. Dit verenigt vertegenwoordigers van de Vlaamse musea met textiel- en modecollecties. De bedoeling: samen prioritaire acties en noden met betrekking tot het textielerfgoed uitwerken en de visibiliteit vergroten.2 Een van deze noden situeert zich op het vlak van kennis en onderzoek. Welke kennis bevindt zich in Vlaanderen, maar vooral: welke expertise ontbreekt er en waarnaar moet er nieuw onderzoek gebeuren? Daarom werd in 2022 een onderzoeksbalans opgesteld: een bundel van dertien artikelen van onderzoekers uit het erfgoeden academische veld.3 Ook hier speelt onderzoek een centrale rol, als basis voor de verdere uitrol van deze ‘jonge’ erfgoeddeelsector.
ONDERZOEK IN EEN BOVENLOKAAL MUSEUM
Modemuseum Hasselt (MMH) speelde van meet af aan een actieve rol in beide netwerken en wil ook in
de toekomst de perspectieven op mode verbreden door onderzoek naar de collectie te verrichten, te faciliteren en te valoriseren. Hoewel Modemuseum Hasselt ‘slechts’ een bovenlokale indeling heeft, neemt het deze rol en verantwoordelijkheid ernstig. Het zet in op wetenschappelijke en professionele uitwisselingen met universiteiten en collega-musea om bij te dragen aan de kennis over mode in België.
Opleidingen en onderzoekers die object-based research hanteren in diverse disciplines – historisch, kunsthistorisch, gendergerelateerd, antropologisch, socio-economisch en zoveel meer – zijn vanzelfsprekende partners voor het museum en vice versa.4 Gezien musea de objecten beheren en de tools voor dit soort onderzoek in huis hebben, spelen ze een belangrijke rol in de verdere ontwikkeling van fashion studies in België. De collectiemedewerkers en conservatoren zijn binnen deze visie poortwachters van het onderzoek. MMH investeerde de voorbije jaren in de methodiek van object-based research en maakt van deze onderzoeksmethode blijvend een speerpunt. Daarnaast houdt MMH de vinger aan de pols van de jongste ontwikkelingen op het vlak van fashion studies en
65
Modemuseum Hasselt
De collectiemedewerkers en conservatoren zijn binnen deze visie poortwachters van het onderzoek
modecuratie. Zo kan het onderzoek gepositioneerd worden in een bredere socioculturele, economische en historische context en wordt de relevantie ervan gegarandeerd.
ONDERWIJS ALS KATALYSATOR
Om multiperspectivistisch te werken en om zijn rol als kennisinstelling waar te maken, gaat het museum structurele samenwerkingen aan met specifieke opleidingen, onderzoeksinstellingen en andere organisaties waarin de dialoog tussen academici en erfgoedwerkers centraal staat, zoals de European Fashion Heritage Association.5 Kennis over de eigen collectie is hierbij het uitgangspunt, kennisopbouw over mode-erfgoed in het algemeen is de stip aan de horizon. Studenten – tot dusver vooral studenten kunstwetenschappen – spelen een sleutelrol in deze vorm van onderzoek. Met stages en scriptieonderzoek naar collectieobjecten verwerven ze niet alleen kennis over mode-erfgoed, maar ook over het professionele reilen en zeilen in een modemuseum. De curator, conservator en directeur treden op als
Rechtsonder: bijeenkomst van Revers over Fashion and Decoloniality in het GUM (2022). © Revers
Rechtsboven: Wiki Women Design schrijfsessie in Modemuseum Hasselt (2021). © Vlaams Architectuurinstituut
Onder: oe opbouw van de expo 'Bags' (2022). © Modemuseum Hasselt
coach en als medebeoordelaar van bachelor- en masterscripties en -stages alsook van doctoraatsonderzoek, waardoor er opnieuw een wederzijdse expertise-uitwisseling ontstaat.6 De studenten van de UGent gaan ook in groep naar het museum in het kader van hun bachelorseminaries, om onderzoeksvaardigheden te leren. Onder begeleiding van de conservator doen ze onderzoek op een relevante selectie objecten. Tot slot wordt de museale staf geregeld uitgenodigd om gastcolleges te geven aan universitaire opleidingen die inzetten op mode-erfgoed, meer in het bijzonder in bachelor- en masteropleidingen van de UGent, de bacheloropleiding kunstwetenschappen van de KU Leuven en de minor fashion studies aan de Universiteit van Amsterdam.
TANDEM
Daarnaast leveren museumprofessionals expertise aan via platformen en gelegenheden die getrokken worden door academici. Zo nemen ze deel aan bijeenkomsten in het kader van Revers, waar lopend onderzoek wordt besproken. Verder dragen ze bij tot onderzoekscollabs waarvan de resultaten ontsloten worden op congressen en/ of in artikels. Zo gaven ze in 2023 meerdere copresentaties op het Festival de l’histoire de l’art in Fontainebleau. Curatoren en conservatoren leverden artikels aan voor het peer-reviewed
66 ONDERZOEK
Tijdschrift voor Interieurgeschiedenis en Design, dat gemaakt wordt in de schoot van de UGent, maar waarvan de redactieraad samengesteld is door academici én erfgoedwerkers.7 Daarnaast kwam MMH de laatste jaren ook tot vruchtbare samenwerkingen in het kader van tentoonstellingen. Niet alleen doet het museum beroep op nationale en internationale onderzoekers om input te leveren voor de tentoonstellingen en bij te dragen tot de publicaties die de tentoonstellingen begeleiden, maar ook nodigt het academici uit als cocurator.8 Uniek was de samenwerking in het kader van het project Wiki Women Design in 2020-2021, getrokken door het Vlaams Architectuurinstituut en ondersteund door een projectsubsidie van het Cultureelerfgoeddecreet. Vanuit de gedeelde wens om vrouwelijke ontwerpers voor het voetlicht te brengen, werkten universiteiten en erfgoedinstellingen samen om via Wiki-schrijfsessies kennis over die creatieve vrouwen breed te ontsluiten. Modemuseum Hasselt was trekker van het modeluik.
Een ander interessant platform voor samenwerking is het FED-tWIN-programma, een federaal onderzoeksprogramma voor duurzame samenwerking tussen de tien Federale Wetenschappelijke Instellingen (FWI's) die afhangen van het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) en de elf Belgische universiteiten. In het kader hiervan werd vorig jaar Liza Foley aangeworven: een postdoctoraal onderzoeker in de fashion studies wier opdracht het is om zowel onderzoek te doen naar de textielcollectie van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis als te doceren aan de UGent.
Kortom, in hun gedeelde streven naar kennis en onderzoek hebben musea met mode- en textielcollecties en academici elkaar gevonden en de basis gelegd voor meer structurele samenwerking. We kunnen en wensen hierin zeker nog verder gaan. Zo dromen we samen van gezamenlijke doctoraatsstudies, financiering van ‘on-sexy’ onderzoek zoals voor de realisatie van catalogues raisonnés die nu steeds uit de boot vallen, studiedagen getrokken door musea, een specifiek modestudietraject voor studenten die geïnteresseerd zijn in museumwerk en gezamenlijke publicaties. Inspirerende best practices op dit vlak zijn de Franse samenwerkingen tussen Parsons Paris en het Musée de la mode in Palais Galliera en de leerstoel die Chanel net financierde aan het Institut Français de la Mode om doctoraatsonderzoek te steunen in verband met textiel en materiaal. ■
Collectiemedewerker Anne-Marie Geerts in het depot.
© Inge Delee
» De auteur dankt Maude Bass-Krueger voor haar hartverwarmende enthousiasme en de inzet van haar expertise om het gezamenlijke parcours mee uit te stippelen en vorm te geven.
» Karolien De Clippel is directeur van Modemuseum Hasselt.
» Bronnen en literatuur
1. Revers - Belgian Fashion Research Network: https://research.flw.ugent.be/nl/revers
2. https://etwie.be/nl/themanetwerken/themanetwerk-textielerfgoed
3. https://etwie.be/storage/files/ae583e4f-fe3b-41ae-904856137eb1cbb8/etwie-onderzoeksbalans-2022-textiel.pdf
4. Belangrijke leidraden hierbij zijn J. D. Prown, ‘Mind in Matter, An Introduction to Material Culture Theory and Method’, in: Winterthur Portfolio, 17 (1982), p. &-19; I. Mida en A. Kim, The Dress Detective: A Practical Guide to Object-Based Research in Fashion Londen, Bloomsbury, 2015.
5. Dit platform wil modecollecties digitaal ontsluiten en heeft een wetenschappelijke raad die in zijn ledenkeuze bewust een mix nastreeft van academici en medewerkers van musea. Vertegenwoordigd zijn: van de musea: Victoria and Albert Museum, Germanisches Nationalmuseum, Museo della Calzatura – Villa Foscarini Rossi en Modemuseum Hasselt; van de universiteiten: The New School-Parsons Paris, Università Iuav di Venezia.
6. Voorbeelden van recente scripties die resulteren uit dergelijke samenwerkingen zijn: A. Geirnaert, ‘A Fashion Magazine on the Eve of the French Revolution : The Evolution of the ‘Cabinet des Modes’ (1785-1786) into the ‘Magasin des Modes Nouvelles Françaises et Anglaises’ (1786-1789) into the ‘Journal de la Mode et du Goût’ (17901793)’, onuitg. MA-scriptie, UGent, 2020; L. Rys, ‘Maison Lipman, a forgotten couturier’, onuitgegeven bachelorscriptie, UGent 2021; L. Rys, Mrs. D’Aubreby Van Swae. A case study of a Brussels couturière in nineteenth-century Belgium (1829-1902), onuitg. MA-scriptie UGent, 2022; Voor de doctoraatsscriptie van Nicola Brajato was ikzelf medebeoordelaar en jurylid, zie N. Brajato, Queering masculinities : dress, gender, and the body in the Antwerp fashion scene, onuitg. diss., Universiteit Antwerpen, 2023. 7. Voor de onderzoekscollabs, zie onder meer: M. Bass-Krueger (UGent) en K. De Clippel (Modemuseum Hasselt), ‘Les “fashion studies” belges: une discipline en devenir, un enjeu collaboratif’, lezing: Festival de l’histoire de l’art, Fontainebleau, 3 juni 2023; K. Van Godtsenhoven (UGent), M. Bass-Krueger (UGent), C. Esgain (Museum Mode & Kant), K. De Clippel (Modemuseum Hasselt), ‘Expositions de mode. Evénements pérennes et durables’, ronde tafel: Festival de l’histoire de l’art, Fontainebleau, 4 juni 2023; voor de artikels, zie bijvoorbeeld: A. Huyghe (Modemuseum Hasselt), ‘Yvette Lauwaert (°1939). ‘Levenslessen in vrijheid’, in: Tijdschrift voor Interieurgeschiedenis en Design: Vrouwen en Design in België, 45 (2023), pp. 127-129; E. Demoen (Modemuseum Hasselt) en M. D’Hoe, ‘Jenny Meirens: een pionier achter de schermen’, in: Tijdschrift voor Interieurgeschiedenis en Design: vrouwen en Design in België, 45 (2023), pp. 139-144.
8. Zo bijvoorbeeld leverde Peter McNeil (University of Technology, Sydney) een bijdrage tot SMUK. Decoratie in de mode; een show off tent. cat. (Modemuseum Hasselt), 2019 en voor het boek M&Others. Mode en Moederschap dat later dit jaar zal verschijnen, schreven onder andere Barbara Baert (KU Leuven), Karen Van Godtsenhoven (UGent) en Francesca Granata (Parsons School of Design, New York) een artikel. Voor de expo We Need to Talk about Fashion (2023) bijvoorbeeld leverde Aurélie Van de Peer (KU Leuven) inhoudelijke knowhow aan die werd meegenomen in een video bij de expo.
67
ONDERZOEK OP HET SNIJPUNT TUSSEN DE ERFGOED- EN ACADEMISCHE WERELD
ZOEKEN EN ONDERZOEKEN
Twee maanden geleden, op 30 april 2024, mocht het Gents Universiteitsmuseum (GUM) & Plantentuin de Ultima voor Roerend en Immaterieel Erfgoed in ontvangst nemen.1 Een mooie bekroning voor het jonge museum (°2020) dat als eerste universiteitsmuseum in Vlaanderen een 'Forum voor wetenschap, twijfel en kunst' wil zijn. Hoe kijkt een museum, dat met één been in de academische wereld en met het andere in de cultureelerfgoedsector staat, naar erfgoedonderzoek? Hoe slaat het de brug tussen beide werelden? En wat kunnen collega’s ervan opsteken? Wie beter dan GUMdirecteur Marjan Doom, zelf deeltijds prof2, kan deze vragen beantwoorden?
Olga Van Oost
68 ONDERZOEK
Marjan, het GUM profileert zich als een ‘museum van de twijfel’. Je schreef er ook een boekje over. 3 Maar wat bedoel je hiermee?
Marjan Doom: “Neutrale kennis of kennisdeling is onmogelijk. Ook wetenschappers zijn en blijven maar mensen. Maar wetenschap biedt de meest betrouwbare tool om de gekleurde bril te vermijden en stelt als doel objectieve kennis te genereren. Centraal in wetenschap, verbindend tussen de verschillende disciplines, staat voor mij het antidogmatisch denken. Heel concreet betekent dat: openstaan voor onzekerheid en voor het verwerpen van stellingnames bij nieuwe inzichten. Dat vertaalt zich in ‘twijfel’. Dat proces proberen we in dit museum te tonen.”
Daarnaast is het GUM ook een 'Forum voor kritisch burgerschap'? Hoe wordt dat ingevuld?
Marjan Doom: “Het museum is een forum waarop we de wetenschapper niet als enige stem presenteren, maar ook heel bewust andere stemmen toelaten. Daarbij faciliteren we de dialoog, en dat zonder zelf een standpunt te verdedigen. Dat is een constante evenwichtsoefening; die rol van bemiddelaar kan best uitdagend zijn. Maar daarmee willen we ook echt het kritisch burgerschap stimuleren en mee helpen ontwikkelen, in de eerste plaats bij jongeren. Ik zie kritisch burgerschap niet per se als een doel op zich maar als een weg om te emanciperen. Die impact trachten we te genereren door bezoekers mee te nemen in onderzoeksprocessen en -methodieken van de wetenschap om tot een onderbouwde kennisvorming te komen. Daarin sensibiliseren we ook de notie dat die kennisvorming steeds gebeurt vanuit een bepaald perspectief, zeg maar die gekleurde bril waarover ik het al had.”
In dat opzicht kan jullie huidige tentoonstelling Wonderkamer van de WAARHEID misschien gezien worden als een pars pro toto, voor een ‘museum van de zoekende mens’?
Marjan Doom: “Inderdaad. We zijn misschien nog meer een onderzoeksmuseum dan een wetenschapsmuseum. Steeds meer beschrijf ik het museum als ‘het museum van de zoekende mens’. Wetenschap is een van de manieren om het zoeken vorm te geven. We laten zien dat de wetenschappelijke methode ons vaak – maar lang niet altijd – een antwoord kan bieden op bepaalde vraagstukken. Daarnaast tonen we andere onderbouwde onderzoeksmethodes zoals de artistieke praktijk. Die plaatsen we evenwaardig en aanvullend naast de wetenschappelijke aanpak. We brengen bezoekers dicht in contact met onderzoek en onderzoekers door hen ook echt te laten participeren aan onderzoek. Zo trachten we de geletterdheid in onderzoek te bevorderen en mensen bewust te doen stilstaan bij hun eigen zoeken en verwondering.”
Het GUM & Plantentuin ziet zich als een bruggenbouwer, ook tussen de erfgoedwereld en de academische wereld. Dat klinkt goed, maar heb je daarvoor concrete suggesties?
Het museum wil openstaan voor onzekerheid en voor het verwerpen van stellingnames bij nieuwe inzichten. © GUM – Universiteitsmuseum Gent
Is er voor jou een verschil tussen academisch en museologisch onderzoek? Marjan Doom: “Ik zie niet meteen grote verschillen. Academisch onderzoek is wetenschappelijk onderzoek dat zich vanuit een universiteit afspeelt. Maar dat kan net zo goed in het museum gebeuren. En elke museale praktijk kan onderworpen worden aan al dan niet academisch onderzoek. Wel maak ik een verschil tussen onderzoek naar de collectie als kennisdrager en het museologisch onderzoek dat de interpretatie van de collectie in interactie met het publiek onderzoekt. Het GUM & Plantentuin zet een onderzoekslijn uit rond object based teaching and learning dat daar ergens tussenin zweeft: het object als kennisdrager enerzijds. Anderzijds rijst dan de vraag welke omstandigheden we moeten creëren om de leerprocessen zo sterk mogelijk te ondersteunen.”
Marjan Doom: “Het is jammer om vast te stellen dat het vaak moeilijk is om de brug tussen de twee werelden te slaan. Ze zouden elkaar immers kunnen versterken en inspireren. Ik zie voor ons als universiteitsmuseum wel een belangrijke rol weggelegd als bruggenbouwer. In federale instellingen worden het onderzoek en crossovers met de academische wereld gestimuleerd door de zogenaamde FED-tWIN-programma’s: een federaal onderzoeksprogramma voor duurzame samenwerking tussen de tien Federale Wetenschappelijke Instellingen (FWI's) die afhangen van het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) en de elf Belgische universiteiten.4 Waarom zou dat niet kunnen uitgebreid worden naar Vlaanderen?” ■ www.gum.gent
» Olga Van Oost is algemeen directeur van FARO. » Bronnen en literatuur
1. https://faro.be/blogs/faro/gents-universiteitsmuseum-gum-plantentuin-bekroond-met-ultima-2023
2. Marjan Doom is verbonden aan de onderzoeksgroep
Cultuur & Educatie, zie https://www.ugent.be/pp/onderwijskunde/ce/nl/onderzoek
3. https://www.lannoo.be/nl/het-museum-van-de-twijfel 4. https://www.belspo.be/belspo/fsi/index_nl.stm
69
Marjan Doom ontving op 30 april 2024 in naam van het Gents Universiteitsmuseum & Plantentuin de Ultima voor Roerend en Immaterieel Erfgoed. © Evi Ramaekers
OVER ONDERZOEK EN DIENSTVERLENING
THAT WHICH DOES REMAIN
Wat betekent een landelijke dienstverlenende organisatie op onderzoeksvlak? Waarmee help je de sector waarvoor je werkt echt vooruit? De steeds weerkerende vragen over het archiveren van performance, een kunstvorm waarbij lichamen tijd en ruimte delen, deed het Centrum Voor Kunstarchieven Vlaanderen (CKV)1 een praktijkgericht (en participatief) onderzoek starten, met het oog op een adequate dienstverlening.
Jan Stuyck
“Performance is not its own document, it is, constitutively, that which does not remain. As the logic goes, performance is so radically ‘in time’ (with time considered linear) that it cannot reside in its material traces and therefore ‘disappears’.” Dit citaat komt uit Performing remains (2011) van Rebecca Schneider. Zij stelt dat de performance an sich niet te inventariseren valt, want tijdelijk en efemeer. Wel kan ze audiovisueel gedocumenteerd worden met het oog op archivering. Het is een praktische manier om in zekere mate deze kunstvorm te borgen. Ook zijn er materiële elementen, of ‘sporen’, van performance te bewaren en te beschrijven, zoals de props of de score. Deze aanpak vloeit voort uit een traditionele benadering van conservering, collectie- en archiefbeheer, gebaseerd op de veronderstelling dat een archiefstuk of museumobject in tijd en betekenis gefixeerd is en onder te brengen valt in een overzichtelijke catalogus of archivistische boomstructuur. Zoals uit het voorgaande artikel blijkt, beantwoordt deze opvatting niet aan de dynamische praktijk van de meeste kunstenaars, wijlen of aan het be-
gin van hun artistieke carrière. De kennis en tips & tricks die we gaven vanuit de dienstverlenende opdracht waren geenszins nutteloos, maar beantwoordden niet geheel aan de vragen of noden uit het veld. Als dienstverlenende organisatie zaten we dus met een kennisnood.
ADEMEND ARCHIEF
Einde 2018 benaderde de multidisciplinaire kunstenaar Otobong Nkanga het M HKA met de vraag hoe zorg te dragen voor haar performances; opdat ze mettertijd konden worden opgenomen in de collectie van het museum. Haar vraag was voor het CKV de aanleiding om een onderzoeksproject te starten naar performance-archivering. We werkten daarvoor samen met Timmy De Laet van het Research Centre for Visual Poetics (UAnt-
PARCUM coördineerde het onderzoek 'Kapelletjes in Vlaanderen'. © Luc Coekaerts, via Flickr, CC0
From Where I Stand: Glimmer (2015, M HKA) van Otobong Nkanga. © M HKA/ Christine Clinckx
70 ONDERZOEK
71
Werken zoals die van Otobong Nkanga, die constant evolueren, uitzetten, bepaalde inhoudelijke pistes anders uitwerken of die door andere performers worden herwerkt, botsen met de meer statische preservatiedoctrine van (westerse) archieven
werpen). Het project startte met de masterproef van Lotte Bode, binnen de opleiding Theater- en Filmwetenschap (UAntwerpen). Ze analyseerde de specifieke kwaliteiten van Nkanga’s performances om van daaruit te bekijken hoe deze praktijk kan worden gearchiveerd. Bode deed dit in samenwerking met de kunstenaar, onder meer via interviews. Na haar masterproef werd ze geëngageerd om haar onderzoek voort te zetten en daarin betrok ze ook andere cases, zoals deze van kunstenaar Katya Ev.
Otobong Nkanga brengt het archief in verband met ‘lucht’. Samen met professor De Laet onderzocht Bode wat de esthetische en sociaal-politieke implicaties zijn van het archief als ademend gegeven, “a breathing archive”. Werken zoals die van Otobong Nkanga, die constant evolueren, uitzetten, bepaalde inhoudelijke pistes anders uitwerken of die door andere performers worden herwerkt, botsen met de meer statische preservatiedoctrine van (westerse) archieven. Eerder dan een hiërarchisch geordende structuur werd geopperd om in te zetten op een meer rizomatische aanpak van het archief, waarbij ‘kernelementen’ konden onderscheiden worden, en waarbij onderzoeker en bezoeker ook informatie kunnen bijdragen aan het archief. De idee van ‘the breathing archive’ past aldus in de zoektocht naar een nieuwe methode en terminologie in het kunstwetenschappelijk onderzoek, zoals ‘generative archive’ en het alombekende ‘living archive’.
Dit onderzoek bood een ander referentiekader aan. “Materiële elementen dienen niet als onaantastbare relicten, maar wel als ‘prototypes’ die naargelang de ontwikkeling van een of meerdere werken gebruikt, gereproduceerd, aangepast of herwerkt kunnen worden”, aldus Lotte Bode.
Vanuit de nood om expertise te delen en ervaringen uit te wisselen, organiseerde het CKV samen met het Research Centre for Visual Poetics in 2022 het symposium Archiving Performance: Between Artistic Poetics and Institutional Policy over het archiveren van performancekunst. Daarop
72 ONDERZOEK
Archief Kaat Van Doren, Foto: CKV
Archief Pjeeroo Roobjee, Foto: CKV
gingen internationaal gerenommeerde kunstenaars, curatoren, archivarissen en academici zoals Otobong Nkanga, Louise Lawson (Tate) en Annet Dekker (Universiteit van Amsterdam) in gesprek over de vraag waarom en hoe we performance (kunnen) archiveren. Binnen het bestaand onderzoek bleek de kunstwetenschappelijke of museale benadering van de problematiek dominant.
VAN ONDERZOEK NAAR
DIENSTVERLENING
Met de nieuwe inzichten en kennis uit het onderzoekstraject kan CKV adequater vragen van kunstenaars beantwoorden, wier praktijk (geheel of deels) bestaat uit performances. Het leidde daarnaast onder meer tot een hands-on workshop over het archiveren van performances. Die werd een eerste keer aangeboden aan de studenten van de internationale performanceopleiding van de Toneelacademie Maastricht (2023). Specifiek onderzoek, vertrekkend vanuit een duidelijke kennisnood en met welomschreven onderzoeksvragen, hielp ons als dienstverlenende organisatie om onze dienstverlening verder te professionaliseren en te optimaliseren. Essentieel hierbij was de open samenwerking met zowel kunstenaars als academici, waarbij iedereen vanuit zijn eigenheid bijdroeg aan het uitwerken van een nieuw en meer dynamisch beschrijvingsmodel.
Ook de collega-landelijke dienstverleners zetten in op onderzoek, of het nu gaat om podiumkunsten, architectuur, industrieel of ander erfgoed. Onderzoek is onmisbaar om erfgoedbeheerders en -gemeenschappen te begeleiden en te ondersteunen in de zorg voor en de omgang met hun cultureel erfgoed. In de context van dienstverlening is onderzoek doorgaans praktijkgericht en de aanpak projectmatig. In samenwerking met academische partners biedt de uitkomst van dit onderzoek niet alleen kritische reflecties en inzichten, maar ook praktische wenken of tools die inzetbaar zijn ter ondersteuning van de respectieve actoren. Onderzoek dat direct inzetbaar is in het veld, onder meer via hands-on ondersteuning, workshops of een online kennis-
Onderzoek is onmisbaar om erfgoedbeheerders en -gemeenschappen te begeleiden en te ondersteunen in de zorg voor en de omgang met hun cultureel erfgoed. In de context van dienstverlening is onderzoek doorgaans praktijkgericht en de aanpak projectmatig
dossier, kennisbank of praktijkwijzer. Daarnaast wordt datzelfde onderzoek ook maximaal kenbaar gemaakt via artikels, publicaties en studiedagen of via internationale onderzoeks- en erfgoednetwerken.
ETWIE engageerde een onderzoeker voor het grootschalige cultureel-erfgoedproject Gevaarlijk erfgoed! Naar een asbestveilige cultureel-erfgoedsector in Vlaanderen en Brussel2, het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) doet onderzoek naar enkele specifieke thema’s en erfgoedpraktijken, zoals recent het interdisciplinair Floodplainscapes-project, en PARCUM coördineerde het onderzoek Kapelletjes in Vlaanderen. Het is slechts een greep uit recent onderzoek geïnitieerd, gecoördineerd en/ of uitgevoerd door landelijke dienstverleners; onderzoek vaak voorzien van een toolbox of nuttige richtlijnen.
Dat de landelijke dienstverlenende rollen in het licht van hun opdracht
ook het onderzoeksklimaat en de onderzoekspraktijk aan de universiteiten en hogescholen kunnen ondersteunen en aanjagen, is uiteraard een mooie win-win. En zeker wanneer dit gebeurt vanuit evenwaardigheid, waarbij elkaars expertise en uniciteit maximaal gevaloriseerd worden. ■
https://erfgoeddienstverleners.be
Meer lezen?
» L. Bode, T. De Laet, ‘Breathing Air into the Archive Preserving Otobong Nkanga’s performance art’, in: Performance Research, Vol. 26, issue 7 ‘On air’, 2022.
» L. Bode, ‘Archiving Live Performance Art: The Case of Otbobong Nkanga’, in: Perfoming Collections, L’Internationale, 2022.
» L. Bode, Het ademend archief Een nieuw begrip van het archief op basis van Otobong Nkanga’s performancepraktijk. Masterscriptie Taal-en Letterkunde, UAntwerpen, 2020.
» S. Frederix, Het Onarchiveerbare Archiveren in Theorie en Praktijk. Een onderzoek naar het duurzaam toegankelijk maken van performance in collecties door een vergelijkende studie naar het perspectief van musea en archieven. Manama-scriptie Archivistiek-Erfgoedbeheer en Hedendaags Documentbeheer, VUBrussel, 2023.
» R. Schneider, Performing Remains. Art and war in times of theatrical re-enactment. Routledge, London, 2011.
» Jan Stuyck is coördinator van het Centrum Kunstarchieven Vlaanderen (CKV).
» Bronnen en literatuur
1. CKV is de landelijk dienstverlenende rol voor archiefzorg in het veld van de beeldende kunst. Zie https://ckv.muhka.be/.
2. Zie het ‘asbestdossier’ in faro: https://issuu.com/faronet/docs/faro_2022_15_3_ issuu/1?e=1829231/93746978.
73
NADIA NSAYI OVER HET EINDE VAN HET KLASSIEKE ONDERZOEK
“Wie heeft de macht?”
Wie is ‘onderzoeker’ en wie niet? Nadia Nsayi werkt in het AfricaMuseum en wie haar boeken leest, ziet dat onderzoek daarin nooit ver weg is.
Meer nog, via onderzoek bestudeert ze processen van (de)kolonisatie en herondekte ze in haar jongste boek Congolina de BelgischCongolese schrijfster Nele Marian. Aanleiding voor een gesprek over meerstemmigheid in onderzoek, de noodzaak om de Afrikaanse diaspora te betrekken bij herkomstonderzoek en een pleidooi om onze blik op onderzoek en wetenschap open te breken.
Olga Van Oost
Nadia Nsayi omschrijft zichzelf als politicologe, auteur en museummedewerker.
Vanuit die drie hoedanigheden spitst ze zich toe op koloniale geschiedenis, dekolonisatie en museale werking. In het AfricaMuseum is ze verantwoordelijk voor de culturele programmatie, en dus niet voor onderzoek. “In die zin heb ik dus wel wat schroom om mezelf ‘onderzoeker’ te noemen, maar als ik erover nadenk, kon ik mijn boeken schrijven dankzij onderzoek”, steekt ze van wal. “Die zijn gebaseerd op archiefmateriaal dat ik moest zoeken en analyseren. Ik heb publicaties van historici en antropologen bestudeerd. Ook heel belangrijk voor mij is de mondelinge overlevering van verhalen. Onderzoek is voor mij per definitie multidisciplinair. En wat ik doe is misschien geen academisch, wetenschappelijk onderzoek, maar het is wel onderzoek.”
dus van kleur, die bovendien lang in België heeft gewoond. “Marian viel op omdat ze in de jaren 1930 een dichtbundel uitbracht én kritisch was voor de kolonisatie. Maar ze is in de loop van de jaren volledig in de vergetelheid geraakt: ze kreeg geen plek in geschiedenislessen noch in de literatuur. Ik kende haar zelf ook niet trouwens! Het was de Nederlandse uitgeverij De Geus – en geen Belgische historicus – die op het idee kwam om een boek te schrijven over haar, en die me dit twee jaar geleden vroeg. Om meer te weten te komen over Nele Marian deed ik beroep op materiaal uit het Rijksarchief, haar persoonlijk dossier dat bij het Archief- en Onderzoekscentrum voor Vrouwengeschiedenis in Brussel2 wordt bewaard, haar gedichtenbundel en een masterscriptie uit 2008.”
Zo is haar recentste boek Congolina, de erfenis van Nele Marian1 een goed voorbeeld van het resultaat van gedegen onderzoek. Het verhaal van Nele Marian (1906-2005) is interessant, want ze was een vrouw van Belgisch-Congolese afkomst en
Vraag is hoe het komt dat Marian niet eerder op de onderzoeksradar is gekomen. Volgens Nadia Nsayi heeft dat te maken met de manier waarop de onderzoekswereld is georganiseerd. Nele Marian was een vrouw van kleur in een hoofdzakelij-
© Tom Van Ghent
74 ONDERZOEK
ke mannenwereld. En: “Ze behoorde tot de diaspora-minderheidsgroep en er is nog steeds zeer weinig aandacht voor de Congolese gemeenschap in België zelf. Er is al veel onderzoek gedaan over Congo zelf, zoals over de koloniale geschiedenis. Maar (historisch) onderzoek over de Congolese gemeenschap in België is er amper, het werk van Mathieu Zana Etambala niet te na gesproken. Een heel interessant rapport uit 2017, dat hierover bij de Koning Boudewijnstichting verscheen, heeft wel aandacht voor die gemeenschap.”3
WITTE ONDERZOEKSWERELD
De onderzoekswereld rond Congo is nog heel wit, vindt Nsayi. Het is dan ook nodig om daarin meer ruimte te creëren voor de Congolese diaspora, de mensen en hun verhalen. “Dat vraagt de diaspora vandaag ook. En er is wel verandering. Ik ben zelf heel blij dat Paul Panda Farnana is opgenomen in de Vlaamse canon.4 We hebben echt nood aan die meerstemmigheid en aan multiperspectiviteit in al de geschiedenisverhalen. Dan pas zullen figuren als Nele Marian en nog vele anderen naar boven komen. Trouwens, we zijn allemaal een product van die witte onderzoekswereld. Ik ook. Ik ben van Belgisch-Congolese afkomst maar ben opgegroeid in België en heb hier school gelopen. Dit is ook mijn referentiekader en ik moet dus zelf ook zoeken naar die meerstemmigheid.”
Dat onderzoek moet ten dienste staan van de samenleving en de gemeenschappen waar de collecties vandaan komen.
Neem nu bijvoorbeeld herkomstonderzoek, waar veel interesse voor is. Te vaak gaat het daarbij alleen over het verwerven van kennis over de collecties. Even belangrijk is het om de herkomst- en diasporagemeenschappen te bereiken, zodat ook zij hun kennis kunnen delen
75
Mathilde Idalie Huysmans (Nele Marian) in galajurk en met een ruiker bloemen, op de trappen in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. (22/01/1938?) © P.I.M.. Collectie: AVG-Carhif
Kerntaak van musea?
Onderzoek is een kerntaak van musea, of zou dat moeten zijn. Zo geeft de internationale museumdefinitie van ICOM (2022)5 een prominente plek aan onderzoek. “Een goede zaak”, vindt Nadia, “maar dat onderzoek moet ten dienste staan van de samenleving en de gemeenschappen waar de collecties vandaan komen. Neem nu bijvoorbeeld herkomstonderzoek, waar veel interesse voor is. Te vaak gaat het daarbij alleen over het verwerven van kennis over de collecties. Even belangrijk is het om de herkomsten diasporagemeenschappen te bereiken, zodat ook zij hun kennis kunnen delen. Maar hiermee is de erfgoedsector nog veel te weinig bezig. Bovendien is het in 2024 niet meer wenselijk dat het herkomstonderzoek louter door Belgen of andere Europeanen wordt uitgevoerd. Er wordt wel gesteld dat er samenwerking met Congo is, maar wie heeft de middelen om het onderzoek te doen? Wie heeft de macht? Daar moeten we echt over praten. De macht zit in het noorden en daar wordt bepaald wie uit het globale zuiden zal worden betrokken. Staatssecretaris Thomas Dermine maakte twee miljoen euro vrij voor herkomstonderzoek. Hij had kunnen voorstellen dat de helft daarvan naar het nationaal museum in Congo gaat, maar neen, het AfricaMuseum krijgt het budget.”
Macht uit zich ook op andere manieren. “Het heeft ook te maken met toegang tot de collecties, de archieven en tot kennis in het algemeen. Je kan immers geen onderzoek doen wanneer je die toegang niet hebt. Er is dus nood aan bewustwording, waarbij de partners en actoren in de Afrikaanse landen meer ruimte krijgen. Een goed voorbeeld van hoe het ook kan is de tentoonstelling 100 x Congo en de bijhorende catalogus.6 Els De Palmenaer, verantwoordelijk voor dit project in het MAS, heeft toen uitsluitend aan Congolese onderzoekers gevraagd om over de honderd cultuurobjecten te schrijven. Dat was redelijk revolutionair. Dat was ook uitdagend voor ons [Nadia werkte toen mee aan dit project, red.] omdat wij deze onderzoekers – die daarvoor beperkte toegang tot de archieven en de objecten hadden – ondersteunden.
Herkomstonderzoek
is belangrijk,
maar tegelijkertijd vraag ik me af waarom we er nu pas mee bezig zijn.
Hoe oprecht is die aandacht?
Herkomstonderzoek is belangrijk, maar tegelijkertijd vraag ik me af waarom we er nu pas mee bezig zijn. Hoe oprecht is die aandacht? Is het omdat er nu meer maatschappelijke druk is, ook vanuit de herkomstlanden? Omgekeerd kan het ook een manier zijn om restitutie te vertragen. Ik bedoel maar: het is belangrijk om je af te vragen waarom er op een bepaald moment een bepaald onderzoek gebeurt.”
Een van de vaststellingen van het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek is dat de betekenis van ‘onderzoek’ in vraag gesteld wordt. Toch is er een hardnekkig, westers en eurocentrisch perspectief op onderzoek, theorievorming en methodologie. Nadia vindt dat we moeten durven afstappen van onze eigen arrogantie, van de idee dat ‘wij weten hoe het moet’: “We hebben niet alleen een arrogante houding, maar zijn ook eurocentrisch. Dat hebben we allemaal, ook de mensen van kleur trouwens die hier wonen. We moeten echt onze blik durven te openen. En ik zit zelf ook in dat proces.”
Dan is de vraag natuurlijk hoe die kaders kunnen doorbroken worden. Aimé Césaires sleutelwerk Over het kolonialisme uit 19557 is in dat opzicht een eyeopener. Op een erudiete en heldere maar ook poëtische wijze geeft Césaire het koloniale verleden weer, waarbij hij scherp uithaalt naar Europa en de Belgen. Bij de beschrijving van de rol van toenmalige geestelijken, en pater Placide Tempels in het bijzonder, klaagt hij de vormgeving van het kolonialisme aan. Hij ontmaskert de zogenaamde ‘beschavingsmissie’, de koloniale wandaden en het openlijke racisme. Césaire beargumenteert haarfijn hoe de westerse wetenschap werd ingezet om te becijferen en aan te tonen dat het
76 ONDERZOEK
kolonialisme ‘vooruitgang’ bracht en dat de wetenschap werd gebruikt om de wanpraktijken te legitimeren. Dat boek werd in 2022 prachtig vertaald door Grâce Ndjako, die ook het voorwoord schreef. Nadia vindt Césaire een heel goed voorbeeld. “Een andere bekende naam uit die tijd is Franz Fanon. Om maar te zeggen dat die boeken, inzichten en narratieven dus bestaan. Er zijn ook Congolezen die over Congo hebben geschreven, maar die zijn veel minder bekend dan bijvoorbeeld David Van Reybrouck. Dat de ene auteur meer ruimte krijgt dan de andere getuigt voor mij van arrogantie en superioriteit. Maar we hebben – zeker als onderzoekers – de verantwoordelijkheid om te lezen en om naar conferenties te gaan, die minder of niet mainstream zijn, om zo in contact te komen met het werk van nieuwe denkers. Ik denk dan aan het werk van Gloria Wekker of aan het recent verschenen boek De witte orde van Sibo Kanobana. Vanuit het AfricaMuseum kan ik daar zelf aan bijdragen, door bijvoorbeeld iemand als historicus Amzat Boukari uit te nodigen, die een MuseumTalk gaf over het panafrikanisme.”8
VERANDERINGEN
“Wat zou er in de sector en op beleidsniveau moeten veranderen om het onderzoek meerstemmiger en inclusiever te maken?”, vragen we tot slot aan Nadia. Of, met andere woorden: aan welke voorwaarden zou moeten worden voldaan om tot een meerstemmig perspectief op onderzoek te komen? Nadia: “Onderzoek zou echt op een meerstemmige manier moeten gebeuren, zodat duidelijker wordt wat het ‘officiële verhaal’ is en wat de andere verhalen zijn. We moeten meer proberen om die blik te openen, hoe confronterend ook. Het is trouwens een manier om het toenemende wantrouwen tegenover klassiek onderzoek weg te nemen. Als je meer mensen zou betrekken, meer stemmen en gemeenschappen zou horen, dan ontstaat er ook meer draagvlak.”
Dat impliceert ook een andere onderzoeksaanpak. Want om gemeenschappen te betrekken, mensen op te zoeken en dit met de nodige aandacht te doen, zijn er (veel) meer tijd en middelen nodig. Nadia beaamt: “Neem nu bijvoorbeeld het
herkomstonderzoek naar de cultuur van de Songye. Mensen uit deze gemeenschap wonen ook in België: het is belangrijk om hen te laten participeren en de kennis die in deze diasporagemeenschap aanwezig is te erkennen. Er zou dus veel meer ruimte moeten zijn voor het betrekken van actoren in het globale zuiden én hier in Vlaanderen of België. We moeten dus echt afstappen van de idee dat onderzoek gebeurt door één persoon aan een bureau.” ■
» Olga Van Oost is algemeen directeur van FARO.
» Bronnen en literatuur
1. https://www.singeluitgeverijen.nl/de-geus/boek/ congolina
2. https://avg-carhif.be
3. https://kbs-frb.be/nl/zoom-congolese-rwandese-en-burundese-belgen-een-genuanceerd-portret-van-onze-medeburgers-met
4. https://www.canonvanvlaanderen.be/events/paul-panda-farnana
5. https://faro.be/blogs/olga-van-oost/ziehier-de-nieuwe-icom-museumdefinitie
6. https://mas.be/nl/content/100-x-congo
7. https://www.singeluitgeverijen.nl/de-geus/boek/ over-het-kolonialisme
8. https://www.africamuseum.be/fr/learn/museumtalks/ amzat_boukari
Links: een portret van Paul Panda Farnana in pak, staand voor een tafel met boeken. Het onderschrift luidt: ‘Souvenir affectueux du Congrès Pan-Africain, Bruxelles’. Foto: Benjamin Couprie
Boven: Randy Kalemba en Baudouin Mena waren gidsen van de expo '100 x Congo'. © Frederik Beyens
“Ik werk vooral met mijn oren”
De werkplek van: Bram De Man, contrabasbouwer.
HET ATELIER 78 » Door: Roel Daenen | © FARO
faro trekt eropuit naar inspirerende werkplekken. Het atelier van Bram De Man op het Brusselse Dinantplein trekt veel nieuwsgierige ogen. Niet verwonderlijk, want de voorbijganger kan door de grote ramen zijn ogen goed de kost geven en observeren hoe Bram tussen en aan de instrumenten werkt. Zijn specialiteit? De contrabas.
1
“Het leeuwendeel van mijn tijd gaat naar de bouw en de restauratie van (historische) contrabassen. Het is altijd bijzonder wanneer je een instrument uit de 17e of 18e eeuw krijgt toevertrouwd. Instrumenten afstellen doe ik ook regelmatig, zoals deze hier. Dat houdt in: sleutelen aan wat ik de ‘matrix’ noem, alle elementen die de klank van het instrument mee bepalen. Vaak situeert het probleem zich dan in de ziel, een stokje tussen het boven- en onderblad. Met een stapelzetter kan je de ziel, l’âme in het Frans en Stimmstock in het Duits, voorzichtig verzetten. Werk voor de handen en de oren!
2
Een perte totale van een instrument bestaat in mijn ogen niet. Deze contrabas uit de 18e eeuw is door een schok onthoofd. Hout is hygroscopisch en dus zeer gevoelig aan schommelingen van temperatuur en luchtvochtigheid. Door de tijd verandert de structuur van het hout; het wordt harder en dus brozer. Een complexe breuk om te herstellen!
3
Een nieuw instrument bouwen kan op verschillende manieren. Ik werk graag met een proportionele tekening, waarbij de bas opgebouwd wordt uit cirkels en lijnen, in balans met bijvoorbeeld de gulden snede. Pas als het ontwerp goed is, maak ik een mal. Ook de krul kan je op heel uiteenlopende manieren ontwerpen. In het ontwerp kan je je eigen visie en inzichten kwijt.
4 Er wordt vaak mysterieus gedaan over vernis en welke ingrediënten erin gebruikt worden. Let wel, het vernis is zeer belangrijk, en niet alleen voor het oog. De klank mag niet beklemd worden, bijvoorbeeld door een te dik vernis. Ik kook mijn vernis zelf, met onder meer colofonium, benzoë, meekrap en lijnzaadolie – prachtige producten. De (al)chemie waarop deze werkwijze al eeuwen stoelt, is een prachtig onderzoeksdomein. Het duurt wel even vooraleer je de sleutel van je eigen vernis hebt gevonden.” (glimlacht) ■
www.doublebass.be
79
LEESTIPS
Dat de tandem erfgoed en onderzoek ‘hot’ is blijkt uit de stroom aan publicaties die de voorbije jaren verschenen. Hierbij een aantal die ons geïnspireerd hebben tijdens ons traject. De focus ligt dan ook op de veranderende onderzoekspraktijk en niet op het klassieke erfgoedonderzoek. Deze boeken zijn (bijna) allemaal in de FARO-bibliotheek terug te vinden.
Rethinking research in the art museum
E. Pringle, Rethinking research in the art museum. Routledge, 2020.
Dit werk was een van de aanzetten voor het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling. Vanuit haar jarenlange praktijk als hoofd onderzoek van Tate (ze richtte er in 2014 het Tate Research Centre op) en veel bijkomend onderzoek pleit Emily Pringle voor een verbrede notie van onderzoek in de museale context. De focus hierbij ligt op meer praktijkgerichte en cocreatieve vormen van onderzoek.
Heritage as community research: legacies of co-production
Archiving Cultures. Heritage, community and the making of records and memory
H. Graham & J. Vergunst (eds.), Heritage as community research: legacies of co-production. Policy Press, 2019.
J. A. Bastian, Archiving Cultures. Heritage, community and the making of records and memory. Routledge, 2023.
In dit duo staat de praktijk van collaboratief en gemeenschapsgestuurd erfgoedonderzoek en archiveren centraal. Dit als aanvulling op meer ‘traditionele’ vormen van erfgoedonderzoek, archiveren en de kennis die hierbij ontstaat.
Artistic Strategies, Future Memories, and Fluid Identities
E. van Alphen, Productive Archiving. Artistic Strategies, Future Memories, and Fluid Identities. Valiz, 2023.
Een mooi voorbeeld van een interdisciplinair project, waarbij de klassieke noties van het archief en het archiveren worden onderzocht, zowel vanuit theoretisch als praktisch standpunt. Het bevat gevarieerde bijdragen van academici, curatoren en ook kunstenaars. Net die combinatie maakt het geheel gevarieerd en uitdagend.
Een noodzakelijk goed. Over het blijvende belang van de geesteswetenschappen
H. de Dijn e.a. (eds.), Een noodzakelijk goed. Over het blijvende belang van de geesteswetenschappen. KVAB Standpunten, nr. 83. KVAB – Klasse Menswetenschappen, 2023.
In de reeks Standpunten van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten verscheen vorig jaar een bijdrage over het blijvende belang van de geesteswetenschappen voor onze samenleving. De auteurs verwijzen in hun standpunt onder meer naar de quasi symbiotische relatie tussen de geestesweteschappen en de erfgoedsector. Het is dus niet enkel de sector die nood heeft aan academische kennis en onderzoek; maar omgekeerd is het evenzeer het geval.
80
Door: Jelena Dobbels, Alexander Vander Stichele en Olga Van Oost | Foto: door Adobe Firefly (AI)
»
ONDERZOEK
Kunstenaarsdenken
B. Willems, Kunstenaarsdenken. MER. Books, 2024.
In dit vaak poëtische essay verkent Bert Willems (Hogeschool PXL en UHasselt) de vraag hoe ver academici en kunstenaars van elkaar staan. En of er überhaupt sprake kan zijn van ‘artistiek onderzoek’. En zo ja, wat de sterkte en complementariteit ervan zijn in vergelijking met het klassieke wetenschappelijke onderzoek. De parallellen met de discussies rond erfgoedonderzoek ten opzichte van academisch onderzoek zijn treffend.
Exhibitions as research. Experimental Methods in Museums
Ethnographic Experiments with Artists, Designers and Boundary Objects: Exhibitions as a research method
P. Bjerregaard (ed.), Exhibitions as research. Experimental Methods in Museums. Routledge, 2020.
F. Martínez , Ethnographic Experiments with Artists, Designers and Boundary Objects: Exhibitions as a research method. UCL Press, 2021.
Beide boeken focussen op het unieke karakter van tentoonstellen als onderzoeksmethode. In plaats van tentoonstellingen te beschouwen als het resultaat van reeds uitgevoerd onderzoek, kunnen ze ook ingezet worden als een onderzoeksinstrument. Zo worden de mogelijkheden voor interdisciplinair en zintuiglijk onderzoek en meer participatieve vormen van onderzoek aan de hand van tentoonstellingen bekeken.
Vind dit boek in de
Een boek gespot dat u wil inkijken of lenen? Een bezoek brengen aan de FARObibliotheek kan op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag, na afspraak, van 8.30 tot 16.30 uur. Een afspraak maken kan eenvoudig via bibliotheek@faro.be of 02 213 10 60.
Onze dienstverlening is volledig gratis. U kan maximum vijf boeken lenen, de uitleentermijn bedraagt één maand. Raadpleeg ook onze online catalogus: https://faro.limo.libis.be of surf naar faro.be/bibliotheek voor meer info.
ERFGOEDAPP STELT VOOR: BOOMERANG
Ontdek je buurt met de nieuwe update van de ErfgoedApp.
Meer info op de achterzijde van dit tijdschrift.
DEELNEMERS VAN HET LEREND
NETWERK
“Even uit de ratrace stappen”
Het Lerend Netwerk Erfgoedonderzoek en Kennisontwikkeling was het eerste in zijn soort dat FARO organiseerde. Tijdens vier bijeenkomsten bediscussieerden een vijftiental erfgoedwerkers en FARO een aantal onderzoeksgerelateerde thema’s. Deze bijdrage vertelt hier kort iets over en laat enkele deelnemers aan het woord.
Alexander Vander Stichele
De vier bijeenkomsten van het lerend netwerk vonden plaats tussen juni 2023 en januari 2024, telkens bij een van de deelnemende organisaties. Elke dag werd grondig voorbereid door FARO-medewerkers Jacqueline van Leeuwen, Alexander Vander Stichele en Olga Van Oost, samen met enkele van deze erfgoedwerkers. Voorafgaand aan iedere ontmoeting werden teksten bezorgd als basis van het gesprek. Tijdens de bijeenkomsten werd sterk ingezet op actieve gespreksmethodieken, ervaringsuitwisseling en een actieve deelname.
Samen hadden we het in Antwerpen (Middelheimmuseum & Red Star Line Museum), Gent (Industriemuseum) en Hasselt (Modemuseum) over de volgende vragen en thema’s:
» Wat betekenen onderzoek en kennisontwikkeling in de context van een erfgoedwerking?
» Is iedereen potentieel onderzoeker?
» Hoe kunnen we kennis en onderzoeksresultaten optimaal delen en valoriseren?
» Hoe werken we samen met de (academische) onderzoekswereld?
Tijdens de derde bijeenkomst in Gent schoof ook Saskia Scheltjens van het Rijksmuseum mee aan tafel. En bij de vierde bijeenkomst in Hasselt mochten we prof. Maude Bass-Krueger (UGent) verwelkomen.
Achteraf stelden we een aantal deelnemers aan het lerend netwerk enkele vragen over hun motivatie om deel te nemen, de wijze waarop ze de bijeenkomsten ervaarden en wat ze eruit meenemen voor hun eigen praktijk. Dit zijn hun antwoorden:
82 ONDERZOEK
KAROLIEN DE CLIPPEL
Modemuseum Hasselt
Waarom nam je deel aan dit lerend netwerk?
Ik nam deel aan dit netwerk omdat ik een groot hart heb voor onderzoek en altijd op zoek ben naar manieren om in een bovenlokaal museum aan onderzoek te kunnen doen. Ik wilde hierover graag van gedachten wisselen met peers en input geven vanuit mijn academische ervaring. Daarnaast merkte ik dat er in het Vlaamse museale landschap geen scherpe visie is over wat onderzoek in een erfgoedcontext precies is en hoe dit zich verhoudt tot academisch onderzoek.
Hoe ervaarde je de bijeenkomsten en de interactie met de collega’s?
Ik vond de bijeenkomsten bijzonder inspirerend, met superboeiende gastsprekers en een heel energieke, positieve, open-minded en inspirerende groep collega’s. De collega’s van FARO zetten ook steeds hun beste beentje voor om boeiende topics en deelonderwerpen aan te dragen in een diversiteit aan werkvormen. Top dus!
Wat neem je hieruit mee voor je eigen praktijk?
Ik neem mee dat data een wezenlijk fundament zijn voor onderzoek in het erfgoedveld en dat er in een museum veel meer data aanwezig zijn dan die over de collectieobjecten. Data die ook een cruciale rol spelen in de definitie van wat onderzoek is en kan zijn.
HANNELORE FRANCK
Yper Museum
Waarom nam je deel aan dit lerend netwerk?
In de dagelijkse praktijk nemen we allemaal te weinig tijd om stil te staan bij de meer fundamentele aspecten van de job. Bovendien wordt het pas echt interessant wanneer je dit kan doen met een groep collega's die allemaal hun eigen achtergrond en ervaring hebben. Dit lerend netwerk bood de ideale gelegenheid om even uit de ratrace te stappen en vanop een afstand naar de eigen werking te kijken.
Hoe ervaarde je de bijeenkomsten en de interactie met de collega’s?
Wat me van bij het begin enorm aansprak aan het lerend netwerk was dat het volledige programma in handen was van de groep en niet op voorhand werd opgelegd. Door het format stond de uitwisseling van ideeën en ervaringen echt centraal. Iedereen zat met een open vizier aan tafel: enorm verrijkend. De collega's van FARO zijn bovendien expert in de goede begeleiding van de sessies. Er waren teksten ter voorbereiding, wisselende werkmethodes en ruimte voor discussie.
Wat neem je hieruit mee voor je eigen praktijk?
Het is natuurlijk moeilijk kiezen, maar als ik één ding meeneem voor de eigen praktijk is het de fundamentele connectie tussen het onderzoeksbeleid en het digitale beleid. Het doorstromen en capteren van onderzoeksresultaten binnen de instelling kan niet los gezien worden van het digitale beleid. We hebben binnenkort onze eerste interne vergadering om dit proces nog verder te stroomlijnen. Ik ben zeer benieuwd naar de resultaten hiervan!
HILDE LANGERAERT
Industriemuseum
Waarom nam je deel aan dit lerend netwerk?
Ik wou vooral scherp krijgen wat de belangrijkste uitdagingen zijn op het vlak van onderzoek in een erfgoedorganisatie. Daarnaast wou ik ook inspiratie halen uit andere praktijken. Het lerend netwerk zou me ook een kritisch klankbord kunnen bieden voor de eigen manier van werken, het recente onderzoeksplan en beleidsplan van het Industriemuseum.
Hoe ervaarde je de bijeenkomsten en de interactie met de collega’s?
Wat ik zeer apprecieerde was de gemoedelijke sfeer, het feit ook dat we tijd konden nemen (en kregen) om kritisch na te denken en te luisteren … Het waren ook raak gekozen externe sprekers. Het leesvoer was uitermate boeiend en ik wil ook onderstrepen dat de FARO-medewerkers hun rol als motiverende trekkers en aangename coaches met verve vervulden. Het geheel vond ik zeer verrijkend voor de eigen aanpak.
Wat neem je hieruit mee voor je eigen praktijk?
Het belang van kennis- en databeheer, het duurzaam bewaren en archiveren van de onderzoeksresultaten. Ik ben er nog meer van overtuigd dat het bijzonder waardevol is om de bibliotheek een prominente plek te geven in het museum, als centrale spil voor kennisopbouw en -deling.
83
SIMON AUGUSTYN
Passchendaele Museum
Waarom nam je deel aan dit lerend netwerk?
Ik was vooral op zoek naar een toekomstvisie, een leidraad voor wetenschappelijk onderzoek binnen de erfgoedsector. Voorlopig ben ik de enige wetenschappelijke medewerker in ons museum. Ik geloof sterk in (historisch) onderzoek binnen de museale werking. De kennis is er en het museum is misschien wel de perfecte plek om gedegen onderzoek om te zetten in een publieksvriendelijk product. Helaas is de realiteit anders. Onderzoek in de erfgoedsector is verre van afgebakend of eenduidig. Vooral in de kleinere instellingen heeft de onderzoeker 1.001 taken. Bedolven onder de dagelijkse hectiek komt er weinig terecht van kwalitatief onderzoek. Het onderzoek vindt vaak plaats in het kader van nieuwe tentoonstellingen of projectsubsidies, waarvoor vaak een tijdelijke projectmedewerker wordt aangetrokken. Dit terwijl de vaste medewerker zich moet richten op de dagelijkse werkzaamheden − wat onlogisch is. Bovendien kost onderzoek tijd en duurt het vaak maanden om in bronnen en archieven te duiken voordat er resultaten gepresenteerd kunnen worden. Terwijl tijd een luxe is die een medewerker van een erfgoedinstelling vaak niet gegund wordt.
Hoe ervaarde je de bijeenkomsten en de interactie met de collega’s?
Ik doe het werk nog niet zo lang en vond het erg interessant om tijdens het lerend netwerk praktijkvoorbeelden te horen en inzicht te krijgen in hoe collega's het aanpakken. Maar ook de vaak herkenbare besognes van collega's vond ik interessant. Het klinkt vreemd, maar het was een verademing om te horen dat collega's dezelfde problemen hebben, zelfs in de grotere instellingen.
Wat neem je hieruit mee voor je eigen praktijk?
Ik hoop tips van collega's in de praktijk om te zetten, waardoor onze werking kan worden versterkt. We hebben vooral structuur nodig om het wetenschappelijke niveau van het museum verder te ontwikkelen. In het verleden werden onderzoeksthema's te vaak lukraak bepaald. Daarom hebben we behoefte aan een duidelijk en systematisch onderzoeksplan. Voor ons moet dit onderzoeksplan bepalen welke facetten van WOI in de regio en de Slag bij Passendale we nog willen onderzoeken.
JOHANNA FERKET
Letterenhuis
Waarom nam je deel aan dit lerend netwerk?
Ik nam deel omdat ik graag wilde weten hoe andere erfgoedinstellingen ‘onderzoek’ definiëren, al dan niet centraal stellen in hun werking en samenwerken met academische partners.
Hoe ervaarde je de bijeenkomsten en de interactie met de collega’s?
Ik vond de formule van het lerend netwerk fijn. De interactieve onderdelen zorgden voor optimale uitwisseling tussen alle deelnemers, en het was interessant om en cours de route onderwerpen te bepalen, tussentijds uit te wisselen, enz.
Wat neem je hieruit mee voor je eigen praktijk?
Het feit dat ‘onderzoek’ in verschillende processen van de werking zit, en dus ook beter zichtbaar mag worden gemaakt. ■
Erfgoedwerkers die aan een of meerdere bijeenkomsten deelnamen:
Simon Augustyn (Passchendaele Museum)Bram Beelaert (Red Star Line Museum) - Tamaer Cachet (Industriemuseum) - Rika Colpaert (Kasteel van Gaasbeek) - Karolien De Clippel (Modemuseum Hasselt) - Johanna Ferket (Letterenhuis) - Hannelore Franck (Yper Museum) - Didier Goossens (CEMPER) - Björn Hinderyckx (Musea Brugge) - Sarah Keymeulen (Abby/Kortrijk)Hilde Langeraert (Industriemuseum) - Veerle Meul (Middelheimmuseum) - Jan Stuyck (Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) - Annelies Van de Ven (UCLouvain/Musée L) - Wendy Van Hoorde (Mu.ZEE) - Eva Van Regenmortel (Design Museum Gent) - Ine Vermeylen (Middelheimmuseum) - Staf Vos (CEMPER)
84 ONDERZOEK
ERFGOED
“We bieden nooit antwoorden of oplossingen”
Erfgoed is voor letterlijk iedereen betekenisvol en relevant. Bekende personen wijzen u de weg naar hun erfgoedplek.
Het Brusselse café Au Daringman, de erfgoedplek van: Sigrid Vinks.
“Café Au Daringman is zowat onze tweede living. Hier ontmoeten we dagelijks vrienden en doen we interviews. Het speelt ook een belangrijke rol in de totstandkoming van onze voorstellingen − op die manier maakt het deel uit van onze nalatenschap.”
Aan het woord is Sigrid Vinks. In 1976 ontmoette ze Jan Decorte en sindsdien zijn ze partners in het leven en in de kunst. Het duo is de artistieke kern van BLOET - Contemporary Arts. In 2019 ontvingen ze de Ultima voor Algemene Culturele Verdienste. Wie al eens een voorstelling van hen bijwoonde, weet dat hun werk moeilijk in een categorie te vatten is en heeft misschien zelf al eens de ontwrichtende nevenwerkingen ervan ervaren. Vinks: “Als kunstenaar hoef je niet altijd alleen maar toe te willen werken naar ‘meer’ en ‘groter’. Je kan ook dieper naar de kern gaan van wat je wil vertellen. Dat heeft te maken met zoeken naar de essentie van jezelf, en dus van het menszijn, en dus van de wereld. We bieden nooit antwoorden of oplossingen, maar roepen vooral vragen op.”
Vandaag richt Vinks zich vooral op de artistieke nalatenschap van het gezelschap. Daarvoor sloeg ze de handen in elkaar met het Letterenhuis. Vinks: “Een aanzienlijk deel van ons persoonlijk en artistiek leven situeert zich hier, in Au Daringman. Het is belangrijk om de eigenheid van plekken als deze te kunnen behouden. Hoe mensen hier met elkaar omgaan en verbindingen aangaan, zonder een laptop in te pluggen. Je kan hier zitten en aan het toeval overlaten wie er langskomt. Dat maakt contact met mensen op een ongedwongen manier mogelijk, ook als ze een andere sociale achtergrond hebben of uit een andere sector komen. Als we voorstellingen maken is er altijd ‘gezelligheidsbudget’ voor na de repetities. Dan komen we naar hier met de acteurs, om elkaar beter te leren kennen, om mekaar graag te zien, om samen te zijn. Onze kunst, ons persoonlijk leven, dat loopt allemaal door elkaar; en dat gebeurt vaak hier op deze plek.” ■
86
PLEK
» Door: Hildegarde Van Genechten | Foto erfgoedplek: © FARO
Wat is burgerwetenschap?
Wat kan de erfgoedsector ermee aan?
Zijn er verschillende manieren om participatief te onderzoeken?
Hoe kan ik mijn vrijwilligers het best begeleiden?
En nog veel meer!
Schrijf u in via deze QR-code
Meer info op faro.be/kalender.
Genereer binnen enkele seconden een gepersonaliseerde erfgoedroute vol boeiende locaties, waar je ook bent.
Download de ErfgoedApp en begin je avontuur!
Met de nieuwe update van de ErfgoedApp ben je klaar om het erfgoed in je buurt te verkennen.
Kies de grootte van de tour en laat het algoritme zijn werk doen. Met een simpele druk op de knop genereert de ErfgoedApp een boeiende erfgoedroute vol fascinerende locaties die wachten om ontdekt te worden.
2 ONDERZOEK