REDACTIERAAD Joke Beyl, Roel Daenen, Katrijn D’hamers, Jelena Dobbels, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne Milkers, Henrike Radermacher, Alexander Vander Stichele, Hildegarde Van Genechten, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Seppe Van Pottelbergh, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE
Katrijn D’hamers EINDREDACTIE Birgit Geudens en Annemie Vanthienen
VORMGEVING Silke Theuwissen
HUISCARTOONIST Steve Michiels DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel Daenen ABONNEMENTEN België € 40 | buitenland € 50 | los nummer € 10 | https://faro.be/tijdschrift
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Olga Van Oost, p.a. Grasmarkt 105 bus 44, 1000 Brussel COVERBEELD
faro is een blad voor en door de cultureel-erfgoedsector. Bezorg ons uw suggestie voor een artikel, onderwerp of thema voor een rubriek of dossier. Hoe? Mail naar redactie@faro.be.
Las u eind augustus ook dat bericht in de media over een inwoner van een dorpje in Vlaams-Brabant die ging klagen bij de gemeente? Het regelmatige luiden van de kerkklokken was hem een doorn in het oog (of beter, het oor). Omdat vandaag iedereen toch een uurwerk draagt en je overal de tijd kunt aflezen, biedt dat regelmatige gedreun om het uur volgens de klager “geen meerwaarde”.
Gevraagd naar een reactie liet de bevoegde schepen het volgende optekenen: “Het is een traditie dat de kerkklok om het uur luidt. Niet alles moet een economische meerwaarde hebben, maar klokkengelui heeft een soort emotionele en sentimentele waarde, en naar mijn mening volstaat dat om de kerkklokken te behouden.” En daarmee was de kous af.
Dat lokale incidentje roept allerlei vragen en associaties op. Zoals naar de geschiedenis (en dus het erfgoed) en ook de beleving van tijd – herinnert u zich de Erfgoeddag Stop de tijd! nog? Het luiden gebeurt in heel wat steden en gemeenten al sinds mensenheugenis, om de tijd aan te geven of allerlei signalen te geven aan de bevolking. Feest in de stad? Klokken! Onraad op komst? Andere klokken! Iemand kwam ooit op het idee om heel veel klokken te combineren tot een instrument, de beiaard. Over dat instrument valt ook een hele boom op te zetten.
U
Hoe dan ook, het luiden van klokken is een activiteit die ons mensen hier vandaag verbindt met het verleden: onze voorouders hoorden immers ook diezelfde klok (of klokken). Het stopzetten van het luiden kan een breuk betekenen in die oude, auditieve lijn tussen vroeger en nu. Maar hoe zit het anno 2024 met de relatie tussen kerken, de geluiden of de muziek die uit hun torens komen en hun erfgoedgehalte? Kan het luiden van de klokken überhaupt nog een volwaardige traditie genoemd worden, gelet op de ontkerkelijking? En moet je religieus zijn om je op de een of andere manier ‘verbonden’ te voelen met die geluiden of muziek? Er zijn ook mensen die alles wat met geloof en religie te maken heeft niet lusten, en voor wie dat luiden een vervelende, ongenode vaste klant is. En gezien onze samenleving voortdurend in verandering is: moet er dan ook geen plaats komen voor de geluiden of muziek van andere religies? Want dat zijn toch ook tradities, niet? En die hebben vast voor de betrokken gemeenschappen “een emotionele en sentimentele waarde”.
Best een gesprek waard, die traditie.
De redactie
redactie@faro.be
vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.
AGATHA ziet
het levenslicht
Net voor de zomer lanceerde het Rijksarchief AGATHA, een nieuwe zoekwebsite waarin vier verschillende zoekomgevingen onderdak krijgen. AGATHA vormt de toegangspoort naar genealogische bronnen, analyses van akten, archiefinventarissen en archiefvormers.
Bent u op zoek naar informatie uit meer dan 28.000 parochieregisters en 36.000 registers van de burgerlijke stand? Of zoekt u een persoon, plaats of object in de meer dan 13 miljoen akten en ruim 42 miljoen namen, die door vrijwilligers en medewerkers van het Rijksarchief werden geïndexeerd? Dan bent u bij AGATHA aan het goede adres.
https://agatha.arch.be
BASSES DANSES: VAN MANUSCRIPT TOT REVERENCE
De Alamire Foundation lanceerde in augustus een gloednieuw docu-concert over Basses Danses, het bijzondere dansboekje van Margaretha van Oostenrijk. Het handschrift (Ms. 9085), een topstuk uit de collecties van de KBR, wordt beschouwd als een van de hoogtepunten van de Habsburg-Bourgondische cultuur en bevat de muziek en choreografie van de ‘basse danse’, een hoofse dans uit de periode rond 1500.
In het docu-concert Basses Danses: van manuscript tot reverence licht expert in renaissancedans Véronique Daniels de historiek van de dans, de danspassen en hun reconstructie uitgebreid toe. Enkele dansen uit het dansboekje van Margaretha worden bovendien volledig uitgevoerd met muzikale ondersteuning van het ensemble Oltremontano in het prachtige historische kader van AMUZ.
Het docu-concert is integraal te bekijken op alamire.tv.
Rubenshuis heropent
Erfgoed in ons bloed
Een podcast waarin Niels Wuyts en Jurre Smets aan de slag gaan met de culturele achtergrond en het erfgoed van leerlingen tussen 12 en 15 jaar: dat is Erfgoed in ons bloed. In elke aflevering brengt een leerling een vraag of onderwerp aan uit de eigen cultuur, die hij/zij op school ter sprake zou willen brengen. Bij elke aflevering hoort ook een Erfgoedbox: een lessenpakket ontsproten uit het verhaal van de leerling.
De podcast, het resultaat van de bachelorproef van Jurre en Niels, kan u beluisteren via uw favoriete podcastplatform.
Voor het lesmateriaal kan u terecht op KlasCement: https://bit.ly/erfgoedinonsbloed
Na een sluiting van dik anderhalf jaar is het Rubenshuis opnieuw open voor het publiek. Een bezoek start voortaan vanaf Hopland 13. Het gloednieuwe gebouw van Robbrecht en Daem Architecten geeft toegang tot Rubens Experience, de weelderig heraangelegde baroktuin en de bibliotheek. Een sterk staaltje architectuur, een kleurrijke museumzaal zonder plafond, 2.000 meter aan boeken en papier en een aanbod dat volop focust op beleving en comfort; dat mag u verwachten. Hiermee is het eerste grote verbouwluik van het Rubenshuis voltooid.
Ter gelegenheid van de heropening verscheen bij Hannibal Books het fraai uitgegeven boek Rubens’ tuin – Een meesterwerk in bloei. Daarin zoomt Klara Alen in op de heraangelegde tuinparel in het hart van Antwerpen. Met een door Rubens ontworpen portiek en tuinpaviljoen als schitterend decor groeien er vandaag 17.500 bloemen, bomen, heesters en bollen die teruggrijpen naar de plantensoorten uit Rubens’ tijd. Dries Van Noten stond in voor het kleuradvies.
https://www.rubenshuis.be/nl en https://hannibalbooks.be
Op 7 september opende het nieuwe NAVIGO Visserijmuseum in Oostduinkerke de deuren. In aanloop naar die opening – o.m. met een gloednieuwe museumvleugel, nieuw depotgebouw én demonstratiekeuken waar plaats is voor het immateriële erfgoed van de visserij – trokken ook Jommeke en zijn vrienden op avontuur in Koksijde. Een centrale rol daarbij is weggelegd voor Valentijn, de enorme potvis die in 1989 aanspoelde op het strand van Sint-André in Oostduinkerke en waarvan het skelet nu als blikvanger in het NAVIGO-museum hangt. Of toch niet? Jommeke weet raad!
Samen met het klassieke album, dat deel uitmaakt van de Jommeke-reeks en verkrijgbaar is in de boekhandel, is er ook een editie met Koksijde-dossier en een luxe-editie, te koop in het NAVIGO-museum. https://www.navigomuseum.be en https://www.standaarduitgeverij.be
DIGITALISERING VOOR IEDEREEN
Croes
Stephan
Foto:
“Scan het eens in en plaats het online”: wie beschikt over een collectie foto’s, dia’s, postkaarten of negatieven hoorde de uitspraak vast al vaker. Digitalisering is inderdaad een geweldige strategie om deze bronnen voor een groot publiek toegankelijk te maken. Maar in het kader van digitale duurzaamheid is een eenvoudige scan niet langer voldoende.
Samen met meemoo maakten de Vlaamse erfgoedcellen daarom een handleiding. Het doel: een kwaliteitsvolle digitalisering volgens de regels van de kunst toegankelijk en gebruiksvriendelijk maken voor kleinere en financieel zwakkere organisaties.
Consulteer de handige gids en het bijbehorende filmpje via: faro.be/kennis/registreren-en-documenteren/hoe-digitaliseert-u-fotos
Lekkere plekken
In Lekkere plekken. 200 jaar boodschappen doen en buitenshuis eten in Leuven gaan Yves Segers, Liesbeth Geussens en Greet Draye op zoek naar hoe het Leuvense voedsellandschap in de voorbije tweehonderd jaar is geëvolueerd. Acht hoofdstukken brengen de verhalen over het culinaire erfgoed tot leven, rijk voorzien van foto’s. Die diepten de auteurs op uit Leuvense erfgoedcollecties als het Stadsarchief. Maar ook de Leuvenaars zelf doken in hun verzamelingen en herinneringen. Het resultaat is een boeiend lees- én kijkboek dat bovendien past in het Leuvense culinaire erfgoedfestival Erfood. Dat stelt nog tot 31 oktober 2024 het Leuvense culinaire erfgoed centraal: www.erfoodleuven.be.
https://cagnet.be/page/boekvoorstelling-lekkere-plekken en https://www.bruna.nl/boeken/ lekkere-plekken-9789460583650
Nieuwe deelcollectie Koloniaal Congo en Ruandi-Urundi
De Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience bracht meer dan 3.000 publicaties over Congo en Ruanda-Urundi uit de periode dat zij onder Belgisch koloniaal bewind vielen samen in een nieuwe deelcollectie. Door deze expeditieverslagen, kaarten, kinderboeken, koloniale literatuur, kranten, tijdschriften en catalogi samen te brengen in een deelcollectie, zijn ze beter vindbaar in de catalogus. Veruit de meeste werken in de collectie werden geschreven door Europeanen die op een koloniale manier naar Afrika keken. Racisme en de witte ‘beschavingsmissie’ zijn er schering en inslag. Toch bevat de collectie ook een aantal zeldzame publicaties die geschreven zijn door Congolese en Rwandese auteurs.
Benieuwd naar de nieuwe deelcollectie? Surf naar https://bit.ly/consciencebibliotheek.
Eind september presenteerde het Jenevermuseum in Hasselt Stoker: een strip en bijbehorende tentoonstelling van de succesvolle auteur Michaël Olbrechts. Met deze tandem brengt het museum een verhaal over “de ongrijpbare Bruno De Clercq”, een in het begin van de 20e eeuw beruchte sluikstoker. Op basis van archiefmateriaal en exclusieve illustraties van Olbrechts reconstrueert het zo op een creatieve, beeldende manier een stuk onbekende geschiedenis.
Roel Daenen
Voor de kiem van dit project flitsen we onszelf terug naar een bloedhete septemberdag in 2022. Op 6 september dat jaar vond in het Belgisch Stripcentrum in Brussel de eerste editie plaats van de internationale conferentie Comics @ the Museum. 1
De bedoeling was om succesvolle buitenlandse voorbeelden te delen van musea die ‘iets’ met strips doen en deden. Strips blijken immers uitstekende eigenschappen te hebben om allerhande museumthema’s te ontsluiten. Over de magie van strips zijn dikke boeken geschreven, maar we beperken ons hier tot de vaststelling dat de striplezer zelf meewerkt. Hij of zij vult de actie, de sfeer of het verhaal namelijk voor een groot stuk zelf in, in de zogenaamde ‘goot’ – zo heet de ruimte tussen de vakjes (gesteld dat er vakjes zijn). Al krijgt de lezer, net als een filmkijker, het leeuwendeel van het narratief te zien, hij moet of kan zelf ook een deel bepalen. En dat gebeurt door de combinatie van lezen én kijken en door de verbeelding te gebruiken.
In het buitenland heeft met name de museumwereld volop het potentieel van de negende kunst omarmd. Zo deed het Louvre in 2002 een experiment met een eerste reeks van vier prestigieuze Franse stripauteurs: zij mochten over de instelling, haar collecties, bezoekers, personeel, geschiedenis enz. reflecteren en kregen daarbij carte blanche. Er zijn intussen meer dan dertig afzonderlijke delen, gemaakt door de fine fleur van het internationale stripmakersgilde.2 Het resultaat van dat Un autre regard (letterlijk: een andere blik)-experiment was dat ook andere musea in Frankrijk en ver daarbuiten strips bestelden, naar het recept van het Louvre. Een greep uit het aanbod: het Musée d’Orsay (Parijs), het Rijksmuseum (Amsterdam), het Museum voor Cycladische Kunst (Athene), het Jüdisches Museum (Berlijn), het Musée de l’Homme (Parijs), het Prado (Madrid), het Thyssen-Bornemisza (Madrid) en het Museu Bordalo Pinheiro (Lissabon) nemen (of namen) gelijkaardige initiatieven die het klassieke, puur educatieve karakter van ‘museumstrips’ ver overstijgen. Maar het is Italië
dat de kroon spant met het ambitieuze Fumetti nei Musei (letterlijk: strips in musea): 51 musea, verspreid over het hele land, hebben de voorbije jaren een stripmaker over de vloer gehad, met een caleidoscopisch en tot de verbeelding sprekend geheel van verhalen die variëren van bloedernstig, dromerig-poëtisch tot knotsgek.3
Op die studiedag in september 2022 was ook Davy Jacobs aanwezig, de directeur van het Jenevermuseum. “Al die casussen waren razend interessant”, herinnert hij zich. “In de namiddag dachten we in groepjes na over de mogelijkheden en obstakels om in eigen huis met het stripmedium aan de slag te gaan.” En Davy had heel wat ideeën over de manier waarop de rijke geschiedenis van jenever en het distilleren kon verbeeld worden. Toevallig zat Dieter Van Tilburgh van stripuitgeverij Daedalus in zijn groepje. En zoals dat gaat in mooie verhalen: van het een kwam het ander. Een mooie opsteker was dat het project ook
de aanmoedigingsprijs van Stripgids voor een ‘erfgoedstrip’ in de wacht sleepte, goed voor een financieel duwtje in de rug van 5.000 euro.4
GEDIJEN
IN DE NICHE
Davy vertelt dat jenever (en bij uitbreiding jenevererfgoed) een echt nichethema is: “We moeten als museum heel creatief zijn om een publiek te bereiken. Vandaag is jenever, in tegenstelling tot pakweg gin en whisky, wat minder bekend als polyvalente spirit. Jonge mensen kennen het van de kerstmarkten, en dan voornamelijk allerlei soorten fruitjenevers (die je strikt gesproken niet als jenever mag beschouwen). Of ze vinden het iets voor of van hun grootouders. Dat maakt het dus allesbehalve eenvoudig om te vermarkten. We zijn dus altijd op zoek naar methodieken en middelen die het jenevererfgoed op een originele manier belichten. Daarbij moet jenever wel het begin- of het eindpunt zijn. In het verleden was er bijvoorbeeld de VRT-televisiereeks De Smaak van De Keyzer5 waaraan we hebben meegewerkt. Ik herinner me scenarist Marc Didden die dagen in onze bibliotheek heeft gebivakkeerd. Of een groot project rond poëzie en jenever, Straks gaat het jenever sneeuwen 6 Er was ook Taterwater, een theatervoorstelling en De Kunst van het Drinken, een expo over jenever in de schilderkunst. Bovendien hebben we al een bescheiden striptraditie in dit museum. De eerste initiatieven op dat vlak waren in de jaren 1980, met twee albums van de
reeks Robert en Bertrand van Willy Vandersteen. Roland Wissels, de eerste museumdirecteur, was goed bevriend met de scenarist van die reeks, Marck Meul. Het resultaat was De drie neuzen en De witte ruiters, respectievelijk nummer 81 en 82. Die strips, die zich afspelen tegen de achtergrond van de Hasseltse jenevernijverheid, bleken een groot succes, wat ook duidelijk in het museum voelbaar was.”
VLAAMSE GOLF
Davy Jacobs is zelf stripliefhebber, “maar geen verzamelaar”. Hij zag dus dat er geleidelijk aan ook Nederlandstalige strips op de markt kwamen die hem als volwassene én erfgoedwerker aanspraken. Zoals de reeks De meesters van de gerst, geschreven door Jean Van Hamme en getekend door Francis Vallès, die het relaas brengt van een familie bierbrouwers. In dat verband haalt hij de Nieuwe Vlaamse Golf van stripmakers aan, met onder meer Brecht Evens, Judith Vanistendael, Olivier Schrauwen, Ilah, Pieter De Poortere en Simon Spruyt.7 Auteurs die vlot hun weg vonden naar buitenlandse uitgevers en lezers, en die inhoudelijk helemaal hun zin deden. Die Nieuwe Vlaamse Golf maakte prachtige, tot de verbeelding sprekende werken over allerlei thema’s en onderwerpen – en voornamelijk voor volwassenen. Met die bagage en interesse leek de conferentie in 2022 op het goede moment te komen.
ID-FICHE STOKER
Scenario, tekeningen en inkleuring: Michaël Olbrechts
Teksten historisch katern: Davy Jacobs
Uitgeverij: Daedalus, Genk
Duurtijd productie: twee jaar, van het eerste contact met de uitgeverij in september 2022 tot de persvoorstelling van expo en graphic novel in september 2024.
Aantal pagina’s: 96
Verkoopprijs: 24,95 euro (hardcover) en 49,95 euro (luxe-editie)
Randactiviteiten: https://jenevermuseum.be
Budget (expo en graphic novel): voor de ondersteuning van de research van de auteur, de realisatie van de expo, de communicatie en marketing van de graphic novel, de expo en de randactiviteiten had het Jenevermuseum ongeveer 40.000 euro ter beschikking. De druk en distributie van de strip nam de uitgeverij voor haar rekening.
“De uitgever zei me: ‘Maak maar een longlist van auteurs die je graag zou willen vragen, en zoek een match met je thema en werking.’ Waarop ik hem een wishlist van auteurs bezorgde, met onder andere Jan Bosschaert en nog een sliert anderen. Onze keuze viel uiteindelijk op Michäel Olbrechts. Die kende ik van zijn debuut De allerlaatste tijger, en van albums als Vierenveertig na Ronny en Het reigersnest. Het was mooi meegenomen dat hij geschiedenis heeft gestudeerd – die liefde voor het verleden merk je trouwens ook in het bekroonde Galapagos uit 2023.8 We hebben dan een kennismakings-
gesprek gehad, waarna we hem – letterlijk – hebben bedolven met informatie over de geschiedenis en het erfgoed van jenever. Ook heb ik hem onze collectie uitgebreid getoond, net als onze museumbibliotheek en noem maar op.” Davy wou zelf geen bepaald verhaal naar voren schuiven, of een invalshoek. “Michaël heeft zich helemaal ingelezen en -gewerkt en kwam uiteindelijk met een eigen voorstel op de proppen. Hij raakte gefascineerd door de praktijk van het sluikstoken, een thema dat narratief heel rijk is. Het illegaal stoken van jenever nam in België op het einde van de 19e eeuw een hoge vlucht, onder meer door de torenhoge accijnzen op alcohol. Het is geen puur chronologisch verhaal geworden, en Michaël hield zich ook ver van het puur educatieve. Wat hij wel gedaan heeft is een verhaal gesponnen waarmee hij voornamelijk volwassen lezers wil raken met echte personages met diepgang, in plaats van bordkartonnen figuren. Daarbij heeft hij een case uit de archieven uitgewerkt, over een recidivist-sluikstoker uit het Gentse, Bruno De Clercq. Er zijn politieverslagen en krantenartikels over zijn wedervaren.” Michaël mocht doen wat hij wou en, naar analogie met zijn bestseller Galapagos, de geschiedenis een heel eigen invulling geven. “En er is een link met Hasselt”, glimlacht Davy.
WORDT VERVOLGD?
Davy is vol lof over de samenwerking met de auteur: “Michaël is een allroundstripmaker die alles zelf doet, ontzettend snel en nauwgezet
werkt en bovendien ook zeer communicatief is. We konden ook vrij feedback geven op alle aspecten van het verhaal, zoals op het vlak van de historische context.” Samenwerken met een uitgeverij is volgens Davy een aanrader: “Zij weten hoe je een productie aanpakt, hoeveel tijd iets kost, gaan over de juridische aspecten enzovoort. De grote troef voor ons in deze samenwerking is de distributie van de strip. Via het netwerk van de uitgeverij belandt dit werk in boek- en striphandels overal in Vlaanderen en ook in Nederland. Dat hadden we niet op eigen houtje kunnen doen.”
De strip besluit met een dossier over het fenomeen van sluikstoken, met archiefmateriaal en illustraties die Michaël heeft gemaakt. “Dat is ook de basis voor de deels mobiele expo die hier zal te zien zijn. We proberen een portret te schetsen van wie sluikstokers als Bruno De Clercq waren, hoe en waar ze hun activiteiten ontplooiden. Het is een mobiele expo, want na afloop zal ze rondreizen en aangeboden worden aan stripwinkels en bibliotheken. Bezoekers zullen kunnen zien hoe Stoker tot stand is gekomen. Met het creatieproces van Michaël, met de ontwerpschetsen, het storyboard, het inkten en inkleuren enzovoort.”
Stoker heeft Davy alleszins zin gegeven in meer. “Al moeten we wel nog afwachten hoe de strip wordt opgepikt, toch droom ik al van een vervolg. Er is zoveel te vertellen over de geschiedenis en het erfgoed van de jenever. Een tweede deel zou bijvoorbeeld kunnen gaan over jenever en mystiek, of over de pestdokters, de jeneverbesolie, het beroemde vaccin tegen veepest en de link met jenever en de Virga Jessefeesten …” Hij mikt ook op leesplezier, want, aldus Davy: “Strips zijn een medium dat door jong en oud kan gesmaakt worden. Ook de stijl van Michaël spreekt jong en oud aan.” Als striplezers nu op een andere manier (en met meer kennis, wars van de kerstmarktervaringen) naar jenever kijken, en jeneverliefhebbers strips (opnieuw) beginnen te lezen, is het opzet meer dan geslaagd. ■
Vind dit boek in de
HET ONVOORSTELBARE VERBEELD
Nog een project dat we u hier signaleren. De hel van de Duitse concentratie- en vernietigingskampen (en de weg erheen) voor en na de Tweede Wereldoorlog is een taai en gevoelig thema.9 Het onvoorstelbare verbeeld is de veelzeggende titel van een project dat midden juli in Kamp Westerbork werd gepresenteerd. Het verenigt tien stripmakers uit Nederland, België en Duitsland. In hun bijdragen belichten ze een aspect van de Holocaust en andere nazimisdaden en bieden ze de lezer een glimp van iets wat letterlijk onvoorstelbaar was (en nog steeds is). Het boek en de expositie werden gemaakt met een aantal organisaties, waaronder herinneringscentrum Kamp Westerbork, Museum Kazerne Dossin, het NIOD en KZ-Gedenkstätte Neuengamme. Uit initiatieven als dit blijkt eens te meer de superkracht van het stripmedium: het onvoorstelbare verbeelden en naar een publiek brengen.10
» De tentoonstelling loopt nog tot en met 5 januari 2025. https://jenevermuseum.be
» Roel Daenen is hoofdredacteur van dit blad en coördineert de communicatie bij FARO.
» Bronnen en literatuur
1. Voor het geïllustreerde verslag, de presentaties en foto’s, zie https://faro.be/ blogs/roel-daenen/comics-museum-het-verslag
7. Zie onder meer G. Meesters, ‘De internationalisering van de Vlaamse strip’, in: Praagse perspectieven 6. Handelingen van het colloquium van de sectie Nederlands van de Karelsuniversiteit te Praag, Universitaire Pers, Praag 2010. https://www.dbnl.org/tekst/_pra004201001_01/colofon.php pp. 113-129. Of bekijk de reportage over de expo De Nieuwe Vlaamse Strip in het Belgisch Stripcentrum in 2017, https://www.youtube.com/watch?app=desktop&v=R5bH8n9rMuc.
G. Zeegers, ‘De Nieuwe Vlaamse Golf’, in: ZozoLala 165, april - mei 2009, pp. 3-9. https://issuu.com/zetel/docs/zl165_def_lores
8. G. De Weyer, ‘In ‘Galapagos’ verstript Michaël Olbrechts een waargebeurd verhaal uit 1929’, in: De Morgen, 8 maart 2023, s.p.
9. Lees bijvoorbeeld H. Heimans en D. Verhofstadt, KZ-syndroom: een litteken dat nooit verdwijnt. Houtekiet, 2024. Of zie: https://www.tweedewereldoorlog.nl/onderzoekuitgelicht/de-oorlog-getekend/ en https://www.niod.nl/nl/nieuws/opening-striptentoonstelling-het-onvoorstelbare-verbeeld
10. https://kazernedossin.eu/expo/gastexpo-het-onvoorstelbare-verbeeld. De expo is in Museum Kazerne Dossin te zien tot midden december 2024.
HOE SAMENWERKEN MET MOSKEEËN?
DE CLICHÉS VOORBIJ
Hilāl. 50 jaar islamitische eredienst is een driejarig project dat focust op het moskee-erfgoed in Vlaanderen en Brussel.1 Een initiatief van KADOC, in samenwerking met verschillende erfgoedactoren en organisaties van de islamitische eredienst. Aanleiding was de 50e verjaardag van de erkenning van de islam in 2024. Hilāl toont erfgoed uit en van het veelstemmige moskeeleven. Dit artikel staat stil bij enkele uitdagingen waarmee het project gepaard ging.
Sarah El Moussaoui en Karim Ettourki
KADOC richt zich op diverse religies in Vlaanderen en Brussel, maar wordt nog vaak geassocieerd met het katholicisme vanwege de link met KU Leuven. Ondanks eerdere islam-gerelateerde projecten blijft deze associatie bestaan. Hilāl is het eerste initiatief dat inzoomt op het erfgoed van de islam als religie en op de organisaties van de islamitische eredienst. De beoogde resultaten zijn divers: opnames van interviews, een brochure met tips voor de voorbereiding en organisatie van bezoeken aan moskeeën, de toeleiding van de gebedshuizen naar een deelname aan erfgoedevenementen, een publicatie over diverse aspecten van het moskee-erfgoed en de uitwerking van een rondreizende expo over het moskeeleven in Vlaanderen en Brussel.
Is KADOC wel geschikt om een project over islamitisch erfgoed op poten te zetten? Vanuit de missie en visie van het centrum is dat vanzelfsprekend, maar wordt het ook zo gepercipieerd door het beoogde doelpubliek? Dat KADOC, een instelling gefinancierd door de Vlaamse overheid, de initiatiefnemer was van het Hilāl-project
zorgde voor wisselende reacties bij de betrokken gemeenschappen: van nieuwsgierigheid en verwondering tot gelatenheid en terughoudendheid. Hielp het om als projectmedewerker zelf een islamitische overtuiging te hebben om samen te werken met moskeegemeenschappen? Deels wel. Je wordt gezien als een ‘insider’, wat de eerste contactmomenten vergemakkelijkte. Mensen konden gemakkelijker overtuigd worden om deel te nemen aan het project. Gesprekken gingen vaak over het belang van ‘onze’ godsdienst en hoe die positief belicht kon worden. Dit opende deuren, maar de reserves bleven. Voor veel gemeenschappen is ‘erfgoed’ iets vaag. Wat is het precies en over welk(e) soort(en) erfgoed gaat het? In tegenstelling tot erfgoedprofessionals zijn moskeegemeenschappen, net zoals vele groepen in de samenleving, hier amper mee vertrouwd. Uit gesprekken bleek bovendien dat velen zich niet bewust zijn van het jubileum van de erkenning van de islamitische eredienst. Sensibilisering was dus sterk aan de orde.
Gesprekken gingen vaak over het belang van ‘onze’ godsdienst en hoe die positief belicht kon worden. Dit opende deuren, maar de reserves bleven. Voor veel gemeenschappen is ‘erfgoed’ iets vaag. Wat is het precies en over welk(e) soort(en) erfgoed gaat het?
HUIS MET VELE KAMERS
De diversiteit van de islamitische geloofsgemeenschappen was bij aanvang van het project een belangrijk aandachtspunt. Vanuit dit perspectief trachtten we om met een open blik het islamitisch erfgoed in Vlaanderen en Brussel te benaderen. Niet om ‘de islam’ in beeld te brengen, maar net om de meerstemmigheid ervan te capteren. Het project hanteerde eerder een inclusieve benadering en bracht ook minder bekende gemeenschappen in
beeld, zoals de Indonesische, en erfgoed dat niet door alle moslims wordt gekoesterd of gewaardeerd, zoals sommige vieringen die enkel door bepaalde groepen in ere worden gehouden, terwijl ze door andere als ‘innovaties’ worden verworpen. Een gekend voorbeeld is de geboortedag van de profeet Mohammed, waarover uiteenlopende visies bestaan of deze feestdag al dan niet gevierd mag worden, en indien wel, in welke vorm. Uitbundig of eerder sereen?
De moslimgemeenschap is in de praktijk zeer verscheiden. Weliswaar met een gemeenschappelijke kern, maar met uiteenlopende religieuze tradities, geloofsovertuigingen en historische en culturele achtergronden, ook in Vlaanderen (en bij uitbreiding België). We werkten nauw samen met Marokkaanse en Turkse moskeeën, maar ook met Pakistaanse, Senegalese, Ghanese, Indonesische en Vlaamse geloofsgemeenschappen. Door deze verschillende stemmen te betrekken riepen we een genuanceerder beeld van de moslimgemeenschappen op. De voorselectie van het moskee-erfgoed bij de erfgoedpublicatie en de tentoonstelling werd voornamelijk samengesteld door de projectmedewerker, maar er werd ook ruimte geboden voor invalshoeken vanuit de gemeenschappen zelf.
Het Executief van de Moslims van België (EMB) was tijdens de eerste twee fases partner in het Hilāl-project. Het Executief, waarin verschillende maar niet alle islamitische stromingen en gemeenschappen zijn vertegenwoordigd, fungeerde lange tijd als de officiële gesprekspartner tussen de moskeegemeenschappen en de Belgische overheid. De ontbinding van het orgaan in 2022, wat door sommigen vanuit de gemeenschap werd toegejuicht, is tekenend voor de verdeeldheid van de moslimgemeenschap. Vanuit het project was het daarom niet zo verwonderlijk dat er vanuit verschillende invalshoeken naar het EMB werd gekeken. Doordat het partner was in Hilāl kwam het wel eens voor dat sommigen de vraag stelden in hoeverre het orgaan invloed had op de invulling van het project.
PRIVÉ VS. PUBLIEK
Religies omvatten een waaier aan gevoeligheden. Vertrouwen opbouwen om rond islamitisch erfgoed te werken vergt veel tijd. Er waren gemeenschappen die graag van bij het begin mee aan boord kwamen, terwijl andere groepen meer overtuigingskracht nodig hadden. Bijvoor-
De diversiteit van de islamitische geloofsgemeenschappen was bij aanvang van het project een belangrijk aandachtspunt. Vanuit dit perspectief trachtten we om met een open blik het islamitisch erfgoed in Vlaanderen en Brussel te benaderen. Niet om ‘de islam’ in beeld te brengen, maar net om de meerstemmigheid ervan te capteren
beeld omdat ze over het privékarakter van hun religieus erfgoed willen waken en hun tradities en praktijken liever in alle sereniteit en achter gesloten deuren wensen te beleven. Het gebed bijvoorbeeld is een spiritueel moment waarop gelovigen met God in dialoog treden. Daar komen soms emoties bij kijken, zoals huilen bij het opzeggen van bepaalde gebedsteksten en het vragen om vergiffenis aan God.
Een ander struikelblok waren foto’s en afbeeldingen. In de islamitische traditie vormt het concept van privacy en afbeelding van levende wezens een groot discussiepunt. Er bestaan verschillende visies en opvattingen over het afbeelden (o.m. via fotografie), vaak beargumenteerd op basis
van klassieke Arabische bronnen. Hoewel er in de islam, met de Koran als eerste en de ahādīth (verzamelingen over het doen en laten van de profeet Mohammed) als tweede rechtsbron, geen algemeen verbod is op het maken van foto’s met herkenbare gezichten, wordt de verspreiding van afbeeldingen via socialemediakanalen frequent ter discussie gesteld. Tijdens het project bleek de overdracht van foto’s van de moskeegemeenschappen voor de expo en de publicatie moeilijk. Dit gold ook voor andere documenten, zoals flyers en posters.
In de islamitische cultuur komt het ook frequenter voor dat moslimvrouwen minder graag gefotografeerd worden (in de publieke ruimte) en meer gesteld zijn op hun privacy. Dit kan deels worden verklaard door de verschillende visies
en interpretaties op wat de islamitische bronnen over dit onderwerp voorschrijven. Er is bijvoorbeeld de verwijzing naar bepaalde Koranverzen die de ‘afscherming’ van de vrouw bespreken. Dit kan o.a. geïnterpreteerd worden als een ‘barrière’ creëren zodat vrouwen hun zichtbaarheid/ schoonheid zoveel mogelijk kunnen onttrekken aan de buitenwereld. Hedendaags heeft dit niet meteen betrekking op de zichtbaarheid in het openbaar, omdat moslimvrouwen, al dan niet met hoofddoek, zichtbaar aanwezig zijn in onze maatschappij, maar eerder op hun zichtbaarheid op socialemediakanalen en op het oncontroleerbare
karakter van online fotoverspreiding. Hoewel er moslimvrouwen zijn die hier geen probleem in zien, heerst er binnen de moskeegemeenschappen een zekere ‘modest-culture’, voornamelijk bij moslima’s die een hoofddoek dragen. Dit is sterk afhankelijk van de religieuze stroming en merendeels ook van de culturele achtergrond.
TWEE VROUWEN
In moskeeën is er vaak een scheiding van de seksen. De segregatie is bij sociaal-culturele activiteiten en in sommige moskeeën minder uitgesproken; denk maar aan activiteiten zoals rondleidingen, lezingen, quizavonden en natuurwandelingen. Dit zijn vaak activiteiten waarin het religieuze karakter niet prominent is. Het is echter meer de norm voor vrouwen om zich te segregeren van de mannen. Zo beschikt de meerderheid van de moskeeën over een aparte ruimte waar vrouwen kunnen bidden en zijn er vaak ook twee aparte ingangen om de moskee te betreden. Tijdens de gebedstijden zijn er meestal meer mannen dan vrouwen in de moskee aanwezig. Het hoofdargument luidt dat het een verplichting is voor de man om het vrijdaggebed in de moskee te verrichten (indien mogelijk), terwijl de vrouw hierin de keuze heeft. Dit verklaart o.a. waarom er in bepaalde moskeeën kleinere vrouwenzalen zijn, of in sommige gevallen geen, en waarom er voorrang wordt gegeven aan de mannen om het gebed in de moskee te verrichten. Dit betekent geenszins dat het wordt afgeraden voor de vrouw om te bidden in de moskee of om de moskee überhaupt te betreden.
Toch ligt het delen of betreden van dezelfde gebedsruimte in de praktijk dus gevoelig. Voor de foto’s van de publicatie De moskee. Mensen, geloof en erfgoed werden er contacten gelegd met moskeegemeenschappen. De aanspreekpunten waren vaak mannen. Het feit dat zowel de projectmedewerker als de fotograaf een vrouw was, zorgde voor uitdagingen. Als onderdeel van het project werden o.a. intieme spirituele handelingen (zoals het gebed of herdenkingsdiensten) vastgelegd. Deze rituelen vinden voornamelijk plaats in de gebedszaal van de mannen. Zo waren er reacties vanuit de gemeenschap naar het bestuur toe over de aanwezigheid van vrouwen in de mannenzaal. Dit zorgde voor enige terughoudendheid. Het is dan cruciaal om met respect en begrip in dialoog te gaan over verdere samenwerking. Blijft het antwoord ‘nee’, dan moet je niet verder aandringen.
ARBEIDSINTENSIEF KARAKTER
Werken met religieuze gemeenschappen vergt veel geduld. De wisselwerking tussen de geloofsgemeenschappen en KADOC maakte het nog uitdagender. Vooral omdat het project later kon starten dan gepland, terwijl de voorziene eindda-
tum behouden bleef. Hoe begin je aan een ambitieus project zoals Hilāl? Hoe ga je te werk? Waar begin je? Het project bevat verschillende uitdagende takenpakketten, zoals diepte-interviews, video-opnames, het verzamelen van fotomateriaal etc. Hoe bouw je in een korte periode niet alleen het vertrouwen op van de gemeenschappen, maar bouw je ook duurzame relaties op voor verdere samenwerking? Een stappenplan en voldoende tijd nemen om de gemeenschappen in te lichten over de doelstellingen van het project en hen vertrouwd te maken met de werking van KADOC waren daarbij noodzakelijk.
Dit gezegd zijnde: moskeeën steunen grotendeels op vrijwilligers. Zonder hun inzet is het moeilijk om de werking draaiende te houden. Zij zetten zich voornamelijk tijdens de weekenden en na hun werkuren in voor de verschillende religieuze en sociaal-culturele taken in de moskee. Bijvoorbeeld voor het management of het organiseren van godsdienstonderwijs tijdens het weekend. Dit had uiteraard invloed op het project. Zo vonden de interviews in de moskee vaak plaats tijdens het weekend. Ook ander veldwerk ging door buiten de reguliere werkuren. Flexibiliteit is een must.
Communicatie is een andere uitdaging. Het komt regelmatig voor dat er niet meteen reacties komen vanuit de moskeegemeenschappen op
verstuurde e-mails. Bijgevolg worden herinneringen nagestuurd. Maar hoeveel herinneringen kan je sturen zonder opdringerig over te komen? En wanneer schakel je over naar een telefonisch contact? Dit geldt trouwens niet alleen voor moskeegemeenschappen. Bijgevolg werden alternatieve kanalen zoals WhatsApp i.p.v. e-mailcorrespondentie gebruikt. De gemeenschappen fysiek benaderen bleek een grote meerwaarde voor de opbouw van een vertrouwensrelatie. Er werden verschillende gebedshuizen bezocht. Dit had een positieve impact op de verdere ontwikkeling van het project. Het is duidelijk dat, ondanks de uitdagingen en obstakels, wederzijds begrip en respect kunnen leiden tot vruchtbare samenwerkingen. ■
» Sarah El Moussaoui is arabiste en islamologe en werkt bij KADOC-KU Leuven aan het Hilāl-project. Karim Ettourki is expert islam en divers cultureel erfgoed bij KADOC-KU Leuven.
» Meer weten?
Hier leest u meer over Hilāl: https://kadoc.kuleuven.be/8_projecten/2022/Hilāl/2022_02_Hilāl
De expo (data en locaties) vindt u hier: https://kadoc.kuleuven. be/3_onderzoek/33_onzeonderzoeksoutput/tentoonstellingen/2024/tt_2024_02moskeeleven
» Bronnen en literatuur
1. Hilāl betekent wassende maan, een van de symbolen van de islam.
Het ochtendgebed tijdens het Offerfeest in Kortrijk.
Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken?
Het 13e-eeuws antifonarium uit de voormalige abdij van Nazareth in Lier is een van de oudst gedateerde manuscripten uit het hertogdom Brabant. Een antifonarium is een koorboek dat door het koor gebruikt wordt bij het zingen van het getijdengebed in de katholieke liturgie. Dat getijdengebed of ‘heilig officie’ is binnen het etmaal verdeeld in acht gebedsmomenten: metten, lauden, prime, terts, sext, none, vespers en completen.
Dit antifonariummanuscript bevat bijna uitsluitend gezangen voor de metten, het nachtofficie dat voor zonsopgang plaatsvindt. Het bestaat uit 186 perkamenten folio’s met gregoriaanse gezangen. Die zijn geschreven in een helder, leesbaar schrift en met sierlijk verluchte initialen. Een bijzonder handschrift, want het werd voorzien van tekst, muziek en versiering door de monialen (of slotzusters, red.) zelf. Ten tijde van de vervaardiging van dit antifonarium was de mystica Beatrijs van Nazareth, bekend van haar Liber Vitae (‘Levensboek’), priorin van de abdij.
Vandaag bevinden er zich nog steeds talloze muziekhandschriften in privébezit, erfgoedbibliotheken en musea. Die zitten achter slot en grendel of zijn raadpleegbaar of te bekijken in tentoonstellingen. De grote vraag voor dit papieren erfgoed is echter:
hoe kan de muziek die deze werken bevatten weer tot leven gebracht worden? In het geval van het antifonarium uit Lier werd de bundel eerst uitgebreid onderzocht, zowel op musicologisch als codicologisch vlak. Met de inzichten uit het onderzoek kunnen de gezangen opnieuw opgevoerd worden, zij het in een hedendaagse constellatie. Daarbij wordt de oorspronkelijke functie – zingend bidden – omgezet naar een concert voor luisteraars van vandaag.
Samen met het Liers Genootschap voor Geschiedenis, Erfgoedcel Kempens Karakter en Stadsmuseum Lier werkte musicus en organiste Iris Eysermans in het project De nachtelijke gezangen van Beatrijs aan de ontsluiting van het antifonarium. De resultaten worden vanaf oktober gepresenteerd met een publicatie (inclusief cd), drie concerten, een lezing, een documentaire en een tentoonstelling. ■
Alle info vindt u op www.stadsmuseumlier.be.
ROUTINES HERDENKEN MET DE KOOPMANCOLLECTIE
NIEUWE OUDE MUZIEK
Cultureel erfgoed en artistiek onderzoek zijn al decennialang trouwe partners in de muziek. Nu eens dansen ze een sensuele tango, dan weer een diabolische twist waarbij vurige vonken in het rond vliegen. Een illustratie hiervan is de historische uitvoeringspraktijk, die wereldwijd weerklank heeft gevonden. Kritische reflectie blijft echter aan de orde. De Ton Koopmancollectie in het Gentse Orpheus Instituut biedt hiervoor een gedroomd instrument.
Bruno Forment
In juli 2020, in het midden van de coronacrisis, veroorzaakten verhuizers hartenleed in het Nederlandse Bussum en hartstocht in Gent. De privébibliotheek van barokmusicus Ton Koopman werd ontrukt aan haar liefhebbende eigenaar en ‘herbestemd’, zoals dat heet. Dankzij een financiële injectie van de Desiré Collen Stichting en infrastructurele steun van de Stad Gent vonden 350 strekkende meter boeken en partituren een nieuw onderkomen in het hart van Gent. “Is dat niet zuur voor Nederland?”, vroeg Nieuwsuur zich in primetime af. Het antwoord luidt formeel: het is een zegen voor Nederland, en bij uitbreiding voor de muziekminnende wereld, dat een bibliotheek van dit kaliber integraal in de kasten belandt van een onderzoeksinstelling, in plaats van onder de veilinghamer. In dit essay leggen we uit hoe het Orpheus Instituut de Ton Koopmancollectie niet alleen deelt met de wereld, maar haar ook transformeert tot een digitale wonderkamer en proeftuin voor innovatieve muziekpraktijken.
BEZIGSTE BIJ VAN DE OUDE MUZIEK
Liefhebbers van de ‘oude muziek’ hebben geen introductie nodig tot Ton Koopman. Sinds de jaren 1970 is de klavecinist, organist en dirigent een icoon van wat eerst bekendstond als ‘authentieke’ en later als ‘historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk’ (Historically Informed Performance Practice, kortweg HIP). Alles aan Koopman is indrukwekkend, te beginnen met zijn discografie van meer dan 240 uitgaven, waaronder alles van Johann Sebastian Bach en Buxtehude. Hoewel hij weldra de kaap van de tachtig rondt, toert de Nederlander nog steeds de wereld rond, dirigeert hij orkesten, beroert hij klavieren, geeft hij masterclasses, publiceert hij wetenschappelijke artikelen, leidt hij het festival Itinéraire Baroque in de Périgord en zit hij het Bach-Archiv Leipzig voor.
In lijn met deze onvermoeibare activiteit koopt en leest de man boeken aan een tempo van twee kasten per jaar. Koopman kocht zijn eerste oude ‘bandje’ als prille tiener in thuisstad Zwolle: het
verzamelde toneelwerk van Molière, in een fraaie 19e-eeuwse druk. Zes decennia later telt zijn verzameling ruim vijfduizend vroege drukken en vierhonderd manuscripten, samen met ruim elfduizend moderne volumes met en over muziek, kunst, geschiedenis en cultuur in de barok. De lijst van preciosa, curiosa, gesigneerde exemplaren en beroemde ex-librissen doet elke bibliofiel watertanden: het enige handschrift van een Händelcantate, handgeschreven uitvoeringsmaterialen voor Pergolesi’s Stabat Mater, onuitgegeven traktaten …
De unique selling proposition van de Koopmancollectie ligt echter op een ander, minder antiquarisch gebied. In het midden van de jaren 1960 ontwikkelde Koopman de gewoonte om elke boekband tijdens het lezen te voorzien van een handgeschreven index: een lijst met trefwoorden, gevolgd door paginanummers. Telkens hem tekstuele weetjes, genoteerde muziek of illustraties onder ogen komen die hij om de een of andere reden pertinent vindt, voegt hij een
term toe aan deze lijst. Elk individueel trefwoord omvat meertalige, symbolische en iconografische inhouden in eigentijdse taal. Deze werkwijze, die doet denken aan vroegmoderne finding aids, biedt Koopman als zelfverklaarde digibeet houvast in een exponentieel groeiend, domeinoverschrijdend kennislandschap.
Sommige trefwoorden zijn eenvoudig: persoonsnamen, bijvoorbeeld, of instrumenten. Andere trefwoorden vertegenwoordigen complexe concepten, zoals delicate kwesties in de historische uitvoeringspraktijk. Wat bedoelde men met muziekterm X op plaats Y in periode Z? Hoe strikt of vrij hield men de maat of speelde men een ritme? Hoeveel zangers of instrumentalisten vertolkten een partij, hoe stonden ze opgesteld en hoe werden ze gedirigeerd? Was het vrouwen toegestaan om deel te nemen aan uitvoeringen of om zelf te componeren? Welke houding nam men aan jegens oude(re) muziek? Hoeveel kostte een partituur? Wat at en dronk men?
Hoe geavanceerd ook, geen enkele technologie voor optische tekenherkenning, natural language processing of data mining is momenteel in staat genuanceerde antwoorden te geven op dergelijke vragen, laat staan om illustratieve passages te extraheren uit primaire bronnen in meer dan twintig talen en in verschillende lettertypen of handschriften (inclusief Duits Kurrentschrift). Koopmans zoektermen zijn daarenboven consistent: ondanks alternatieven bleef hij, tegen zijn eigen voortschrijdend inzicht in, decennialang vasthouden aan het vocabulaire van zijn eerste indices. Alsof hij al voorzag dat al zijn trefwoorden ooit in één systeem zouden worden samengebracht om naadloos te navigeren door het dense informatielandschap van de barok.
GPS VOOR DE BAROK
De ‘metadata’ van Ton Koopman waren doorslaggevend in het besluit van het Orpheus Instituut om de bibliotheek te verwerven. Voor dit doel vonden ingrijpende verbouwingswerken plaats in het voormalige Koetshuis van Hotel d’Hane-Steenhuyse, dat door de Stad Gent ter beschikking werd gesteld. De meest indrukwekkende ruimte, nu omgedoopt tot de Pyramidezaal vanwege haar opvallende dakgebinte, fungeert als locatie voor concerten en lezingen, waarbij de boeken dienen als inspirerend decor. De Koopmancollectie werd
ondergebracht in drie ruimtes, elk uitgerust met bibliotheekkasten met glazen deuren en ledstrips die de volumes als acteurs in een zacht voetlicht doen baden. De oude drukken en manuscripten bevinden zich in drie geconditioneerde en bewaakte ruimtes met koolstofmonoxideblussers. Elektromagnetische (RFID) tags beschermen alle banden en helpen bij het terugvinden ervan. Om de optische kwaliteit van de historische volumes niet aan te tasten, zijn de tags ingebed in gelig Japans papier en ingelijmd met wateroplosbare materialen.
Op digitaal vlak ontwikkelden we een bibliotheekcatalogus met behulp van de open-source-software Koha. Die is toegankelijk via de CAtalogus van Gentse WEtenschappelijke Bibliotheken (cageweb.be), en weldra ook via onze eigen OPAC. In samenwerking met DIVA, FOMU en MoMu in Antwerpen, de Bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Brussel, het Rijksmuseum en Hogeschool Saxion hebben we Koha uitgebreid met een Linked Open Data plug-in. Duizenden namen, trefwoorden en andere entiteiten in onze catalogus zijn machineleesbaar gemaakt met behulp van links naar Wikidata. Honderden erfgoedbronnen zijn voorts naar Metamorfoze Light-norm gedigitaliseerd en nu gratis toegankelijk via het International Image Interoperability Framework. Dankzij dit wereldwijd aanvaarde
protocol voor het uitwisselen van digitale beelden kunnen we elke paragraaf of afbeelding bookmarken en verbinden met de trefwoorden van Koopman, alsook met bronnen die elders al via IIIF ter beschikking zijn gesteld.
ARTISTIEK ONDERZOEK
Om misverstanden te vermijden: het Orpheus Instituut wil geen ‘documentatiecentrum’ zijn, noch voor Koopman en de oude muziek, noch voor de hedendaagse sound art of enige andere strekking. Sinds zijn oprichting in 1996 heeft Orpheus zich tot doel gesteld muziek te herdenken en te transformeren vanuit het perspectief van de musicus. In tegenstelling tot de traditionele musicologie staat hier niet het document – de partituur, de opname of het boek – centraal, maar de muzikale handeling zelf. Het onderzoek wordt uitgevoerd door en voor musici, wier vragen en methodes worden bepaald door de praktijk en de artistieke visie. In een voortdurende dialoog tussen cerebrale en belichaamde kennis, denken en doen, zoekt de onderzoeker antwoorden op de belangrijkste muzikale vraagstukken van vandaag: hoe moet het toekomstige liveoptreden eruitzien? Met welke nieuwe technologieen en vaardigheden kunnen we reageren op een wereld in verandering, die diverser en digitaler wordt?
Ook in het aanwenden van dat erfgoed onderscheiden artistieke onderzoekers zich van musicologen: zij richten zich niet zozeer op het erfgoedobject an sich, maar op de muzikale processen die nodig zijn om het stille materiaal tot klinkende muziek te transformeren
Cultureel en immaterieel erfgoed hebben steevast bronnen aangeleverd voor het beantwoorden van deze vragen. Oude en minder oude partituren dagen de moderne uitvoerder uit vanwege hun ambigue, beperkte of net overvloedige notatie. Historische instrumenten, gaande van heropgegraven fluiten tot 20e-eeuwse elektronica, lokken experimenten uit. Archiefstukken, schetsen, handleidingen, opnames en (auto)biografische geschriften vragen om een beredeneerde inter-
pretatie. Ook in het aanwenden van dat erfgoed onderscheiden artistieke onderzoekers zich van musicologen: zij richten zich niet zozeer op het erfgoedobject an sich, maar op de muzikale processen die nodig zijn om het stille materiaal tot klinkende muziek te transformeren. Een historisch geïnformeerde benadering kan hierbij aan de orde zijn, maar dat is niet altijd noodzakelijk zo. In mijn nieuwste boek, Performing by the Book? Musical Negotiations between Text and Act (Leuven University Press, 2024), bieden tien uitvoerders diverse perspectieven op de grenzen van tekstuele interpretatie, tussen filologische getrouwheid en artistieke autonomie in.
OUDE TOEKOMSTMUZIEK
Met de Resounding Libraries onderzoeksgroep aan het Orpheus Instituut grijpen we de Koopmancollectie aan als arsenaal om routines te herdenken. Een alombekende geplogenheid is het klassieke concert: meestal zo’n zeventig à tachtig minuten homogeen repertoire, gebracht door uniform geklede musici op een afgezonderd podium onder felle schijnwerpers, voor stilzwijgende luisteraars in een verduisterde zaal. Voor wie Koopmans trefwoorden volgt naar de berichten over hofkapellen, academiën, koffiehuizen en salons uit de tijd van Purcell en Bach, wordt het duidelijk dat deze standaardpraktijk weinig gemeen heeft met de cultuurhistorische speelruimtes van de ‘oude muziek’. Ze is eerder een product van de 19e eeuw, toen het ijzeren repertoire vorm kreeg onder het dictaat van een burgerlijke elite. Basso continuospel, het vermijden van vibrato of het gebruik van darmsnaren en natuurtrompetten verandert daar niets aan. Willen we de historische uitvoeringspraktijk relevant houden, kunnen we bestaande, anachronistische
formats uitdagen naar het model van historische praktijken. Dit laatste kan gerust met moderne technologie.
Verrassend genoeg staat de barok een stuk dichter bij de multimediale beleveniscultuur en digitale informatiewetenschap van vandaag dan bij de sacrale concertcultuur van de (post)romantische burgerij. In zijn onvoltooide utopische roman New Atlantis (1626) droomt Francis Bacon (1561-1626) luidop van experimentele “klankhuizen” voor de opwekking, versterking en vervorming van ongehoorde klanken: “harmonieën met kwarttonen en nog kleinere toonafstanden”, “kleine geluiden” die “groot en diep” en grote die “iel en scherp” worden gemaakt, nabootsingen van “alle uitgesproken geluiden en letters”, evenals de “klanken en noten van beesten en vogels”, “verschillende eigenaardige en kunstmatige echo’s, die de stem vele malen terugkaatsen en haar als het ware schudden”, en “instrumenten met kokers en leidingen die geluiden op ongebruikelijke wijzen en afstanden kunnen dragen.”
De Musurgia universalis (1650) van Athanasius Kircher (1602-1680) beschrijft een mechanische compositiemachine, een Arca Musarithmica, die in staat is meerstemmige muziekstukken in diverse stijlen te genereren op basis van zelfgekozen teksten – artificiële intelligentie avant la lettre!
Van zijn kant voerde Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) al in 1675 een pleidooi voor multimediale spektakels “met behulp van toverlantaarns … begeleid door zang en muziek.” Leibniz bouwde voorts de allereerste rekenmachine, dokterde het binaire rekenstelsel uit en bedacht met zijn characteristica universalis een systeem voor data retrieval dat bijzonder goed lijkt op een combinatie van Koopmans trefwoorden en het Semantic Web.
Hoe groot ook ons respect voor Ton Koopman en de oude muziek, van zijn bibliotheek maken we geen monument of mausoleum van historische muzikale kennis. We streven er daarentegen naar om Koopmans monnikenwerk zowel analoog als digitaal te ontsluiten, terwijl we tegelijkertijd –met Bacon, Kircher en Leibniz – vooruitblikken naar de musicus van morgen. Stap voor stap, met vallen en opstaan, creëren we nieuwe oude muziek. ■
orpheusinstituut.be
» Bruno Forment is hoofdonderzoeker aan het Orpheus Instituut, waar hij de groep Resounding Libraries leidt. Zijn boeken en essays over opera, uitvoeringspraktijk en theatererfgoed werden meermaals bekroond en vormden de basis van muziekproducties en beleidsmaatregelen. Zijn zesde telg, Performing by the Book? Musical Negotiations between Text and Act, verschijnt op 15 oktober bij Leuven University Press.
NAAR EEN UNIFORME REGISTRATIE VOOR HEDENDAAGSE KUNST
Een diversiteit aan vormen en materialen is eigen aan hedendaagse kunst. Daardoor worden musea geconfronteerd met werken die het behoud en beheer van de collectie complex maken. Een goede registratie in het collectiebeheersysteem is het startpunt om een correcte bewaring en presentatie in de toekomst te garanderen, en essentieel met het oog op onderzoek. Daarom ontstond het project Beschrijvingsmodel hedendaagse kunst.
Sofie Frederix
De Vlaamse Gemeenschap, M HKA, FOMU, M Leuven, Middelheimmuseum, Mu.ZEE en S.M.A.K. sloegen de handen in elkaar voor de ontwikkeling van een nieuw beschrijvingsmodel, opdat informatie over kunstwerken op een uniforme en gestandaardiseerde wijze wordt opgeslagen. Daarvoor werden eerst de noden van de sector onderzocht. Dat onderzoek toonde aan dat bepaalde kunstwerken bijzondere uitdagingen stellen op het vlak van objectregistratie; denk maar aan werken met immateriële elementen, zoals performances of interactiviteit. Museummedewerkers gaven aan dat bestaande registratiestandaarden gebaseerd zijn op statische, onveranderlijke objecten en bijgevolg geen rekening houden met dergelijke veranderlijke kwaliteiten. Het beschrijvingsmodel presenteert daarom een volkomen nieuwe aanpak die variabiliteit als voornaamste uitgangspunt voor de objectregistratie neemt. Continue
verandering in expressie, materialen, technieken en processen klinkt collega’s uit de archiefsector en andere erfgoedorganisaties wellicht bekend in de oren – ook zij worden geconfronteerd met zaken met immateriële, digitale en veranderlijke eigenschappen.1
Registratie is essentieel voor collectiebeheer. Het biedt een overzicht van alle informatie die het museum heeft over een werk en zorgt dat het in de toekomst op een juiste manier tentoongesteld, geconserveerd en onderzocht kan worden. Deze informatie kan gedeeld worden met andere musea en onderzoekers. Met andere woorden: de registratie verzekert de toegankelijkheid en uitwisselbaarheid van (informatie over) het kunstwerk. De taak van de registrator mag dus niet onderschat worden, als essentiële schakel in de cyclus van behoud, beheer en onderzoek.
Het is niet de eerste keer – en wellicht niet de laatste – dat richtlijnen voor de beschrijving van hedendaagse kunst worden opgesteld. CAHF (Contemporary Art Heritage Flanders) werkte bijvoorbeeld het Registratiehandboek Moderne en Hedendaagse Kunst uit als praktische leidraad voor objectregistratie. Op internationaal vlak waren er verschillende initiatieven, zoals The Variable Media Initiative (Guggenheim), Reshaping the Collectible (Tate), Inside Installations (SBMK) en Matters in Media Art (MoMa). Deze projecten zorgden voor een eerste bewustwording van de veranderlijke eigenschappen van kunstwerken. Hoewel deze voorbeelden niet focusten op registratie, schoven ze een aantal interessante theoretische vraagstukken en strategieën naar voren voor het collectiebeheer, rekening houdend met variabiliteit. Met ‘variabiliteit’ wordt bedoeld: “acceptable levels of change within any given art object without losing a work’s essential meaning”, zoals het klinkt in The Variable Media Initiative.
Museummedewerkers gaven aan dat bestaande registratiestandaarden gebaseerd zijn op statische, onveranderlijke objecten en geen rekening houden met veranderlijke kwaliteiten. Het beschrijvingsmodel presenteert daarom een aanpak die variabiliteit als voornaamste uitgangspunt voor de objectregistratie neemt
Het nieuwe beschrijvingsmodel bevat zes variabelen, wat veranderlijke elementen zijn die het uitzicht, de betekenis of de perceptie van het werk veranderen. Daarbij is het niet zeker hoe het werk er zal uitzien na de verandering. Er zijn meerdere variabelen mogelijk voor één werk.
De zes variabelen van het project zijn de volgende:
1. De performance variabele gaat over kunst met een live-element, dat wil zeggen: een livepresentatie door een kunstenaar en/of performer voor een publiek.
2. Bij een interactieve variabele is het de bedoeling dat het publiek ingrijpt of participeert aan het kunstwerk. Die interactie kan op verschillende manieren gebeuren, gaande van activaties en workshops tot fysieke manipulatie van objecten.
3. De kwantitatieve variabele verwijst naar werken waarvan het aantal objecten doorheen de tijd verandert. Dit kan een vermindering, vermeerdering of constante wijziging van het aantal delen inhouden. Bijvoorbeeld: veranderingen bij herhaaldelijke presentaties.
4. De organische variabele omvat werken die een of meer elementen van organische aard omvatten, in het bijzonder voedingswaren of levende organismen zoals planten.
5. De audiovisuele variabele verwijst naar film, video, geluid en digitaal werk. De kunstwerken kunnen een analoge of digitale drager hebben. De richtlijnen focussen op de technische aspecten van deze media.
6. Tot de plaatsafhankelijke variabele behoren installaties die afhankelijk van de ruimte of locatie telkens anders gepresenteerd of opgesteld worden.
Het beschrijvingsmodel bestaat uit invulinstructies voor de velden van het collectiebeheersysteem. Deze instructies vertrekken vanuit de variabelen die aan het kunstwerk gekoppeld worden en gaan dus uit van de specifieke eigenschappen van het kunstwerk. Dat vergroot de flexibiliteit zonder een uniforme registratie in de weg te staan. Alle geformuleerde richtlijnen hebben een facultatief karakter, afgezien van de verplichte basisregistratie.
Omwille van het belang van het bijhouden van de tentoonstellingsgeschiedenis en -instructies bij hedendaagse kunst, bevat het beschrijvingsmodel richtlijnen om deze op gestructureerde wijze in
de registratie op te nemen. Daarbij geeft het een indicatie van welke informatie per variabele verzameld wordt. Musea slaan tentoonstellingsinstructies ook regelmatig op via een apart document. Om de vindbaarheid van dergelijke documenten te vergroten, introduceert het beschrijvingsmodel methodes om de aanwezige documentatie te registreren. Daarnaast bevat het enkele algemene bepalingen omtrent documentatie van kunstwerken. Verder worden op basis van de geformuleerde noden extra richtlijnen opgenomen over de registratie van de datering, vervaardiger(s), fysieke en conceptuele beschrijving.
Het beschrijvingsmodel volgt (inter)nationaal erkende standaarden zoals Spectrum, Cataloging Cultural Objects en de CIDOC-richtlijnen. Wat terminologie betreft, verwijst het beschrijvingsmodel steeds naar de Art & Architecture Thesaurus. De registratierichtlijnen worden per variabele samengebracht in dataprofielen die via CEST beschikbaar zijn. De richtlijnen worden ook in een publicatie gebundeld.
IN DE PRAKTIJK
Om de toepassing van de variabelen in de beschrijving concreet te maken, stelden de partnermusea een aantal kunstwerken voor als case studies. Een daarvan is Fusée de la Motographie van Vincen Beeckman uit de collectie van FOMU. Dat bestaat uit 151 houten doosjes, telkens gevuld met fotografisch materiaal of objecten van een fotograaf die een link heeft met België. De doosjes vormen als het ware een fotografiemuseum; Beeckman spreekt zelf over “een nomadisch museum”. De kunstenaar neemt de doosjes mee naar een openbare plaats en spreidt ze uit op de grond. Voorbijgangers kunnen vragen om een doosje te openen, waarop Beeckman een doos uitkiest en uitleg geeft over de fotograaf. FOMU kan de doosjes ook zonder deze performance tentoonstellen.
Hoe te beginnen aan de registratie van zo’n kunstwerk? De variabelen bieden houvast: in dit geval de performance en de interactieve variabelen, omwille van de activaties van Beeckman. Verder is de kwantitatieve variabele van toepassing, gezien het museum mag kiezen hoeveel doosjes het tentoonstelt. Ook de plaatsafhankelijke variabele is relevant, want de doosjes worden telkens op een andere manier gepresenteerd, afhankelijk van de ruimte en locatie. In het kader van dit project vond een interview plaats met Beeckman, wat de beschrijving van het werk verrijkte. Daardoor konden meer velden van het collectiebeheersysteem ingevuld worden, hoofdzakelijk rond de ontstaanscontext en installatie. Het museum kon met de kunstenaar overleggen over de toekomst van het werk, zodat ze samen acties konden bepalen indien hij niet beschikbaar
is om de performance uit te voeren of het werk te installeren. Een goede samenwerking met de kunstenaar is onontbeerlijk voor een degelijke registratie.
Op basis van de variabelen kan het museum de parameters van de verandering van het werk bepalen. Dat gaat bijvoorbeeld over het vastleggen van de voorkeuren omtrent de ruimte en fysieke opstelling in de tentoonstellingsaanbevelingen. Bij Le Fusée de la Motographie wordt een onderscheid gemaakt tussen tentoonstelling met of zonder interactie. Daarnaast raadt het beschrijvingsmodel aan om een ‘stappenplan van de interactie’ vast te leggen om de interactiviteit te beschrijven. Toegepast op dit werk wordt bijvoorbeeld genoteerd dat het gaat om spontane interactie met het publiek door de communicatie met Beeckman en de fysieke manipulatie van de dozen. Het beschrijvingsmodel geeft ook een indicatie van de mogelijke documentatie van het werk. Hier gaat het om een inventaris van de dozen en representatieve foto’s van elke interactie en presentatie. Andere mogelijkheden: video’s van de performance en een installatieplan van het werk met en zonder interactie. Het museum registreerde de aparte doosjes via deelrecords. Daardoor kan de registrator details over de toestand en materialen van elk doosje vastleggen. Via het collectiebeheersysteem werden de deelrecords gelinkt aan het koepelrecord Fusée de la Motographie. Het beschrijvingsmodel onderstreept het belang van contextuele informatie bij de registratie, meer bepaald de ontstaans- en tentoonstellingscontext.
MEER DAN DE VERPLICHTE BASISREGISTRATIE
Het beschrijvingsmodel gaat uit van een gedetailleerde en uitgebreide registratie die verder
gaat dan de verplichte basisregistratie. Op die manier wil het beschrijvingsmodel handvatten bieden voor het beheer van complexe kunstwerken en het onderzoek ervan. Daarbij laat het een grote mate van flexibiliteit toe – noodzakelijk bij hedendaagse kunst. Het beschrijvingsmodel stipt kwesties aan waarmee men best rekening houdt bij de registratie, zoals tentoonstellingsgeschiedenis, -instructies en documentatie. De samenwerking tussen de partnermusea voor dit project resulteerde in betere afspraken, kennisdeling en een breder draagvlak. Ze gaven aan dat het bespreken van de moeilijkheden rond registratie al een groot pluspunt vormde. De partnermusea gaan nu aan de slag met het beschrijvingsmodel om de toepassing ervan in de praktijk verder te testen. Wordt vervolgd! ■
» Meer lezen?
A. Depocas, J. Ippolito & C. Jones (eds.), Permanence Through Change: The Variable Media Approach. New York, Guggenheim Museum Publications, 2003.
T. Scholte & G. Wharton, Inside Installations. Amsterdam, Amsterdam University Press, 2011.
P. Laurenson, H. Marcal, S. Haylett et. al., Reshaping the Collectible: When Artworks Live in the Museum, Tate Research Publication, 2022, op: https://www.tate.org.uk/research/reshaping-the-collectible.
J. Alexander, B. London, K. Parsons et. al., Matters in Media Art: Guidelines for the Care of Media Artworks. MoMa, SF MoMa, Tate, 2015, op: http://mattersinmediaart.org.
» Sofie Frederix was tot februari 2024 projectbeheerder Beschrijvingsmodel Hedendaagse Kunst bij M HKA.
» Bronnen en literatuur
1. Voor verandering op het vlak van conservatie van objecten werden wel al registratierichtlijnen en gestandaardiseerde terminologie ontwikkeld.
Filmstill uit Kunstenaarsinterview met Vincen Beeckman, opgenomen
In het voorgaande artikel las u over de noodzaak aan nieuwe beschrijvingsmodellen voor hedendaagse kunst, die vaak heel specifieke materiële en immateriële kenmerken heeft. De ‘beschrijvingskwestie’ komt ook naar voren in de masterthesis van Margaux De Greef1, waarin ze de mogelijkheid verkent om de besluitvormingsmodellen voor de conservatie van moderne en hedendaagse kunst te actualiseren. Haar onderwerp was de Düsseldorfse ZERO-beweging en de conservatierestauratie van haar lichtsculpturen, met zowel collectieve als individuele werken als uitgelichte casussen. Een gesprek.
De centrale onderzoeksvraag van Margaux’ scriptie was:
‘Hoe kunnen de bestaande conservatieprotocollen, de houdingen in verband met conservatie van de ZERO-beweging2 alsook die van drie individuele kunstenaars verenigd worden in een eenduidig, helder model? Een model dat de besluitvormers in het conservatieproces van de lichtinstallaties kunnen hanteren?’ Vanuit literatuurstudie stelde ze vast dat er wel besluitvormingsmodellen bestaan voor de conservatie van moderne en hedendaagse kunst, maar dat die niet of nauwelijks zijn toegespitst op de immateriële aspecten van het werk, zoals licht (en in het verlengde daarvan andere immateriële aspecten: geluid, geur, tast, beleving …). Dit stelt niet alleen problemen voor het huidige behoud en beheer van dergelijke werken, maar ook voor de presentatie ervan. Zeker op langere termijn dreigt een verlies van betekenisgeving en waardering van dit erfgoed.
“Voor de opmaak van een conservatiemodel waarin meer rekening gehouden wordt met de immateriële aspecten van de kunstwerken, liet ik me vooral leiden door het gereviseerde model uit 2021 van het Cologne Institute of Conservation Sciences (Institut für Restaurierungs- und Konservierungswissenschaft, kortweg CICS)3”, zegt Margaux. “Daarbij verkende ik de volgende conservatieonderwerpen: de rol en het belang van de toeschouwer, de rol en het belang van het immateriële (het licht) in verband met de authentieke materialiteit (de originele materialen van het werk), de betrokkenheid van de kunstenaar tegenover het oordeel van de conservator, de (on)mogelijkheid van replica’s, de omkeerbaarheid van ingrepen en de rol en het belang van documenteren en registreren. Het doel van mijn onderzoek was om een beslissingsmodel te ontwikkelen dat de beslissingsnemers in staat moet stellen om makkelijker een strategie op te stellen voor de wijze waarop vandaag en
Julie Lambrechts en Alexander Vander Stichele
Sfeerbeeld van ‘Proliferation of the Sun I’ van Otto Piene, grondlegger van ZERO.
morgen kan en moet omgegaan worden met werken met uitgesproken immateriële componenten. En dit alles met het oog op het waarborgen van de authentieke betekenisgeving en de intentie van de kunstenaar.”
Wanneer Margaux het heeft over “beslissingsnemers” refereert ze trouwens niet alleen aan de conservatoren-restauratoren. Uit bovenstaande blijkt immers dat er meerdere partijen in het beslissingsproces betrokken zijn. “Het beslissingsmodel is ontwikkeld vanuit de conservatiepraktijk, maar idealiter is het iets dat interdisciplinair wordt bekeken. Het is te beperkend om te stellen dat ‘er iets gedaan moet worden aan het object, en alleen de conservator-restaurator is dus betrokken partij’. Ik denk dat daar ook presentatie onder valt; want je moet eveneens kijken hoe een werk naar het publiek wordt gebracht. Ook de omgevingsfactoren zijn belangrijk: hoe donker moet of mag het zijn, hoe moet het licht invallen, op welke manier moet het werk gepresenteerd worden of hoe staan verschillende werken tegenover elkaar? Naast conservatoren worden ook best de curatoren, de technische staf, de kunstenaar(s) en soms ook het publiek betrokken. Het is een bij uitstek multidisciplinaire materie, waarbij de diverse belangen, visies en inzichten samengebracht worden. Dat is niet altijd evident.”
Ze pleit voor een meer holistische aanpak in de conservatiewetenschappen, die verder gaat dan het louter materiaal-technische. Uniforme en heldere beslissingsmodellen, gekoppeld aan eenvormige registratie- en beschrijvingsmodellen die maximaal rekening houden met de immateriële aspecten van werken moeten het dan ook mogelijk maken om het gesprek te faciliteren tussen conservatoren-restauratoren en andere betrokkenen in verschillende contexten en organisaties. “Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat ons erfgoed op langere termijn zo goed mogelijk beheerd, behouden en getoond wordt; met maximaal respect voor de oorspronkelijke maker of de wijze waarop het gepresenteerd en/of gebruikt werd”, besluit Margaux. Uit haar scriptie leerden we ook dat dit kan impliceren dat je als instelling soms kan (of moet) beslissen om (kunst)werken te laten ophouden te bestaan zoals ze zijn. ■
» Julie Lambrechts is adviseur behoud en beheer bij FARO. Alexander Vander Stichele is er coördinator onderzoek.
» Bronnen en literatuur
1. Margaux De Greef studeerde kunstwetenschappen en archeologie aan de VUB. Ze studeerde een semester aan de Heinrich Heine-Universität in Düsseldorf, de stad waar de ZERO Foundation is gevestigd (en dat ook het archief van de ZERO-beweging bewaart). Haar scriptie is op aanvraag te lezen via margauxdegreef@hotmail.com.
2. Zie o.m. https://www.stedelijk.nl/nl/tentoonstellingen/zero en https:// zerofoundation.de/
“Hoe omgaan met een geschiedenis die niemand wil?”
Björn Geldhof
Hoe vergaat het landgenoten die in de wijde wereld in de cultureel-erfgoedsector werken? Björn Geldhof is artistiek directeur van het PinchukArtCentre in de door de oorlog geteisterde Oekraïense hoofdstad Kiev.
Hoe ziet uw werkweek eruit?
“Een ‘standaardweek’ heb ik niet. Wekelijks zijn er individuele vergaderingen met de departementshoofden van het PinchukArtCentre. We bespreken dan de wekelijkse rapporten en ook alledaagse vragen en problemen. Zo houden we de vinger aan de pols van wat er in het museum en daarbuiten gebeurt. Ook de curatoren zie ik wekelijks, wat niet alleen voor een goede band zorgt, maar ook toelaat om elkaar altijd opnieuw uit te dagen met nieuwe vragen en ideeën. Daarnaast probeer ik zelf actief kunstenaars en culturele actoren te ontmoeten. Als deel van de bestuursraad ben ik betrokken bij alle strategische beslissingen, ook voor projecten buiten het museum. Tot slot is reizen een essentieel onderdeel van ons vak.”
Wat zijn de uitdagingen in uw werkveld?
“Onze problemen hebben grotendeels te maken met de oorlogsrealiteit. Met de veiligheid, de elektriciteitsvoorzieningen en ga zo maar door. De grootste uitdaging is hoe om te gaan met een geschiedenis die niemand wil. Het Sovjetverleden wordt vandaag als koloniaal ervaren. Wat zijn de plaats en toekomst van het erfgoed dat hieruit is voortgekomen? Er is in Oekraïne geen consensus over de omgang met monumenten, voorwerpen, archief en architectuur uit deze lange periode. Vandaag is de bescherming van publieke monumenten met een uitzonderlijke artistieke waarde zeer urgent. Als culturele instelling vinden we het belangrijk om het debat daarrond mee te voeren. Ons onderzoekscentrum heeft zich de voorbije twee jaar volledig gericht op dit vraagstuk en eind dit jaar komen we naar buiten met een publicatie hierover.”
Hebt u een tip voor uw collega’s in Vlaanderen? “Regelmatig stel ik mezelf en het museum in vraag. Zijn we nog relevant? Hebben we impact? Is onze aanpak verfrissend? Is onze focus correct? Moeten we fundamentele zaken veranderen? Gebruiken we het beschikbare budget op de best mogelijke manier? Dit is een proces waar we met het team doorgaan. Het dwingt ons tot vaak moeilijke keuzes. Tegelijk zorgt het voor vernieuwing, waardoor het museum zijn maatschappelijke relevantie blijft behouden. En het team blijft wendbaar en flexibel.” ■
Hoe kijken jongeren naar erfgoed en hoe kan hun betrokkenheid worden verhoogd? Heel wat erfgoedorganisaties stellen zich die vragen en experimenteren om hen niet enkel als publiek maar ook als medeactoren te engageren.
Eva Begine, Hildegarde Van Genechten, Seppe Van Pottelbergh
Dat gebeurt vaak in de vorm van jongerenwerkingen verbonden aan musea en andere erfgoedorganisaties. In de loop der jaren zijn deze jongerenwerkingen niet alleen talrijker geworden, ze worden stilaan ook een vaste waarde. Ze duiken op in verschillende groottes en vormen, structureel of projectmatig, met een even grote verscheidenheid aan acties en activiteiten. Duidelijk is dat er niet één vaste formule als succesrecept overal inzetbaar is. Wat echter wel een grotere garantie is voor een geslaagd parcours, is het engagement van de organisatie om de jongerenwerking te schragen zodat ze effectief een verschil kan maken. Want dat doen ze wel degelijk. Om te beginnen door het enthousiasme dat deze jongeren inbrengen, en vooral: hun ontzettend kostbare (vrije) tijd. Dat kunnen we niet genoeg waarderen.
FARO deed voor dit dossier een sectoroproep om te onderzoeken wat er op het vlak van jongerenwerkingen beweegt. We ontvingen een aantal praktijkvoorbeelden waarin jongeren het voortouw nemen. Musea Brugge vertellen over hun weg naar cocreatie met BriklYoung. Amsab-
ISG toont hoe ook archieven zoeken naar meer inspraak van jongeren. En GUM licht toe hoe jongeren een vaste stek kregen in alle lagen van de museumwerking. In Gent beweegt trouwens veel naar aanleiding van Ghent European Youth Capital 2024. In het najaar zullen er zeker nog meer erfgoedinitiatieven aan de oppervlakte komen met en van jongeren.
Maar ook FARO houdt van het experiment. We vroegen ons af hoe we Erfgoeddag mee in handen kunnen geven van jongeren. Daarom sloegen we de handen in elkaar met enkele jongerenwerkingen van musea. We brengen hiervan de belangrijkste inzichten samen in het artikel ‘Wie zet jongeren mee aan het roer?’ en hopen ook u daarmee te inspireren om bij de volgende editie van Erfgoeddag jongeren mee te laten programmeren. Heeft uw organisatie geen eigen jongerenwerking? Geen nood, ook met andere jongerenorganisaties of -verenigingen kan u de krachten bundelen, zoals het artikel ‘Uitnodigen, bezielen, loslaten’ getuigt. Met het thema Game on! moet dat toch vonken geven, niet?
Daarnaast mocht de stem van de jongeren zelf niet ontbreken in dit dossier. Met de oproep naar ‘Erfgenamen’ vond FARO een aantal jonge enthousiastelingen die vertellen over hun erfgoedervaringen. Het is een mooi spectrum van geschreven en verbeelde perspectieven die dit dossier mee kleuren. Hiermee ambiëren we allerminst de representativiteit van jongeren. Maar als we jongeren echt aan boord willen, dan is het cruciaal dat we hen een stem geven. Enkel aanbod programmeren waarvan we gewoon veronderstellen dat het goed zal zijn voor jongeren is onvoldoende.
Want als volwassenen moeten we durven toegeven dat we zelf niet (langer) beslagen zijn in de leefwereld van jongeren. De beste strategie is dus om hun perspectief binnen te brengen, het te waarderen en er verder mee aan de slag te gaan. Niet alleen omdat ze het publiek van de toekomst zijn, maar omdat we er oprecht van overtuigd zijn dat we op onze beurt ook veel van hen kunnen leren. In het artikel ‘Jongeren houden een spiegel voor’ leest u zo bijvoorbeeld hoe Museum Plantin-Moretus ook een beroep deed op jongerenorganisatie AmuseeVous om advies en aanbevelingen te formuleren voor hun toekomstige werking.
In dit dossier vindt u mooie voorbeelden van organisaties en werkingen die een stem geven aan of plaats maken voor jongeren. Het bewijst, samen met de boodschap van de Erfgenamen in dit dossier, dat we vaak onterecht aannemen dat jonge mensen erfgoed doorgaans maar een stoffige boel vinden. Het tegendeel blijkt waar: de objecten, de kunstwerken, de verhalen, tradities of gebruiken … vinden ze net heel cool. Of het echter een go of no go is, zo merken we, hangt vooral af van de manier waarop erfgoed wordt ‘gebracht’. Jongeren trekken hun neus op voor hokjesdenken en willen net bruggen slaan naar andere disciplines en thema’s. Voor een passieve rol bedanken ze.
Ontdekt u vooral zelf in dit dossier wat hen verrast, boeit en aanspreekt. ■
» Eva Begine is leerkracht. Tot eind juli 2024 coördineerde ze bij FARO de Erfgoedweken. Hildegarde Van Genechten is adviseur participatie en educatie bij FARO, Seppe Van Pottelbergh is er communicatiemanager Erfgoeddag | ErfgoedApp.
“Wat jij nu doet, deden ze vroeger ook, maar dan net iets anders”
Wouter Vanderbist is 25 jaar en junior catalograaf voor het Google Booksdigitaliseringsproject aan de KU Leuven Bibliotheken. Zijn vrije tijd vult hij met lezen, schrijven, sport en met zijn werk als bestuurslid van heemkring Campenholt.
Wouter Vanderbist
Toen ik zeven was, vertelde mijn opa me een verhaal dat me diep raakte. Hij vertelde hoe hij op mijn leeftijd door Duitse soldaten onder schot werd gehouden. De oorlog was net begonnen en er was een avondklok in het dorp. Hij was echter alleen thuis en ging even de straat op. Misschien wilde hij zijn moeder volgen die bij de buren was, maar hij kon het zich niet meer herinneren. Wat hij wel wist, was dat twee Duitse soldaten de straat in reden, boos naar hem riepen en hun geweren op hem richtten. Mijn opa, oog in oog met nazi’s! Nazi’s waren voor mij de slechteriken tegen wie Indiana Jones vocht, geen echte mensen. Of toch wel?
besef dat mensen uit het verleden echt hebben geleefd, met gedachten en gevoelens zoals wij. Ze bestaan niet alleen in geschiedenisboeken. Het idee dat er geen echte afstand is tussen ons en hen. In hoeverre zijn deze fenomenen echt, vraag ik me af? En komt, net als sonder, chronosonder alleen met de tijd? Moeten we volwassen worden om te begrijpen dat geschiedenis geen aparte ‘periode’ is?
Recent leerde een vriendin me een prachtig
Engels begrip: ‘sonder’. Sonder is het besef, vooral in de tienerjaren, dat we niet de hoofdpersonages in deze wereld zijn, maar slechts een van velen. Een verwant fenomeen is ‘chronosonder’, het
Ik heb een persoonlijke theorie. Ik denk dat we geschiedenis pas echt waarderen als onze eigen ervaringen er deel van uitmaken. Dan pas herkennen we onszelf in het verleden, en met die herkenning komt de interesse. Om deze theorie te testen, bezocht ik een plek die me perfect leek: het Huis van Alijn, een museum over het dagelijkse leven. Ik was er al eerder geweest tijdens een tentoonstelling over roken. De expositie omvatte veel, van reclamecampagnes en verpakkingen tot oude pijpen en rokersmeubels. Wat
Ik denk dat we geschiedenis pas echt waarderen als onze eigen ervaringen er deel van uitmaken.
Dan pas herkennen we onszelf in het verleden, en met die herkenning komt de interesse
me echter echt raakte, waren de getuigenissen van hedendaagse rokers aan het einde van de tentoonstelling. Ze spraken eerlijk over hoe roken hun leven beïnvloedde, zowel positief als negatief. Roken is een thema waarbij de afstand tussen toen en nu groot lijkt. We weten nu dat roken gevaarlijk is en het is uit de publieke ruimte
geweerd. Maar vroeger rookte men nog massaal, dacht ik, in mijn jeugdige arrogantie. Tot ik het Huis van Alijn bezocht, en de afstand verdween.
Ook in de vaste tentoonstelling probeert het museum de afstand tussen ‘vroeger’ en ‘nu’ te verkleinen. Het toont tradities van vroeger en bewaart de bijbehorende voorwerpen, maar doet dit op een universele manier. De tentoonstelling begint niet bij een specifiek feest, traditie of object, maar bij brede, universele thema’s: het begin van een nieuw jaar, de was en de plas, liefde, trouwen, jong zijn, oud worden, naar school gaan, sterven. Ze brengt alles in kaart, van vroeger en nu, uit verschillende culturen en leefwerelden. Het universele primeert, niet het specifieke.
Door verhalen van vroeger en nu op een universele manier te brengen, worden ze echt. Ze worden spannender en levendiger dan welke film ook. Hoe doen ze dat concreet in het Huis van Alijn? Door één centrale boodschap te benadrukken, vooral
voor jongeren en kinderen: “Wat jij nu doet, deden ze vroeger ook, maar dan net iets anders”. Heb jij een gelukspen die je altijd meeneemt naar een examen? Vroeger waren ze ook bijgelovig, met een Mariabeeldje als geluksbrenger. Moet jij altijd de vaat doen na het eten? Vroeger moesten kinderen dat ook, maar zonder vaatwasser. Moet jij altijd op de foto bij elk feestje? Dat was bij je oma niet anders, alleen kwamen familieleden daarna langs voor een dia-avond. Heb jij je koffie nodig om ’s ochtends te functioneren? Vroeger maalden ze koffiebonen met de hand.
Maar wat is dat, ‘vroeger’? Tien jaar geleden? Twintig? Vijftig? Wanneer eindigt onze tijd en begint ‘geschiedenis’? Ik durf te stellen dat er geen grens hoort te zijn. Maar toch blijft die vaak subtiel bestaan, ook in het Huis van Alijn. Een zin uit de tentoonstelling die me bijbleef, was: “Bij onze voorouders”. Wie zijn dat? Mensen van duizend jaar geleden, of de generatie van mijn grootmoeder? Maar dit is een uitzondering. In de zaal over de jeugd zag ik een film over seksuele voorlichting, waarin fragmenten uit de jaren 50, 70 en 90 door elkaar werden gemixt met fragmenten van nu. Jonge mensen spraken over
het heden, oude mensen over vroeger en nu. De grens was vervaagd. Het museum zoekt naar diversiteit en meer verhalen die ze nog niet kennen, symbolisch weergegeven door een lege sokkel.
Na mijn bezoek sprak ik met een Italiaanse studente die onderzoek deed naar de tentoonstelling. Ze vroeg of ik een favoriete ruimte had. Ik dacht meteen aan de ruimte over ochtendrituelen, met een muur vol wekkers. De verschillende wekkers en het zachte getik met af en toe een alarm waren tijdloos. Achter mij liep een koppel, pratend over de getoonde toiletproducten.
Ik ben ervan overtuigd dat elk museum universele thema’s bevat, hoe ‘banaal’ ze ook mogen klinken
Uit de expo ‘Rook’ van het Huis van Alijn, 19/10/201822/04/2019 . Collectie: Huis van Alijn
Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk stemmen in erfgoedinitiatieven aan bod komen, is een inclusieve aanpak essentieel. Ook voor Erfgoeddag is dit belangrijk, als toondag van de sector. Een moment waarop iedereen zich welkom hoort te voelen en zich kan herkennen in een verhaal.
Hoe vertaalt zich dat dan? Alles start al bij de keuze van de jaarthema’s: die slaan idealiter een brug tussen verleden, heden en toekomst en met een thema dat resoneert bij mensen van diverse leeftijden en achtergronden. Daarom valt de keuze telkens op universele thema’s, zoals ‘Thuis’ in 2024. Daarin treedt Erfgoeddag Wouter helemaal bij.
Bovendien kunnen we met dergelijke thema’s ook de samenwerking aangaan met andere maatschappelijke domeinen en organisaties. Een voorbeeld. Het Stadsmuseum De Hofstadt (Diest) ging in 2023 een samenwerking aan met een plaatselijk dierenasiel naar aanleiding van het thema ‘Beestig erfgoed’. Zo reikte het museum meteen de hand naar een nieuw publiek.
Ook het thema van Erfgoeddag 2025, 'Game on!' – dat focust op sport en spel in al hun facetten – maakt heel diverse samenwerkingen mogelijk. Wie gaat de uitdaging aan om met een lokale sportvereniging of jeugdbeweging een activiteit te organiseren? Of spreekt een bekende sporter aan als ambassadeur om mee te communiceren over zijn of haar Erfgoeddagactiviteit? Enzovoort. Ongetwijfeld ziet u nog veel andere mogelijkheden waarmee u totaal nieuwe groepen kan aantrekken.
Ook de komende jaren kiest Erfgoeddag voor universele thema’s zoals de volgende werktitels suggereren:
Ze dachten dat het reproducties waren, en het was voor hen niet vanzelfsprekend dat dit echte, waardevolle artefacten waren. Maar hun uitroepen van herkenning – “Och ja” en “Weet je nog?” – deden me plezier. “Nostalgie is hipper dan ooit”, stond in de tentoonstelling. Hopelijk blijft het niet bij nostalgie alleen.
De studente vroeg of ik mezelf herkende in het museum. Ja, absoluut. Niet in iets specifieks, maar in de thema’s. Herkenning komt niet alleen door specifieke merken of voorwerpen, maar door het besef dat mensen vroeger hetzelfde waren als nu. Blij, bang, onhandig, verliefd, triest, rouwend. Er is geen verschil tussen vroeger en nu. We leven nu ook in de geschiedenis. En dat mensen daar geen interesse in zouden hebben?
Ik ben ervan overtuigd dat elk museum universele thema’s bevat, hoe ‘banaal’ ze ook mogen klinken. Denk aan lezen als tijdverdrijf of als hoogste goed: graag lezen, niet graag lezen, verplicht moeten lezen, wegdromen in verhalen, boeken niet willen lezen, verwoed boeken verzamelen en geen tijd genoeg hebben, verliefd worden op hoofdpersonages en ‘fanfiction’ schrijven, taboes in verhalen, boeken
2026: Haha Humor
2027: Passie
2028: Ongezien/ongehoord
2029: Lijf & leden
2030: Verandering
willen verbieden, verveeld zijn en tekenen in de marges. Hoeveel ‘doodles’ ik wel niet terugvind in boeken van 200 jaar oud! Algemenere thema’s voor jongeren? Gepest worden, je alleen voelen, zelfvertrouwen winnen, de eerste crush, volwassen worden, werken, stemmen, identiteit, gender en seksualiteit. Interessante thema’s zijn voor zowel jongeren als ouderen relevant. Het is cruciaal dat we thema’s niet simplistisch of neerbuigend benaderen, maar de universele menselijkheid benadrukken die ons allemaal verbindt. ■
» Wouter Vanderbist is junior catalograaf aan de KU Leuven Bibliotheken. Hij is een van de Erfgenamen.1
» Bronnen en literatuur 1. https://faro.be/blogs/seppe-van-pottelbergh/jonge-contentmakers-met-erfgoedhart-gezocht
GUM & Plantentuin werden eind april bekroond met de Ultima Roerend Erfgoed 2024, een bekroning voor de manier waarop de museumvisie, met ‘twijfel’ als kern, in de praktijk wordt gebracht. En een erkenning van hun verfrissende publiekswerking. Het juryrapport stipt daarbij expliciet de verregaande participatie van jongeren in het Museum Student Team (MuST) aan. Waarin onderscheidt deze jongerenwerking zich dan? Een gesprek met communitycoördinator Hanne Provoost en programmator Evelien Willockx.
Hildegarde Van Genechten
“MuST is opgericht nog voor het museum opende en bestaat ondertussen zes jaar”, vertellen Hanne en Evelien. “MuST bestaat uit een groep studenten die zich vrijwillig engageren. Ze geven onder andere feedback op onze expoconcepten, nieuwe campagnebeelden en adviseren ons over thema’s die ons doelpubliek aanbelangen. Ze zijn ons referentiepunt wanneer we keuzes maken over inhoud, teksten, programma en meer. De keuze om MuST op te richten is een gevolg van onze visie en missie als museum. We streven immers naar het aanscherpen van kritisch burgerschap bij onze bezoekers. Jonge mensen (15-25-jarigen) vormen hierin een zeer belangrijke doelgroep. Het leek ons daarom logisch om die doelgroep en hun leefwereld zoveel mogelijk in het museum te trekken. Zij worden uiteindelijk de ambassadeurs van GUM & Plantentuin omdat we hen onderdompelen in onze werking voor en achter de schermen en verschillende activiteiten met hen doen.”
JONGEREN VOEDEN
“Bij de start van ieder werkjaar van MuST is aandacht voor kennismaking en groepsdynamiek belangrijk. We zien dat wanneer de jongeren zich goed voelen in de groep, hun engagement ook hoog is. We organiseren inhoudelijke activiteiten waarbij we collega’s of medewerkers uit de sector aan het woord laten over museale en erfgoedthema’s. Of we nodigen een onderzoeker uit die over een bepaald thema, bijvoorbeeld ‘dekolonisatie van musea’ een infosessie komt geven. We werken ook op een interactieve manier via workshops, zoals rond Object Based Teaching and Learning. Dergelijke methodieken willen we inzetten in ons collectiecentrum en onze bredere publieksbemiddeling. Met MuST kunnen onze collega's zo'n zaken uittesten. Voor ons als museummedewerkers is het een goede manier om te toetsen of we zelf iets goed en helder uitgelegd krijgen bij onze belangrijkste doelgroep, jongeren.”
“Om het jaarprogramma van activiteiten te bepalen, vragen we ons af wat jongeren nodig hebben om bepaalde zaken tot een goed einde te brengen. Wat hebben ze bijvoorbeeld nodig om tot een goede programmatie te komen voor Museumnacht? Of wat hebben ze nodig om een ambassadeursrol op te nemen? Of om goede feedback te geven? De groep voeden is voor ons het uitgangspunt.”
“Het eerste jaar hebben we met MuST hard gewerkt aan het schrijven van museumteksten. We oefenden aan de hand van een object en een infofiche. We bekeken dan samen hoe we daarover een zaaltekst konden schrijven. Zo kregen ze een idee van het hele proces dat achter een museumtekst schuilt. Het is goed dat ze daar inzicht in hebben als je hen vervolgens vraagt om museumteksten te evalueren.”
IN ALLE LAGEN VAN DE WERKING
“De MuSTers krijgen een exclusieve inkijk in onze werking. Bij het begin van een nieuw tentoonstellingsproject worden ze betrokken bij de inhoud, maar ook de budgetten komen dan aan de orde. We gaan samen in op details of zaken die moeilijker lopen. Dat blijkt voor hen vaak verhelderend; zo krijgen ze notie over wat tentoonstellen is. Door wat we hen aanbieden, zijn ze ook echt mee met de visie en de missie van het museum. Samen met onze vrijwilligers en gidsen zijn het ambassadeurs die het museum uitdragen naar de buitenwereld. Het is toch uniek dat iemand van MuST het museum even goed kan vertegenwoordigen, bijvoorbeeld op de Cultuurmarkt in Gent? Maar ook voor de interne werking kunnen we echt op hen rekenen. Toen een MuSTer afzwaaide omdat ze 26 jaar werd, bleef ze geëngageerd als vrijwilliger voor MuST. We geven haar veel vertrouwen en verantwoordelijkheid. Ze volgt nog steeds alles mee op. Een andere MuSTer maakt deel uit van de adviesraad van het museum. Het is niet alleen belangrijk dat de jongeren van MuST de collega’s in het museum leren kennen, maar ook omgekeerd, dat MuST op de radar komt van collega’s en dat zo spontane ideeën om samen te werken kunnen groeien. Veel collega’s denken ondertussen aan MuST bij nieuwe tijdelijke tentoonstellingen, bij evenementen, bij communicatie … En MuST staat dicht bij onze directie, bij de kern. MuST is wel degelijk een gevestigde waarde in het museum, en zit in alle lagen van de werking. Het zit ingebed in ons DNA. De jury van de Ultima heeft dat terecht opgepikt. We voelen dat het klopt.”
WIE ZIJN DE MUSTERS?
Alle studenten vanaf 18 jaar kunnen zich kandidaat stellen om deel uit te maken van MuST. Of ze binnen of buiten Gent studeren, aan een universiteit, hogeschool of andere (kunst)opleiding maakt niet uit. Na een kennismakingsgesprek maakt het museum een selectie. Gemiddeld maken een 30-tal jongeren per academiejaar deel uit van MuST. Jongeren kunnen kiezen of ze zich na een jaar nog verder engageren. De meerderheid doet er nog een paar jaar bij. Ze kunnen zo lang blijven tot ze afstuderen, of 26 jaar worden. Minstens twee keer per maand komt de groep ’s avonds samen. Ze maken deel uit van de community van GUM & Plantentuin.
Bij de selectie houdt het museum er rekening mee dat er geen oververtegenwoordiging is vanuit bepaalde opleidingen (zoals geesteswetenschappen). Maar het heeft ook oog voor een mix aan verschillende motivaties bij jongeren. Voor veel jongeren is de ontmoetingsfunctie erg belangrijk. Sommigen zien het ook als opstap naar toekomstige beroepsmogelijkheden. Daarnaast checkt het museum bij de selectie ook de openheid die jongeren aan de dag leggen voor zowel wetenschappelijke vraagstukken als het artistieke proces.
MuST is wel degelijk een gevestigde waarde in het museum, en zit in alle lagen van de werking. Het zit ingebed in ons DNA.
De jury van de Ultima heeft dat terecht opgepikt.
We voelen dat het klopt
REALISTISCHE INKIJK
“Voor de toekomst zijn er een aantal uitdagingen waarmee we aan de slag willen. Hoe houden we bijvoorbeeld de werking fris? We willen met onze activiteiten niet in herhaling vallen. Hoe scheppen we een helderder kader, waarin het nog duidelijker is wat we verwachten van elkaar? En evolueren we op termijn naar een iets kleinere groep? We voelen namelijk aan dat het belangrijk is dat de leden van het jongerenteam elkaar goed kennen, en zich veilig voelen bij elkaar. Maar de grootste uitdaging zit bij ons museumteam zelf en de draagkracht ervan. Nu nemen we met verschillende collega’s een rol op ten aanzien van MuST. We zien – zeker in buitenlandse musea – dat er meestal toch één toegewijde medewerker is die de jongerenploeg trekt en opvolgt. Maar net doordat we met verschillende medewerkers betrokken zijn, hebben we ook allemaal een
nauwe connectie met MuST. Die afweging moeten we maken. We bevroegen ook de jongeren in functie van onze toekomstige werking. Zij willen veel activiteiten gericht op teambuilding, terwijl ook een initiatief zoals het mee organiseren van de Museumnacht voor velen naar meer smaakt. Maar bovenal willen de jongeren de realistische inkijk in het museumleven behouden. Sommigen willen zelfs een stap verder gaan en ook vergaderingen bijwonen, of zich inzetten voor de ontwikkeling van digitale content naar de eigen doelgroep. We willen dit niet al te veel op voorhand vastleggen, maar vooral laten afhangen van de capaciteiten en interesses die er zijn bij de jongeren. Het jaarprogramma zal sowieso gevarieerd zijn.”
NA ZES JAAR …
“We hebben veel geleerd in de voorbije zes jaar. Ons belangrijkste advies voor andere organisaties die met een jongerenwerking willen starten, is om eerst intern de oefening te maken en te starten bij de hamvraag: ‘Waarom zou je een jongerencollectief willen oprichten? Met welke doelen en acties voor ogen?’ Het oprichten van een jongerenwerking is namelijk niet de enige manier waarop je als museum relevant kan zijn voor jonge mensen. Een opstart moet bovendien doordacht gebeuren – anders houd je het niet vol. En het is wellicht een open deur, maar het hele museumteam moet achter het initiatief staan. Want als je de relevantie steeds opnieuw moet uitleggen en beargumenteren wordt het best vermoeiend. Een jongerenwerking mag hoe dan ook geen gimmick zijn. Het moet kloppen met de identiteit van de organisatie.” ■
» Hildegarde Van Genechten is adviseur participatie en educatie bij FARO.
DE KLANK VAN KUNST
Vocaliste Isis Lilja Beck (16) en gitaristen Lara Camur (18) en Oona Geelen (17) leggen samen de laatste hand aan het zesde jaar Poprock in de!Kunsthumaniora (Antwerpen). Voor het vak Songwriting daagde de leerkracht hen uit om hun kennis over stijlkenmerken en songcomponenten in de praktijk om te zetten. Ze trokken naar het museum om uit hun (muzikanten)hokje te breken. Met als vraag: hoe kan beeldende kunst hun songs versterken?
Eva Begine
De drie jonge muzikanten dromen van een carrière waarin ze veel mogen experimenteren. Cross-overs trekken daarbij hun aandacht. Muziek is een constante in hun leven en ook hobby’s moeten soms wijken om die muzikale aspiraties waar te maken. In hokjes denken ze niet. Maar in hun opleiding blijven ze naar eigen zeggen “te veel in hun eigen branche zitten”. Cross-overs met andere kunstvormen kunnen zuurstof brengen. En dus kwamen ze uit bij de beeldende kunst. Ze vroegen zich af hoe kleurgebruik, licht, perspectief en andere technische aspecten hen kunnen inspireren om een song te verdiepen. En kan het narratief van een kunstwerk ook iets bijbrengen?
Hun zoektocht bracht hen naar het KMSKA, naar het schilderij Zestien september van René Magritte. Vervolgens zocht het trio naar andere werken die in de lijn van hun idee lagen. Zo kwamen ze uit bij werken als Zomer van Emile Claus en Oorlogsschepen tijdens een storm van Ludolf Bakhuizen. Ze vulden hun lijst aan met Saturnus verslindt zijn zoon van Goya uit het Museo del
Prado. Alle beelden kwamen hen dromerig over, en daarom vatten ze hun songs op als telkens een ander type droom. Van een vrolijke zomerse droom tot en met een nachtmerrie.1
JONGEREN HELPEN JONGEREN
Oona was de eerste die warmliep voor de KMSKA-collectie. Ze kon ook de anderen begeesteren. Het KMSKA boeit hen ten zeerste, al signaleren ze tegelijk ook drempels. Al die oude meesters in een statig gebouw leken eerst moeilijk te benaderen. Maar ze ontdekten ook een manier om die drempels weg te werken. Na gesprekken met de trekkers van De Trappen, de
Bij alles wat we zien stellen we ons nu de vraag: ‘Hoe zou dat klinken?’
jongerenwerking van het KMSKA, kregen ze de kans om tijdens KMSKA Laat hun nummers te brengen in het museum.
Het was niet de eerste keer dat het drietal op een podium stond, maar het unieke kader van het KMSKA is toch bijzonder. “Niet elke dag krijg je de kans om beeld en klank in een symbiose samen te brengen en de sensatie om in een museum te mogen performen,” zeggen ze enthousiast. Ze willen met hun initiatief jongeren ook in contact brengen met de collecties. Muziek is vanzelfsprekend in het dagelijkse leven van jongeren, in tegenstelling tot schilderijen en beeldhouwwerken. Initiatieven als deze kunnen een brug slaan tussen die twee werelden.
Deze kans zet de deur open voor een wereld van nieuwe en inspirerende ontdekkingen. Zo zeggen ze: “Bij alles wat we zien stellen we ons nu de vraag: ‘Hoe zou dat klinken?’” Ze dromen ervan om mee te werken aan een expo. Of waarom geen gesamtkunstwerk maken met andere kunstenaars? De ene verbeeldt en de andere verklankt in een soort alternatieve audiotour. Ook een dichter kan aansluiten om, naast beeld en klank, de kracht van taal toe te voegen.
OPROEP NAAR HET ONDERWIJS EN DE ERFGOEDSECTOR
Voorlopig moeten leerlingen in de richting Poprock binnen het muziekstramien werken. Het trio hoopt later vrijer te kunnen experimenteren
bij opdrachten. Om tot nieuwe formats te komen doet het graag hier een oproep: “Hou een open call, organiseer een wedstrijd en betrek zo jongeren met allerlei talenten in de werking. Want die eerste stap ... blijft ontzettend moeilijk te zetten.” Dan helpt een stimulans als een podium of een financieel duwtje in de rug wel. Ook scholen moeten volgens hen meer werk maken van crossovers. “Door enkel in je eigen richting te denken, te leren en te werken, mis je samenwerkingskansen met andere richtingen ... terwijl dat net zo inspirerend kan zijn”, besluiten ze.
Hou een open call, organiseer een wedstrijd en betrek zo jongeren met allerlei talenten in de werking. Want die eerste stap ... blijft ontzettend moeilijk te zetten
Niet alleen Isis, Lara en Oona geloven in de kracht van cross-overs. Ook in andere musea is er ruimte voor experiment.
BOIJMANS VAN BEUNINGEN
In 2009 ontwikkelde Museum Boijmans Van Beuningen de muziekcompetitie Art Rocks. Het doel was een nieuw, jong en muzikaal publiek naar het museum te brengen en de kruisbestuiving tussen beeldende kunsten en muziek te bevorderen. Zo wilde het museum de beleving van de collectie verrijken. Er waren maar liefst 165 inzendingen.
Art Rocks groeide uit tot een landelijke wedstrijd waarbij zich gaandeweg steeds meer musea aansloten. Niet alleen op het muzikale vlak maar ook met dans heeft het museum intussen een traditie van cross-overs. Tweemaal nam het deel aan Dancing Museums, een tweejarig internationaal project waar dans en beweging in musea onderzocht worden. Regelmatig worden muzikanten, spoken-wordartiesten, dansers en anderen uitgenodigd om te interageren met de collectie. Ook is er het project Tussen Kunst en Klank waarbij het museum samenwerkt met het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Dat brengt muziek en beeldende kunst samen in het museum. Klassen zagen de collectie en tegelijk waren er live op zaal optredens van orkestgroepen.
Boijmans Van Beuningen gelooft in de kracht van cross-over: een kunstwerk ervaren door de ogen van een kunstenaar uit een andere discipline biedt een nieuwe ervaring. De bezoeker gaat anders en verder kijken.
Welke tips heeft Fieke Dieleman, specialist publieksprogramma’s in Boijmans Van Beuningen? “We beseften al snel dat we zelf niet over het netwerk van muzikanten beschikten, noch over de technische kennis om zo’n grootschalige muziekwedstrijd te organiseren. Zoek een partner die je hierin kan ondersteunen, zoals wij die vonden in de Grote Prijs van Nederland.2 Al nagedacht over hoe je al dit werk kan verduurzamen? De finalisten kregen een videoclip die we een permanente plek gaven in onze multimediatour.”
RIJKSMUSEUM
In 2023 lieten achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs zich inspireren door 17e-eeuwse artefacten uit het Rijksmuseum. Oude werken, jonge schrijvers is een project van het VlaamsNederlands huis deBuren dat kadert in de schrijfresidenties die het sinds 2012 iedere zomer organiseert voor een groep aanstormend schrijftalent uit de Lage Landen.3 Bij het schilderij Winterlandschap met schaatsers van Hendrick Avercamp uit 1608 schreef Francesca Birlogeanu bijvoorbeeld het kortverhaal Ik wil me in de krullen van je veters verstoppen. De schrijfresidenten droegen hun werk ook voor op 28 oktober 2023 tijdens de Nacht van de Geschiedenis.4
FOMU
Met het project Nightwatch gaat FOMU (Antwerpen) een samenwerking aan met een team van jonge makers en denkers.5 Het gaat verder dan een open oproep naar inzendingen. Jonge
kunstenaars worden gecoacht door een organisatieteam van jonge professionals die het volledige traject ook verder coördineren. Het zijn dus geen museummedewerkers die een ‘leuk project’ bedenken waarvoor jongeren kunnen intekenen; het museum stelt de vraag aan de jongeren zelf. Het coachingtraject behelst zowel begeleiding op artistiek, conceptueel, productioneel als administratief vlak. Zo empoweren ze jongeren met competenties waarmee ze hun talenten leren ontplooien. Ze krijgen eigenaarschap over de programmatie, wat resulteert in een museumnocturne en expo.
Nightwatch brengt verschillende disciplines samen en stimuleert kruisbestuiving tussen de deelnemende kunstenaars onderling en de lopende fotografietentoonstellingen in FOMU. Door elk jaar rond een thema te werken creëert het team een beleving die verder gaat dan een klassieke tentoonstelling. Het museum is voor een avond helemaal van, voor en door jongeren. Ingekleed met kussens, met dansvoorstellingen, muziek, spoken-wordperformances en interactieve installaties verruimen ze het idee van wat een museum is (of zou kunnen zijn). ■
» Eva Begine is leerkracht. Tot eind juli 2024 coördineerde ze bij FARO de Erfgoedweken.
» Bronnen en literatuur
1. Benieuwd om mee te ontdekken welke muzikaliteit er volgens hen in deze werken zit? Beluister dan hun EP via Spotify, of scan de QR-code hiernaast.
Het schilderij ‘Winterlandschap met schaatsers’ van Hendrick Avercamp uit de collectie van het Rijksmuseum inspireerde Francesca Birlogeanu tot het schrijven van een kortverhaal. Bron: Rijksstudio
STADSMUSEUM LIER ZET JONGEREN
AAN
HET ROER
OKAN-KLAS VERBEELDT THUIS
Stadsmuseum Lier maakte met tien jongeren een expo over het Erfgoeddagthema ‘Thuis’. In gesprek met coördinator Griet Van Opstal vernemen we waarom het museum voor een participatieve aanpak koos, en hoe het dat traject vervolgens aanpakte.
Eva Begine
Helaas, er bestaat geen magisch recept om jongeren te bereiken. Het Stadsmuseum Lier verkent al geruime tijd verschillende mogelijkheden om dat te doen, zowel in eigen huis als daarbuiten. Dat doet het met onder meer creatieve (textiel)workshops en filosofische sessies over klimaatadaptatie en stadsontwikkeling. In de outreachwerking verkent het ook buiten de eigen muren zijn rol in de samenleving die voortdurend verandert, onder andere tijdens de Erfgoedweken, waarin het team als Erfgoedklasbakken naar scholen trok met partner SAAMO. SAAMO is een netwerk dat zich inzet voor sociale uitsluiting.1 Zo ontdekken ze welke thema’s leven en relevant zijn bij een jong publiek. In het voorjaar organiseerde het museum een reeks workshops voor een tiental OKAN-leerlingen van het Sint-Aloysiusinstituut Lier, naar aanleiding van het thema ‘Thuis’.
Hoe ging die samenwerking in zijn werk?
Griet: “Inspiratie vonden we bij het Fotomuseum Antwerpen (FOMU), waar nieuwkomers worden uitgenodigd om foto’s te maken en een tentoonstelling te realiseren. We wilden heel graag iets in die sfeer uitwerken. Aanvankelijk was het idee om een project voor volwassenen in de vrije tijd uit te werken. We hadden de hele opzet al uitgedacht voor een sociaal-artistiek project met een waaier van inspirerende sessies. De bedoeling
was om een audiowandeling en een fototentoonstelling te maken. Ondanks ons grote netwerk slaagden we er niet in om voldoende deelnemers te vinden. Er moet een match zijn tussen wat een museum wil en de noden van de deelnemers. Dat is een van de eerste regels in participatie die we met voeten traden. Toch bleven we niet bij de pakken zitten. Naar aanleiding van Erfgoeddag toetsten we onze ideeën af bij enkele OKAN-leerkrachten uit ons netwerk en die werden enthousiast onthaald. Ze konden enkele lesuren clusteren, wat ons de mogelijkheid gaf om de groep jongeren in het museum te ontvangen voor vier workshopsessies van telkens twee uren.”
Hoe verliepen die workshops?
Griet: “Onder begeleiding van filosoof Gideon Hakker en fotografe Debby Huysmans bespraken de deelnemers het werk van fotografen en ontdekten ze wat beelden kunnen vertellen. Ze vertrokken van een selectie uit het fotografische werk van diverse makers. De groep verdiepte zich in kleur, licht en compositie en ging daarna zelf met de camera aan de slag. Door bewust te kijken en te fotograferen werden ze uitgenodigd om hun verhalen en gevoelens uit te drukken via beelden. De samenwerking verliep in overleg met de leerkracht en werd concreter toen het duidelijk werd wat de startpositie van de leerlingen was, waaronder het taalniveau Nederlands.”
Het project was klein, maar de effecten zijn groot. We krijgen van bezoekers de feedback dat de tentoonstelling, de teksten en de beelden van de jongeren hen raken
Welke impact had de samenstelling van de groep op het project?
Griet: “In de klas zaten jongeren van 12 tot 18 jaar met heel diverse thuissituaties: sommigen verbleven in het opvangcentrum, anderen bij hun familie. Dat zorgde ervoor dat het thema ‘Thuis’ niet altijd evident of zelfs confronterend was. Doordat ze zelf voorwerpen meenamen die hen aan thuis deden denken, kwam het gesprek op gang en voelden de jongeren zich gedragen om persoonlijke herinneringen te delen. Er werd voor hen een veilige omgeving gecreëerd. De leerkracht begeleidde het proces goed op het vlak van taal, door bijvoorbeeld op voorhand woordenschat rond huis en thuis aan te reiken.”
Waarom kozen jullie voor een intensief project als dit met een kleine klas?
Griet: “Het project was klein, maar de effecten zijn groot. We krijgen van bezoekers de feedback dat de tentoonstelling, de teksten en de beelden van de jongeren hen raken. De jongeren zelf voelen zich enorm trots en springen geregeld binnen om een kijkje te nemen. Van de leerkrachten hoorden we dat enkele leerlingen zich inschreven aan de academie naar aanleiding van deze workshops. Het is toch geweldig dat we als museum hieraan kunnen bijdragen. Als lokaal museum willen we een bijdrage leveren aan de samenleving. Door bepaalde zaken te outsourcen en financiële ondersteuning te regelen via subsidielijnen als Plan Samenleven, slaagden we daar ook in en valt het ook te verantwoorden. We willen samenwerkingen met deze doelgroep blijven aangaan, door in contact te blijven met elkaar, te luisteren, aan te voelen welke ideeën en vragen er zijn, en daar dan samen iets mee te doen.” ■
» Eva Begine is leerkracht. Tot eind juli 2024 coördineerde ze bij FARO de Erfgoedweken.
Fré Vanhooren bood zich graag aan om vanuit zijn werk als OKANleerkracht en zijn passie als erfgoedvrijwilliger na te denken over jongeren en erfgoed. Hij pleit enerzijds voor meer ruimte voor de input van jongeren en anderzijds voor een sterkere begeleiding via mentoren.
“Ik ben Fré Vanhooren, 25 jaar jong, Oostendenaar en OKAN-leerkracht. Die afkorting staat voor Onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen.1 Voorheen werkte ik als projectmedewerker bij FMDO, een koepelorganisatie voor mondiale organisaties.2 Ik ben op dit moment nog steeds buddy van Basel, een 22-jarige jongen uit Jemen.”
Wat heb je met de erfgoedsector?
“Na de coronacrisis wilde ik meer bezig zijn met lokale projecten. Het werd me al snel duidelijk dat ik graag actief bezig ben met erfgoed. Wat me vooral aansprak was dat je kan werken aan projecten die iets nalaten voor toekomstige generaties. Zo organiseerden we al een erfgoedcafé over motorfietsen en een lezing met als titel Met de duivel naar bed, over heksenvervolging. Het is fijn om er mee voor te zorgen dat kennis en verhalen worden doorgegeven. Ik denk dat we erfgoed aantrekkelijk kunnen maken voor jongeren door ze zelf input te laten aanbrengen op basis van hun interesses. Van tuinieren tot reizen, van uitgaan tot sporten. De combinatie met sociale media geeft unieke kansen. Ik denk aan TikTok-filmpjes over lokale avonturiers, strijdlustige vrouwen, of een grootvader als bokskampioen. Er bestaan al dergelijke initiatieven: naast podcasts zijn er ook Instagramaccounts zoals ikwashier.live3 en Raad van Brabant.4 Ikzelf werk liever achter de schermen en ben dankbaar voor alle kansen die ik heb gekregen. Zo mocht ik als jobstudent op de cultuurdienst van de stad mee de programmatie uittekenen voor de Open Monumentendag van 2022.”
Rond welke (jaar)thema’s werk je graag?
“Er wordt in Oostende minder gefocust op de jaarthema’s, en meer op het karakter van bepaalde wijken. Het fijne aspect was dat ik mijn eigen wijk aan buitenstaanders mocht duiden. Als ik dan vertel dat mijn betovergrootvader 125 jaar geleden mijn buurman geweest zou zijn, weet je meteen hoe verankerd onze familie in de wijk is. Aan beide keuzes – met of zonder themafocus – zijn voor- en nadelen verbonden. Carte blanche geven aan wijkbewoners zorgt enerzijds voor een stukje eigenaarschap, anderzijds verlies je wat raakvlak met de andere activiteiten in de rest van Vlaanderen. De jaarthema’s en inspiratiebrochures van FARO zijn steeds zeer dankbare instrumenten. Ze nodigen uit om nieuwe perspectieven op te zoeken en met medevrijwilligers en lokale besturen in gesprek te gaan. Naast Oostende ben ik ook in de stad Oudenburg betrokken bij Erfgoedkring 8460. Daar ligt mijn focus vooral op het schrijven van artikelen, bijvoorbeeld over beestig erfgoed in het straatbeeld, en de organisatie van evenementen. Vrijwilligerswerk in de erfgoedsector is heel divers.”
Welk advies geef je mee aan jongeren?
“Als buddy van Basel spreek ik tweewekelijks met hem af en spreken we over dromen en moeilijkheden die hij ondervindt, zoals bij huisvesting. Ook in Oudenburg en
Het is fijn om er mee voor te zorgen dat kennis en verhalen worden doorgegeven
Oostende had ik goede mentoren die me wegwijs hebben gemaakt in de erfgoedsector. Ik denk dat dergelijke buddyprojecten voor de jeugd heel erg nuttig kunnen zijn om hen warm te maken voor erfgoed. In het geval van Basel is de insteek lichtjes anders, al probeer ik toch wat erfgoed te verweven in ons traject. Eerder bezochten we het Spaans Tolhuis, waarbij ik een korte rondleiding gaf en hij me in geuren en kleuren vertelde over de rijke koffiecultuur in Jemen. Dat Basel een fonkeling in zijn ogen had toen hij vol trots over zijn land kon vertellen, was voor hem een positieve ervaring. Voor het eerst leek Jemen hier eens gelinkt te zijn aan iets positiefs, en niet aan oorlogsbeelden. Binnenkort ga ik met hem op bezoek in het compleet vernieuwde Romeins Archeologisch Museum, om hem te tonen hoe bijzonder de plaats is waar hij woont. We kijken beiden vol verwachting uit naar het bezoek.”
Welk advies geef je mee aan erfgoedmedewerkers?
“Hierin wil ik kort en krachtig zijn: wees kritisch en stel zaken in vraag. Waarom worden bepaalde zaken op een bepaalde manier gedaan? Door een tikkeltje rebels te zijn ontdek je als (erfgoed)gemeenschap nieuwe dingen, die mogelijks de toekomstvisie op (lokaal) erfgoed kunnen veranderen. Nieuwe samenwerkingen en perspectieven: alles is mogelijk. Ook het idee van een buddywerking zou ik in de toekomst meer uitgewerkt willen zien. Ik denk dat jongeren echt een (ervaren) begeleider nodig hebben om de stap te zetten in de richting van de erfgoedsector.” ■
» Eva Begine is leerkracht. Tot eind juli 2024 coördineerde ze bij FARO de Erfgoedweken.
Een buddy maakt het nieuwkomers makkelijker om de weg te vinden en zich thuis te voelen in een stad of gemeente. Sinds 2022 kunnen kandidaat-buddies zich inschrijven via www.mijnbuddy.be. Lokale besturen ontsluiten dit participatietraject verder; erfgoedorganisaties kunnen het traject mee zichtbaarheid geven. Deze manier van werken kan drempelverlagend werken en zorgen voor een (meer) inclusief beleid in uw organisatie.
INSPRAAK VAN JONGEREN BIJ AMSABINSTITUUT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS
OPENSTAAN VOOR NIEUWE IDEEËN
Om jongeren te betrekken hoef je het niet altijd groots aan te pakken. Je kunt vertrekken van de contacten die er al zijn. Zo vroeg AmsabISG aan jongeren die wel eens kwamen binnenwaaien in de leeszaal of bij projecten of ze een systematischer plek wilden innemen in de klankbordgroep. Het is voor ons een van de manieren om jongeren warm te maken voor sociale geschiedenis.
Martine Vermandere
Amsab-ISG heeft in de loop der jaren altijd veel studenten verwelkomd. Ze gingen dan meestal rechtstreeks naar de leeszaal. Soms voor een oefening, een scriptie, of heel af en toe om meer te weten te komen over hun familie, zoals over hun Turkse opa die in de jaren 1970 in Gent belandde. Of studenten kwamen voor een stage. Maar de voorbije jaren hebben we ook heel wat projecten georganiseerd waarin we op een andere manier samenwerkten met jonge mensen.
Bijvoorbeeld in 2022 vierde DHKD haar veertigste verjaardag. Die afkorting staat voor de Democratische Volks- en Cultuurvereniging, een van de eerste zelforganisaties van migranten in Vlaanderen. De jongeren van DHKD vroegen ons om samen een expo te maken. We waren aangenaam verrast door de dynamiek die daardoor ontstond, en die vele andere jonge mensen vanuit verschillende hoeken gaandeweg in het project wist mee te trekken.
Een ander voorbeeld: op 18 november 2022 openden we de tentoonstelling Geborduurd Ver-
leden, Verbeelde Toekomst in Congo. Daarin vertelt Lucie Kamuswekera, een Congolese kunstenares, de turbulente geschiedenis van haar land aan de hand van borduurwerken. De expo kwam tot stand op initiatief van onderzoekers van de opleiding Conflict and Development Studies aan de UGent. Het initiatief vond veel weerklank bij studenten; het viel ons op dat onze publieksruimte bij de opening tot in de late uurtjes gevuld was met studenten. Toen we een oproep deden om te gidsen in deze expo reageerden er veel studenten, ook vanuit andere richtingen. Meerdere jonge mensen brachten we zo mee aan het woord.
PROJECTEN LEIDDEN TOT
KLANKBORDGROEP
Dat jaar herzagen we tegelijkertijd onze werking voor het nieuwe beleidsplan. Iedereen bij AmsabISG was hierbij betrokken. We vroegen ons samen af hoe we met onze werking nog verder in dialoog konden gaan met diverse jonge doelgroepen. Door bovenstaande projecten hadden we het gevoel dat we eindelijk jongeren hadden bereikt, en we hoopten dat dit een ingang zou kunnen zijn
Door bovenstaande projecten hadden we het gevoel dat we eindelijk jongeren hadden bereikt, en we hoopten dat dit een ingang zou kunnen zijn naar meer
naar meer. We kwamen op het idee om de jongeren die we al kenden via bovenstaande projecten verder te raadplegen. Daar voelden we immers al veel enthousiasme. Dat was de aanzet voor de oprichting van een klankbordgroep.
In 2023 lieten we vervolgens het jaarplan van de publiekswerking doorlichten door deze klankbordgroep met jongeren. We rekruteerden niet alleen bij de jongeren uit bovenstaande projecten, maar ook onder onze stagiairs, vrijwilligers en scriptiestudenten. Het resultaat was een kleine maar betrokken groep die al vertrouwd was met onze werking. Ze gaven ons onder andere verrassende tips voor onze communicatie naar jongeren toe. We gingen er bijvoorbeeld van uit dat sociale media hiertoe het kanaal bij uitstek zouden zijn. Maar de klankbordgroep suggereerde ons om eveneens te werken met affiches op de Blandijn (een campus van de UGent, red.), en met stickers om uit te delen. Niet alles hoeft dus digitaal zoals wij veronderstelden. Of ze adviseerden om nocturnes te organiseren: dergelijke momenten waarbij jongeren elkaar kunnen ontmoeten blijken heel belangrijk. Bovendien bleek hun netwerk interessant. Zo is een van de deelnemers betrokken bij PinX, het LGBTQIA+ filmfestival van Sphinx Cinema in Gent, wat interessant is voor de promotie van onze volgende expo Jong en queer door de jaren heen, die start in november 2024. In die expo krijgen ook weer een aantal jongeren de volledige verantwoordelijkheid voor een bepaald onderdeel in de tentoonstelling Queering the home, zowel inhoudelijk, artistiek als productioneel. Ze gaan daarbij zelf op zoek naar getuigenissen, foto’s enzovoort, en kozen zelf een kunstenaar om een kunstwerk op de ramen aan te brengen. Het enige wat wij doen is hen logistiek ondersteunen.
Ambika Amrashree Sena, masterstudente geschiedenis UGent
“Ik werkte als gids voor de tentoonstelling van Lucie Kamuswekera bij Amsab-ISG. Het was voor mij van groot belang om me voor die tentoonstelling te engageren. Dit omdat de koloniale geschiedenis en de herinnering eraan in verschillende lagen – letterlijk en figuurlijk – geweven werd tot een beeldtaal. Het was een tentoonstelling die meer dan louter illustratief was. Vanuit die persoonlijke appreciatie voor het project stemde ik toe om deel te nemen aan de klankbordgroep. Door jongeren te betrekken bij projecten is er meer ruimte voor inclusie en diversiteit in de cultuursector. Dit zorgt er natuurlijk ook voor dat onze visies gehoord worden en de projecten een bredere doelgroep bereiken. Het kan een beginpunt zijn voor meer structurele samenwerkingen met jongeren en het kan er ook toe leiden dat organisaties toegankelijker worden voor jongeren door hun stem, ideeën, diversiteit en leefwereld in te laten doorklinken.”
“Toen ik werd gevraagd om deel te nemen aan de klankbordgroep was ik meteen enthousiast. Ik kende de organisatie al goed omdat ik er in 2023 stage had gelopen als onderdeel van mijn geschiedenisopleiding. Daardoor wist ik al veel over de thema’s die hier belangrijk zijn, zoals migratie, milieubewegingen en andere humanitaire en sociale organisaties. Deze onderwerpen zijn voor mij en veel andere jongeren erg relevant. Daarom voel ik me betrokken en deel ik graag mijn ideeën. De overleggroep is speciaal voor jongeren, en ik vind het geweldig dat steeds meer jongeren betrokken raken bij een plek die vaak onterecht als stoffig wordt gezien. In werkelijkheid gebeurt er veel interessants en zijn er tal van boeiende projecten. Hoe meer jongeren hiervan op de hoogte zijn, hoe beter. Erfgoed leeft pas echt wanneer elke generatie – ook jongeren – zich ermee verbonden voelt en de waarde ervan herkent.”
JONGEREN BETREKKEN VIA ONDERWIJS Maar ook via het onderwijs willen we blijvend inzetten om jongeren te bereiken. Zij zijn immers onze toekomstige archiefvormers. En we willen dat ze weet hebben van de maatschappelijke strijd die al is gevoerd. Voor deze educatieve initiatieven besloten we ondertussen om helemaal te focussen op de brede derde graad secundair onderwijs. De thema’s waarrond we werken, waaronder gender,
Deze studenten ontwikkelen vervolgens een educatief lespakket dat ze uittesten tijdens de Erfgoedweken
stemrecht of sociale zekerheid, sluiten hierbij het beste aan. Leerlingen hebben op dat moment ook al wat voorkennis en een begrippenkader. We startten hiertoe een samenwerking met de Educatieve Master Geschiedenis aan de UGent. Scriptiestudenten van die opleiding, zelf ook nog jonge mensen die dicht bij de leerlingen van het secundair onderwijs staan, selecteren thema’s en materialen uit onze archieven die aansluiten bij de lesinhoud en sleutelcompetenties van de derde graad. We merken dat ze hierin vanuit de opleiding ook ontzettend goed worden begeleid. Deze studenten ontwikkelen vervolgens een educatief lespakket dat ze uittesten tijdens de Erfgoedweken. Op die manier streven we naar goede praktijken voor de uitbouw van een duurzame educatieve werking.
TOEKOMSTPLANNEN
In de zomer van 2024 start een tweejarig project in samenwerking met Voem vzw, een van onze archiefvormers. Oorspronkelijk opgericht als etnisch-culturele federatie, is Voem inmiddels uitgegroeid tot een sociaal-culturele organisatie die mensen verbindt via kunst, cultuur en sociaal engagement. Sinds de coronaperiode werkt Voem op een hybride manier in hun zelfontwor-
pen metaverse DiverzCity. Het is een virtuele ruimte waar veel jonge mensen elkaar en medewerkers van Voem kunnen ontmoeten, kunnen vergaderen in de 3D-coworkingspace en deelnemen aan evenementen en spelletjes. Tijdens de coronaperiode werd er bijvoorbeeld ook veel gediscussieerd op dit platform over soms wel heikele thema’s. Het is dus ook een safe space. Dat lukte, onder andere omdat jongeren zich op het platform kunnen voorstellen aan de hand van een digitale dubbelganger of avatar. Ons plan is om in deze virtuele wereld een archief- en museumruimte te creëren waarbij jongeren als creatieve ontwerpers en vormgevers aan de slag gaan met dit digitale archief, onder andere in de vorm van street art, calligraffiti en slam poetry. Ook na afloop van het project willen we regelmatig evenementen blijven organiseren in die virtuele ruimte.
Zo willen we – door projecten en onze werking naar scholen, door de klankbordgroep, door experiment – vanuit Amsab-ISG steeds opnieuw in contact treden met jongeren. Zo blijven we openstaan voor nieuwe ideeën. En dat is voor ons de manier om onze collectie en sociale geschiedenis steeds weer onder de aandacht te brengen en relevant te houden. En om jongeren zo ook in de toekomst inzicht te blijven geven in het belang van sociale bewegingen en hun erfgoed. ■
» Martine Vermandere is coördinator publiekswerking Amsab –Instituut voor Sociale Geschiedenis.
Wat als we jongeren mee laten nadenken over een aanbod voor Erfgoeddag? Welk perspectief hebben zij op de thema’s van het evenement? Welke activiteiten willen zij graag uitwerken? FARO nodigde een aantal jongerenwerkingen uit om activiteiten te organiseren naar aanleiding van het thema ‘Thuis’. De jongeren van MAS, Yper Museum en KMSKA voelden zich geroepen en zetten activiteiten op touw. Een terugblik op hun ervaringen.
Eva Begine en Hildegarde Van Genechten
Coördinator van de jongerenwerking van het MAS Madelon Gilaude: “Voor ons was Erfgoeddag een fijne uitdaging om naartoe te werken. Het idee om een blind date in het museum te organiseren leefde al langer bij onze jongeren. Maar door Erfgoeddag kwam de uitwerking ervan in een stroomversnelling terecht. We beslisten om de blind date te organiseren in onze expo Iemand thuis?” Jongere bezoekers werden tijdens Erfgoeddag uitgenodigd om de expo te bezoeken met iemand die ze op voorhand dus niet kenden. De jongerenploeg van MAS in Jonge Handen werkte als gespreksstarter een aantal vragen uit voor de jonge duo’s, zoals: “Wat heb je nodig om je thuis te voelen?”, “Heb je een familiegerecht?” en “Wat neem je op een verre reis mee van thuis?” De ploeg was tijdens de dag zelf ook aanwezig om bezoekers aan te spreken en te verwelkomen met een drankje, om zelf mee op date te gaan met een bezoeker die alleen kwam, of om duo’s te begeleiden.
Bij de jongerenploeg was er veel enthousiasme, ook tijdens de voorbereidende momenten. Madelon gaf de jongeren tijdens die bijeenkomsten gericht een duwtje in de rug, al naargelang de talenten die ze bij de jongeren ontdekte. Bij het maken van een promofilmpje sprak ze bijvoorbeeld een meisje aan en vroeg: “Is dit niets voor jou ...?” Ze bleek inderdaad handig met beelden, terwijl andere jongeren zich voor de camera ontpopten tot rasechte acteurs, of net hun schroom probeerden te overwinnen. Nog een andere jongere gaf tegelijkertijd, bij wijze van regie, ideeën en richting aan. Noem het een proeftuin of leerschool, het is meer dan duidelijk dat de jongeren zich in deze jongerenwerking veilig genoeg voelden om te experimenteren. Nog een andere jongere vertelde eerlijk dat hij het wel eens wilde proberen als socialemediamanager, maar dat hij ondertussen wijselijk tot het inzicht kwam dat anderen daar veel beter in zijn.
Madelon, opnieuw over de Erfgoeddag-activiteit: “Het was niet de eerste keer dat we met een activiteit de interactie met de collectie opzochten. De jongeren probeerden de zalen zo interessant genoeg te maken voor andere jongeren. Maar dit keer was het toch net iets anders, omdat we het resultaat permanent willen aanbieden. Er is heel veel tijd en moeite gestoken in de ontwikkeling van de vragen, en dus zien we de Erfgoeddag-
activiteit vooral als een testmoment en een beginpunt. We bundelen de vragen nu in een boekje dat steeds beschikbaar blijft in de tentoonstelling. Zo leidt de activiteit tot een duurzaam resultaat. Het plan is om het boekje naar aanleiding van de komende Museumnacht te lanceren.”
Yper Museum is, net als het MAS, geen debutant als het op jongerenwerkingen aankomt. Met Het Voorlopig Bewind gaven ze in 2024 voor de negende keer vertrouwen en verantwoordelijkheid aan jongeren. Voor Erfgoeddag werkten ze dit jaar samen met veertien leerlingen uit de OKAN-klas van de Heilige Familie in Ieper. Zij verkenden het Mergelynck Museum, een 18e-eeuwse burgerwoning-museum, en maakten samen met kunstenaar Sven Verhaeghe een one-shot movie. Daarin nemen de jongeren plaats in hun favoriete kamer en verbinden ze dit huis aan herinneringen en artefacten van hun eigen thuis. Leerkracht Stephanie Bossu legt uit waarom ze in dit traject stapte: “We willen leerlingen graag inspireren en uitdagen. Met dit project kregen onze OKANjers de unieke kans om hun horizon te verbreden. Sommigen zagen voor het eerst een museum langs de binnenkant. Ze acteerden vaak voor de eerste keer en uiteraard vormde die filmervaring ook rijke taaloefenkansen.”
Enkele leerlingen getuigen dat dit opzet slaagde. Karina: “We kregen de kans om ons te verkleden in prachtige kostuums en om te dansen, iets wat we nog nooit eerder deden. De salonkamer deed me denken aan een Oekraïense film. Het deed me echt wegdromen.” Fatou vult aan: “Het is een topplan van
de school om meer naar buiten te gaan. Het was de allereerste keer dat ik in een museum kwam. Werken met de cameraman was best spannend, maar het is gewoon leuk om nieuwe ervaringen op te doen.” Ook Rodi en Diana beamen dat een activiteit als deze goesting geeft om nog andere musea te verkennen.
Educatief medewerker van Musea Ieper Wouter Sinaeve trok het initiatief, en voelt zich duidelijk gesterkt door het enthousiasme van de Bewinders, want er wordt al aan een vervolg gedacht: “Ik zoek steeds naar een ideaal evenwicht tussen ‘niet te veel’ en ‘net genoeg’ om de groepsgeest te bewaken.” Als tip voor andere organisatoren die jongeren bij Erfgoeddag willen betrekken geeft Wouter het volgende mee: “Onthoud dat budget fijn kan zijn, maar niet noodzakelijk. Je hebt vooral ‘tijd’ nodig om een band op te bouwen met de jongeren en hun verhalen. Maak best van in het begin concreet waar je hen voor uitnodigt en verduidelijk goed wat de impact (in tijd en werk) zal zijn. Een duidelijk plan betekent niet dat je alles al van tevoren vastlegt. Je moet wat (gecontroleerd) uit handen durven geven en dat betekent dat je je comfortzone moet durven verlaten. Je moet de jongeren echt als gelijke behandelen en hen inspraak geven, je kan ze niet gebruiken als spreekbuis voor je eigen plannen.”
Hoe bereik je jongeren die niet vanzelf hun weg vinden naar musea? Die vraag stelde het KMSKA zich, en samen met projectmedewerkers Youssef Lamrabet en Ali Abdi Aynaanshe begonnen ze een kleine twee jaar geleden met De Trappen. Met deze jongerenwerking willen ze de drempel tussen het museum en de stad, ‘belichaamd’ door de trappen, verlagen.
Ayman (17), Emiel (19) en Yassin (18) van De Trappen namen naar aanleiding van Erfgoeddag het initiatief om een theaterstuk te maken. Op de vraag hoe ze hierop terugblikken reageren ze unaniem: “Super! We zijn echt trots op het resultaat en op elkaar.” Beurtelings vullen ze aan: “Het was de eerste keer dat we een eigen stuk speelden in een museumzaal. We vertrokken van een schilderij waarop het Kiel (een buurt in Antwerpen, red.) afgebeeld staat. Die stadssfeer inspireerde ons. Verder konden we in de monologen onze eigen kijk op ‘thuis’ kwijt: Ayman mist zijn vaderland, Yassin voelt zich eigenlijk nergens echt thuis terwijl Emiel Antwerpen helemaal als zijn stek beschouwt. Wat we echt een verrijking vonden, was de coaching door acteur Göhkan Girkinol. Hij kijkt met andere ogen naar het stuk en deed ons anders bewegen, de tekst anders brengen, een scène schrappen of in dialoog gaan met het publiek. Bovendien is hij een warme mens die ons echt hoop en vertrouwen gaf.”
Aanvankelijk voelde ik een barrière tegenover al die statige kunst. Maar omdat we hier gewoon mogen zijn wie we zijn, voelde het al snel als een veilige haven. Er werd even niet te hard gefocust op de museumetiquette of op kunsthistorische kennis
Ook in de toekomst zien deze jongeren zichzelf opnieuw aan de slag gaan voor Erfgoeddag. Al zijn de resultaten niet het belangrijkste, het proces en de ervaringen zijn dat des te meer. Een duurzame jongerenwerking komt vooral tot stand door hen de kans te bieden om eigen ideeën uit te werken, en niet de agenda van het museum op te dringen. Het KMSKA slaagde er alleszins al goed in om de jongeren zich thuis te laten voelen. Yassin: “Aanvankelijk voelde ik een barrière tegenover al die statige kunst. Maar omdat we hier gewoon mogen zijn wie we zijn, voelde het al snel als een veilige haven. Er werd even
niet te hard gefocust op de museumetiquette – ‘wees stil!’ – of op kunsthistorische kennis. Het museum stippelt niet volledig uit waar we naartoe gaan met een project. We bekijken samen met welk medium we willen werken en proberen dat uit. Lukt het niet, dan proberen we het opnieuw op een andere manier.” Ayman bevestigt: “We krijgen workshops in allerhande technieken en kunnen dans, theater, muziek enzovoort verkennen. Je kan zelf bepalen waar je gewoon eens even proeft van iets, of waar je jezelf echt wil uitdagen. Je leert mensen zo ook heel anders kennen. Dat sociale aspect is eveneens een belangrijke reden waarom we dit doen.” ■
kmska.be/nl/de-trappen-jongeren-en-missing-link
» Eva Begine is leerkracht. Tot eind juli 2024 coördineerde ze bij FARO de Erfgoedweken. Hildegarde Van Genechten is adviseur participatie en educatie bij FARO.
MAS in Jonge Handen, Het Voorlopig Bewind en De Trappen zijn enkele voorbeelden van jongerenwerkingen in musea. Niet elke erfgoedorganisatie heeft zo’n structurele werking opgezet. Om evenementen als Erfgoeddag toch samen met jongeren vorm te geven, kan u ook samenwerken met bestaande jongerenwerkingen uit de regio. Erfgoedcel Leuven illustreert hoe ze dit doet met mijnleuven. Ook Bazart onderzoekt hoe ze de banden met erfgoedpartners kunnen aanhalen.
Eva Begine, Ellen Demuynck en Seppe Van Pottelbergh
Erfgoedcel Leuven werkt voor Erfgoeddag al jaren samen met mijnleuven, de jongerenwerking van de stad. Ellen Demuynck (Erfgoedcel Leuven): “Jongeren zag je niet of nauwelijks op Erfgoeddag. Om daar een mouw aan te passen, sloegen we de handen in elkaar met mijnleuven. Het doel: activiteiten organiseren voor en door jongeren.” Tijdens de twee laatste edities van het evenement koos mijnleuven ervoor om ook hun OKAN-werking te betrekken.1 Een groep OKAN-jongeren en jongeren van mijnleuven maakten in 2023 samen een expo over beestige verhalen. De vier bijbehorende podcasts met verhalen, fabels en mythes van over de hele wereld zijn nog steeds online te beluisteren.2
Voor de jongste editie van Erfgoeddag bezocht een groepje OKAN-jongeren ter voorbereiding het Stadsarchief. Daar ontdekten ze diverse archiefbronnen, van filmaffiches en oorkondes
tot foto’s en ‘vreemdelingendossiers’ uit de 19e eeuw. Zo kwamen ze meer te weten over nieuwkomers van vroeger. Dat bezoek, aldus Ellen, maakte veel bij hen los: “Na de verhalen van archivaris Marika, begonnen ze ook zelf te vertellen.”
Jelena Van Meerbeek (mijnleuven) over de meerwaarde van de samenwerking: “De samenwerking met de erfgoedcel zorgde ervoor dat we getriggerd werden om vanuit nieuwe invalshoeken met jongeren aan de slag te gaan. Van oude volksverhalen die aan de jongeren werden voorgelezen tot een bezoek aan het Stadsarchief … De jongeren werden uitgedaagd om Leuven vanuit een ander perspectief te bekijken én kregen ruimte om het te hebben over hun eigen geschiedenis en erfgoed. Zo was er een meisje dat een Oekraïens sprookje vertaalde naar het Nederlands en er tekeningen bij maakte, waardoor we aan de praat raakten over
haar cultuur en de verschillen met België. Onderwerpen die we normaal niet makkelijk aanraken, kunnen zo toch besproken worden.”
Na het bezoek volgde een creatieve verwerking. De jongeren schreven gedichten in allerlei vormen en formaten over hun thuisgevoel. In deze fase sloten ook anderen aan, want, aldus Ellen: “Het is zeker bij OKAN-jongeren niet eenvoudig om eenzelfde kerngroep te engageren voor meerdere opeenvolgende sessies”. Uiteindelijk presenteerden ze hun creaties in Tweebronnen, een van de centrale hubs tijdens Erfgoeddag. Het publiek kon er ook activiteiten van andere erfgoedpartners meemaken.
De samenwerking met de erfgoedcel zorgde ervoor dat we getriggerd werden om vanuit nieuwe invalshoeken met jongeren aan de slag te gaan
De samenwerking met mijnleuven evolueerde de voorbije jaren, onder andere door de samenwerking met de OKAN-vrijetijdswerking. “Bij
Het is belangrijk dat zowel de jongeren als de erfgoedwerkers een meerwaarde ervaren. We leren van elkaar en van ieders eigenheid
OKAN-jongeren is het door de taalbarrière nog belangrijker om hen onder te dompelen in erfgoed en bijvoorbeeld tijdens een bezoek te laten voelen en ervaren wat een stadsarchief is. ‘Cultureel erfgoed’ blijft moeilijk”. meent Ellen. “Maar net zoals bij de reguliere jongerenwerking is het belangrijk om een kader mee te geven, zoals het thema van Erfgoeddag. De deelnemers moeten daarbij ook ruimte krijgen.”
Erfgoedcel Leuven organiseert al langer participatieve projecten met jongeren. Ellen: “Het is belangrijk dat zowel de jongeren als de erfgoedwerkers een meerwaarde ervaren. We leren van elkaar en van ieders eigenheid. We hoeven niet zelf op de jongeren af te stappen en zij kunnen bijvoorbeeld meesurfen op de communicatie die wij voeren voor Erfgoeddag. Zo bereiken ze ook een ander publiek.” Ze raadt aan om vooraf na te denken over het doel van een jongerentraject: “Als erfgoedcel is het leuk om samen met de jongeren te groeien naar een mooie expo of andere activiteit. Toch is het eindproduct niet het belangrijkste. In het proces hopen we jongeren vooral enthousiast te maken voor erfgoed. Het is belangrijk dat je in dit soort nieuwe samenwerkingsverbanden ook durft los te laten. Als je met jongeren samenwerkt, moet je flexibel zijn. Zoals in elk participatief traject is het zoeken naar evenwichten, want enkel samen bereik je de meest verrassende resultaten.” Voor de volgende editie van Erfgoeddag maken ze ook al volop plannen.
BAZART
Ade Bormans is verantwoordelijk voor inclusie en vrijwilligersondersteuning bij Bazart, en vertelt vol passie over deze bijzondere jeugdbeweging. Bazart is actief in tien steden (Aalst, Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Kortrijk, Hasselt, Leuven, Mechelen en Turnhout) en biedt kinderen vanaf zes jaar een unieke speelervaring waarbij kunst, cultuur en erfgoed centraal staan.3 Elke stad dient als uitvalsbasis en inspiratiebron voor de activiteiten, die variëren van speelse kunstprojecten tot culturele uitstapjes. Zo kunnen kinderen deelne-
men aan een detectivespel rond het verdwenen paneel van het Lam Gods, dansen met stoepkrijt of een verfgevecht houden op het ritme van muziek. Er zijn bij Bazart enkele leuke samenwerkingen ontstaan naar aanleiding van Erfgoeddag. In Turnhout was er een upcyclingactiviteit met wit servies, terwijl in Aalst kinderen samen met Villa Botanica stop-motionfilms maakten met natuurelementen. Deze activiteiten illustreren hoe erfgoed op een speelse manier kan worden benaderd.
De wekelijkse bijeenkomsten vinden plaats op zaterdag, en gedurende het jaar worden er ook weekenden en zomerkampen georganiseerd. De leiding bestaat uit enthousiaste jongeren. Ze worden ondersteund door een koepelorganisatie die fungeert als coach. Naast drie vaste vormingsmomenten per jaar biedt deze koepel ondersteuning op maat en zorgt ervoor dat zowel leiding als leden zich binnen de organisatie kunnen ontwikkelen en groeien. Ade: “Inclusiviteit is een kernwaarde van Bazart. De organisatie zet zich in om financiële, sociale en fysieke drempels weg te werken, bijvoorbeeld door een kansentarief aan te bieden voor ouders die het lidgeld niet kunnen betalen en transport te regelen. Daarnaast worden er maatgesprekken gevoerd met deelnemers en hun ouders om ervoor te zorgen dat iedereen kan deelnemen aan de activiteiten.”
Bazart hecht veel waarde aan de creatie van een echt thuisgevoel voor de jongeren. Dit wordt bereikt door de grootte van de groepen te beperken en te werken met een vaste leidingsploeg. Laagdrempelige en toegankelijke activiteiten, zoals de dag starten met een grote krijttekening, helpen kinderen om zich snel op hun gemak te voelen. Ook organiseren de afdelingen ontmoetingsmomenten om de band tussen kinderen, ouders en leiding te versterken, zoals oudercafés en familiequizzen. Bazart wil van erfgoed een blijvend onderdeel van de werking maken. Concreet gebeurt dat door goede praktijken te delen tijdens vormingsdagen en activiteiten vroegtijdig in te plannen. Ade Bormans: “Volgend jaar staan er alweer nieuwe Erfgoeddagactiviteiten op de planning, en we hopen daarbij nog meer steden en deelnemers te betrekken. We nodigen geïnteresseerde erfgoedorganisaties uit mee te doen aan dit speelse en inclusieve avontuur.” ■
» Eva Begine is leerkracht. Tot eind juli 2024 coördineerde ze bij FARO de Erfgoedweken. Ellen Demuynck is medewerker publiekswerking en communicatie bij Erfgoedcel Leuven. Seppe Van Pottelbergh is communicatiemanager Erfgoeddag en ErfgoedApp bij FARO.
» Bronnen en literatuur
1. De afkorting staat voor Onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen (OKAN), zie www.vlaanderen.be/onderwijs-en-vorming/onthaalonderwijs-voor-anderstalige-kinderen-okan
faro neemt u mee naar inspirerende werkplekken. Willem is een van de veertien lassers die in kunstgieterij Art Casting in Oudenaarde werkt. Dat bedrijf is de referentie voor heel wat internationale hedendaagse en figuratieve kunstenaars voor bronzen sculpturen. “Als ik aan het lassen ben, bestaat de buitenwereld niet.”
1
“We doen hier als lasser veel meer dan wat mensen zich daarbij doorgaans voorstellen. De kunstwerken komen in dit deel van de productie toe in verschillende onderdelen, recht uit de gieterij en gezandstraald. Grove stukken brons, met de technische interventies zichtbaar, zoals de gietkanalen waarlangs het brons werd gegoten. Vooraleer ik begin te lassen, moeten die verschillende puzzelstukken eerst helemaal afgewerkt worden. Waarna het puzzelen kan beginnen. Soms is dat eenvoudig, soms niet.
2
Voor ik hier aan de slag ging, werkte ik in een tuinbouwbedrijf. Maar mijn lijf kon het op een bepaald moment niet meer aan. Na een bijscholing kon ik hier beginnen. Elke dag brengt een andere opdracht of uitdaging. Mijn hele leven trappen lassen? Neen, dank u. Lassen is heel bijzonder: je zet met elektriciteit en gas metalen aan elkaar, een unieke manier om materie vorm te geven. Vanaf de eerste keer dat ik het uitprobeerde, wist ik dat lassen iets voor mij was. Het vraagt een grote concentratie, wat maakt dat je met niets anders bezig kan zijn. Ook niet in gedachten. Als ik aan het lassen ben, ben ik volledig in het hier en nu.
3
Al doende leert men. Dat geldt zeker ook voor lassen. Je moet vooral heel erg goed leren kijken en, dat klinkt misschien wat vreemd, je werk onzichtbaar maken. Er mag geen enkele lasnaad meer te zien zijn. Tegelijk moet de sculptuur stevig zijn, met voldoende bronswanddikte. Goed en functioneel lassen vergt heel veel praktijkuren, geduld en vertrouwen. Je moet als lasser grotendeels zelf je weg vinden. Al wil dat niet zeggen dat ik geen beroep kan doen op mijn collega’s. (lacht)
4
Een goede ambachtsman heeft goed alaam nodig. Maar eigenlijk heb ik niet zoveel materiaal. Frezen, een slijpschijf, een hamer, wat vijltjes, mijn lastoestel zelf en de bijbehorende kap natuurlijk. Je moet het toestel goed afregelen, met een constante stroomsterkte die afhankelijk is van het materiaal dat je last. Ook gebruik ik een zonnetje of naald. Dat is een niet-afsmeltende wolfraamelektrode, in combinatie met een inert beschermingsgas. Ik zei het al: er komt echt veel meer bij kijken dan je denkt.” (lacht) ■
www.artcasting.be
SCHOONVOLKERS VAN MSK GENT
In 2017 startte MSK Gent met de jongerenwerking Schoonvolk.1 Daarmee beoogt het museum de betrokkenheid van jonge bezoekers te verhogen én zijn vrijwilligersbestand te vergroten. Wie Schoonvolker wil worden, moet geëngageerd zijn. Deze jongeren tussen 18 en 24 jaar krijgen door hun deelname de smaak te pakken van het museumwerk. Dat doen ze door activiteiten te organiseren en mee na te denken over het beleid. Zo zorgden ze al voor yoga in het MSK, schets- en poëzieavonden, silent disco en nog veel meer.
Samuel Caremans
Met het Salon des Jeunes organiseerden de Schoonvolkers in 2021 hun eerste solotentoonstelling.2 Daarin kozen ze voor werken van bekende kunstenaars, gemaakt toen die nog jong waren. Andere jonge kunstenaars werden opgeroepen om ze creatief te verwerken. Dat zorgde voor een gevarieerd eindresultaat waarin 26 kunstenaars aan de slag gingen met heel uiteenlopende materialen. Schoonvolk is een leerrijk traject voor zowel de jongeren als het museum zelf. Hoewel de jongeren indien nodig op ondersteuning kunnen rekenen van de vaste medewerkers, blijkt het interne draagvlak nog een uitdaging: een aantal museummedewerkers twijfelt weleens aan de betekenis van deze participatie. Maar de cijfers tonen wel dat het aantal bezoekende jongeren zo maar even verdubbelde! Naar aanleiding van Ghent European Youth Capital (2024)3 kreeg Schoonvolk opnieuw de mogelijkheid om een tentoonstelling te cureren. In Alternatief Narratief ligt de focus op een kritische reflectie op
tentoonstellingen.4 Daarvoor stelden de jongeren een manifest op met tien regels die volgens hen de succesingrediënten zijn voor een hedendaagse, inclusieve en relevante expo.
Ook in de vaste opstelling van het museum voel je de invloed van Schoonvolk. In 2022 werkten ze hun eigen audiogids uit. Daarbij was de insteek niet zozeer klassiek kunsthistorisch maar eerder maatschappijkritisch. In twintig stops werd ‘oud werk’ in een hedendaags kader aangeboden. De jongeren schreven en verbeterden zelf de teksten en spraken ze nadien ook in.5
JONGE OREN
En hoe klinkt dat? Door de audiofoon weerklinkt eerst de documentairestem van Canvas, helder en aangenaam om naar te luisteren, maar tegelijk al te gekend om nog te prikkelen. Met een tweede druk op de knop wordt de Schoonvolkers-audio geactiveerd. Ditmaal spreekt iemand die een vriend of klasgenoot zou kunnen zijn. De stem
spreekt me persoonlijk aan en geboeid luister ik naar een eigentijdse interpretatie van het werk dat ik voor me zie.
Een tour voor jongeren met één, zij het grote, collectie vergt een hoop creativiteit. Want wie is de doorsneejongere? Gaat die überhaupt ooit naar een museum? De beslissing om zelf de
Ditmaal spreekt iemand die een vriend of klasgenoot zou kunnen zijn. De stem spreekt me persoonlijk aan en geboeid luister ik naar een eigentijdse interpretatie van het werk dat ik voor me zie
audiotour in te spreken was alvast een goed idee. Op die manier voelen de verhalen natuurlijk en niet geforceerd. Het jongerencollectief probeert ook een zo breed mogelijk beeld te schetsen van hun wereld. Van ecologie tot genderexpressie, van worstelen met het volwassen worden tot de ongrijpbaarheid van macht.
CONTEXTEN SAMENBRENGEN
Al snel ben ik gerustgesteld dat er geen geschiedenis herschreven wordt; de meeste teksten beginnen met de historische context van het werk of de auteur. Een hedendaagse invulling is uiteraard een belangrijk middel om kunst en erfgoed relevant(er) te maken voor jongeren. Toch moet
ook het verleden zijn plaats hebben, zowel de schoonheid als het verwerpelijke ervan. Zo vond ik de audiogids krachtig bij het schilderij Jupiter en Antiope (Anthony van Dyck). Dit verbeeldt een verkrachtingsscène en in de audiogids vertelt een jonge vrouw daarbij over het ongemak dat ze voelt als ze in de Overpoort bekeken wordt door mannen. Deze hedendaagse blik zorgt ervoor dat het thema bespreekbaar wordt.
Soms kreeg de audiotour een meer activistische invulling. Bij het schilderij Vossenjacht (Paul de Vos) hoor je de historische context: er waren toen zo veel jachtpartijen dat de vos met uitsterven werd bedreigd. Daarna wordt Greta Thunberg geciteerd, die pleit voor een evenwichtiger contact tussen mens en natuur. Jongeren horen al best veel over de klimaatcrisis – sommigen vinden zelfs te veel – maar met deze historische insteek vanuit een schilderij wordt de urgentie ervan op een andere manier benaderd. Bovendien zijn heel wat jongeren teleurgesteld in politici omdat klimaat geen thema was in de voorbije verkiezingen. Ik geloof er sterk in dat musea mee hun rol kunnen opnemen om het toch weer op de agenda te zetten. Laat jongeren dus echt participeren, luister naar wat ze te zeggen hebben, en draag als erfgoedhuis mee hun stem uit.
MEEGAAN IN EEN PERSOONLIJK PERSPECTIEF
Ik vind het concept van persoonlijke interpretaties wel interessant en het bleef me vooral bij hoe Kunstuur dit realiseerde, een privéinitiatief van de broers Bourlon (Studio 100). Ik was hier zodanig van onder de indruk dat ik inmiddels drie edities heb bezocht. Wat Kunstuur zo goed deed was allereerst schilderijen confronteren met persoonlijke verhalen van (on)bekende mensen. Zo herinner ik me een schilderij van een varkenskarkas waarbij
Ik geloof er sterk in dat musea mee hun rol kunnen opnemen om de klimaatcrisis toch weer op de agenda te zetten
een slager vertelde over zijn beroep. Via dat schilderij krijg je een inkijkje in een leven. Dat was anders bij de audiogids van de Schoonvolkers: je leert de jongeren niet kennen, ze geven hun naam niet of benaderen het schilderij niet vanuit een persoonlijke invalshoek. Ik zou dat wel gewaardeerd hebben. Dat vraagt uiteraard wel dat die jongeren zich kwetsbaar opstellen, wat niet evident is.
Wat ik ook sterk vond aan Kunstuur was de vaste structuur met veel verschillende invalshoeken. De muziek valt mooi samen met de emoties die rond het stuk hangen en de korte duur verlaagt de drempels voor mensen die zich snel verloren voelen in een museum. Die samenhang zat minder in de Schoonvolkers-audiotour. Om te beginnen start de tour pas als je een scanplaatje gevonden hebt. Dat zijn kleine, zwarte plakkaatjes naast de werken met daarop symbolen van de verschillende audiotours. Aanwijzingen doorheen het muse-
Boven: Jupiter en Antiope, van Antoon van Dyck (1599-1641). Collectie: MSK Gent, Foto: Hugo Maertens
Onder: Vossenjacht, van Paul de Vos (1595-1678). Collectie: MSK Gent, Foto: Hugo Maertens
um zijn er verder niet. Je moet dus – letterlijk – op zoek gaan. De tour zou voor mij nog beter werken als hij zou worden ingeleid en afgerond. Want ik blijf als bezoeker met vragen zitten over wie of wat de Schoonvolkers precies zijn. Ik zou ook bijzonder graag te weten komen welke hiaten ze wilden aanpakken; dat zou de verhalen in deze audiotour voor mij echt meer diepgang geven.
JONGEREN OM MEE UIT TE PAKKEN
Tot slot suggereer ik graag dat projecten als deze gerust meer visibiliteit verdienen. Als je zoals het MSK zo intensief met jongeren werkt mag, nee moet, je ermee pronken. Zo maken ze het museum toegankelijker, ook voor de occasionele bezoeker die minder weet van het museum. Voor veel mensen blijven musea toch wel statige instituten die Kunst met hoofdletter K tonen. En dat terwijl talloze musea er alles aan doen om inclusiever te zijn. Dat sijpelt pas echt door als je concreet en opvallend toont hoe je meegaat met maatschappelijke tendensen. Daarbij valt me op dat het voor de meeste musea wel lukt om te tonen hoe ze voor kinderen een thuisgevoel creëren met knutselhoekjes en meer, maar hoe ze ook een hub kunnen zijn voor
de tussengroep (adolescenten en jongvolwassenen) wordt niet echt zichtbaar in de zalen.
De audiotour is een goed begin om bruggen te slaan. Het delen van die persoonlijke ervaringen kan ervoor zorgen dat jongeren die erfgoed vaak straal voorbijlopen, zich sneller betrokken voelen. Veel jongeren leven in een hectische wereld en zijn volop bezig met het zoeken naar oases. De opkomst van BookTok6 en de populariteit van studeren in bibliotheken en historische gebouwen zijn daarvan voorbeelden. Musea zijn sereen en kunnen een hub voor maatschappelijk debat zijn. Dat maakt dat ze veel potentieel hebben om jongeren aan te spreken. ■
» Samuel Caremans (22) studeert Journalistiek aan de AP Hogeschool in Antwerpen. Hij houdt van cultuur, geschiedenis en politiek. Samuel is een van de Erfgenamen.7
In een tijd waarin digitale media steeds dominanter worden, lijkt video het geknipte medium om erfgoed op een aantrekkelijke manier te presenteren, en dan vooral aan jongeren. Hoe kan videobewerking ervoor zorgen dat erfgoedverhalen aansluiten bij de leefwereld van de jongere generaties? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze video’s jongeren ook effectief bereiken?
Seppe Van Pottelbergh
Om deze vragen te beantwoorden, interviewen we drie jonge mensen. Elk hebben ze vanuit hun ervaring een uitgesproken kijk op hoe filmpjes kunnen gebruikt worden om over erfgoed te berichten en het te promoten. Hoe kunnen deze technieken beter ingezet worden om jongeren warm te maken en te betrekken bij het rijke culturele erfgoed dat Vlaanderen en Brussel te bieden heeft? Aan het woord is Kamielus, het pseudoniem van Kamiel De Bruyne. Hij maakt boeken en tv-formats en experimenteert graag met het vastleggen van gekke borden en curiositeiten, ook op sociale media. Luna Nys is gebeten door het in beeld brengen van tradities op TikTok. En tot slot is er Roos Luyten, afgestudeerd aan filmschool Narafi. Als videograaf en oprichtster van Bavoet zet ze graag in op participatieve videoprojecten met gemeenschappen.
Wat betekent erfgoed voor jullie?
Kamiel: “Ik ben niet bewust met erfgoed bezig. Het is mij eerder ‘overkomen’. Ik hou gewoon van coole plekken en rare dingen in Vlaanderen en daarbuiten. Dat blijkt dan vaak een overlap
te hebben met wat ‘erfgoed’ wordt genoemd. Erfgoed klinkt niet zo supersexy, maar de verhalen, plekken, gebruiken en dingen kunnen heel interessant zijn. Als je die op een ludieke manier verpakt, zijn ze ook leuk om door te geven.”
Luna: “Erfgoed is voor mij een bron van verwondering. Zaken ontdekken, vaak dicht bij huis, die voor sommigen compleet evident zijn en anderen de wenkbrauwen doen fronsen, is ongelooflijk
Erfgoed klinkt niet zo supersexy, maar de verhalen, plekken, gebruiken en dingen kunnen heel interessant zijn. Als je die op een ludieke manier verpakt, zijn ze ook leuk om door te geven
boeiend. Het is belangrijk om jongeren te laten stilstaan bij de waarden van tradities. En hen daarbij te doen nadenken over de vraag waarom het zinvol is om kritisch te staan tegenover het blindelings voortzetten van tradities.”
Roos: “Voor mij betekent dat het bewaren van geschiedenis en cultuur, zodat we kunnen begrijpen waar we vandaan komen. Het doorgeven aan jongeren is cruciaal omdat het hen verbindt met hun roots en hen trots kan maken op hun gemeenschap. Jongeren vormen de toekomst,
dus door hen te betrekken blijven deze verhalen voortleven.”
Wanneer raken jongeren volgens jullie geïnteresseerd in erfgoed?
Kamiel: “Ze vinden erfgoed interessant als ze er zelf iets mee kunnen doen. Als ze er naartoe kunnen gaan, een leuke middag spenderen, of als het iets bijdraagt aan hun eigen leefwereld. ‘Ah ja, hier is een zot kasteel, en dat is hoe de mensen vroeger leefden’ … hebben ze al veel gezien of
TikTok-filmpjes van Kamielus over bijzondere plekken.
Luna deelt filmpjes over tradities op TikTok. De minidocumentaire
‘Doorgrond’ van Roos Luyten vertelt het verhaal van de crash van de Wellington III op 13 augustus 1942 in Tildonk. Foto bewerkt met een videoframe. CC0)
gehoord. Pas als je er iets anders mee doet wordt het interessant en kan je enthousiasme creëren.”
Luna: “Jongeren zijn, net als iedereen, nieuwsgierig naar het niet-alledaagse. Alleen worden ze via hun smartphones tegen een veel hogere snelheid dan andere generaties overladen met rariteiten van over heel de wereld. Het moet er dus echt bovenuit steken en snel duidelijk zijn waarom het zo indrukwekkend is. Video leent zich zeer goed om erfgoed naar voren te brengen dankzij een hoge visuele wauwfactor.”
Roos: “Jongeren zijn vaak geïnteresseerd in verhalen die persoonlijk en visueel aantrekkelijk zijn. Lokale verhalen zorgen voor een emotionele band en visuele elementen, zoals tekeningen of historische beelden, kunnen hun nieuwsgierigheid prikkelen.”
Wat maakt video’s zo geschikt om erfgoed aantrekkelijk(er) te maken?
Roos:“Videoprojecten bieden kansen om de bredere gemeenschap en zeker ook jongeren actief te betrekken bij de beleving van dat erfgoed. Participatieve videoprojecten gaan veel verder dan louter het vastleggen van beelden en inhoud. In het beste geval kunnen ze dienen als platform waarop jongeren zelf erfgoed kunnen verkennen, delen en ervaren.”
Kamiel: “Videocontent wordt enorm veel geconsumeerd door iedereen. Er zijn nog nooit zoveel kinderen en jongeren op platformen geweest als TikTok en Instagram! Die zijn bij uitstek geschikt om ‘erfgoedboodschappen’ op een toffe manier te brengen. Met de juiste tools kan je viraal gaan en een groot publiek bereiken, waardoor je jongeren kan enthousiast maken voor erfgoed.”
Luna: “Jongeren gaan graag op ontdekking, zeker naar zaken die entertainend, fascinerend of gewoonweg heel mooi zijn. Ze zijn constant op zoek naar nieuwe ervaringen. Video is het ultieme middel om hen te tonen wat er allemaal te beleven is, dicht bij huis. Een goede video op TikTok hoeft niet gepromoot of verspreid te worden, maar vindt vanzelf de weg naar zijn publiek.”
Kunnen jullie de waarde van erfgoedvideoprojecten illustreren met enkele succesvolle voorbeelden?
Roos: “Een Instagramvideo van de Londense musea gebruikte fun facts om hun werkingen op een speelse en aansprekende manier te promoten voor de International Museum Day. 1 Stad Aalst brengt alles over Aalst Carnaval naar voren, zoals TikTokvideo’s over het eten op Aalst Carnaval en de mensen achter de stoet.”2
Kamiel: “Ik heb zelf video’s gemaakt die meer dan 500.000 keer bekeken zijn, zoals die over het Natuurhistorisch Museum Boekenberg in Deurne. Short-formvideo is een zeer geschikte manier om erfgoed op een boeiende manier te presenteren.”
Roos: “De minidocumentaire Doorgrond: de crashsite van Tildonk is een goed voorbeeld van een participatieve aanpak. Dit project betrok jongeren en lokaal talent en resulteerde in een minidocumentaire die niet alleen informatief is, maar ook een emotionele connectie creëert met het publiek.”
Welke rol kunnen jongeren spelen in erfgoedvideoprojecten?
Kamiel: “Jongeren moeten het gevoel hebben dat ze er zelf iets mee kunnen doen. Het organiseren van wedstrijden waarbij ze video’s maken over erfgoed en daarvoor prijzen kunnen winnen, kan hen aanmoedigen om deel te nemen.”
Luna: “Jongeren hebben een sterke voeling met online content en kennis van nichetrends. Wanneer ze die inzetten om hun beleving van erfgoed weer te geven, krijg je echt hun blik op hoe zij de zaken beleven. Dit kan ook met jeugdig sarcasme, zoals in video’s over carnaval.”
Roos: “Jongeren kunnen een grote rol spelen bij het maken van erfgoedvideo’s. Door hen te betrekken bij projecten zoals Doorgrond en ze verantwoordelijkheid te geven, kunnen ze hun creatieve vaardigheden ontwikkelen en een sterke band opbouwen met het erfgoed in kwestie.”
Welke tools of ondersteuning hebben jongeren nodig volgens jullie?
Roos: “Communicatie met erfgoedinstellingen of experts die bekend zijn met het onderwerp van je video is essentieel. Dat maakt de boodschap relevant zodat je video ook betekenisvol is voor de erfgoedsector, en dus niet enkel focust op entertainment. De participatieve aanpak van Doorgrond, waarbij de lokale gemeenschap als filmcrew fungeerde, bleek zeer effectief.”
Kamiel: “Scholen kunnen erfgoedprojecten integreren in hun curriculum door bijvoorbeeld leerlingen video’s te laten maken over hun bezoeken aan erfgoedlocaties, in plaats van het traditionele verslag. Zo leren ze niet alleen over erfgoed, maar ook over videobewerking, storytelling en informatieverwerking.”
Jongeren kunnen een grote rol spelen bij het maken van erfgoedvideo’s. Door hen te betrekken bij projecten zoals Doorgrond en ze verantwoordelijkheid te geven, kunnen ze hun creatieve vaardigheden ontwikkelen en een sterke band opbouwen met het erfgoed in kwestie
Luna: “Ga er niet vanuit dat jongeren geen tools nodig hebben. We overschatten soms hoeveel jongeren het maken van video’s in de vingers hebben, maar met de juiste begeleiding komen ze ver!”
Tot slot, hebben jullie nog tips voor jongeren die willen beginnen met erfgoedvideo’s?
Luna: “Niet twijfelen! Breng in beeld wat jij zelf beleeft, wees trots op het erfgoed waar je deel van bent en besef dat wat voor jou misschien een jaarlijks tafereel is, voor anderen écht heel fascinerend kan zijn.”
Kamiel: “Begin gewoon. Je hebt geen fancy camera’s of microfoons nodig. Smartphones zijn tegenwoordig meer dan voldoende voor dit soort video’s. Denk na over welke waarde je creëert voor je kijker. Mensen moeten iets bijleren of het moet entertainend zijn.” ■
Meer weten?
» Voor alle projecten van Kamiel De Bruyne, zie www.kamielus.be.
» Project Doorgrond van Bavoet: www.bavoet.be
» Luna op TikTok : https://www.TikTok.com/discover/luna-discovers-belgium
» Seppe Van Pottelbergh is communicatiemanager Erfgoeddag | ErfgoedApp bij FARO.
Musea Brugge zette in 2017 de eerste projectmatige stappen richting jongerenwerking naar aanleiding van de herinrichting en heropening van het Gruuthusepaleis. Daar kregen jongeren toen een verdieping ‘voor zich’. Sindsdien verkent Musea Brugge op tal van manieren hoe de stem van jongeren een volwaardige plek kan krijgen in de werking. Een leerrijk parcours.
Lieven De Visch
Musea maken niet meteen deel uit van de alledaagse leefwereld van de doorsnee jongere. Dat weten we allemaal. Voor musea die jongeren willen betrekken en bereiken is het daarom des te belangrijker om te zoeken naar antwoorden op de vraag: ‘What’s in it for them?’ Waar precies zit voor jongeren de meerwaarde om naar het museum te komen of zich te engageren voor de museumprojecten?
DE STEM VAN DE BRIKL’JONGEREN
Bij de opstart van de jongerenwerking van Musea Brugge – vandaag Briklyoung – enkele jaren geleden, was deze vraag een zoektocht voor het hele museumteam. Onder de projecttitel Paleisje Pimpen lieten we de driver’s seat even aan de jongeren. Ze maakten eigen creaties en interpretaties naar aanleiding van de herinrichting van het paleis, in cocreatie met kunstenaars en andere professionals. Hun resultaten, en een documentaire die hun proces in beeld bracht, werden getoond op de bovenste museumverdieping van het Gruuthusepaleis.
Vandaag is Briklyoung geëvolueerd tot een artistieke en projectgerichte werking met jongeren.
Anders dan andere museale jongerenwerkingen werken we niet jaar na jaar met een vaste groep jongeren, maar engageren we jongeren per project. Dat stuurt telkens welke werkvorm of methodologie we hanteren, het ritme van de bijeenkomsten, met welke partner we samenwerken en naar welk resultaat we eventueel toewerken. Jongeren kiezen zelf of ze zich willen engageren voor een volgend project of niet. De projecten kunnen gekoppeld zijn aan bijvoorbeeld een herinrichting of een tentoonstelling. Dat heeft het voordeel dat de stem van jongeren helemaal geïntegreerd is in de werking, en geen zijproject blijft. Bijvoorbeeld in de voorbije tentoonstelling Rebel Garden is de installatie van de jongeren op die manier een wezenlijk onderdeel; de curator heeft op voorhand al een deel van de ruimte voor hen gereserveerd.1
Centraal in onze visie op de jongerenwerking staan evenwicht, flexibiliteit en tijd. Evenwicht betekent dat we echt op zoek gaan naar de meerwaarde voor jongeren; en niet zomaar alleen eenzijdig uitgaan van onze eigen plannen. Alleen zo kom je tot eigenaarschap bij de jongeren. Dat geldt trouwens voor iedere doelgroep waarmee het museum in cocrea-
tie gaat. We moeten hun verhalen ook vertellen, niet alleen de onze. Hiervoor is flexibiliteit nodig. En tijd om dit alles mogelijk te maken.
GUERRILLA GARDENS DOOR HOWEST
De tentoonstelling Rebel Garden was eveneens een proeftuin om jongeren vanuit een onderwijscontext eigenaarschap te geven in het museum. Voor Guerrilla Gardens werkte Musea Brugge met de studenten van de opleiding Toegepaste Architectuur van de Hogeschool West-Vlaanderen. Het museum nodigde 120 studenten en docenten uit om één week, in maart 2024, net voor de opening van de tentoonstelling, het museum over te nemen en samen te werken met collega’s en kunstenaars van de expo. De uitdaging: hoe zou een ‘rebel garden’ eruit kunnen zien in het wereldbeeld van een architectuurstudent?
Een week lang lieten studenten zich volop inspireren en gingen ze met tal van ideeën aan de slag. Op het einde van die week presenteerden ze hun visuele droombeelden met hun blik op oplossingen voor klimaatproblemen in de verre toekomst en op concrete groenoplossingen die uitgevoerd kunnen worden met simpele middelen. Denk aan hangende tuinen aan parkeermeters, zebrapaden als stapstenen in een ontharde strook, balkontuinen, plukparkjes, bushok-serres … Ze presenteerden bovendien hun stapsgewijze uitvoeringstekeningen voor iedereen die met hun DIY-pakketten aan de slag wil.
Ook ontwierpen ze het prototype voor de toekomstige museumtuin bij de bouw van de nieuwe expohub BRUSK in 2030, samen met designer Marieke De Backer en eco-ondernemer Louis De Jaeger. Deze Guerilla Garden maakt effectief onderdeel uit van het parcours van Triënnale
Brugge: Spaces of Possibility. 2 Maar we kregen vooral heel wat ideeën mee over hoe de toekomstige tuin kan ingezet worden om te praten, eten, oogsten … en hoe we hierbij recuperatiematerialen kunnen inzetten.
YOUNG AMBASSADORS
Om de stem van de jongere als museum echt te vatten, is het cruciaal om die deel te laten uitmaken van alle geledingen van de werking, niet enkel van de tentoonstellingen. Hiervoor richtten we Young Ambassadors in. Via een open oproep richt het museum zich tot jongeren die interesse hebben om in de toekomst in de erfgoedsector te werken. Het idee is enerzijds om hen een blik achter de schermen te geven, te laten proeven van de werking, teams, projecten … In verschillende sessies lopen ze enkele maanden mee. Tegelijk zorgt hun aanwezigheid voor jong bloed in de organisatie en
vormen ze een klankbord voor de huidige stand van zaken. Elke Young Ambassador krijgt de opdracht om vanuit zijn of haar expertise en kennis één onderdeel van het museum aan te pakken: een voorstel introduceren, een aspect verbeteren of een blinde vlek in de werking blootleggen.
Hun traject eindigt met de presentatie van hun voorstellen voor de medewerkers van het museum en met een getuigschrift dat ze kunnen toevoegen aan hun cv. Er zijn zo al erg interessante pistes aan de oppervlakte gekomen, ook al is het ene idee haalbaarder om uit te voeren dan het andere. Bij BRUSK zullen we voor het eerst
nieuwe producten of activiteiten te ontwikkelen vanuit onze eigen doelen, intenties en ervaringen, maar om die steeds eerst te toetsen bij kinderen en jongeren vooraleer effectief te starten
ook een café hebben. De jongeren stelden voor om via cultureel ondernemerschap ook het aanbod in dat toekomstige café op maat van bepaalde doelgroepen in te vullen. Een idee dat we bijvoorbeeld zeker meenemen, is dat van de 'geschonken koffie', of de mogelijkheid om te doneren voor een koffie.
We merken dat de oproep enerzijds vooral jongeren aanspreekt die al interesse hebben in musea, erfgoed of kunst. Maar anderzijds schept dit concept wel mogelijkheden om jongeren kansen te geven en te ondersteunen bij de eerste stappen die ze in de museumwereld of de erfgoedsector willen zetten. Zo groeide een van de Young Ambassadors door naar een BIS-stage bij Musea Brugge, en ten slotte naar een eerste volwaardige – tijdelijke – job in het museum. In deze rol als broedplaats voor jong talent wil Musea Brugge blijven inzetten en leren.
RUIMTE GEVEN
Groeien in participatie gaat echter niet zonder slag of stoot. Het betekent investeren. En ook aanvaarden dat dit tijd en moeite kost. Daarom ging Musea Brugge een samenwerking aan met een educatieve partner, die ons helpt om beter en meer te leren uit al onze initiatieven die er nu al zijn; maar ook om nieuwe experimenten aan te gaan om de stem van jonge mensen, jongeren én kinderen een nóg systematischer plek te kunnen geven in onze toekomstige werking.
Het opzet is om voortaan niet zomaar nieuwe producten of activiteiten te ontwikkelen vanuit onze eigen doelen, intenties en ervaringen, maar om die steeds eerst te toetsen bij kinderen en jongeren vooraleer effectief met het ontwerp te starten. Hiertoe ontwikkelen we een set van instrumenten die ons hier in de toekomst bij helpen. Denk daarbij aan verschillende soorten manieren om kinderen en jongeren te bevragen of te interviewen; of manieren om met hen te brainstormen. Ook de gidsen worden gecoacht om hiervan gebruik te maken.
Daarnaast experimenteerden we met verschillende vormen van prototyping, bijvoorbeeld voor de vernieuwde opstelling in het Museum Sint-Janshospitaal, en dat werkte wel. Op die manier kan je snel en goedkoop eerst in de praktijk toetsen of een bepaald product of ingreep in bijvoorbeeld de tentoonstelling echt zal werken, en of kinderen er niet gewoon aan voorbijlopen. Je kan dan bijsturen indien nodig. Dus ook prototyping nemen we mee als manier om vooraf de stem van kinderen of jongeren te horen, en om zo meer vanuit de leefwereld en noden van kinderen en jongeren te kunnen denken en werken.
De toekomstige plek die jongeren in ons museum hebben, is er een van blijvend investeren van middelen en tijd en volharden. De weg die we sinds 2017 hebben afgelegd illustreert dat. En weet: Just because it’s taking time, doesn’t mean it’s not happening. ■
» Lieven De Visch is algemeen coördinator presentaties Musea Brugge.
» Bronnen en literatuur 1. https://www.museabrugge.be/kalender/tentoonstellingen/rebelgarden 2. https://triennalebrugge.be/. Deze vierde editie van Triënnale Brugge: Spaces of Possibility gaat op zoek naar het sluimerend potentieel van de stad. Hoe kan een Unesco-beschermde historische stad, waar behoud centraal staat, omgaan met concepten als verandering en duurzaamheid, en hoe kan hedendaagse kunst en architectuur hier een nieuw kader voor scheppen?
Stel, u krijgt de kans om door de lens van jongeren naar uw organisatie te kijken. Wat leeft er in de wereld van jongeren? Hoe willen zij een museum beleven? Hoe kijken zij naar uw organisatie? Enter AmuseeVous, dat met een team van jongeren tussen 16 en 30 jaar op zoek gaat naar het antwoord en een jongerenrapport formuleert. Heel recent deden ze dat op maat van Museum Plantin-Moretus.
Bonné
AmuseeVous stuurt geregeld jongerenteams uit om kunstorganisaties, musea en andere erfgoedorganisaties door te lichten.1 Deze jongeren doen een deepdive in de organisatie, sporen valkuilen en drempels op en formuleren vervolgens aanbevelingen. Het resultaat komt in een jongerenrapport. De vraag naar zo’n ‘doorlichting’ start altijd vanuit de organisaties zelf, met als doel dat er kortetermijnacties en langetermijnperspectieven voor de organisatie in kwestie uit de bus komen.
In het voorjaar ging AmuseeVous samen met Museum Plantin-Moretus aan de slag. Dat museum werkt toe naar een bijzonder jaar in 2026: tien jaar na de opening in 2016 werkt het nu aan een update.2 Precies daarom gaat het museum in gesprek met verschillende externe groepen. En om ook de stem van jongeren daarbij te integreren, riep het de hulp in van AmuseeVous.
WERKWIJZE
Elk jongerenrapport is anders, want de organisatie in kwestie bepaalt mee op welke onderdelen
van de werking de focus ligt. Voor Plantin-Moretus ligt die onder andere bij de informatieverstrekking in het museum, de presentatie op zaal, de interactie en de beleving. Deze thema’s vormen de leidraad gedurende het hele proces.
Vervolgens stellen we een jongerenpanel samen. AmuseeVous lanceerde een oproep om creatief mee na te denken over de toekomst van Plantin-Moretus. Een gemotiveerde groep was het resultaat, met tien jonge denkers tussen 17 en 25 jaar uit en met diverse leefwerelden, opleidingen en interesses. Er waren studenten bij uit studierichtingen als internationale betrekkingen, geschiedenis en sociaal werk. Sommigen hadden affiniteit met kunst of musea, anderen niet. Ook een jonge kunstenaar maakte deel uit van de groep. “De mondigheid, de nuance en de diversiteit van het jongerenteam waren enorm verrijkend voor ons. De samenstelling van de groep zorgde voor een interessante mix van mensen”, aldus museumdirecteur Iris Kockelbergh.
Sofie
Jongeren van AmuseeVous aan de slag met het team van Museum PlantinMoretus tijdens een sessie.
Het traject bestaat uit drie tot vier contactmomenten in de avond, waarbij telkens een maaltijd wordt voorzien. Tijdens de eerste sessie worden de jongeren ondergedompeld in de verhalen en thema’s van het museum. In de volgende sessies gaan we in op specifieke onderdelen in de werking. Tot slot wijden we een sessie aan het formuleren van aanbevelingen. Ondertussen krijgen de jongeren ook toegang tot andere musea om hun blik op kunst en museumbeleving te verruimen.
IEDERE STEM TELT
AmuseeVous begeleidt de gesprekken met de jongeren en coacht hen om actief mee te denken. Zo komen de jongeren zelf allemaal aan het woord. Publieksmedewerker Kris Geysen: “Het is echt een meerwaarde om de sessies te kunnen bijwonen vanuit mijn functie, zonder zelf de leiding te moeten nemen. Zo sluipt onze vooringenomenheid niet te veel in de gesprekken en durven jongeren echt kritisch te zijn.” Iris Kockelbergh vult aan: “De aanpak zit goed. Je merkt aan de deelnemers dat deze manier van werken hen ligt. Het comfort en de openheid waarmee iedereen op hetzelfde niveau zijn bijdrage kan leveren, was heel verrijkend.”
Het resultaat is zoals gezegd een rapport. Met daarin aanbevelingen, sterktes en tips voor wat beter kan. Geen ‘punten’ of ‘ratings’ dus, maar rechtstreeks advies van jongeren. “Het is niet het zoveelste rapport met wollige bewoordingen, maar net heel concreet. We kijken nu bijvoorbeeld met andere ogen naar onze onthaalruimte en hoe we daar informatie aanbieden aan bezoekers”, aldus Geysen. Zo kwam bijvoorbeeld meermaals terug dat jongeren meer huiselijkheid willen in het museum zodat ze zich er echt thuis kunnen voelen. Dat kan bijvoorbeeld door het inplannen van gezellige zitruimtes, planten of achtergrondmuziek.
Het traject stopt niet bij de overhandiging van het rapport. Zes maanden na de afronding doen we nog een check met de organisatie. Ook hier is het jongerenteam aanwezig. We bekijken samen wat het jongerentraject teweeg heeft gebracht: zijn er effectief plannen doorgevoerd of zijn er veranderingen op til? Zo willen we de impact en duurzaamheid van het traject vergroten. ■
» Sofie Bonné is communicatiemedewerker bij AmuseeVous/Bamm!
Ook u kan een beroep doen op AmuseeVous of zelf een gelijkaardig adviestraject met jongeren organiseren. Of u kan aan de slag met volgende leerpunten uit jongerenrapporten die AmuseeVous hier met u deelt:
Jongeren vinden het belangrijk om te weten waar uw organisatie voor staat en gaan op zoek naar uw missie en visie. Zorg dat die makkelijk te vinden en helder geformuleerd is.
Zorg voor een goede ‘binnenkopper’, een titel of zin die spreekt, om te gebruiken op sociale media, op uw website of locatie. Denk er goed over na welke info of welk verhaal u in het begin meegeeft.
Jongeren gaan op zoek naar een verhaal of verhalen: hoe persoonlijker u het maakt, hoe beter.
Bereikbaarheid en timing zijn heel erg belangrijk voor jongeren. Doe uw activiteiten op een plek die makkelijk bereikbaar is met het openbaar vervoer en liefst ‘s avonds of in het weekend.
Zorg voor interactie, maar blijf authentiek en trouw aan uzelf. Een museum hoeft geen pretpark te zijn.
Nog meer adviezen voor wie jongeren actief wil betrekken bij de werking:
Organiseer uw bijeenkomsten ‘s avonds op goed bereikbare plekken.
Leg op voorhand data vast zodat jongeren ze kunnen inplannen in hun drukke agenda’s.
Zorg dat jongeren een bepaald voordeel hebben, zoals gratis toegang of lekker eten.
Benadruk dat iedereen welkom is, ongeacht voorkennis of achtergrond.
Laat jongeren zich welkom voelen in uw organisatie, nodig ze uitdrukkelijk uit en zorg voor een veilige omgeving waarin ze open hun mening kunnen uiten.
Of WIK: het interactieve kunstplatform voor kinderen van 8 tot 12 jaar!
In komische vlogs nemen presentator Leonard en zijn virtuele assistent JOS je mee op kunstavontuur.
Er is een interactieve kunstgalerij, er zijn creatieve games en DIY-video’s om zelf aan de slag te gaan.
Voor de leerkrachten zijn er kant-en-klare lessuggesties. Kunst was nog nooit zo leuk!
www.watiskunst.be
“Het zal saai zijn!”
De oproep voor de Erfgenamen lokte vooral reacties uit bij jongvolwassenen, maar ook enkele jonge tieners gaven gehoor en wilden graag vertellen over hun erfgoedervaringen. Wat merken zij op? Wat onthouden ze en wat blijft niet hangen? En welke tips en ideeën hebben ze voor erfgoedwerkers?
Eva Begine, Hildegarde Van Genechten en Seppe Van Pottelbergh
OP STAP MET DE ERFGOEDAPP
Pelle (12) beleefde de voorbije maanden enkele erfgoedavonturen, onder andere met de ErfgoedApp. Pelle: “Een museum vind ik fijn als er iets nieuws te ontdekken is. Ik hou van afwisseling en gebruik graag mijn handen. In het tijdelijke museum Small is Beautiful in Brussel kon ik bijvoorbeeld zelf met voorwerpen schaduwkunstwerken maken en kunstwerken met een vergrootglas bekijken. Ik voelde me een echte onderzoeker! Bij Eperon d’Or in Izegem kon ik leren hoe schoenen vroeger en nu worden gemaakt en ik bouwde er zelfs mijn eigen miniatuurfabriekje met Lego. Ik hou ervan als er, naast verrassende weetjes, ook onverwachte verbanden worden gelegd met de wereld van vandaag. Oude voorwerpen die nu (in een nieuw jasje) vergelijkbare dingen doen? Dat blijft hangen.”
Helpt de ErfgoedApp je bij je museumbezoeken?
Pelle: “De ErfgoedApp is superleuk! Met die app kan ik allemaal toffe dingen doen, zoals speurtochten en quizzen. Toen ik in het Nationaal Museum van de Speelkaart in Turnhout was, gebruikte ik de Klaverenroute. Dat is een soort schatkaart op je gsm die me alles leerde over oude kaartspellen en hoe ze die vroeger maakten. Het
voelde alsof ik een echte onderzoeker was. De app zorgde ervoor dat ik geboeid bleef en goed moest kijken en luisteren. Het was net een spel, heel kleurrijk en makkelijk te begrijpen. Ik vond het echt cool, want het leek wel een avontuur speciaal voor mij!”
Hoe was je bezoek aan Do the right DING van het Design Museum Gent in Het Arsenaal?
Pelle: “Oh ja, dat was echt geweldig! Je kon er zelf gevelstenen maken uit afval, en ik vond het supercool om te zien hoe afval omgetoverd werd tot iets nieuws en nuttigs. Het voelde ook goed om te weten dat ik zo mijn steentje bijdroeg aan duurzaamheid en creativiteit. Er waren kunstenaars die hun atelier lieten zien. En dan waren er
Ik heb zin om samen met mijn vrienden door het museum te gaan, en met een hoofdtelefoon zit je er toch wat alleen door te wandelen
nog gekke activiteiten met een werfwellness en -fitness, wat echt grappig was!”
OP BEZOEK IN ‘HET MEEST ONVERWACHTE MUSEUM VAN ANTWERPEN’
Kamiel (14) trok met zijn klas naar het Natuurhistorisch Museum Boekenberg in Deurne. Kamiel: “Dit museum bevond zich in een fake grot, niet meteen een locatie die ik al eerder zag. Ik vond dat cool. En grappig dat er dus ooit een kasteelheer was die niet alleen een vijver en een toren in zijn park plaatste, maar ook een grot liet namaken. Dan waren er de voorwerpen: skeletten, fossielen, fluorescerende stenen en kristallen ... Soms konden we die ook vastpakken zoals een slagtand en een bot van een mammoet. Ook niet iets dat je elke dag mag doen.”
Gidsen hebben jullie er rondgeleid. Wat vond je daarvan?
Kamiel: “De gidsen waren vier oudere mannen maar ze vertelden enthousiast en met humor over wat we te zien kregen. We kregen de tijd om niet alleen te luisteren, maar ook om zelf wat te
verkennen. Die afwisseling was goed. Ze vertelden over een selectie van voorwerpen, niet over alles en zo duurde het ook niet te lang. En bovendien heb ik zin gekregen om eens terug te gaan om de andere dingen te ontdekken.”
Welke tips heb je voor musea die leeftijdsgenoten willen ontvangen?
Kamiel: “Geef een verrassende vraag of opdracht die we samen in groepjes kunnen oplossen. Zorg voor clues die we moeten vinden zonder dat je alles zelf al vertelt. Ik wil niet alleen luisteren maar ook doen. Vorig jaar bezocht ik met een andere klas een groot museum waar we heel veel moesten schrijven in een bundeltje. Dat vond ik echt een teleurstelling. Ik vind het niet erg om infobordjes te lezen, maar als we alleen dat doen, is het saai. Ik ga graag iets lezen als een voorwerp raar is of vragen oproept. Dan hoop ik te ontdekken wat het is of waarvoor het dient. Of ik hoor graag een verhaal zoals dat van die kasteelheer en zijn zotte creaties. Het is ook fijn als er wat afwisseling is: niet alleen infokadertjes lezen maar ook informatie krijgen via een filmpje. Een audiogids vind ik maar niks. Ik heb zin om samen met mijn vrienden door het museum te gaan, en met een hoofdtelefoon zit je er toch wat alleen door te wandelen.”
IN HET GALLO-ROMEINS MUSEUM
Elize (12) beleefde de jongste Erfgoeddag in het Gallo-Romeins Museum in Tongeren: “Wat ik boeiend vond aan dit museum is dat je zoveel kan ontdekken over hoe mensen vroeger leefden. De reconstructies van onze voorouders waren zo gedetailleerd dat het leek alsof ze zo uit het verleden waren gestapt! En als je een foto maakte, herkende de camera de reconstructies als echte mensen, wat ik echt bizar vond.”
Wat vind je belangrijk voor een geslaagd museumbezoek?
Elize: “Ik hoop altijd dat een bezoek heel levendig en interactief kan zijn. Er waren hier veel informatieve, kleurrijke en eenvoudige filmpjes over hoe onze voorouders wapens en potten maakten. Tijdens Erfgoeddag konden we, na een speurtocht over
inleven in die tijd als er verkleedkleren en attributen zouden zijn. Je verkleden als Romeinse keizer? Dat zou toch fantastisch zijn
hoe mensen vroeger leefden, ons eigen favoriete (t) huisje knutselen. Dat was echt leuk! Ik ontdek ook graag verrassende zaken die ik nog niet wist, zoals dat de marmeren beelden vroeger bedekt waren met bonte kleuren.”
Welke tips heb je voor een leuke museumervaring?
Elize: “Ik zou me nog meer kunnen inleven in die tijd als er verkleedkleren en attributen zouden zijn. Je verkleden als Romeinse keizer? Dat zou toch fantastisch zijn! Een expo moet ook meer zijn dan een verzameling voorwerpen. Daarmee zou die echt meer tot leven komen.”
Je moet je als museum inbeelden wat jij leuk zou vinden als je kind was
OP STAP MET JAMES ENSOR
Lucian (13) bezocht in het voorjaar James Ensor en het stilleven in België in Mu.Zee en het James Ensorhuis in Oostende en dook vervolgens in een videogame over Ensor: Please, touch the artwork 2. Lucian: “Ik wist niets van Ensor. Ik ging met mijn ouders naar een tentoonstelling kijken en ik dacht: ‘O neen, moet dat? Het zal saai zijn’. Verplicht ging ik mee. Ik zag in het museum dat hij schelpen gebruikte. Dat is cool. Zijn kunst is anders, hij heeft een bijzondere stijl, en dat trekt jongeren aan. Maar in het museum zag ik geen jonge mensen. De verschillende werken gewoon bij elkaar hangen vond ik ook een wat klassieke aanpak.”
Wat vond je van het Ensorhuis?
Lucian: “Dat vond ik echt een topmuseum. Je kon er rondwandelen en je helemaal inleven in het verhaal dankzij de audiogids. Wat verteld werd vond ik goed en zeker niet te veel. Je zat helemaal in de leefomgeving van Ensor, in zijn huis, met al die objecten, dat voelde uniek. Het is er allesbehalve een museum met alleen maar witte muren, waar veel schilderijen gewoon naast elkaar hangen. Je moet je als museum inbeelden wat jij leuk zou vinden als je kind was.”
Vervolgens kwam je bij de videogame terecht?
Lucian: “Ja, ik ben door het bezoek wel geïnteresseerd geraakt in Ensor. Toen ik hoorde dat er een spel was dacht ik dat het wel de moeite kon zijn. En het was ook echt superleuk. Helemaal anders dan wat ik doorgaans speel. Het was een rustgevend spel, maar met toch genoeg uitdaging. Je zat telkens in een schilderij en zag veel details door de zoekopdrachten. De titels van de schilderijen werden niet altijd gezegd, maar het gaat om het kijken, dat is toch waar kunst om draait? Ik apprecieer James Ensor nu wel. Tot een maand terug kende ik hem niet. Nu heb ik wel het gevoel dat ik zijn schilderijen beter heb leren kennen. Hoe hij naar de mensheid kijkt, vind ik inspirerend.” ■
» Eva Begine is leerkracht. Tot eind juli 2024 coördineerde ze bij FARO de Erfgoedweken. Hildegarde Van Genechten en Seppe Van Pottelbergh zijn resp. adviseur participatie | educatie en communicatiemanager Erfgoeddag | ErfgoedApp bij FARO.
Erfgoed is voor letterlijk iedereen betekenisvol en relevant. Bekende personen wijzen u de weg naar hun erfgoedplek.
De resten van de Sint-Baafsabdij in Gent, de erfgoedplek van: Colin van Eeckhout.
Colin van Eeckhout is zanger van de wereldberoemde postmetalband Amenra. Met het soloproject CHVE bracht hij net een nieuw album uit. En hij maakt ook deel uit van De Mannen Broeders. Recent debuteerde hij als acteur in Skunk, de nieuwe film van Koen Mortier. Colin werkt vooral rond authenticiteit in de kunsten, en in zijn muziek. Daarbij vertrekt hij vaak vanuit “de donkere zaken des levens” en probeert die om te buigen in iets moois of hoopvols. Hij wil vooral mensen raken, en iets meegeven waaruit ze energie kunnen putten. Vaak kiest Amenra een erfgoedlocatie als concertplek. Zo passeerde de groep bijvoorbeeld al in het MSK Gent en het Rubenshuis.
Maar zijn favoriete erfgoedplek? De Sint-Baafsabdij in Gent. “Ik herinner me dat Kristof Mondy, Amenra's eerste bassist, er zijn eindwerk in tentoonstelde. Hij was toen begin twintig en studeerde grafiek. Zelf was ik een jaar of achttien, en ging er een kijkje nemen. Het refectorium was de ruimte die mij helemaal overdonderde. De armloze Jezusfiguur aan de muur, de grote grafstenen tegen de muren: heel indrukwekkend. Het is er ook altijd zo rustig, net ver genoeg uit het drukke Gentse centrum. De plek is niet zo vaak open denk ik, dus als je er kan binnenwaaien voel je je heel dankbaar. De ruïnes van wat ooit een machtige abdij moet zijn geweest en de natuur die in de zomer alles een beetje overneemt van de mens vind ik ontzettend mooi en inspirerend. Je waant je er in een andere wereld, tijdloos.”
“De planten en de enigszins fragiele staat van de ruïnes zijn allicht op termijn moeilijk te verzoenen. Wat als zo’n muur omvervalt? Het doet me mijmeren over vergankelijkheid. Ook wijzelf zijn vergankelijk, van stof gemaakt. Ik hoop dat we nog lang mogen en kunnen genieten van plekken als deze.” ■
» https://amenra-official.tumblr.com
voor
Heel wat erfgoedinstellingen hebben een educatief aanbod voor scholen om ú tegen te zeggen. Toch zijn er heel wat scholen die niet altijd even makkelijk tot bij dat rijke aanbod geraken. Tijdens de Erfgoedweken gooien we het daarom samen over een andere boeg:
ERFGOEDKLASBAKKEN
Erfgoedmedewerkers trekken met uiteenlopende expertises naar de klas als Erfgoedklasbak. Zowel in het lager als middelbaar onderwijs kunnen leerlingen én leerkrachten op die manier kennismaken met de verschillende facetten van erfgoed en erfgoedzorg. Wil u kinderen en jongeren mee inspireren? Word nu Erfgoedklasbak!
VIPACTIVITEITEN
Musea, archieven, erfgoedbibliotheken ... nodigen klassen uit voor unieke vipactiviteiten. Wil u op deze manier klassen overtuigen om in uw huis langs te komen?
ERFGOEDWIJS
Erfgoed biedt verrassend veel perspectieven voor leerkrachten, en dat voor alle vakken! Deel uw lesmaterialen en leermiddelen met duizenden leerkrachten via Erfgoedwijs.be.