Jaargang 14, nr 3, september 2021
Driemaandelijks tijdschrift. Afgiftekantoor Antwerpen. Erkenning: P808155
faro
tijdschrift over cultureel erfgoed
`
Dossier Onderwijs en erfgoed Natuurlijke partners
De effecten van anderhalf jaar coronacrisis Archieven van de collaboratie 50 jaar Vlaams Parlement
IN DIT NUMMER
03
EDITO
06
ANDERHALF JAAR CORONACRISIS Impact op de sector
14
GERECHTELIJKE DOSSIERS COLLABORATIE Interview met Henri Heimans en Koen Aerts
20
HET MOZAÏEK VAN HET LEVEN Archiefonderzoek
28
50 JAAR VLAAMS PARLEMENT Archief in een bunker
32
ZICHTBAAR, VINDBAAR EN DOORZOEKBAAR Tips voor erfgoedplatformen
DOSSIER ONDERWIJS EN ERFGOED
38
ERFGOED X ONDERWIJS = DA’S KLASSE
40
ZEVEN LEERKRACHTEN GETUIGEN | Portretten
43
ONDERWIJS IN CIJFERS
44
CULTUUR IN DE SPIEGEL | In gesprek met Barend van Heusden
48
CULTUREEL ERFGOED & ONDERWIJS | Onderzoek
52
CANON CULTUURCEL | Op zoek naar ondersteuning in
cultuuronderwijs?
56
ARCHIEVEN IN DE KLAS | Reflectie op de digitale ontsluiting
60
HET ARCHIEF VOOR ONDERWIJS | In een oogopslag
62
BUURTEN MET ERFGOED 2.0 | Pilootprojecten DE VERBINDENDE KRACHT VAN SCHOOLERFGOED |
Identiteitsvorming
Anna Shvets via Pexels
66
EN OOK
04
TELEX
26
SPREKEND ERFGOED Betoverd door beelden
36
EXPAT Elisabeth Bruyère
50
HET ATELIER Kristof Vande Walle en Tijmen Bruyndonckx, M Leuven
70
MIJN ERFGOEDPLEK Dorothée van den Berghe
EDITO
COLOFON faro | tijdschrift over cultureel erfgoed 14 (2021) 3 | ISSN 2030-3777 REDACTIERAAD Roel Daenen, Katrijn
D’hamers, Jelena Dobbels, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne-Cathérine Olbrechts, Alexander Vander Stichele, Hildegarde Van Genechten, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE Katrijn D’hamers EINDREDACTIE Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke Theuwissen DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel Daenen ABONNEMENTEN België € 25 | buitenland € 30 | los nummer € 8 | www.faro.be/tijdschrift VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Olga Van Oost, p.a. Priemstraat 51, 1000 Brussel COVERBEELD Foto: ©ULBIsopix.be De redactie is steeds op zoek naar interessante bijdragen. Zin om mee te werken? redactie@faro.be © FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. De redactie heeft ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden na te streven. Indien u meent dat voor een bepaald beeld het auteursrecht van de maker of zijn/haar erfgenamen werd geschonden, neem dan contact op met de redactie. De inhoud van de teksten en artikels vertolken enkel de visie van de auteurs en niet noodzakelijk die van het bestuur van FARO.
U vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelings-doelstellingen van
Na de regen Midden juli trof een ware zondvloed grote delen van Europa. In de streek rond Eupen, Pepinster en Verviers verloren een veertigtal mensen het leven; de materiële en psychologische schade is er enorm. Het erfgoed deelde ook in de klappen: gebouwen en monumenten liepen onder, collecties gingen verloren of raakten zwaar beschadigd. De impact van de ramp zal allicht pas de komende maanden helemaal duidelijk worden. Een van de weinige mooie aspecten aan deze crisis is de solidariteit die van de ene op de andere dag tussen mensen en organisaties ontstond. Aangevuurd door het Blauwe Schild – zeg maar ‘het Rode Kruis voor het cultureel erfgoed’ – bundelden een groep erfgoedorganisaties uit heel België de krachten in een crisiscomité. Het doel? Enerzijds zicht krijgen op de schade en de noden in het rampgebied; anderzijds op een gecoördineerde manier hulp bieden. Nu die eerste, enorme schokgolf voorbij is en allerlei concrete, snelle acties op touw zijn gezet, borrelen dieperliggende vragen op. Hoe kon deze ramp gebeuren? Wat zijn de oorzaken? Was dit een eenmalige calamiteit? Of is het slechts een kwestie van tijd voor het opnieuw gebeurt, en ook andere delen van het land worden getroffen? En is de cultureel-erfgoedsector hier wel op ‘voorbereid’, hoe cynisch dat ook mag klinken? Doemdenken is nooit goed, maar … laat ons vooral ook niet naïef zijn. De kans dat een ramp als deze een unicum is lijkt bijzonder klein. Dat wordt ook overtuigend gesteld door klimaatdeskundigen en meteorologen. Je kan er dus donder op zeggen dat er ons nog rampen van dit kaliber (of zelfs nog groter) te wachten staan. Als het niet hier is dan toch elders in de wereld. Het rapport dat het Intergovernmental Panel of Climate Change op 7 augustus publiceerde laat in dat opzicht weinig aan de verbeelding over. Op een heel genuanceerde en wetenschappelijk onderbouwde manier licht het IPPC de impact van de klimaatverandering op de wereld toe. Wat kunnen wij als cultureel-erfgoedsector doen? Hoe hoog staat klimaatverandering op onze agenda’s? En wat kunnen we leren uit de situatie in Oost-België? Voorlopig zijn er vooral veel vragen: laat ons proberen om samen naar antwoorden te zoeken.
de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.
De redactie redactie@faro.be
3
TELEX
‘HOOG’ BEZOEK IN BORGERHOUT
Op 9 oktober krijgt de Borgerhoutse reuzenstoet internationaal bezoek van Little Amal. De drieënhalve meter hoge reuzenpop van een Syrisch vluchtelingenmeisje wandelt maar liefst 8.000 kilometer, van de Syrisch-Turkse grens tot het Verenigd Koninkrijk. Ze is op zoek naar haar mama, en een nieuw leven. Tijdens haar tocht door Europa wordt Amal, die symbool staat voor alle ontheemde kinderen, op haar tussenstops ontvangen door een reeks sociale en culturele organisaties. Haar boodschap: “Vergeet ons niet.” District Borgerhout, Reuzen vzw, Atlas, hetpaleis en de stad Antwerpen namen het initiatief om haar te verwelkomen in Antwerpen en werken met verschillende partners een programma uit rond haar bezoek. Volg de tocht van Amal op www.walkwithamal.org. Meer over de Reuzenstoet van Borgerhout vindt u op www.reuskens.be.
Our Collections Matter (OCM) toolkit Hoe kunnen collectiebeherende organisaties bewuster en efficiënter toewerken naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s)? Op die vraag wil ICCROM (International Centre for the Study of the Preservation and Restoration of Cultural Property) met Our Collections Matter een antwoord bieden. De toolkit is een ideaal startpunt voor organisaties die op zoek zijn naar informatie, tools, training of inspiratie om de SDG’s beter te integreren in hun concrete erfgoedwerking. Bedoeling is de toolkit uit te breiden met nieuwe bronnen en inzichten. ICCROM nodigt daarom alle collectiebeherende organisaties uit om niet alleen gebruik te maken van de toolkit, maar ook om input en feedback door te geven aan het OCM-team.
In haar voetsporen In het boek In haar voetsporen. Op zoek naar onze voormoeders gaan historici Maite De Beukeleer en Lise Hellemans samen met genetisch genealoog Maarten Larmuseau op zoek naar enkele (buiten)gewone vrouwen in Vlaamse stambomen. Hun onderzoek start vaak met niets meer dan een foto, een plaatselijk volksverhaal of een vage herinnering. Samen met de nakomelingen en verwanten van deze vrouwen duiken ze in de archiefbronnen, en reconstrueren zo enkele prachtige levensverhalen. Wie zelf op zoek wil gaan naar de eigen voormoeders vindt in het boek een reeks handige en vaak verrassende tips. M. Larmuseau en M. De Beukeleer, m.m.v. L. Hellemans, In haar voetsporen. Op zoek naar onze voormoeders. Sterck & De Vreese, 2021. ISBN 9789056157067
Meer info: https://ocm.iccrom.org
UNIEKE SCHENKING VOOR KMSKA Dankzij een unieke schenking door de kleinkinderen van Michel Seuphor kon het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) recent zijn collectie moderne kunst gevoelig uitbreiden. Het was Sophie Berckelaers, kleindochter van Michel Seuphor – pseudoniem van Louis Fernand Berckelaers – die een aantal van haar grootvaders werken in naam van de familie aan het museum schonk. Nooit eerder kreeg het museum zo’n grote collectie van één abstract kunstenaar in handen. De ‘Schenking Berckelaers onverdeeldheid 2021’ bestaat uit 57 leemtetekeningen op papier. Bij dit type tekeningen werkt Seuphor met horizontale lijnen van verschillende lengtes om vormen te creëren. Een hele secure manier om kunst te benaderen, waarvoor Seuphor inspiratie haalde bij abstract kunstenaar Piet Mondriaan én de horizonlijn van de Antwerpse haven. Elk van de 57 tekeningen bestaat op zichzelf, al kunnen sommige ook gecombineerd worden en een grotere compositie vormen. De schenking zal als openingspresentatie te zien zijn in het prentenkabinet van het vernieuwde museum. https://kmska.be/nl/kleinkinderen-schenken-werk-van-michel-seuphor Michel Seuphor, Un jouet pour Erasme, 1979
4
Unfolding the Archives #4: Bouwbedrijven Van 14 t.e.m. 17 oktober 2021 organiseert het Vlaams Architectuurinstituut het Festival van de architectuur (F/a). Voor deze derde editie is Oostende de uitvalsbasis. Een reeks workshops, tentoonstellingen, bezoeken en lezingen dagen u uit om op een andere manier naar uw omgeving te kijken. Op het programma o.m. een nieuwe aflevering van de VAi-tentoonstellingsreeks Unfolding the Archives. Daarin werpt u een blik achter de schermen van het bouwproces aan de hand van archieven van bouwbedrijven. Werffoto’s, publiciteitsfolders, ontwerpplannen, tijdschriften en brieven illustreren het beroep van aannemer en architect. Unfolding the Archives #4: Bouwbedrijven loopt tijdens het Festival van de architectuur en van 5 tot 27 oktober in Oostende. https://festivalvandearchitectuur.be
ETWIE LANCEERT KINDERBOEK
In Hier wordt gewerkt loodst ETWIE u aan de hand van kleurrijke prenten van illustrator Gunter Segers langs verschillende ateliers en werkplaatsen. In dit kijk- en zoekboek gaan kleine én grote erfgoedliefhebbers op ontdekking langs zoemende spinmachines, kletterende weefgetouwen, woelige werkplaatsen, machines en gereedschappen. Letter voor letter komt een boek tot leven in de drukkerij. Boomstammen worden omgevormd tot schoenen. De steenkoolmijn neemt u mee onder de grond, en ook het laboratorium is best een spannende plek!
Benieuwd? Hier wordt gewerkt. Kijk- en zoekboek doorheen ateliers is een uitgave van Gunter Segers en Uitgeverij Pelckmans, op initiatief van ETWIE (ISBN 978-94-6383-305-9). Het boek is te koop in het Industriemuseum in Gent of in uw lokale boekhandel. www.etwie.be of www.industriemuseum.be/nl/museumshop
Handboek kunstrecht Onder het motto ‘kunst kan stress veroorzaken’ publiceert uitgeverij Intersentia een Handboek kunstrecht voor de niet-juridisch geschoolde professional. Het naslagwerk behandelt allerlei juridische vragen die kunnen opduiken bij het beheer van beeldende kunst. Dat is vooral interessant voor kunstenaars, curatoren, galerijhouders, verzamelaars en kunstdealers. Maar ook voor collectiebeheerders in musea bevat dit naslagwerk nuttige informatie, zoals bijvoorbeeld over bruiklenen en schenkingen, het internationaal verkeer van kunstwerken of cultuurgoederen, authenticiteit, roofkunst, filantropie en vermogensplanning, enzovoort. Door het Q&A-format is het een praktisch naslagwerk, boordevol concrete adviezen en tips. O. Lenaerts, Handboek kunstrecht. Een juridische schets van het kunstenlandschap. Intersentia, 2021. ISBN 9789400013070
https://intersentia.be/nl/handboek-kunstrecht.html
Namenproject Antwerpen: helpt u mee? Begin september lanceerde stad Antwerpen de website Namenproject Antwerpen, die is gekoppeld aan het historisch onderzoek naar de Antwerpse dodelijke slachtoffers uit WO II. Zij worden vanaf 2024 vereeuwigd in een monument-memoriaal bij het Loodswezen. Onder hen de slachtoffers van de Holocaust, de burgerslachtoffers van het nazi- en militair geweld en de militaire slachtoffers van Belgische en internationale strijdkrachten. Het FelixArchief onderzoekt en verifieert mee de namen van de ongeveer 25.000 Antwerpenaars die WO II niet overleefden. De namen van 19.000 oorlogsslachtoffers vindt u al op de website. Frans Claes, V-Bommen op Antwerpen. Wikimedia Commons, CC BY-SA 4.0.
Uw steentje bijdragen? U kunt bijkomende info geven, een naam corrigeren of naamsuggesties doen. Dit alles via namenproject.antwerpenherdenkt.be.
5
CORONA
DE IMPACT VAN COVID-19 OP DE SECTOR
BALANS VAN BIJNA ANDERHALF JAAR CORONACRISIS Welke impact had de COVID-19-pandemie op de werking van de gesubsidieerde en/of erkende Vlaamse cultureel-erfgoedsector?1 Om het antwoord op die vraag te achterhalen organiseerde FARO in het najaar van 2020 en het voorjaar van 2021 twee bevragingen: een bij erfgoedorganisaties en een bij individuele erfgoedwerkers.2 In dit artikel leest u de voornaamste bevindingen.3 Saidja Steenhuyzen en Alexander Vander Stichele
V
oor de bevraging op organisatieniveau4 vertrokken we vanuit de verschillende ‘werkprocessen’5 in een Vlaamse cultureel-erfgoedorganisatie. Voor elk werkproces kon de respondent aangeven in welke mate dit beïnvloed was door de pandemie (‘niet’, ‘enigszins’ of ‘sterk’). Uit onze analyse blijkt duidelijk dat niet alle werkprocessen in gelijke mate beïnvloed werden door de pandemie. De werkprocessen waarvan de meeste organisaties aangaven een sterke impact ondervonden te hebben, zijn:
» Educatieve en andere publieksactiviteiten organiseren (91,3 %);
» Bezoekers onthalen, begeleiden of rondleiden (84,3 %);
» Groepen in de samenleving participatief betrekken bij de werking (84,1 %);
» Vrijwilligers begeleiden en omkaderen (83,6 %); » Commerciële activiteiten ontwikkelen (fondsenwerving, shop, horeca …) (70,7 %);
» Tentoonstellingen cureren en bouwen (66,0 %); » Lokale gemeenschappen bereiken en ondersteunen (65,2 %).
6
© Julia M Cameron via Pexels
De meest getroffen werkprocessen zijn met voorsprong deze die de samenleving bij de werking betrekken. Bezoekers ontvangen, publieksgerichte activiteiten organiseren, vrijwilligers engageren en participatieve werkingen ontplooien, lokale gemeenschappen bereiken en ondersteunen ... kwamen stil te liggen of werden sterk beperkt. De minst getroffen werkprocessen zijn intern van aard:
» Zakelijk beheren van de organisatie en/of de rechtspersoon (12,3 %);
“Door het vele telewerken was er minder (spontaan) contact tussen de collega’s. Ook het overschakelen naar nieuwe digitale tools vergde veel energie. Bovendien waren sommige medewerkers nog maar recent gestart in de organisatie, waardoor het niet evident was om zich in te werken. Om dit zoveel mogelijk te verhelpen, werden er verschillende initiatieven genomen: attenties vanuit de directie per post, een alternatieve teamdag, digitale koffiebreaks in kleine groepjes, een WhatsApp-groep voor informele berichten, (digitale) informatiemomenten voor het hele team, enz.” (Een archief)
» Onderzoek uitvoeren, kennis ontwikkelen en delen (14,7 %);
» Erfgoed verzamelen, bewaren en/of borgen
vloeide voort uit de opgelegde coronamaatregelen (verplicht thuiswerk, geen samenkomsten van groepen enz.). De verplichte sluiting en de steeds wisselende maatregelen bij de heropening (maximaal aantal personen per ruimte, vaste looprichting, handgel en mondmaskers voorzien …) hadden een grote impact op de werking.
Per werkproces konden de organisaties via een open antwoordveld aangeven hoe dit beïnvloed werd door de pandemie. De grootste impact
Wordt vaak vernoemd: de verhoogde digitalisering (en met name de vervanging van fysieke activiteiten door digitale). Ondanks de voordelen en
» Relaties onderhouden met openbare besturen, voogdijoverheden en andere stakeholders (17,4 %);
» Strategisch plannen en langetermijnvisie ontwikkelen (20 %); (24,2 %).
HOE GING MEN DAARMEE OM?
7
de vele mogelijkheden ging dit niet zonder slag of stoot. Het was zoeken naar (goede) alternatieven en de manier waarop deze alternatieve werkmethodes konden worden gebruikt. Digitaal werken en vergaderen leidde tot schermmoeheid en deed de meer spontane en informele contactmomenten verwateren. Bovendien zijn veel (oudere) vrijwilligers of erfgoedgemeenschappen niet allemaal even ontvankelijk voor deze alternatieven; dat zorgde voor de langzame desintegratie van bestaande netwerken. Ten slotte: specifieke aspecten van het erfgoedwerk (zeker wanneer ze collectiegebonden zijn en/of verband houden met behoud en beheer) zijn niet zo eenvoudig vanop afstand uit te voeren.
WAT MET HET PSYCHOSOCIAAL WELZIJN?
De bevraging ging ook na in welke mate de pandemie impact had op het psychosociaal welzijn van de medewerkers en vrijwilligers in de organisatie. Bij zo goed als alle erfgoedorganisaties die meewerkten aan het onderzoek was er een impact. Bij iets meer dan een derde van de organisaties bleef die eerder beperkt. Meer dan de helft van de organisaties gaf echter aan dat de impact sterk tot zeer sterk was (zie grafiek 1). Om dit op te vangen werden verschillende maatregelen genomen:
» Conform de maatregelen gaven de meeste
organisaties aan dat ze het arbeidsregime aanpasten. Enerzijds impliceerde dit bijna overal
8
(verplicht) thuiswerk, anderzijds stelde men dat er ook meer flexibiliteit kwam, zowel wat de te werken uren betreft (hoeveel en wanneer) als de uit te voeren taken en de wijze waarop deze taken worden uitgevoerd. Sommige respondenten gaven expliciet aan dat deze beslissingen gebaseerd waren op meer vertrouwen, minder micromanagement en gepaard gingen met een zekere vorm van mildheid over de prestaties.
» Aangezien thuiswerk de norm werd zorgden
heel wat organisaties ervoor dat hun werknemers in de beste omstandigheden van huis uit konden werken. Ze voorzagen bijvoorbeeld budget voor de aankoop van kantoormateriaal en/of lieten hun werknemers toe om het aanwezige kantoormateriaal te lenen. In die gevallen waarbij werknemers toch op de werkvloer moesten of mochten zijn, zorgde de werkgever ervoor dat de werkomgeving veilig was.
» Het spreekt voor zich dat de omschakeling
naar thuiswerk niet mogelijk zou zijn geweest zonder een enorme digitale sprong en het gebruik van allerhande digitale platforms. Enkele organisaties gaven aan dat er hiervoor cursussen en e-learningmogelijkheden voorzien werden.
De flexibilisering en digitalisering van het werk waren maatregelen die de verdere verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk moesten tegengaan. Ze dienden niet per se om het psychosociaal welzijn van de werknemers te verbeteren. Vaak bleken ze zelfs een eerder negatieve impact op het psychosociaal welzijn te hebben: de (in)formele contacten op de werkvloer vielen plots weg.
Bezoekers ontvangen was een van de activiteiten die sterk werden beperkt. Foto van het textielatelier in Industriemuseum © Corlazzzoli
Velen moesten nu zelf structuur geven aan hun dag, terwijl de thuissituatie dit niet altijd toeliet of vergemakkelijkte.
» Uit onze analyse blijkt dat vrijwel overal
het aantal formele contactmomenten sterk toenam, ook al vonden ze nu online plaats. Meer dan vroeger werd er op vaste momenten vergaderd, in kleine groepjes, een-op-een en met het voltallige team. Contact houden met de werknemers en het onderlinge contact bevorderen vonden veel werkgevers essentieel.
» Naast die toename werd bijna overal ook
sterk geïnvesteerd in de bevordering van de informele, niet-werkgerelateerde contacten, gesprekken en evenementen.
» Omdat het opvoeren van de (in)formele con-
tacten op zich niet volstaat om het psychosociaal welzijn op peil te houden, investeerden heel wat erfgoedorganisaties ook in incentives en (kleine) attenties om hun waardering voor het personeel te uiten en hen zo een hart onder de riem te steken.
» Ten slotte investeerden heel wat leidinggevenden daarnaast tijd in (een-op-een) gesprekken met het personeel; kwestie van de vinger aan de pols te houden.
Desondanks gaf een aantal respondenten ook aan dat zij (of hun organisatie) te weinig hadden gedaan om de impact van de pandemie op het psychosociaal welzijn van hun werknemers en/of vrijwilligers zo licht mogelijk te houden. Sommige collega’s vielen uit. Bovendien betekende de hierboven beschreven omslag in het werken, met alle bijkomende initiatieven om het moreel hoog te houden, voor heel wat leidinggevenden extra werk-, vergaderdruk en -tijd.
“Veel collega’s raakten het onderlinge contact kwijt (zelfs al spraken ze elkaar wekelijks digitaal en regelmatig ook fysiek). Het informele overleg is weggevallen, waardoor er een afstand ontstaat. De taken zijn verengd door de omstandigheden. Sommige collega’s werden angstig, andere raakten door de situatie in overdrive waardoor ze minder gefocust konden werken.” (Een museum)
DE KEERZIJDE VAN HET NIEUWE ARBEIDSREGIME
Uit zowat alle reacties blijkt dat het veranderde arbeidsregime (met thuiswerk, flexibiliteit en digitalisering) niet zaligmakend is. Het vraagt allereerst een heldere communicatie van de organisatie naar de werknemers: alles begint immers met goede afspraken. Spoedig bleek dat het niet voor iedereen evident is om thuis te werken. Soms laat de persoonlijke (gezins)situatie dit niet toe, of heeft men bijvoorbeeld specifieke materialen nodig die thuis niet voorhanden zijn. Voor heel wat leidinggevenden was het dus een constante zoektocht om in te schatten hoe ze zo adequaat mogelijk konden inspelen op de individuele noden en behoeften, zonder de algemene koers uit het oog te verliezen. Daarbij komt nog, zeker in de collectiebeherende erfgoedorganisaties, dat sommigen wel degelijk op de werkvloer verwacht werden, terwijl anderen moesten/mochten thuiswerken. Dit leidde hier en daar tot spanningen binnen de ploeg. Allereerst stelden organisaties vast dat sommige, vaak wat oudere, werknemers minder vlot de overstap naar het digitale werken konden maken. Zij hadden het moeilijk(er) om hun gewoontes te doorbreken. Maar ook zij die wel vlot de
9
overgang maakten, klaagden over het teveel aan schermtijd. Ondanks de mogelijkheden om vlot digitaal te kunnen werken bleek het gemis aan fysieke (vaak informelere) contacten sterk; die dragen bij tot de werkvreugde. Verschillende organisaties stelden dan ook vast dat sommige werknemers langzaam afhaakten en moeilijk(er) te bereiken waren. Voor heel wat werkgevers en/of leidinggevenden bleef dit dan ook dé uitdaging van de voorbije tijd: het blijvend motiveren en gefocust houden van het personeel. Zeker in een context van steeds veranderende maatregelen en plannen, waarbij het onmogelijk was om een perspectief te bieden op normalisering. Een aantal respondenten gaf aan dat het, ondanks alle moeite die ze deden, erg moeilijk was om echt een beeld te krijgen van het psychosociaal welzijn van de collega’s. Sommige leidinggevenden antwoordden trouwens dat ze zelf begeleiding en sensibilisering hierover misten. En dat ze zelf voortdurend moesten afwegen hoever ze hierin konden/moesten gaan, rekening houdend met hun eigen veerkracht. Ten slotte wees een aantal respondenten op de uitdagingen om de contacten met de vrijwilligers te onderhouden, nieuwe medewerkers succesvol op te nemen in het team of een bijna volledig nieuwe werking uit te bouwen.
DE STEM VAN DE INDIVIDUELE ERFGOEDWERKERS
Naast de bevraging op organisatieniveau peilden we ook bij individuele erfgoedwerkers. Het covidluik van deze bevraging werd door 169 respondenten ingevuld die in een van de vijf types door Vlaanderen erkende en/of gesubsidieerde erfgoedorganisaties werken.6 In deze bevraging peilden we − opnieuw − naar de impact van de pandemie
“Inwerken van nieuwe medewerkers; het voeden van teamdynamiek in een nieuw samengesteld team; het informele uitwisselen dat wegvalt waardoor vragen en ideeën minder intensief worden uitgewisseld. Werken met nieuwe partners buiten het gekende erfgoedveld en verbreden van erfgoednetwerken staan centraal in ons beleidsplan. Dat is erg moeilijk wanneer men alleen digitaal kan overleggen.” (Een erfgoedcel)
“Het opzoeken van informatie over kunstwerken in de dossiers in het museum (die niet digitaal voorhanden zijn) was niet mogelijk tijdens de eerste lockdown. Werken was niet mogelijk tijdens de eerste lockdown en moest uitgesteld worden. Het laten fotograferen van kunstwerken was ook niet mogelijk en moest uitgesteld worden.” (Een museum)
“Voor een onderzoeker die vaak in archieven of bibliotheken wil snuisteren heeft de pandemie wel impact. Niet alle bronnen zijn digitaal ontsloten, waardoor je je toch wel dient te verplaatsen.” (Een museum)
De verplichte sluiting en de steeds wisselende maatregelen bij de heropening hadden een grote impact op de werking. © Frederik Beyens
10
In welke mate heeft de COVID-19-pandemie impact gehad op uw job? 0,0%
24,6%
8,0%
25,1%
Helemaal niet (n = 0) Nauwelijks (n = 15) Enigszins (n = 47)
In sterke mate (n = 78)
In zeer sterke mate (n = 46)
41,7% op hun individuele job. Daarnaast vroegen we de respondenten welke kansen en/of opportuniteiten ze zagen in de pandemie, met betrekking tot hun job.
WELKE IMPACT?
We stelden grotendeels dezelfde zaken vast als die welke in de bevraging op organisatieniveau aan de orde kwamen. Dat deze impact groot was blijkt alvast uit grafiek 2. Opvallend is wel dat, gevraagd naar de aard van de impact, er meerdere respondenten de impact van de pandemie op het collectiebeheer vermeldden. Dit bleek uit de bevraging op organisatieniveau iets minder. Het feit dat erfgoeddepots (tijdelijk) gesloten waren, of dat er maar een beperkt aantal personeelsleden fysiek op locatie aanwezig mocht zijn, zorgde hier en daar voor moeilijkheden, vertragingen en achterstand, of kwam het behoud en beheer niet ten goede. Desalniettemin deed de pandemie de digitalisering in een stroomversnelling belanden. Wat het collectiebeheer betreft levert dit een gemengd beeld op.
GEPERCIPIEERDE KANSEN EN OPPORTUNITEITEN
Antwoorden op de vraag naar gepercipieerde kansen en opportuniteiten hangen nauw samen met de impact van de pandemie en de bijhorende oplossingen:
» Heel wat respondenten vermeldden het
thuiswerken of telewerken als een blijver. Men besefte de voorbije maanden dat je niet altijd ‘on site’ hoeft te zijn om je werk naar behoren uit te voeren. Telewerken heeft bovendien een
“Het digitale aspect wordt belangrijker, digitale ‘poten’ van het museum (sociale media, website ...) treden op het voorplan. Het belang en de waarde van de ‘museumervaring’ wordt weer geapprecieerd.” (Een museum)
aantal concrete voordelen: naast de evidente tijdwinst hebben sommigen het expliciet over de mogelijkheid die het biedt om meer ‘in de diepte’ te kunnen werken, of om langere tijd geconcentreerd door te gaan.
» Toch pleit niemand voor een meer veralge-
meende vorm van thuiswerk. Verschillende respondenten wijzen op het belang van teamwerk en fysieke ontmoeting. Meer hybride werkvormen (deels thuis, deels op de werkplek) worden wel op prijs gesteld. Het hangt overigens sterk af van de specifieke jobinvulling of men al dan niet pleit voor meer hybride werkvormen. Sommigen wijzen op het belang van fysieke aanwezigheid op de werkvloer en het fysieke contact met de collectie(stukken), bijvoorbeeld voor behoud en beheer of onderzoek.
Het spreekt voor zich dat thuiswerken vergemakkelijkt werd door specifieke digitale tools. De digitale transformatie of versnelling die de voorbije periode op gang kwam wordt dan ook gezien als dé opportuniteit voor de toekomst.
» Zo verwezen veel respondenten naar de mo-
gelijkheden van online vergaderen. Ook al zijn velen dit hartsgrondig beu, toch beseft men het potentieel: digitale vergaderingen zijn vaak
11
efficiënter, meer to the point, goedkoper én je verliest er geen tijd mee.
» Hetzelfde geldt voor online vormingen. Naast de reeds aangehaalde voordelen (tijdwinst, goedkoper) halen sommigen aan dat ze door het online formaat meer opleidingen kunnen volgen. Daarnaast blijkt dat de drempel om deel te nemen aan online internationale vormingen of conferenties eveneens kleiner is.
» In de antwoorden werd ook vaak gewezen
op het belang van de uitbouw van een online aanbod (collecties, dienstverlening en/of publiekswerking …) en de opportuniteiten die dit met zich meebrengt. Meerdere respondenten gaven ook hier aan dat het moet gaan over een complementair aanbod, naast het fysieke dat ook aandacht verdient.
» De troeven van online collectiebeheer wer-
den slechts door enkelen onderkend. Zoals hierboven aangehaald, benadrukten erfgoedwerkers die met collecties werken meer het belang van het op de werkvloer aanwezig zijn en het fysieke contact met de collectie(stukken).
Niet voor iedereen was het evident om thuis te werken. Zo werden in collectiebeherende erfgoedorganisaties sommigen wel degelijk op de werkvloer verwacht. Foto van ‘De wereld binnen handbereik’ van Musea Brugge © Sarah Bauwens
CORONA EN FARO Jeroen Walterus
De impact van de coronapandemie op de werking van FARO in 2020 was zeer groot.1 Van bij aanvang werd FARO gevraagd om een actieve rol op te nemen in de taskforce van het Departement Cultuur, Jeugd en Media (DCJM), het kabinet Cultuur en de daaruit voortvloeiende overlegorganen. Deze taskforce was een belangrijke schakel tussen de sector en de overlegorganen op nationaal niveau waar de beslissingen werden genomen (GEES, Nationale Veiligheidsraad, enz.). Om deze rol te spelen hielden we constant de vinger aan de pols van de sector met diverse bevragingen en via de overlegstructuren in het veld.
12
Daarnaast moesten we ons op korte tijd omscholen tot corona-experts om de cultureel-erfgoedsector adequaat te ondersteunen; we werden immers overspoeld met vragen. Met een aantal collega’s hebben we snel een interne ‘taskforce’ opgericht om die vele vragen te beantwoorden én een uitgebreid ondersteuningsaanbod op te zetten. Met onder meer een reeks online infosessies voor – letterlijk – honderden deelnemers. Hetzelfde deden we voor de deelnemers van Erfgoeddag. Ook publiceerden we een serie digitale brochures met antwoorden op uiteenlopende praktische vragen over de omgang met
corona. In 2021 werden (en worden) nog meer sessies aangeboden over de coronathematiek. Het doel blijft om erfgoedwerkers zo goed mogelijk te informeren over de veiligheidsmaatregelen. Er kwam een aparte coronapagina2 op onze website die alle relevante informatie over corona bundelde. Zoals: informatiebrochures, sectorgidsen, protocollen en informatie over relevante steunmaatregelen voor de sector (Noodfonds Cultuur, de culturele activiteitenpremie, enz.). Om de vele vragen te kanaliseren zetten we ook een loket op (corona@faro.be).
“We kunnen als archief nog meer inzetten op het digitale luik van onze werking. Niet alleen op educatief vlak, maar ook algemeen. Dit zal ons in de toekomst helpen om meer duurzame en toegankelijke projecten op te zetten.” (Een archief)
Naast de opportuniteiten van het thuiswerken en de digitale transformatie sprongen nog een aantal andere zaken in het oog, al werden die minder vaak aangehaald:
» De noodzaak van alternatieve
zakelijke modellen of financiering. Telkens ging het over museummedewerkers die aangaven dat de pandemie aantoonde hoe precair het huidige zakelijke model is en dat er alternatieven moeten worden gezocht.
» Specifiek voor de musea werd ook
aangestipt dat een (verplicht) reservatiesysteem voordelen biedt.
» Een aantal museummedewerkers
vond het ook positief dat door de pandemie het belang van musea en erfgoed voor de samenleving duidelijker op de maatschappelijke agenda kwam te staan.
Specifiek voor de museumsector werkten we mee aan de opmaak van de ‘exitplannen’ van de musea. Op 22 april 2020 publiceerden alle musea in Vlaanderen, Brussel en Wallonië de nota Musea stap voor stap open voor een betere volksgezondheid, d.w.z. het ‘7-puntenplan’ voor de heropening van de musea. Dit werd door de GEES opgepikt, waardoor de musea op 18 mei 2020 weer (beperkt) konden openen. Bij de tweede golf van de pandemie in oktober sloten de musea echter weer de deuren. Een maand later werd een nieuw plan opgesteld dat resulteerde in een Protocol Musea: 10-puntenplan. Dat trad in werking, na het akkoord van de minister van Cultuur, vanaf 1 december 2020. FARO faciliteerde de opmaak van de plannen en organiseerde het overleg. In februari 2021 volgde dan nog, mede onder impuls van
» Door sommige medewerkers van
archieven, erfgoedbibliotheken en musea werd ook gewezen op het feit dat de pandemie ervoor heeft gezorgd dat de samenwerking en netwerking binnen en tussen de deelsectoren een boost kreeg.
Ten slotte waren er ook een aantal antwoorden die erop wijzen dat erfgoedwerkers in de pandemie beseften hoe veerkrachtig en creatief hun instellingen of organisaties zijn. Het gaat hierbij zowel over het managen van de crisis en de omgang met verandering, als over de vele creatieve werkvormen en oplossingen die verkend en geïmplementeerd werden. Die zullen beslist hun sporen nalaten. ■
FARO, de publicatie van de Sectorgids musea. We hebben als steunpunt dus onze verantwoordelijkheid genomen en snel geschakeld; een rol die we van meet af aan met groot voluntarisme hebben opgenomen. Samen met de sector hebben we op het beleid gewogen. Dankzij de gezamenlijke inspanningen van collega’s en de krachtige samenwerking met de sector hebben we goed werk geleverd. We hebben dan ook veel waardering gekregen vanuit het beleid voor de geleverde inspanningen. Intussen kijken we al vooruit naar de tijd ‘na corona’, wanneer de pandemie onder controle zal zijn en het culturele leven kan hernemen. Wat is de impact van deze pandemie op de sectororganisaties, bijvoorbeeld
Alexander Vander Stichele is coördinator onderzoek bij FARO. Saidja Steenhuyzen is er onderzoeker. Bronnen en literatuur 1. We maken het onderscheid tussen de erfgoedsector (= erkende en/of gesubsidieerde organisaties) enerzijds, en het (bredere) erfgoedveld (waartoe ook de niet-erkende en de niet-gesubsidieerde erfgoedorganisaties behoren). 2. Beide covidbevragingen maken deel uit van de (bredere) nodenbevraging van FARO. 3. Het volledige rapport van onze covidbevragingen vindt u, net als het rapport over de FARO-nodenbevragingen, op https://faro.be. 4. Voor deze bevraging schreven we 133 door Vlaanderen erkende en/of gesubsidieerde erfgoedorganisaties aan, verdeeld over deze deelsectoren: musea, archieven, erfgoedbibliotheken, dienstverlenende erfgoedorganisaties en erfgoedcellen. 68 organisaties (= 51 %) vulden het covidluik van de bevraging in. 5. Met ‘werkproces’ wordt bedoeld: het geheel van taken dat nodig is om een bepaalde functie, rol of dienst van de organisatie uit te voeren. 6. Musea, archieven, erfgoedbibliotheken, dienstverlenende cultureel-erfgoedorganisaties en erfgoedcellen.
op het vlak van de interne organisatie, dienstverlening en publiekswerking/participatie? In welke mate heeft de pandemie de digitale transformatie noodgedwongen versneld? Zagen nieuwe innovatieve dienstverleningsmodellen het licht? Welke goede voorbeelden waren er waaruit we kunnen leren? Deze en andere vragen exploreerden we de voorbije maanden in opdracht van de Vlaamse overheid, i.s.m. het DCJM, Cultuurloket en de andere sectorale steunpunten. De resultaten van dit ‘Cultuur na Corona’-traject worden binnenkort gepubliceerd. ■
Jeroen Walterus is zakelijk directeur bij FARO. 1. Zie ook het Jaarverslag 2020: https://faro.be/publicaties. 2. Zie: https://faro.be/corona.
13
ARCHIEVEN
PLEIDOOI VOOR OPENSTELLING GERECHTELIJKE DOSSIERS COLLABORATIE
“Als samenleving moeten we open zijn over wat er gebeurd is” De vorige editie van dit tijdschrift opende met een editoriaal dat verwees naar twee opiniestukken. Historicus Koen Aerts (UGent en Cegesoma/Rijksarchief) en een aantal collega’s klaagden op 17 mei aan dat de gerechtelijke dossiers die vlak na de Tweede Wereldoorlog van collaborateurs zijn opgesteld niet door iedereen raadpleegbaar zijn, ook meer dan 75 jaar na de feiten. Dat opiniestuk werd gevolgd door een ander, geschreven door magistraat op rust Henri Heimans, kind van ouders die in het verzet zaten. Ook hij pleit voor een makkelijkere toegang tot dit relevante en betekenisvolle bronnenmateriaal, voor onderzoek en duiding. faro bracht beide auteurs bij elkaar voor een gesprek. Jelena Dobbels en Roel Daenen
faro: Wat is het probleem met deze gerechtelijke dossiers? Koen Aerts: “De gerechtelijke archieven van de collaboratie worden grotendeels in het Rijksarchief bewaard. Echter ... de toelating tot raadpleging van deze archieven wordt niet door de archivarissen van het Rijksarchief verleend, maar wel door het College van procureurs-generaal. Dat feit zorgt voor een omslachtige en problematische procedure. Een omzendbrief van het College van procureurs-generaal uit 2013 bepaalt dat enkel onderzoekers van universiteiten en een aantal onderzoekscentra en directe nabestaanden toelating kunnen vragen om deze archieven in te kijken. De rechtstreekse nabestaanden moeten daarbij het ak-
14
koord kunnen voorleggen van alle nog levende nabestaanden van de eerste graad – zussen en broers dus. Samen met een aantal collega-historici deed ik daarom een oproep om iedereen onder bepaalde voorwaarden toegang te geven tot de gerechtelijke archieven van de collaboratie.” Henri Heimans: “Vooraleer ik de dossiers van de 'Beulen van Breendonk' kon inkijken, de processen gevoerd in de krijgsraden van Mechelen en Antwerpen, moest ik inderdaad toelating vragen aan het College van procureurs-generaal. In de correspondentie wordt vermeld dat ik uitzonderlijk toelating kreeg.”
WIE IS … HENRI HEIMANS Magistraat op rust Legde in de televisiereeks Kinderen van het Verzet getuigenis af over zijn leven als kind van ouders die, omwille van hun activiteiten in het verzet, door de bezetter zijn opgepakt, gemarteld en afgevoerd naar Breendonk, Auschwitz en Ravensbrück.
Arrestatiefiche van Maria Goethals, actief in het verzet, en moeder van Henri Heimans. In de rechterbovenhoek staat ‘Mischling’ (halfbloed, bastaard) omdat ze getrouwd was met een Joodse man, wat haar voor de Rassenwetten van Neurenberg tot een bijzondere categorie van 'Untermenschen' had gedegradeerd. © Cegesoma / Rijksarchief
Verrichte archiefonderzoek in binnen- en buitenland om de geschiedenis van zijn ouders uit te zoeken en af te toetsen aan het verhaal dat zijn vader hierover zelf op papier zette. Legde in september 2018 een klacht neer tegen de extreemrechtse beweging Schild & Vrienden en stelde zich ook burgerlijke partij, op basis van de wet ter bestrijding van het negationisme.
KOEN AERTS
faro: Wat zit er zoal in deze archieven? Henri Heimans: “In de strafdossiers die ik kon inkijken vond ik gedetailleerde verklaringen van slachtoffers en getuigen; bekentenissen en verklaringen in zowel het voor- als nadeel van de verdachten. Ook documenten om die verklaringen te ondersteunen, zoals een toetredingsformulier tot de Vlaamse nazipartij NSVAP, of een overzichtslijst van de categorieën van gevangenen. Daarnaast zijn er ook documenten over de inbeslagname van formele bewijsstukken. In tegenstelling tot wat soms wordt aangenomen zijn deze dossiers niet snel snel opgesteld na de oorlog, maar werden ze heel nauwgezet en uitgebreid voorbereid tijdens het vooronderzoek en opgetekend tijdens de proceszittingen. De dossiers bevatten onder meer zeer omstandig gemotiveerde akten van inbeschuldigingstelling door de krijgsauditeur.”
Docent en postdoctoraal onderzoeker aan de UGent en werkleider in het Rijksarchief/ Cegesoma. Initiatiefnemer van de spraakmakende televisiereeksen Kinderen van de Collaboratie, Kinderen van het Verzet en Kinderen van de Holocaust. Expert in de geschiedenis en herinneringsoverdracht van collaboratie, verzet en straf na de Tweede Wereldoorlog.
15
Boven: bewijs van toetreding tot de NSVAP van een verdachte, ondertekend op 20 maart 1942. Collectie: Rijksarchief Onder: cover van een bundel uit 1949 over Philip Schmitt bij het Krijgshof te Brussel. Schmitt was kampcommandant in het Fort van Breendonk tot 1943 waar hij berucht was voor het onmenselijk regime. Door de krijgsraad van Antwerpen werd hij schuldig verklaard voor de dood van heel wat gevangenen in het kamp en veroordeeld tot de doodstraf; de straf werd bevestigd door het Krijgshof van Brussel. Collectie: Rijksarchief
faro: Waarom vinden jullie deze kwestie zo belangrijk en relevant? Henri Heimans: “Als samenleving moeten we open zijn over wat er gebeurd is; elke burger heeft recht op informatie. Door deze bronnen open te stellen voor een ruim publiek kan er enkel meer duidelijkheid komen, en kan dit bijvoorbeeld ook bespreekbaar gemaakt worden in het onderwijs. Op persoonlijk vlak was dit belangrijk om het verhaal van mijn ouders te kunnen verifiëren. Mijn vader tekende zijn levensverhaal op toen hij al op leeftijd was. Ik wilde zijn relaas met officiële archiefbronnen vergelijken om na te gaan of het waarheidsgetrouw was, en of hij bijvoorbeeld niet overdreven had. En wat bleek? De realiteit van de wreedheden kwam nog meer tot uiting.” Koen Aerts: “Het verhaal van Henri toont aan dat verificatie inderdaad een belangrijke reden is om die archieven open te stellen. Daarnaast kan het ook therapeutisch werken, zowel voor slachtoffers als voor kinderen van de collaboratie. Recent is er heel wat onderzoek gedaan naar zo’n trans-
Het verhaal van Henri toont aan dat verificatie inderdaad een belangrijke reden is om die archieven open te stellen. Daarnaast kan het ook therapeutisch werken, zowel voor slachtoffers als voor kinderen van de collaboratie.
16
generationele traumaverwerking. Voor onderzoekers is er uiteraard de wetenschappelijke waarde. De analyse van deze archieven biedt namelijk inzicht in de juridische waarheidsvinding na de Tweede Wereldoorlog: hoe werden zulke dossiers samengesteld? Hoe uitgebreid en gedetailleerd zijn de getuigenverhoren? Enzovoort. Er was een enorme bewijsgaring in een korte tijdsperiode. Inzicht in die procedures vormt de basis voor onze historische waarheidsvinding. Dat kan een antwoord bieden op de mythevorming die er vandaag nog steeds is over willekeurige ‘repressie’, de ‘lichtzinnige’ veroordeling na de oorlog en het bewust ‘verbergen’ van archiefmateriaal hierover. Het helpt vaak ook om reliëf te brengen in het beeld over de vermelde personen: de combinatie van alle informatie uit de verweerstukken of uit de genadedossiers bijvoorbeeld laat toe om een gelaagd beeld te schetsen. Dergelijke archieven moeten natuurlijk met de nodige historische kritiek gelezen worden. De raadpleging moet goed omkaderd gebeuren. Maar de raadpleegbaarheid van deze archiefstukken mag niet zo rigide benaderd worden. De argumenten die vandaag gebruikt worden om een beperkte groep recht op inzage te geven, zijn achterhaald. Het gaat om archieven die ouder zijn dan 30 jaar. GDPR-gerelateerd is er meestal geen probleem omdat de dossiers gaan over mensen die in de meeste gevallen overleden zijn. Raadplegers zouden een verklaring kunnen ondertekenen om op een verantwoorde en omzichtige wijze met de inhoud van deze documenten om te gaan. Ook de vrees dat het openstellen van deze archieven tot controverse en publieke opruiing zou leiden, is ongegrond. Dat toont bijvoorbeeld het Nederlandse beleid aan, waarbij een veel ruimere toegang mogelijk is.”
faro: De persoonsgebonden informatie in deze dossiers is ook elders te vinden. Welke bronnen zijn dat? Koen Aerts: “In het boek Was opa een nazi? (Lannoo, 2017) worden heel wat bronnen opgelijst waarin geïnteresseerden kunnen speuren naar het oorlogsverleden. Persoonsgebonden informatie over veroordeelden is te vinden in het Belgisch Staatsblad. De vonnissen werden bij uittreksel gepubliceerd ter kennisgeving aan de gemeentebesturen, en dus ook de bevolking, om de veroordeelden te schrappen van de kieslijsten. Ook informatie over mensen die in andere dossiers vernoemd worden zijn in andere archiefstukken terug te vinden die wel al raadpleegbaar zijn, mits het ondertekenen van een onderzoeksverklaring
Archieven worden nog te vaak als een kostenpost gezien, zonder economisch rendement, maar de maatschappelijke waarde is onschatbaar.
over een verantwoorde raadpleging. Daarom vragen we een gelijkaardige toegang voor de gerechtelijke dossiers.” faro: In hoeverre wordt jullie oproep ondersteund door het Rijksarchief? Koen Aerts: “Het Rijksarchief is gewonnen voor een totale bevoegdheidsoverdracht voor deze archieven. Daarmee wordt zowel het beheer en de ontsluiting bedoeld, als het verlenen van toelating tot raadpleging van deze archieven. Archivarissen van het Rijksarchief geven nu de facto al deontologisch advies op basis van de aangehaalde omzendbrief, waarna de aanvraag door een magistraat ondertekend wordt. Daarbij pleit het Rijksarchief wel voor voldoende personeel en infrastructuur. We vragen financiële middelen om alle gerechtelijke dossiers te ontsluiten. Archieven worden nog te vaak als een kostenpost gezien, zonder economisch rendement, maar de maatschappelijke waarde is onschatbaar. De valorisatie daarvan heeft dus nood aan investeringen.” faro: Hoe zit het in andere landen, met vergelijkbare archieven? Henri Heimans: “Op basis van mijn ervaring in buitenlandse archieven kan ik stellen dat er in het buitenland meer aandacht voor is, dat de archieven daar meer raadpleegbaar zijn. De nood om zich te informeren en antwoorden te krijgen over het verleden lijkt daar prominenter.” Koen Aerts: “Duitse archieven bijvoorbeeld zijn veel toegankelijker. Er werken niet alleen veel onderzoekers op de materie, maar er kunnen bijvoorbeeld ook scans van archiefdocumenten opgevraagd worden vanuit het buitenland. Ook in Frankrijk en Nederland worden er meer middelen vrijgemaakt om de toegankelijkheid tot deze archieven te verzekeren. België is een van de slechtste leerlingen van de klas, ook in vergelijking met de toegankelijkheid van archieven van geheime diensten uit voormalige communistische dictaturen in Oost-Europa.”
17
Beslissing van buitenvervolgingstelling van Walter Kaiser door de substituutkrijgsauditeur Edgard Dubois op 27 september 1950. Collectie: Rijksarchief
faro: Welke rol speelt historisch onderzoek over WO II, de Holocaust en specifiek de collaboratie en straffen in het maatschappelijk debat? Koen Aerts: “Historisch onderzoek is in eerste instantie dienstbaar in bepaalde debatten. Daarnaast helpt het om historische bewustwording te creëren. Daardoor kan men de eigen positie en dynamieken in de samenleving herkennen en remediëren op bestaande verschillen en gelijkenissen. Het is goed om te weten waartoe bepaalde groepsdynamieken kunnen leiden, wat bepaalde vlagposten zijn. Daarbij moet men wel oppassen om niet teleologisch of deterministisch te denken: een bepaalde gebeurtenis leidt niet automatisch tot een bepaalde uitkomst. Het is een van de potentiële mogelijkheden. Maar het is interessant om via historisch onderzoek bijvoorbeeld de vatbaarheid voor sloganeske taal in het verleden te duiden en zo waakzaam te zijn.” Henri Heimans: “De blijvende noodzaak aan historisch onderzoek over de nazirepressie en de Holocaust bleek bijvoorbeeld uit de Pano-reportage over Schild & Vrienden, waarin de nazigenocide schromelijk werd geminimaliseerd door de verbrandingsovens en gaskamers te banaliseren en er de spot mee te drijven.”
18
Opdracht van de substituut-auditeur-generaal op 17 maart 1948 om getuigenslachtoffers van SS'er Walter Kaiser te laten verhoren door de politie. Een onder hen is Georges Heimans, vader van Henri Heimans.
faro: Hebben jullie opiniestukken effect gehad? Henri Heimans: “Ik heb geen grote effecten gemerkt. Ik heb daarentegen wel een aantal positieve reacties gekregen van mensen uit de eigen kenniskring.” Koen Aerts: “Het is natuurlijk geen nieuw verhaal. Samen met collega-historici kaart ik dit al meer dan tien jaar aan. Ik heb het gevoel dat opiniestukken als deze de geesten masseren. Hoewel de minister van Justitie omzichtig te werk wil gaan, lijkt er wel een bereidwilligheid te groeien om vanuit de FOD Justitie en het Staatssecretariaat voor Wetenschapsbeleid samen het gesprek aan te gaan. Ik heb echter nog geen signalen gekregen dat er zo’n debat met historici en deskundigen zou opgezet worden. Maar de tijd lijkt rijp voor concrete verandering. Zo werd op 29 juni jl.1 een wetsvoorstel ingediend door André Flahaut (PS) om de procedure tot raadpleging van de archieven te vereenvoudigen. Op papier lijkt er een meerderheid mogelijk voor dit wetsvoorstel. Het is nu afwachten wat er verder gebeurt.” faro: Tot slot: in welke mate helpen programma’s als Kinderen van … om meer bewustzijn over een bepaald thema te genereren? Koen Aerts: “Deze programma’s zijn een mengvorm van wetenschapscommunicatie en publieksgeschiedenis. Het historisch onderzoek naar thema’s als
collaboratie, verzet en de Holocaust wordt zo op een bevattelijke manier naar het brede publiek gecommuniceerd. Dat er met pakkende getuigenissen kan gewerkt worden, zoals die van Henri in Kinderen van het Verzet, is een grote meerwaarde. Deze programma’s bereiken een veel groter publiek dan wetenschappelijke artikels. Het blijft dus nodig om het publiek hiermee te laten kennismaken. Het lijkt mensen zeker ook zelf aan te zetten om in de archieven te duiken. Zowel collega-historici als ikzelf ontvingen na de uitzendingen talloze vragen van mensen die de collaboratie- of verzetsgeschiedenis van hun familie wilden uitspitten. De boeken Was opa een nazi? en Was opa een held? werden dan ook geschreven als toegankelijke bronnengidsen voor wie zelf op onderzoek wil. In die reeks zou nog een publicatie over Was opa een slachtoffer? moeten komen, om archiefbronnen aan te reiken voor onderzoek naar burgerslachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog.” Henri Heimans: “Ik nam zelf deel aan het programma Kinderen van het Verzet. Dat hielp mij in het verder reconstrueren van het verhaal van mijn ouders. Naar Kinderen van de Collaboratie kijken gaf me een dubbel gevoel. Tot dan toe
wilde ik daar niks mee te maken hebben. Maar die reeks opende mijn ogen, in zekere zin. Zo heb ik nu een aantal contacten met mensen uit die reeks – dat had ik me van tevoren nooit kunnen inbeelden!” Koen Aerts: “De kracht van deze reeksen ligt in de menselijke verhalen. Die geven een intieme blik op beide kanten, van zowel de collaboratie als het verzet. De reeksen bereiken en raken veel mensen en zetten velen ook aan om het thema breder te zien en zelf de archieven in te duiken. Laat ons hopen dat een dergelijk archiefbewustzijn ook in de politieke wereld groeit, en het momentum gegrepen wordt om de gerechtelijke dossiers voor een breder publiek open te stellen.” ■
Jelena Dobbels is FARO-adviseur archieven en erfgoedbibliotheken. Roel Daenen is de communicatiecoördinator van FARO en hoofdredacteur van dit tijdschrift. Bronnen en literatuur 1. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Wetsvoorstel tot verdere ontsluiting van de archieven van de voormalige militaire rechtscolleges, ingediend door de heer André Flahaut, 29 juni 2021. Zie: https://www.dekamer.be/flwb/ pdf/55/2099/55K2099001.pdf
Atlantis
Atlantis Crowdsourcing
Platform voor collectiebeheer en online presentatie
Atlantis Crowdsourcing
Online presentatie van collecties is naadloos onderdeel van de oplossing waarmee Atlantis volledig integreert binnen uw eigen website of websites van derden. Collecties uit systemen van derden worden met Atlantis samengesmeed tot één geïntegreerd geheel. Erfgoedwebsites van DEVENTit zijn toegankelijk en onderscheidend in vormgeving en werking. Door toepassing van de nieuwste technieken en standaarden wordt bezoekers een optimale erfgoedbeleving geboden. 033-2992277 office@deventit.nl www.deventit.nl
Archief- en inventaris Beeldbank Museum Bedrijfshistorie Bibliotheek Archeologie Bouwdossiers Kranten en tijdschriften
DEVENTit is ISO 270001 gecertificeerd.
Atlantis is NEN 2082 gecertificeerd.
Akten en registers
Belééf het Erfgoed
Atlantis is een volledig webbased oplossing voor collectiebeheer en het online publiceren van erfgoedcollecties. Kenmerken van Atlantis zijn: gebaseerd op internationale standaarden, géén gebruikerslicenties, onbeperkt support en krachtige publicatie-, zoek- en integratie- functies.
19
ARCHIEVEN
ARCHIEFONDERZOEK NAAR EEN VERGETEN GROEP ITALIAANSE KUNSTENAARSAMBACHTSLUI
HET MOZAÏEK VAN HET LEVEN Niet alle Italianen die sinds de 19e eeuw emigreerden verlieten hun land om dezelfde redenen. Sommigen vertrokken vanwege hun beroep, anderen ontvluchtten de werkloosheid en begonnen elders een Italiaanse winkel, ijssalon of zelfs restaurant. Uit de regio Friuli-Veneto migreerden talloze in mozaïekkunst gespecialiseerde kunstenaars-ambachtslieden. En daar was ook in ons land vraag naar. Het verhaal van de Venetiaanse mozaïst Silvio Tolomei (1865-1930) is te reconstrueren dankzij het familiearchief met briefwisseling, contracten en tekeningen.1 In combinatie met ander binnen- en buitenlands archiefmateriaal en ook interviews levert het een intrigerend beeld op van zijn leven en werk, en van zijn collega’s, klanten en relaties. Kris Tolomei
I
n 1910 woonden er drieënveertig verschillende nationaliteiten in Brussel: 35 % Fransen, 26 % Duitsers, 17 % Nederlanders en 4 % Engelsen. Italianen vormden een minderheid met 5 %.2 Zij openden bedrijfjes in fotografie, meubelen, tapijten, fabricatie van schoenen en handschoenen. De hoofdstad telde tussen 1880 en 1914 negenentwintig Italiaanse cafés, acht restaurants, zeven kruidenierszaken en ijsventers.3 Voor 1900 was meer dan 35 % van alle Italianen mozaïst; beroepslui die zich tot een specifieke groep ondernemers ontwikkelden. Door de opkomst van meer weerbestendige
20
tegels en de lagere kostprijs van sgraffito daalde vanaf 1900 de vraag naar mozaïek. Vertrekkend van mozaïekwerven in Frankrijk en Pruisen reisden tussen 1869 en 1872 de eerste Friuliërs naar België, om zich in Brussel te vestigen: Jacomo Pellermi, Domenico Pellarin, Domenico Fuser, Louis Bernardin, Jacomo Mion, Pietro De Bernardin. Latere mozaïsten migreerden rechtstreeks uit Fanna, Spilimbergo, Sequals, Cavasso Nuovo, Travesio en Maniago. Alleen, of vaders met zonen, broers, neven en soms een echtgenote, gingen ze in loondienst. Of ze
Leeuw boven de ingang van Zoo Antwerpen door Silvio Tolomei. © Kris Tolomei
Mozaïekbedrijf D'Agostin et frère, Roubaix -France. © Kris Tolomei - A. D'Agostin
21
begonnen samen een familiebedrijf in Antwerpen, Gent, Aalst, Ieper, Luik of Charleroi. De 17-jarige Luigi Mion reisde alleen vanuit Fanna naar Bergen op Zoom, om te gaan werken bij mozaïst Santuz. Daar was zijn broer Sante reeds in dienst. Kort na de Eerste Wereldoorlog begonnen Luigi en Sante op de Ieperse ruïnes een eigen bedrijf in mozaïekvloeren.4 Mozaïekbedrijven maakten gretig gebruik van Friuliaanse seizoenarbeiders. In drukke tijden of bij een specialistische opdracht kwam familie over om te helpen. Niet-ingeschreven ambachtslui doken in het vreemdelingen- of bevolkingsregister vaak op in politieverhoren, en in de briefwisseling tussen de vreemdelingenpolitie en andere instanties. Meermaals ontstond verwarring over vaders, zonen, neven en niet-familieleden met dezelfde naam, die uit dezelfde regio kwamen en/of rond dezelfde datum geboren waren. Veel mozaïsten verbleven bij hun patroons.5 De naar New York geëmigreerde Pasqueli bijvoorbeeld regelde slaapplaatsen voor overgekomen Friuliërs. D’Agostin & Frère uit Roubaix richtte boven de werkplaats een slaapzaal in en grootmoeder kookte dagelijks pasta voor de werklui. Anderen huurden een kamer, een appartement of een studio in een winkel of café vlakbij het atelier. Ook Silvio Tolomei verbleef boven winkels en cafés en gebruikte ateliers van collega’s, of huurde er een in de buurt van zijn opdracht. Totdat de familie enkele jaren voor WO I een handelshuis met werkplaats huurde in de Antwerpse Belegstraat. Hier opende Silvio’s vrouw een zaak in papierwaren en fotografie.
LA FAMIGLIA
Dikwijls woonde in Friulise dorpen eenzelfde familie in huizen rond een pleintje met een familieschuur. Leden van de ene borgo trouwden met iemand uit een mozaïstenfamilie uit een andere borgo. Mozaïst Isidor Odorico huwde met mozaïstendochter Marcelle Favrer, en trad zo toe tot de families Mander en Fabris, terwijl hij reeds via zijn moeder met de mozaïsten Carere en
D’Agostin & Frère uit Roubaix richtte boven de werkplaats een slaapzaal in en grootmoeder kookte dagelijks pasta voor de werklui.
22
Pellarin verbonden was.6 Sommige echtgenotes bleven met de kinderen in Italië wonen en schreven dagelijks brieven, tot vader in de vakanties overkwam. Tijdens het verlof werden werklui voor vaste of periodieke arbeid geronseld, en een echtgenote zoeken stond ook op de agenda voor vrijgezellen. Silvio Tolomeis vrouw Adriana Ballarin kwam echter niet uit een mozaïstenfamilie, hoewel haar broer als mozaïst bij hen inwoonde en jaren samenwerkte met zijn schoonbroer. Tolomeis zonen trouwden met Belgische vrouwen en naturaliseerden, op Giuseppe na, de oudste in Italië geboren zoon. Geregeld trok Adriana met de kinderen naar Venetië voor een kort of langer verblijf. Vanuit hun thuisland brachten de Italianen wijn, grappa, kaas en zaden mee. Ze teelden groenten, soms zelfs hier en daar een rijtje tussen de tegels van hun geplaveide koer waar, naast platen marmer, stenen, zakken en bergen zand, cement en kalk, ook kippen, geiten, eenden, ganzen, katten en honden rondscharrelden. Onder elkaar spraken de Friuliërs Friulia en Italiaans. Eind 19e eeuw schakelde de tweede generatie over naar Frans en Nederlands. Adriana sprak Italiaans met de oudste zonen en Frans met de drie jongsten. Die volgden ook les aan een Nederlandstalige school en werden lid van de scouts.
IN DE LEER
In Friuli gaf traditioneel de vader het ambacht door aan zijn zonen, en ging men in de leer bij familie. Of men trok naar Spilimbergo, de in 1922 opgerichte mozaïekschool die vandaag vele internationale studenten telt.7 Tolomei volgde zijn opleiding aan de Scuola Veneta d’arte applicata alle industrie, vandaag het Instituto d’arte Liceo artistico statele Guggenheim. Mogelijks was hij tegelijkertijd in de leer bij Salviati, voor wie hij tien jaar werkte. Antonio Salviati stopte zijn advocatenpraktijk en begon in 1859 een glasfabriek in Murano en een mozaïekwerkplaats met winkel in Venetië. Zijn leerjongens verplichtte hij tekenlessen te volgen aan de academie. Giuseppe, Tolomeis oudste zoon, leerde de stiel bij zijn vader en trad later in dienst bij Maison Vve J. Mion & Fils in Antwerpen. Een mozaïek maken vereist gespecialiseerde kennis en vaardigheden. De meeste mozaïsten in België waren ervaren in vloermozaïek; slechts een minderheid in decoratieve wandmozaïek. Niet iedereen was gekwalificeerd voor elk aspect van het werk. Men was kundig in het uitvoeren van ornamenten, zoals Gian Domenico Facchina, of in personages, zoals Salviati. Tekenaars ontwierpen en maakten het karton, en vergrootten ten slotte de mozaïektekening op ware grootte. Ontwerpen van beeldend kunstenaars of archi-
Tomasini, Fabrique de Meubles et Sièges. © Kris Tolomei - Archief Sint-Jans-Molenbeek
Niet iedereen was gekwalificeerd voor elk aspect van het werk. Men was kundig in het uitvoeren van ornamenten, zoals Gian Domenico Facchina, of in personages, zoals Salviati. tecten, niet bekend met en dus onkundig in de mozaïekentechniek, leverden soms bij de uitvoering problemen op. Silvio Tolomei was opgeleid in het hele proces, van ontwerp tot uitvoering van zowel vloer- als wandmozaïek in alle stijlen. Meestal kreeg hij opdrachten voor muurdecoraties uit binnen- en buitenland.
WERELDTENTOONSTELLINGEN
Salviati stond in 1862 op de International Exhibition in Londen. Daar kreeg hij vele opdrachten, waarna hij winkels opende in Londen, New York en Parijs. Op de Parijse wereldtentoonstelling van 1867 werd Facchina gevraagd om het interieur van de Opéra Garnier in glasmozaïek te versieren. Ook op de Brusselse wereldtentoonstelling van 1897 kregen mozaïeken veel belangstelling, net als de (nieuwe) wandtegels.8 Mozaïeken werden gebruikt in religieuze en publieke gebouwen, winkels, scholen, privéwoningen, op grafmonu-
Silvio Tolomei (1865-1930) © Kris Tolomei- Tolomeiarchief
menten en meubels. Gerenommeerde architecten lieten Italiaanse kunstenaars-ambachtslieden deze bouwwerken versieren. Architecten als Saintenoy, Blerot, Horta, Bascourt, Van Dyk en Van Averbeke integreerden mozaïekvloeren en wandversieringen in hun gebouwen.
MOZAÏEKUITVOERING
Er bestaan twee soorten vloeren: de Romeinse, met kleine marmersteentjes in figuratieve vormen, en de zeer arbeidsintensieve ‘granito’ of Venetiaanse stijl, waarbij men kleine stukjes marmer- of granietkeitjes in een kalk- of cementmortellaag strooit en dan glad poliert. Eind 19e eeuw paste men in de Romeinse vloeren meer gestileerde planten- en bloemmotieven toe, en bij granito plaatste men rondom een marmermozaïekversiering. Lange tijd werden mozaïeksteentjes op de werf in vorm gekapt, en in de natte cementplaaster gedrukt. Deze directe methode was vooral voor wandmozaïek erg duur, waarbij de verplaatsing en het verblijf de kostprijs opdreven. Sinds Facchina de indirecte methode toepaste voor de Opéra Garnier werd de uitvoering goedkoper. In het mozaïekatelier kleefde men de steentjes in panelen omgekeerd op sterk papier en verzond men ze in houten kisten per boot of trein tot bij de werf. Gespecialiseerde werknemers kwamen ter plaatse om het mozaïek te verankeren. Zowel Salviati als Facchina beweerden de uitvinder te zijn van dit procedé. Figuren op een gouden achtergrond zien we bij Byzantijnse muurdecoraties en allegorische mozaïektaferelen tussen 1875 en 1885. Eind 19e eeuw evolueerden mozaïeken naar de art-nouveaustijl en later naar de art deco.
23
Timpaan in Venetiaanse mozaïek uitgevoerd door Silvio Tolomei in 1905, boven de hoofdingang van de Koninklijke Sint-Mariakerk in Schaarbeek. © Kris Tolomei
MOZAÏEKSTEENTJES GEVRAAGD Elke opdracht vroeg veel steentjes. In de 17e eeuw waren er op Murano ongeveer 300 fabrieken van smalti (glassteentjes, red.). In de 19e eeuw waren er dat nog maar twee. Met treinen en schepen exporteerde Salviati vanaf 1859 vanuit Murano grote hoeveelheden smalti over heel de wereld.9 In 1877 begon Facchina een glasfabriek in Venetië. Usine Briard in Frankrijk maakte eerst knopen in email en stapte begin 20e eeuw over naar mozaïek. Silvio Tolomei plaatste smalti van Salviati, Usine Briard en ook marmer- en keramieksteentjes van andere leveranciers. Soms werkte Tolomei in onderaanneming of met collega’s van over de hele wereld. Ook Friuliërs werkten in onderaanneming, in loondienst of op freelancebasis. Materiaal en personeel transporteerde men naar de werf op de hand- of paardenkar, per trein, auto, vrachtwagen, tram, fiets of te voet. Voor verderaf gelegen opdrachten huurde de patroon een kamer of hotel. Over het werfverloop of de vraag om extra materiaal voerde men per post een levendige correspondentie. Het was hard en soms zwaar werk, vanaf vier of vijf uur ’s morgens tot ’s avonds laat, zeventig uur per week, ook in het weekend en soms ook ’s nachts. Slechte verloning was schering en inslag, niet alle gewerkte uren werden betaald. Tolomei reisde veel voor opdrachten in binnen- en buitenland, en kreeg die soms laattijdig of ook gewoon niet betaald. Van aannemers met financiële problemen kreeg (of nam) Dominique Mion huizen als
24
Mozaïeksteentjes kappen op een boomstam. © Kris Tolomei
vergoeding, zoals een rij woningen op de Deurnese Confortalei.
MAÎTRE-MOSAÏSTE-DÉCORATEUR SILVIO TOLOMEI Na drie jaar in dienst bij de Parijse mozaïst-ondernemer Henri Bichi vestigde Silvio Tolomei zich in 1897 in Brussel. Naast de vele buitenlandse opdrachten zijn hier nog enkele decoratieve mozaïeken van Tolomei te zien: het timpaan boven de hoofdingang van de Koninklijke Sint-Mariakerk in Schaarbeek, friezen en zonnewijzer voor Pharmacie Delacre op de Koudenberg en verschillende mozaïeken in en aan private woningen. In 1907 verhuisde hij naar Antwerpen, waar hij reeds jaren eerder samenwerkte met Salviati, Pellarin en Mion. In Borgerhout ontwierp en plaatste Tolomei het timpaan boven de hoofdingang van de Sint-Jans-Evangelistkerk, met Salviati de wandmozaïeken in de Antwerpse SintMichiel-en-Sint-Petruskerk, de dierenmozaïeken boven de ingang van de Zoo en talrijke andere, in en aan gebouwen. Verhuisde Tolomei naar Antwerpen om, na het overlijden van Jacomo Mion in 1905, diens weduwe en zoon bij te staan met zijn ervaring in de voortzetting van hun bedrijf? Tolomeis eigen onderneming met personeel bloeide tot het begin van WO I, wanneer de familie naar Engeland vluchtte. In 1915 verliet het gezin Derbyshire en verhuisde naar Londen waar vader en de twee oudste zonen werk vonden. Silvio werkte als tekenaar voor J. Whitehead &
Pharmacie Delacre in Brussel ontworpen door architect Paul Saintenoy in 1898. Gevel versierd met mozaïeken. Op de foto: zonnewijzer uitgevoerd in 1899 door Silvio Tolomei. © Kris Tolomei
Sons, een bedrijf dat mozaïeken plaatste in Westminster Cathedral. In Londen vonden ze een grote woning om de hele familie in te herbergen, ook de in 1917 uit Antwerpen overgekomen verloofde van Giuseppe.10 De opkomst van nieuwe materialen zorgde voor een terugloop in decoratief mozaïek, waarop Tolomei besliste een importbedrijf in terrazzosteentjes op te starten. Tegelijkertijd aanvaardde hij vooral buitenlandse opdrachten. In Jeruzalem plaatste Silvio mozaïeken voor de Church of Gethsemane op de Olijfberg. In 1930 stierf hij tijdens zijn werk aan de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Zijn vrouw en kinderen woonden voor de rest van hun leven in de provincie Antwerpen.
BIJZONDER ERFGOED
Het mozaïekambacht vraagt precisie, kleuren- en materiaalkennis en artistieke kwaliteiten. Na WO I evolueerden mozaïsten tot vloerders van nieuwe materialen en technieken. Bedrijven zoals Mion en D’Agostin fabriceerden en plaatsten na 1930 naast tegels en natuursteen ook vensterbanken, betonvloeren, wasbakken en trappen. Sommige familiebedrijven gingen failliet door het luxueuze leven van de nazaten. Vele mozaïeken − ook van Silvio Tolomei − verdwenen door oorlogen, afbraakwoede en onkunde. Academies in België onderwijzen deze kunstdiscipline niet meer. Het zou ongetwijfeld helpen indien eigenaars, beheerders, architecten en aannemers van gebouwen met mozaïeken deze werken niet zomaar zouden slopen. Een respectvolle behandeling, met kennis van zaken, gebaseerd op onderzoek en, waar mogelijk, de restauratie, zal bijdragen tot de appreciatie van deze bijzondere kunst- en ambachtsvorm. En wie weet ontdekken we zo nog onbekende parels van Silvio Tolomei en zijn collega’s. ■
Kris Tolomei is amateurhistoricus, onderzoeker en kunstenaar.
Bronnen en literatuur 1. Silvio was de grootvader van de auteur. 2. S. Taschereau, V. Piettie en E. Gubin, ‘L’immigration à Bruxelles dans les années trente. Le cas particulier des commerçants étrangers’, in: Cahiers d’histoire du temps présent, 9, 2001, p. 7-62. 3. O. De Maret, ‘Italianen in Brussel rond 1900. Caféhouders, restaurantuitbaters, kruideniers en ijsventers’, in: Tijd-Schrift (nummer over Erfgoed en Migratie), 2012/2. 4. K. Tolomei, Interview familie Mion, 2016. 5. J. De Bock, Voices of Culture Final Report. The role of culture in promoting inclusion in the context of migration. UGent, Faculty of Economics and Business Administration - Department of Economics, 2016. 6. H. Guene, Odorico: mosaïste art déco. Archives d’Architecture Moderne, 2000. 7. Zie: https://scuolamosaicistifriuli.it/ 8. M. Baeck, Schoonheid uit klei en cement. Vloer- en wandtegels in de provincie Antwerpen. Erfgoedgids. Provincie Antwerpen, 2008. 9. S. Barr, Venetion glasmozaics 1860-1917. ACC Art Books UK, 2008. 10. Na hun terugkeer uit Engeland woonden de Tolomeis tijdelijk bij hun collega's-vrienden Mion, tot zij tegenover hen een nieuwgebouwde woning met werkplaats huurden.
25
SPREKEND ERFGOED
BETOVERD DOOR BEELDEN Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken? In deze rubriek doen we een poging.
1
Stel het u even voor: we zijn in het jaar 1860. U hebt nog nooit een giraf gezien, op een getekend of geschilderd exemplaar na. De enige giraffen zijn te bezichtigen in de zoo van Antwerpen, maar een toegangskaartje is peperduur. Ook foto’s van dat wonderlijke dier hebt u nog niet gezien, want dat nieuwe medium is nog niet wijdverbreid. Maar op een zaterdag gaat u naar de kermis in het dorp. In de grote tent op het dorpsplein gebeurt het: voor de allereerste keer in uw leven ziet u een beeld van een échte giraf. Hoe kan dat? Enter: de toverlantaarn. Dit projectiemedium wordt ook wel magische of optische lantaarn genoemd en werd in de 19e eeuw populair als een van de eerste visuele massamedia. Het apparaat projecteert glasplaten met getekende of fotografische afbeeldingen op een muur of doek.
5
Wetenschappers en entertainers, leraars en priesters, politieke bewegingen en organisaties: allemaal gebruikten ze deze lantaarn om een publiek tot wel duizend mensen te informeren, entertainen en mobiliseren. Alle lagen van de maatschappij leerden via de beelden bij over natuur, religie, wetenschap, nieuwe technologieën en andere landen. B-magic, een interuniversitair team onderzoekers met de Universiteit Antwerpen als centrale coördinator, wil de geschiedenis van de toverlantaarn als massamedium in België schrijven en in internationale context plaatsen. B-magic combineert kennis en inzichten uit de theaterwetenschap, cinema en mediastudies, stadsgeschiedenis, geschiedenis van wetenschap en kennis, communicatiewetenschap, semiotiek en narratologie. Zo herontdekt de groep de vele functies die de performances met lichtbeelden vervulden in de publieke ruimte. De collecties van lantaarnplaa tjes werpen bovendien een unieke blik op de beeldcultuur in België sinds 1830. ■
9
www.b-magic.eu - Facebook: @Belgiummagic » Door: Elisa Seghers en Julie De Smedt » foto's: • • • • • • •
26
Foto 1 en 14: © ULB-Isopix.be Foto 2 en 10: © Collectie Herman Bollaert Foto 3 en 9: Western Norway © Collectie Koninklijk Belgisch Filmarchief Foto 4: British Museum © Collectie Koninklijk Belgisch Filmarchief Foto 5, 6, 8, 12, 15: © Collectie Koninklijk Belgisch Filmarchief Foto 7, 11 en 13: © Mundaneum Mons Foto 16: Océanographie © Musée de la Photographie
13
2
3
4
6
7
8
10
14
11
15
12
2716
ARCHIEVEN
50 JAAR VLAAMS PARLEMENT
ARCHIEF IN EEN BUNKER In 2021 viert het Vlaams Parlement zijn vijftigjarig bestaan. Om deze viering luister bij te zetten staan dit najaar een aantal lezingen, expo’s en evenementen gepland. Daaraan werkt ook het archief van het Vlaams Parlement mee. Zo opent dit archief ter gelegenheid van deze festiviteiten de deuren voor het publiek. Tien meter onder de grond, in de historische schuilkelders van het voormalige Postchequegebouw, kunnen bezoekers zich verdiepen in vijftig jaar parlementair verleden. Een voorsmaakje. Niels Plas
H
28
et archief van het Vlaams Parlement gaat terug tot 7 december 1971, de dag waarop de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap werd geïnstalleerd.1 Andere belangrijke data in de ontstaansgeschiedenis van dit archief zijn 1980, het jaar waarin het Vlaams Gewest tot stand kwam, de Cultuurraad de Vlaamse Raad werd, en 1995, het jaar van het rechtstreeks verkozen Vlaams Parlement. Zo is in de afgelopen vijftig jaar een uitgebreid multimediaal archief opgebouwd, waarin zowel geschreven stukken, foto’s als audio- en videoverslagen over de werking van het parlement terug te vinden zijn.
Postchequegebouw in 1937 ontwierp, voorzag hij het van een schuilkelder van zomaar even 1.671 vierkante meter groot. Die kelder kon 3.000 mensen herbergen en werd voorzien van 30 bunkers, twee ingerichte doucheruimtes, een kleine ziekenzaal en een commandopost. Vandaag is deze ruimte volledig aangepast en omgebouwd tot een state-of-the-artarchiefruimte. Zo zijn alle vloeren en wanden behandeld om stof tegen te gaan. Waar de bunkers vroeger moesten beschermen tegen bommen, beschermen ze vandaag het geheugen van de Vlaamse parlementaire democratie. Maar wat wordt er zoal achter die stalen deuren bewaard?
Het overgrote deel van het parlementair archief is ondergebracht in schuilkelders van het Huis van de Vlaamse Volksvertegenwoordigers, het voormalige Postchequegebouw. Dat zijn de zogenaamde ‘bunkers’. In deze goed beveiligde plek is er voldoende ruimte om tweeënhalve kilometer archief te bewaren. Toen Victor Bourgeois het
Het archief is zo oud als de geschiedenis van het Vlaams Parlement zelf. Documenten over de goedkeuring van decreten, de controle van het regeringsbeleid en de goedkeuring van de Vlaamse begroting vormen de ruggengraat van het archief. Andere waardevolle archiefstukken
MEER DAN PAPIER
Koffer van de Gewestraad. © Vlaams Parlement
zijn deze van de beleidsorganen. Het gaat dan over de documenten van het Managementteam, het Bureau (dagelijks bestuur) en het Uitgebreid Bureau, waarin ook de fractievoorzitters zetelen.2 Het Uitgebreid Bureau staat in voor de zuiver politieke aangelegenheden van het parlement en bepaalt de agenda van de plenaire vergadering. Het archief bevat ook administratieve documenten van de ondersteunende diensten en het verkiezingsarchief met de verslagen van de optelling van de stemmen voor het Vlaams Parlement. Die bewijsstukken zijn nodig om de geldigheid van de verkiezingen vast te stellen. Bezoekers vinden er ook de documenten over de controle van de verkiezingsuitgaven en kunnen er terecht voor een uitgebreid persarchief over de gewezen leden van het parlement. Je vindt er biografische gegevens over Maurits Coppieters, Karel De Gucht, Jean-Luc Dehaene, Norbert De Batselier, Marijke Dillen, Mieke Vogels, Jan Peumans ... Samen geven al deze dossiers inzage in de werking van deze Vlaamse democratische instelling.
Het archief bevat enkele bijzondere objecten: een elpee met daarop De Vlaamse Leeuw, enkele miniatuurschepen in zilver en goud (relatiegeschenken van buitenlandse delegaties), een aantal kunstwerken én, niet te vergeten, het beruchte koffertje van de voorlopige Vlaamse Gewestraad.
29
Het archief bevat een variëteit aan materiaal, waaronder een historisch persarchief (knipsels november 1973). © Vlaams Parlement Het fotoarchief bevat duizenden beelden die in de loop der jaren genomen zijn tijdens eedafleggingen, protocollaire bezoeken, 11 julivieringen en andere grote evenementen. © Vlaams Parlement
Inkijk in een van de 30 bunkers. © Vlaams Parlement
Het archief bevat daarenboven enkele bijzondere objecten: een elpee met daarop De Vlaamse Leeuw, enkele miniatuurschepen in zilver en goud (relatiegeschenken van buitenlandse delegaties), een aantal kunstwerken én, niet te vergeten, het beruchte koffertje van de voorlopige Vlaamse Gewestraad. Deze voorloper van de Vlaamse Raad vergaderde in het stadhuis van Mechelen, maar kwam uitzonderlijk ook samen in Brussel, Gent of Antwerpen. Wanneer de raad zetelde, reisde het koffertje met de vergaderdocumenten mee. De archieven zijn raadpleegbaar na afspraak en, in welbepaalde gevallen, na het ondertekenen van een onderzoeksverklaring. De meest gevoelige informatie bevindt zich in een kleinere afgesloten ruimte achterin een bunker. Wat er daar zoal bewaard wordt? Documenten en verslagen van parlementaire onderzoekscommissies, maar ook de geloofsbrieven van de parlementsleden. Vlaamse volksvertegenwoordigers moeten immers aan een aantal voorwaarden voldoen: Belg zijn, minstens achttien jaar zijn, in het Vlaams of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen … De geloofsbrie-
30
ven zijn de documenten die aantonen dat iemand aan al die voorwaarden voldoet. In dit besloten gedeelte bevindt zich daarenboven de analoge foto- en videocollectie van het parlement. Duizenden beelden die in de loop der jaren genomen zijn tijdens eedafleggingen, protocollaire bezoeken, 11 julivieringen en andere grote evenementen. Alles netjes beschreven, geïnventariseerd en intussen ook grotendeels gedigitaliseerd.
DIGITAAL VOOROP
Het Vlaams Parlement is als jonge instelling vrij snel en in toenemende mate digitaal gaan werken. Het heeft ervoor gezorgd dat het archief vandaag quasi alleen nog digitale bronnen verwerft. Een uitdaging: want hoe ervoor zorgen dat het digitale archief op termijn nog raadpleegbaar is? Dat het integer, leesbaar en interpreteerbaar
blijft? Om die reden werd al in 2010 een digitaal archiefdepot uitgebouwd, aanvankelijk in eigen beheer met de open source Alfresco. Vandaag, 11 jaar later, is dit niet langer haalbaar en zit het archief in de cloud met twee externe partners. In 2015 ging het Vlaams Parlement voor zijn videoarchief een samenwerking aan met het Vlaams Instituut voor (Audiovisuele) Archivering (VIAA), het huidige meemoo. Eind 2018 startte het parlement een samenwerking met Libis (KU Leuven) voor al zijn overige archieven. Het maakte toen de overstap naar Teneo en scopeBusiness. Deze overstap verliep niet zonder problemen. Hoewel beide systemen gebruikmaakten van algemeen aanvaarde standaarden, duurde het een hele tijd om tot gemeenschappelijke metadataschema’s te komen. Ook het exporteren zelf verliep niet altijd even vlot: reeksen die te zwaar waren om in één keer te exporteren, metadata die waren achtergebleven, trefwoorden die nog manueel moesten worden toegevoegd … Het migratietraject zorgde duidelijk voor heel wat hindernissen, maar leidde uiteindelijk en dankzij een goede samenwerking met alle betrokkenen tot een geslaagd eindresultaat.
UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST
gang bieden tot zowel het integrale archief als de studies en de documentatie van het Parlementair Informatiecentrum. Dit is belangrijk, want een ruimere toegang kan bijdragen aan een grotere transparantie van het democratisch besluitvormingsproces. Intussen blijven ook de digitale documenten, die nog niet aan het archief zijn overgedragen en zich op dit moment in uiteenlopende systemen en op meerdere platformen bevinden, een grote bekommernis. Aan goede praktijken van informatiebeheer kan nog flink gewerkt worden en ook daaraan helpt het archief mee. De uitrol van Microsoft 365 wordt nu aangegrepen om meer orde op zaken te stellen. Wordt vervolgd. ■
Meer weten? www.vlaamsparlement.be/bezoeken/het-archief-van-hetparlement
Niels Plas is archivaris van het archief van het Vlaams Parlement. Bronnen en literatuur
Einde verhaal? Neen, want er wordt nog gewerkt aan een geïntegreerde catalogus. Deze moet toe-
1. Zie voor een kort overzicht: https://www.vlaamsparlement.be/over-hetvlaams-parlement/geschiedenis-van-het-vlaams-parlement. 2. Zie: https://www.vlaamsparlement.be/over-het-vlaams-parlement/ bestuur-van-het-vlaams-parlement.
RED MEE HET GETROFFEN ERFGOED! Probeert u het zich maar eens voor te stellen: opeens wordt uw (favoriete) museum, archief, erfgoedbibliotheek of monument door een verwoestende vloedgolf en modderstromen getroffen. Wat nu? Het zuidoosten van België kreeg midden juli te kampen met een nietsontziende watersnood. Het getroffen erfgoed heeft dringend uw hulp nodig. Help nu, voor het te laat is en kostbaar erfgoed voor altijd verloren gaat!
DOE EEN GIFT Uw gift is welkom op rekeningnummer BE10 0000 0000 0404 – BIC BPOTBEB1 van de Koning Boudewijnstichting, met vermelding van ***623/3661/60056***. Of scan deze QR-code. Een gift van 100 euro, na fiscale aftrek, kost slechts 55 euro. Uw gift helpt het getroffen erfgoed. Een initiatief van Agence wallonne du Patrimoine, Association des Archivistes francophones de Belgique, Belgisch Comité van het Blauwe Schild, Centre Interdiocésain du Patrimoine et des Arts Religieux, Commission royale des Monuments, Sites et Fouilles de la Région wallonne, FARO, ICOM Belgique/Wallonie-Bruxelles, ICOMOS België, Fédération Wallonie-Bruxelles, Kon. Vereniging der Historische Woonsteden & Tuinen van België, Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Monumentenwacht & Musées et Société en Wallonie.
31
DIGITAAL
VIJF TIPS VOOR EEN GEBRUIKSVRIENDELIJK DIGITAAL ERFGOEDPLATFORM
ZICHTBAAR, VINDBAAR EN DOORZOEKBAAR Steeds meer cultureel-erfgoedinstellingen maken hun gedigitaliseerde collecties online toegankelijk. Vaak wordt daarvoor een platform ontwikkeld om die collecties online te kunnen doorzoeken. Naast deskundigen mikken die platforms ook op wie meer wil weten over de geschiedenis van zijn familie, woonplaats of huis. Maar hoe zorgt u ervoor dat deze brede groep gebruikers makkelijk zijn weg vindt op zo’n platform? En hoe kan je op hun wensen inspelen? Tips uit de praktijk. Alexander Soetaert
E
ind 2016 lanceerden de erfgoeddiensten van Stad Brugge het gezamenlijke platform Erfgoed Brugge. Foto’s, kranten, archiefstukken en objecten uit Brugse musea, bibliotheken, archieven, kerken en privécollecties zijn sindsdien samen doorzoekbaar. Anno 2020 bestond Erfgoed Brugge al uit meer dan een half miljoen beelden van erfgoedobjecten en records over archeologische sites en Bruggelingen uit het verleden. Hoog tijd om te polsen naar de ervaringen van gebruikers, vonden de verschillende partners. In het voorjaar van 2020 kwam er een uitgebreid gebruikersonderzoek rond Erfgoed Brugge. Gebruikersstatistieken werden geanalyseerd en interviews en tests met gebruikers georganiseerd. Naar aanleiding van hun opmerkingen werden enkele aanpassingen doorgevoerd. Maar achteraf bijsturen is niet altijd vanzelfsprekend. Daarom deelt dit artikel vijf tips om een optimaal gebruiksvriendelijk digitaal erfgoedplatform te lanceren.
32
TIP 1: KIES EEN DOELGROEP
Met hun collecties bereiken cultureel-erfgoedinstellingen graag zoveel mogelijk verschillende doelgroepen. Toch is een online zoekplatform geen wondermiddel om iedereen aan te spreken. Denk goed na over wie tot de primaire doelgroep van het platform behoort en probeer zo goed mogelijk aan hun wensen tegemoet te komen. Om andere groepen te bereiken, zullen nog altijd andere kanalen moeten worden ingezet. Een post op sociale media bereikt bijvoorbeeld mensen met een grote interesse in erfgoed, maar zij zijn niet noodzakelijk geneigd om zelf in de collecties te spitten. Zet ook in op verhalen. Dat kan op het platform zelf, bijvoorbeeld met een blog of een webtentoonstelling, maar wellicht zijn er nog andere originele plaatsen om collecties digitaal in de kijker te plaatsen. Bij de lancering van een platform is een communicatiecampagne gericht op de belangrijkste doelgroep(en) onontbeerlijk. Blijf daarna goed opvolgen welke gebruikers de weg vinden naar de digitale collecties. Misschien zijn er ook enkele
Beeld: Freepik.com © Raxw-pixel-com
minder verwachte profielen te ontdekken. Na enkele jaren kunt u met gebruikers in gesprek gaan over hun interesses en ervaringen. Zo leert u de mensen achter de cijfers kennen. Test bijvoorbeeld of ze erin slagen bepaalde taken uit te voeren. Het is een goed idee om hiervoor de hulp van een externe expert te vragen. Gebruikers spreken dan meer vrijuit, wat heel onverwachte maar waardevolle inzichten oplevert.
Met hun collecties bereiken cultureel-erfgoedinstellingen graag zoveel mogelijk verschillende doelgroepen. Toch is een online zoekplatform geen wondermiddel om iedereen aan te spreken.
Verhalen kan men delen op het platform zelf, bijvoorbeeld met een blog of een webtentoonstelling, maar wellicht zijn er nog andere originele plaatsen om collecties digitaal in de kijker te plaatsen.
33
TIP 2: KIES VOOR EENVOUD, HERKENBAARHEID EN OVERZICHT
Het is verleidelijk om het nieuwe platform multifunctioneel in te zetten. Toch is het belangrijk om naast een primaire doelgroep ook een centrale functionaliteit te kiezen. Vertrek vanuit het perspectief van de vooropgestelde doelgroep(en). Willen potentiële gebruikers in de eerste plaats zelf op verkenning, of zoeken ze naar een aantrekkelijke en originele voorstelling van de collecties? Het lijkt handig om het bereik van een platform te verzilveren voor de promotie van evenementen of het verspreiden van nieuwsberichten. Dat kan, maar waak erover dat de functionaliteit waarvoor bezoekers terugkeren op de voorgrond blijft, bijvoorbeeld de zoekmogelijkheden. Hoe meer doelen een platform moet dienen, hoe complexer het wordt, zowel voor gebruikers als beheerders. Herkenbare functies scoren goed. De meesten onder ons zijn vertrouwd met Google en webshops (en worden er onbewust door beïnvloed). Gebruikers verwachten op andere websites dezelfde mogelijkheden. De automatische zoeksuggesties en -correctie van Google of de navigatiemogelijkheden in een webshop kunnen inspiratie bieden voor het presenteren van erfgoedobjecten. We zijn het ook gewoon geworden dat de meest relevante resultaten meteen bovenaan verschijnen. Zeker voor gebruikers die minder ervaring hebben met onderzoek, kan dit de aantrekkingskracht vergroten. Houd de detailweergaves van objecten en documenten zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk. Geef voldoende plaats aan inhoudelijke informatie zoals een titel, beschrijving, vervaardiger of datering. Gedetailleerde informatie over bewaarplaats, afmetingen of rechtenstatus hoeft niet even groot of prominent in beeld te komen. Denk ook na over welke functies een gebruiker echt nodig heeft om een afbeelding te bekijken. De meeste functies in viewers worden nauwelijks gebruikt. Meestal volstaat de mogelijkheid om te zoomen of te downloaden. Zo ontstaat meer ruimte voor de beelden, wat een platform nog aantrekkelijker maakt.
De detailpagina's op Erfgoed Brugge zijn opgebouwd uit verschillende kaders en de viewer biedt heel veel functies aan. Bedoeling is om deze pagina's in de toekomst overzichtelijker en eenvoudiger te maken. Panoramisch stadsplan van Brugge door Marcus Gerards, gedrukt en ingekleurd in 1563 Musea Brugge, 0000.GRO1283.I Dankzij het zoeken op plaats kan je op Erfgoed Brugge beelden opzoeken op naam van een straat, plein of wijk. Deze prentbriefkaart uit de vroege 20e eeuw toont het Minnewater met op de achtergrond de toren van de OnzeLieve-Vrouwekerk. Fotoverzameling Stadsarchief Brugge, FO_A38745 Het bijhouden van het aantal gebruikers en paginaweergaven of zoekopdrachten heeft tal van voordelen. © Stephen Phillips - Hostreviews.co.uk op Unsplash
34
TIP 3: GEBRUIK DUIDELIJKE TERMINOLOGIE
Courant gebruikte termen in een organisatie of sector zijn niet voor alle gebruikers duidelijk, en hebben voor hen soms een andere betekenis. Uit het gebruikersonderzoek op Erfgoed Brugge bleek bijvoorbeeld dat het woord ‘partners’ (in de betekenis van de ‘projectpartners’) bij sommige gebruikers de connotatie ‘sponsor’ heeft. De 16e-eeuwse stadskaart van Marcus Gerards doet bij veel Bruggelingen een belletje rinkelen. Maar op het platform was ze lange tijd alleen te vinden onder het acroniem MAGIS (Marcus Gerards Informatie Systeem), de weinig bekende naam van het project rond de digitale ontsluiting van de kaart. Weeg bij de ontwikkeling verschillende mogelijke termen tegen elkaar af. Leg eventuele ideeën voor aan een groep potentiële gebruikers en vraag naar hun verwachtingen of associaties. Ook bij latere gesprekken of tests kunt u hiernaar polsen. In de meeste gevallen zal de aanpassing van een knop of veldnaam niet heel ingrijpend zijn. Maar voor gebruikers kan het een groot verschil maken.
TIP 4: VOORKOM ZOEKEN ZONDER RESULTATEN
Een zoekterm die geen resultaten oplevert is vervelend. Gebruikers moeten dan nadenken over een andere zoekterm. Het risico bestaat dat ze afhaken of de gezochte informatie niet vinden, ook al is die wel beschikbaar. Hoe meer zoekvelden, hoe groter de kans dat een zoekvraag geen resultaten oplevert. Een analyse op Erfgoed Brugge toonde dat meer dan de helft van de zoekopdrachten waarbij het veld ‘Plaats’ werd gebruikt, geen resultaten opleverde. Als enkel ‘Vrij zoeken’ zou worden ingevuld, zou het zoeken in de meeste gevallen wel resultaten opleveren. In het veld ‘Plaats’ kan enkel gezocht worden op namen van straten of deelgemeenten in Brugge. Voor veel gebruikers was dat niet duidelijk. Na het toevoegen van extra toelichting onder het zoekveld daalde het aantal zoekvragen zonder resultaat tot minder dan drie procent. Inzetten op ondersteuning bij het zoeken kan dus een groot verschil maken. Heldere instructies en zoektips kosten weinig moeite. Daarnaast zijn er ook andere, technisch meer uitdagende opties, zoals automatische zoeksuggesties bij het invullen van zoekvelden of het voorstellen van alternatieve zoektermen die wel resultaten opleveren. Als dat niet haalbaar is, blijft het zoekformulier beter zo eenvoudig mogelijk.
TIP 5: ZORG VOOR GOEDE GEBRUIKERSSTATISTIEKEN
Eenmaal een platform gelanceerd is, wil een organisatie vanzelfsprekend zicht houden op het ge-
Inzetten op ondersteuning bij het zoeken kan een groot verschil maken.
bruik ervan. Sommige leveranciers bieden binnen hun systeem de mogelijkheid aan om gebruikerscijfers bij te houden, maar er zijn ook andere opties. Voor Erfgoed Brugge worden de statistieken bijgehouden met Google Tag Manager en Google Analytics. Het instellen van deze tools vraagt wat expertise, maar dankzij de eenvoudige dashboards kan elke medewerker achteraf makkelijk de cijfers opvragen en interpreteren. Niet elke paginaweergave is evenwaardig op een digitaal erfgoedplatform. Het bekijken van een detailweergave van een foto of kunstwerk staat bijvoorbeeld voor een hogere interactie dan het overlopen van een pagina met zoekresultaten. Het is daarom handig als de statistieken kunnen worden uitgesplitst per type pagina of deelcollectie. Bij de ontwikkeling is het belangrijk na te denken over welke statistieken relevant zijn en dit te bespreken met potentiële leveranciers. Het bijhouden van het aantal gebruikers en paginaweergaven of zoekopdrachten heeft tal van voordelen. De cijfers kunnen hun weg vinden naar jaarrapporten, maar ook helpen om problemen op te sporen of aanpassingen uit te werken die de gebruiksvriendelijkheid verhogen. Gebruikersstatistieken kunnen bovendien de basis vormen voor strategische keuzes. Een lijst met zoektermen verschaft inzicht in het zoekgedrag. Waar mogelijk kunnen metadata daarop worden afgestemd. De interesses van gebruikers kunnen ook een argument zijn om bepaalde collecties prioritair te digitaliseren en te ontsluiten. ■ Alexander Soetaert is stafmedewerker digitale ontwikkelingen bij de Cel Cultuurbeleid van Stad Brugge. Meer lezen? » Op Project CEST staat een overzicht van de verschillende methodes om een gebruikersonderzoek uit te voeren. U vindt er ook nog meer concrete tips voor een gebruiksvriendelijk platform: https:// bit.ly/gebruiksonderzoekplatform » De mogelijkheden van Google Tag Manager zijn afzonderlijk beschreven op Project CEST: https://bit.ly/cesttag » Het gebruikersonderzoek op Erfgoed Brugge werd uitgevoerd in het kader van het project Op naar 6.000.000 bezoekers voor ErfgoedBrugge.be? Een onderzoek naar het potentieel van meertaligheid op de centrale datalaag van ErfgoedBrugge.be (subsidie cultureel-erfgoedwerking op landelijk en internationaal niveau). Het project is een samenwerking tussen Musea Brugge, Stadsarchief Brugge, Openbare Bibliotheek Brugge, Raakvlak, Erfgoedcel Brugge, meemoo, VKC en FARO.
35
EXPAT
“Zoek niet naar wat je wil zien, maar onthul wat je vindt.”
Elisabeth Bruyère In deze rubriek stellen we expats aan u voor. Met andere woorden: hoe vergaat het landgenoten die elders in de wereld in de cultureel-erfgoedsector werken? En, omgekeerd, buitenlandse erfgoedwerkers in ons land? KADOConderzoekster Elisabeth Bruyère verblijft sinds april voor een jaar in Rome en duikt er in de opengestelde Vaticaanse archieven van ‘oorlogspaus’ Pius XII.
» Foto: © Elisabeth Bruyère
36
Hoe ziet uw werkweek er doorgaans uit? “Momenteel raadpleeg ik de fondsen van verschillende Congregaties van de Heilige Stoel. Tot 2019 werden dit de geheime archieven genoemd. Concreet zoek ik alle documenten over België – met inbegrip van de toenmalige kolonies – en maak daarvan een korte beschrijving. Voor dit project stel ik een inventaris op van alle documenten die een Belgische link hebben en ons iets kunnen leren over de Belgische context in de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse periode, de Koningskwestie en schoolstrijd, de Koude Oorlog, enz. Daarnaast voer ik ook zelf onderzoek, schrijf ik wetenschappelijke artikels en ben ik betrokken bij de organisatie van een congres over Pius XII. Omdat dit een cultureel-erfgoedproject is, wordt er niet enkel op wetenschappelijke onderzoeksaspecten ingezet, maar ook op de verspreiding van de informatie naar een breder (erfgoed)publiek.”1 Welke actuele thema’s / uitdagingen spelen er in uw werkterrein? “Het pontificaat van Pius XII (1939-1958) kan ons veel leren over de houding van het Vaticaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is best spannend om dit archiefmateriaal door te nemen! Daarbij moet ik met een frisse blik naar de documenten kijken, en niet zoeken naar wat men wil zien, maar onthullen wat er gevonden wordt. Uiteraard is het daarbij belangrijk om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen van het onderzoek van buitenlandse collega's die zich met gelijkaardige vraagstukken bezighouden.” Welke tips heeft u voor uw collega’s in Vlaanderen? “Als juriste heb ik geleerd in mijn bewijsvoering terug te vallen op bronnen, zoals wetgeving en rechtspraak. Historici gaan op dezelfde manier te werk. Dat betekent dat veel energie en tijd gaan naar het begrijpen van de archiefstukken. Enkel zo kan je recht doen aan de historische waarheid. Door die archieven te bestuderen, word je ondergedompeld in het verleden. We moeten dus voldoende aandacht besteden aan de tijdsgeest en de context wanneer we bepaalde thema’s analyseren.” ■
1. Met een blog, zie: https://bit.ly/ElisabethinRome
`
Hof van Busleyden Mechelen, foto: VISITFLANDERS via Flickr © Sophie Nuytten, CC BY-NC-ND 2.0
`
DOSSIER
ONDERWIJS EN ERFGOED
Erfgoed x onderwijs
De kersverse Veldtekening Cultuureducatie (2021) toont dat maar liefst 80 % van de bevraagde erfgoedactoren ‘educatie’ als essentiële opdracht beschouwt.1 Educatie omvat dan weliswaar het brede spectrum van zowel informele, niet-formele als formele educatie over de verschillende leeftijden heen. Ook vertelt datzelfde onderzoek ons dat maar liefst 40 % van het educatieve aanbod van die bevraagde erfgoedactoren zich expliciet naar onderwijs richt. We mogen ervan uitgaan dat dat laatste een gemiddeld cijfer is. Want gesprekken met educatieve medewerkers leren ons dat dat cijfer voor bijvoorbeeld sommige musea zelfs nog veel hoger ligt. En zeggen dat bijna twee eeuwen geleden schoolkinderen in het prille België niet toegelaten werden in diezelfde musea!2
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Vandaag de dag verwelkomen we het (leerplicht)onderwijs volop in musea, archieven en diverse erfgoedwerkingen; we ontwikkelen specifiek aanbod voor hen en nodigen hen uit tot samenwerking. Onderwijs is een belangrijke partner, ja, zelfs ‘klant’. Maar bovenal doet onderwijs ertoe omdat het voor de erfgoedsector het broodnodige draagvlak creëert. Om het scherp te formuleren: de toekomst van erfgoed ligt in handen van het onderwijs. Zonder cultureel of erfgoedbewustzijn bij kinderen en jongeren geraken we op termijn nergens.
38
Tijdens de Dag van de Cultuureducatie in maart beschreef de Nederlandse schrijver en theatermaker Rebekka de Wit in haar toelichting erfgoed niet zozeer als materie, maar wel als een gevoel. Erfgoed is het zich in lijn voelen, zich verbonden voelen en zich gedragen voelen door de inspanning van zoveel anderen.3 De vraag doet zich stellen of we dit gevoel op dit moment wel weten op te wekken bij kinderen en jongeren? Schieten onze pijlen wel raak? Realiseren we onze talrijke educatieve intenties en doelen wel voldoende? En weten we leerkrachten en directies, als cruciale sleutelfiguren, hiertoe voldoende mee te bewegen? Als dit dossier één zaak aantoont, dan wel dat er nog behoorlijk wat groeimarge is. Getuige daarvan de artikelen die inzoomen op onderzoek, dat de noden van leerkrachten op het vlak van cultuur en (digitaal) erfgoed uitgebreid bevroeg. FARO nodigt u daarom uit om samen na te denken over hoe de cultureel-erfgoedsector inniger met het onderwijs kan samenwerken. Een oefening die we zullen voortzetten op het komende Groot Onderhoud, op 30 november 2021 in het Congres- en erfgoedcentrum Lamot in Mechelen. We moeten niet twijfelen of talmen als het om de betekenis van erfgoed voor onderwijs gaat. Dat blijkt zo klaar als een klontje uit het gesprek over cultuuronderwijs met Barend van Heusden. Dit dossier zet ook graag enkele leerkrachten in de kijker die een groot hart voor erfgoed hebben. Ambassadeurs, zo u wil.
= da’s klasse
De cases Buurten met erfgoed 2.0 en Slimerfgoed in dit dossier zijn een pleidooi om te durven luisteren naar leerkrachten en om te durven werken vanuit de noden en werklogica van scholen. In deze cases zijn de betrokken erfgoedpartners de ondersteuners, de stutters, de experts die meebewegen met het ritme en de plannen van leerkrachten. Leerkrachten zitten als het ware eerst zelf in een leertraject en blijken vervolgens des te gemotiveerder om ook hun leerlingen in dat bad te trekken. (Blijven) leren, ook voor ons als erfgoedspeler komt het daarop aan. Net als durven proberen, én de krachten bundelen. FARO neemt dit oprecht ter harte en plant daarom een flink appel richting onderwijs; met Erfgoeddag 2022. ‘Erfgoeddag maakt school!’ plant niet alleen een erfgoedzondag op 24 april; maar is ook een uitnodiging om de daaropvolgende week (van 25 tot 29 april) exclusieve acties te programmeren voor het onderwijs. Mijn collega’s en ikzelf zijn ervan overtuigd dat we door deze collectieve actie erfgoed op de onderwijsagenda kunnen brengen. U leest meer hierover in de inspiratiebrochure van Erfgoeddag en op faro.be.
Zij doen het! ZEVEN LEERKRACHTEN GETUIGEN
Op de komende pagina’s leest u het wedervaren van zeven leerkrachten die cultureel erfgoed vakkundig inzetten. Inderdaad, zij doen het al: een of andere vorm van cultureel erfgoed in de lespraktijk loodsen. En vaak nog veel meer dan dat; ze inventariseren schoolerfgoed, zetten bronnenonderzoek op … Allemaal vertellen ze hoe ze het erfgoed inzetten als bron en rijke leeromgeving voor het oefenen van diverse vaardigheden. Lees vooral ook waarom ze dit doen. Deze portretten herinneren ons eraan dat er in het onderwijsveld ook heel wat bondgenoten te vinden zijn die erfgoed een mooie plaats geven.
Hildegarde Van Genechten is adviseur participatie | educatie bij FARO.
1. L. Vermeersch, N. Havermans, Cultuureducatie in de vrije tijd. Een tweede veldtekening, HIVA KU Leuven, mei 2021. Een onderzoek in opdracht van Departement Cultuur, Jeugd en Media. 2. L. NYS, De intrede van het publiek. Museumbezoek in België 1830-1914. Leuven, Universitaire Pers, 2013. 3. Dag van de Cultuureducatie, Erfgoed is, een organisatie van CANON Cultuurcel, Departement Cultuur, Jeugd en Media i.s.m. FARO. 11 maart 2021.
39
Dries Horsten Wie bent u? “Ik ben Jan Creve en woon in Kieldrecht, een uithoek van de Wase polders. Al vele jaren geef ik geschiedenis in de derde graad aso van de Broederschool Humaniora te Sint-Niklaas.”
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Hoe geeft u erfgoed een plaats in uw werk? “Binnen het tijdsbestek van een twee-uursvak is dat niet eenvoudig, wat niet wil zeggen dat het niet kan. Rechtstreeks contact met bronnen is vaak een eyeopener. Het stadsarchief lig niet ver weg en een (korte) kennismaking met voor de hand liggende bronnen als geboorte- en overlijdensregisters is erg dankbaar. Dat geldt ook voor bronnen die digitaal beschikbaar zijn: ‘de Namenlijst’ met oorlogsslachtoffers uit WO I, de registers van Ellis Island, de beeldbank, de Inventaris van het Onroerend Erfgoed, de Ferrariskaart uit 1776 … vormen voor leerlingen vaak een aanknopingspunt met hun eigen straat, dorp, naam of familie. Elk jaar geef ik in het vijfde en zesde een opdracht met mondelinge bronnen, bij voorkeur met de grootouders of andere (oudere) familieleden. Thema’s zijn bijvoorbeeld de kindertijd tijdens de oorlogsjaren, de veranderende materiële omstandigheden, de impact van het geloof, migratie en het leven in het land van herkomst, Belgisch-Congo ... In het vijfde jaar is dat een eerder beperkte oefening, in het zesde jaar een echt mondelingegeschiedenisproject. Voor de meeste leerlingen is het de eerste keer dat ze met hun grootouders over hun verleden spreken; soms zorgt dat voor verrassingen. Een project waarbij – ik heb intussen zo’n 2.000 interviews – het collectief geheugen van de regio wordt geregistreerd. Het zorgt ook voor veel voldoening, zowel bij de leerlingen als bij degenen die worden geïnterviewd.”
40
Waarom vindt u dit belangrijk om te doen? “Ik vind dit soort van aanpak heel dankbaar omdat het een – voor veel leerlingen toch abstract – vak als geschiedenis plots bijzonder tastbaar maakt. Dat werd voor mij voor het eerst duidelijk toen ik als jonge leerkracht met mijn leerlingen met de fiets door de Westhoek reed. Temidden van al die graven werd de Eerste Wereldoorlog plots heel concreet.” Wat zou u in de toekomst nog willen doen met erfgoed in uw school? “Activiteiten in groepsverband buiten de klas blijven mijn voorkeur wegdragen. Maar dat botst binnen de organisatie van het onderwijs vaak op praktische bezwaren. Het (verder) digitaal ter beschikking stellen van bronnenbestanden is de meest voor de hand liggende manier om de voeling met erfgoed te verbeteren.”
© Dries Horsten
© Erfgoedgemeenschap Doel&Polder
Jan Creve
Wie bent u? “Ik ben Dries Horsten en in 2000 ging ik aan de slag in het Heilig Graf Turnhout. Ik ben leraar aardrijkskunde en geschiedenis in de eerste graad secundair. In 2012 werkte ik actief mee aan het grote feestjaar ter ere van ons 350-jarig bestaan. Ik geraakte er besmet met de erfgoedmicrobe en dat is een chronische aandoening geworden …” Hoe geeft u erfgoed een plaats in uw werk? “Het schoolerfgoed kreeg een plaats in de geschiedeniscursus voor de eerstejaars. Zo leren we hen verschillende soorten historische bronnen onderscheiden d.m.v. oude voorwerpen, fragmenten uit de kloosterannalen en allerhande beeldmateriaal.” Waarom vindt u dit belangrijk om te doen? “Door er al bij het aanleren van de vaardigheden op in te zetten, wil ik jongeren duidelijk maken dat geschiedenis en erfgoed geen aparte werelden zijn. Verder hebben wij een historie om trots op te zijn, met onze kanunnikessen die zeer vroeg de kaart van de vrouwenemancipatie trokken en hun volledige middelbare school al in 1905 zouden vernederlandsen.” Wat zou u in de toekomst nog willen doen met erfgoed in uw school? “Na een grootscheepse inventarisatiecampagne wil ik de collectie een zichtbare plaats geven in onze historische gebouwen. Daarvoor gaan we in september aan de slag met een groep van twintig vrijwilligers. Daarnaast wil ik een leerlijn erfgoed doorheen het vak geschiedenis trekken; veel van de grote momenten in Turnhout hebben zich afgespeeld in en om de historische gebouwen waar de leerlingen nu les volgen.” Heeft u tips voor collega’s? “Word gebeten! Zoek vrijwilligers! Empower vakgroepen!”
© Jef Van Eynde
Wie zijn jullie? “Wij zijn Jan De Wachter en Kirsten Houthooft, beiden leraar beeldende vorming in de Cardijnschool, een school voor buitengewoon secundair onderwijs in Anderlecht. Jan was jaren actief als beeldeducator in onze school en hervormde het vak ‘crea’ tot een heel nieuw vakdomein: ‘beeldende vorming’. Deze hervorming zorgde ervoor dat we heel breed konden gaan werken. Want beeldende vorming is veel meer dan tekenen …”
Hoe geven jullie erfgoed een plaats in jullie werk? “Ons schooljaar start met erfgoed. Er wordt gewerkt naar het thema van de ‘Monumentenmaandag’. We selecteren de activiteiten op basis van de interesses en leefwereld van onze jongeren en werken klasoverschrijdend. Tijdens het schooljaar gaan we vaak op verkenning in de stad, met schetsboek en potlood. Onze laatstejaars krijgen in juni ook een ‘examen’: ze moeten dan zelfstandig een bijzondere plaats ontdekken in de stad. De prachtige tuin van het Erasmushuis blijft een topper: leerlingen buitengewoon onderwijs maken kennis met Latijn. Dat heeft een positief effect op hun socio-emotioneel welbevinden.” Waarom vinden jullie dit belangrijk om te doen? “Je wordt als leraar positief gedwongen om met een open blik voor de klas te staan. Het maakt dat je ook veel dichter bij je leerlingen komt: zij appreciëren heel erg het feit dat je je iets kan voorstellen bij de buurt waarin zij leven en studeren. De stad en haar rijke geschiedenis is één grote speeltuin!” Hebben jullie tips voor collega’s? “Werk samen met externe organisaties, zij bekijken de dingen vaak los van bestaande (onderwijs)structuren en zijn een stimulans om out of the box te denken. Gebruik de stad als leermiddel: zo hebben bijna alle metronamen een link met erfgoed. Inspirerend! Leerlingen hangen aan je lippen als je bijvoorbeeld vertelt over Jacques Brel, die recht tegenover onze school in de voormalige kartonfabriek werkte en later een succesvolle muzikant werd.”
Inge Misschaert
© Helena Simkens
Jan De Wachter en Kirsten Houthooft
Wie bent u? “Mijn naam is Inge Misschaert en ik geef al 23 jaar les aan het KA Beveren; Nederlands en Duits. Vorig jaar kwam daar cultuurwetenschappen bij. Daarnaast studeer ik geschiedenis en bereid ik een doctoraat voor over een Gentse verzamelaar-architect.” Hoe geeft u erfgoed een plaats in uw werk? “Erfgoed stond voor mijn leerlingen ver van hun bed. Daarom ben ik twee jaar terug met een erfgoedproject begonnen: een erfgoedwandeling in Beveren-Waas. Hiervoor werkte ik samen met cultuurmedewerker Bert Verwerft van Erfgoedhuis Hof ter Welle en archivaris Carine Goossens. De leerlingen kregen in kleine groepjes een monument of standbeeld toegewezen. Eerst moesten ze dat grondig bekijken. Dat bleek moeilijker dan gedacht. Daarna gingen ze op speurtocht in het gemeentearchief, op zoek naar meer informatie. Die werd verwerkt in een korte tekst die geïntegreerd werd in een erfgoedkaart. Ten slotte leerden ze van twee kunstfotografen hoe ze hun monument met de smartphone het best in beeld konden brengen.” Waarom vindt u dit belangrijk om te doen? “Het is belangrijk om jongeren vroeg in contact te brengen met erfgoed – zij zijn het tenslotte die het in de komende decennia zullen behouden en beschermen. Bovendien zijn veel van die monumenten opgegaan in hun omgeving en zien veel mensen ze gewoon niet meer staan, uit pure gewoonte.” Wat zou u in de toekomst nog willen doen met erfgoed in uw school? “Met dit project wilden we iets maken dat de tijd zou doorstaan. Een bezoek aan een archief, een universitaire bibliotheek, les krijgen van een professor of een andere docent – dat soort activiteiten heeft voor de leerlingen een enorme meerwaarde: je blijft minder binnen de eigen schoolmuren. Ook voor mij verlegt het grenzen. De wandeling wordt ook door de gidsenbond gebruikt, en aangeboden door Toerisme Beveren. Ook de OKAN-leerlingen hebben ze al gemaakt. Deze resultaten maken de opdracht voor de leerlingen des te concreter en zinvoller. Een nieuw project staat dan ook al in de startblokken: deze keer wordt het een fietszoektocht via een online kaartenapp. Daar kijk ik erg naar uit!” https://bit.ly/erfgoedbeveren
41
Joris Van Doorsselaere
Wie bent u? “Ik ben Lies Smet, al ruim 20 jaar leerkracht lager onderwijs. Ik doorkruiste alle leerjaren van de lagere school, en was vooral werkzaam in de eerste graad in de KSAS-scholengemeenschap in Groot-Kruibeke. Klasjuf, muzojuf, zorgjuf bij de oudste kleuters ... been there, done that.”
Wie bent u? “In 2011 zette ik mijn eerste stappen als leerkracht in het secundair onderwijs. Zoals voor zoveel andere starters volstond één school niet om een voltijdse lesopdracht te bemachtigen. Zo gaf ik geschiedenis en maatschappelijke vorming op de ene school, en aardrijkskunde op een andere school, een aantal kilometer verder. Na bijna tien jaar mag ik me een vastbenoemde leraar noemen die zich toelegt op de vakken geschiedenis en cultuurwetenschappen. Geprikkeld door kunstwetenschappen en archeologie startte ik in 2017 als werkstudent aan de Vrije Universiteit Brussel. In mijn masterproef bracht ik de mogelijkheden voor immaterieel erfgoed in het onderwijs in kaart, vanuit het Unesco-kader.”
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Hoe geeft u erfgoed een plaats in uw werk? “Omdat ik graag bijleer en mijn horizon wou verruimen, volgde ik de opleiding Erfgoed en Onderwijs. Tijdens deze opleiding werkte ik een project uit over de Graventoren in Rupelmonde en de nabije omgeving. Dat werd een werkbundel voor leerkrachten van de tweede graad. Met een koffer vol didactisch materiaal, om zonder gids de resten van het Gravenkasteel en de omgeving errond te verkennen. De cultuurdienst van de gemeente Kruibeke omarmde het project en leent het nu uit aan scholen die een uitstap in Rupelmonde plannen. Voor de zomervakantie begeleidde ik zelf een groep kinderen uit de eerste graad, in het kader van een themaweek rond sprookjes. Het is geweldig om hun verwondering te prikkelen!”
42
Waarom vindt u dit belangrijk om te doen? “Ik hou ervan om kinderen te laten kennismaken met kunst en cultuur en hun blik te verruimen. Ze ervaringen laten opdoen die ze veel beter onthouden dan een foto op het digitaal schoolbord. Het ‘leren’ moet ver voorbij de klasmuren gaan. Het leven ligt immers daarbuiten. Veel kinderen komen zonder het cultuuraanbod van de school nooit in contact met erfgoed en kunst. Toch lopen ze er wellicht elke dag onbewust voorbij. Als leerkracht bereik je zoveel méér en een grote verscheidenheid aan doelen door een uitstap naar een museum, een bezoek van een kunstenaar of een wandeling langs erfgoed in de buurt. Ik prijs mezelf gelukkig te kunnen werken in het geboortedorp van Mercator, een dorp dat verleden ademt.”
© Jelle Roosendans
Lies Smet
Hoe geeft u erfgoed een plaats in uw werk? “Recent kreeg ik de kans om aan de Universiteit Gent een vakdidactisch onderzoek uit te voeren. Met Bruno De Wever als promotor, en omringd door een aangename en ervaren lees- en werkgroep, neem ik de relatie tussen geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie in Vlaanderen onder de loep. Concreet gaat het om een praktijkonderzoek waarbij ik theoretische inzichten zal aftoetsen aan de situatie in de eigen klaspraktijk en in diverse andere schoolcontexten.” Waarom vindt u dit belangrijk om te doen? “Erfgoed blijft een vrij onbekend en vaag begrip in het onderwijs. Uit de gesprekken die ik tijdens de voorbije maanden mocht voeren met mensen uit de erfgoedsector, blijkt dat zij, langs hun kant, moeite hebben met de specifieke taal van het onderwijs.” Wat zou u in de toekomst nog willen doen met erfgoed in uw school? “Er gebeurt in Vlaanderen al veel op het vlak van erfgoededucatie. Maar de afstemming met scholen verloopt niet altijd even vlot. Volgens mij ontbreekt het aan een duidelijk kader om erfgoed te betrekken in de klas. Er komt soms zoveel op ons af. Onderwijs is (terecht) voortdurend in beweging. Net daarom kan een overzicht van de didactische kansen een meerwaarde betekenen.”
Onderwijs in cijfers Onderwijs in cijfers Wie is dat ‘onderwijs’ nu? Als we het hebben over ‘(leerplicht)onderwijs’, over wie spreken we dan eigenlijk? Hoe groot is de groep leerlingen, leerkrachten, directies?
onderwijsvormen
aantal leerlingen
vanaf de 2e graad secundair onderwijs
260.031
120.000
kleuteronderwijs
100.000 80.000
467.136
60.000 40.000
lager onderwijs
20.000 0
124.716
88.385
6.922
70.106
leerlingen in het
leerlingen in het
leerlingen in het
leerlingen in het
aso
tso
kso
bso
467.224
secundair onderwijs
1e graad: A-richting: 128.287 leerlingen B-richting: 21.159 leerlingen
aantal scholen in Vlaanderen en Nederlandstalige scholen in Brussel
2.684
basisscholen
1.091 secundaire scholen
aantal personeelsleden
156.687
personeelsleden
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/onderwijsstatistieken, geraadpleegd op 2/09/2021. Op deze website vindt u niet alleen tal van cijfers, maar ook alle adressen van alle scholen in Vlaanderen, en de Nederlandstalige scholen in Brussel.
43
IN GESPREK MET BAREND VAN HEUSDEN
“Verbeelding is ook een van de manieren waarop je met erfgoed omgaat” Kent u Barend van Heusden al? Hij is hoogleraar Cultuur en Cognitie aan de Rijksuniversiteit Groningen en grondlegger van de theorie ‘Cultuur in de Spiegel’ (CiS).1 Dat is een cultuurtheorie die momenteel volop ingang vindt in het onderwijs in Nederland en Vlaanderen. CiS legt uit wat cultuur is, welke culturele vaardigheden mensen hebben en waarom het aangewezen is dat het onderwijs die culturele vaardigheden ontwikkelt.2 In maart van dit jaar was Van Heusden te gast op de Dag van de Cultuureducatie.3 Naar aanleiding daarvan had faro een gesprek met hem.
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Hildegarde Van Genechten en Katrien Van Iseghem
44
“Een heleboel zekerheden op het vlak van geloof, politiek … vallen weg,” gaat Van Heusden van start. “Mensen zijn vandaag de dag veel minder geworteld in tradities. Daarnaast is er een exponentiële toename aan informatie. Dat maakt het vaak moeilijk om houvast te vinden. Onderwijs heeft de verantwoordelijkheid om kinderen en jongeren te leren hoe ze kunnen omgaan met die complexiteit en al die uitdagingen. En cultuuronderwijs4 kan daarbij helpen. Het doel van cultuuronderwijs is de ontwikkeling van het cultureel zelfbewustzijn. Door dat zelfbewustzijn ben je in staat te reflecteren. En dat bepaalt vervolgens hoe je handelt. Het cultureel geheugen is het materiaal waarmee ons cultureel zelfbewustzijn aan de slag gaat. Van-
uit mijn perspectief heeft het cultureel geheugen aan de ene kant betrekking op objecten, en aan de andere kant op de verhalen, taal en betekenissen. Er is niets anders waarmee we als mensen aan de slag kunnen. Er is eigenlijk alleen maar geheugen.” Welke rol kan erfgoed spelen? Barend van Heusden: “Niet zozeer erfgoed op zich kan houvast geven; maar wel het gesprek over erfgoed. Kennis is belangrijk, maar het gesprek eveneens. De manier waarover je over erfgoed of kunst praat: daar zit waarde in. Zo kunnen kinderen en jongeren een houding aannemen ten opzichte van cultuur, erfgoed en tradities. Dat is wat kinderen en jongeren moeten
Foto boven: Museum Plantin-Moretus. Foto: VISITFLANDERS via Flickr © Victoriano, CC BY-NC-ND 2.0 Foto onder: Museum Plantin-Moretus. Foto: VISITFLANDERS via Flickr © Ans Brys, CC BY-NC-ND 2.0
45
van te maken. Met kinderen en jongeren zou je perfect kunnen bespreken waarom je toch zo vaak teruggrijpt naar het oude. Ook als het wordt omgegooid of her-gebruikt.” Het gesprek is dus erg belangrijk. Wat met meerstemmigheid? Barend van Heusden: “Meerstemmigheid, of diversiteit, pluriformiteit of polyfonie, of hoe je het ook wilt noemen, is mooi, goed en democratisch. Het nadeel is dat het heel snel een kakofonie wordt, of een circus van meningen. Wat voor meer chaos kan zorgen. Meerstemmigheid veronderstelt een gemeenschappelijke grond, een basis waarop je met elkaar kunt praten. Je hebt altijd een kader nodig, een gemeenschappelijke ‘ruimte’ die op zichzelf niet ook een mening is. Een canon zou bijvoorbeeld zo’n ‘ruimte’ kunnen zijn: we kunnen proberen om de canon niet meer te zien als een verzameling werken of voorwerpen, maar als een ruimte waar het gesprek plaatsvindt: daar waar we met elkaar praten over wat we uit het verleden meenemen dat we de moeite waard vinden om mee te nemen, wat inspirerend is en wat niet … Een ruimte waar je op basis van een gemeenschappelijke manier van spreken, gebaseerd op feiten, je verleden met elkaar evalueert. En daarmee wordt het een open ruimte. Niet de werken die erin zitten zijn dan het belangrijkste, maar wel het gesprek dat erover wordt gevoerd. Je kan het zo zien: veertig jaar geleden leerde je dat Shakespeare de moeite waard was. Tegen-
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
leren: dingen uit het verleden zijn vooral zaken waar betekenis aan werd en wordt gegeven. Het gesprek daarover is belangrijk, maar tegelijkertijd is dat makkelijk gezegd. Het kan snel ontaarden in ruzie of een dovemansgesprek. Een belangrijke taak is daarom onderwijs in kritisch denken. Daarmee bedoel ik niet tegen iets of iemand indenken, maar denken op grond van feiten, argumenten en luisteren naar anderen. Zodat je leert dat er een verschil is tussen feiten en argumenten aan de ene kant en meningen, wensen en politieke waarden aan de andere kant. Het gaat erom zo’n gesprek te leren voeren. Met betrekking tot erfgoed in de publieke ruimte, zoals bepaalde standbeelden waarvan de betekenissen in de loop der tijden veranderen, zou je met leerlingen kunnen spreken over het gegeven van de sokkel. Wat is eigenlijk een sokkel? Waarom zetten we bepaalde dingen op een grote klomp steen? Wie doet dat? Wanneer? Waarom? En zou het niet een interessante gedachte zijn om de beelden bijvoorbeeld naast de sokkel te zetten? Wat zou het effect daarvan zijn? Het beeld naast de sokkel kan een enorm denkeffect teweegbrengen. Het is er dan ook allemaal nog, je verwijdert niets, maar door die kleine verandering breng je wel een gesprek op gang. Maar niet alleen het gesprek over erfgoed doet ertoe. Ook wat je met erfgoed doét is belangrijk. Soms verbaas ik me er bijvoorbeeld over dat Shakespeare nog steeds wordt opgevoerd. Maar hedendaagse gezelschappen gebruiken die stukken ook om er iets nieuws
De vier culturele vaardigheden volgens Cultuur in de Spiegel. Bron: werkmap Buurten met erfgoed. Ook Buurten met erfgoed grijpt bij het ontwikkelen van activiteiten voor leerlingen terug naar de theorie van Cultuur in de Spiegel.
46
Bij standbeelden waarvan de betekenissen in de loop der tijden veranderen, zou je met leerlingen kunnen spreken over het gegeven van de sokkel. © ABC / ART BASICS for CHILDREN
woordig leer je je af te vragen wat Shakespeare de moeite waard maakt.” Welke rol spelen de leerkracht en (educatief) begeleider? Barend van Heusden: “De belangrijkste rol is het voorleven, het voordoen. Mensen laten zien hoe je cultureel bewustzijn kan ontwikkelen en hoe je je culturele geheugen kan inzetten. En dat is dus iets anders dan wat we traditioneel van begeleiders verwachten: namelijk dat ze ons vertellen wat het culturele geheugen is, wat het inhoudt en waarom het de moeite waard is. We moeten kinderen en jongeren leren dat ze houvast kunnen vinden in hun eigen vaardigheden om met de inhoud om te gaan, en om zelf inhoud te maken. Ik probeer de stap te maken van houvast in een bepaalde betekenis of in een bepaald verleden of een bepaalde identiteit, naar het kunnen maken van betekenis, een verleden of identiteit. Je zegt niet langer: ‘Dit moet je vinden’ of ‘Dit is goed’, maar je zegt: ‘Kijk, zo doe ik het, en zo kan jij het ook doen, maar misschien wel met een andere uitkomst’.” Wat is het belang van identiteit? Barend van Heusden: “Je zou kunnen zeggen dat cultureel bewustzijn en identiteit wel bijna hetzelfde zijn. En dat die hele identiteitspolitiek die je op dit moment ziet een uiting is van onvermogen; een onvermogen om dat identiteitsbegrip dynamisch op te vatten. Want in mijn pleidooi moeten we identiteit
dynamisch zien. Iedere identiteit bestaat uit drie componenten: het cultureel geheugen (persoonlijk en collectief ), de ervaring van een steeds veranderende werkelijkheid (persoonlijk en collectief ) en de vaardigheden waarmee je de vorige twee – geheugen en ervaring – bij elkaar brengt. Van daaruit zie ik identiteit als een constructief en dynamisch proces. Als leerlingen leren dat identiteit dynamisch is, dan is het heel logisch als je zegt: ‘Ik ben daar heel anders over gaan denken’. Dan heeft men er minder moeite mee om van mening te veranderen.” En hoe denkt u over erfgoed? Barend van Heusen: “Als we kijken naar culturele vaardigheden, dan is verbeelding ook belangrijk. Een groot deel van ons erfgoed is de vrucht van verbeelding. Denk aan kunst, technologie, de inrichting van het dagelijks leven … Verbeelding is ook een van de manieren waarop je met erfgoed omgaat. Naast het waarderen, interpreteren en analyseren ervan – zaken waarvoor iedereen altijd veel aandacht heeft. Verbeelden is recycleren; opnieuw vorm geven aan dat erfgoed in de geest van de huidige cultuur. Zo kunnen we erfgoed telkens opnieuw relevant maken. Ik hecht dus ook veel belang aan het inzetten van verschillende media. Dat je je als begeleider niet beperkt tot enkel de inzet van taal. Maar dat je ook aandacht hebt voor het (her) scheppen van cultuur.” ■
Hildegarde Van Genechten is adviseur educatie en participatie bij FARO. Katrien Van Iseghem is medewerker van CANON Cultuurcel en beleidsadviseur bij het Departement Onderwijs en Vorming. Bronnen en literatuur 1. B. van Heusden, Cultuur in de spiegel. Naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. Rijksuniversiteit Groningen / SLO, 2010, https://ugp.rug.nl/ cis/article/view/1/1. B. van Heusden, A. Rass, Cultuur2: naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs, Gorcum, 2016. LKCA, Cultuur + Educatie 56: Cultureel bewustzijn - verbeelding voor het voetlicht, 2020. 2. CANON Cultuurcel, Cultuur in de Spiegel, https://www.cultuurkuur.be/ cultuurindespiegel. 3. Dag van de Cultuureducatie, Erfgoed is, 11 maart 2021, een organisatie van CANON Cultuurcel en Departement Cultuur, Jeugd en Media, i.s.m. FARO, www.cultuurkuur.be. 4. ‘Cultuuronderwijs’ is leren over en door cultuur binnen de context van het formele onderwijs.
47
ONDERZOEK NAAR CULTUREEL ERFGOED & ONDERWIJS
DE ENORME GROEIMARGE VOOR ERFGOED Hoe komt cultuur, en specifiek erfgoed, vandaag aan bod in het onderwijs? Om op deze vraag te antwoorden ging faro grasduinen in het beschikbare onderzoek. Wat meteen opviel? Er is weinig overkoepelend, laat staan recent, onderzoek te vinden. Geïnteresseerden moeten het stellen met data die in … 2013 verzameld zijn.
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Saidja Steenhuyzen
48
Cultuur leren smaken (2016) was het eindrapport van een grootschalig onderzoek naar de cultuurparticipatie en -educatie bij jongeren door het vroegere Steunpunt Cultuur − nu het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie (Universiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel). Hiervoor werden in 67 Vlaamse secundaire scholen niet minder dan 4.029 leerlingen en 877 leraren bevraagd. Cultuureducatie op school kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld door het gebruik van ‘culturele elementen’ in de klas. Daarbij is het medium film de meest populaire vorm. Dit maakt dat, bij de ontwikkeling van nieuw erfgoededucatief aanbod, het zeker te overwegen is om (ook) film als medium in te zetten. Erfgoed werd door 71,6 % van de bevraagde leerkrachten nooit gebruikt als cultureel element in de les. Dat is een duidelijk verbeterpunt. Want ook al hebben musea,
archieven, erfgoedcellen … erg veel educatieve materialen ontwikkeld; ze vinden duidelijk geen ingang naar de overgrote groep leerkrachten. De nieuwe deelsite Erfgoedwijs.be van KlasCement.net kan hier mogelijks soelaas bieden.1 In 2013 haalde de overgrote meerderheid van de leerkrachten informatie over cultuureducatie via het tijdschrift Klasse (91,5 %), de eigen directie (66,2 %) of cultuur-, gemeenschaps- en kunstencentra (59,2 %). Er is dus een enorme groeimarge voor meer specifieke erfgoedbronnen of -kanalen. Slechts 14,3 % van de leerkrachten gaf aan informatie in te winnen via een archief, beeldbank of documentatiecentrum, 27,1 % ging daarvoor te rade bij een erfgoedinstelling, 48 % bij een museum. Ook bronnen als UiTinVlaanderen en CANON Cultuurcel kunnen nog heel wat winst boeken. Zeker als we weten dat 41,5 % van de leerkrachten aangaf te weinig informatie te krijgen over cultuureducatie.
CULTUURBELEVING OP SCHOOL
Het onderzoek keek ook naar de cultuurparticipatie van de leerlingen. Niet minder dan 92 % van de leerlingen kon een culturele activiteit bezoeken met de school. Onder de activiteiten die werden aangeboden zijn er ook musea over techniek, geschiedenis of wetenschappen (50,7 %). 47,6 % van de leerlingen gaf aan een stadsbezoek met rondleiding te hebben gekregen, 23,2 % had een kunstmuseum bezocht en 20,9 % had een project rond kunst en cultuur op school gehad.
92 % van de leerlingen kon een culturele activiteit bezoeken met de school, waaronder een bezoek aan een museum over techniek, geschiedenis of wetenschappen. Foto van het Gallo-Romeins Museum Tongeren. © Toerisme Tongeren, CC BY-NC-ND 2.0
Erfgoed werd door 71,6 % van de bevraagde leerkrachten nooit gebruikt als cultureel element in de les.
Het aanbod van culturele activiteiten is uitermate belangrijk in de houding van leerlingen tegenover cultuur; dat blijkt duidelijk uit de cijfers. Wanneer leerlingen werden gevraagd naar hun beoordeling van een kunstmuseum zien we eerder negatieve resultaten. 59,3 % vond het saai en meer dan de helft van de leerlingen gaf aan dat ze het bezoek niet ontspannend vonden. 40,7 % gaf ook aan er te weinig van te kennen. De cijfers worden iets positiever wanneer de leerlingen worden gevraagd naar hun laatste museumbezoek. Zo gaf 55 % aan dat ze het eerder leerrijk vonden. 29 % van hen bleef aangeven dat ze er zelf nooit naartoe zouden gaan. Cultuur-
participatie via de school kan dus een grote invloed hebben op de perceptie en beleving van kinderen en jongeren. Een duidelijker argument om hierop in te zetten is niet te vinden.
SOCIALE KLOOF
Een rode draad in de resultaten is de blijvende sociale kloof in cultuureducatie en -participatie. Zo goed als alle cijfers zijn positiever voor leerlingen uit het aso (2e en 3e graad) en de A-stroom (1e graad) dan voor leerlingen uit de B-stroom of het tso en bso. Dit is een aandachtspunt voor zowel de onderwijs- als erfgoedsector: cultuur moet namelijk toegankelijk zijn voor iedereen. De besproken resultaten dateren, zoals gezegd, uit 2013. Dat maakt dat een vervolgstudie uitermate interessant zou zijn. Om bijvoorbeeld te zien hoe onderwijs en de erfgoedsector naar elkaar toe groeien – of niet. Door initiatieven als Erfgoedwijs.be, Buurten met erfgoed, de Dag van de Cultuureducatie in het teken van cultureel erfgoed en de komende Erfgoeddag in 2022 kunnen hopelijk positieve effecten in dit verband verwacht worden.
En dus … Moet de erfgoedsector dan maar passief wachten op nieuw cijfermateriaal om aan de slag te gaan met het onderwijs? Zeker niet! Waarom niet zelf leerkrachten en leerlingen van scholen in de buurt bevragen? Na het bezoek kan aan de leerlingen digitaal een aantal vragen over hun beleving worden voorgelegd. Bijvoorbeeld door aan de uitgang een QR-code te scannen die hen naar een vragenlijst leidt. Wat vonden ze van het bezoek? Wat vonden ze echt saai? Waar willen ze meer over weten? Wat kan er beter? Want weten begint toch nog steeds met meten. ■
Saidja Steenhuyzen is onderzoeker bij FARO. Bronnen en literatuur » S. Beunen, J. Siongers, J. Lievens, Cultuur leren smaken. Een onderzoek bij Vlaamse jongeren naar cultuurparticipatie en cultuureducatie. Rapport scholenonderzoek cultuureducatie, 2016. Haal het rapport op via https://bit.ly/cultuurlerensmaken 1. Erfgoedwijs.be is een samenwerking van FARO, Histories en Herita. Zie ook elders in dit dossier.
49
HET
ATELIER
“Wij vullen elkaar aan.”
» Door: Monique Verelst | Foto's: © FARO | foto 3: © M Leuven
De werkplek van: Kristof Vande Walle en Tijmen Bruyndonckx, tentoonstellingsproject- en productieleiders in M Leuven.
50
faro trekt eropuit naar inspirerende werkplekken. Hier stellen we Kristof en Tijmen voor, die – elk vanuit hun achtergrond (audiovisuele technieken en architectuur) – meewerken aan de tentoonstellingen in M Leuven. Ze zijn betrokken vanaf de eerste brainstorm tot de plaatsing van de werken. In deze aflevering ligt de focus op de opbouw van een tentoonstelling; in het vorige nummer belichtten we het werk dat hieraan voorafgaat.
1 Kristof en Tijmen vullen elkaar aan; in samenspraak met de
curator en/of kunstenaar werken ze de tentoonstellingsscenografie uit. In de conceptuele fase wordt een algemeen uitgangspunt ontwikkeld. Vorm en materialisatie komen tot uiting en de objecten krijgen een plek. De haalbaarheid van dat ontwerp wordt vervolgens technisch en budgettair afgetoetst, net als de timing. Daarbij worden van meet af aan zaalteksten, video’s en andere elementen uit de afdeling publiekswerking geïntegreerd. Vanuit het 3D-model van het tentoonstellingsontwerp worden uitvoeringsplannen in 2- en 3D uitgewerkt in tekenprogramma’s.
2 Na het ontwerp volgt de uitvoering door het bouwteam. Tij-
men bekijkt de stock en bestelt materialen. Die worden verwerkt door de productieateliers waarin M Leuven de voorbije jaren investeerde. Tussenwanden worden opgebouwd uit materiaal dat zoveel mogelijk wordt gerecupereerd. Kristof zorgt voor de planning, zodat alles op tijd klaar is. De verschillende (externe) technici (schrijnwerkers, schilders, art-handlers …) worden in ploegen verdeeld om efficiënt te kunnen werken. Er is een drietal weken tijd voor de opbouw van een tijdelijke tentoonstelling. Nadat het bouwteam de grotere constructie-elementen en ruwere werken heeft afgerond, coördineren Kristof en Tijmen het afwerkingsteam.
3
Beiden hebben bij elke hedendaagse kunsttentoonstelling nauw contact met de kunstenaar die er zijn werk tentoonstelt. Toezien op de bestellingen en de leveringen van allerhande materialen en elementen voor de opbouw of begeleiding bij het transport zijn een deel van het werk. De administratie van de bruiklenen gebeurt door een ander deel van het projectteam.
4 Waar nodig worden wanden bijgewerkt en geretoucheerd. De objecten worden tegen de muren geplaatst, ter voorbereiding van hun juiste positionering. Nadat alle werken hun plek kregen en beveiligd werden, worden labels aangebracht en de audiovisuele elementen afgesteld. De objecten worden uitgelicht opdat de tentoonstelling de komende maanden kan schitteren. In tussentijd brengen beide productieleiders alles in gereedheid voor de afbraak van de lopende tentoonstelling en focussen ze zich op de volgende tentoonstellingsprojecten. ■
51
OP ZOEK NAAR ONDERSTEUNING IN CULTUURONDERWIJS?
CANON CULTUURCEL WEET RAAD … Al 25 jaar lang verbindt CANON Cultuurcel, onderdeel van het Departement Onderwijs en Vorming, onderwijs en cultuur met elkaar. De opdracht? Meer en beter cultuuronderwijs voor iedereen. Die samenwerking krijgt vorm dankzij enkele instrumenten en hefbomen. Nodeloos te zeggen dat die ook bruikbaar zijn voor de erfgoedsector. We zetten ze voor u op een rijtje, tijdens een kennismakingsgesprek met CANON Cultuurcel-medewerkers Jan Leyers en Katrien Van Iseghem. Hildegarde Van Genechten
Foto's rechterpagina: 1. Cultuurdagen 2018. © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel), Foto: Peter De Jongh
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
CULTUUR IN DE SPIEGEL
52
“CANON Cultuurcel draagt Cultuur in de Spiegel (CiS) uit naar zowel cultuurorganisaties als scholen. [Over CiS leest u meer in het interview met Barend van Heusden, eerder in dit dossier, nvdr.] CiS biedt een kader voor cultuurorganisaties bij de ontwikkeling van een aanbod voor het onderwijs. Leerkrachten helpt het om de vertaalslag te maken van cultuur naar leerdoelen. Bovendien biedt het een gemeenschappelijke taal, waardoor de brug gemakkelijker kan worden geslagen. U verneemt meer over CiS via cultuurkuur.be.” “We organiseerden al vier keer een expertenopleiding CiS, waarbij telkens 25 deelnemers werden geselecteerd, op basis van hun motivatie. Ongeveer de helft van de deelnemers had een
2. De medewerkers van CANON Cultuurcel, juni 2020. © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel) 3. Cultuurdagen 2018. © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel), Foto: Peter De Jongh 4. Cultuurdagen 2019. (deSingel Antwerpen) © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel) Katrien Van Iseghem © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel)
5. Inspiratiedag 2020. (in Lamot Mechelen) voor leerkrachten. © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel) 6. Netwerkdag 'Lezen op school' © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel)
Jan Leyers © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel)
1
21
3
4
5
6
53
achtergrond in het onderwijs, de andere helft in cultuur. Die tweede groep is doorgaans al beslagen in cultuureducatie en deze opleiding maakte van hen experten in CiS. Het belangrijkste doel is dat deelnemers de opleiding aangrijpen om zelf te groeien en om educatie in hun organisatie een nieuwe boost en nieuwe inzichten te geven. Intussen hebben al heel wat medewerkers van grote musea, cultuureducatieve organisaties en steunpunten aan deze opleiding deelgenomen. Daar zijn we best trots op!”
DYNAMOOPWEG
“Met dynamoOPWEG kan elke school gratis met De Lijn naar een culturele bestemming trekken. Dat is niet niks, als je weet dat de vervoerskost een grote drempel vormt voor scholen om op stap te gaan. Sommige scholen zitten ver weg. Als culturele (erfgoed)organisatie kan je je als culturele bestemming registreren via cultuurkuur.be. Scholen kunnen je dan ook via die weg vinden. Als culturele bestemming engageer je je om scholen gastvrij te ontvangen in je educatieve werking.”
DYNAMOPROJECT
“Als een school met een culturele organisatie wil samenwerken, dan kan die school hiervoor tot 2.000 euro ondersteuning krijgen. Dat kan echt een groot verschil maken voor scholen, om toch dingen te kunnen realiseren zoals een museumbezoek, een gezelschap of kunstenaar uitnodigen … Voorwaarde is dat het niet om een eenmalige actie gaat, maar dat de activiteit in een cultureel traject op school zit ingebed. Als erfgoedspeler kan je aangeven dat je een culturele partner kan en wil zijn voor scholen in zo’n traject; en dat je wil meedenken met een school over wat je aandeel en rol kan zijn. De school dient de aanvraag in, maar als culturele partner kan je wel helpen bij het opstellen en bij het uittekenen van de samenwerking en het traject dat je samen gaat doorlopen.”
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
KUNSTKUUR
54
“Kunstkuur gaat een stap verder dan een dynamoPROJECT, omdat het om een driejarige samenwerking gaat tussen een school en een academie. Maar ook hier weer kunnen culturele organisaties partner worden. Het verhogen van het cultureel bewustzijn en de culturele expressie is voor Kunstkuur het expliciete doel. Maar ook dat alle partijen, scholen, academies en culturele partners van elkaar leren. Zo sloegen de Methodeschool De Buurt, de Academie voor Beeldende Kunst en het S.M.A.K. de handen in elkaar voor een samenwerking. Die mondde uit in de nieuwe kindercatalogus voor het S.M.A.K. Elke woensdag brachten de leerlingen een bezoek aan het museum, samen met de leerkracht en de leer-
kracht van het deeltijds kunstonderwijs. Samen reflecteerden ze over de kunstwerken.”1
CULTUURKUUR.BE
“Dit is het platform waar alle informatie samenkomt: wat we doen, welke subsidies er zijn voor scholen (die kunnen ze hier ook aanvragen), inspiratie en goede praktijkvoorbeelden. Ook vind je hier meer achtergrondinformatie over Cultuur in de Spiegel, enzovoort. Op cultuurkuur.be kunnen culturele organisaties bovendien hun activiteiten voor het onderwijs kenbaar maken: het is hier waar leerkrachten komen grasduinen wanneer ze een culturele activiteit plannen of wanneer ze op zoek gaan naar een culturele partner. Wil je op de hoogte blijven van alle nieuwtjes? Dan kan je je aanmelden voor de nieuwsbrief.”
LERAREN IN OPLEIDING
“Ook ondersteunen wij leraren om cultuur te integreren in hun lespraktijk, zelfs vanaf de opleiding. Daartoe is er het ‘netwerk lerarenopleiding’, dat vier keer per jaar samenkomt en bemand wordt door lerarenopleiders van hogescholen en universiteiten. De focus ligt hier vooral op disciplines die cultuurgebonden zijn, zoals taal, literatuur, plastische opvoeding, kunstwetenschappen … De groep werkt vraaggestuurd. Wij van onze kant brengen onze expertise mee en we nodigen gastsprekers uit, zoals iemand van FARO of het Poëziecentrum. Hiermee willen we lerarenopleiders prikkelen en inspireren.” “Daarnaast organiseren we ook de jaarlijkse Cultuurdagen voor leerkrachten in opleiding. Ook hier weer willen we inspireren, verdiepen en verbinden. Op het programma van de Cultuurdagen komt ook erfgoed aan bod. En hopelijk denken studenten tijdens die Cultuurdagen: ‘Dat is interessant! Daarvan kan ik later gebruikmaken!’ Voor het basis- en secundair onderwijs samen bereiken we tijdens die dagen meer dan tweeduizend toekomstige leerkrachten.”
Het belangrijkste doel is dat deelnemers de opleiding aangrijpen om zelf te groeien en om educatie in hun organisatie een nieuwe boost en nieuwe inzichten te geven.
Inspiratiedag 2020 (in Lamot Mechelen) voor leerkrachten. © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel)
VERDIEPING
“Andere belangrijke momenten zijn de Inspiratiedagen voor leerkrachten en de tweejaarlijkse Dag van de Cultuureducatie, een gemeenschappelijk initiatief met het Departement Cultuur, Jeugd en Media. De recentste Dag van de Cultuureducatie, met als thema Erfgoed is, organiseerden we samen met FARO. Maar liefst 700 deelnemers uit zowel het onderwijs als het culturele veld namen hieraan deel. Naar aanleiding van deze editie van de Dag van de Cultuureducatie realiseerden we samen met De Veerman en FARO My Past Future, een lespakket voor het secundair onderwijs. Samen met FARO maakten we ook de publicatie Erfgoed is. Zo brengen al onze acties nieuwe materialen voort die de brug slaan tussen onderwijs en cultuur.”2
SLEUTELCOMPETENTIE CULTUREEL BEWUSTZIJN EN CULTURELE EXPRESSIE
“Ten slotte informeren we veel over deze specifieke sleutelcompetentie, die nieuw is in de modernisering van het onderwijs. We krijgen er veel vragen over. De sleutelcompetentie bestaat in de eerste graad uit vier bouwstenen die vertaald zijn in eindtermen:
Cultuurdagen 2017. © Vlaamse overheid (CANON Cultuurcel)
Ook in de tweede en derde graad wordt een gelijkaardige indeling gehanteerd in de drie finaliteiten. In de Memorie van Toelichting over deze sleutelcompetentie wordt sterk teruggegrepen naar Cultuur in de Spiegel. Je verdiepen in CiS helpt dus heel erg om meer grip te krijgen op deze sleutelcompetentie. Het platform cultuurkuur.be zet geïnteresseerden op weg om de weg te vinden naar CiS.” “De onderwijsnetten en -koepels ontwikkelden neteigen leerplannen op basis van de nieuwe eindtermen. Deze eindtermen kennen een resultaatsverplichting op populatieniveau. Dat betekent dat minstens 70 % van de leerlingen ze moet gerealiseerd hebben. Ze willen daarbij graag in de vakspecifieke leerplannen koppelingen maken met cultuur. Het voordeel van de nieuwe eindtermen die georganiseerd zijn volgens sleutelcompetentie is dat sommige eindtermen een transversaal karakter hebben, wat betekent dat ze op verschillende plaatsen en in samenhang met andere eindtermen kunnen worden gerealiseerd. Concreet kan dit betekenen dat in vakken als geschiedenis, aardrijkskunde of biologie linken kunnen gelegd worden met cultuur.” ■
Hildegarde Van Genechten is adviseur educatie | participatie bij FARO. Bronnen en literatuur 1. Een nieuwe kindercatalogus voor het S.M.A.K., zie: https://www.cultuurkuur.be/ project/een-nieuwe-kindercatalogus-voor-het-smak. 2. My Past Future. Activiteitenpakket erfgoededucatie 2e en 3e graad onderwijs, zie: https:// faro.be/publicaties/my-past-future-erfgoed-aanbrengen-secundair-onderwijs; Erfgoed is, https://faro.be/publicaties/ erfgoed.
1. uitingen van kunst en cultuur waarnemen en conceptualiseren; 2. uitingen van kunst en cultuur duiden in relatie tot de maatschappelijke, historische en geografische context waarin ze zich manifesteren; 3. uitingen van kunst en cultuur beleven en de waardering ervoor duiden; 4. verbeelding gericht inzetten bij het creëren van artistiek werk.
55
REFLECTIE OP DE DIGITALE ONTSLUITING VOOR HET ONDERWIJS
ARCHIEVEN IN DE KLAS Archieven kunnen veel betekenen voor het onderwijs: leerkrachten laten leerlingen in archieven duiken om bronnen kritisch te leren benaderen, thema’s vanuit verschillende perspectieven te bekijken en het verleden grijpbaar te maken. Door bronnen online beschikbaar te maken, wordt dit nog eenvoudiger. Of niet? Hoe kunnen archiefinstellingen inspelen op de noden en behoeften van leerkrachten inzake digitale bronnen? Een onderzoek van de UGent levert ons interessante inzichten.1 Martine Vermandere
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
S
56
inds jaar en dag werkt Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis (Amsab-ISG) aan het digitaal beschikbaar maken van zijn collectie. Een van de eerste vereisten voor een performante ontsluiting is dat digitale bronnen vindbaar, toegankelijk, compatibel en herbruikbaar zijn – de zogenaamde FAIR guiding principles: Findability, Accessibility, Interoperability, and Reuse. Alle erfgoedinstellingen met een kwaliteitslabel volgen de internationale standaarden met betrekking tot digitalisering en metadatering, een voorwaarde om aan die principes te voldoen. Recent gingen we in de collectie aan de slag met het International Image Interoperability Framework (IIIF). Eenvoudig gesteld maakt IIIF het raadplegen van ‘digitale beelden’ (kranten, manuscripten, kaarten, archiefmateriaal, boeken, foto’s …) sneller, makkelijker en meer aangepast aan de noden van de gebruiker. Daardoor kan je beelden rechtstreeks binnenhalen zonder ze te downloaden, waarna je niet enkel – zoals bij de meeste digitale documenten – kan in- en uitzoomen en roteren, maar via extra knoppen ook de metadata kan raadplegen, de tekst doorzoeken,
de archiefhiërarchie zien, het bestand delen enz. De toegang kan ook gekoppeld worden aan een authentication-API; die zal in Amsab-ISG vooral gebruikt worden om de rechten te regelen. Uit het onderzoek van de UGent blijkt het louter aanbieden van ruwe data niet aan de behoeften van de meeste leerkrachten secundair onderwijs te voldoen. Die geven aan dat culturele instellingen hun data aantrekkelijker kunnen maken door meer hapklare educatieve richtlijnen en/of didactische digitale tools te voorzien die aansluiten bij de leerplandoelen.2 Er is vraag naar apps die het interactieve en innovatieve gebruik stimuleren.3 Leerkrachten willen de garantie dat die apps voor lange tijd en met dezelfde technische kwaliteit beschikbaar zijn. Uit onze ervaring met #WeToo, de educatieve tool bij het project Belgian refugees 14-18, leerden we dat het onderhoud van dergelijke interactieve tools een zware investering vergt.4 Veel vrij aangeboden laagdrempelige tools kunnen door archiefinstellingen niet gebruikt worden; ze voldoen meestal niet aan de GDPR-regelgeving en de content kan
In de Comeniusschool in Koekelberg worden de lessen gegeven via de digitale leeromgeving Canvas. © Bart Dewaele
niet duurzaam worden bewaard. Als good practice wordt het Archief voor Onderwijs van meemoo aangehaald. Dat houdt zich onder meer bezig met de digitalisering van erfgoedcollecties. Om dit gedigitaliseerde materiaal ter beschikking te stellen, lanceerde het in 2016 Archief voor Onderwijs. De selectie voor deze beeldbank gebeurt door gedetacheerde vakleerkrachten, op basis van eindtermen en leerplandoelen. Ook de website belgiumwwii.be is een voorbeeld. Daarop worden niet enkel ruwe data over WO II aangeboden, maar brengen specialisten ook het verhaal van de collaboratie, de repressie en de justitie in België.
DREMPELS
Door de coronacrisis is de digitalisering in het onderwijs in een stroomversnelling gekomen: 77 % van de leerkrachten gaf afstandsonderwijs, tegenover 10 % voor corona.5 De vraag is hoe dit zich verder zal ontwikkelen. Zal iedere aso-, bso-, kso- of tso-school over de nodige IT-middelen kunnen beschikken? En hebben leerkrachten intussen de kennis, vaardigheden en vooral attitudes ontwikkeld? In 2018 bleek dat de meerderheid van hen slechts over weinig digitale vaardigheden beschikte en zich niet comfortabel voelde om met digitale culturele content aan de slag te gaan. Meestal werden louter filmpjes of ander beeldmateriaal getoond.6
Leerkrachten die digitale tools willen gebruiken, zien door de bomen het digitale bos niet meer.
Hoewel de omschakeling naar online lesgeven in coronatijden verbazend snel gebeurde, werden vaak enkel de webcam en microfoon aangezet om zowel inhoudelijk als methodisch dezelfde lessen te geven. Veel docenten gaven echter aan dat ze ook na de coronacrisis deels digitaal willen blijven werken. Net daarin kunnen mogelijkheden liggen om een digitale meerwaarde te geven aan het onderwijs.7 Sociaal pedagoog Bert Smits, opgenomen in de top 100 Leaders in Education, stelt dat de sleutel ligt in het samen leren. Daarin moet dus meer worden geïnvesteerd.8 Een samenwerking van onderwijskrachten met archiefinstellingen én experts in digitale innovaties om educatieve tools te co-creëren zou dus het leervermogen van zowel de school als de archieven versterken. Want ook bij archivarissen is er nood aan basisopleidingen en modules die inspelen op specifieke digitale ontwikkelingen. In het voorjaar van 2019 onderzocht de Vlaamse Vereniging
57
Belgen op de vluch
Histories, Herita en FARO ontwikkelden ‘Erfgoedwijs’, een deelsite van KlasCement waarop erfgoedorganisaties leermiddelen kunnen posten. Foto: De school van de zusters van Heule of de SintGregoriusschool te Dudzele. Collectie: Stadsarchief Brugge / Jaa A. Rau (Beeldbank Erfgoed Brugge)
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Contactmomenten tussen onderwijs en erfgoedinstellingen zijn cruciaal. Vooral nu de discussie over de nieuwe eindtermen woedt, is het belangrijk te horen wat het onderwijs van de archieven verwacht.
58
voor Bibliotheek, Archief & Documentatie de vormingsbehoeften bij archivarissen. Onder meer het beeld dat veel beleidsverantwoordelijken (nog steeds) hebben van het werk van archivarissen, zorgt ervoor dat dat vormingsbeleid ontoereikend blijft.9 Volgens Evi Gillard, productmanager bij Cultuurconnect, kan expertisedeling echter maar werken als die ondersteund wordt vanuit het beleid en als er structurele maatregelen genomen worden om partners samen te brengen. Een kanttekening: een recent OESO-rapport doorbreekt de mythe van de digital native. Hoewel het digi-
https://wetoo.belgianrefugees14-18.be, de interactieve applicatie voor de derde graad secundair onderwijs van Amsab-ISG.
tale nu de norm is, varieert het gebruik van die technologie bij jongeren enorm. Ze zijn dus zeker niet als een homogene groep te benaderen.10
HOE HET ONDERWIJS BEREIKEN?
Leerkrachten die digitale tools willen gebruiken, zien door de bomen het digitale bos niet meer. Het is duidelijk dat een digitaal aanbod best niet op papier verspreid wordt. Leerkrachten zijn ook minder geneigd om naar de websites van culturele instellingen te surfen. Ze kennen die doorgaans niet én vinden er ook het educatieve aanbod niet meteen terug. Archieven zouden dus hun leermiddelen beter in de kijker moeten zetten. Platformen als KlasCement en Cultuurkuur van CANON Cultuurcel (beide departement Onderwijs), publiq (departement Cultuur), Kruit (het vroegere Kleur Bekennen) en Onderwijsnetwerk Antwerpen (ONA) zijn goede kanalen om leermiddelen te promoten. Voor thema’s als (de herinnering aan) de wereldoorlogen, democratie en verdraagzaamheid is het Vredescentrum de referentie. Hoewel KlasCement het meest omvattende portaal is om leermiddelen terug te vinden, geven bijna alle respondenten uit het UGentonderzoek aan dat ze er niet graag mee werken. Er blijkt bovendien veel onduidelijkheid te bestaan over hoe KlasCement werkt en wat er op het portaal allemaal terug te vinden is.11 Erfgoedwijs, een deelsite van KlasCement gelanceerd op de Dag van de Cultuureducatie 2021 wil alvast aan deze geformuleerde bezorgdheden tegemoet komen.
ht in Engeland tijdens WO I
Archieven en erfgoedbibliotheken (Vlaams, federaal, landelijk, lokaal en privé) bundelen hun krachten in LeerDok om online educatieve pakketten uit te werken voor het secundair onderwijs. Afbeelding: Maria Magdalena. Artiest: Hayez Francesco. Museum: Civica Galleria d'Arte Moderna (Milaan)
Volgens de vakdidactiek geschiedenis is het belangrijkste informatiekanaal voor de leerkrachten het door de pedagogische begeleidingsdiensten van de onderwijsnetten verzamelde educatief aanbod, zoals het PBDKO van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, het PBD van het Gemeenschapsonderwijs GO! en het BDP van de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten. Een mogelijkheid is ook om aan lerarenverenigingen te vragen om het educatieve aanbod in hun tijdschrift op te nemen of het te gaan voorstellen op nascholingen zoals bij het OSGG, de oud-studentenvereniging geschiedenis aan de UGent.
KLEINER IS FIJNER!
Contactmomenten tussen onderwijs en erfgoedinstellingen zijn dus cruciaal. Vooral nu de discussie over de nieuwe eindtermen woedt, is het belangrijk te horen wat het onderwijs van de archieven verwacht. Probleem bij een educatief project is dat het erg moeilijk is om generiek te werken. De noden van ‘het’ onderwijs zijn moeilijk te vatten als je niet kleinschalig begint door zelf een project te begeleiden. Dat ervoeren we al meermaals in Amsab-ISG. Zoals toen we, ook in het kader van het project Belgian refugees 14-18, met het Gentse
Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius samenwerkten. De leerlingen van het vierde jaar Elektrotechnieken besloten, na een inleidende les over vluchtelingen tijdens WO I, om jonge nieuwkomers in Gent te verwelkomen op hun eigen favoriete plekken. Ze maakten een interactieve kaart die door de Stad Gent werd bekroond met de Jong & Wijs Prijs. Ook het eindrapport van het UGent-onderzoek beveelt dergelijke kleinschalige en afgelijnde projecten aan om expertise op te doen die daarna kan worden gedeeld.12 De vraag is ten slotte of die initiatieven per se digitaal moeten zijn. Uit een recent opiniestuk van Bart Vandenbussche in De Standaard: “Wil er iemand eens een grondige doorlichting doen over het effectief gebruik (van digitale leermiddelen, sic) en het zogenaamde leerrendement daarvan?”13 ■
Martine Vermandere is publieksmedewerker projecten bij Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis. Bronnen en literatuur 1. De digitale transitie is mensenwerk, onderzoek in 2018 uitgevoerd in opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd en Media door de Onderzoeksgroepen Cultuur en Educatie (C&E), Media, Innovatie en Communicatietechnologieën (MICT) en Ghent Centre for Digital Humanities (GhentCDH). Zie: https://www. vlaanderen.be/publicaties/de-digitale-transitie-is-mensenwerk-onderzoek-naar-de-noden-op-het-vlak-van-hergebruik-van-digitale-culturele-content-in-de-samenleving. 2. De digitale transitie is mensenwerk, p. 29. 3. De digitale transitie is mensenwerk, p. 30. 4. Zie: https://wetoo.belgianrefugees14-18.be en https://onderwijs.hetarchief.be/collecties/1160241 5. Zie: https://radio1.be/enquete-rond-online-leren-vlaamse-onderwijs-loopt-voorop-op-vlak-van-digitaal-oefenen, (uitgezonden op 24 augustus 2020 in het ochtendjournaal) 6. De digitale transitie is mensenwerk, p. 19. 7. Zie: https://www.onderwijsvanmorgen.nl/ digitalisering-ten-tijde-van-corona-een-revolutie-of-een-stap-in-de-goede-richting/ (gepubliceerd op 30 april 2020) 8. B. Smits & Y. Larock, Iedereen schoolmaker. Investeren in samen leren. Lannoo Campus, 2020. 9. Zie: https://www.vvbad.be/meta/meta-nummer-20208/welgevormd-de-informatiesector-naar-structurele-samenwerking-voor?utm_ source=newsletter 10. OESO rapport over kinderen, technologie en welbevinden, 29 november 2020. 11. De digitale transitie is mensenwerk, p. 24. 12. De digitale transitie is mensenwerk, p. 46. 13. ‘Niet de schoolboeken zijn het probleem, wel de digitale rommel’, in: De Standaard, 15 juni 2021, p. 26-27.
59
IN EEN OOGOPSLAG
HET ARCHIEF VOOR ONDERWIJS Initiatiefnemer meemoo, Vlaams instituut voor het archief, stelt met dit gratis platform voor lesgevers, studenten lerarenopleiding en leerlingen in het secundair een schat aan audiovisueel lesmateriaal beschikbaar. onderwijs.hetarchief.be klokt dit jaar af op 173.862 gebruikersaccounts en meer dan 22.000 video- en audiofragmenten uit 44 verschillende archieven, waaronder dat van Amsab-ISG. Leen De Bruyn
toegang via onder andere Smartschool om zo beeld- en geluidsfragmenten te bekijken voor opdrachten die hun leerkracht voor hen heeft aangemaakt. Studenten in de lerarenopleiding krijgen ook toegang via hun school. Zo blijft het audiovisueel materiaal strikt binnen de context van het onderwijs.
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
ONTSLUITING VOOR HET ONDERWIJS
60
De redactie en de ervaren gedetacheerde leerkrachten bij Het Archief voor Onderwijs selecteren en verzamelen fragmenten in lesklare collecties, met veel aandacht voor didactische waarde, inzetbaarheid, leerplandoelen en eindtermen. Geselecteerde fragmenten worden gemetadateerd zodat Het Archief voor Onderwijs eenvoudig doorzoekbaar wordt op bijvoorbeeld vak, onderwijsniveau, trefwoord, uitzenddatum of aanbieder.
GRATIS TOEGANG VOOR ERKENDE LESGEVERS
De toegang tot Het Archief voor Onderwijs wordt verleend op basis van het stamboeknummer (Lerarenkaart). Erkende lesgevers kunnen zo een gratis account aanmaken voor zichzelf als lesgever. Leerlingen in het secundair krijgen
Organisaties die hun audiovisueel materiaal archiveren bij meemoo en die dit graag beschikbaar willen stellen voor het onderwijs kunnen rekenen op extra diensten en ondersteuning: van rapportering over het bereik en het gebruik van hun materiaal tot workshops over de ontsluiting voor het onderwijs. Via het onderwijsloket van Het Archief voor Onderwijs kunnen educatieve medewerkers van contentpartners op vaste dagen ook gerichte vragen stellen over hun materiaal en over de samenwerking. De lijst van partners met audiovisueel aanbod groeit elk jaar aan en omhelst organisaties uit de Vlaamse media-, cultuuren overheidssector. ■ onderwijs.hetarchief.be Leen De Bruyn is projectmanager onderwijs & accountmanager bij meemoo.
RECONQUER
ROME
START IN HET MUSEUM!
ONTDEK ONZE RONDLEIDINGEN & WORKSHOPS: WWW.KMKG-MRAH.BE WWW.MAQUETTEROME.BE
BOEK JE BEZOEK VIA RESERVATIONS@KMKG.BE JUBELPARK, BRUSSEL
BUURTEN MET ERFGOED 2.0
PILOOTPROJECTEN OPENEN OGEN Buurten met erfgoed brengt de erfgoedwereld en het onderwijs samen, met de buurt als bindmiddel. Op maat van de school worden projecten uitgetekend en ontdekken leerkrachten en leerlingen de verhalen achter hun schoolomgeving. Een jaar voor de coronapandemie uitbrak, vond de stuurgroep van Buurten met erfgoed de tijd rijp om de methodiek uit het lager onderwijs ook uit te proberen in het secundair, met een aantal pilootprojecten.1
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Poli Roumeliotis
62
C
OVID-19 gooide ook hier roet in het eten: scholen, leerkrachten en leerlingen werden uitgedaagd om zich staande te houden. Ook zo voor de pilootprojecten: Buurten met erfgoed (BME) volgt immers het ritme van de school, niet omgekeerd. Twee van de drie scholen die als eerste op de kar sprongen, zagen hun project stranden. Toch droeg hun ervaring bij tot het beter begrijpen van de noden en wensen van leerkrachten en directies in dergelijke omstandigheden. Het werd duidelijk dat projectmanagement en transparante communicatie sleutelbegrippen zijn. Hoe preciezer de scholen hun beoogde doel of effecten formuleerden, hoe hoger de slaagkansen. Ook cruciaal bleek de mate waarin men flexibel was (als organisatie of individu) om met onvoorziene omstandigheden om te gaan.
Athena Atheneum Oostende » aso, derde graad (5e jaar, 195 leerlingen per jaar) zowel in 2019-’20 als in 2020-’21 » betrokken leerkrachten: Nederlands, geschiedenis » titel: ‘Nachtschade’ » doel: de leerlingen bewustmaken van de culturele en sociale geschiedenis van het schoolgebouw
De muur van Berchem dient voor de jongeren van Sint-Willebrord als inspiratie om meer over de eigen buurt te weten te komen. © FARO
LIEFDE VOOR HET ERFGOED
Het Athena Atheneum voerde in dat eerste turbulente coronajaar zijn project in en rond het schoolgebouw – weliswaar in aangepaste vorm – uit. “Al bij al is de covidproofversie goed meegevallen en misschien valt er ook wel iets uit te leren,” zegt de drijvende kracht Kathelijn Vervarcke. “We hebben van de nood een deugd gemaakt en ingespeeld op de vormen en technieken die de leerlingen beheersen en die deel uitmaken van hun leefwereld. Met de gsm video’s maken en monteren: dat kunnen ze allemaal goed. Die werden daarna via hun eigen kanalen verdeeld – die bereik je anders niet. Onze leerlingen vonden dit toffer dan een opendeurdag met livevoorstellingen, wat eerst de bedoeling was.” Een belangrijke motivatie om deel te nemen was de recente fusie met een andere school: “De populatie uit een ‘witte’ school net buiten Oostende werd gemengd met een typisch stadspubliek. We kwamen terecht in een oud gebouw waarvoor niet iedereen even enthousiast was. Vandaar dat we een project opzetten om onze school-
gemeenschap de liefde voor het erfgoed bij te brengen.” Volgens Kathelijn is dat bij zo’n 80 % van de leerlingen geslaagd. We hebben samen de documentaire Charlatan bekeken, over Arno, een oud-leerling. “De leerlingen merkten op dat de documentairemakers willekeurige beelden monteerden op de schooltijd van Arno. Hun reactie: ‘Ze hadden het maar aan ons moeten vragen, we hebben zoveel materiaal in het archief!’ Het is wel heel geslaagd als ze zo verontwaardigd zijn en hun verhaal willen delen.”
VERHALEN DICHT BIJ HUIS
In volle pandemie en niet zonder aarzelen besloten ook drie andere secundaire scholen de sprong te wagen. Er loopt een rode draad doorheen de projecten: het belang van verhalen en gedeelde geschiedenissen. De leerlingen werden erop uitgestuurd om interviews af te nemen, die noodgedwongen, door de coronamaatregelen, in de directe omgeving plaatsvonden.
63
De maquette van ‘Het Appartement’ uit Houthalen staat tentoongesteld in Cultuurhuis Casino. © FARO
Keerpunt Houthalen (Freinet) » aso, eerste graad (1e jaar, 10 leerlingen – startende school) in 2020-’21 » betrokken leerkrachten: hele team » titel: ‘Het Appartement’
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
» doel: de school inbedden in de wijk, de verwevenheid met de buurt versterken
64
Zo was er de opstartende Freinetschool in Houthalen-Helchteren die BME aangreep om zich met de buurt te verbinden. Leerlingen hadden mooie herinneringen aan een nabijgelegen appartementsblok dat enkele jaren voordien was afgebroken. Het project? Dit gebouw als maquette reconstrueren, onder het motto: ‘Als je vanuit de leefwereld van de leerlingen vertrekt, motiveer je ze meer’. Zo ontstonden diverse invalshoeken die gelinkt konden worden aan de leerinhouden: perspectieftekenen, geschiedenis en taal. Gaandeweg verwierven de leerlingen meer kennis over hun buurt, met daarin een belangrijke, centrale plaats voor de steenkoolindustrie. “Samen met Jean, een oud-mijnwerker en buurtbewoner, gingen we naar zijn mijncollectie in Greenville kijken.2 Hij bracht zijn persoonlijk verhaal, maar op een of andere manier was de hele klas ermee verbonden. Het ging over véél meer dan ‘de mijnwerkers die van overal in de Belgische mijnen kwamen werken’. Iedereen voelde veel respect,” vertelt Els Desmedt namens het leerkrachtenteam. Met de input van de lokale erfgoedpartners kwam er ook een toonmoment voor de buurt, een evenement waarbij de ouders werden betrokken. Cato Gys, een van de bezielende leerkrachten,
De leerkrachten van Sint-Willebrord Berchem leren tijdens de startdag hoe ze erfgoed in de klas kunnen gebruiken. © FARO
verduidelijkt: “Dat toonmoment is een belangrijke ‘beloning’, de leerlingen kunnen dan zien hoe anderen op hun werk reageren. Dit geeft energie en leidt tot teambuilding.” Ook de leerkrachten zijn enthousiast: “Ideaal dat we dit als startende school hebben gedaan: het zette ons op de kaart,” zeggen ze in koor.
Busleyden Atheneum, Campus Caputsteen Mechelen (Freinet) » aso, tso, kso, tweede graad (3e jaar, 127 leerlingen) in 2020-’21 » betrokken leerkrachten: Nederlands, aardrijkskunde, Engels, kunst » titel: ‘Mechelse feesten’ » doel: de leerlingen in contact brengen met immaterieel erfgoed in Mechelen
DE KRACHT VAN HET TEAM
Hier koos de school voor een projectweek rond immaterieel erfgoed met het thema ‘feest’. Het vertrekpunt was het persoonlijk erfgoed van de leerlingen. Van daaruit werd de brug geslagen naar het gemeenschappelijk erfgoed. Leerlingen interviewden Mechelaars die feesten vieren die zijzelf niet (van huis uit) kennen. Het leerkrachtenteam sloeg de handen in elkaar en liet de leerlingen proeven van verschillende verwerkingsvormen voor hun interview: stripverhaal, theater, dans en podcast. In de evaluatie benadrukten zij de kracht en het effect van teamwork met collega’s. Een van hen, Tim Glorieux, vertelt: “Belangrijk is dat dit niet wordt opgelegd, zo van: ‘Jullie gaan nu een
De speelplaats van het Athena Atheneum in Oostende. © FARO
project doen vanuit cultureel erfgoed’. Onze gemeenschappelijke interesse was het vertrekpunt. Op de oproep van de directie hebben een aantal leerkrachten gereageerd. Iedereen die meedeed was dus geïnteresseerd en gemotiveerd. Een tip voor andere scholen: leg projecten als BME niet op, maar stel de vraag wie wil deelnemen. Dan heb je veel meer kans op slagen!”
Sint-Willebrord Berchem » bso, alle graden (70 leerlingen) in 2020-’21 » betrokken leerkrachten: project algemene vakken / maatschappelijke vorming » titel: ‘Migratie’ » doel: de betrokkenheid op school verhogen door het persoonlijk erfgoed van leerlingen te verbinden met het lokale
LEERLINGEN (EN LEERKRACHTEN) LEREN KIJKEN
De Sint-Willebrordschool in Berchem ging aan de slag met het erfgoed van de leerlingen. Deze beroepsschool bestaat bijna volledig uit leerlingen met een migratieachtergrond. Zij werden uitgenodigd om hun ouders of grootouders te interviewen, om zo een scherper beeld te krijgen van hun familie en van zichzelf. De leerkrachten waren verrast door het effect van deze vraag: de uitwisseling van familieverhalen bracht heel wat momenten van herkenning en ontroering teweeg.
De leerlingen van Busleyden Atheneum in Mechelen toveren hun afgenomen interviews om tot een stripverhaal. © FARO
Leerkracht Sandra Goyvaerts: “Een paar leerlingen merkten dat hun naasten er deugd aan beleefden om eens hun verhaal te doen. Ze waren verrast dat hun opa bijvoorbeeld zo enthousiast was om dat allemaal te vertellen aan zijn kleindochter. Hierdoor beseften ze dat het belangrijk is dat ze dit weten, of toch, er op z’n minst over praten. Je krijgt ook een andere band met de leerlingen; ze komen dichterbij en je ziet ze ook anders. Dit project heeft dus iets losgeweekt bij de leerlingen en hun ouders. Hoewel deze verhalen niet in de schoolboeken staan, werken ze verbindend, ook naar de ouders toe. Als ik de tijd kon terugdraaien, dan was ik er vroeger mee begonnen. Dan hadden we ook voor een mooie afsluiter kunnen zorgen.”
Poli Roumeliotis is regisseur van Buurten met erfgoed.
Bronnen en literatuur 1. Deze stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van BAMM, CANON Cultuurcel, Cera, Educatie voor duurzame ontwikkeling, Erfgoedcel Brussel, FARO, Herita, Histories en de provincie Oost-Vlaanderen. 2. Zie: https://greenville.be/over-ons/.
Kortom, de leerwinst voor scholen die investeren in een BME-traject is groot. Niet enkel voor de leerlingen, maar ook voor de leerkrachten en de ouders. Uit alle pilootprojecten weerklinkt de wens om het opnieuw te proberen, om de nieuwe ervaringen en kennis te integreren in de lessen. En om erfgoed een vaste plek te geven op school. Met andere woorden: hoe mooie dingen ontstaan wanneer leerkrachten en directies met een andere bril durven kijken. ■ www.buurtenmeterfgoed.be.
65
WERKEN AAN IDENTITEITSVORMING
DE VERBINDENDE KRACHT VAN SCHOOLERFGOED Schoolarchieven, collecties didactische voorwerpen en handboeken, historische schoolgebouwen, tradities zoals Chrysostomos … De meeste scholen bewaren een schat aan onroerend, roerend en immaterieel erfgoed. Erfgoed met een groot maatschappelijk en pedagogisch potentieel. Tegelijk stelt het onderwijsinstellingen ook voor uitdagingen. Leen Alaerts, Ria Christens en Joris Colla
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
E
66
rfgoedzorg behoort immers niet tot hun kerntaken en ze beschikken vaak over onvoldoende mensen en middelen om een structurele erfgoedwerking uit te bouwen. Scholen en professionele erfgoedorganisaties vinden bovendien niet altijd de weg naar elkaar. Een gebrek aan inzetbare methodieken en tools en aan inspirerende voorbeelden bemoeilijkt dan weer de educatieve inzet van schoolerfgoed. Er is daarnaast ook een uitgesproken nood in het onderwijs. Onderzoek van de KU Leuven toonde aan dat de meerderheid van de Vlaamse scholen er momenteel onvoldoende in slaagt een inclusief, intercultureel schoolklimaat te realiseren. Dat heeft veelal te maken met de heersende visie op wat wenselijk is. De meeste scholen zijn op dit moment hetzij kleurenblind voor culturele verschillen, hetzij gericht op het aanbrengen van de dominante taal of cultuur en dus op assimilatie.
Met het cultureel-erfgoedproject Slimerfgoed.be speelden Cultureel Erfgoed Annuntiaten Heverlee (CEAH) en KADOC-KU Leuven in 20192021 in op die uitdagingen.1 Ze werkten daarbij samen met meer dan twintig onderwijs- en erfgoedpartners. Slimerfgoed.be kreeg gestalte in vier proeftuinen, een online kennisplatform en de vormingsreeks Slim aan de slag met schoolerfgoed (mei 2021-januari 2022). Essentieel bij de realisatie van de proeftuinen was het partnerschap tussen erfgoedorganisaties en scholen. Twee van die proeftuinen waren gericht op de zorg voor schoolerfgoed. ‘Buitengewoon waardevol’ focuste op het participatief waarderen van het erfgoed van een school voor buitengewoon onderwijs. ‘Iedereen archivaris’ onderzocht hoe een school via een vrijwilligerswerking werk kan maken van een duurzame erfgoedzorg. In de twee andere proeftuinen gebruikten leerkrachten, in samenwerking met studenten leraren-
Proeftuin Slimerfgoed bij Regina Assumpta in Anderlecht. © Erfgoedklassen en Burgerschap
1
Project 'Interculturele dialoog' over onderwijserfgoed, dat mee de interculturele dialoog kan faciliteren. © Michiel Suls
Interculturaliteit: realiteit en werf in het leerplichtonderwijs. Proeftuin Slimerfgoed bij NT2, OKAN Heilig Hartinstituut Heverlee 2019. © Michiel Suls
67
opleiding, schoolerfgoed om een interculturele leeromgeving tot stand te brengen en te werken over de identiteit van de school. In deze bijdrage gaan we dieper in op de proeftuin over schoolerfgoed en identiteit.
TROEVEN EN NODEN
Interculturaliteit en identiteit zijn actueel in de samenleving en in het leerplichtonderwijs. Zowel internationaal als in de Vlaamse context dringen beleidsmakers aan om in het onderwijs sterker in te zetten op interculturele competenties. Bij Unesco en de Europese Unie staan die al een decennium centraal en met de invoering van de nieuwe eindtermen in het Vlaams secundair onderwijs (september 2019) zijn cultureel bewustzijn en interculturaliteit ook voor dit onderwijsniveau effectieve eindtermen en niet langer inspanningsverplichtingen. Erfgoededucatie biedt veel troeven om in te zetten op identiteit en interculturaliteit. Erfgoed omvat de sporen uit het verleden die mensen de moeite waard vinden om te bewaren. Het is verbonden met de afkomst, taal, godsdienst, cultuur, media of het collectief geheugen van een groep mensen. Zo laat het toe de kennis over andere talen en culturen te versterken, evenals het begrip over de structuur, grammatica en uitingen van de eigen en andere culturen. Nog een troef is dat erfgoed naast de historische component ook gericht is op heden én toekomst. Op die manier stimuleert het een herdefiniëring van de eigen identiteit en de verschillen met anderen.
scholen de proef op de som. Ze kregen toegang tot de erfgoedcollecties bewaard bij CEAH, KADOC en AMVB en in de Erfgoedbank Brussel. De leerlingen ontdekten het erfgoed van hun eigen school. Daarbij waren minder prestigieus en ondergewaardeerd erfgoed en ‘petites histoires’ minstens zo interessant als de topstukken en de ‘officiële schoolgeschiedenis’. De proeftuintrajecten kozen bewust niet voor een benadering waarin bepaalde geïdealiseerde of toonaangevende visies op verleden, heden en toekomst werden opgelegd. Intersectioneel of kruispuntdenken werd gehanteerd als denkkader om vooroordelen en stereotypering van bepaalde groepen tegen te gaan. Ieder mens is een kruispunt van aspecten van identiteit, zoals etniciteit, klasse, levensfase, handicap, sekse, gezondheid, religie, levensbeschouwing, geaardheid, professionele socialisatie, taal en nationaliteit. Verschillende op elkaar inwerkende en aan verandering onderhevige aspecten bepalen samen je identiteit en maatschappelijke status.
DE SCHOOL IS VAN IEDEREEN
DOSSIER ONDERWIJS & ERFGOED
Omdat de school van iedereen is, biedt schoolerfgoed veel kansen om op een verbindende manier aan identiteitsvorming te werken. De school is de ideale leeromgeving om competenties ter zake te ontwikkelen en kan gezien worden als de sociale omgeving waar op een constructieve manier en in wederzijds begrip over identiteit wordt nagedacht en waar gemeenschapsvorming wordt geoefend en beoefend.
Project 'Interculturele dialoog' over onderwijserfgoed, dat mee de interculturele dialoog kan faciliteren. © Michiel Suls
In de Slimerfgoed-proeftuin ‘School vol verhalen, school zonder geheugen: leerlingen maken (de identiteit van) de school’ namen vier Brusselse
Nog een troef is dat erfgoed naast de historische component ook gericht is op heden én toekomst. De identiteit van je school getekend. Proeftuin Slimerfgoed bij Mater Dei Sint-Pieters-Woluwe 2021. © Elliot Vermaas
68
De leerkrachten waardeerden zowel de rijkdom als het verbindend potentieel van het erfgoed dat ze aangereikt kregen: “Er was heel veel beeldmateriaal dat ze [leerlingen, nvdr.] konden aanraken, dat ze mochten gebruiken en dat was, denk ik, heel sterk, zeker voor leerlingen die minder taalvaardig zijn”. Een andere leerkracht benadrukte dat de manier waarop je ermee aan de slag gaat heel belangrijk is: “Ik denk dat erfgoed zowel verenigend als verdelend kan werken. Het kan verenigend werken als verschillende mensen willen leren van andere culturen. Maar er zijn ook altijd mensen die hun eigen erfgoed en cultuur belangrijker vinden dan de rest, waardoor ze eigenlijk afstand nemen van de anderen. In deze trajecten was het erfgoed verbindend”.
‘AGENCY’
Een cruciaal kenmerk van deze proeftuin was het bedenken en formuleren van vragen. Dat gebeurde op twee niveaus. In een eerste fase dachten leerkrachten en erfgoedmedewerkers samen na over mogelijk interessante onderzoeksvragen. Vervolgens was het essentieel dat leerlingen zelf vragen formuleerden over het thema. Een vraag doet immers meer appel op leerlingen dan een thema. Om leerlingen te stimuleren om zelf tot vragen te komen, werden ze geconfronteerd met een prangend probleem, een meeslepende getuigenis, pakkende beelden of gegevens die haaks staan op hun vooronderstellingen. De vondst van een schrift van een leerling uit 1970 wekte bijvoorbeeld de nieuwsgierigheid bij de kinderen van de basisschool Regina Assumpta in Anderlecht. Ze brainstormden en formuleerden vragen. Zo werden ze gestimuleerd om hun voorkennis te activeren, associaties te maken en vooronderstellingen expliciet te maken. Zouden ze deze oud-leerling nog kunnen terugvinden? Het project kreeg iets van een queeste. Verder maakten de leerlingen in elk traject iets: een kunstwerk, filmpje, tentoonstelling, tijdscapsule, tijdslijn, tekst … Dat vergrootte hun eigenaarschap of ‘agency’ en versterkte het leerproces. Volgens de Amerikaanse wiskundige en pedagoog Seymour Papert is ‘maken’ de beste en meest diepgaande manier van leren, omdat leerlingen in hun maakproces vaak tot nieuwe kennis komen. Het geleerde wordt tastbaar en spreekt meer tot de verbeelding.
RELEVANTER DAN OOIT
Als het over identiteit gaat, ligt er op school veel werk op de plank. Hierover werken met leerlingen is meer dan ooit relevant. De Slimerfgoed-proeftuin toonde dat het inzetten van schoolerfgoed toelaat om dat op een gelaagde en meerstemmige manier te doen en verbindend te werken. De trajecten waren stuk voor stuk maatwerk en vroegen veel voorbereiding van de leerkrachten. Ze konden wel terugvallen op de aangeboden ontwerpkaders om met hun leerlingen stapsgewijs aan de slag te gaan. De hulp inroepen van ‘erfgoedkenners’ was daar een onderdeel van. Het hielp ook om vak- en klasoverstijgend te werken. Vele handen maken sterk werk! ■
Leen Alaerts is als lector geschiedenis en onderzoeker verbonden aan de lerarenopleiding Secundair Onderwijs en de opleiding Sociaal Werk van UCLL. Ria Christens is archivaris en erfgoedbeheerder bij de zusters annuntiaten in Heverlee. Joris Colla is consulent bij KADOC-KU Leuven.
Bronnen en literatuur » G.B. Burman, ‘Urban Education’, in: T. J. Smits, Leerkrachten opleiden in een superdiverse samenleving. Kennisontwikkeling voor de onderwijspraktijk. Leuven-Den Haag: Acco, 2019, pp. 41-90. » L.B. Celeste, ‘Can school diversity policies reduce belonging and achievement gaps between minority and majority youth? Multiculturalism, colorblindness and assimilationism assessed’, in: Personality and Social Psychology Bulletin, 2019, pp. 1-16. » J. De Groof, V. Donche & P. Van Petegem, Onderzoekend leren stimuleren: effecten, maatregelen en principes. Leuven: Acco, 2012. » European Union, Cultural Awareness and Expression Handbook. European Agenda for Culture, work plans for culture, 2015-2018. Luxemburg: Open method of Coordination working group of EU Member States experts on the Development of the key Competence ‘Cultural awareness and Expression’, 2016. » Djapo vzw, Methode systeemdenken. Een denk- en werkwijze voor het basisonderwijs. Les iles, 2014. » P. Hoogeveen en J. Winkels, Het didactische werkvormenboek, variatie en differentiatie in de praktijk. Assen: Gorcum B.V., 2018. » R. Ritchhart, M. Church, & K. Morrison, Making Thinking Visible: How to Promote Engagement, Understanding, and Independence for All Learners. San Francisco: Jossey-Bass, 2011. » UNESCO, Intercultural Competences, Conceptual and Operational Framework. Parijs: UNESCO, Intersectoral Platform for a Culture of Peace and Non Violence, Bureau for Strategic Planning, 2013. » J. Van den Bossche, Leidraad: dieper dan Shakespeare, hoger dan de katedraal. Erfgoededucatie in de schoolbuurt. Brussel: Agentschap Onroerend Erfgoed, Vlaamse overheid, 2016.
1. Zie ook: R. CHRISTENS en C. DUJARDIN, ‘Wissel op de toekomst. De participatieve kansen van schoolerfgoed’, in: faro, december 2020, pp. 20-23, https://issuu. com/faronet/docs/faro_2020_13_4_issuu
slimerfgoed.be Project ‘Museum Ras in de klas’: projectonderwijs biedt ruimte en tijd om te werken met schoolerfgoed. © Nienke De Backer
69
ERFGOED
PLEK
SCHATKAMER IN BRUSSEL Erfgoed is voor letterlijk iedereen betekenisvol en relevant. Bekende personen wijzen u de weg naar hun erfgoedplek. De plek van: Dorothée van den Berghe, filmregisseur, scenarist en docent.
Als alles goed gaat komt Aller/Retour dit najaar in de zalen. Aller/Retour is de vierde langspeelfilm van de bekende filmregisseur Dorothée van den Berghe. Eerder regisseerde ze onder meer Rosie & Moussa, een prent waarmee ze in 2018 de Ensor voor Beste Jeugdfilm won, en My Queen Karo. Voor haar erfgoedplek keert ze terug naar haar jeugd, in Brussel: “Toen ik studeerde aan Sint-Lukas en vastzat met een scenario, ging ik steevast wandelen. Om een of andere duistere reden kwam ik dan bijna altijd langs bij wat vandaag de Cinematek is; vroeger heette dat het Filmmuseum. Aan de buitenkant had je daar een soort van sjiekenbak, een automaat waarmee je met een draai aan de knop een opgevouwen pakketje kreeg. Dat ontvouwde zich, heel wonderlijk, tot een lange strook met het volledige filmprogramma van die maand. Elke dag kon je er voor een habbekrats, twintig frank als ik het me goed herinner, naar vijf films kijken: twee stille en drie gesproken films. Elke keer als ik daar binnenstapte, klaarde mijn hemel helemaal op en vond ik het vervolg voor mijn scenario. Nu ik zelf lesgeef aan LUCA School of Arts zeg ik mijn studenten altijd dat het programma van de Cinematek de perfecte leerschool is, gelet op het onwaarschijnlijke aanbod. Nergens ter wereld vind je zo’n schatkamer.” “De enorme collectie van de Cinematek wordt zorgvuldig bewaard, gerestaureerd en gedigitaliseerd. Die talloze films met hun vluchtige levensverhalen, kussen en aanrakingen, ongrijpbare ervaringen en dromen komen pas echt tot leven door een vertoning in de zaal. Het licht dat door de duisternis priemt, het verhaal in beweging zet en zo mensen raakt: het blijft me betoveren. En samen naar een film kijken en het verhaal beleven vind ik ook heel bijzonder.” ■ » Door: Roel Daenen | Foto erfgoedplek: © Bea Borgers | Portretfoto: © Johan Jacobs
70
In deze nieuwe publicatie delen Bruno De Wever (UGent), Hester Dibbits (Reinwardt Academie), Poli Roumeliotis (Buurten met erfgoed) en Milo Rau (NTGent) hun ideeën over de rol die elk van ons kan opnemen in het proces van erfgoedvorming en betekenisgeving. Daarbij focussen ze op het belang en potentieel van erfgoed in cultuureducatie. Ilja Leonard Pfeijffer en Rebekka de Wit zorgen voor extra beschouwingen.
Erfgoed is kunt u gratis raadplegen en downloaden als e-publicatie via https://faro.be/publicaties/erfgoed.
Erfgoed is is een realisatie van CANON Cultuurcel (Departement
Onderwijs en Vorming), Departement Cultuur, Jeugd en Media, en FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. Deze publicatie
kwam tot stand naar aanleiding van de Dag van de Cultuureducatie op 11 maart 2021, met als thema ‘Erfgoed is’.
én van maandag 25 tot vrijdag 29 april 2022
Alle info voor deelnemers faro.be/erfgoeddag
Welkom op het Groot Onderhoud 2021! Wil u de banden met het onderwijs aanhalen, maar weet u niet hoe of met wie? Bent u op zoek naar inspiratie, goede praktijkvoorbeelden of literatuur over hoe erfgoed in het onderwijs aan bod kan komen? Wil u de volgende editie van Erfgoeddag optimaal voorbereiden? Een ellebooggroet of vuistje uitwisselen met collega’s die u al lang niet meer gezien heeft?
Inderdaad, alle redenen zijn goed om uw jaarlijks Groot Onderhoud vooral niet te missen! Afspraak op dinsdag 30 november in het Congres- en Erfgoedcentrum Lamot in Mechelen.
Meer info? www.hetgrootonderhoud.be